De Vogeleezangsclie rechtszaak
Tegen een bakker en diens knecht
VOOR HET GERECHTSHOF
TE AMSTERDAM
WOENSDAG 6 SEPTEMBER
In hooger beroep eischte de procu
reur-generaal bevestiging van
de vonnissen
De waarde van den eed
In hooger beroep
Afgescheept
Getuigen a décharge
Pastoor Burwinkel
Requisitoir
Verdediging
AVTOMATISCH TELEFOONVERKEER
De tweede zaak
FAILLISSEMENTEN
VERKEERSONGEVALLEN
Ongelukkig proeftochtje
Aanrijding in den nacht
Automatiseering van
telefoonnetten
Lisse, Sassenheim en Noordwijker-
hout door de „kiesschijf" on
derling verbonden
MIDDELB. TECHN. SCHOOL
Uitslag herexamens
iiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Gistermiddag werden in hooger beroep
voor het Amsterdamsche Gerechtshof de
rechtszaken behandeld tegen een bakkers
knecht uit Vogelenzang, verdacht van
meineed en tegen een bakker, verdacht
van poging tot zware mishandeling op een
agent van politie op 25 Juni 1932. De pro
cureur-generaal eischte bevestiging van de
vonnissen van de Haarlemsche rechtbank
en den politierechter. De verdedigers pleit
ten vrijspraak. Pastoor F. Burwinkel uit
Vogelenzang sprong moedig voor zijn paro
chianen in de bres en gaf een verklaring
van de waarde van den eed voor Katho
lieken.
De zaak, waar het om ging, was als volgt:
De agent van politie A. Laduc trad op 25
Juni 1932 de bakkerij van den heer F. te Vo
gelenzang binnen, omdat hij een overtreding
van de arbeidswet geconstateerd had. De bak
ker zou toen den agent met een mes bedreigd
hebben, waarom deze proces-verbaal tegen den
bakker opmaakte. De zaak kwam voor den
Haarlemschen politierechter, waarbij de 23-
jarige bakkersknecht S., die bij het voorval
tegenwoordig was geweest, verklaarde dat zijn
patroon geen mes in zijn hand had gehad.
Daar men hem van meineed verdacht, werd
er een strafzaak tegen hem aanhangig ge
maakt en de zaak tegen den bakker geschorst.
Tijdens deze strafzaak voor de Haarlemsche
rechtbank verklaarden negen Katholieke in
woners van Vogelenzang, als getuigen a dé
charge gehoord, dat de agent van politie LaduC
gefantaseerd moet hebben en dat de bakker
geen mes had gebruikt. Niettemin veroordeel
de de rechtbank den knecht wegens meineed
tot acht maanden gevangenisstraf, bouwende
op het ambtseedig proces-verbaal van den
agent. Verdediger was mr. J. A. P. C. ten
Bokkel.
Maandag 24 April j.l. werd de geschorste
zaak tegen den bakker F. voortgezet. De ver
dediger, mr. T. A. M. A. van Löben Seis ver
zocht uitstel, omdat de oorzaak, waarvoor de
zaak geschorst werd, niet is vervallen, zoolang
het vonnis van den knecht niet in kracht van
gewijsde is gegaan. Omdat de Officier van
Justitie en de politierechter zich daarmede
niet konden vereenigen, zag de verdediger van
elke verdere verdediging af.
Na het hoeren van eenige nieuwe getuigen
en verhoor van verdachte werd deze door den
politierechter tot drie maanden gevangenis
straf veroordeeld. De eisch was zes maanden
"vangenisstraf.
In de hooge ruime rechtszaal van het Am-
sterdamsch gerechtshof werd allereerst onder
groote belangstelling van een volle publieke
tribune en eenige advocaten de zaak behan
deld tegen den 23-jarigen bakkersknecht S.,
beschuldigd van meineed. Hem werd ten laste
gelegd, dat hij in strijd met de waarheid op
22 Maart 1933 voor den Haarlemschen politie
rechter verklaard had, dat de agent Laduc
werd achtervolgd door den bakker F„ zonder
dat deze een mes of iets anders in zijn handen
had. Gehoord werden 7 getuigen a charge en
9 a décharge. Daar de vroegere wethouder
en toenmaals loco-burgemeester van Bloemen-
daal, de heer Kremer, in Zwitserland vertoef
de, werd er van afgezien, hem ni>g als getuige
te hooren, evenals de wel opgeroepen, maar
liet verschenen getuige K.
Ondervraagd verklaart verdachte S„ dat hij
het voorval van het begin tot het einde heeft
gezien. Bakker F. was met zijn vrouw en kin
deren in de keuken achter de bakkerij, waar
zijn vrouw brood sneed. De agent, van politie
Laduc was toen binnengeloopen om proces
verbaal tegen hem op te maken wegens een
overtreding van de arbeidswet (een 14-jarige
jongen ventte met brood). De bakker was toen
kwaad de bakkerij binnengeloopen, had een
blik opgenomen en weer neergesmeten, daarna
een roerijzer vastgepakt en daarmede een heet-
waterkraan opengedraaid. Vervolgens had hij
het roerijzer weer neergezet, de kraan dicht
gedaan en was toen den agent achterna ge
gaan, die zich inmiddels op zijn fiets uit de
voeten maakte, voortdurend omkijkend. Perti
nent verklaart verdachte, dat de bakker F, bij
zijn achtervolging niets in zijn handen had
gehad en alle voorwerpen weer op een tafel
had neergelegd.
De eerste getuige, de 25-jarige onbezoldigd
veldwachter Laduc blijft bij zijn ambtseedig
proces-verbaal.
Na het voorval was getuige onmiddellijk naar
het politie-bureau gegaan en had gezegd: „Ik
ben bedreigd met een mes." Des middags had
hij met den hoofdagent T. en nog een anderen
een onderzoek in de bakkerij ingesteld en naar
messen gevraagd en toen waren hem een be
schuitmesje en een aardappelmesje getoond,
maar deze waren niet de gezochte, want dat
was grooter. Hij kon zelfs precies de maten
ervan opgeven!
Later toen de rechter-commissaris een be
zoek aan de bakkerij bracht, was men ook met
een mes bezig en dit werd toen onmiddellijk
door agent Laduc als het mes erkend, waar
mede hij bedreigd was.
Verdachte hierover ondervraagd, erkent, niet
aan het mes gedacht te hebben, omdat dit
altijd in den kelder ligt en het slechts zelden
gebruikt wordt.
De president vindt dit zeer bedenkelijk.
„Waarom denk je niet aan iets dat altijd ge
bruikt wordt?" is zijn vraag aan verdachte.
Getuige Laduc betree;voorts dat verdachte
tijdens de achtervolging geroepen zou hebben:
„Ik zal je aan het mes rijgen", maar toen
moest de bakker het mes nog te voorschijn
halen.
De bakkersvrouw zoi voorts geroepen heb
ben: „Kees kom terug, loe het niet." Getuige
Laduc weet dit niet m ir, alhoewel hij voor
den rechter-commissaris verklaard heeft het
gehoord te hebben.
De president verklaart de beteekenis van den
uitroep van de vrouw aldus, dat zij bang was,
dat haar man den agentin zijn bakkers-
pakje achterna zou loopenl
Nogmaals wordt het geval besproken, waarbij
de president zegt in de opvolging van de han
delingen van den bakker een climax te vinden:
Eerst het blikje kwaad tegen den grond ge
gooid, toen het roerijzer, toen de kraan dicht
gedraaid, en toen metniks in zijn handen
den agent achterna. Onmogelijk!
Als verdachte dit op rustigen toon verklaren
wil, zegt de president: „U moet de hoofd
zaken niet door de bijzaken trachten te ver
doezelen....!"
De agent van politie L. erkent dat Laduc
onmiddellijk tegen hem na zijn aankomst op
het bureau gezegd had, dat hij met een mes
bedreigd was. Hij heeft te zamen met den ge
noemden hoofdagent T. en getuige Laduc een
onderzoek in de bakkerij ingesteld en toen een
beschuitmes gekregen.
De president: Ik kan mij niet voorstellen
dat u zich met zoo'n mes laat afschepen. Er
zijn toch wel grootere messen in de bakkerij:
Getuige verklaart naar een groot mes ge
vraagd te hebben, dat echter naar alien be
weerden niet aanwezigwas. Er is nooit een
mes in de bakkerij, heeft verdachte toen ge
zegd. Vernachte houot het ook thans vol: Toen
was er geen mes in de bakkerij, 'tls er niet
en nou is het er ook niet. Het groote mes
lag altijd in den kelder en werd bij den inval
van den rechter-commissaris gebruikt, omdat
het aardappelmesje reeds eerder in beslag ge
nomen was.
De hoofdagent T. bevestigt de verklaringen
van zijn ambtgenoot. Getuige Laduc heeft ge
zegd dat de getoonde niet de juiste waren en
steeds een grooter het in den kelder ge
vondene als het juiste erkent.
De president: Als Laduc een mes had ge
fantaseerd, had hij gemakkelijk het eerste het
beste getoonde mes als het juiste kunnen aan
wijzen. Hij heeft dit niet gedaan, maar eerst
later toen het in den kelder aanwezige mes te
voorschijn kwam, als het juiste aangewezen.
Hfj kan zich dus niet vergissen en moet öf
liegen óf de waarheid spreken.
Verdachte: Laduc durfde het niet positief
aan te wijzen.
De president: Hij durfde het wel positief
aan te wijzen. Nee jongen, je beweert maar
wat.
Als er een mes was dan had u het moeten
zeggen. Je wist dat het in den kelder was. Dat
wordt nu wel gezegd, maar het had ook wel
in de nabijheid kunnen liggen.
De 33-jarige bakker K. verklaart, dat hij op
13 September den verdachten bakker F. tegen
getuige v. D. en diens vrouw had hooren zeg
gen: Ik hoop maar dat hij volhoudt en niet
gaat draaien, want anders dan schieten wij
er beiden in.
Getuige verklaart onomwonden het bewuste
mes nooit gezien te hebben: het werd niet
gebruikt in de bakkerij.
De kapper v. D. erkent dat na het verhoor
van zijn vrouw door den rechter-commissaris
de bakker bij hem op bezoek was geweest en
gezegd had zooiets. als: Als ijij (d.i. de „mein-
éédigdë" bakkersknecht^ dan maar toegeeft mag
hij naar huis toe.
De verdediging verklaart iiit: In strijd met
de waarheid iets zeggen om maar los te komen.
Een buurvrouw van den bakker, mevr. V.—H.,
verklaart niets van de ruzie in de bakkerij
gezien te hebben, maar wel gehoord. Zij stond
aan de achterzijde van het huis en had de
bakkersvrouw hooren roepen;
Kees kom hier, doe het niet! Latei bij het
genoemde bezoek van den bakker had zij hem
hooren zeggen: „Als S. draait, hang ik ook!"
Op Palm-Zondag 1933 had haar zoontje
tandpasta moeten halen bij den kapper. Toen
had zij op straat met den rug naar hem toe
(zij wilde geen aandacht trekken en haar be
langstelling niet laten blijken!)den kap
per zien staan praten met iemand in een auto
en hem hooren zeggen: Ik ben duizendmaal
blij, dat het wijf v. V. niet gezien heeft dat
ik het mes in handen had. Voor den rechter
commissaris heeft deze getuige echter ver
klaard.... dat ik het mes in de schutting ge
stoken heb. Getuige herinnert zich dit niet
meer.
(Getuige heeft geen mes gezien, heeft zelfs
niet gezien, maar wel gehoord dat er gezegd
is: „Ik zal je aan het mes rijgen." Er ontstaat
tegenspraak tusschen de verklaringen van deze
getuige en getuige Laduc en de verdediger
merkt dan ook op: Getuige heeft dingen ge
hoord, die Laduc niet gehoord heeft!
Vervolgens komt voor het getuigenhekje de
34-jarige bakker F., die vervolgd wordt wegens
bedreiging van een agent, en onder cc-de wil
getuigen. Frank en vrij geeft hij antwoord op
de vragen van den president:
Waarom was u boos toen Laduc proces
verbaal opmaakte. Deze was toch in zijn recht.
Nietwaar. Hij was niet in zijn recht, want
de 14-jarige jongen, die ventte, krijgt daar
voor geen loon en dus was er geen overtre
ding.
Bent u weggegaan?
Nee, ik ben door geen deur of zoo ver
dwenen om iets te halen.
Waarom liep Laduc dan weg?
Omdat ik het roerijzer greep.
Waarom ging u hem achterna?
Omdat Laduc niet luisteren wilde naar
een waarschuwing van mijn vader. Toen wou
ik hem heelemaaj wegjagen.
Hebt u iets gezegd of in handen gehad
tijdens de achtervolging?
Nee.
De president: Heel onwaarschijnlijk: heel
boos en toch zonder iets den agent achterna.
Later het mes angstvallig verzwegen. Niemand
weet bij het onderzoek iets van het mes.
Getuige en verdachte: Omdat het niet in de
bakkerij ligt, maar in den kelder.
De president tot getuige: Ik heb geen zin
om langer met u te praten en kan ook niet
voor uw getuigenis instaan!
De volgende getuige, de echtgenoote van den
bakker, legt eveneens den eed af. Haar verkla
ringen omtrent de toedracht van het gebeurde
in de bakkerij zijn overeenkomstig die van haai
man en verdachte. Zij heeft alleen geroepen:
„Kees kom terug!" niet „Wat ga Je nu doen!"
„Waar bemoeide u zich eigenlijk mede,"
vraagt de president de getuige, „uw man mag
toch gerust den getuige L. achtemaloopen
„En ik mag hem toch ook iets achterna roepen"
riposteert getuige. „Het lijkt er toch op dat er
iets verkeerds gebeurde," meent de president.
„Ja, natuurlijk, is het antwoord, mijn man
was zeer zenuwachtig!"
Deze getuige verklaart nog eens nadrukkelijk
dat het mes, waarmede de aanslag op den
agent L. gepleegd zou zijn, bij net politieonder
zoek niet getoond is omdat het nooit gebruikt
werd en altijd in den kelder lag.
De 65-jarige vader van den bakker, die ook
bij het voorval tegenwoordig was, onderstreept
nog eens krachtig, na den eed afgelegd te heb
ben, het getuigenis van zijn zoon, dat deze geen
mes in zijn handen heeft gehad. Ook deze ge
tuige heeft niets gehoord, hetgeen de nresident
aan diens doofheid wijt.
De 15-jarige loopjongen J. v. d. R. eigenlijk
de oorzaak van alles verklaart eveneens vrij
en zonder eenige terughoudendheid of aarze
ling, dat de bakker geen mes in zijn handen
had, eveneens een toen in de keuken aanwe
zige dienstbode. Deze heeft zelfs den baas niets
hooren zeggen, waarov de president opmerkt:
„Ja, ja die speelde natuurlijk stommetje met zijn
handen!"
De vrouwelijke winkelbediende G. J. B., die
tijdens den twist juist van den winkel naar het
magazijn liep om een brood te halen, erkent
met groote beslistheid dat zij den bakker noch
bij de keldertrap, noch in de gang gezien heeft
en ook geen mes in diens vingers. De verklaring
van de volgende vrouwelijke getuige is overeen
komstig.
Dan wordt als getuige gehoord mej. v. K., die
beweert dat de bakker op 9 April niet op straat
met iemand in een auto heeft kunnen staan
praten, omdat hijthuis naar de radio den
geheelen midag zat te luisteren.
De getuige a charge mevr. v. V., die opnieuw
gehoord wordt, houdt dit echter toch vol. Zij
heeft den bakker wel in den auto zien praten
en ook de geïncrimineerde woorden: „Ik ben voor
duizend gulden Mij, enz." gehoord. Zij was
tandpasta gaan halen. Het blijkt uit het ver
hoor, dat het Zondag was en de winkels dus ge
sloten waren.
De president merkt tegen den verdediger op:
„Als deze getuige had willen liegen, had ze
meteen wel kunnen zeggen dat zij een mes in
de handen van den bakker had gezien
Onder doodsche stilte en ademlooze span
ning van alle aanwezigen, ook van het Hof legt
dan de Zeereerw. heer F. A. Burwinkel, pastoor
te Vogelenzang, den eed af en verklaart op een
vraag van den verdediger, Mr. Ten Bokkel, dat
hij de menschen die hier terechtstaan en ge
tuigen, kent ais Katholieken, die goed hun
plichten vervullen, en ook de waarheid zul
len zeggen. Dat is niet alleen sprekers overtui
ging maar ook die van de geheele bevolking
van Vogelenzang. Op een vraag van den verde
diger hoe hun reputatie is in Vogelenzang, ant
woordt pastoor Burwinkel, dat hun reputatie
behoorlijk is. Fr zijn er bij die niet bepaald
de sympathie hebben, hetgeen spreker met een
voorbeeld nader aanduidde. De verdenking van
meineed valt echter geheel en al weg. Pastoor
Burwinkel meent dat die menschen als goede
katholieken geen meineed zullen plegen. Deze
katholieken weten van jongs af aan dat de
waarheid iets zeer waardevols is.
Zij leeren, dat meineed altijd een zeer groote
zonde is, want men bespot den waaraehtigen en
alwetenden God door hem in te roepen tot ge
tuige van een leugen.
Vervolgens wordt hun geleerd, dat het een
zonde is tegen het achtste gebod, valsche getui
genis te geven, vooral voor het gerecht.
Een katholiek weet, dat hij in staat van dood
zonde niet de -H. Communie mag ontvangen, om
dat hij dan een vreeselijke zonde van heilig
schennis doet.
Dat weten deze katholieken.
Waar ik nu zie, dat zij geregeld de H. Com
munie ontvangen, moet ik aannemen, dat zij
zich van geen schuld bewust zijn. Heiligschennis
geeft onrust in het geweten. Dat had ik zeker
bij deze getuigen moeten waarnemen.
Daar ik dat niet heb geconstateerd, en waar
zij rustig te communie zijn blijven gaan, moet
ik aannemen, dat deze getuigen geen meineed
kunnen gepleegd hebben.
Dit is mijn subjectieve, eerlijke overtuiging.
Ik moet, tenzij mij afdoend tegenbewijs wordt
geleverd, aannemen, dat zij zuiver zijn in hun
geweten, gedachtig aan het adagium van de
katholieke moraal: Quisquis praaiumitur bonus,
donec probetur malus (iedereen moet voor goed
gehouden worden, totdat hij als slecht bewe
zen is).
De president, Mr. Joles, (koel): Dat geldt
voor iedereen.
Vervolgens was het woord aan den procureur-
generaal, Mr. Baron Haringxsma thoe Slooten
voor het houden van zijn requisitoir. Spr. meent,
dat het vonnis van de Haarlemsche rechtbank
juist is gewezen en eischt dan ook bevestiging
daarvan. Zoowel het wettig als het overtuigend
bewijs is geleverd. Spr. heeft niet de minste
reden om te veronderstellen dat Laduc hier een
meineed heeft gepleegd en het is uitgesloten dat
hij zich vergist heeft. Laduc heeft alle getoonde
messen verworpen en ze voortdurend als te groot
en te klein geschat. Hij moet het mes dus goed
gezien hebben.
De woorden „Ik zal je aan het mes rijgen'
de procureur-generaal verdedigde in verband
hiermede de getuigenis van mevr. v. V. met een
beroep op: „Het is zoo lang geleden en dan slipt
er door het geheugen wel eens iets door" en
de woorden „S. mag niet draaien, anders han
gen wij beiden" bewijzen volgens spr. de juist
heid van het hoofdgetuigenis.
Spr. wilde de getuigen a decharge niet van
meineed beschuldigen, maar hij acht ze toch
niet betrouwbaar, omdat ze tot familieleden be-
hooren. De bakker b.v. heeft hier zelf groote
belangen. Spr. onderwierp alle verklaringen aan
een nadere critiek en meenden dat de getuigen
decharge het mes wellicht niet gezien kunnen
hebben, terwijl het toch wel aanwezig was. Ook
acht spr. de straf niet te zwaar, daar in gevallen
als deze veel zwaardere worden opgelegd.
Dan houdt de verdediger, Mr. J. A. P. C. ten
Bokkel, uit Haarlem, een treffende en boeiende
verdediging. Spr. merkt allereerst op, dat ook
hij niet gelooft dat Laduc meineed gepleegd
heeft. Uitvoerig bespreekt spr. het geval met
het mes, dat te voorschijn kwam bij den inval
van den rechter-commissaris. Dit mes was geen
trouvaille, spr. heeft er zelf verscheidene malen
over gesproken. Men kon dus weten dat het mes
te ver v'eg lag om het in zoo'n kort oogenblik
te halen. Mej. B. stond bovendien in de gang
en had het dus moeten zien. Laduc heeft ge
sproken van een broodmes. Dit mes was geen
broodmes. Eigenlijk weet niemand zelfs iets van
het mes af. Spr. verdedigde de verklaringen van
de getuigen a decharge, die allemaal geen fa
milieleden zijn van den bakker. Zij stonden er
vlak bij toen de ruzie gebeurde en konden dus
alles goed zien. Nadrukkelijk hebben zij ver
klaard: Ik heb gezien dat de bakker geen mes
had. De bakkersvrouw heeft om erger te voor
komen geroepen: „Kom terug, doe het niet"
Dat kan toch geen schuldbewijs zijn! aldus spr.
Met vrijwel öbjectieve zekerheid staat vast dat
in de nabijheid van de bakkèrij geen mes aan
wezig was maar al waren er tien messen ge-
Dinsdagmiddag is de automatische telefoon voor de bollenstreek in bedrijf gesteld
nadat in het P.T.T.-kantoor te Lisse een bijeenkomst had plaats gehad, bijgewoond
door verscheidene autoriteiten, waarin op de groote beteekenis van dit gebeuren
vooral voor Lisse, Sassenheim en Noord-wijkerhout werd gewezen
weest dan zegt dat nog niets, want de getuigen
verklaren nadrukkelijk, geen mes gezien te heb
ben. Deze menschen zijn geen nihilisten, die
meineed willen plegen om hun patroon, koste
wat koste, te redden. Spr. deed een beroep op
de rechters om deze menschen te begrijpen, ze
zijn overtuigde katholieken, die geen meineed
hebben gepleegd.
Spr. besprak ook de houding van Laduc. Deze
vindt zichzelf een held. Hij komt in gevaar, is
weggevlucht en daarom zichzelf tegengevallen.
Hij moet dus een excuus hebben en de aanvan
kelijke voorstelling van een aanslag met een mes
wordt zekerheid.
Nogmaals bespreekt spr. de messenkwestie en
concludeert, dat het onmogelijk is dat iemand
in een paar seconden een gang doorloopt, een
deur ontsluit, een 1.80 M. hooge trap afloopt en
weer terugkeert.
Sp". meent daarom, dat naast de bewering van
Laduc geen enkele verklaring iets ten nadeele
van verdachte zegt. Spr. acht het oogenblik dat
hier alle getuigen zoomaar een geleerd lesje ko
men opzeggen en gevangenisstraf riskeeren om
den bakker, die niet eens zoo goed gezien is,
een plezier te doen. Spr. heeft nog door de radio
een klant laten oproepen, die op dien dag in
den winkel vertoefde, en daarmede geriskeerd,
dat deze klant een heel andere verklaring zou
afleggen. Iedereen, aldus spr., is dan ook van de
stellige onschuld van verdachte overtuigd. Spr.
concludeert dan ook vrijspraak.
Nadat verdachte zijn onschuld heeft volge
houden, verklaart de president het onderzoek
voor gesloten en bepaalt de uitspraak op 19
September.
Dan neemt de volgende zaak, thans tegen den
bakker F., een aanvang. De tijd dringt en daar
om worden de getuigen slechts kort gehoord en
leggen alle nagenoeg gelijkluidende verkarin-
gen af als in de eerste zaak.
De getuige Laduc blijkt, nadat voor de zoo-
veelste maal een plattegrond gezamenlijk is be
keken, niet met de situatie ter plaatse op de
hoogte te zijn. Hij -weet hijv,--niet-dat er-tus-.
schen de keuken en .de bakkerij een gangetje
bestaat. Naar dé vefdédigèr mededeelt, heeft
Laduc voor de rechtbank verteld, dat hij het
bakkersgezin heeft zien zitten in de keuken.
Maar toen de verdediger met den plattegrond
kwam, verklaarde hij weer geheel anders.
President tegen Laduc: U hebt gezegd, dat U
de keuken voor het broodmagazijn heeft aange
zien.
Laduc: Ik heb die woorden weer ingetrokken.
Verdachte: Als ik een wild beest was geweest
dan had ik hem wel het blikje of de roerstaaf
naar zijn hoofd gegooid, maar dit telkens niet
eerst neergeworpen.
De president: Dan bent u een gematigd wild
beest!
Aarzelend verklaarde Laduc dat hij werkelijk
den indruk kreeg dat hü in levensgevaar ver
keerde toen de bakker op hem af kwam.
Verdachte bevestigt de vraag van den presi
dent dat het roerijzer groot genoeg was „om
iemand een draai om zijn ooren te geven".
Voorts verklaart verdachte dat hij naar den
heer Kremer nog denzelfden dag is gegaan, om
dat hij al eens meer door Laduc valsch be
schuldigd is.
De president vraagt dan aan Laduc waarom
verdaente telkens een ander wapen heeft ge
grepen om hem daarmede te lijf te gaan; hij
had het met het eerste, een blikje, toch ook
kunnen doen.
Opnieuw geeft pastoor Burwinkel zijn getui
genis over zijn parochianen en eveneens verkla
ren dezelfde getuigen a décharge, thans ook de
bakkersknecht, pertinent ae onschuld van ver
dachte: zü nebben geen mes in zijn handen ge
zien.
Voorts blijkt, dat na de veroordeeling van den
bakkersknecht nog twee politiemannen naar
Groningen gereisd zijn om pressie uit te oefenen
op zijn familie, opdat hij zijn onschuld zou
loochenen.
Ook vader F. houdt de onschuld van zijn zoon
vol. „Al zou je me op de pijnbank leggen," zoo
roept hij uit, „dan nog houd ik vol dat mijn zoon
geen mes in zijn hand heeft gehad!' Hij heeft
geen mes gezien en geen ruzie gehoord.
De president: Dat is een beetje mooi, hoor!
Het requisitoir van den prccureur-generaal,
Mr. Baron Haringxsma thoe Slooten was on
geveer gelijk aan dat in de eerste zaak. De
getuigen a décharge acht hij onbetrouwbaar.
De verdediger Mr. T. A. M. A. Löben Seis: Uw
systeem komt hierop neer dat u alle getuigen
a charge betrouwbaar vindt en alle getuigen
a décharge onbetrouwbaar!
De procureur-generaal verklaart nogmaals
pertinente verklaringen van getuigen a décharge
onbetrouwbaar te achten. Zijn ervaring heeft
hem geleerd met dergelijke verklaringen zeer
voorzichtig te zijn.
Bovendien de getuigen kunnen zich vergissen!
Zij kunnen misschien geen mes gezien hebben.
De verdediger: En zij hebben positief ver
klaard dat er geen mes was!
De procureur-generaal eischt ten slotte be
vestiging van vonnis van den Haarlemschen
politierechter.
Mr. Van Löben Seis, zijn verdediging begin
nende, legt allereerst nog eens den nadruk op
hetgeen pastoor Burwinkel gezegd heeft. De
getuigen zijn geloovige katholieken, die niet
in staat een meineed te plegen.
Spr. becritiseerde de verklarigen van Laduc
uitvoerig en kwam tot de conclusie dat daar
van niet veel waar kon zijn.
Spr. wees op een memorie van Laduc, waarin
pertinente onware dingen door hem geschre
ven zijn. (Protesten van den procureur-gene
raal)
Mr. van Löben Seis (heftig)Eigenaardig dat
u ontkent. De dossiers liggen natuurlijk onder
bewaking van het O. M. en kunnen door de
verdedigers niet geraadpleegd worden. Verdachte
kon volgens spr. nooit met de punt van zijn
mes vooruitloopen, zooals Laduc heeft gezegd.
Laduc kon echter niet anders verklaren, hij zit
vast. Was Laduc bang? Ja. natuurlijk, aldus
spr., want hij vluchtte, maar hij heeft nooit
verklaard zich ernstig bedreigd te achten.
Nogmaals wees spr. nadrukkelijk op de prach
tige en belangrijke verklaringen van pastoor
Burwinkel en oefende critiek uit op de behan
deling van deze zaak voor den politierechter,
door wien zij eigenlijk uitgesteld had moeten
worden. Spr. had toen zijn getuigen décharge
niet laten verklaren, omdat die anderséén
voor één wegens meineed het Huis van Bewa
ring zouden ingegaan zijn!
De geheele rechtbank had deze zaak moeten
behandelen.
Wat de strafmaat betreft: Spr. achtte het
onjuist dat verdachte is gestraft omdat hij zoo
veel getuigen a dcharge had medegebracht en
Laduc zooveel narigheid had bezorgd.
Spr. besloot zijn krachtig eri" indrukwekkend
betoog dan ook met vrijspraak te vragen, sub
sidiair een lichte straf.
In een voor verdachten steeds meer
welwillend wordende stemming, worden dan nog
nog eenige getuigen gehoord. Verdachte ver
klaart dat hem nooit naar een mes, als waar
mede Laduc bedreigd zou zijn, is gevraagd. Als
Laduc dat mes zoo precies kende dan had hij
er ook naar moeten vragen!
Ook de president vindt dit een raadsel. Voorts
heeft Laduc de bakkersvrouw in de keuken
brood zien snijden, maar ook naar het brood
mes heeft hij ncoit gevraagd of gezocht.
Een der raadsheeren: Het mes zal in uw
fantasie bestaan hebben!
Tenslotte verklaart de president het onder
zoek voor gesloten en bepaalt de uitspraak op
19 September a.s.
En terwijl het rechtsgebouw in den laten
namiddag sluit, bespraken getuigen, verdach
ten en bezoekers der publieke tribune nog lan
gen tijd dit emotioneele rechtsgeding in de
bevlagde straten van het feestvierende Amster
dam....
De Arrondissementsrechtbank heeft op
Dinsdag 5 September failliet verklaard:
A. P. van der Luit, aannemer, wonende te
Zaandam, Westzanerdijk 131, Curatrice mevr.'
Mr. E. A J. ScheltemaConradi alhier.
P. Terol, verhuurder van strandstoelen, wo
nende te Zandvoort, Spoorbuurtstraat 3. Cura
tor Mr. Dr. A. F. H. Schreurs alhier.
H. van Vlissingen, bloemkweeker, wonende te
Velsen, Biezenweg 14. Curator Mr. J. C. Y.
Nieuwenhuys alhier.
H. Biallosterski, gehuwd met S. Gobets, koop
vrouw in electrotechnische apparaten „Electro
Gobets" wonende te Haarlem, Parklaan 10. Cu
rator Mr. F. J. Gerritsen alhier.
K. Langenberg, koopman en eendenhouder,
wonende te Oostzaan C 74. Curator Mr. Julius
Hoog alhier.
C. van Eek, handelaar in automobielbanden,
wonende te Haarlem, Schoterweg 72rood. Cu
rator Mr. T. A. M. A. van Löben Seis alhier.
A. J. J. Kruisman, voorheen koopman thans
reiziger vroeger wonende te Hoorn, thans te
Wijk aan Duin, Rijksstraatweg 109. Curator Mr.
W. G. J. Veenhoven alhier.
J. A. van Zanten, bloembollenkweeker en
handelaar, wonende te Heemskerk. Curator Mr.
F. van der Goot, alhier.
E. Reyns, loodgieter, wonende te Santpoort,
Bloemendaalschestraatweg 129. Curator Mr. F.
v. d. Goot, alhier.
Rechter-Commissaris in deze faillissementen
Mr. A. L. M. van Berckel.
Opgeheven werden de faillissementen wegens
gebrek aan actief van:
J. M. Gijlswijk, vroeger wonende te Haarlem
mermeer, thans in Noord-Amerika.
Curator Mr. F. A. Davidson alhier.
G. Matena wed. G Entrop wonende te Haar
lem. Curator Mr. H. E. Prinsen Geerligs alhier.
P. v. d. Leur, wonende te Zaandam. Curator
Mr. L. G. van Dam alhier.
H. Tollenaar wonende te Haarlem. Curator
Mr. L. All Cohen alhier.
Vernietigd is het faillissement op grond van
verzet van:
G. J. van den Haak wonende te Haarlem.
Curator Mr. J. A P. C. ten Bokkel.
Geëindigd is het faillissement door het ver
bindend worden der slotuitdeelingslijst van:
De firma Morren, Ommering en Co, destijds
gevestigd te IJmuiden, gem. Velsen. Curator Mr.
L. Ali Cohen, alhier.
Den 29 Augustus 1933 werd afgewezen het ver
zoek tot opheffing van het faillissement van:
A. M. Roosenhart, rijwielhandelaar, wonende
te Haarlem. Curator Mr. F. A. Davidson alhier.
Dinsdagavond 9 uur is de 24-jarige bier
brouwer K. uit Den Helder, die in Haarlem
een motorrijwiel wilde probeeren. met zijn
voertuig in het Spaame terecht gekomen Hij
kwam vanaf het Prinsenbolwerk de Vrouwen
brug opgereden. Door de snelle vaart, die hij
had, kon hij de bocht niet goed nemen en reed
rechtuit door het prikkeldraad het Spaame-
water in.
Eenige burgers, die in de buurt waren, snel
den toe en hielpen den man, die bewusteloos
gerekt was, op het droge.
De Ongevallendienst en een dokter brachten
hem weer bij. De man klaagde over inwendige
pijnen in zijn zijde. Hij is met den auto van
Mathot naar het St. Elisabeth's Gasthuis ge
bracht. Hij bleek niet in het bezit te zijn van
een rijbewijs.
In den afgeloopen nacht kwart voor twee is
op den Rijksstraatweg Velsen—Haarlem een
twee-wielige bespannen wagen door een ach
terop rijdenden auto gegrepen.
De bak, waarin de bestuurder, de 36-jarige
koopman T., zat, werd van de as geslingerd
en grootendeels vernield. Koetsier noch paard
bekwamen eenig letsel.
De autobestuurder is onbekend gebleven.
De politie stelt een onderzoek in.
Van de telefoonnetten, die in de laatste jaren
in ons land zijn geautomatiseerd, zijn Dinsdag
middag te één uur het 31ste, 32ste en 33ste, te
weten de automatische telefoon-centrales te
Lisse, Sassenheim en Noordwijkerhout Hille-
gom en Bennebroek zullen spoedig volgen in
bedrijf gesteld.
Aan deze voor de bollenstreek zoo belangrijke
gebeurtenis is voorafgegaan een bijeenkomst in
het Post-, Telegraaf en Telefoonkantoor te
Lisse, waar mét het hoofd van het Telefoondis
trict te Haarlem, de heer J. Boer os. waren
samengekomen de heeren E. H. Krelage. voor
zitter van de Vereeniging voor Bloembollencul
tuur te Haarlem, Droste, voorzitter der Haar
lemsche Kamer van Koophandel en de burge
meesters van de verschillende gemeenten in het
bloembollendistrict.
De heer Boer schetste in zijn welkomstwoord
de groote beteekenis van het feit dat de tele-
foonabonné's thans, zonder tusschenkomst van
een telefoniste, met behulp van de kiesschijf
van het nieuwe, in hun huizen aangebrachte
telefoontoestel gesprekken tot stand kunnen
brengen met de aangeslotenen in de drie ge
noemde plaatsen onderling en met de aangeslo
tenen in het telefoonnet Haarlem, terwijl het
na verloop van jaren mogelijk zal zijn, eiken
gewenschten abonné met de kiesschijf in het
geheele land te bereiken.
Het menschelijk vernuft aldus spr. staat
niet stil en het is juist dat P.T-T. hiervan pro
fiteered al worden daardoor ook arbeidskrach
ten uitgespaard. Spr. bracht in dit verband
dank aan de damestelefonisten der genoemde
gemeenten, voor de goede zorgen, die zij gewijd
hebben aan de aangeslotenen op het telefoon
net. Er zit zekere tragiek in het feit, dat zü
straks hun toestellen voor goed zullen moeten
verlaten.
Een aantal technische inlichtingen gaf hier
na ir. G. H. Warning, hoofdingenieur van den
dienst Telefooncentrale.
Als het geheele plan is uitgevoerd zal het, om
een voorbeeld te noemen, mogelijk zijn, dat een
abonné uit Dokkum een vriend of bloedverwant
in Amsterdam even snel aan het apparaat roept
als wanneer hij zijn naasten buurman zou op
roepen.
Tenslotte bezichtigde het gezelschap groeps
gewijze en onder deskundig geleide de buiten
gewone ingenieuse installaties, die tezamen de
telefoon-centrale te Lisse vormen.
Op 5 September hadden de herexamens plaats.
Sedert de vorige opgave (22 Juli 1933) werden
nog toegelaten tot de M.T.S. te Haarlem, de
volgende leerlingen:
Tot de afdeelingen Bouwkunde en Weg- en
Waterbouwkunde, 1ste studiejaar Theoretici:
B. Degenkamp, Rijk-Haarlemmermeer; M.
Hendriks, Den Haag; A. W. van der Plas, Pur-
mer.
Tot de afdeelingen Bouwkunde en Weg- en
Waterbouwkunde, 1ste studiejaar Practici: C.
H. Engel, Wieringen; R. Haverkamp, Nieuwen-
hpprn.E,]H.
Tot de afdeélingen Werktuigbouwkunde en
Elektrotechniek, 1ste studiejaar.
Theoretici: C. W. van den Berg, Haarlem; H.
Blei, Haarlem; H. J. S. Bijl, Haarlem; B. P. Of-
fringa, Nieuw Vennep; J. J. J. Beets, Heem
stede; C. J. P. v. Duin, Den Haag; O. G. Lotsy,
Den Haag; J. N. Paes, Leiden.
Tot de afdeeling bouwkunde, 2de studiejaar,
T. Oosters, Zwijndrecht.
Tot de afdeeling Weg- en Waterbouwkunde,
2de studiejaar: J. H. van Drongelen, Schevenin-
gen.
Tot de afdeeling Werktuigbouwkunde, 2de
studiejaar: E. Bonebakker, Bloemendaal; C. P.
Gerlings, Heemstede; E. J. van Mens, Wasse
naar; F. Telkamp. Hillegom; G. J. A. Vliek,
Amsterdam.
Tot de afdeeling Electrotechniek, 2de studie
jaar: F. P. A. ten Geuzendam. Rotterdam; J.
Goedkoop, Amsterdam; H. Klupper, Haarlem;
W. C. Wiese, Haarlem; W. A. de Wildt, Uitgeest;
A E. Wolff, Djocjakarta.
Bevorderd tot het practische leerjaar van de
afdeeling Weg- en Waterbouwkunde: A. Blok,
IJmuiden: J. C. Fekkes, Bussum; A. L. van der
Wiel, Abbekerk N.H.; G. E. Tijmann, Overveen.
Bevorderd tot het practische leerjaar van de
afdeeling Werktuigbouwkunde: C. J. Visser,
Haarlem; J. M. Visser, IJmuiden.
Bevorderd tot het practische leerjaar van de
afdeeling Electrotechniek: A. A. van Aller, Haar
lem; C. Moree. Den Haag: J. C. A. E. Stuifmeel
Haarlem.
Bevorderd tot het practische leerjaar van de
afdeeling ScheepsbouwkundeP. A. Slpman,
Alkmaar.
Bevorderd tot het laatste studiejaar van de
afdeeling Bouwkunde: H. N. P. van den Aard
weg, Haarlem; P. Bakker, Haarlem; J. G. Beuk,
Leimuiden; H. J. Boyenk, Amsterdam; G. A
Dertien, Amsterdam; M. W. de Haas. Haarlem;
B. van Hameien, Haarlem; J. M. Heere, IJmui
den; J. A. Hille, Ursem; G. Homstra, Nijmegen;
M. H. Korteling. Winterswijk; H. B. Luns, Am
sterdam; G. A. M. v. d. Muyzenberg, Rotterdam;
C. M. Olie, Haarlem; J. P. Olivier. Leiden; A
H. Pomper. Amsterdam; J. H. J. van Rossum,
Delft; S. Voerman. Bloemendaal: J. P. A. Voo-
ges, Amsterdam.
Bevorderd tot het laatste Studiejaar van de
afdeeling Weg- en Waterbouwkunde:
A. Bessem. Zutphen; J. B. G. Boom, Amster
dam; D. G. van Brughem. Den Haag; A. Bijker,
Haarlem: J. Bijl, Amsterdam; J. Elzas, Alkmaar;
G. A. Hemminga. Amsterdam; .A. Holman. Alk
maar; P. J. F. van Kessel, Haarlem; J. Martens
Delft; D. Meenhorst. Amsterdam; W. v. d.
Schaft, Amsterdam; R. Schiefer, Den Haag; H.
Sorgdrager, Haarlem; A. J. v. d. Stok, Alkmaar;
A. J. v. d. Straaten, Amsterdam; S. Sybrandy,
Exmorra; H. Vroom, Den Haag.
Bevorderd tot het laatste studiejaar van de
afdeeling Werktuigbouwkunde: J. N. Besier,
Den Haag; J. J. Boom, Haarlem; C. Bouwhuis,
Den Haag; Th. W. Box. Haarlem; P. Breedvelö,
Haarlem; G Dinkelman, Haarlem; C. H. Drees,
Haarlem; Chr. A. H. Ebbingewubben, Den Haag;
H. M. Hofstede, Haarlem; A. Hooft van Huis-
duynen. Scheveningen; J. N. Hüter, Delft; A
India, IJmuiden; J. J. Koster, Aalsmeer: A.
Kroes, Heemstede; J. Ledder, Eindhoven; F. C.
J. Margadant, Alkmaar; P. de la Sainte Cro.x
Marquez, Den Haag; W. J. Molier. Den Haag;
H. Mooi, Overveen, J. Pijper, Westerblokker: J.
Raap, Haarlem; P. H. Roosen, Haarlem; G.
Schoenmaker. Zaandam; G. W. Slothouwer,
Voorschoten; H. D. Teensma. Bussum; L. A. H.
Vermeulen, Haarlem.
Bevorderd tot het laatste studiejaar van de
afdeeling Electrotechniek: M. W. Adams, Den
Haag; D. Blok, Den Haag; L. Boon. Haarlem;
B. Th. de Bruin, Buitenveldert; F. A. W. v. d.
Burg, Den Haag; W. F. Goumou, Kamperl.; L.
G. P. Jansen, Haarlem; J. J. A. Klaus, Noorden,
Z.H.; H. J. Koeslag, Diepenheim; H. J. Lands
bergen, Naarden; A. M. de Mol, Den Haag, W.
P. Prangsma, Haarlem; J. Si val, Haarlem; P. A
Spoek, Den Haag; A. D. Verdu, Den Haag; A. J.
Verharen, Haarlem; R. E. J. Zieck, Haarlem.
Bevorderd tot het laatste studiejaar van de
afdeeling Scheepsbouwkunde: J. B. van Vloo-
dorp, Amsterdam; C. J. Mink, Den Haag.