De bond der bloedsbroeders
00
PRIJS 35 CENT
Jiet veïfiaal van dm daa
l
1'
IN HET LAND VAN DE
RIJZENDE ZON
DE KLEINE
HET SPOOKHUIS - Een milde
ZATERDAG 16 SEPTEMBER
De moordenaars van
Inoekai
Radio in een doodkist
Het gevaar der ijsbergen
ZOOJUIST VERSCHENEN:
U DE TUD AMSTERDAM
Tabak als... vischvoeder
De Duitsche Joden
Bevolkingscijfers
Strijd in Arabië
HET GEVAL
LEAVENWORTH
Een geheim genootschap, dat den
„heiligen Japanschen staat
weer wilde herstellen
AMSTERDAM C
UITGAVE N.V. DRUKKERIJ „DE TIJD" -
vriendelijk
jceh
^hebben/eigenaardig.hoe r
spopuLAiR hu i n eeh6 CE wc/r deh ipv
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR ANNA K. GREEN
ill
-irr-
Langer dan een jaar is het Japansche pu
bliek beziggehouden door het geding, dat
de staat voerde tegen de moordenaars van
den premier Inoekai. De daders werden ter
dood veroordeeld, maar behalve dat werd een
heele troep Jonge officieren en studenten in
verzekerde bewaring gesteld. De groep bleek te
bestaan uit principieele anarchisten, die hun
doel door het uit den weg ruimen van politieke
tegenstanders meenden te kunnen bereiken. Zij
stelden zich vóór den .heiligen, Japanschen
staat" opnieuw in het leven te roepen.
Het was niet moeilijk om de onmiddellijk
schuldigen te bestraffen, want volgens de zede
van het Oude Japan stelden degenen, die den
aanslag hadden beraamd zich ter beschikking
van de justitie, zoodra de uitvoerders waren ge
pakt. Eeel wat moeilijker was het de organi
satie en geschiedenis van de revolutionnaire
groep te leeren kennen, want volgens dezelfde
Oud-Japansche zede lieten de arrestanten geen
woord los.
Niettemin is de reconstructie van het geval
rrijwel gelukt.
Op 1 November 1930 werd heel Japan in op
schudding gebracht door het bericht dat er
revolverschoten waren gelost op minister-presi
dent Hamagoechi. Deze diplomaat werd zoo
zwaar gewond, dat hij gedwongen was zich ge
heel uit het openbare leven terug te trekken.
Gedurende het jaar 1831 werden eenige moord
plannen gevormd, welker uitvoering faalde.
Maar in 1932 trof men doel.
Op 9 Februari werd de minister van finan
ciën Inoue, terwijl hij naar zijn ministerie wan
delde, door een „voorbijganger" neergeknald.
Midden Maart viel het tweede slachtoffer: ba
ron Takoemada, het hoofd van het geweldige
Mitsoei-concem. Het onderzoek, dat daarop
plaats had, verschafte de politie wel eenig
licht, maar hetl ukte toch niet den aanslag van
15 Mei 1932 op den premier Inoekai te voor
komen. De politie bracht het slechts tot de
inhechtenisneming van een geheimen koerier,
die in dienst der samenzweerdersgroep stond.
Aan deze omstandigheid is het te danken, dat
andere personen, die reeds ten doode waren op
geschreven, tijdig gewaarschuwd konden wor
den. Ware dit niet gebeurd, dan zou er een
algemeene opruiming onder 's lands kopstuk
ken zijn gehouden.
Zender de hulp van het toeval had de po
litie overigens tegen de goed georganiseerde
plannensmeders niet veel kunnen uitrichten.
Die hadden met de verwezenlijking van „het
project 1933" ongestoord een aanvang kunnen
maken, indien niet een marine-officier, die op
de hand van de regeering was. een oproep had
onderschept, waarbij vijftig leden van de „Na
tionale bloedbroederschap" werden uitgenoo-
digd tot het bijwonen van een geheime bijeen
komst ergens in een ouden tempel.
De politie zag kans ongezien binnen te drin
gen en vernam, dat o a. de minister van oor
log Araki en de eerste minister Saito op de no
minatie stonden om in 1933 te worden ver
wijderd.
Vijftig personen konden gearresteerd worden.
Zij vormden belangrijk materiaal bij het pro-
Een buitengewoon merkwaardig testament is
emaakt door een rijk Poolsch edelman, die
je Warschau leefde. In zijn testament, dat eeni
ge uren na zijn dood is geopend, verzocht de
edelman zijn radiotoestel in zijn doodkist te
plaatsen en hem de koptelefoon op te zetten.
Verder verzocht deze zonderling ook zijn pijp
en vier pond tabak, alsmede zijn yo-yo in zijn
kist te leggen.
ces naar aanleiding van den moord op Inoekai.
Het bleek, dat de geestelijke leider der na
tionale bloedbroederschap zijn naam gemeen
had met den vermoorden minister van finan
ciën; de man heet n.l. Nissho Inoue; een on
ruststoker en mysticus. Vroeger was hij student,
maar voor geleerde toonde hij toch niet veel
aanleg te hebben. Veel geschikter was hij tot
spion. Hij nam dienst in het Japansche leger
en bracht het tot geheim agent, hetgeen de
Chineezen aan den Hjve ondervonden. Ook van
dit opwindende baantje had hij spoedig genoeg.
Hij meende tot het vervullen van een heilige
zending te zijn geroepen en ging daarom on
verwijld over tot de stichting van een nieuwe
religieus-politieke secte. Aan zijn brein ont
sproot de idee der renaissance van het „oude
heilige Japansche rijk" zonder Westerlingen en
zonder Westersche beschaving. Zijn orde noem
de hij de nationale bloedbroederschap, en daar
de Japanner van nature radicaal is, was van
halve maatregelen geen sprake.
Na dertien jaar onder de Eskimo's geleefd te
hebben, bevond Bertram Barker, van Brick-
land House, Longford, Coventry zich op het
vrachtschip „Bright Fan", toen deze in botsing
kwam met een ijsberg en in de Hudsonsbaai
zonk. Barker, die Zaterdag in Liverpool aan
kwam, vertelt o.a.:
Het was ongeveer half 5 's morgens. Ik sliep
in mijn kooi toen ons schip in volle vaart
tegen den ijsberg botste. De ijsberg was 300
voet lang en 100 voet hoog. De kapitein hoopte
het schip los te krijgen en het op het strand te
krijgen, maar spoedig bleek dat er weinig kans
bestond het schip te redden en opeens zagen
wij dat het begon te zinken. Het schip zonk zóó
snel, dat het op gelijke hoogte van onze red
dingsbooten lag, toen we het ternauwernood
verlaten hadden. Wij kwamen allen gelukkig
in de booten terecht, maar er bleef ons geen
tijd iets van onze bezitting te redden. Een on-
:er keerde echter nog eens crug naar ue keu
ken, om de zwarte kat, Sambo, te halen. Onze
marconist zond S.O.S.-seinen en gaf de ligging
van het schip aan. Wij werden door een schip
van den bewakingsdienst opgepikt, naar Cali-
fomië, in de haven Churchill gebracht."
Even interessant als deze schildering der ramp
is het feit, dat Barker 13 jaar lang in het
Noord-Westelijk gebied van Canada als Eskimo
geleefd heeft
„Ik heb het leven van een Eskimo geleid,
maar, hoe zonderling het ook klinken mag, ik
heb in mijn ijshut radio gehad en tijdens de
lange avonden beluisterde ik de dansmuziek
uit de Londensche hotels. Ik was 300 mijlen
van de magnetische pool verwijderd en ont
ving een of tweemaal per jaar mijn correspon
dentie aan de Hudsonbaai. Tien maanden in
het jaar was ik absoluut afgesloten van de be
schaafde wereld."
Uit deze schildering van het leven van een
pelsdierjager valt onmiskenbaar te besluiten dat
tijd en ruimte overwonnen zijn. De Noordelijke
regionen van Canada liggen geheel afgeschei
den van de wereld; daarboven neemt de een
zaamheid vormen aan, die alleen door men-
schen met onverwoestbare lichamelijke en gees
telijke krachten te verdragen zijn.
Toen de Franklin-expeditie den 26en Juli
voor het laatst in de Melville-baai gezien werd,
was juist de stoomscheepvaart begonnen.
Maar was de reading van Nobi.e iceds een
wereldhistorische étappe, eerst de radio heeft
de zegepraal voltooid.
De pelsdierjagers, die onder de Eskimo's leven
en in Noordpoolnachten de dansmuziek uit
Londensche hotels beluisteren, zijn de men-
schen, die nieuwe begrippen van tijd en ruimte
s
Een documentair verslag, uitgebracht over de opzienbarende gebeur
tenissen te Beauraing en Banneux, door den bekenden letterkundige
W. AS5ELBERGS (schrijversnaamAnton van Duinkerken), in zijn
kwaliteit van redacteur van hef dagblad „Dé Tijd"
Het werkje is groot 56 bladzijden, naast 16 bladzijden illustraties,
uitgevoerd op kunstdrukpapier. Verkrijgbaar in den boekhandel
gekregen hebben. De sterren, die in de door
dringende koude aan het uitspansel schitteren
en die overal zijn en alle menschen bestralen
met hun koude lichten, zijn de getuigen en ge
tuigenissen der eeuwigheid, die altijd en in alle
omstandigheden onzen eerbied afdwingt.
Het voorbeeld van Brazilië, dat zijn koffie
verbrandt, en van Amerika, dat met zijn te
veel aan graan op dezelfde manier te werk
gaat, is thans ook door Griekenland gevolgd.
Niet met koffie en graan, dat men voor duur
geld moet invoeren, maar met Macedonische
tabak, die in de streek tusschen Saloniki en
Guemerudjina zóó overvloedig groeit, dat er
geen voldoende afzet meer voor gevonden kan
worden. Daarom heeft de vereeniging van ta
baksplanters en handelaren van Grieksch-Ma-
cedonië besloten een paar duizend balen tabak
te vernietigen. De tabaksprijzen, die voortdu
rend dalen, moeten gehandhaafd worden
dus weg met de overtollige tabak!
Daar de zee zoo nabij is, heeft men de tabak
eenvoudig over den kademuur in het water ge
kiept. De visschen der Egeesche zee zullen zich
aanvankelijk wel verwonderd hebben over het
edele kruid, dat hen voorgeworpen werd. Later
konden ze dat niet meer, want er kwam een
groote sterfte onder de visschen. De kustvis-
schers, die met tabak niets te maken hebben,
schreven den massadood der visschen aan de
tabak toe en dienden bezwaren in bij de betref
fende autoriteiten. Er werden onderhandelin
gen gevoerd, die tenslotte tot een vergelijk voer
den. De regeering, die inzag dat er iets gebeu
ren moest om de tabaksprijzen op peil te hou
den, had niets tegen de vernietiging van de
tabak de visschers mochten echter door de
vermindering der opbrengst van hun visscherij
niet gedupeerd worden en nu werd bevolen dat
voortaan de tabak niet vlak bij de kust, maar
enkele mijlen ver in open zee geworpen moest
worden. Bovendien moest men de balen met
steenen verzwaren, opdat ze onder de zeevis-
schen, die de open zee prefereeren, zoo weinig
mogelijk schade zouden aanrichten.
Wat was dat?" vroeg ik verschrikt.
De maan wierp een zilveren glans over
de hennepvelden en cocospalmboschjes
en verlichtte spookachtig de veranda van de
bungalow. Ten Broek en ik waren er alleen. In
het verblijf voor het personeel werd veronder
steld, dat niemand aanwezig was.
Het geluid, dat mij had opgeschrikt, was een
zachtjes schuiven over de planken van den
vloer, alsof iets erover werd gesleept. Dan hield
het op
Ten Broek lachtte. Hij was een groote, breed
geschouderde man, afkomstig van de eerste
landverhuizers in Amerika en hij bezat een nog
al hardvochtig gevoel voor humor.
„Ik herinner mij, dat ik ook kippenvel kreeg
eenige jaren geleden, toen ik het voor het eerst
hoorde," zei hij. „En je zult jezelf hartelijk uit
lachen. als ik je vertel wat het is."
„Is Bernardo daar?"
Bernardo was zijn eerste houseboy een brui
ne, ernstige Philippijn, die Ten Broek veraf
goodde. Zijn meester had hem een flauwe aar
digheid geleerd om zijn gasten te amuseeren.
Als wij aan het babbelen waren, bij voorbeeld
over te groote spanning van de oogspier, dan
klapte Ten Broek in de handen en riep: „B°r-
nardo!"
„Ja, sir!"
„Bernardo, weet je iets van granuleerende
conjunctivis?"
„Heelemaal niets, sir."
„Je kunt gaan."
Of dan weer zonder de minste reden liet hij
den jongen komen „Bernado?"
„Ja, sir?"
„In welke richting waaien de panden van
je jas?"
„Naar het Zuiden, sir."
„Je kunt gaan."
De jongen leende zich met een verrukkelijken,
zoogenaamden argeloozen ernst aan dat spel
letje van zijn heer, hoewel hij niet geheel het
pleizier kon verbergen, dat hij voelde om als
mikpunt van die grappen te dienen. Behalve
zijn bewondering voor zijn meester, koesterde
Bernardo nog een vurigen wensch. Hij wilde
met Ten Broek mee naar de Vereenigde Sta
ten gaan zooals diens plan was voor de vol
gende week. De jongen wilde daar studeeren,
tegelijk zijn kost verdienend als knecht van
Ten Broek. Dat was het ideaal, waarop hij zijn
zinnen gezet had.
„Neen, het geluid, dat je hoorde, is niet Ber
nardo," grinnikte mijn gastheer. „Hij is wegge
gaan half huilend, omdat ik hem vertelde, dat
hij zijn droom moest opgeven, en dat het niet
mogelijk was, hem mee naar New-York te
nemen."
„Arme jongen, het spijt mij voor hem."
„Ik ben niet van plan mij in moeilijkheden
te steken. Weet je, dat ik hier een papier zou
moeten teekenen, waardoor ik voor hem ver
antwoordelijk word? En weet je, hoe het gere
geld gaat? Zoodra zij ir bewoonde strekf-r zijn
aangekomen gaan zij op den loop. Zij zijn al
len hetzelfde. Geef ze een vinger, dan nemen
zij de heele hand. Ik ken dat volkje veel te goed
om dankbaarheid te verwachten. Neen, zelfs
niet van Bernardo!"
„Het was zijn vurigste wensch," zei ik, „hij
droomde ervan."
„Droomen zijn bedrog. Hij zal er zich gauw
genoeg overheen zetten
Het schuren en sleepen begon weer. Er kwam
een lichte trilling in den vloer ik voelde die in
mijn voeten. Hoe dan ook, ik was er akelig
van.
„Laten wij eens kijken," zei ik. „Is het mis
schien Manuel, die beneden onder de veranda
aan het werk is?"
Manuel was de tweede boy. Ten Broek lachte
smadelijk. „Neen, die is aan de deur gezet."
„Waarom?"
„HU viel mU vandaag aan met zijn mes,
maar raakte mU niet."
„Hoe dat?"
„Och ja. De zaak is zoo: De pijpen van den
artesischen put ginds worden gerepareerd en ik
beval Manuel water te halen uit de rivier. De
luie kerel wilde zich die stappen besparen door
naar den vUver te gaan, waar de heele buurt
de wasch doet. En hU wilde mU het water on
gekookt voorzetten. Dat was hetzelfde als mU
^ZEG.HE 8JEGE
HOORD WAT EEN
PRACHTIG ORGEL
MIJNHEER MACK
VOOR OE KERK GÉ
KOCHT HEEFT1?
K
MIJNHEER MACK
6 ZOO'N UIT5TEKEMD
EN6CH,HIJ MOET
EEL RIJK WEZEN!
EN ZOO
EN VRIJGE
VIG/
Q O O
VRIENDELIJK EN VRIJGEVIG ,6^
KERLOOT,/ MIJNHEER FLINT ZEGtA
DAT HIJ DE GENE 16, DIE OE OUDE
WEDUWE DRAKE HAAR BOERDERIJ
AFHANDIG HEEFT GEMAAKT/ NUMOET
ZE NAAR HET ARMENHUI6
WAt EEN BLAA6KAAK 16 DIEHMAN
GEEN WONDER,DAT HIJ ZOO'H MILDE
BEVERIG/
fJA MIJNHEER HIJ GEEFT DAT^
ORGEL AAN DE KERK EN R,E~\
TAALT HET UIT Z'N EIGEN 2EV.J
NU, MACK 16 EEN HANDIG ZAKEN-)
man; MAAR dat kan MEN IE
MAND niet kwalijk nemen. II
HIJ 16 VRIJGEVIG,U|T6TEKEMD.'
'.DAARIN VERDIENT HIJGEPRE-
TE WORDEN.'
IK GELOOF, DAT, AL6 MACK DIE
(WEDUWE GEHOLPEN HAD OM
HAAR BOERDERIJ IN 6TAND 7E
HOUDEN, HIJ EEN VEELBETER'
WERK ZOU VERRICHT HEBBEN).
DAN EEN ORGEL AAN DE KERK
TE GEVEN, MAAR DAT ZOU Nil
ZOOVEEL,OPZIEN GE0AARD
met besmettelijke bacillen te vergiftigen, want
de cholera heerscht ginds. Ik gaf hem een oor
vijg en hij trok zyn mes."
„En toen?"
„Toen gaf Ik hem een opstopper, dat hij om
ver viel. Ik zei hem meteen den dienst op en
hü sloop weg, zwerende, dat hij mU wel zou
krijgen."
Onwillekeurig dempte ik mUn stem en fluis
terde: „Lijkt dat geluid niet op iemand, die daar
voortsluipt, probeerende niet gehoord te wor
den?"
Ten Broek lach
te hartelUk. „Ma-
nuel zou het hart
ertoe niet hebben, r
die lafaard! En *I€ iZllTlt gd&Tl
zal ik je nu eens
zeggen, wat dat I
geluid is?.... Een
carabao!" HU gierde het uit.
„Een carabao!" herhaalde ik.
„Zeker, een oude buffel, anders niets. ZU heb
ben er altijd pleizier in onder de huizen door
te sluipen en hun horens te schuren tegen de
planken van den vloer. Den eersten keer. dat ik
dat hoorde, dacht ik, dat een Spaansche edel
man als geest een schatkist aan het rondsieepen
was."
„Een carabao!" bromde ik. „Wacht eens, ik
zal hem verjagen."
Ik sprong over het hek en greep een afgeval
len cocosnoot als projectiel. Daarna keek ik
onder den vloer van de veranda, maar zag niets.
„Ten Broek," zei ik, „er is niets daar be
neden."
Maar weer hoorde ik dat spookachtig geluid.
Ten Broek greep de lamp, stak die aan en
liep vlug naar het gedeelte van de veranda,
waar de afscheiding was van het dienstboden
kwartier. HU sprong erover en keek naar die
zUde. Ik was hem gevolgd en wU zagen daar
Bernardo liggen met een doodelUke wonde in
zUn borst, zijn ledematen reeds verstUfd. Het
was gemakkelijk te raden, wat er gebeurd was.
ZUn verdriet om het besluit van zijn meester,
de terugkeer van den snoevenden Manuel, bun
worsteling en Bernardo's vurig verlangen om
Ten Broek tegen het gevaar te waarschuwen:
het spoor van dit alles was duidelijk met bloe
dige letters geschreven over de planken
„O, hoe zou ik willen," zei Ten Broek, „dat
ik vandaag dien armen jongen maar wat wUs
had gemaakt. Had ik hem maar laten denken,
dat hU mee naar New-York zou gaan."
De oogleden van Bernardo knipperden en
openden zich met moeite. Ten Broek viel op de
knieën naast hem neer. „Bernardo," zei hU
zachtjes.
De lippen van den jongen bewogen zich en
hU fluisterde: „Ja, sir?"
„Bernardo, je kunt gaan."
En Bernardo glimlachte een seconde, dan
deed hU, wat hem bevolen werd.
O. K.
Professor Bredetsky van de Universiteit te
Leeds, leider van het Internationale Diploma
tieke werk van het nieuwe Centrale Bureau der
Zionistische organisatie in Engeland, wees er
in een persgesprek op dat het aantal uit
Duitschland gevluchte Joden, dat in Engeland
en andere landen zal mogen blUven, gering is
In Engeland worden zU slechts toegelaten
onder de verplichting, dat zU geen werk zullen
verrichten, dat door Engelschen kan worden
gedaan en dat de kosten voor hun levens
onderhoud niet ten laste van den Engelschen
belastingbetaler komen.
Alle vluchtelingen worden dan ook onder
houden door Joodsche fondsen, waarom wU een
beroep meenen te kunnen doen op de Engei-
sche regeering om de deur van Palestina wat
verder open te zetten.
Volgens het officieele kwartaalsoverzicht voor
de drie maanden, eindigende 30 Juni j.L, is het
aantal geboorten in Engeland en Wales en het
aantal sterfgevallen afgenomen.
Het aantal levend geborenen bedroeg 154.165,
d. i. 11.238 minder dan in de overeenkomstige
periode van 1932.
Het aantal sterfgevallen bedroeg 108.609, d. 1.
61.393 minder dan in het voorafgaande kwar
taal en 7619 minder dan in de overeenkom
stige periode van 1932.
Gemeld wordt dat de Iman van Yemen een
verbond heeft gesloten met de Idrissi van Asif,
welk land Yemen van Ibn Saud opeischt.
Idrissi rebelleert met Yemenitische strijdkrach
ten, die troepen van Saud bU de Salla-heuvelen
hebben aangevallen.
i I op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfk by levenslange gebeele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 bU een ongeval met f O Cfk
A116 aoonne S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringea u 1/1/verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodeiijken afloop I AVl/i"
bU verlies van een hand f 1 O C oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f /ff) bij verlies van 'n
f Uuim of wijsvinger heen of arm tri/»™
een voet of een oog i
anderen vinger
Toen mUn eerste blik op haar viel, stond zU
rechtop, in een uitdagende houding, het gezicht
naar liaar nicht gewend. Maar vóór ik de ont
roering, dcor haar schoonheid veroorzaakt, te
boven was, boog zij 't hoofd en haar blik ont
moette den münen. De afschuw van de situatie
overweldigde haar en in plaats van een trotsche
vrouw, bereid om de booze toespelingen van
haar tegenstandster met voeten te treden, zag
ik helaas alleen maar een bevend wezen, dat
zich bewust was van het onheil, dat haar boven
het hoofd hing. Welk een droeve verandering!
Welk een afschuwelijke openbaring! Dit stond
gelijk met een bekentenis.
Intusschen had Mary haar tegenwoordigheid
van geest teruggevonden; met uitgestrekte hand
deed zU een stap naar voren en zei tot mU:
„U is mUnheer Raymand niet waar? U is wel
goed, dat u ons wilt bUstaan."
Toen wendde zU zich tot Gryce en vervolgde:
„En u? Komt u ons meedeelen, dat men bene
den naar ons gevraagd heeft?"
Set was wel degelUk dezelfde stem, die wU
«chter de deur gehoord hadden, maar nu zach
ter en streelenden Ik nam Gryce van terzijde
op. De klank van deze stem maakte bhjkbaar
grooten Indruk op hem, want de buiging, waar
mede hij die woorden beantwocordde, was die
per dan gewoonlijk.
De detective wendde zyn blik niet naar Eleo-
nore, hoewel het Jonge meisje hem aankeek met
een blik, waarvan de angstige uitdrukking wel
sprekender was dan welke uitroep ook. Diep
ontroerd, vergat ik dat Mary het woord tot mij
gericht had, ik vergat zelfs haar tegenwoordig
heid en ik wilde naar haar nicht toegaan, toen
Gryce zyn hand op mUn schouder legde, mU
tegenhield en zei:
„Juffrouw Leavenworth spreekt tegen u."
Weer tot mU zelve gekomen, draaide ik mU
om, om Mary Leavenworth mijn arm aan te
bieden; wü gingen naar de deur. Oogenblikke-
lijk verloor haar houding alle stUfheid, zU glim
lachte zelfs en ik moet bekennen, dat geen en
kele vrouw glimlachte zooals zU.
„U bent heel vriendelük," zei zU met zachte,
welluidende stem.
„Ik heb behoefte aan steun en mUn nicht
doet zoo vreemd vandaag."
Hum, dacht ik. Waar is nu de verontwaardig
de godin gebleven, die ik daar straks gezien
heb, met woede in de oogen en een bedreiging
op de lippen?
Is het mogehjk, dat zU trachtte onze verden
kingen af te wenden? Of vergiste zU zich zoo
danig, dat zU dacht, dat wU geen belang hecht
ten aan de verschrikkelijke beschuldiging, die
zU op een zoo kritiek moment geuit had?
Maar Eleonore, die op den arm van den de
tective steunde, trok weldra al mUn aandacht.
Ook zU had haar kalmte herwonnen, hoewel
niet zoo volkomen als haar nicht. ZU zag nog
bleek en haar hand trilde.
„Was ik maar nooit in dit huis gekomen," zei
ik tot mijzelf.
En ondertusschen was ik toch blU, dat ik
Eleonore Leavenworth had leeren kennen. Ik
voelde heelemaal geen medehjden met haar.
Nooit had een misdaad er zoo duister uitge
zien; wraak, egoïsme, haat en hebzucht waren
de motieven, en toch.... Maar waarom zou ik
mUn gevoelens trachten te ontleden! Weldra
stond ik weer in de kamer, waar de uitvoerders
van de wet ons met ongeduld wachtten.
ZEVENDE HOOFDSTUK
Mary Leavenworth
Ik haastte mU om mUn gezellin te doen plaats
nemen in den uitersten hoek van het vertrek;
toen zochten mUn blikken haar nicht. Eleonore
Leavenworth toonde op dat oogenblik noch aar
zeling noch verwarring. Leunend op den arm
van den detective, kwam zU langzaam naar vo
ren en wierp een kalmen blik op de aanwezigen.
Na den coroner gegroet te hebben, nam zij
plaats op den stoel, dien de bedienden haar
brachten. Het was iedereen duidelijk, dat het
een houding was, maar toch was het effect er
niet minder om. Oogenblikkelijk hield het ge
fluister op, de onderzoekende billeken wendden
zich af, en een soort eerbied kwam in de plaats
voor de onbetamelijke nieuwsgierigheid van het
eerste oogenblik. Hoewel ik nog steeds onder
den indruk was van haar geheel ander gedrag,
waarvan ik zoo juist getuige was geweest, voelde
ik me toch opgelucht. Niettemin schrok ik, toen
ik de oogen van Mary strak op haar nicht ge
vestigd zag met een vragende uitdrukking, die
allesbehalve bemoedigend was. Ik stond het
punt, haar te vragen of zU zich in acht wilde
nemen, toen het afroepen van haar naam haar
tot de werkelükheid terugriep. ZU richtte het
hoofd op om de jury aan te küken, en ik zag
een glimp in haar oogen komen, die mU herin
nerde aan de verontwaardigde godin van daar
straks. Die uitdrukking verdween nochtans snel
en uiterst bescheiden bereidde Mary zich voor
om te antwoorden op de vragen van den coro
ner. Hoe moet ik den angst uitdrukken, dien ik
op dat oogenblik ondervond? Zou Mary haar be
schuldiging herhalen? Wantrouwde zU haar
nicht niet alleen, maar haatte zU haar ook? Zou
zU in het publiek durven verklaren, wat zU haar
gezegd had onder vier oogen? Haar houding
verried in geen enkel opzicht haar bedoelingen;
in mUn verwarring keek ik naar Eleonore. ZU
had haar gelaat in haar handen verborgen, uit
vrees voor wat haar nicht zou gaan zeggen.
Mary's verklaring duurde niet lang. Na eenige
vragen, die betrekking hadden op haar positie
in het huis, op haar verwantschap met den
docde, vroeg de coroner haar, alles te zeggen,
wat zU wist omtrent den moord en de ontdek
king van het lUk door Eleonore en de bedien
den., Met diepe, welluidende stem antwoordde
zU:
„U stelt mU daar een vraag, waarop ik slechts
door hooren zeggen kan antwoorden. Ik weet
over den moord en de ontdekking van het lijk
alleen dat, wat de bedienden er mU van verteld
hebben.
Ik herademde. Eleonore nam de handen voor
haar gezicht weg; het leek mU, dat er een straal
van hoop op haar gelaat kwam. Mary ging ver
der: „Hoe vreemd het u ook mag voorkomen,
ik ben niet in de kamer gegaan, waar mUn
oom lag. Mijn eerste ingeving dwong raU. dit
afschuwelUke tooneel te ontvluchten. Maar
Eleonore is de studeerkamer binnengegaan, en
zij zal u kunnen zeggen
„Later zullen wU juffrouw Eleonore ondervra
gen," viel de coroner haar in de rede, op een
voor zijn doen heele beminnelyken toon. Klaar-
blUkelUk onderging ook hij de bekoring van
deze schoone vrouw. HU hernam:
„Wij willen alleen maar weten, wat u gezien
hebt. U kunt ons dus niet zeggen, wat er ge
beurd is in de studeerkamer op het oogenblik
dat het lUk ontdekt is?"
„Neen, mijnheer."
„U weet dus alleen, wat er In de hall ge
beurd is?"
„Er is niets in de hall gebeurd," antwoordde
zU onbevangen.
„Ik dacht, dat de bedienden, toen zU de hall
inkwamen, daar uw nicht aangetroffen hadden,
die uit de studeerkamer kwam, nadat zU bUge-
komen was van haar flauwte."
„Dat is ook zoo. Maar wat is daar voor bU-
zonders aan?"
„U herinnert zich dus, dat u juffrouw Eleo
nore door de hall hebt zien gaan?"
„Ja, mUnheer."
„Hield zij een papier in de hand?"
„Een papier?" herhaalde Mary, „had JU een
papier in de hand, Eleonore?" voegde zU er aan
toe en wendde zich snel tot haar nicht.
Dit was een spannend oogenblik. Eleonore, die
bU het woord „papier" zichtbaar geschrokken
was, richtte zich bU het hooren van die on
schuldige vraag op en wilde iets zeggen; maar
de coroner, die de voorschriften, door de wet
gegeven, trouw in acht nam, hief de hand op
en zei:
„Stel uw nicht geen vragen; u alleen moet
op dit oogenblik spreken."
Toen herhaalde hU de vraag:
„Vertel ons alstublieft of u haar met een pa
pier in de hand gezien hebt."
„Ik? O neen, ik heb niets gezien."
Toen men haar ondervroeg over de gebeurte
nissen van den vorigen avond, vertelde zU, dat
haar oom onder het diner er nogal bezorgd uit
zag, maar niet zoo, dat men zou kunnen denken,
dat hU over het een of ander verdrietig of on
gerust was. ZU had hem den heelen avond niet
meer gezien, omdat hU in zijn kamer was ge
bleven. De laatste herinnering die zij aan hem
behield, was, dat hij voor de laatste maal aan
zat aan het diner. Dit werd op zoo'n bewogen
toon gezegd, dat de toehoorders onder den in
druk kwamen. Gryce bUvoorbeeld zat aange
daan voor een inktkoker. Eleonore echter bleef
onbewogen. De coroner vroeg toen:
„Stond uw oom met iemand op slechten voet?
Had hU geldswaardige papieren of verborgen
geld in zUn bezit?"
(Wordt vervolgd).