De bond der bloedsbroeders 00 PRIJS 35 CENT Jiet veïfiaal van dm daa l 1' IN HET LAND VAN DE RIJZENDE ZON DE KLEINE HET SPOOKHUIS - Een milde ZATERDAG 16 SEPTEMBER De moordenaars van Inoekai Radio in een doodkist Het gevaar der ijsbergen ZOOJUIST VERSCHENEN: U DE TUD AMSTERDAM Tabak als... vischvoeder De Duitsche Joden Bevolkingscijfers Strijd in Arabië HET GEVAL LEAVENWORTH Een geheim genootschap, dat den „heiligen Japanschen staat weer wilde herstellen AMSTERDAM C UITGAVE N.V. DRUKKERIJ „DE TIJD" - vriendelijk jceh ^hebben/eigenaardig.hoe r spopuLAiR hu i n eeh6 CE wc/r deh ipv AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR ANNA K. GREEN ill -irr- Langer dan een jaar is het Japansche pu bliek beziggehouden door het geding, dat de staat voerde tegen de moordenaars van den premier Inoekai. De daders werden ter dood veroordeeld, maar behalve dat werd een heele troep Jonge officieren en studenten in verzekerde bewaring gesteld. De groep bleek te bestaan uit principieele anarchisten, die hun doel door het uit den weg ruimen van politieke tegenstanders meenden te kunnen bereiken. Zij stelden zich vóór den .heiligen, Japanschen staat" opnieuw in het leven te roepen. Het was niet moeilijk om de onmiddellijk schuldigen te bestraffen, want volgens de zede van het Oude Japan stelden degenen, die den aanslag hadden beraamd zich ter beschikking van de justitie, zoodra de uitvoerders waren ge pakt. Eeel wat moeilijker was het de organi satie en geschiedenis van de revolutionnaire groep te leeren kennen, want volgens dezelfde Oud-Japansche zede lieten de arrestanten geen woord los. Niettemin is de reconstructie van het geval rrijwel gelukt. Op 1 November 1930 werd heel Japan in op schudding gebracht door het bericht dat er revolverschoten waren gelost op minister-presi dent Hamagoechi. Deze diplomaat werd zoo zwaar gewond, dat hij gedwongen was zich ge heel uit het openbare leven terug te trekken. Gedurende het jaar 1831 werden eenige moord plannen gevormd, welker uitvoering faalde. Maar in 1932 trof men doel. Op 9 Februari werd de minister van finan ciën Inoue, terwijl hij naar zijn ministerie wan delde, door een „voorbijganger" neergeknald. Midden Maart viel het tweede slachtoffer: ba ron Takoemada, het hoofd van het geweldige Mitsoei-concem. Het onderzoek, dat daarop plaats had, verschafte de politie wel eenig licht, maar hetl ukte toch niet den aanslag van 15 Mei 1932 op den premier Inoekai te voor komen. De politie bracht het slechts tot de inhechtenisneming van een geheimen koerier, die in dienst der samenzweerdersgroep stond. Aan deze omstandigheid is het te danken, dat andere personen, die reeds ten doode waren op geschreven, tijdig gewaarschuwd konden wor den. Ware dit niet gebeurd, dan zou er een algemeene opruiming onder 's lands kopstuk ken zijn gehouden. Zender de hulp van het toeval had de po litie overigens tegen de goed georganiseerde plannensmeders niet veel kunnen uitrichten. Die hadden met de verwezenlijking van „het project 1933" ongestoord een aanvang kunnen maken, indien niet een marine-officier, die op de hand van de regeering was. een oproep had onderschept, waarbij vijftig leden van de „Na tionale bloedbroederschap" werden uitgenoo- digd tot het bijwonen van een geheime bijeen komst ergens in een ouden tempel. De politie zag kans ongezien binnen te drin gen en vernam, dat o a. de minister van oor log Araki en de eerste minister Saito op de no minatie stonden om in 1933 te worden ver wijderd. Vijftig personen konden gearresteerd worden. Zij vormden belangrijk materiaal bij het pro- Een buitengewoon merkwaardig testament is emaakt door een rijk Poolsch edelman, die je Warschau leefde. In zijn testament, dat eeni ge uren na zijn dood is geopend, verzocht de edelman zijn radiotoestel in zijn doodkist te plaatsen en hem de koptelefoon op te zetten. Verder verzocht deze zonderling ook zijn pijp en vier pond tabak, alsmede zijn yo-yo in zijn kist te leggen. ces naar aanleiding van den moord op Inoekai. Het bleek, dat de geestelijke leider der na tionale bloedbroederschap zijn naam gemeen had met den vermoorden minister van finan ciën; de man heet n.l. Nissho Inoue; een on ruststoker en mysticus. Vroeger was hij student, maar voor geleerde toonde hij toch niet veel aanleg te hebben. Veel geschikter was hij tot spion. Hij nam dienst in het Japansche leger en bracht het tot geheim agent, hetgeen de Chineezen aan den Hjve ondervonden. Ook van dit opwindende baantje had hij spoedig genoeg. Hij meende tot het vervullen van een heilige zending te zijn geroepen en ging daarom on verwijld over tot de stichting van een nieuwe religieus-politieke secte. Aan zijn brein ont sproot de idee der renaissance van het „oude heilige Japansche rijk" zonder Westerlingen en zonder Westersche beschaving. Zijn orde noem de hij de nationale bloedbroederschap, en daar de Japanner van nature radicaal is, was van halve maatregelen geen sprake. Na dertien jaar onder de Eskimo's geleefd te hebben, bevond Bertram Barker, van Brick- land House, Longford, Coventry zich op het vrachtschip „Bright Fan", toen deze in botsing kwam met een ijsberg en in de Hudsonsbaai zonk. Barker, die Zaterdag in Liverpool aan kwam, vertelt o.a.: Het was ongeveer half 5 's morgens. Ik sliep in mijn kooi toen ons schip in volle vaart tegen den ijsberg botste. De ijsberg was 300 voet lang en 100 voet hoog. De kapitein hoopte het schip los te krijgen en het op het strand te krijgen, maar spoedig bleek dat er weinig kans bestond het schip te redden en opeens zagen wij dat het begon te zinken. Het schip zonk zóó snel, dat het op gelijke hoogte van onze red dingsbooten lag, toen we het ternauwernood verlaten hadden. Wij kwamen allen gelukkig in de booten terecht, maar er bleef ons geen tijd iets van onze bezitting te redden. Een on- :er keerde echter nog eens crug naar ue keu ken, om de zwarte kat, Sambo, te halen. Onze marconist zond S.O.S.-seinen en gaf de ligging van het schip aan. Wij werden door een schip van den bewakingsdienst opgepikt, naar Cali- fomië, in de haven Churchill gebracht." Even interessant als deze schildering der ramp is het feit, dat Barker 13 jaar lang in het Noord-Westelijk gebied van Canada als Eskimo geleefd heeft „Ik heb het leven van een Eskimo geleid, maar, hoe zonderling het ook klinken mag, ik heb in mijn ijshut radio gehad en tijdens de lange avonden beluisterde ik de dansmuziek uit de Londensche hotels. Ik was 300 mijlen van de magnetische pool verwijderd en ont ving een of tweemaal per jaar mijn correspon dentie aan de Hudsonbaai. Tien maanden in het jaar was ik absoluut afgesloten van de be schaafde wereld." Uit deze schildering van het leven van een pelsdierjager valt onmiskenbaar te besluiten dat tijd en ruimte overwonnen zijn. De Noordelijke regionen van Canada liggen geheel afgeschei den van de wereld; daarboven neemt de een zaamheid vormen aan, die alleen door men- schen met onverwoestbare lichamelijke en gees telijke krachten te verdragen zijn. Toen de Franklin-expeditie den 26en Juli voor het laatst in de Melville-baai gezien werd, was juist de stoomscheepvaart begonnen. Maar was de reading van Nobi.e iceds een wereldhistorische étappe, eerst de radio heeft de zegepraal voltooid. De pelsdierjagers, die onder de Eskimo's leven en in Noordpoolnachten de dansmuziek uit Londensche hotels beluisteren, zijn de men- schen, die nieuwe begrippen van tijd en ruimte s Een documentair verslag, uitgebracht over de opzienbarende gebeur tenissen te Beauraing en Banneux, door den bekenden letterkundige W. AS5ELBERGS (schrijversnaamAnton van Duinkerken), in zijn kwaliteit van redacteur van hef dagblad „Dé Tijd" Het werkje is groot 56 bladzijden, naast 16 bladzijden illustraties, uitgevoerd op kunstdrukpapier. Verkrijgbaar in den boekhandel gekregen hebben. De sterren, die in de door dringende koude aan het uitspansel schitteren en die overal zijn en alle menschen bestralen met hun koude lichten, zijn de getuigen en ge tuigenissen der eeuwigheid, die altijd en in alle omstandigheden onzen eerbied afdwingt. Het voorbeeld van Brazilië, dat zijn koffie verbrandt, en van Amerika, dat met zijn te veel aan graan op dezelfde manier te werk gaat, is thans ook door Griekenland gevolgd. Niet met koffie en graan, dat men voor duur geld moet invoeren, maar met Macedonische tabak, die in de streek tusschen Saloniki en Guemerudjina zóó overvloedig groeit, dat er geen voldoende afzet meer voor gevonden kan worden. Daarom heeft de vereeniging van ta baksplanters en handelaren van Grieksch-Ma- cedonië besloten een paar duizend balen tabak te vernietigen. De tabaksprijzen, die voortdu rend dalen, moeten gehandhaafd worden dus weg met de overtollige tabak! Daar de zee zoo nabij is, heeft men de tabak eenvoudig over den kademuur in het water ge kiept. De visschen der Egeesche zee zullen zich aanvankelijk wel verwonderd hebben over het edele kruid, dat hen voorgeworpen werd. Later konden ze dat niet meer, want er kwam een groote sterfte onder de visschen. De kustvis- schers, die met tabak niets te maken hebben, schreven den massadood der visschen aan de tabak toe en dienden bezwaren in bij de betref fende autoriteiten. Er werden onderhandelin gen gevoerd, die tenslotte tot een vergelijk voer den. De regeering, die inzag dat er iets gebeu ren moest om de tabaksprijzen op peil te hou den, had niets tegen de vernietiging van de tabak de visschers mochten echter door de vermindering der opbrengst van hun visscherij niet gedupeerd worden en nu werd bevolen dat voortaan de tabak niet vlak bij de kust, maar enkele mijlen ver in open zee geworpen moest worden. Bovendien moest men de balen met steenen verzwaren, opdat ze onder de zeevis- schen, die de open zee prefereeren, zoo weinig mogelijk schade zouden aanrichten. Wat was dat?" vroeg ik verschrikt. De maan wierp een zilveren glans over de hennepvelden en cocospalmboschjes en verlichtte spookachtig de veranda van de bungalow. Ten Broek en ik waren er alleen. In het verblijf voor het personeel werd veronder steld, dat niemand aanwezig was. Het geluid, dat mij had opgeschrikt, was een zachtjes schuiven over de planken van den vloer, alsof iets erover werd gesleept. Dan hield het op Ten Broek lachtte. Hij was een groote, breed geschouderde man, afkomstig van de eerste landverhuizers in Amerika en hij bezat een nog al hardvochtig gevoel voor humor. „Ik herinner mij, dat ik ook kippenvel kreeg eenige jaren geleden, toen ik het voor het eerst hoorde," zei hij. „En je zult jezelf hartelijk uit lachen. als ik je vertel wat het is." „Is Bernardo daar?" Bernardo was zijn eerste houseboy een brui ne, ernstige Philippijn, die Ten Broek veraf goodde. Zijn meester had hem een flauwe aar digheid geleerd om zijn gasten te amuseeren. Als wij aan het babbelen waren, bij voorbeeld over te groote spanning van de oogspier, dan klapte Ten Broek in de handen en riep: „B°r- nardo!" „Ja, sir!" „Bernardo, weet je iets van granuleerende conjunctivis?" „Heelemaal niets, sir." „Je kunt gaan." Of dan weer zonder de minste reden liet hij den jongen komen „Bernado?" „Ja, sir?" „In welke richting waaien de panden van je jas?" „Naar het Zuiden, sir." „Je kunt gaan." De jongen leende zich met een verrukkelijken, zoogenaamden argeloozen ernst aan dat spel letje van zijn heer, hoewel hij niet geheel het pleizier kon verbergen, dat hij voelde om als mikpunt van die grappen te dienen. Behalve zijn bewondering voor zijn meester, koesterde Bernardo nog een vurigen wensch. Hij wilde met Ten Broek mee naar de Vereenigde Sta ten gaan zooals diens plan was voor de vol gende week. De jongen wilde daar studeeren, tegelijk zijn kost verdienend als knecht van Ten Broek. Dat was het ideaal, waarop hij zijn zinnen gezet had. „Neen, het geluid, dat je hoorde, is niet Ber nardo," grinnikte mijn gastheer. „Hij is wegge gaan half huilend, omdat ik hem vertelde, dat hij zijn droom moest opgeven, en dat het niet mogelijk was, hem mee naar New-York te nemen." „Arme jongen, het spijt mij voor hem." „Ik ben niet van plan mij in moeilijkheden te steken. Weet je, dat ik hier een papier zou moeten teekenen, waardoor ik voor hem ver antwoordelijk word? En weet je, hoe het gere geld gaat? Zoodra zij ir bewoonde strekf-r zijn aangekomen gaan zij op den loop. Zij zijn al len hetzelfde. Geef ze een vinger, dan nemen zij de heele hand. Ik ken dat volkje veel te goed om dankbaarheid te verwachten. Neen, zelfs niet van Bernardo!" „Het was zijn vurigste wensch," zei ik, „hij droomde ervan." „Droomen zijn bedrog. Hij zal er zich gauw genoeg overheen zetten Het schuren en sleepen begon weer. Er kwam een lichte trilling in den vloer ik voelde die in mijn voeten. Hoe dan ook, ik was er akelig van. „Laten wij eens kijken," zei ik. „Is het mis schien Manuel, die beneden onder de veranda aan het werk is?" Manuel was de tweede boy. Ten Broek lachte smadelijk. „Neen, die is aan de deur gezet." „Waarom?" „HU viel mU vandaag aan met zijn mes, maar raakte mU niet." „Hoe dat?" „Och ja. De zaak is zoo: De pijpen van den artesischen put ginds worden gerepareerd en ik beval Manuel water te halen uit de rivier. De luie kerel wilde zich die stappen besparen door naar den vUver te gaan, waar de heele buurt de wasch doet. En hU wilde mU het water on gekookt voorzetten. Dat was hetzelfde als mU ^ZEG.HE 8JEGE HOORD WAT EEN PRACHTIG ORGEL MIJNHEER MACK VOOR OE KERK GÉ KOCHT HEEFT1? K MIJNHEER MACK 6 ZOO'N UIT5TEKEMD EN6CH,HIJ MOET EEL RIJK WEZEN! EN ZOO EN VRIJGE VIG/ Q O O VRIENDELIJK EN VRIJGEVIG ,6^ KERLOOT,/ MIJNHEER FLINT ZEGtA DAT HIJ DE GENE 16, DIE OE OUDE WEDUWE DRAKE HAAR BOERDERIJ AFHANDIG HEEFT GEMAAKT/ NUMOET ZE NAAR HET ARMENHUI6 WAt EEN BLAA6KAAK 16 DIEHMAN GEEN WONDER,DAT HIJ ZOO'H MILDE BEVERIG/ fJA MIJNHEER HIJ GEEFT DAT^ ORGEL AAN DE KERK EN R,E~\ TAALT HET UIT Z'N EIGEN 2EV.J NU, MACK 16 EEN HANDIG ZAKEN-) man; MAAR dat kan MEN IE MAND niet kwalijk nemen. II HIJ 16 VRIJGEVIG,U|T6TEKEMD.' '.DAARIN VERDIENT HIJGEPRE- TE WORDEN.' IK GELOOF, DAT, AL6 MACK DIE (WEDUWE GEHOLPEN HAD OM HAAR BOERDERIJ IN 6TAND 7E HOUDEN, HIJ EEN VEELBETER' WERK ZOU VERRICHT HEBBEN). DAN EEN ORGEL AAN DE KERK TE GEVEN, MAAR DAT ZOU Nil ZOOVEEL,OPZIEN GE0AARD met besmettelijke bacillen te vergiftigen, want de cholera heerscht ginds. Ik gaf hem een oor vijg en hij trok zyn mes." „En toen?" „Toen gaf Ik hem een opstopper, dat hij om ver viel. Ik zei hem meteen den dienst op en hü sloop weg, zwerende, dat hij mU wel zou krijgen." Onwillekeurig dempte ik mUn stem en fluis terde: „Lijkt dat geluid niet op iemand, die daar voortsluipt, probeerende niet gehoord te wor den?" Ten Broek lach te hartelUk. „Ma- nuel zou het hart ertoe niet hebben, r die lafaard! En *I€ iZllTlt gd&Tl zal ik je nu eens zeggen, wat dat I geluid is?.... Een carabao!" HU gierde het uit. „Een carabao!" herhaalde ik. „Zeker, een oude buffel, anders niets. ZU heb ben er altijd pleizier in onder de huizen door te sluipen en hun horens te schuren tegen de planken van den vloer. Den eersten keer. dat ik dat hoorde, dacht ik, dat een Spaansche edel man als geest een schatkist aan het rondsieepen was." „Een carabao!" bromde ik. „Wacht eens, ik zal hem verjagen." Ik sprong over het hek en greep een afgeval len cocosnoot als projectiel. Daarna keek ik onder den vloer van de veranda, maar zag niets. „Ten Broek," zei ik, „er is niets daar be neden." Maar weer hoorde ik dat spookachtig geluid. Ten Broek greep de lamp, stak die aan en liep vlug naar het gedeelte van de veranda, waar de afscheiding was van het dienstboden kwartier. HU sprong erover en keek naar die zUde. Ik was hem gevolgd en wU zagen daar Bernardo liggen met een doodelUke wonde in zUn borst, zijn ledematen reeds verstUfd. Het was gemakkelijk te raden, wat er gebeurd was. ZUn verdriet om het besluit van zijn meester, de terugkeer van den snoevenden Manuel, bun worsteling en Bernardo's vurig verlangen om Ten Broek tegen het gevaar te waarschuwen: het spoor van dit alles was duidelijk met bloe dige letters geschreven over de planken „O, hoe zou ik willen," zei Ten Broek, „dat ik vandaag dien armen jongen maar wat wUs had gemaakt. Had ik hem maar laten denken, dat hU mee naar New-York zou gaan." De oogleden van Bernardo knipperden en openden zich met moeite. Ten Broek viel op de knieën naast hem neer. „Bernardo," zei hU zachtjes. De lippen van den jongen bewogen zich en hU fluisterde: „Ja, sir?" „Bernardo, je kunt gaan." En Bernardo glimlachte een seconde, dan deed hU, wat hem bevolen werd. O. K. Professor Bredetsky van de Universiteit te Leeds, leider van het Internationale Diploma tieke werk van het nieuwe Centrale Bureau der Zionistische organisatie in Engeland, wees er in een persgesprek op dat het aantal uit Duitschland gevluchte Joden, dat in Engeland en andere landen zal mogen blUven, gering is In Engeland worden zU slechts toegelaten onder de verplichting, dat zU geen werk zullen verrichten, dat door Engelschen kan worden gedaan en dat de kosten voor hun levens onderhoud niet ten laste van den Engelschen belastingbetaler komen. Alle vluchtelingen worden dan ook onder houden door Joodsche fondsen, waarom wU een beroep meenen te kunnen doen op de Engei- sche regeering om de deur van Palestina wat verder open te zetten. Volgens het officieele kwartaalsoverzicht voor de drie maanden, eindigende 30 Juni j.L, is het aantal geboorten in Engeland en Wales en het aantal sterfgevallen afgenomen. Het aantal levend geborenen bedroeg 154.165, d. i. 11.238 minder dan in de overeenkomstige periode van 1932. Het aantal sterfgevallen bedroeg 108.609, d. 1. 61.393 minder dan in het voorafgaande kwar taal en 7619 minder dan in de overeenkom stige periode van 1932. Gemeld wordt dat de Iman van Yemen een verbond heeft gesloten met de Idrissi van Asif, welk land Yemen van Ibn Saud opeischt. Idrissi rebelleert met Yemenitische strijdkrach ten, die troepen van Saud bU de Salla-heuvelen hebben aangevallen. i I op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfk by levenslange gebeele ongeschiktheid tot werkendoor f 7C/1 bU een ongeval met f O Cfk A116 aoonne S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringea u 1/1/verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen doodeiijken afloop I AVl/i" bU verlies van een hand f 1 O C oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f /ff) bij verlies van 'n f Uuim of wijsvinger heen of arm tri/»™ een voet of een oog i anderen vinger Toen mUn eerste blik op haar viel, stond zU rechtop, in een uitdagende houding, het gezicht naar liaar nicht gewend. Maar vóór ik de ont roering, dcor haar schoonheid veroorzaakt, te boven was, boog zij 't hoofd en haar blik ont moette den münen. De afschuw van de situatie overweldigde haar en in plaats van een trotsche vrouw, bereid om de booze toespelingen van haar tegenstandster met voeten te treden, zag ik helaas alleen maar een bevend wezen, dat zich bewust was van het onheil, dat haar boven het hoofd hing. Welk een droeve verandering! Welk een afschuwelijke openbaring! Dit stond gelijk met een bekentenis. Intusschen had Mary haar tegenwoordigheid van geest teruggevonden; met uitgestrekte hand deed zU een stap naar voren en zei tot mU: „U is mUnheer Raymand niet waar? U is wel goed, dat u ons wilt bUstaan." Toen wendde zU zich tot Gryce en vervolgde: „En u? Komt u ons meedeelen, dat men bene den naar ons gevraagd heeft?" Set was wel degelUk dezelfde stem, die wU «chter de deur gehoord hadden, maar nu zach ter en streelenden Ik nam Gryce van terzijde op. De klank van deze stem maakte bhjkbaar grooten Indruk op hem, want de buiging, waar mede hij die woorden beantwocordde, was die per dan gewoonlijk. De detective wendde zyn blik niet naar Eleo- nore, hoewel het Jonge meisje hem aankeek met een blik, waarvan de angstige uitdrukking wel sprekender was dan welke uitroep ook. Diep ontroerd, vergat ik dat Mary het woord tot mij gericht had, ik vergat zelfs haar tegenwoordig heid en ik wilde naar haar nicht toegaan, toen Gryce zyn hand op mUn schouder legde, mU tegenhield en zei: „Juffrouw Leavenworth spreekt tegen u." Weer tot mU zelve gekomen, draaide ik mU om, om Mary Leavenworth mijn arm aan te bieden; wü gingen naar de deur. Oogenblikke- lijk verloor haar houding alle stUfheid, zU glim lachte zelfs en ik moet bekennen, dat geen en kele vrouw glimlachte zooals zU. „U bent heel vriendelük," zei zU met zachte, welluidende stem. „Ik heb behoefte aan steun en mUn nicht doet zoo vreemd vandaag." Hum, dacht ik. Waar is nu de verontwaardig de godin gebleven, die ik daar straks gezien heb, met woede in de oogen en een bedreiging op de lippen? Is het mogehjk, dat zU trachtte onze verden kingen af te wenden? Of vergiste zU zich zoo danig, dat zU dacht, dat wU geen belang hecht ten aan de verschrikkelijke beschuldiging, die zU op een zoo kritiek moment geuit had? Maar Eleonore, die op den arm van den de tective steunde, trok weldra al mUn aandacht. Ook zU had haar kalmte herwonnen, hoewel niet zoo volkomen als haar nicht. ZU zag nog bleek en haar hand trilde. „Was ik maar nooit in dit huis gekomen," zei ik tot mijzelf. En ondertusschen was ik toch blU, dat ik Eleonore Leavenworth had leeren kennen. Ik voelde heelemaal geen medehjden met haar. Nooit had een misdaad er zoo duister uitge zien; wraak, egoïsme, haat en hebzucht waren de motieven, en toch.... Maar waarom zou ik mUn gevoelens trachten te ontleden! Weldra stond ik weer in de kamer, waar de uitvoerders van de wet ons met ongeduld wachtten. ZEVENDE HOOFDSTUK Mary Leavenworth Ik haastte mU om mUn gezellin te doen plaats nemen in den uitersten hoek van het vertrek; toen zochten mUn blikken haar nicht. Eleonore Leavenworth toonde op dat oogenblik noch aar zeling noch verwarring. Leunend op den arm van den detective, kwam zU langzaam naar vo ren en wierp een kalmen blik op de aanwezigen. Na den coroner gegroet te hebben, nam zij plaats op den stoel, dien de bedienden haar brachten. Het was iedereen duidelijk, dat het een houding was, maar toch was het effect er niet minder om. Oogenblikkelijk hield het ge fluister op, de onderzoekende billeken wendden zich af, en een soort eerbied kwam in de plaats voor de onbetamelijke nieuwsgierigheid van het eerste oogenblik. Hoewel ik nog steeds onder den indruk was van haar geheel ander gedrag, waarvan ik zoo juist getuige was geweest, voelde ik me toch opgelucht. Niettemin schrok ik, toen ik de oogen van Mary strak op haar nicht ge vestigd zag met een vragende uitdrukking, die allesbehalve bemoedigend was. Ik stond het punt, haar te vragen of zU zich in acht wilde nemen, toen het afroepen van haar naam haar tot de werkelükheid terugriep. ZU richtte het hoofd op om de jury aan te küken, en ik zag een glimp in haar oogen komen, die mU herin nerde aan de verontwaardigde godin van daar straks. Die uitdrukking verdween nochtans snel en uiterst bescheiden bereidde Mary zich voor om te antwoorden op de vragen van den coro ner. Hoe moet ik den angst uitdrukken, dien ik op dat oogenblik ondervond? Zou Mary haar be schuldiging herhalen? Wantrouwde zU haar nicht niet alleen, maar haatte zU haar ook? Zou zU in het publiek durven verklaren, wat zU haar gezegd had onder vier oogen? Haar houding verried in geen enkel opzicht haar bedoelingen; in mUn verwarring keek ik naar Eleonore. ZU had haar gelaat in haar handen verborgen, uit vrees voor wat haar nicht zou gaan zeggen. Mary's verklaring duurde niet lang. Na eenige vragen, die betrekking hadden op haar positie in het huis, op haar verwantschap met den docde, vroeg de coroner haar, alles te zeggen, wat zU wist omtrent den moord en de ontdek king van het lUk door Eleonore en de bedien den., Met diepe, welluidende stem antwoordde zU: „U stelt mU daar een vraag, waarop ik slechts door hooren zeggen kan antwoorden. Ik weet over den moord en de ontdekking van het lijk alleen dat, wat de bedienden er mU van verteld hebben. Ik herademde. Eleonore nam de handen voor haar gezicht weg; het leek mU, dat er een straal van hoop op haar gelaat kwam. Mary ging ver der: „Hoe vreemd het u ook mag voorkomen, ik ben niet in de kamer gegaan, waar mUn oom lag. Mijn eerste ingeving dwong raU. dit afschuwelUke tooneel te ontvluchten. Maar Eleonore is de studeerkamer binnengegaan, en zij zal u kunnen zeggen „Later zullen wU juffrouw Eleonore ondervra gen," viel de coroner haar in de rede, op een voor zijn doen heele beminnelyken toon. Klaar- blUkelUk onderging ook hij de bekoring van deze schoone vrouw. HU hernam: „Wij willen alleen maar weten, wat u gezien hebt. U kunt ons dus niet zeggen, wat er ge beurd is in de studeerkamer op het oogenblik dat het lUk ontdekt is?" „Neen, mijnheer." „U weet dus alleen, wat er In de hall ge beurd is?" „Er is niets in de hall gebeurd," antwoordde zU onbevangen. „Ik dacht, dat de bedienden, toen zU de hall inkwamen, daar uw nicht aangetroffen hadden, die uit de studeerkamer kwam, nadat zU bUge- komen was van haar flauwte." „Dat is ook zoo. Maar wat is daar voor bU- zonders aan?" „U herinnert zich dus, dat u juffrouw Eleo nore door de hall hebt zien gaan?" „Ja, mUnheer." „Hield zij een papier in de hand?" „Een papier?" herhaalde Mary, „had JU een papier in de hand, Eleonore?" voegde zU er aan toe en wendde zich snel tot haar nicht. Dit was een spannend oogenblik. Eleonore, die bU het woord „papier" zichtbaar geschrokken was, richtte zich bU het hooren van die on schuldige vraag op en wilde iets zeggen; maar de coroner, die de voorschriften, door de wet gegeven, trouw in acht nam, hief de hand op en zei: „Stel uw nicht geen vragen; u alleen moet op dit oogenblik spreken." Toen herhaalde hU de vraag: „Vertel ons alstublieft of u haar met een pa pier in de hand gezien hebt." „Ik? O neen, ik heb niets gezien." Toen men haar ondervroeg over de gebeurte nissen van den vorigen avond, vertelde zU, dat haar oom onder het diner er nogal bezorgd uit zag, maar niet zoo, dat men zou kunnen denken, dat hU over het een of ander verdrietig of on gerust was. ZU had hem den heelen avond niet meer gezien, omdat hU in zijn kamer was ge bleven. De laatste herinnering die zij aan hem behield, was, dat hij voor de laatste maal aan zat aan het diner. Dit werd op zoo'n bewogen toon gezegd, dat de toehoorders onder den in druk kwamen. Gryce bUvoorbeeld zat aange daan voor een inktkoker. Eleonore echter bleef onbewogen. De coroner vroeg toen: „Stond uw oom met iemand op slechten voet? Had hU geldswaardige papieren of verborgen geld in zUn bezit?" (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 10