Avonturiers in groot formaat Md vetfiaal van den dag DE TOCHTEN VAN VASCO DEGAMA DE SCH00NE STOET, DE KLEINE ANNIE EN HETSPOOKHUIS De ongeloovigen DINSDAG 19 SEPTEMBER De moeizame reizen der Portugee- sche zeevaarders hebben voor Europa den weg gebaand naar vreemde landen d'Alboquerque's werk Een concentratiekamp opgeheven Een boerderij cadeau! afdrukken 2.1 JN HAHA 1 DFNK MM Geheime organisaties in Bulgarije AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL HET GEVAL LEAVENWORTH DOOR ANNA K. GREEN ^jlJ 10 Lang vóór dat Engeland er aan dacht Britsch-Indië, Nederland Oost-Indië, Frankrijk Indo-China te koloniseeren, waren de Portugeezen er in geslaagd den weg naar Azië te vinden om Afrixa heen. Bij hen gingen onze zeevaarders in de leer, bij hen moesten wij de reisroute achterhalen, bij hen voor geld en goeie woorden een zeekaart zien te bemachtigen. Zijn de tochten onzer Indië- vaarders van belang, uit nationaal oogpunt, be langrijker waren de tochten der Portugeezen, aan wie de eer toekomt voor Europa den weg te hebben gebaand. De rij der alles-durvende kerels, die met een bijna zekeren dood voor oogen in weinig ver trouwenwekkende scheepjes stapten, om naar onbekende landen te varen, werd geopend door Barthoiomeus Dias. Wel kwam hij niet heeie- maal in Indië aan, maar voorbij Kaap de Goede Hoop kwam hij wel, en dit reeds was voor koning Jan II van Portugal genoeg om den eerstgekozen naam „Cabo Formemozo" (Stormachtige Kaap) te veranderen in „Cabo bona Esperanza". In 1497 gaat Vasco de Gama op weg, om den tocht van Dias, van 1486, met hoop op ineer succes te beproeven. Uit onkunde van hetgeen op zee te wachten ts, gaat Vasco met zijn gezellen op reis in het ongeschiktste jaargetij. Maanden dobberen ze op den oceaan rond, om eindelijk, na dagen van.gierenden storm zonder einde, na volkomen windstilte, na verzengende hitte, in November om de kaap heen, koers te zetten naar Mozam bique. Van daaruit ging het naar de kust van Malabar, waar in Mei 1498 de haven van Cali- coet werd bereikt. Op zijn weg vond Vasco de Gama overal een vergevorderde beschaving, en het contact, dat de Mohammedanen van Egypte en Perzië uit met Indië hadaen, was niet ge ring. Maar de zee-route was nu voor goed een feit geworden. Europa, kon beginnen met zich van koloniën te voorzien. Het gelukte Vasco de Gama niet reeds op de eerste reis een nederzetting te vestigen, zijn vier kleine scheepjes waren niet genoeg voor zien van het noodige, terwijl al direct de ach terdocht en naijver der Mohammedanen hem parten speelde bij den vorst van Malabar. In Augustus 1499, dus meer dan twee jaar na het vertrek, was onze ontdekker terug in Por tugal. Nu zond de regeering eskader op eskader uit om te beproeven vasten grond te krijgen in Indië en handelsrelatiën te vestigen. Ptdro Cabral vertrok in Maart 1500 met 13 schepen, hield te veel westelijk aan, ontdekte per onge luk Brazilië, plantte er de Portugeesche vlag, ging daarop verder, om in Malabar te landen. Opnieuw zaten hier de Mohammedanen den Por tugeezen in het vaarwater, er kwam herrie, men beschoot Calicoet, en kreeg een heel rijke lading peper en gember mee naar huis van eenige andere vorsten, naijverig op den vorst van Malabar. In 1502 was Vasco de Gama klaar voor een tweede expeditie, die echter weer spoedig te rug kwam met een enormen voorraad spece rijen, goud, paarlen en edelsteenen, geroofd van een Saraceensche vloot. Ook de Portugeezen hebben Piet Heins in de familie gehad. /Nog voor dat de Gama terug was, gingen er weer drie andere eskaders op weg, en het eerste trof het geweldig. De vorst van Malabar had dien van Cochin verdreven om zijn sympa thieën voor de Portugeezen en toen dezen dan ook van die situatie kennis kregen, herstelden ze hem in zijn vroegere positie. Uit dankbaar heid mochten de beschermers een sterkte aan leggen, en zoo kregen de Portugeezen hun eer ste stad in Indië: Santiago. Hier bleef nu, bij de afvaart der vloot, Eduard Pereira met drie «chepen en honderd soldaten achter. Wat de wanhoop vermag, als het den rnensch om zijn leven gaat, grenst aan het ongeloofe- lijke. Fantasie lijkt het, dat 40.000 soldaten niet in staat zouden zijn om een troepje van een paar honderd man onder den voet te loopen. Fantasie lijkt het, dat de vorst van Malabar, na 18.000 man verloren te hebben, den strijd zes maanden ziet gerekt en dan gedwongen is schandelijk af te trekken. Maar de historie wemelt van fantastische verhalen en ze zijn werkelijkheid. Treft men geen gitzwarte voor teelden aan van wankele vorstengunst en mis selijke ondankbaarheid? Stierf Columbus niet in armoe? Is Balboa niet afgemaakt? Werd Cortez niet in vergetelheid gestort nadat hij Mexico had veroverd? Ook Pereira trof dit lot. Intriges brachten hem in den kerker, men sprak niet meer over den held van Santiago, die eens met onbeschrijfelijk enthousiasme door Lissabons straten trok, om de hulde van een volk en een koning voor dapperheid en eenvoud in ontvangst te nemen. Niet hij werd de eerste onderkoning van Indië, daarvoor kwam een gunsteling van den koning, Frans van Almeida, in aanmerking. Deze onderkoning en zijn zoon hebben op hun beurt hetzelfde instrument van onversaagden moed bespeeld. Zij begonnen de kusten te blokkeeren met sterkbewapende fac torijen, zij begonnen diplomatieke weefsels te spinnen met de vele kleine en groote bazen in het land van de zon en den olifant. Eii die on derkoning? Romantiek en tragiek lag voor iederen burger op het levenspad als hij het in die dagen waagde naar verre landen te reizen. Almeida verloor zijn zoon in den strijd, zelf viel hij op den terugtocht naar Portugal in handen van een bende Hottentotten. Wij noemen J. P. Coen terecht den grond vester van het Nederlandsch gezag in Insulin- de. Dezelfde functie heeft Alfons d'Alboquerque voor de Portugeezen bekleed. Geoefend in de practijk door jarenlangen dienst, was zijn eer ste groote daad het breken van den invloed, door den Shah van Perzië in Indië uitgeoefend. Hij dwong door de verovering van het eiland Ormus den daar zetelenden heerscher schat ting te betalen. Doch Oostersche list en trou weloosheid van eigen bevelhebbers maakten dit eerste voordeel weer spoedig ongedaan. Nu zwoer hij Ormus te onderwerpen en niet eerder zou hij naar den coiffeur gaan om zich te laten scheren. Zijn baard had den tijd te groeien, want Alboquerque kreeg eerst heel wat ander werk te verrichten. Hij stichtte, door verove ring, een regeeringscentrum te Goa, van waar uit het Portugeesch gezag zich steeds meer over Indië zou verspreiden (1510). Het jaar daarop viel Malakka in zijn handen, waar de vorsten uit Siam, Java en Sumatra hem hun gezanten zonden. Hij was de sterke man; door hem dong het Oosten naar de vriendschap van den Por- tugeeschen koning. Nog altijd groeide welig de baard op Albo- querque's gezicht, zijn eed moest hij nog ge stand doen, Ormus moest nog worden veroverd. Want dierbaard werd lastig, was meer dan een halven meter lang geworden, hij hing tot over zijn gordel. De koning van Ormus voelde zich sterk achter zijn vestingen, gesteund door de Perzen, gesteund ook door de Venetianen, die van de Portugeezen in Indië alleen armer kon den worden. Maar zijn woord hield hij, Ormus capituleerde, Alboquerque kon zich weer rustig scheren. Het was zijn laatste succes. Zijn roem kende geen grenzen meer, en dat is ongelukkig, want dan komt er een heel venijnige worm knagen aan het hart van een koning. Dan fluisteren talloos veel benijders, die den zenuw trek op het gezicht van den vorst zien en be grijpen, ais Alboquerque ter sprake komt, aan een luistergraag oor, hoe hoog Zijn Excellentie de onderkoning wordt geëerd. „Zelfs uit Abes- sinië is een schitterend gezantschap naar Goa gekomen, niet naar Lissabon, om wel den on derkoning, niet den koning zelf, kostbare ge schenken aan te bieden." „Dit is de laatste brief, Segnor! dien ik aan uw hoogheid, onder doodelijke stuiptrekkingen, schrijf. Zoo vele heb ik er u geschreven met een vroolijk hart, telkens als het geluk met mij was om u diensten te bewijzen. Ik neb in dit land een zoon: Bias d'Alboquerque. Ik smeek uw hoogheid hem de vruchten van zijns vaders verdiensten niet te onthouden. Wat Indië be treft, dat zal voor zich zelf en voor mij ge tuigen." Romantiek en tragiek. De onderkoning van Indië, op weg naar het moederland, stervend in angst voor het lot van zijn jongen. De koning, bewust of onbewust, benoemde tot zijn opvolgers twee menschen, door d'Alboquerque eertijds wegens misdaden de kolonie uitgezon den. Zij komen terug, hun levenstaak, hun wrp,ak, is gelukt, zij zullen hun ouden bevel hebber vervangen, zij verschijnen voor hem met hun aanstelling in den zak. Arm Indië, zucht d'Alboquerque, arme koning, arm Por tugal! Ja, maar ook: arme kerel van een d'Albo querque. Wat een leed moet zijn ziel hebben geschroeid, toen hij daar lag te sterven op dat schip in de haven van Goa! Het was den 16en Sept., toen een der edel ste en onbaatzuchtigste van Portugals zonen stierf. Hij was niet alleen de vechtjas zonder meer, hij was de vader zijner soldaten, die hem betreurden als een zorgzaam aanvoerder. Hij was de vriend der burgers van de door hem bedwongen en veroverde steden, door te zorgen voor een goede politie, een goede wetgeving, een menschelijke behandeling, een ijverige schaar missionarissen. Vele jaren na zijn dood, als in het moederland het leven van dezen held algemeen bekend wordt, dan wil men tenminste muil» Heden waait alweer de driekleur, 1 Als een uiting van gezag. Heden is het toch voor Neerland Méér dan een gewone dag! Want vandaag glanst onze Hofstad f Zeer in uiterlijke praal; 1 't Is de opening der Kamers Van de Staten Generaal! Langs een haag van vele menschen Door een deining van hoera's, Wordt de gouden koets getrokken, i Met een sprookjesachtig waas. I Want een échte Koninginne, En naar wijsheid èn naar stand, Rijdt op koninklijke wijze, Met den schepter in de hand! En een stoet van hovelingen, Goud behangen en betrest, Pluimboswuivend, sabelglanzend, f En in houding op z'n best, f Volgt weer onze Koninginne, s Met prinsesje en gemaal, Naar de opening der Kamers Van de Staten Generaal! De paardjes, die trapp'len In blijde candans Het rhythme der zonnige stoete Maar schooner cadans is Het hart'lijk hoera Om onze Vorstin te begroeten! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) ËlllllilllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllË zijn overblijfselen eeren door een waardige laatste rustplaats. Maar dan weigert de bevol king van Goa om de dierbare resten af te staan, en dan moet de Paus tusschen beide komen om een oplossing te verkrijgen. De Portugeezen gingen door met het maken van veroveringen, ze maakten zich van de Mo- lukken meester, nestelden zich in Ceylon, op de kust van Coromandel, op de Soenda-eilan- den, en knoopten handelsrelatiën aan met China en Japan. Maar geen onderkoning bleek in staat d'Alboquerque te doen vergeten. Hij was de avonturier in groot formaat, niet ge brand door lage begeerten, niet geschonden door kruideniers-gedachten. Na hem daalde langzaam het aanzien der Portugeezen, hun winzucht werkte grove misbruiken in de hand, de koloniën waren spoedig voor veel bereke nende geesten een plaats waarmen in den kortst mogelijken tijd, met de gemakkelijkste middelen, de hoogst mogelijke winsten en ver mogens gaat verzamelen. Diep bederf drong in de Portugeesch-Indi- sche samenleving door en daardoor kregen de waarlijk weinig minder baatzuchtige Hollan ders en Engelschen op hun beurt de kans om ook een deel van den kolonialen buit te ver overen. Een concentratie-kamp te Bremen is gesloten en de meeste gedetineerden zullen op een schip worden gebracht, dat daartoe is ingericht, en dat dicht bij de plaats is gemeerd, waar de ge vangenen moeten werken. De gevaarlijke gevangenen en de felle anti- Hitlerianen zullen in een oud fort buiten Bre men worden opgesloten. Een melkboer te Gross-Luebers in Saksen heeft van Adolf Hitler een boerderij met 50 H.A. land gekregen, daar hij aan Hitier een foto had gezonden van zichzelf en negen zijner zoons, allen gekleed in het Nazi-uniform. De melkboer was sedert begin 1931 lid van de N.S.D.A.P. De boerderij was door den eigenaar ter beschikking van Hitier gesteld, met verzoek haar aan een oud partijlied te schenken. Toen ik de vorige week op een avond by mijn vriend inspecteur Kempstcne op be zoek kwam, zat hij aan de tafel, waarop een aantal voorwerpen lagen, die hij bezig was door middel van een sterk vergrootglas te on derzoeken. „Bonsoir, ouwe jongen," zei ik opgewekt. „Welke moeilijkheden houden je nu weer bezig?" Hij keek me peinzend aan. „Een erg ingewikkeld geval, Johnnie. Veel te ingewikkeld voor jou. Ga jij maar naar liuis en ga daar puzzles en kruisraadsels oplossen." Ik antwoordde niet en keek naar de voor werpen die hij bezig was te onderzoeken. Het was een zonderlinge collectie: een zilveren si garettendoos, een dameshaarborstel van schild pad, een wijnglas en een klein bronzen beeldje. Op alle voorwerpen zat een dun laagje vettige stof. Mijn vriend wierp mij een sieelsciien blik toe. Parry, onze specialiteit in vingerafdrukken," zoo begon hij, „beweert, dat al deze afdrukken door één en dezelfde persoon zijn gemaakt." „En ben je het daar niet mee eens?" vroeg ik. „Neen, Johnnie, en wat meer zegt: ik wil het er niet mee eens zijn. Het is onmogelijk, dat een en dezelfde man al die afdrukken heeft gemaakt." Ik zwejeg geduldig, terwijl hij me grijnzend aankeek. Na een poosje zei hij: „Luister nu eens goed en geef me dan eens je meening over dit geval." Hij nam de sigarettendoos van de tafel. „Voorwerp 1," lachte hij. „Betreft den dia manten-diefstal van Culverstone. Je weet er van?" „Het leek heel eenvoudig," vervolgde hij, zon der mijn antwoord af te wachten; „de diaman ten kroon van lady Culverstone werd uit de safe gestolen, die zich in de bibliotheek bevindt van lord Culverstone's villa in Dartwood. We stelden een onderzoek ter plaatse in en meen den, dat we den dader aan zijn manier van werken kenden. Ik heb je vroeger al eens ver teld, dat iedere misdadiger zijn eigen, speciale manier van werken heeft: hij zet er z'n stempel op, om het zoo eens te zeggén en dat wel op een wijze, die even duidelijk is alsof hij z'n visitekaartje had achtergelaten. Neem nu dat geval eens. Er zijn diamanten gestolen; niets anders. We kennen verscheidene jongens van de vlakte, die alleen maar hun slag met dia manten slaan. De diefstal werd bedreven om drie uur des nachts; we weten dat, omdat men toen leven heeft gehoord. De dief is binnenge komen door een raam in de provisiekamer. Al les werd heel keurig gedaan en alles wees er op dat „Jantje met het handje" het gedaan moest hbben. Er was echter één moeilijkheid. Zooals ik je al heb gezegd, is er leven gehoord; de in breker heeft een stoel omgegooid en de huis knecht, die naar beneden was gegaan, kwam nog juist bijtijds om de schim te'zien van een man, die door het raam van de provisiekamer verdween. Hij kon hem niet grijpen, maar toch tamelijk goed opnemen en hy beweert positief dat het een groote kerel was. En „Jantje met het handje" is klein. Natuurlijk hebben we toch een paar man netjes naar hem toegestuurd, om hem te halen en hem rekening en verantwoording te laten afleggen van zijn doen en laten dien nacht. Hij gaf die verantwoording; hij had een schitterend alibi, dat met geen mogelijkheid uit elkaar te krijgen was. „En toen kwam die kwestie van die sigaret tendoos. De huisknecht van lord Culverstone beweert, dat die niet meer op de plaats stond waar hij ze des avonds had neergezet en dat er sigaretten uit gehaald waren. Dat is ook echt iets voor „Jantje" om zoo iets te doen. En op de doos waren vingerafdrukken. Hetgeen vreemd is, omdat Jantje altijd rubberhand schoenen draagt. We vroegen Parry ze te on derzoeken; de afdrukken waren van geen be kende! En ook niet van iemand van lord Cul verstone's familie of personeel. We hebben ons gek geprakkizeerd, wie het 'gedaan kan hebben, maar we weten het niet. Mijn vriend legde de sigaretten-doos neer en nam den haarborstel op. „Voorwerp 2. Het geval Thanet. Weer dia manten. Die van mevrouw Thanet, een Ameri- kaansche. Ze zijn gestolen uit haar flat te Ken sington, ongeveer vier uur des morgens. Entree: MiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiiiimimiiii het raam van de badkamer. Alles heel netjes gedaan; geen rommel. We dachten ook hier direct aan Jantje. Maar er waren twee dingen, die eigenlijk niet van hèm konden zijn: de af drukken op den haarborstel en het gestommel, waardoor de nachtportier van de flat gelegen heid kreeg hem nog even te zien, toen hy weer door 't raam verdween. En dit keer was het geen groote man, Johnnie, maar iemand van de grootte van Jantje zelf. Maar die vinger afdrukken op den borstel waren, zooals ik al zei, niet van hem. Maar wel waren ze precies gelijk aan die, welke we op de sigarettendoos hebben gevonden! Dus gelijk aan de vinger afdrukken van den grooten man die lady Cul- verton's diamanten kroon stal. Daar stonden we weer voor een onoplosbaar raadsel. Jantje had een prachtig alibi en onze verdenking tegen hem werd zwakker. We had den absoluut geen bewijzen. „Die twee andere dingen hier" mijn vriend wees op de voor werpen op tafel - „zijn afkom- rj intSpr- stig van dergelij- -UK Utrlgvr ke gevallen. Ook van recenten da- turn. Détails ko- I men er niet op aan: de hoofdzaken zijn, dat beide inbraken op precies dezelfde wijze geschiedden, dat bij beide precies dezelfde vingerafdrukken werden gevonden en dat by beide gevallen de dader óók gezien is, toen hij vertrok. Maar in 't eene geval was hij groot, in 't andere klein!" Mijn vriend zweeg en keek nadenkend voor zich uit. „Parry zal je vertellen, Johnny," vervolgde hij, „dat vingerafdrukken onweerlegbare ge tuigen zijn. Er worden op de heele wereld geen menschen gevonden, die dezelfde afdrukken hebben. Als wij de afdrukken van iemands vin gers in ons archief hebben en hij is zoo zorge loos om ze op een of ander voorwerp achter te laten? Dit is een geval, waarbij het feit, dat geen twee menschen dezelfde vingerafdrukken hebben, eer een hinderpaal dan een hulp vormt!" Ik stak eén sigaret op. „Het lijkt me nogal eenvoudig," zei ik. „Klaarblijkelijk zijn de vingerafdrukken opzet telijk achtergelaten en in beide gevallen heeft de dader zich eveneens opzettelijk laten zien om je speurders op een dwaalspoort te brengen. Er zijn twee kerels, die inbreken; één laat de afdrukken achter en laat zich soms ook zien, terwijl by andere gelegenheden, de ander zich laat zien Kempstone stond op en begon de kamer op en neer te loopen. „Inderdaad," begon hij, „een paar van ons hebben ook al aan de mogelijk- •heid gedacht, die je daar net opperde. Maar het kan niet; alles wijst er op, dat er maar één bij betrokken is." Ik dacht langen tijd na. Mijn vriend zette nog steeds zijn wandeling door de kamer voort. Na een minuut of tien ging hij zitten en bleef zwijgen. „Zou het niet mogelijk zijn, dat...." zei ik. Hij keek me hoopvol aan. „Vertel eens, wat je denkt." Ik vertelde wat ik dacht. De hoopvolle uit drukking verdween uit z'n oogen. Hij schudde zijn hoofd. t „Dat kan niet," riep hij uit. „Dat moet je niet zoo gauw zeggen." Het klinkt een beetje ver gezocht, dat is zoo, maar ik weiger toch te gelooven, dat het niet zou kunnen. Weet je misschien ook, wat die lui, die jullie nu als inbrekers kennen, van hun vak waren vóór ze gingen stelen?" „Dat zou ik wel kunnen nazien in onze re gisters." Tot mijn genoegen bemerkte ik, dat mijn vriend, ofschoon hij nog niet bepaald enthou siast was, toch in ieder geval iets ging voelen voor mijn veronderstelling. „Van Jantje weet ik het wel. Hij was graveur. Toen hy den eersten keer met de politie in aanraking kwam, was het voor chantage; hij kreeg drie jaar en is toen van kwaad tot erger vervallen. „M'n vriend keek me nadenkend aan. „Maar zelfs, al had je gelijk, Johnnie, dan zie ik nog niet in, hoe we het moeten bewijzen. Hij zou op heeterdaad moeten worden betrapt." LUISTER EFVS HAM6JK2EG JE. DAT HET in DAT OUDE HUI66P00KTJ DE OUDE 't?AH ED BUNA IEDEREEN ZEGGEM HET. KOM, WAT WILJE-ME HU WIJ6 MAKEN?, WEET JE DAN NIET, DAT ER GEEN geesten EN SPOKEN 'X BEN DAAR GE WE EST MAAR DAAR. KOMEM JU |f>T JANTJE/ EN JOOP M/C.BRIDGE AAN, LATEN WE DIE JONGELUI EEM6 VRA GEN EN H00REN WAT yZE ZEGGEN DAT 16 KOSTE - ANNIE GELOOFT IN 6POKEN.ZE BEWEERT DAT 0IT OUDE HUtó EEN 6PO0K- 16 l LIJK.' ZE heb ben JE VOOR OEM GEK GEHOUDENG MOET MAAR NAAR DAT H(Jlt> GAAN. iK WED, DAT JE ER WEER OP EEN ORAFJE ZOU UIT LOO PEN HUI6 JA,ZULKE PEU- 1 TERó LOOPEN EU ALTIJD IN. Na langdurige onderzoekingen is de politie er in geslaagd de Plovdiv, een geheime com munistische organisatie, te ontdekken. Ofschoon de politie echter de pers ontdekte, waarop opruiende communistische pamfletten werden gedrukt, is zij er nog niet in geslaagd, de drukkers te arresteeren. Wel werden ver scheidene verdachte communisten gearresteerd, doch deze hebben gezworen, dat zij de indenti- teit van de drukkers niet kennen, daar deze bij het werk altijd maskers droegen. In verscheidene andere plaatsen in Bulgarije werden communistische organisaties ontdekt, en in Sofia hebben herhaaldelijk communistische onlusten plaats. De communisten hebben na de uitzetting van de communistische leden uit de Sobranje hun activiteit verhoogd en hun organisatie ver beterd. De autoriteiten vreezen dan ook, dat zij in den aanstaanden winter gebruik zullen maken van de algemeene ontevredenheid in Bulgarije om ernstige onlusten te verwekken. „Kun je hem niet in de val laten loopen?" vroeg ik. Hij haalde z'n schouders op. „Daar houden we niet van. En het is ook niet zoo gemakkelijk, omdat Jantje onze man nen natuurlijk allemaal kent. Maar als bij voorbeeld Er klonk twijfel in zijn stem, maar de schit tering in z'n grijze oogen verried, dat hij zag, hoe gTaag ik het wilde doen. „Als ik je er een pleizier mee doe, wil ik je wel helpen," zei ik lachend. „Nou, goed dan. Luister. Hier in de stad komt binnenkort een actrice uit Zuid-Amerika logeeren. Er hebben al sensationeele verhalen in de kranten gestaan over haar schitterende juweelen. Als onze mannen heel voorzichtig rondvertellen, dat ze geen bescherming van de politie wil hebben en dat ze haar sieraden ach teloos opbergt, en als jij dan, die geen contact met de politie hebt, je in haar kamer verdekt wilde opstellen, dan „In orde," zei ik. „Ik doe het." De actrice, die bij het schouwburg bezoekend publiek bekend stond onder den naam Flore Kennevore, had een gemeubileerde flat ergens in Kensington gehuurd. Ik bracht haar een bezoek en nadat ik haar had verteld, waar het om ging, was zy direct bereid haar medewer king te verleenen. Ik kon me een paar nachten achtereen achter een gordijn in haar eet kamer verbergen, in welk appartement zij, over eenkomstig hetgeen de mannen van mijn vriend hadden rondverteld, haar juweelen op borg. Aan mij vertelde ze echter in vertrou wen, dat de steenen, die ze daar bewaarde, imitaties waren en dat ze de echte veilig in een safe op haar bank had geborgen! Drie nachten bracht ik in die eetkamer door. Ik verveelde me doodelijk achter het gordijn, want wat er ook kwam, een dief niet. Den vier den nacht was ik even ingedommeld, toen ik omstreeks drie uur door een licht geluid ont waakte. Ik wachtte, terwyl iedere zenuw in mij gespannen was. Ik hoorde sluipende schreden op de gang en even later het openen van de deur der eetkamer. Glurend door een spleet tusschen de gordijnen, waarachter ik stond, zag ik, hoe er een straal licht gleed langs den muur tegenover mij. Tenslotte viel het licht op het schrijfbureau dat in een hoek stond. Ik zag een man er heen loopen; hij forceerde het slot op meesterlijke wijze, zonder ook maar een enkel geluid te ver oorzaken. Na eenige oogenblikken had hij het bureau open en doorzocht het. Hij liet alles liggen zooals het lag en stak alleen een paar met leer bekleede doosjes in z'n zakken. Toen sloot hij het bureau weer en liep op z'n teenen naar de deur. Daar bleef hij echter even staan, greep een stoel en wierp dien met een smak tegen den grond. Daarop wachtte hij nog "een oogenblik en luisterde of het lawaai niet iemand wakker had gemaaktIk boog me voorover voor een sprong, schoot uit m'n schuilplaats en sprong op zijn rug. Met een bons viel hij op den grond en eer hij zich vrij had kunnen worste len, had ik hem de handboeien aangedaan, die ik van Kempstone had geleend. Daarna knipte ik het licht aan en nam mijn gevangene eens op. Het was een klein kereltje. „Zoo Jantje," begon ik, „dit keer ben je dus zelf gekomen inplaats van je collega te sturen." Hij gromde wat. Ik ging naar het raam en het politiefluitje nemend, dat mijn vriend mij ook ter leen had gegeven, blies ik het signaal dat we hadden afgesproken. In een oog-wenk was mijn vriend met z'n mannen in de kamer- Ook Parry, de specialist in vingerafdrukken was er bij. „Goeden avond, Jantje," zei m'n vriend op gewekt. Ik had het dus toch wel bij het rechte eind, al had je nog zooveel alibi's. En" hij nam een der handen van den gevangene, onder zocht den gummi-handschoen, die er aan zat en wees op mij „deze mijnheer hier, die je zoo fijn gearresteerd heeft, had het óók bij 't rechte einde. „Ik weet het niet zeker, Parry," ging hy voort, zich tot dezen wendend, „maar ik geloof, dat als je deze handschoenen met je prachtige vergrootglazen en andere instrumen ten nauwkeurig onderzoekt, je zult ontdekken, dat de toppen er van bedekt zijn met vinger afdrukken, niét van „Jantje", maar van iemand anders, dien we niet kennen; dezelfde afdruk ken, die we hebben gevonden op de voorwer pen, welke we hebben meegenomen uit de hui zen, waar den laatsten tijd werd ingebroken. En ik ben er nü zeker van, dat we ook gauw genoeg z'n collega zullen vinden, met wien hij afwisselend werkt. Dat kan niemand anders zijn dan „Lange Heintje"...." En zoo was het ook. All 1 f on dit blad zijn ingevolge de yerzekeringsvoorwaarden tegen 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7 J»V3 b'J een ongeval met bij verlies van een hand 1 CC Dij verlies van een Cf fl bij een breuk van /f bij verlies van 'n flllË CtDOTlJie S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T nJ C/C/C/»* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen# i doodelijken afloop# een voet of een oog# duim of wysvinger t/l/» been of arm# Ti/« anderen vinger „Hebt u er den sleutel afgehaald?" .Heen, mynheer." „Misschien hebt u wel bemerkt juffrouw Lea venworth, dat de revolver voor u op de tafel ligt. Wilt u haar eens bekijken?" De coroner gaf haar het wapen. Indien hij het meisje had- willen doen schrikken, dan was hij er volkomen in geslaagd. Bij het zien van de revolver week zij vlug achteruit en een uit roep van afschuw, dien zij oogenblikkelijk on derdrukte, ontsnapte aan haar lippen. „O! Neen! Neen!" kreunde zij, terwyl zij 4e handen afwerend uitstak. „Ik sta er op, dat u het wapen bekijkt," ver volgde de coroner, „daarstraks, toen men het gevonden heeft, waren alle kamers geladen." Bij het hoosen van die woorden verdween de angstige trek van haar gelaat. „O, dan Zij maakte den zin niet af, maar stak haar hand uit, om het wapen te pakken. Maar de co roner keek haar strak aan en vervolgde; Hiettemin heeft men het onlangs afgescho ten. De hand, die den loop heeft schoonge maakt, vergat de kamer." Zij zei niets; er kwam alleen een uitdrukking van diepe wanhoop op haar gezicht; het leek alsof zij ineen zou storten. Oogenblikkelijk ech ter kwam de reactie; met een weergalooze waar digheid riep zij uit: „Nu, en verder?" De coroner legde de revolver weer op tafel. De aanwezigen keken elkaar aan; iedereen leek bang om verder te gaan. Naast mij hoorde ik een onderdrukt gesteun. Mary Leavenworth, die plotseling zeer rood geworden was, verloor haar nicht niet uit het oog. Zij begon er zich blijk baar rekenschap van te geven, dat nog anderen behalve zij, iets onverklaarbaars vonden aan die vrouw. Toen vermande de coroner zich en ver volgde: „Juffrouw Leavenworth, u vroeg mij„en ver der." Uw vraag noodzaakt mij te zeggen, dat geen enkele inbreker of gehuurde moordenaar de moeite genomen zou hebben om deze revol ver schoon te maken en nog minder, om haar opnieuw te laden en haar weer in de la te leg gen, waaruit hij haar genomen had." Zij antwoordde niets, maar ik zag, dat Gryce een aanteekening in zijn boekje Krabbelde, het geen vergezeld ging van het hoofdknikje dat hem eigen was. „Niet iedereen," voegde de coroner er aan toe, „kon zoo maar komen en gaan in de ka mer van mijnheer Leavenworth. Niet iedereen kon op een tamelijk laat uur bij hem binnen komen, de revolver nemen en zoo dicht als noo- dig was den verslagene naderen, zonder dat deze zelfs omkeek; en dit is gebeurd, zooals blijkt uit de verklaring van den dokter." Iedereen keek naar Eleonore en verwachtte haar te zien schrikken. Maar het was Mary, die haar verontwaardiging toonde. Zij sprong op en wierp een boozen blik om zich heen. Zij opende de lippen om te spreken. Maai' Eleonore maande haar door een beweging tot kalmte aan en antwoordde langzaam en koel: „Bent u er zeker van, dat alles zoo gegaan is? Indien mijn oom gisteren de revolver had afge schoten hetgeen heel goed mogelijk is zou men dan niet dezelfde resultaten gekregen heb ben en zou u er dan niet dezelfde conclusies uit getrokken hebben?" „Juffrouw Leavenworth," vervolgde de coro ner, „men heeft den kogel uit het hoofd van uw oom verwijderd en hy was volkomen gelijk aan de patronen waarmee de revolver geladen was." Eleonore verborg het hoofd in de handen; zy leek ontmoedigd en ter néér geslgen. Toen de coroner dit zag, werd hij nog strenger en zei: .Juffrouw Leavenworth, ik heb u verschillen de vragen te stellen over den afgeloopen nacht. Waar was u gisterenavond?" „Ik was alleen op mijn eigen kamer." „Toch hebt u uw oom en uw nicht nog ge zien?" „Neen, mijnheer; na het diner heb ik nie mand meer gezien behalve Thomas," voegde zij er na een korte pauze aan toe. „Wat kwam hij bij u doen?" „Hij bracht mij het naamkaartje van een heer die mij wenschte te spreken." „Mag ik u den naam van dien heer vragen?" „Op het kaartje stond den naam Le Roy Robbins." Het voorval was van weinig beteekenis; een schok van mijn buurvrouw evenwel prentte het in mijn geheugen." „Hebt u de gewoonte uw deur te laten open staan, als u op uw kamer bent?" „Neen, mnyheer, dat is mijn gewoonte niet." „Waarom stond zij dan gisteren open?" „Omdat ik het warm had." „Is dat de eenige reden?" „Ja." „Wanneer hebt u haar weer gesloten?" „Toen ik naar bed ging." „Voor- of nadat de bedienden naar boven waren gegaan?" „Daarna." „Hoorde u mijnheer Harwell naar zijn kamer gaan, nadat hij uw oom verlaten had?" „Ja, mijnheer." „Hoe lang hebt u daarna uw deur nog open gelaten?" „Ikeheen paar minutenIk weet het werkelijk niet," vöegde zij er aan toe, vol komen in de war. „U weet het niet? Hm! Langer dan tien mi nuten?" „Ja." „Langer dan twintig?" „Misschien wel." Zij was bleek en beefde. „Juffrouw Leavenworth uw oom moet blijk- baar gedood zijn, even nadat mijnheer Harwell hem verliet. Uw deur stond open, u moet dus gehoord hebben of er iemand naar hem toe is gegaan, of men geschoten heeft. Nu, hebt u iets gehoord?" „Neen, mijnheer, niets." „Neem mij niet kwalijk, dat ik zoo aandring, juffrouw Leavenworth. Nog eens, hebt u werke lijk niets gehoord?" „Jaik hoorde een deur sluiten." „Welke deur?" „De deur van de studeerkamer." „Wanneer was dat?" „Dat weet ik nietMaar waarom stelt u toch al die vragen?" klaagde zij handenwrin gend. Ik sprong op, want zij wankelde. Maar voor ik haar te hulp kon komen, had zij zich her steld en haar gewone houding aangenomen. „Neem mij niet kwalijk," sprak zij. „Ik ben vanochtend mijzelf niet. Wat vroeg u ook weer?" „Ik vroeg u," antwoordde de coroner scherp want Eleonore's gedrag wekte zijn wantrou wen op „hoe laat u de deur van de studeer kamer hoorde sluiten." „Ik kan u niet precies zeggen hoe laat het was. Mijnheer Harwell was pas boven en mijn deur stond nog open." „En hebt u geen schot gehoord?" „Neen, mijnheer." De coroner keek de gezworenen aan, die oogenblikkelijk de oogen neersloegen. „Men heeft ons verteld juffrouw Leaven worth, dat Hannah, een van de bedienden, in uw kamer een geneesmiddel kwam halen. Hebt u haar gezien?" „Neen, mijnheer." „Wanneer vernam u haar zonderlinge ver dwijning?" „Vanochtend, vóór het ontbijt, ontmoette ik Molly in de hall. Zij vroeg mij hoe het met Han nah ging. Dit vond ik een vreemde vraag en ik vroeg, wat zij meende. Uit wat ik toen vernam, begreep ik, dat het meisje weg was." „Wat besloot u hieruit?" „Ik wist niet, wat ik er van denken moest." „Kwam het idee van verraad niet bij u op?" „Neen, mijnheer." „Bracht u dit feit niet in verband met den moord op uw oom?" „Toen wist ik immers nog niet, dat hij ver moord was." „En later?" „Toen dacht ik natuurlijk wel, dat Hannah, meer zou weten." „Kunt u ons iets vertellen over Hannah's ver leden?" „Niet meer, dan mijn nicht u reeds vertelde." „Waarom was zij 's nachts zoo droevig?" Eleonore werd rood van woede; was het om den toon waarop deze vraag gesteld werd of om de vraag zelf? „Hannah nam mij op dat punt niet in haar vertrouwen," antwoordde zij. „U kunt ons ook niet zeggen waar zij heen is gegaan?" „Natuurlijk niet." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 10