Avonturiers in groot formaat
Md vetfiaal van den dag
DE TOCHTEN VAN VASCO
DEGAMA
DE SCH00NE STOET,
DE KLEINE ANNIE EN HETSPOOKHUIS De ongeloovigen
DINSDAG 19 SEPTEMBER
De moeizame reizen der Portugee-
sche zeevaarders hebben voor
Europa den weg gebaand
naar vreemde landen
d'Alboquerque's werk
Een concentratiekamp
opgeheven
Een boerderij cadeau!
afdrukken
2.1 JN
HAHA 1
DFNK
MM
Geheime organisaties in
Bulgarije
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
HET GEVAL
LEAVENWORTH
DOOR ANNA K. GREEN
^jlJ 10
Lang vóór dat Engeland er aan dacht
Britsch-Indië, Nederland Oost-Indië,
Frankrijk Indo-China te koloniseeren,
waren de Portugeezen er in geslaagd den weg
naar Azië te vinden om Afrixa heen. Bij hen
gingen onze zeevaarders in de leer, bij hen
moesten wij de reisroute achterhalen, bij hen
voor geld en goeie woorden een zeekaart zien
te bemachtigen. Zijn de tochten onzer Indië-
vaarders van belang, uit nationaal oogpunt, be
langrijker waren de tochten der Portugeezen,
aan wie de eer toekomt voor Europa den weg
te hebben gebaand.
De rij der alles-durvende kerels, die met een
bijna zekeren dood voor oogen in weinig ver
trouwenwekkende scheepjes stapten, om naar
onbekende landen te varen, werd geopend door
Barthoiomeus Dias. Wel kwam hij niet heeie-
maal in Indië aan, maar voorbij Kaap de
Goede Hoop kwam hij wel, en dit reeds was
voor koning Jan II van Portugal genoeg om
den eerstgekozen naam „Cabo Formemozo"
(Stormachtige Kaap) te veranderen in „Cabo
bona Esperanza".
In 1497 gaat Vasco de Gama op weg, om den
tocht van Dias, van 1486, met hoop op ineer
succes te beproeven.
Uit onkunde van hetgeen op zee te wachten
ts, gaat Vasco met zijn gezellen op reis in het
ongeschiktste jaargetij. Maanden dobberen ze
op den oceaan rond, om eindelijk, na dagen
van.gierenden storm zonder einde, na volkomen
windstilte, na verzengende hitte, in November
om de kaap heen, koers te zetten naar Mozam
bique. Van daaruit ging het naar de kust van
Malabar, waar in Mei 1498 de haven van Cali-
coet werd bereikt. Op zijn weg vond Vasco de
Gama overal een vergevorderde beschaving, en
het contact, dat de Mohammedanen van Egypte
en Perzië uit met Indië hadaen, was niet ge
ring. Maar de zee-route was nu voor goed een
feit geworden. Europa, kon beginnen met zich
van koloniën te voorzien.
Het gelukte Vasco de Gama niet reeds op de
eerste reis een nederzetting te vestigen, zijn
vier kleine scheepjes waren niet genoeg voor
zien van het noodige, terwijl al direct de ach
terdocht en naijver der Mohammedanen hem
parten speelde bij den vorst van Malabar.
In Augustus 1499, dus meer dan twee jaar na
het vertrek, was onze ontdekker terug in Por
tugal. Nu zond de regeering eskader op eskader
uit om te beproeven vasten grond te krijgen in
Indië en handelsrelatiën te vestigen. Ptdro
Cabral vertrok in Maart 1500 met 13 schepen,
hield te veel westelijk aan, ontdekte per onge
luk Brazilië, plantte er de Portugeesche vlag,
ging daarop verder, om in Malabar te landen.
Opnieuw zaten hier de Mohammedanen den Por
tugeezen in het vaarwater, er kwam herrie,
men beschoot Calicoet, en kreeg een heel rijke
lading peper en gember mee naar huis van
eenige andere vorsten, naijverig op den vorst
van Malabar.
In 1502 was Vasco de Gama klaar voor een
tweede expeditie, die echter weer spoedig te
rug kwam met een enormen voorraad spece
rijen, goud, paarlen en edelsteenen, geroofd van
een Saraceensche vloot. Ook de Portugeezen
hebben Piet Heins in de familie gehad.
/Nog voor dat de Gama terug was, gingen er
weer drie andere eskaders op weg, en het eerste
trof het geweldig. De vorst van Malabar had
dien van Cochin verdreven om zijn sympa
thieën voor de Portugeezen en toen dezen dan
ook van die situatie kennis kregen, herstelden
ze hem in zijn vroegere positie. Uit dankbaar
heid mochten de beschermers een sterkte aan
leggen, en zoo kregen de Portugeezen hun eer
ste stad in Indië: Santiago. Hier bleef nu, bij
de afvaart der vloot, Eduard Pereira met drie
«chepen en honderd soldaten achter.
Wat de wanhoop vermag, als het den rnensch
om zijn leven gaat, grenst aan het ongeloofe-
lijke. Fantasie lijkt het, dat 40.000 soldaten niet
in staat zouden zijn om een troepje van een
paar honderd man onder den voet te loopen.
Fantasie lijkt het, dat de vorst van Malabar,
na 18.000 man verloren te hebben, den strijd
zes maanden ziet gerekt en dan gedwongen is
schandelijk af te trekken. Maar de historie
wemelt van fantastische verhalen en ze zijn
werkelijkheid. Treft men geen gitzwarte voor
teelden aan van wankele vorstengunst en mis
selijke ondankbaarheid? Stierf Columbus niet
in armoe? Is Balboa niet afgemaakt? Werd
Cortez niet in vergetelheid gestort nadat hij
Mexico had veroverd? Ook Pereira trof dit lot.
Intriges brachten hem in den kerker, men
sprak niet meer over den held van Santiago,
die eens met onbeschrijfelijk enthousiasme door
Lissabons straten trok, om de hulde van een
volk en een koning voor dapperheid en eenvoud
in ontvangst te nemen. Niet hij werd de eerste
onderkoning van Indië, daarvoor kwam een
gunsteling van den koning, Frans van Almeida,
in aanmerking. Deze onderkoning en zijn zoon
hebben op hun beurt hetzelfde instrument van
onversaagden moed bespeeld. Zij begonnen de
kusten te blokkeeren met sterkbewapende fac
torijen, zij begonnen diplomatieke weefsels te
spinnen met de vele kleine en groote bazen in
het land van de zon en den olifant. Eii die on
derkoning? Romantiek en tragiek lag voor
iederen burger op het levenspad als hij het in
die dagen waagde naar verre landen te reizen.
Almeida verloor zijn zoon in den strijd, zelf viel
hij op den terugtocht naar Portugal in handen
van een bende Hottentotten.
Wij noemen J. P. Coen terecht den grond
vester van het Nederlandsch gezag in Insulin-
de. Dezelfde functie heeft Alfons d'Alboquerque
voor de Portugeezen bekleed. Geoefend in de
practijk door jarenlangen dienst, was zijn eer
ste groote daad het breken van den invloed,
door den Shah van Perzië in Indië uitgeoefend.
Hij dwong door de verovering van het eiland
Ormus den daar zetelenden heerscher schat
ting te betalen. Doch Oostersche list en trou
weloosheid van eigen bevelhebbers maakten dit
eerste voordeel weer spoedig ongedaan. Nu
zwoer hij Ormus te onderwerpen en niet eerder
zou hij naar den coiffeur gaan om zich te laten
scheren. Zijn baard had den tijd te groeien,
want Alboquerque kreeg eerst heel wat ander
werk te verrichten. Hij stichtte, door verove
ring, een regeeringscentrum te Goa, van waar
uit het Portugeesch gezag zich steeds meer over
Indië zou verspreiden (1510). Het jaar daarop
viel Malakka in zijn handen, waar de vorsten
uit Siam, Java en Sumatra hem hun gezanten
zonden. Hij was de sterke man; door hem dong
het Oosten naar de vriendschap van den Por-
tugeeschen koning.
Nog altijd groeide welig de baard op Albo-
querque's gezicht, zijn eed moest hij nog ge
stand doen, Ormus moest nog worden veroverd.
Want dierbaard werd lastig, was meer dan een
halven meter lang geworden, hij hing tot over
zijn gordel. De koning van Ormus voelde zich
sterk achter zijn vestingen, gesteund door de
Perzen, gesteund ook door de Venetianen, die
van de Portugeezen in Indië alleen armer kon
den worden. Maar zijn woord hield hij, Ormus
capituleerde, Alboquerque kon zich weer rustig
scheren. Het was zijn laatste succes. Zijn roem
kende geen grenzen meer, en dat is ongelukkig,
want dan komt er een heel venijnige worm
knagen aan het hart van een koning. Dan
fluisteren talloos veel benijders, die den zenuw
trek op het gezicht van den vorst zien en be
grijpen, ais Alboquerque ter sprake komt, aan
een luistergraag oor, hoe hoog Zijn Excellentie
de onderkoning wordt geëerd. „Zelfs uit Abes-
sinië is een schitterend gezantschap naar Goa
gekomen, niet naar Lissabon, om wel den on
derkoning, niet den koning zelf, kostbare ge
schenken aan te bieden."
„Dit is de laatste brief, Segnor! dien ik aan
uw hoogheid, onder doodelijke stuiptrekkingen,
schrijf. Zoo vele heb ik er u geschreven met
een vroolijk hart, telkens als het geluk met mij
was om u diensten te bewijzen. Ik neb in dit
land een zoon: Bias d'Alboquerque. Ik smeek
uw hoogheid hem de vruchten van zijns vaders
verdiensten niet te onthouden. Wat Indië be
treft, dat zal voor zich zelf en voor mij ge
tuigen."
Romantiek en tragiek. De onderkoning van
Indië, op weg naar het moederland, stervend
in angst voor het lot van zijn jongen. De
koning, bewust of onbewust, benoemde tot zijn
opvolgers twee menschen, door d'Alboquerque
eertijds wegens misdaden de kolonie uitgezon
den. Zij komen terug, hun levenstaak, hun
wrp,ak, is gelukt, zij zullen hun ouden bevel
hebber vervangen, zij verschijnen voor hem
met hun aanstelling in den zak. Arm Indië,
zucht d'Alboquerque, arme koning, arm Por
tugal!
Ja, maar ook: arme kerel van een d'Albo
querque. Wat een leed moet zijn ziel hebben
geschroeid, toen hij daar lag te sterven op dat
schip in de haven van Goa!
Het was den 16en Sept., toen een der edel
ste en onbaatzuchtigste van Portugals zonen
stierf. Hij was niet alleen de vechtjas zonder
meer, hij was de vader zijner soldaten, die hem
betreurden als een zorgzaam aanvoerder. Hij
was de vriend der burgers van de door hem
bedwongen en veroverde steden, door te zorgen
voor een goede politie, een goede wetgeving,
een menschelijke behandeling, een ijverige
schaar missionarissen. Vele jaren na zijn dood,
als in het moederland het leven van dezen held
algemeen bekend wordt, dan wil men tenminste
muil»
Heden waait alweer de driekleur,
1 Als een uiting van gezag.
Heden is het toch voor Neerland
Méér dan een gewone dag!
Want vandaag glanst onze Hofstad f
Zeer in uiterlijke praal; 1
't Is de opening der Kamers
Van de Staten Generaal!
Langs een haag van vele menschen
Door een deining van hoera's,
Wordt de gouden koets getrokken,
i Met een sprookjesachtig waas. I
Want een échte Koninginne,
En naar wijsheid èn naar stand,
Rijdt op koninklijke wijze,
Met den schepter in de hand!
En een stoet van hovelingen,
Goud behangen en betrest,
Pluimboswuivend, sabelglanzend, f
En in houding op z'n best, f
Volgt weer onze Koninginne, s
Met prinsesje en gemaal,
Naar de opening der Kamers
Van de Staten Generaal!
De paardjes, die trapp'len
In blijde candans
Het rhythme der zonnige stoete
Maar schooner cadans is
Het hart'lijk hoera
Om onze Vorstin te begroeten!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ËlllllilllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllË
zijn overblijfselen eeren door een waardige
laatste rustplaats. Maar dan weigert de bevol
king van Goa om de dierbare resten af te
staan, en dan moet de Paus tusschen beide
komen om een oplossing te verkrijgen.
De Portugeezen gingen door met het maken
van veroveringen, ze maakten zich van de Mo-
lukken meester, nestelden zich in Ceylon, op
de kust van Coromandel, op de Soenda-eilan-
den, en knoopten handelsrelatiën aan met
China en Japan. Maar geen onderkoning bleek
in staat d'Alboquerque te doen vergeten. Hij
was de avonturier in groot formaat, niet ge
brand door lage begeerten, niet geschonden
door kruideniers-gedachten. Na hem daalde
langzaam het aanzien der Portugeezen, hun
winzucht werkte grove misbruiken in de hand,
de koloniën waren spoedig voor veel bereke
nende geesten een plaats waarmen in den
kortst mogelijken tijd, met de gemakkelijkste
middelen, de hoogst mogelijke winsten en ver
mogens gaat verzamelen.
Diep bederf drong in de Portugeesch-Indi-
sche samenleving door en daardoor kregen de
waarlijk weinig minder baatzuchtige Hollan
ders en Engelschen op hun beurt de kans om
ook een deel van den kolonialen buit te ver
overen.
Een concentratie-kamp te Bremen is gesloten
en de meeste gedetineerden zullen op een schip
worden gebracht, dat daartoe is ingericht, en
dat dicht bij de plaats is gemeerd, waar de ge
vangenen moeten werken.
De gevaarlijke gevangenen en de felle anti-
Hitlerianen zullen in een oud fort buiten Bre
men worden opgesloten.
Een melkboer te Gross-Luebers in Saksen
heeft van Adolf Hitler een boerderij met 50
H.A. land gekregen, daar hij aan Hitier een
foto had gezonden van zichzelf en negen zijner
zoons, allen gekleed in het Nazi-uniform.
De melkboer was sedert begin 1931 lid van de
N.S.D.A.P. De boerderij was door den eigenaar
ter beschikking van Hitier gesteld, met verzoek
haar aan een oud partijlied te schenken.
Toen ik de vorige week op een avond by
mijn vriend inspecteur Kempstcne op be
zoek kwam, zat hij aan de tafel, waarop
een aantal voorwerpen lagen, die hij bezig was
door middel van een sterk vergrootglas te on
derzoeken.
„Bonsoir, ouwe jongen," zei ik opgewekt.
„Welke moeilijkheden houden je nu weer
bezig?"
Hij keek me peinzend aan.
„Een erg ingewikkeld geval, Johnnie. Veel te
ingewikkeld voor jou. Ga jij maar naar liuis en
ga daar puzzles en kruisraadsels oplossen."
Ik antwoordde niet en keek naar de voor
werpen die hij bezig was te onderzoeken. Het
was een zonderlinge collectie: een zilveren si
garettendoos, een dameshaarborstel van schild
pad, een wijnglas en een klein bronzen beeldje.
Op alle voorwerpen zat een dun laagje vettige
stof. Mijn vriend wierp mij een sieelsciien blik
toe.
Parry, onze specialiteit in vingerafdrukken,"
zoo begon hij, „beweert, dat al deze afdrukken
door één en dezelfde persoon zijn gemaakt."
„En ben je het daar niet mee eens?" vroeg ik.
„Neen, Johnnie, en wat meer zegt: ik wil
het er niet mee eens zijn. Het is onmogelijk,
dat een en dezelfde man al die afdrukken heeft
gemaakt."
Ik zwejeg geduldig, terwijl hij me grijnzend
aankeek. Na een poosje zei hij:
„Luister nu eens goed en geef me dan eens
je meening over dit geval."
Hij nam de sigarettendoos van de tafel.
„Voorwerp 1," lachte hij. „Betreft den dia
manten-diefstal van Culverstone. Je weet er
van?"
„Het leek heel eenvoudig," vervolgde hij, zon
der mijn antwoord af te wachten; „de diaman
ten kroon van lady Culverstone werd uit de
safe gestolen, die zich in de bibliotheek bevindt
van lord Culverstone's villa in Dartwood. We
stelden een onderzoek ter plaatse in en meen
den, dat we den dader aan zijn manier van
werken kenden. Ik heb je vroeger al eens ver
teld, dat iedere misdadiger zijn eigen, speciale
manier van werken heeft: hij zet er z'n stempel
op, om het zoo eens te zeggén en dat wel op
een wijze, die even duidelijk is alsof hij z'n
visitekaartje had achtergelaten. Neem nu dat
geval eens. Er zijn diamanten gestolen; niets
anders. We kennen verscheidene jongens van
de vlakte, die alleen maar hun slag met dia
manten slaan. De diefstal werd bedreven om
drie uur des nachts; we weten dat, omdat men
toen leven heeft gehoord. De dief is binnenge
komen door een raam in de provisiekamer. Al
les werd heel keurig gedaan en alles wees er op
dat „Jantje met het handje" het gedaan moest
hbben. Er was echter één moeilijkheid. Zooals
ik je al heb gezegd, is er leven gehoord; de in
breker heeft een stoel omgegooid en de huis
knecht, die naar beneden was gegaan, kwam
nog juist bijtijds om de schim te'zien van een
man, die door het raam van de provisiekamer
verdween. Hij kon hem niet grijpen, maar toch
tamelijk goed opnemen en hy beweert positief
dat het een groote kerel was. En „Jantje
met het handje" is klein.
Natuurlijk hebben we toch een paar man
netjes naar hem toegestuurd, om hem te halen
en hem rekening en verantwoording te laten
afleggen van zijn doen en laten dien nacht. Hij
gaf die verantwoording; hij had een schitterend
alibi, dat met geen mogelijkheid uit elkaar te
krijgen was.
„En toen kwam die kwestie van die sigaret
tendoos. De huisknecht van lord Culverstone
beweert, dat die niet meer op de plaats stond
waar hij ze des avonds had neergezet en dat
er sigaretten uit gehaald waren. Dat is ook echt
iets voor „Jantje" om zoo iets te doen. En op
de doos waren vingerafdrukken. Hetgeen
vreemd is, omdat Jantje altijd rubberhand
schoenen draagt. We vroegen Parry ze te on
derzoeken; de afdrukken waren van geen be
kende! En ook niet van iemand van lord Cul
verstone's familie of personeel. We hebben ons
gek geprakkizeerd, wie het 'gedaan kan hebben,
maar we weten het niet.
Mijn vriend legde de sigaretten-doos neer
en nam den haarborstel op.
„Voorwerp 2. Het geval Thanet. Weer dia
manten. Die van mevrouw Thanet, een Ameri-
kaansche. Ze zijn gestolen uit haar flat te Ken
sington, ongeveer vier uur des morgens. Entree:
MiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiMiiiimimiiii
het raam van de badkamer. Alles heel netjes
gedaan; geen rommel. We dachten ook hier
direct aan Jantje. Maar er waren twee dingen,
die eigenlijk niet van hèm konden zijn: de af
drukken op den haarborstel en het gestommel,
waardoor de nachtportier van de flat gelegen
heid kreeg hem nog even te zien, toen hy weer
door 't raam verdween. En dit keer was het
geen groote man, Johnnie, maar iemand van
de grootte van Jantje zelf. Maar die vinger
afdrukken op den borstel waren, zooals ik al
zei, niet van hem. Maar wel waren ze precies
gelijk aan die, welke we op de sigarettendoos
hebben gevonden! Dus gelijk aan de vinger
afdrukken van den grooten man die lady Cul-
verton's diamanten kroon stal.
Daar stonden we weer voor een onoplosbaar
raadsel. Jantje had een prachtig alibi en onze
verdenking tegen hem werd zwakker. We had
den absoluut geen bewijzen.
„Die twee andere dingen hier" mijn vriend
wees op de voor
werpen op tafel
- „zijn afkom- rj intSpr-
stig van dergelij- -UK Utrlgvr
ke gevallen. Ook
van recenten da-
turn. Détails ko- I
men er niet op
aan: de hoofdzaken zijn, dat beide inbraken
op precies dezelfde wijze geschiedden, dat bij
beide precies dezelfde vingerafdrukken werden
gevonden en dat by beide gevallen de dader
óók gezien is, toen hij vertrok. Maar in 't eene
geval was hij groot, in 't andere klein!"
Mijn vriend zweeg en keek nadenkend voor
zich uit.
„Parry zal je vertellen, Johnny," vervolgde
hij, „dat vingerafdrukken onweerlegbare ge
tuigen zijn. Er worden op de heele wereld geen
menschen gevonden, die dezelfde afdrukken
hebben. Als wij de afdrukken van iemands vin
gers in ons archief hebben en hij is zoo zorge
loos om ze op een of ander voorwerp achter te
laten? Dit is een geval, waarbij het feit, dat
geen twee menschen dezelfde vingerafdrukken
hebben, eer een hinderpaal dan een hulp
vormt!"
Ik stak eén sigaret op.
„Het lijkt me nogal eenvoudig," zei ik.
„Klaarblijkelijk zijn de vingerafdrukken opzet
telijk achtergelaten en in beide gevallen heeft
de dader zich eveneens opzettelijk laten zien
om je speurders op een dwaalspoort te brengen.
Er zijn twee kerels, die inbreken; één laat de
afdrukken achter en laat zich soms ook zien,
terwijl by andere gelegenheden, de ander zich
laat zien
Kempstone stond op en begon de kamer op
en neer te loopen. „Inderdaad," begon hij, „een
paar van ons hebben ook al aan de mogelijk-
•heid gedacht, die je daar net opperde. Maar het
kan niet; alles wijst er op, dat er maar één
bij betrokken is."
Ik dacht langen tijd na. Mijn vriend zette
nog steeds zijn wandeling door de kamer voort.
Na een minuut of tien ging hij zitten en bleef
zwijgen.
„Zou het niet mogelijk zijn, dat...." zei ik.
Hij keek me hoopvol aan.
„Vertel eens, wat je denkt."
Ik vertelde wat ik dacht. De hoopvolle uit
drukking verdween uit z'n oogen. Hij schudde
zijn hoofd.
t „Dat kan niet," riep hij uit.
„Dat moet je niet zoo gauw zeggen." Het
klinkt een beetje ver gezocht, dat is zoo, maar
ik weiger toch te gelooven, dat het niet zou
kunnen. Weet je misschien ook, wat die lui,
die jullie nu als inbrekers kennen, van hun vak
waren vóór ze gingen stelen?"
„Dat zou ik wel kunnen nazien in onze re
gisters."
Tot mijn genoegen bemerkte ik, dat mijn
vriend, ofschoon hij nog niet bepaald enthou
siast was, toch in ieder geval iets ging voelen
voor mijn veronderstelling.
„Van Jantje weet ik het wel. Hij was graveur.
Toen hy den eersten keer met de politie in
aanraking kwam, was het voor chantage; hij
kreeg drie jaar en is toen van kwaad tot erger
vervallen. „M'n vriend keek me nadenkend aan.
„Maar zelfs, al had je gelijk, Johnnie, dan zie
ik nog niet in, hoe we het moeten bewijzen.
Hij zou op heeterdaad moeten worden betrapt."
LUISTER EFVS
HAM6JK2EG JE.
DAT HET in DAT
OUDE HUI66P00KTJ
DE OUDE 't?AH ED
BUNA IEDEREEN
ZEGGEM HET.
KOM, WAT
WILJE-ME HU
WIJ6 MAKEN?,
WEET JE DAN
NIET, DAT ER
GEEN geesten
EN SPOKEN
'X BEN DAAR GE
WE EST MAAR DAAR.
KOMEM JU |f>T JANTJE/
EN JOOP M/C.BRIDGE
AAN, LATEN WE DIE
JONGELUI EEM6 VRA
GEN EN H00REN WAT
yZE ZEGGEN
DAT 16 KOSTE -
ANNIE GELOOFT
IN 6POKEN.ZE
BEWEERT DAT
0IT OUDE HUtó
EEN 6PO0K-
16 l
LIJK.' ZE heb
ben JE VOOR OEM
GEK GEHOUDENG
MOET
MAAR
NAAR DAT H(Jlt> GAAN.
iK WED, DAT JE ER WEER OP
EEN ORAFJE ZOU UIT LOO
PEN
HUI6
JA,ZULKE PEU- 1
TERó LOOPEN EU
ALTIJD IN.
Na langdurige onderzoekingen is de politie
er in geslaagd de Plovdiv, een geheime com
munistische organisatie, te ontdekken.
Ofschoon de politie echter de pers ontdekte,
waarop opruiende communistische pamfletten
werden gedrukt, is zij er nog niet in geslaagd,
de drukkers te arresteeren. Wel werden ver
scheidene verdachte communisten gearresteerd,
doch deze hebben gezworen, dat zij de indenti-
teit van de drukkers niet kennen, daar deze bij
het werk altijd maskers droegen.
In verscheidene andere plaatsen in Bulgarije
werden communistische organisaties ontdekt, en
in Sofia hebben herhaaldelijk communistische
onlusten plaats.
De communisten hebben na de uitzetting van
de communistische leden uit de Sobranje hun
activiteit verhoogd en hun organisatie ver
beterd.
De autoriteiten vreezen dan ook, dat zij in
den aanstaanden winter gebruik zullen maken
van de algemeene ontevredenheid in Bulgarije
om ernstige onlusten te verwekken.
„Kun je hem niet in de val laten loopen?"
vroeg ik.
Hij haalde z'n schouders op.
„Daar houden we niet van. En het is ook
niet zoo gemakkelijk, omdat Jantje onze man
nen natuurlijk allemaal kent. Maar als bij
voorbeeld
Er klonk twijfel in zijn stem, maar de schit
tering in z'n grijze oogen verried, dat hij zag,
hoe gTaag ik het wilde doen.
„Als ik je er een pleizier mee doe, wil ik je
wel helpen," zei ik lachend.
„Nou, goed dan. Luister. Hier in de stad
komt binnenkort een actrice uit Zuid-Amerika
logeeren. Er hebben al sensationeele verhalen
in de kranten gestaan over haar schitterende
juweelen. Als onze mannen heel voorzichtig
rondvertellen, dat ze geen bescherming van de
politie wil hebben en dat ze haar sieraden ach
teloos opbergt, en als jij dan, die geen contact
met de politie hebt, je in haar kamer verdekt
wilde opstellen, dan
„In orde," zei ik. „Ik doe het."
De actrice, die bij het schouwburg bezoekend
publiek bekend stond onder den naam Flore
Kennevore, had een gemeubileerde flat ergens
in Kensington gehuurd. Ik bracht haar een
bezoek en nadat ik haar had verteld, waar het
om ging, was zy direct bereid haar medewer
king te verleenen. Ik kon me een paar nachten
achtereen achter een gordijn in haar eet
kamer verbergen, in welk appartement zij, over
eenkomstig hetgeen de mannen van mijn
vriend hadden rondverteld, haar juweelen op
borg. Aan mij vertelde ze echter in vertrou
wen, dat de steenen, die ze daar bewaarde,
imitaties waren en dat ze de echte veilig in een
safe op haar bank had geborgen!
Drie nachten bracht ik in die eetkamer door.
Ik verveelde me doodelijk achter het gordijn,
want wat er ook kwam, een dief niet. Den vier
den nacht was ik even ingedommeld, toen ik
omstreeks drie uur door een licht geluid ont
waakte. Ik wachtte, terwyl iedere zenuw in mij
gespannen was. Ik hoorde sluipende schreden
op de gang en even later het openen van de
deur der eetkamer. Glurend door een spleet
tusschen de gordijnen, waarachter ik stond, zag
ik, hoe er een straal licht gleed langs den muur
tegenover mij.
Tenslotte viel het licht op het schrijfbureau
dat in een hoek stond. Ik zag een man er heen
loopen; hij forceerde het slot op meesterlijke
wijze, zonder ook maar een enkel geluid te ver
oorzaken. Na eenige oogenblikken had hij het
bureau open en doorzocht het. Hij liet alles
liggen zooals het lag en stak alleen een paar
met leer bekleede doosjes in z'n zakken. Toen
sloot hij het bureau weer en liep op z'n teenen
naar de deur. Daar bleef hij echter even staan,
greep een stoel en wierp dien met een smak
tegen den grond. Daarop wachtte hij nog "een
oogenblik en luisterde of het lawaai niet iemand
wakker had gemaaktIk boog me voorover
voor een sprong, schoot uit m'n schuilplaats en
sprong op zijn rug. Met een bons viel hij op den
grond en eer hij zich vrij had kunnen worste
len, had ik hem de handboeien aangedaan, die
ik van Kempstone had geleend. Daarna knipte
ik het licht aan en nam mijn gevangene eens
op. Het was een klein kereltje.
„Zoo Jantje," begon ik, „dit keer ben je dus
zelf gekomen inplaats van je collega te sturen."
Hij gromde wat. Ik ging naar het raam en
het politiefluitje nemend, dat mijn vriend mij
ook ter leen had gegeven, blies ik het signaal
dat we hadden afgesproken. In een oog-wenk
was mijn vriend met z'n mannen in de kamer-
Ook Parry, de specialist in vingerafdrukken
was er bij.
„Goeden avond, Jantje," zei m'n vriend op
gewekt. Ik had het dus toch wel bij het rechte
eind, al had je nog zooveel alibi's. En" hij
nam een der handen van den gevangene, onder
zocht den gummi-handschoen, die er aan zat
en wees op mij „deze mijnheer hier, die je
zoo fijn gearresteerd heeft, had het óók bij 't
rechte einde. „Ik weet het niet zeker, Parry,"
ging hy voort, zich tot dezen wendend, „maar
ik geloof, dat als je deze handschoenen met je
prachtige vergrootglazen en andere instrumen
ten nauwkeurig onderzoekt, je zult ontdekken,
dat de toppen er van bedekt zijn met vinger
afdrukken, niét van „Jantje", maar van iemand
anders, dien we niet kennen; dezelfde afdruk
ken, die we hebben gevonden op de voorwer
pen, welke we hebben meegenomen uit de hui
zen, waar den laatsten tijd werd ingebroken.
En ik ben er nü zeker van, dat we ook gauw
genoeg z'n collega zullen vinden, met wien hij
afwisselend werkt. Dat kan niemand anders
zijn dan „Lange Heintje"...."
En zoo was het ook.
All 1 f on dit blad zijn ingevolge de yerzekeringsvoorwaarden tegen 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7 J»V3 b'J een ongeval met bij verlies van een hand 1 CC Dij verlies van een Cf fl bij een breuk van /f bij verlies van 'n
flllË CtDOTlJie S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T nJ C/C/C/»* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen# i doodelijken afloop# een voet of een oog# duim of wysvinger t/l/» been of arm# Ti/« anderen vinger
„Hebt u er den sleutel afgehaald?"
.Heen, mynheer."
„Misschien hebt u wel bemerkt juffrouw Lea
venworth, dat de revolver voor u op de tafel
ligt. Wilt u haar eens bekijken?"
De coroner gaf haar het wapen. Indien hij
het meisje had- willen doen schrikken, dan was
hij er volkomen in geslaagd. Bij het zien van
de revolver week zij vlug achteruit en een uit
roep van afschuw, dien zij oogenblikkelijk on
derdrukte, ontsnapte aan haar lippen.
„O! Neen! Neen!" kreunde zij, terwyl zij
4e handen afwerend uitstak.
„Ik sta er op, dat u het wapen bekijkt," ver
volgde de coroner, „daarstraks, toen men het
gevonden heeft, waren alle kamers geladen."
Bij het hoosen van die woorden verdween de
angstige trek van haar gelaat.
„O, dan
Zij maakte den zin niet af, maar stak haar
hand uit, om het wapen te pakken. Maar de co
roner keek haar strak aan en vervolgde;
Hiettemin heeft men het onlangs afgescho
ten. De hand, die den loop heeft schoonge
maakt, vergat de kamer."
Zij zei niets; er kwam alleen een uitdrukking
van diepe wanhoop op haar gezicht; het leek
alsof zij ineen zou storten. Oogenblikkelijk ech
ter kwam de reactie; met een weergalooze waar
digheid riep zij uit:
„Nu, en verder?"
De coroner legde de revolver weer op tafel.
De aanwezigen keken elkaar aan; iedereen leek
bang om verder te gaan. Naast mij hoorde ik
een onderdrukt gesteun. Mary Leavenworth, die
plotseling zeer rood geworden was, verloor haar
nicht niet uit het oog. Zij begon er zich blijk
baar rekenschap van te geven, dat nog anderen
behalve zij, iets onverklaarbaars vonden aan die
vrouw. Toen vermande de coroner zich en ver
volgde:
„Juffrouw Leavenworth, u vroeg mij„en ver
der." Uw vraag noodzaakt mij te zeggen, dat
geen enkele inbreker of gehuurde moordenaar
de moeite genomen zou hebben om deze revol
ver schoon te maken en nog minder, om haar
opnieuw te laden en haar weer in de la te leg
gen, waaruit hij haar genomen had."
Zij antwoordde niets, maar ik zag, dat Gryce
een aanteekening in zijn boekje Krabbelde, het
geen vergezeld ging van het hoofdknikje dat
hem eigen was.
„Niet iedereen," voegde de coroner er aan
toe, „kon zoo maar komen en gaan in de ka
mer van mijnheer Leavenworth. Niet iedereen
kon op een tamelijk laat uur bij hem binnen
komen, de revolver nemen en zoo dicht als noo-
dig was den verslagene naderen, zonder dat
deze zelfs omkeek; en dit is gebeurd, zooals
blijkt uit de verklaring van den dokter."
Iedereen keek naar Eleonore en verwachtte
haar te zien schrikken. Maar het was Mary,
die haar verontwaardiging toonde. Zij sprong
op en wierp een boozen blik om zich heen. Zij
opende de lippen om te spreken. Maai' Eleonore
maande haar door een beweging tot kalmte aan
en antwoordde langzaam en koel:
„Bent u er zeker van, dat alles zoo gegaan is?
Indien mijn oom gisteren de revolver had afge
schoten hetgeen heel goed mogelijk is zou
men dan niet dezelfde resultaten gekregen heb
ben en zou u er dan niet dezelfde conclusies uit
getrokken hebben?"
„Juffrouw Leavenworth," vervolgde de coro
ner, „men heeft den kogel uit het hoofd van uw
oom verwijderd en hy was volkomen gelijk aan
de patronen waarmee de revolver geladen was."
Eleonore verborg het hoofd in de handen; zy
leek ontmoedigd en ter néér geslgen. Toen de
coroner dit zag, werd hij nog strenger en zei:
.Juffrouw Leavenworth, ik heb u verschillen
de vragen te stellen over den afgeloopen nacht.
Waar was u gisterenavond?"
„Ik was alleen op mijn eigen kamer."
„Toch hebt u uw oom en uw nicht nog ge
zien?"
„Neen, mijnheer; na het diner heb ik nie
mand meer gezien behalve Thomas," voegde zij
er na een korte pauze aan toe.
„Wat kwam hij bij u doen?"
„Hij bracht mij het naamkaartje van een heer
die mij wenschte te spreken."
„Mag ik u den naam van dien heer vragen?"
„Op het kaartje stond den naam Le Roy
Robbins."
Het voorval was van weinig beteekenis; een
schok van mijn buurvrouw evenwel prentte het
in mijn geheugen."
„Hebt u de gewoonte uw deur te laten open
staan, als u op uw kamer bent?"
„Neen, mnyheer, dat is mijn gewoonte niet."
„Waarom stond zij dan gisteren open?"
„Omdat ik het warm had."
„Is dat de eenige reden?"
„Ja."
„Wanneer hebt u haar weer gesloten?"
„Toen ik naar bed ging."
„Voor- of nadat de bedienden naar boven
waren gegaan?"
„Daarna."
„Hoorde u mijnheer Harwell naar zijn kamer
gaan, nadat hij uw oom verlaten had?"
„Ja, mijnheer."
„Hoe lang hebt u daarna uw deur nog open
gelaten?"
„Ikeheen paar minutenIk weet
het werkelijk niet," vöegde zij er aan toe, vol
komen in de war.
„U weet het niet? Hm! Langer dan tien mi
nuten?"
„Ja."
„Langer dan twintig?"
„Misschien wel."
Zij was bleek en beefde.
„Juffrouw Leavenworth uw oom moet blijk-
baar gedood zijn, even nadat mijnheer Harwell
hem verliet. Uw deur stond open, u moet dus
gehoord hebben of er iemand naar hem toe is
gegaan, of men geschoten heeft. Nu, hebt u iets
gehoord?"
„Neen, mijnheer, niets."
„Neem mij niet kwalijk, dat ik zoo aandring,
juffrouw Leavenworth. Nog eens, hebt u werke
lijk niets gehoord?"
„Jaik hoorde een deur sluiten."
„Welke deur?"
„De deur van de studeerkamer."
„Wanneer was dat?"
„Dat weet ik nietMaar waarom stelt u
toch al die vragen?" klaagde zij handenwrin
gend.
Ik sprong op, want zij wankelde. Maar voor
ik haar te hulp kon komen, had zij zich her
steld en haar gewone houding aangenomen.
„Neem mij niet kwalijk," sprak zij. „Ik ben
vanochtend mijzelf niet. Wat vroeg u ook
weer?"
„Ik vroeg u," antwoordde de coroner scherp
want Eleonore's gedrag wekte zijn wantrou
wen op „hoe laat u de deur van de studeer
kamer hoorde sluiten."
„Ik kan u niet precies zeggen hoe laat het
was. Mijnheer Harwell was pas boven en mijn
deur stond nog open."
„En hebt u geen schot gehoord?"
„Neen, mijnheer."
De coroner keek de gezworenen aan, die
oogenblikkelijk de oogen neersloegen.
„Men heeft ons verteld juffrouw Leaven
worth, dat Hannah, een van de bedienden, in
uw kamer een geneesmiddel kwam halen. Hebt
u haar gezien?"
„Neen, mijnheer."
„Wanneer vernam u haar zonderlinge ver
dwijning?"
„Vanochtend, vóór het ontbijt, ontmoette ik
Molly in de hall. Zij vroeg mij hoe het met Han
nah ging. Dit vond ik een vreemde vraag en ik
vroeg, wat zij meende. Uit wat ik toen vernam,
begreep ik, dat het meisje weg was."
„Wat besloot u hieruit?"
„Ik wist niet, wat ik er van denken moest."
„Kwam het idee van verraad niet bij u op?"
„Neen, mijnheer."
„Bracht u dit feit niet in verband met den
moord op uw oom?"
„Toen wist ik immers nog niet, dat hij ver
moord was."
„En later?"
„Toen dacht ik natuurlijk wel, dat Hannah,
meer zou weten."
„Kunt u ons iets vertellen over Hannah's ver
leden?"
„Niet meer, dan mijn nicht u reeds vertelde."
„Waarom was zij 's nachts zoo droevig?"
Eleonore werd rood van woede; was het om
den toon waarop deze vraag gesteld werd of om
de vraag zelf?
„Hannah nam mij op dat punt niet in haar
vertrouwen," antwoordde zij.
„U kunt ons ook niet zeggen waar zij heen
is gegaan?"
„Natuurlijk niet."
(Wordt vervolgd)