NA DEN SLAG BIJ HASTINGS
w
Jid cetfiaal wut den dag
DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS
im toeh a 1 te bar
HET WERK VAN WILLEM
DEN VEROVERAAR
"T3
De rijksten dezer wereld
DONDERDAG 21 SEPTEMBER
De grondlegger van den
Engelschen staat
HET GEVAL
LEAVENWORTH
j\uuri ivu: iiimimiiiiiimiiin
LEVER'S ZEEP MAATSCE
IK WORD
MOE VAn AL
DAT 'jTAAti; LA
TEN WE NAAR
&INNEN GAAN
EN ZE D'R UIT
JAGEN,
'JA. WAAR
ZIJN NU
AL JE
5POkEN„
ANNIE
HIER 2IJN WE.
LATEN WEHU'
ZACHT JE6L00PEV
EN LUISTEREN
IK WEETEEN
FIJN PLAAT6F
WAAR WE Om KUN
NEN VERbERGFN
EN OP PEN UITKW
UNNEN6TAAN.
HE
1A/IE/6
BANG
VOOR
VOK&i.
WACHT EEN 00G6N
Blikje op me 1
H BI/
WACHT DAN TOCH/
NU IK
ZIE
NIET6
yfiLNO
6TIL/
0E SPOKEN
slapen/
üjyLisi
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Die goede lepels en vorken vol met krassen... al de
glans er af - ondanks alle zorgen en moeite!" Doe het
voortaan anders - poets Uw kostbaar tafelzilver niet
meer met scherpe schuurmiddelen maar met VIM
Wat dé microscoop toont:
Bewijst dit niet hoezeer
VIM andere poets
en schuurmiddelen over
treft? VIM, in de prac-
tische strooibüs, is overal
verkrijgbaar.
Gewonebusslechts 20cts.,
groote bus slechts 37£ ets.
LEVER'S ZEEP MAATSCHAPPIJ n.v, VLAARDINGEN
Na de terreur van de Noormannen
kwam Engeland onder het juk
der Normandiërs
DOOR ANNA K. GREEN
kende. I Lx sigaretten van f
blik," klonk het Jane Vally
Stuurlieden-examen
Maar het opmerkelijke is dat de drie achter
ste uitdrukkingen speciaal in de hoogere krin
gen en de drie voorste in speciaal de echte
volksomgeving gebruikt worden.
Toch kan het niet ontkend worden dat
Willem de Veroveraar de grondlegger is ge
worden van een machtigen staat, omdat hi)
niet alleen de kunst van veroveren, maar ook
van regeeren verstond.
Gedurende zyy regeering kwam het ver
maarde „Domesday"-boek tot stand, dat door
de Angelsaksers juist zoo genoemd werd omdat
het voor goed een einde maakte aan hun laat
ste hoop om nog ooit eenig grondbezit te ver
werven. Het was n.l. een uitgebreid cadaster-
werk van alle gronden in heel het koninkrijk,
hun eigenaars of pachters, de waarde, de be
volking, den toestand, den vorm van bedrijf erop
uitgeoefend.
Hij oefende de strengste rechtvaardigheid uit
tegenover allen en toen eenmaal de verhoudin
gen waren afgebakend, duldde hij van niemand
meer eenige inbreuk. Het koningschap voerde
hij hoog op door een toen ongehoorde entou
rage in het oog des volks en hij stelde een
flinken afstand tusschen zichzelf en alle overige
onderdanen. Voor den godsdienst heeft hij zich
verdienstelijk gemaakt. Door zijn ordenende
maatregelen, zijn samenwerking met Rome
bloeide een rijk geestelijk leven. Veel kerken
en kloosters verrezen er, veel zorgen konden
daardoor worden besteed aan onderwijs en op-
derwijs. De bisschoppen werden benoemd na
nauwkeurig onderzoek en Willem lette aller
eerst op hun geschiktheid, in tegenstelling met
talrijke andere vorsten. Van den anderen kant
heeft Willem op een verschrikkelijke wijze zijn
onderdanen getyranniseerd. Rij was een harts
tochtelijk jager en om nu dien hartstocht met
zijn rijksgrooten ten volle voldoening te schen
ken, werden strafwetten tegen strooperij be
paald, die ongeloofelijk schijnen. Op het schie
ten van een haas in het koninklijk jachtgebied
stond de onmenschelijke straf van het uitste
ken der oogen. Dit nog wel in een tijd, toen
men den gemeensten moord op een evenmensch
gepleegd door een lichte geldsom kon afkoopcn.
In het laatste jaar van zijn leven ondernam
Willem nog een krijgstocht tegen den koning
van Frankrijk, door wiens spotternijen hij zich
beleedigd achtte.
Deze veldtocht had voor Willem persoonlijk
een noodlottigen afloop. Hij struikelde, of lie
ver zijn paard struikelde en hij viel zoo onzacht,
dat hij binnen korten tijd aan inwendige kneu
zingen te Rouaan overleed (9 September 1087).
Op zijn sterfbed gevoelde hij een bitter berouw
over de strenge maatregelen tegen het goede
Engelsche volk genomen. Groote schenkingen
deed hij aan liefdadige instellingen, om den
zielevrede terug te krijgen. Aan den anderen
kant bleef nij aan zijn goed recht op den En-
gelschen troon vasthouden, de overleden koning
had hem als zijn opvolger aangewezen en de
overweldiger Harald kon niet dezelfde rechten
doen gelden. Zoo is hij voqr de Engelschen een
der hoofdfiguren uit hun geschiedenis geworden,
de grondlegger van hun staat en van hun toe
komstige macht en grootheid.
V25-020 M
Er leven momenteel zeventien mannen, die
vermoedelijk de schulden der geheele wereld
zouden kunnen betalen, als zij hun rijkdommen
bij elkaar zouden leggen. Helaas bestaat er niet
het geringste vooruitzicht op een verwezenlij
king dezer hypothese. De meening, dat alle groo
te vermogens door de geldcrisis ernstig zijn ge
decimeerd, berust dus op een dwaling. Er zijn
ook thans nog vele rijkdommen, die zoo goed
als onaangetast zijn gebleven.
Het meest succesvol hebben de vermogens
van de Indische vorsten de wereldcrisis kun
nen weerstaan. Onder deze gelukkige nabobs
bevindt zich de veelgenoemde Agha Khan, het
hoofd der Mohammedanen in Oost-Afrika, Mid-
del-Azië en Indië, die vanuit Londen zijn fi-
nancieele zaken drijft. Hij beschikt, evenals de
andere Indische vorsten, over een geweldig re
servefonds aan goud en kostbare steenen; dit
is een schat, waarop de ernstigste crisis weinig
invloed kan uitoefenen, de waarde er van ver
andert zoo goed als niet. Al is het ook niet
mogelijk, deze reusachtige vermogens nauwkeu
rig te schatten, toch kan men zonder overdrij
ving beweren, dat de Indische nabobs tot de
rijkste mannen der wereld behooren.
Men neemt aan, dat de rijkste van allen de
NiZam van Hyderabad is, wiens schatten aan
goud en juweelen alleen een waarde van 1,2
milliard gulden vertegenwoordigen. Minder rijk
is vergeleken met hem de Gaekwar van Baro-
da, wiens vermogen slechts 360 millioen gulden
bedraagt. Hierbij mag niet onopgemerkt blij
ven, dat niet Amerika, gelijk men algemeen
aanneemt, maar Engeland het land van de
grootste vermogen is. Dit is bijvoorbeeld geble
ken bij den dood van sir John Ellerman, wiens
nalatenschap de Britsche schatkist het groot
ste bedrag aan successierechten inbracht, dat
men ooit heeft opgeteekend.
De lijst van de zeventien rijkste personen
dezer wereld wordt door een Fransen tijdschrift
aangevuld met eenige interessante bijzonderhe
den over den „Croesus'' van China. Koopman,
financieel magnaat en rubberkoning in één per
soon, is En Yang Sang thans van plan zijn
tiende paleis te bouwen. Zoodra het gereed is,
wordt onmiddellijk met den bouw van een nieuw
begonnen, want deze bouw van paleizen is nu
eenmaal een hartstocht van En Yang Sang.
Hij mag zich deze luxe nermitteeren, ook al
heeft zijn laatste bouwwerk niet minder dan
750.000 gulden gekost.
Yang Sang begon zijn loopbaan als hande
laar in geneesmiddelen, werd daarna makelaar
in bouwterreinen en werd in dit bedrijf million-
nair, toen op zijn grond en terreinen in Singa
pore en in den Maleischen Archipel tinmijnen
ontdekt werden. Zijn oudste zoon, die in En
geland werd opgevoed, en ook met een En
gelsche vrouw getrouwd is, leidt tegenwoordig
de zaak, terwijl de vader voor zijn genoegen
leeft en paleizen bouwt. Thuis leeft hij op Eu-
ropeesche wijze, maar het gelukt slechts weini
gen dit huis te betreden; het is de grootste zorg
A 1H 7 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïfïfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor "7 Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies
AllS QwOilllC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen O Ir IA v»m verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop# een voet
van een hand f 1 OC oij verlies van een Cf) bij een breuk van (Af)
of een oog# 1 At duim of wijsvinger I/» "been. of arm tri#»
Gewoon schuur
middel, 50 maal
vergroot. Grove
stukken mineraal
zijn de oorzaak van
die akelige kras
sen en schrammen.
Wereldberoemd rei-
nigingsmiddel VIM,
50 maal vergroot. De
bestanddeelen geven
een fijn en zacht
poetsmiddel. Daar
om krast VIM nooit.
Prins Robert van Normandië werd op het
slot Gerberoy belegerd. Bü een uitval
reed hij met gesloten vizier in op een
troep belegeraars. Een gevecht van man tegen
man volgde en de prins wierp zijn tegenstan
der uit den zadel, na hem een zeer ernstige
verwonding aan den arm te hebben toege
bracht. Kreunend lag de neergestorte ridder
op den grond, ook hij had het vizier gesloten.
Het bloed van den prins dreigt stil te gaan
staan, hij fluistert, ja, hij weet het, hij heeft
zijn vader uit den zadel geworpen, hij heeft
zijn eigen vader gewond. Berouwvol werpt hij
zich op de knieën voor den ouden hertog,
vraagt hem om vergiffenis en helpt hem op
zijn eigen paard. Die vader was niet alleen
hertog van Normandië, hij was ook koning van
Engeland; Het was Willem de Veroveraar, de
held van Hastings, die zijn opgestanen zoon tot
gehoorzaamheid wilde terug voeren.
Zelden, zegt Macanlay, is een natie vollediger
„onder het juk van een andere gebracht, zelfs
niet in Azië, dan de Engelsche".
Wat we tegenwoordig als het Engelsche volk,
de Engelsche taal, de Engelsche psyche, het
Engelsch karakter, de Engelsche zeden en ge
woonten, de Engelsche traditie, etc. etc., ken
nen, is eigenlijk in wezen vreemde import.
Het Engelsche volk van thans is op het slag
veld geboren, toen Willem van Normandië zich
bij Hastings in October 1066 met 60.000 sol
daten van de heerschappij meester maakte.
Gedurende een eeuw reeds was Engeland door
de Noormannen gebrandschat, ze oefenden een
verschrikkelijke terreur uit en de laatste
Engelsche vorsten betaalden schatten geld om
aan de plunderingen te ontkomen. Tenslotte
kwam de regeering toch in handen van een
Noorman, die zich echter tegen Willem van
Normandië niet staande kon houden. Het moet
er verschrikkelijk gespannen hebben bij
Hastings, by duizenden lagen de lijken door
een en dat beteekende in die dagen heel wat.
Alles moest met de hand gebeuren, ook het
afmaken van vijanden in den strijd, want de
machinale Oorlog bestond nog niet, was voor
behouden om in meer „beschaafder" tijden te
worden toegepast. Het slot was dat hertog
Willem van Normandië, bijgenaamd „de ver
overaar", zich definitief van Engelands bezit
verzekerde. Tot op den dag van heden regee
ren zijn afstammelingen in de vrouwelijke
linie nog altijd over datzelfde land.
Willem zelf was met 60.000 krijgsmakkers
overgekomen en niet alleen deze soldaten maar
ook nog later aangekomen troepen maakten
aanspraak op bslooning. De koning, afhanke
lijk van zijn soldaten, kon moeilijk anders dan
aan die verlangens voldoen. Alle posten van
beteekenis werden aan de vreemdelingen toe
vertrouwd, die bovendien nog uitgestrekte lan
derijen bekwamen, waarvoor reusachtige ont
ginningen noodig waren. Wat eeuwen later de
Engelsche koningen tegenover de Ieren zich
veroorloofden, n.l. een bijna absolute verplaat
sing van het grondbezit uit de handen van de
oorspronkelijke bewoners in die van vreemde
lingen, heeft ook Willem de Veroveraar ge
daan. Natuurlijk waren in de eerste tijden
openlijke reacties aan de orde van den dag,
maar zonder pardon smoorde men ieder verzet
in uitroeiing der opstandigen.
In Northumberland werd een voorbeeld ge
steld van afgrijselijke wreedheid. De heele
provincie, bestaande uit goed bebouwde land
streken, werd in een woestenij veranderd. Alle
huizen vielen onder sloopershanden, vlogen in
brand, het vee werd geroofd en de bewoners,
men schat van meer dan 100.000 stierven als
ratten door den hongerdood. Niets bleef er
verder in het veroverde land over van de oude
families der Angel-Saksers; de bewoners, die
niet sneuvelden in den strijd om de vrijheid,
kwijnden weg in gevangenschap of hoorig-
heicï. De geheele oorspronkelijke bevolking
verviel tot hofhoorlgheid, ging op in het met
ijzeren strengheid doorgevoerde nieuwe leen
stelsel. De koning gaf uitgestrekte goederen
in leen-gebruik aan zijn Normandische edelen
en dezen op hun beurt verdeelden die goederen
weer in een groot aantal achterleengoederen
en ridderplaatsen. Ieder droeg bepaalde ver
plichtingen tegenover zijn heer, maar de oor
spronkelijke inwoners bleven voortaan de
onderlaag der bevolking, de bezitters waren
de vreemdelingen van het vasteland.
Alles onderging natuurlijk den invloed dezer
verhoudingen. Zoo draagt de taal nog altijd
opvallende sporen van de „Normandiseerings-
politiek" door Willem den Veroveraar toege
past. Alles moest verfranscht worden. Niet
alleen de hoogere klassen gebruikten deze taal,
ooi» die der lagere volksklassen werden er mee
vermengd, zoodat er van het oorspronkelijke
Angelsaksisch niet veel meer over-bleef. Het
moderne Engelsch is een product waarin veel
Fransche, veel Noorsche en veel Angelsak-
NEGENDE HOOFDSTUK
Een ontdekking
Mary Leavenworth, die in een hoek van het
vertrek zat, was ten prooi aan een heftig ver
driet. Ik wendde mij tot Gryce, die ijverig zijn
vingers zat te tellen, en zei:
„Ik begrijp heel goed, dat u alles doet wat uw
plicht u gebiedt, maar hoe hebt u den moed
gevonden? Was de positie van juffrouw Eleo-
nore al niet précair genoeg? En toen kwam u
nog met dien verwenschten zakdoek aandragen,
die toch niet bewijst, dat zij medeplichtig is
aan den moord, al is hij dan ook bevlekt met
revolvervuil."
„Mijnheer Raymond," verdedigde de detective
rich, „ik ben belast met het onderzoek in deze
moordzaak en ik zal mijn plicht doen, hoe dan
ook."
„Het zij verre van mij, u daarvan af te willen
houden. Maar vindt u het niet overdreven, te
lurven volhouden, dat zoo'n mooi, teer meisje
|n .verband zou staan met zulk een afschuwe-
sische elementen voorkomen. Als gevolg hier
van is het Engelsch zoo bijzonder rijk aan
synoniemen als bijvoorbeeld
fiend vijand, enèmy vijand
sheep schaap, mutton schaap
bench bank, chair bank
SU-
t.
lijke misdaad? Alleen een verdenking, geuit
door een andere vrouw kan toeh niet...."
Hier viel Gryce mij in de rede en zei:
„U houdt maar toespraken, terwijl andere,
veel belangrijker dingen uw aandacht vragen.
Die andere vrouw, zooals u het schoonste sie
raad der New-Yorksche society belieft te noe
men, zit in een hoekje te weenen. Ik zou haar
maar eens gaan troosten."
Ik was zeer verbaasd over dezen raad en keek
den detective aan, niet wetend of ik hem zou
gehoorzamen. Daar ik zag, dat hij in ernst had
gesproken, ging ik naar Mary toe. Zij weende in
derdaad, maar zachtjes en bijna onmerkbaar,
alsof haar vrees haar leed overtrof.
„Juffrouw Leavenworth," zei ik, „ik weet wel,
dat in omstandigheden als deze troostwoorden
van een vreemde volkomen misplaatst zijn,
maar toch zou ik u willen overtuigen, dat er bij
het verhoor geen overstelpende bewijzen aan 't
licht zijn gekomen."
„Neen," mompelde zij, „het is alleen maar de
vraag of Eleonore het weet. Zij is zoo driftig en
heeft zich daardoor hals over kop in moeilijk
heden gestort en.
Zij hield op, greep mij heftig,bij den arm en
ging voort:
„Zullen zij haar durven
Zij durfde haar zin niet af te maken.
„Wat bedoelt u?" zei ik zachtjes en wees haar
op de aanwezigheid van den detective. „Al is uw
nicht ook driftig geweest, daarom hoeft zij zich
nog niet in moeilijkheden gebracht te hebben."
„Ik bedoel dit," antwoorde Mary op beslisten
toon, „Eleonore heeft op verschillende vragen
zoodanig geantwoord, dat ieder, die deze ant
woorden heeft gehoord, moet gelooven, dat zij
meer van deze verschrikkelijke zaak weet."
Mary vervolgde gedempt, maar zoo dat men
haar toch door het heele vertrek kon verstaan:
„Zij gedraagt zichv alsof zij iets wil verbergen.
En toch durf ik volhouden dat dat niet waar is.
Wij staan met elkaar niet op goeden voet, maar
dat verhindert niet, dat ik nooit zal gelooven,
dat zij iets meer van dezen moord weet dan ik.
Iemand, u bijvoorbeeld, moet haar duidelijk
maken, dat zij zich vergist door zoo te handelen,
dat zij tenslotte verdenkingen zal wekken, voor
zoover dat al niet het geval is. Herhaal haar
uit mijn naam, wat u zelf zooeven hebt gezegd,
dat het onderzoek geen ernstig bewijs tegen
haar liëeft opgeleverd."
Mary Leavenworth had de laatste woorden
op vertrouwelijken toon gesproken. Terwijl zij
sprak, had ik haar van ter zijde gadegeslagen.
Welk een tooneelspeelster was deze vrouw!
„Zou het niet beter zijn," hernam ik, „als u
het haar zelf zei?"
„Neen, wy spreken niet meer met elkaar dan
nocdig is."
„Dat is jammer, men zou haar moeten kun
nen duidelijk maken, dat openhartigheid het
beste voor haar is."
Mary zuchtte.
„O! Waarom is dit afschuwelijke ongeluk
over mij gekomen; ik was zoo gelukkig! Niet
alleen komt myn oom op zoo'n tragische wyze
om het leven, maar ook mijn nicht..,."
Eerst ging het stuk voor stuk,
Al naar omstandigheden
In takken van bedrijf, i
Dat men om kooplust vroeg.
De noodkreet was gewis
Niet zonder goede reden,
De vraag was immers klein,
De voorraad groot genoeg!
De roep van eet meer brood
i Ligt nog in ons geheugen,
Eet haring! eveneens,
Tot steun der reederij.
De bloemen-nooddruft ook
Was verre van een leugen,
Zoomin als bij den boer
Het slagwoord: eet meer ei!
Maar toch, er is geen maag,
Die dlles kan verdragen,
Terwijl nog bovendien
De mensch een voorkeur heeft.
Gezondheid kweekt men niet
Door overladen magen, f
Terwijl een mensch ook graag
De crisis overleeft! f
1 Nu komt Amerika
Met een gezonde leuze!
En door de wereld schalt 1
De frissche kreet: koop nu!
Men laat, mits dat men kööpt,
Een ieder vrije keuze.
t Herstel der crisis dus
Hangt verder af.... van u!
1 MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ËilllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllMMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinË
van een interviewer dat hy den Croesus noch
thuis noch aan boord van één van zijn jach
ten kan treffen. Hy is namelyk veel op reis,
hy heeft een geheele vloot van luxe jachten,
die elk oogenblik tochten maken. Men weet dan
ook niet, waar men hem vinden kan, want nu
eens gebruikt hij dit dan weer dat jacht en de
opzichters hebben consigne om aan niemand te
vertellen met welk jacht hy zee gekozen heeft.
Ik raakte haar arm aan; dit gebaar bracht
haar tot zichzelf. Zy zweeg en beet zich op de
lippen.
„Laten wy hopen, dat alles in orde komt,"
zei ik. „Bovendien, ik geloof in allen ernst, dat
u zich onnoodig ongerust maakt. Uw nicht heeft
niets te vreezen, tenzy zich iets nieuws voor
doet."
„Iets nieuws? Hoe kan dat, zij is immers on
schuldig!'1
Toen keerde zy zich naar mij toe en ver
volgde
„Mijnheer Raymond, waarom heeft men mij
niet beter ondervraagd? Ik zou hebben kunnen
bevestigen, dat Eleonore in den afgeloopen
nacht haar kamer niet heeft verlaten."
„Werkeiyk?" vroeg ik.
„Ja," hernam zy, „myn kamer ligt dichter by
de trap dan de hare; om naar beneden te gaan,
had zy langs mijn deur moeten komen en dan
zou ik haar gehoord hebben."
„Dat hoeft nog niet," antwoordde ik bedroefd.
„Hebt u geen andere bewyzen?"
„Ik wil alles zeggen wat noodig is," mompelde
zy.
Ik schrok. Ja, deze vrouw, die zich nu bereid
toonde om baar nicht te redden, hoe dan ook,
zou gedurende het onderzoek ook wel gelogen
hebben.
„Juffrouw Leavenworth," sprak ik, „niets
rechtvaardigt een leugen, zelfs niet de wensch
om hen, die wy lief hebben, te redden."
„Neen?" vroeg zij op onschuldigen toon.
Als Eleonore's schoonheid minder indruk op
Achterover geleund in z'n hoekje, terwyl
de trein de Fransche kust tegemoet stoom
de, liet Emon Woodstock z'n oogen rusten
op het meisje, dat tegenover hem zat. Eenige
maanden geleden hadden ze kennis gemaakt
op de boot, die de verbinding tusschen Enge
land en Frankrijk onderhield en sindsdien had
den ze vaak samen de lange reis tusschen Pa
rijs en Londen afgelegd.
Ieder van hen moest eens in de 14 dagen
den overtocht maken. Zijn zaak had een filiaal
in de Fransche hoofdstad, terwijl zy naar
ze hem verteld had buitenlandsche inkoopster
was voor een groot manufacturenhuis in Lon
den.
Groot, flink, met sprekende blauwe oogen en
een kleinen, bijna altijd glimlachenden mond,
was Jane Vally een meisje, dat wel in staar
was het hart van een jongen man sneller te
doen kloppen.
Emon Woodstock voelde zich dan ook altyd
bijzonder goed gestemd in haar gezelschap.
Toch was er altyd iets geheimzinnigs over haar,
dat hem al veelYioofdbrekens gekost had.
In z'n gepeins werd hij plots verstoord door
de stem van het meisje.
„Heb ik geslapen?" vroeg ze, „en zijn we
dicht bij Calais?"
„Echt vrouwelyk," lachte Emon, „om twee
vragen tegelijk te stellen. Ja, je hebt geslapen-
We moeten binnen een kwartier in Calais zyn
en dan naar Dover vertrekken."
„Dan heb ik nog net tijd voor een sigargt,"
kondigde Jane aan terwijl ze' een papieren zakje
uit haar handtaschje haalde.
„Hoe kan je die slechte Fransche sigaretten
rooken? Ik begryp het niet," zei Emon, terwyl
hy voor haar een lucifer aanstak.
„Als je er aan gewend bent, zijn ze werkelijk
goed," luidde het antwoord. „Maar o hemel,
ik heb het pakje gescheurd en m'n sigaretten
koker is in m'n koffer. Wees zoo goed, Emon,
doe ze zoolang in jouw koker. Heb je er plaats
voor?"
„Plenty," zei Woodstock, een sigarettenkoker
uit z'n zak halend, die wel veertig stuks kon
bergen. Terwijl je sliep, heb ik als een fabrieks
schoorsteen zitten dampen. Kijk maar, een
kant is heelemaal leeg." Hij overhandigde haar
den koker, waarin ze zorgvuldig de sigaretten
borg.
„Het is niet noodig je te zeggen, dat je m'n
sigaretten niet rooken mag," zei ze. „Gelukkig
dat je ze bergen kan. Ik zal m'n koker uit m'n
koffer halen, als we bij de douanen in Dover
zyn. Dan kun je me m'n sigaretten teruggeven,
als we in den trein zitten."
Zy lachte en de jonge man dacht hoe lief
dat meisje toch was.
Emon stak den koker met een tevreden ge
zicht. weer in z'n zak.
De zee was kalm en ze konden dus, op het
dek der stoomboot, aangenaam koutend, van den
overtocht genieten. Even vóór de boot te Dover
meerde, vroeg ze hem een plaatsje voor haar in
den trein open te houden.
„Ik heb zooveel bagage en de douanen zul
len langen tyd werk met my hebben; jij hebt
maar één valiesje, dus jy kan zoo naar den
trein gaan."
Emon was zoo gelukkig een leege coupé te
vinden vóór aan den trein. Er was maar één
passagier in, een donker uitziende, korte man,
met glad geschoren gezicht en gekleed in een
bruin pak.
Minuten gingen voorby zonder dat Jane zich
liet zien. Werktuigelijk nam hy een sigaret uit
z'n koker en stak een lucifer aan. Hij trok,
maarer kwam geen rook.
„Weg met dat ding," toornde hij. Hij brak
het tusschen z'n vingers om het uit het
raampje te gooien.
Lieve hemel!" Hij staarde op een stroom fyn
wit poeder dat uit de sigaret op den grond
vloeide.
Eén oogenblik stond hy verbaasd, maar toen
drong de werkelijkheid met een schok tot hem
door. Het poeder was een doodelyk vergift....
cocaïne.
Koortsachtig gejaagd, onderzocht hy de si
garetten van het meisje, elk afzonderlyk tus
schen duim en wijsvinger bevoelend. Eén er van
was maar een echte sigaret, de andere waren
allemaal gevuld met het afgryselyke poeder.
Als bij bliksemlicht zag hy de waarheid hel
der in. Jane was een cocaïne-smokkelaarster en
hij de dupe! Dat was de reden waarom ze zoo
my gemaakt had, of als ik minder door haar
ellendige positie in beslag was genomen, zou ik
van dit oogenblik af een verloren man geweest
zyn.
„Ik bedoelde er niets kwaad mee," vervolgde
Mary. „Beoordeel my toch niet verkeerd."
„O neen, neen."
Niemand zou in mijn plaats anders hebben
geantwoord. Toen kwam de man, die Eleonore
gevolgd was, weer terug en maakte een einde
aan ons onderhoud. Hy bleef op den drempel
staan en zei:
„Mynheer Gryce, een oogenblikje als het u
belieft."
De detective haastte zich niet, aan deze uit-
noodiging gevolg te geven. Integendeel, hij liep
naar den anderen kant van het vertrek, nam
het deksel op van een inkpot die daar stond,
mompelde er eenige onverstaanbare woorden in
en deed het deksel er weer op. Toen hij dit ge
daan had, ging hy naar zyn ondergeschikte toe
en vroeg hem:
„Ja, wat is er?"
De man haalde zyn schouders op en nam zyn
chef mee in de gang.
Het geluid van hun stemmen drong slechts
verward tot my door en daar ik alleen maar
hun ruggen kon zien, wendde ik my weer tot
Mary. Zy was bleek, maar kalm.
„Komt hy van Eleonore?"
„Ik weet het niet, juffrouw Leavenworth,"
antwoordde ik. „Gelooft u, dat uw nicht iets
in haar bezit heeft, dat zy wil verbergen?"
„U deukt dus, dat zy iets wil verbergen?"
vaak over het Kanaal voer. Daarom had ze z'n
vriendschap gezocht en aangehouden!
Stil zat hy in z'n hoekje, geheel ontdaan en
denkend aan de vreeSelyke ontdekking, die hij
zooeven gedaan had. Juist toen de trein zich
in beweging ging zetten, viel het meisje adem
loos op haar plaats neer.
„Hè," riep ze, „dat is op het kantje af! Geef
me gauw een sigaret; ik hunker er naar."
Emon keek haar een oogenblik recht in de
oogen. Voor z'n doordringenden blik sloeg zij
de oogen neer, terwyl de kleur uit haar wan
gen vloeide.
„Ik stak by vergissing een sigaret van je op,
Jane," zei hy tenslotte.
„O, geef my die terug. Je weet het niet; je
je begrijpt het niet."
„Je sigaretten, op één na, die je hebben mag,
gaan allemaal het venster uit, en kapot, zei hy,
met een stem, die
hij nauwelyks j•-
als de zijne her- n
„Eén oogen- I
nu op scherpen f f
toon uit/ ögii
mond van den man in t bruin.
Emon keek in z'n richting en zag den loop
van een revolver op zich gericht.
„Ik geloof," zei de man, dat ik me aan U
moet voorstellen." Ik ben detective. We hebben
jullie al langen tyd nagegaan. En nu zou ik u
maar aanraden niet tegen te stribbelen."
Hij liep den wagen door en eer het tot Emon
doordrong, wat er gebeurde, hoorde hij het klik
ken en zaten de handboeien om z'n polsen. De
detective haalde den sigarettenkoker uit Emoa's
zak en begon den inhoud te onderzoeken.
Woodstock was te verbaasd om een woord te
zeggen. Zou Jane zich niet laten hooren om z'n
onschuld te bewijzen? Hy keek haar smeekend
aan, maar zij ontweek z'n blik en zei niets.
De trein snelde voort: Tanbridge was reeds
gepasseerd. In minder dan een uur dacht
Emon, zouden ze in Londen zijn. En dan? Hij
wist niet wat te doen, vond geen middel om uit
de klem te raken.
„Jane!" riep hy, „Jane!"
,Laat dat maar," zei de man in t bruin,
„ik heb niet graag last van je." Hij kwam naar
Emon's hoekje, duwde een opgerolden hand
schoen in Emon's mond, en bond hem met een
touw vast. Daarna liet hy het gordyntje aan
Emon's kant zakken.
„Ik geloof," glimlachte hy, „dat ik du wel
zeggen kan wat ik ben. Ik ben geen detective.
Je hebt mij en m'n assistente geholpen om
haar pakje cocaïne te smokkelen. Ik zelf heb
driemaal zooveel over de grenzen gebracht,
dank zy een oude dame, die een pakje voor
my droeg dat ik niet dragen kon. Je zag, dat
ik in elke hand een tasch had."'
Hy grinnikte van genoegen.
Emon herademde, toen hij dit vernam. Dupe
was hy, maar hij was geen gevangene van de
wet, met een vreeselijke beschuldiging boven
z'n hoofd.
Hy beklaagde Jane Vally, dat zy het werk
tuig was van zoo'n individu, maar kon nu haar
stilzwijgen begrijpen. Z'n geest werd plotseling
actief. Hij zocht naar een middel om dien kerel
in 't bruin een poets te bakken.
De trein vertraagde z'n vaart, toen de lichten
van Londen in 't zicht kwamen; hij reed over
de brug over de Theems en stopte aan 't Vic
toria-station.
Met een blik op Emon, die z'n vergiffenis
scheen af te smeeken, sprong Jane uit den
trein. De man in 't bruin stond, eer hij er uit
ging, even stil vóór Emon, die geboeid en met
een prop in z'n mond in den hoek zat:
„Goeden dag en wel bedankt voor je hulp!"
Hy zette z'n eenen voet op de treeplank,
maar op 'tzelfde oogenblik schoot John's rech
tervoet naar voren en de pseudo-detective, die
z'n evenwicht verloor, viel met een smak op
het perron. Op "tzelfde oogenblik was Emon
achter hem. In z'n vorige houding terugsprin
gend, bracht hij z'n handen omhoog, schoof de
handboeien er af en zat met één sprong op
den rug van z'n tegenstander.
Het duurde niet lang of de politie was ter
plaatse en de beide vechtenden werden naar
het politiebureau gebracht.
Eenige uren later had Woodstock z'n weder
varen verhaald aan een inspecteur van Scot-
land-Yard, van wien hij vernam dat de man
in 't bruin een der gevaarlykste leden was van
een bende smokkelaars, die verdoovende mid
delen over de grens bracht.
„We hebben hem geruimen tyd nagegaan,
mynheer Woodstock," zei de inspecteur, „maar
hij is ons altijd te slim af geweest. We zullen
nu van avond nog de heele bende achter slot
en grendel hebben; dat hebben we dan aan
U te danken."
„En wat gebeurt er met het meisje?" vroeg
Emon.
„O, die behoort niet tot de bende, zy was,
evenals u, een van de slachtoffers van dien
kerel. Eenige maanden geleden kreeg hy macht
over haar, omdat hij haar dreigde er voor te
zullen zorgen, dat de manufacturen-huizen in
Parijs haar zouden boycotten."
„Dus is ze onschuldig?"
„Zoo onschuldig als u."
„Weet u waar ze, woont?"
De inspecteur keek iets na op een papier, dat
op z'n bureau lag en gaf het adres op. „Hé,
waar gaat u zoo gauw heen?" riep hy, toen
Emon naar de deur liep.
„Naar haar!" En wèg was hy.
DEN HAAG. Geslaagd voor 3en stuurman
groote stoomvaart de heeren J. Hoomveld en
B. Bos.
bij verlies van 'n
anderep vinger
„Dat zeg ik niet, maar men heeft zoo vaak
over een papier gesproken...."
„Men zal bij Eleonore geen papier of Iets an
ders vinden, dat verdacht is," onderbrak zy my.
„Bovendien bestaat er geen papier, dat belang
rijk genoeg is om het te willen verbergen. Ik
kan het weten, ik was immers de vertrouwelinge
van myn oom."
„Ja, dat is zoo, maar zou uw nicht werkeiyk
niets geweten hebben?"
„Neen, mynheer Raymond," zei zy koel, „wy
leiden een zeer ordelyk en eenvoudig leven. Ik
begrijp niet, waarom zy zich zoo'n moeite ge-
•ven. Een misdadiger heeft myn oom waar-
schynlyk gedood. Er kan best een dief zijn bin
nengedrongen, al wordt er niets vermist. En dan
die gesloten deuren en ramen; u neemt «k ~sftr
onvoorwaardelyk de getuigen aan van een üom-
men Ier, een knecht. Ik voor my hecht er geen
waarde aan; ik geloof, dat de moordenaar be
hoort tot de een of andere misdadigersbende.
Als u deze meening niet deelt, tracht dan ten
minste een- logische oplossing te vinden, zoo niet
voor de eer van de familie, dan toch voor my."
By deze woorden keek Mary mij met betoover-
den blik aan. Gryce wendde zich plotseling tot
ons en zei:
„Mynheer Raymond, wilt u eens even hier
komen?"
Bly dat ik aan deze pijnlijke situatie kon ont
snappen, snelde ik naar hem toe en vroeg:
„Is er iets gebeurd?"
(Wordt vervolgd)