NA DEN SLAG BIJ HASTINGS w Jid cetfiaal wut den dag DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS im toeh a 1 te bar HET WERK VAN WILLEM DEN VEROVERAAR "T3 De rijksten dezer wereld DONDERDAG 21 SEPTEMBER De grondlegger van den Engelschen staat HET GEVAL LEAVENWORTH j\uuri ivu: iiimimiiiiiimiiin LEVER'S ZEEP MAATSCE IK WORD MOE VAn AL DAT 'jTAAti; LA TEN WE NAAR &INNEN GAAN EN ZE D'R UIT JAGEN, 'JA. WAAR ZIJN NU AL JE 5POkEN„ ANNIE HIER 2IJN WE. LATEN WEHU' ZACHT JE6L00PEV EN LUISTEREN IK WEETEEN FIJN PLAAT6F WAAR WE Om KUN NEN VERbERGFN EN OP PEN UITKW UNNEN6TAAN. HE 1A/IE/6 BANG VOOR VOK&i. WACHT EEN 00G6N Blikje op me 1 H BI/ WACHT DAN TOCH/ NU IK ZIE NIET6 yfiLNO 6TIL/ 0E SPOKEN slapen/ üjyLisi AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Die goede lepels en vorken vol met krassen... al de glans er af - ondanks alle zorgen en moeite!" Doe het voortaan anders - poets Uw kostbaar tafelzilver niet meer met scherpe schuurmiddelen maar met VIM Wat dé microscoop toont: Bewijst dit niet hoezeer VIM andere poets en schuurmiddelen over treft? VIM, in de prac- tische strooibüs, is overal verkrijgbaar. Gewonebusslechts 20cts., groote bus slechts 37£ ets. LEVER'S ZEEP MAATSCHAPPIJ n.v, VLAARDINGEN Na de terreur van de Noormannen kwam Engeland onder het juk der Normandiërs DOOR ANNA K. GREEN kende. I Lx sigaretten van f blik," klonk het Jane Vally Stuurlieden-examen Maar het opmerkelijke is dat de drie achter ste uitdrukkingen speciaal in de hoogere krin gen en de drie voorste in speciaal de echte volksomgeving gebruikt worden. Toch kan het niet ontkend worden dat Willem de Veroveraar de grondlegger is ge worden van een machtigen staat, omdat hi) niet alleen de kunst van veroveren, maar ook van regeeren verstond. Gedurende zyy regeering kwam het ver maarde „Domesday"-boek tot stand, dat door de Angelsaksers juist zoo genoemd werd omdat het voor goed een einde maakte aan hun laat ste hoop om nog ooit eenig grondbezit te ver werven. Het was n.l. een uitgebreid cadaster- werk van alle gronden in heel het koninkrijk, hun eigenaars of pachters, de waarde, de be volking, den toestand, den vorm van bedrijf erop uitgeoefend. Hij oefende de strengste rechtvaardigheid uit tegenover allen en toen eenmaal de verhoudin gen waren afgebakend, duldde hij van niemand meer eenige inbreuk. Het koningschap voerde hij hoog op door een toen ongehoorde entou rage in het oog des volks en hij stelde een flinken afstand tusschen zichzelf en alle overige onderdanen. Voor den godsdienst heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Door zijn ordenende maatregelen, zijn samenwerking met Rome bloeide een rijk geestelijk leven. Veel kerken en kloosters verrezen er, veel zorgen konden daardoor worden besteed aan onderwijs en op- derwijs. De bisschoppen werden benoemd na nauwkeurig onderzoek en Willem lette aller eerst op hun geschiktheid, in tegenstelling met talrijke andere vorsten. Van den anderen kant heeft Willem op een verschrikkelijke wijze zijn onderdanen getyranniseerd. Rij was een harts tochtelijk jager en om nu dien hartstocht met zijn rijksgrooten ten volle voldoening te schen ken, werden strafwetten tegen strooperij be paald, die ongeloofelijk schijnen. Op het schie ten van een haas in het koninklijk jachtgebied stond de onmenschelijke straf van het uitste ken der oogen. Dit nog wel in een tijd, toen men den gemeensten moord op een evenmensch gepleegd door een lichte geldsom kon afkoopcn. In het laatste jaar van zijn leven ondernam Willem nog een krijgstocht tegen den koning van Frankrijk, door wiens spotternijen hij zich beleedigd achtte. Deze veldtocht had voor Willem persoonlijk een noodlottigen afloop. Hij struikelde, of lie ver zijn paard struikelde en hij viel zoo onzacht, dat hij binnen korten tijd aan inwendige kneu zingen te Rouaan overleed (9 September 1087). Op zijn sterfbed gevoelde hij een bitter berouw over de strenge maatregelen tegen het goede Engelsche volk genomen. Groote schenkingen deed hij aan liefdadige instellingen, om den zielevrede terug te krijgen. Aan den anderen kant bleef nij aan zijn goed recht op den En- gelschen troon vasthouden, de overleden koning had hem als zijn opvolger aangewezen en de overweldiger Harald kon niet dezelfde rechten doen gelden. Zoo is hij voqr de Engelschen een der hoofdfiguren uit hun geschiedenis geworden, de grondlegger van hun staat en van hun toe komstige macht en grootheid. V25-020 M Er leven momenteel zeventien mannen, die vermoedelijk de schulden der geheele wereld zouden kunnen betalen, als zij hun rijkdommen bij elkaar zouden leggen. Helaas bestaat er niet het geringste vooruitzicht op een verwezenlij king dezer hypothese. De meening, dat alle groo te vermogens door de geldcrisis ernstig zijn ge decimeerd, berust dus op een dwaling. Er zijn ook thans nog vele rijkdommen, die zoo goed als onaangetast zijn gebleven. Het meest succesvol hebben de vermogens van de Indische vorsten de wereldcrisis kun nen weerstaan. Onder deze gelukkige nabobs bevindt zich de veelgenoemde Agha Khan, het hoofd der Mohammedanen in Oost-Afrika, Mid- del-Azië en Indië, die vanuit Londen zijn fi- nancieele zaken drijft. Hij beschikt, evenals de andere Indische vorsten, over een geweldig re servefonds aan goud en kostbare steenen; dit is een schat, waarop de ernstigste crisis weinig invloed kan uitoefenen, de waarde er van ver andert zoo goed als niet. Al is het ook niet mogelijk, deze reusachtige vermogens nauwkeu rig te schatten, toch kan men zonder overdrij ving beweren, dat de Indische nabobs tot de rijkste mannen der wereld behooren. Men neemt aan, dat de rijkste van allen de NiZam van Hyderabad is, wiens schatten aan goud en juweelen alleen een waarde van 1,2 milliard gulden vertegenwoordigen. Minder rijk is vergeleken met hem de Gaekwar van Baro- da, wiens vermogen slechts 360 millioen gulden bedraagt. Hierbij mag niet onopgemerkt blij ven, dat niet Amerika, gelijk men algemeen aanneemt, maar Engeland het land van de grootste vermogen is. Dit is bijvoorbeeld geble ken bij den dood van sir John Ellerman, wiens nalatenschap de Britsche schatkist het groot ste bedrag aan successierechten inbracht, dat men ooit heeft opgeteekend. De lijst van de zeventien rijkste personen dezer wereld wordt door een Fransen tijdschrift aangevuld met eenige interessante bijzonderhe den over den „Croesus'' van China. Koopman, financieel magnaat en rubberkoning in één per soon, is En Yang Sang thans van plan zijn tiende paleis te bouwen. Zoodra het gereed is, wordt onmiddellijk met den bouw van een nieuw begonnen, want deze bouw van paleizen is nu eenmaal een hartstocht van En Yang Sang. Hij mag zich deze luxe nermitteeren, ook al heeft zijn laatste bouwwerk niet minder dan 750.000 gulden gekost. Yang Sang begon zijn loopbaan als hande laar in geneesmiddelen, werd daarna makelaar in bouwterreinen en werd in dit bedrijf million- nair, toen op zijn grond en terreinen in Singa pore en in den Maleischen Archipel tinmijnen ontdekt werden. Zijn oudste zoon, die in En geland werd opgevoed, en ook met een En gelsche vrouw getrouwd is, leidt tegenwoordig de zaak, terwijl de vader voor zijn genoegen leeft en paleizen bouwt. Thuis leeft hij op Eu- ropeesche wijze, maar het gelukt slechts weini gen dit huis te betreden; het is de grootste zorg A 1H 7 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofïfïfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor "7 Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies AllS QwOilllC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen O Ir IA v»m verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen doodelijken afloop# een voet van een hand f 1 OC oij verlies van een Cf) bij een breuk van (Af) of een oog# 1 At duim of wijsvinger I/» "been. of arm tri#» Gewoon schuur middel, 50 maal vergroot. Grove stukken mineraal zijn de oorzaak van die akelige kras sen en schrammen. Wereldberoemd rei- nigingsmiddel VIM, 50 maal vergroot. De bestanddeelen geven een fijn en zacht poetsmiddel. Daar om krast VIM nooit. Prins Robert van Normandië werd op het slot Gerberoy belegerd. Bü een uitval reed hij met gesloten vizier in op een troep belegeraars. Een gevecht van man tegen man volgde en de prins wierp zijn tegenstan der uit den zadel, na hem een zeer ernstige verwonding aan den arm te hebben toege bracht. Kreunend lag de neergestorte ridder op den grond, ook hij had het vizier gesloten. Het bloed van den prins dreigt stil te gaan staan, hij fluistert, ja, hij weet het, hij heeft zijn vader uit den zadel geworpen, hij heeft zijn eigen vader gewond. Berouwvol werpt hij zich op de knieën voor den ouden hertog, vraagt hem om vergiffenis en helpt hem op zijn eigen paard. Die vader was niet alleen hertog van Normandië, hij was ook koning van Engeland; Het was Willem de Veroveraar, de held van Hastings, die zijn opgestanen zoon tot gehoorzaamheid wilde terug voeren. Zelden, zegt Macanlay, is een natie vollediger „onder het juk van een andere gebracht, zelfs niet in Azië, dan de Engelsche". Wat we tegenwoordig als het Engelsche volk, de Engelsche taal, de Engelsche psyche, het Engelsch karakter, de Engelsche zeden en ge woonten, de Engelsche traditie, etc. etc., ken nen, is eigenlijk in wezen vreemde import. Het Engelsche volk van thans is op het slag veld geboren, toen Willem van Normandië zich bij Hastings in October 1066 met 60.000 sol daten van de heerschappij meester maakte. Gedurende een eeuw reeds was Engeland door de Noormannen gebrandschat, ze oefenden een verschrikkelijke terreur uit en de laatste Engelsche vorsten betaalden schatten geld om aan de plunderingen te ontkomen. Tenslotte kwam de regeering toch in handen van een Noorman, die zich echter tegen Willem van Normandië niet staande kon houden. Het moet er verschrikkelijk gespannen hebben bij Hastings, by duizenden lagen de lijken door een en dat beteekende in die dagen heel wat. Alles moest met de hand gebeuren, ook het afmaken van vijanden in den strijd, want de machinale Oorlog bestond nog niet, was voor behouden om in meer „beschaafder" tijden te worden toegepast. Het slot was dat hertog Willem van Normandië, bijgenaamd „de ver overaar", zich definitief van Engelands bezit verzekerde. Tot op den dag van heden regee ren zijn afstammelingen in de vrouwelijke linie nog altijd over datzelfde land. Willem zelf was met 60.000 krijgsmakkers overgekomen en niet alleen deze soldaten maar ook nog later aangekomen troepen maakten aanspraak op bslooning. De koning, afhanke lijk van zijn soldaten, kon moeilijk anders dan aan die verlangens voldoen. Alle posten van beteekenis werden aan de vreemdelingen toe vertrouwd, die bovendien nog uitgestrekte lan derijen bekwamen, waarvoor reusachtige ont ginningen noodig waren. Wat eeuwen later de Engelsche koningen tegenover de Ieren zich veroorloofden, n.l. een bijna absolute verplaat sing van het grondbezit uit de handen van de oorspronkelijke bewoners in die van vreemde lingen, heeft ook Willem de Veroveraar ge daan. Natuurlijk waren in de eerste tijden openlijke reacties aan de orde van den dag, maar zonder pardon smoorde men ieder verzet in uitroeiing der opstandigen. In Northumberland werd een voorbeeld ge steld van afgrijselijke wreedheid. De heele provincie, bestaande uit goed bebouwde land streken, werd in een woestenij veranderd. Alle huizen vielen onder sloopershanden, vlogen in brand, het vee werd geroofd en de bewoners, men schat van meer dan 100.000 stierven als ratten door den hongerdood. Niets bleef er verder in het veroverde land over van de oude families der Angel-Saksers; de bewoners, die niet sneuvelden in den strijd om de vrijheid, kwijnden weg in gevangenschap of hoorig- heicï. De geheele oorspronkelijke bevolking verviel tot hofhoorlgheid, ging op in het met ijzeren strengheid doorgevoerde nieuwe leen stelsel. De koning gaf uitgestrekte goederen in leen-gebruik aan zijn Normandische edelen en dezen op hun beurt verdeelden die goederen weer in een groot aantal achterleengoederen en ridderplaatsen. Ieder droeg bepaalde ver plichtingen tegenover zijn heer, maar de oor spronkelijke inwoners bleven voortaan de onderlaag der bevolking, de bezitters waren de vreemdelingen van het vasteland. Alles onderging natuurlijk den invloed dezer verhoudingen. Zoo draagt de taal nog altijd opvallende sporen van de „Normandiseerings- politiek" door Willem den Veroveraar toege past. Alles moest verfranscht worden. Niet alleen de hoogere klassen gebruikten deze taal, ooi» die der lagere volksklassen werden er mee vermengd, zoodat er van het oorspronkelijke Angelsaksisch niet veel meer over-bleef. Het moderne Engelsch is een product waarin veel Fransche, veel Noorsche en veel Angelsak- NEGENDE HOOFDSTUK Een ontdekking Mary Leavenworth, die in een hoek van het vertrek zat, was ten prooi aan een heftig ver driet. Ik wendde mij tot Gryce, die ijverig zijn vingers zat te tellen, en zei: „Ik begrijp heel goed, dat u alles doet wat uw plicht u gebiedt, maar hoe hebt u den moed gevonden? Was de positie van juffrouw Eleo- nore al niet précair genoeg? En toen kwam u nog met dien verwenschten zakdoek aandragen, die toch niet bewijst, dat zij medeplichtig is aan den moord, al is hij dan ook bevlekt met revolvervuil." „Mijnheer Raymond," verdedigde de detective rich, „ik ben belast met het onderzoek in deze moordzaak en ik zal mijn plicht doen, hoe dan ook." „Het zij verre van mij, u daarvan af te willen houden. Maar vindt u het niet overdreven, te lurven volhouden, dat zoo'n mooi, teer meisje |n .verband zou staan met zulk een afschuwe- sische elementen voorkomen. Als gevolg hier van is het Engelsch zoo bijzonder rijk aan synoniemen als bijvoorbeeld fiend vijand, enèmy vijand sheep schaap, mutton schaap bench bank, chair bank SU- t. lijke misdaad? Alleen een verdenking, geuit door een andere vrouw kan toeh niet...." Hier viel Gryce mij in de rede en zei: „U houdt maar toespraken, terwijl andere, veel belangrijker dingen uw aandacht vragen. Die andere vrouw, zooals u het schoonste sie raad der New-Yorksche society belieft te noe men, zit in een hoekje te weenen. Ik zou haar maar eens gaan troosten." Ik was zeer verbaasd over dezen raad en keek den detective aan, niet wetend of ik hem zou gehoorzamen. Daar ik zag, dat hij in ernst had gesproken, ging ik naar Mary toe. Zij weende in derdaad, maar zachtjes en bijna onmerkbaar, alsof haar vrees haar leed overtrof. „Juffrouw Leavenworth," zei ik, „ik weet wel, dat in omstandigheden als deze troostwoorden van een vreemde volkomen misplaatst zijn, maar toch zou ik u willen overtuigen, dat er bij het verhoor geen overstelpende bewijzen aan 't licht zijn gekomen." „Neen," mompelde zij, „het is alleen maar de vraag of Eleonore het weet. Zij is zoo driftig en heeft zich daardoor hals over kop in moeilijk heden gestort en. Zij hield op, greep mij heftig,bij den arm en ging voort: „Zullen zij haar durven Zij durfde haar zin niet af te maken. „Wat bedoelt u?" zei ik zachtjes en wees haar op de aanwezigheid van den detective. „Al is uw nicht ook driftig geweest, daarom hoeft zij zich nog niet in moeilijkheden gebracht te hebben." „Ik bedoel dit," antwoorde Mary op beslisten toon, „Eleonore heeft op verschillende vragen zoodanig geantwoord, dat ieder, die deze ant woorden heeft gehoord, moet gelooven, dat zij meer van deze verschrikkelijke zaak weet." Mary vervolgde gedempt, maar zoo dat men haar toch door het heele vertrek kon verstaan: „Zij gedraagt zichv alsof zij iets wil verbergen. En toch durf ik volhouden dat dat niet waar is. Wij staan met elkaar niet op goeden voet, maar dat verhindert niet, dat ik nooit zal gelooven, dat zij iets meer van dezen moord weet dan ik. Iemand, u bijvoorbeeld, moet haar duidelijk maken, dat zij zich vergist door zoo te handelen, dat zij tenslotte verdenkingen zal wekken, voor zoover dat al niet het geval is. Herhaal haar uit mijn naam, wat u zelf zooeven hebt gezegd, dat het onderzoek geen ernstig bewijs tegen haar liëeft opgeleverd." Mary Leavenworth had de laatste woorden op vertrouwelijken toon gesproken. Terwijl zij sprak, had ik haar van ter zijde gadegeslagen. Welk een tooneelspeelster was deze vrouw! „Zou het niet beter zijn," hernam ik, „als u het haar zelf zei?" „Neen, wy spreken niet meer met elkaar dan nocdig is." „Dat is jammer, men zou haar moeten kun nen duidelijk maken, dat openhartigheid het beste voor haar is." Mary zuchtte. „O! Waarom is dit afschuwelijke ongeluk over mij gekomen; ik was zoo gelukkig! Niet alleen komt myn oom op zoo'n tragische wyze om het leven, maar ook mijn nicht..,." Eerst ging het stuk voor stuk, Al naar omstandigheden In takken van bedrijf, i Dat men om kooplust vroeg. De noodkreet was gewis Niet zonder goede reden, De vraag was immers klein, De voorraad groot genoeg! De roep van eet meer brood i Ligt nog in ons geheugen, Eet haring! eveneens, Tot steun der reederij. De bloemen-nooddruft ook Was verre van een leugen, Zoomin als bij den boer Het slagwoord: eet meer ei! Maar toch, er is geen maag, Die dlles kan verdragen, Terwijl nog bovendien De mensch een voorkeur heeft. Gezondheid kweekt men niet Door overladen magen, f Terwijl een mensch ook graag De crisis overleeft! f 1 Nu komt Amerika Met een gezonde leuze! En door de wereld schalt 1 De frissche kreet: koop nu! Men laat, mits dat men kööpt, Een ieder vrije keuze. t Herstel der crisis dus Hangt verder af.... van u! 1 MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) ËilllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllMMIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIinË van een interviewer dat hy den Croesus noch thuis noch aan boord van één van zijn jach ten kan treffen. Hy is namelyk veel op reis, hy heeft een geheele vloot van luxe jachten, die elk oogenblik tochten maken. Men weet dan ook niet, waar men hem vinden kan, want nu eens gebruikt hij dit dan weer dat jacht en de opzichters hebben consigne om aan niemand te vertellen met welk jacht hy zee gekozen heeft. Ik raakte haar arm aan; dit gebaar bracht haar tot zichzelf. Zy zweeg en beet zich op de lippen. „Laten wy hopen, dat alles in orde komt," zei ik. „Bovendien, ik geloof in allen ernst, dat u zich onnoodig ongerust maakt. Uw nicht heeft niets te vreezen, tenzy zich iets nieuws voor doet." „Iets nieuws? Hoe kan dat, zij is immers on schuldig!'1 Toen keerde zy zich naar mij toe en ver volgde „Mijnheer Raymond, waarom heeft men mij niet beter ondervraagd? Ik zou hebben kunnen bevestigen, dat Eleonore in den afgeloopen nacht haar kamer niet heeft verlaten." „Werkeiyk?" vroeg ik. „Ja," hernam zy, „myn kamer ligt dichter by de trap dan de hare; om naar beneden te gaan, had zy langs mijn deur moeten komen en dan zou ik haar gehoord hebben." „Dat hoeft nog niet," antwoordde ik bedroefd. „Hebt u geen andere bewyzen?" „Ik wil alles zeggen wat noodig is," mompelde zy. Ik schrok. Ja, deze vrouw, die zich nu bereid toonde om baar nicht te redden, hoe dan ook, zou gedurende het onderzoek ook wel gelogen hebben. „Juffrouw Leavenworth," sprak ik, „niets rechtvaardigt een leugen, zelfs niet de wensch om hen, die wy lief hebben, te redden." „Neen?" vroeg zij op onschuldigen toon. Als Eleonore's schoonheid minder indruk op Achterover geleund in z'n hoekje, terwyl de trein de Fransche kust tegemoet stoom de, liet Emon Woodstock z'n oogen rusten op het meisje, dat tegenover hem zat. Eenige maanden geleden hadden ze kennis gemaakt op de boot, die de verbinding tusschen Enge land en Frankrijk onderhield en sindsdien had den ze vaak samen de lange reis tusschen Pa rijs en Londen afgelegd. Ieder van hen moest eens in de 14 dagen den overtocht maken. Zijn zaak had een filiaal in de Fransche hoofdstad, terwijl zy naar ze hem verteld had buitenlandsche inkoopster was voor een groot manufacturenhuis in Lon den. Groot, flink, met sprekende blauwe oogen en een kleinen, bijna altijd glimlachenden mond, was Jane Vally een meisje, dat wel in staar was het hart van een jongen man sneller te doen kloppen. Emon Woodstock voelde zich dan ook altyd bijzonder goed gestemd in haar gezelschap. Toch was er altyd iets geheimzinnigs over haar, dat hem al veelYioofdbrekens gekost had. In z'n gepeins werd hij plots verstoord door de stem van het meisje. „Heb ik geslapen?" vroeg ze, „en zijn we dicht bij Calais?" „Echt vrouwelyk," lachte Emon, „om twee vragen tegelijk te stellen. Ja, je hebt geslapen- We moeten binnen een kwartier in Calais zyn en dan naar Dover vertrekken." „Dan heb ik nog net tijd voor een sigargt," kondigde Jane aan terwijl ze' een papieren zakje uit haar handtaschje haalde. „Hoe kan je die slechte Fransche sigaretten rooken? Ik begryp het niet," zei Emon, terwyl hy voor haar een lucifer aanstak. „Als je er aan gewend bent, zijn ze werkelijk goed," luidde het antwoord. „Maar o hemel, ik heb het pakje gescheurd en m'n sigaretten koker is in m'n koffer. Wees zoo goed, Emon, doe ze zoolang in jouw koker. Heb je er plaats voor?" „Plenty," zei Woodstock, een sigarettenkoker uit z'n zak halend, die wel veertig stuks kon bergen. Terwijl je sliep, heb ik als een fabrieks schoorsteen zitten dampen. Kijk maar, een kant is heelemaal leeg." Hij overhandigde haar den koker, waarin ze zorgvuldig de sigaretten borg. „Het is niet noodig je te zeggen, dat je m'n sigaretten niet rooken mag," zei ze. „Gelukkig dat je ze bergen kan. Ik zal m'n koker uit m'n koffer halen, als we bij de douanen in Dover zyn. Dan kun je me m'n sigaretten teruggeven, als we in den trein zitten." Zy lachte en de jonge man dacht hoe lief dat meisje toch was. Emon stak den koker met een tevreden ge zicht. weer in z'n zak. De zee was kalm en ze konden dus, op het dek der stoomboot, aangenaam koutend, van den overtocht genieten. Even vóór de boot te Dover meerde, vroeg ze hem een plaatsje voor haar in den trein open te houden. „Ik heb zooveel bagage en de douanen zul len langen tyd werk met my hebben; jij hebt maar één valiesje, dus jy kan zoo naar den trein gaan." Emon was zoo gelukkig een leege coupé te vinden vóór aan den trein. Er was maar één passagier in, een donker uitziende, korte man, met glad geschoren gezicht en gekleed in een bruin pak. Minuten gingen voorby zonder dat Jane zich liet zien. Werktuigelijk nam hy een sigaret uit z'n koker en stak een lucifer aan. Hij trok, maarer kwam geen rook. „Weg met dat ding," toornde hij. Hij brak het tusschen z'n vingers om het uit het raampje te gooien. Lieve hemel!" Hij staarde op een stroom fyn wit poeder dat uit de sigaret op den grond vloeide. Eén oogenblik stond hy verbaasd, maar toen drong de werkelijkheid met een schok tot hem door. Het poeder was een doodelyk vergift.... cocaïne. Koortsachtig gejaagd, onderzocht hy de si garetten van het meisje, elk afzonderlyk tus schen duim en wijsvinger bevoelend. Eén er van was maar een echte sigaret, de andere waren allemaal gevuld met het afgryselyke poeder. Als bij bliksemlicht zag hy de waarheid hel der in. Jane was een cocaïne-smokkelaarster en hij de dupe! Dat was de reden waarom ze zoo my gemaakt had, of als ik minder door haar ellendige positie in beslag was genomen, zou ik van dit oogenblik af een verloren man geweest zyn. „Ik bedoelde er niets kwaad mee," vervolgde Mary. „Beoordeel my toch niet verkeerd." „O neen, neen." Niemand zou in mijn plaats anders hebben geantwoord. Toen kwam de man, die Eleonore gevolgd was, weer terug en maakte een einde aan ons onderhoud. Hy bleef op den drempel staan en zei: „Mynheer Gryce, een oogenblikje als het u belieft." De detective haastte zich niet, aan deze uit- noodiging gevolg te geven. Integendeel, hij liep naar den anderen kant van het vertrek, nam het deksel op van een inkpot die daar stond, mompelde er eenige onverstaanbare woorden in en deed het deksel er weer op. Toen hij dit ge daan had, ging hy naar zyn ondergeschikte toe en vroeg hem: „Ja, wat is er?" De man haalde zyn schouders op en nam zyn chef mee in de gang. Het geluid van hun stemmen drong slechts verward tot my door en daar ik alleen maar hun ruggen kon zien, wendde ik my weer tot Mary. Zy was bleek, maar kalm. „Komt hy van Eleonore?" „Ik weet het niet, juffrouw Leavenworth," antwoordde ik. „Gelooft u, dat uw nicht iets in haar bezit heeft, dat zy wil verbergen?" „U deukt dus, dat zy iets wil verbergen?" vaak over het Kanaal voer. Daarom had ze z'n vriendschap gezocht en aangehouden! Stil zat hy in z'n hoekje, geheel ontdaan en denkend aan de vreeSelyke ontdekking, die hij zooeven gedaan had. Juist toen de trein zich in beweging ging zetten, viel het meisje adem loos op haar plaats neer. „Hè," riep ze, „dat is op het kantje af! Geef me gauw een sigaret; ik hunker er naar." Emon keek haar een oogenblik recht in de oogen. Voor z'n doordringenden blik sloeg zij de oogen neer, terwyl de kleur uit haar wan gen vloeide. „Ik stak by vergissing een sigaret van je op, Jane," zei hy tenslotte. „O, geef my die terug. Je weet het niet; je je begrijpt het niet." „Je sigaretten, op één na, die je hebben mag, gaan allemaal het venster uit, en kapot, zei hy, met een stem, die hij nauwelyks j•- als de zijne her- n „Eén oogen- I nu op scherpen f f toon uit/ ögii mond van den man in t bruin. Emon keek in z'n richting en zag den loop van een revolver op zich gericht. „Ik geloof," zei de man, dat ik me aan U moet voorstellen." Ik ben detective. We hebben jullie al langen tyd nagegaan. En nu zou ik u maar aanraden niet tegen te stribbelen." Hij liep den wagen door en eer het tot Emon doordrong, wat er gebeurde, hoorde hij het klik ken en zaten de handboeien om z'n polsen. De detective haalde den sigarettenkoker uit Emoa's zak en begon den inhoud te onderzoeken. Woodstock was te verbaasd om een woord te zeggen. Zou Jane zich niet laten hooren om z'n onschuld te bewijzen? Hy keek haar smeekend aan, maar zij ontweek z'n blik en zei niets. De trein snelde voort: Tanbridge was reeds gepasseerd. In minder dan een uur dacht Emon, zouden ze in Londen zijn. En dan? Hij wist niet wat te doen, vond geen middel om uit de klem te raken. „Jane!" riep hy, „Jane!" ,Laat dat maar," zei de man in t bruin, „ik heb niet graag last van je." Hij kwam naar Emon's hoekje, duwde een opgerolden hand schoen in Emon's mond, en bond hem met een touw vast. Daarna liet hy het gordyntje aan Emon's kant zakken. „Ik geloof," glimlachte hy, „dat ik du wel zeggen kan wat ik ben. Ik ben geen detective. Je hebt mij en m'n assistente geholpen om haar pakje cocaïne te smokkelen. Ik zelf heb driemaal zooveel over de grenzen gebracht, dank zy een oude dame, die een pakje voor my droeg dat ik niet dragen kon. Je zag, dat ik in elke hand een tasch had."' Hy grinnikte van genoegen. Emon herademde, toen hij dit vernam. Dupe was hy, maar hij was geen gevangene van de wet, met een vreeselijke beschuldiging boven z'n hoofd. Hy beklaagde Jane Vally, dat zy het werk tuig was van zoo'n individu, maar kon nu haar stilzwijgen begrijpen. Z'n geest werd plotseling actief. Hij zocht naar een middel om dien kerel in 't bruin een poets te bakken. De trein vertraagde z'n vaart, toen de lichten van Londen in 't zicht kwamen; hij reed over de brug over de Theems en stopte aan 't Vic toria-station. Met een blik op Emon, die z'n vergiffenis scheen af te smeeken, sprong Jane uit den trein. De man in 't bruin stond, eer hij er uit ging, even stil vóór Emon, die geboeid en met een prop in z'n mond in den hoek zat: „Goeden dag en wel bedankt voor je hulp!" Hy zette z'n eenen voet op de treeplank, maar op 'tzelfde oogenblik schoot John's rech tervoet naar voren en de pseudo-detective, die z'n evenwicht verloor, viel met een smak op het perron. Op "tzelfde oogenblik was Emon achter hem. In z'n vorige houding terugsprin gend, bracht hij z'n handen omhoog, schoof de handboeien er af en zat met één sprong op den rug van z'n tegenstander. Het duurde niet lang of de politie was ter plaatse en de beide vechtenden werden naar het politiebureau gebracht. Eenige uren later had Woodstock z'n weder varen verhaald aan een inspecteur van Scot- land-Yard, van wien hij vernam dat de man in 't bruin een der gevaarlykste leden was van een bende smokkelaars, die verdoovende mid delen over de grens bracht. „We hebben hem geruimen tyd nagegaan, mynheer Woodstock," zei de inspecteur, „maar hij is ons altijd te slim af geweest. We zullen nu van avond nog de heele bende achter slot en grendel hebben; dat hebben we dan aan U te danken." „En wat gebeurt er met het meisje?" vroeg Emon. „O, die behoort niet tot de bende, zy was, evenals u, een van de slachtoffers van dien kerel. Eenige maanden geleden kreeg hy macht over haar, omdat hij haar dreigde er voor te zullen zorgen, dat de manufacturen-huizen in Parijs haar zouden boycotten." „Dus is ze onschuldig?" „Zoo onschuldig als u." „Weet u waar ze, woont?" De inspecteur keek iets na op een papier, dat op z'n bureau lag en gaf het adres op. „Hé, waar gaat u zoo gauw heen?" riep hy, toen Emon naar de deur liep. „Naar haar!" En wèg was hy. DEN HAAG. Geslaagd voor 3en stuurman groote stoomvaart de heeren J. Hoomveld en B. Bos. bij verlies van 'n anderep vinger „Dat zeg ik niet, maar men heeft zoo vaak over een papier gesproken...." „Men zal bij Eleonore geen papier of Iets an ders vinden, dat verdacht is," onderbrak zy my. „Bovendien bestaat er geen papier, dat belang rijk genoeg is om het te willen verbergen. Ik kan het weten, ik was immers de vertrouwelinge van myn oom." „Ja, dat is zoo, maar zou uw nicht werkeiyk niets geweten hebben?" „Neen, mynheer Raymond," zei zy koel, „wy leiden een zeer ordelyk en eenvoudig leven. Ik begrijp niet, waarom zy zich zoo'n moeite ge- •ven. Een misdadiger heeft myn oom waar- schynlyk gedood. Er kan best een dief zijn bin nengedrongen, al wordt er niets vermist. En dan die gesloten deuren en ramen; u neemt «k ~sftr onvoorwaardelyk de getuigen aan van een üom- men Ier, een knecht. Ik voor my hecht er geen waarde aan; ik geloof, dat de moordenaar be hoort tot de een of andere misdadigersbende. Als u deze meening niet deelt, tracht dan ten minste een- logische oplossing te vinden, zoo niet voor de eer van de familie, dan toch voor my." By deze woorden keek Mary mij met betoover- den blik aan. Gryce wendde zich plotseling tot ons en zei: „Mynheer Raymond, wilt u eens even hier komen?" Bly dat ik aan deze pijnlijke situatie kon ont snappen, snelde ik naar hem toe en vroeg: „Is er iets gebeurd?" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 11