B Zoekt gij betrouwbaar Personeel Plaats dan een „Omroeper" j voor 75.000 gezinnen. j Een belangrijke dag voor Geertruïdenberg. Van den oogsttijd in Apulië Het kleinbedrijf De zomer van 1933 LAND VAN OLIJVEN EN WIJNGAARDEN Wijn en olie VRIJDAG 22 SEPTEMBER 1933 I MM s t „Dit land heeft niet de lyrische bekoring van Campanië, de mystieke gratie van Toscane en den melodischen ernst van Latiunt" AARDAPPEL-CENTRALE Mededeeling voor den kleinhandel DE MIJNEN IN LIMBURG De strijd tusschen groot- en klein- onderneming behoef1 geenszins lijdelijk te worden aange zien De sociale zijde van het vraagstuk sociale beteekenis Economische overwegingen V erbruikscoöperaties Een der mooiste van de laatste decennia imiimmniiiminimiiiiniimitminiif FOTOREPORTAGE maimmimiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiü TEAMSTERDAM is Don derdag de eerste paal ge slagen voor een overdekte tennishall die de grootste van Ear opa zal worden De directeur van het sport park „Apollo", waartoe het gebouw zal behooren( helpt een handje. DE MINISTER VAN WATERSTAAT, Z. Exc. Ir. I. A. Kalff. heeft Donderdag te Geertruïdenberg de nieuwe hoog spanningslijn Geertruidenberg Eindhoven met de nieuwe onderstations officieel in bedrijf gesteld. De minister drukt op den knop, waardoor het nieuwe net onder een spanning van honderdduizend vo't komt te staan. DE WED. v. d. MEY, wonende Kerk straat te Wijk aan Zee, hoopt op 14 October a.s. haar lOOsten geboorte dag te herdenken. DE DOODKISTENFABRIEK, der firma Danssen te 'a Hertogenbosch is door brand vernield. Ook de kaasopslagplaatsen der firma van den Berg werden een prooi der vlammen. DE VRAAG NAAR LOTEN der eerste Fransche nationale loterij was Woensdag, op den eersten dag der verkrijgbaar stelling, zoo groot, dat alle loten binnen eenige uren waren uitverkocht. Eenige lotenkoopers in actie. EEN GEENSCENEERDE AANRIJDING. Door den A. N. W. B. werd dezer dagen in overleg met de verkeerspolitie in de Euterpestraat te Amsterdam een aanrijding tusschen twee auto's geënsceneerd als onderdeel van de nieuwe verkeersfilm, die in opdracht van den A. N. W. B. wordt gemaakt. Hierboven een drietal foto's van het geval. (Van onzen Romeinschen correspondent.) De reis naar Bari, de oude havenstad, die er nu met haar „Jaarbeurs van den Le vant" naar dingt, de siape.p.aats van den Europeeschen handel op. het Oosten te worden, schenkt den reizger tegelijk de kennis making met een landstreek, die buiten de ge bruikelijke toeristenwegen ligt. De duizenden vreemdelingen, die Italië bezoeken, komen allen vroeg of laat naar Rome, waarheen immers alle wegen leiden; verder voert hiun weg of hun reisbureau hen vaak naar Napels en eventueel nog naar Sicilië. Maar Apulie laten zij letter lijk links liggen. Het land heeft ook niet de lyrische bekoring van Campanië. de mystieke gratie van Toscane of den melodischen ernst van Latium. Het is grootendeels een ietwat eentonig, vlak land schap, waar de olijfgaarden zich eindeloos uit strekken, alleen afgewisseld door den wijn, die hier meestal aan lage stokken groeit. Olijven en wijn en weer olijven en wijn: mat- groene, zilvergrijze tinten, die als een sluier, zoover het oog reikt, de droge, roodbruine aar de bedekken. Tusschen de olijven is de rossige bodem vaak gebarsten van de droogte, want Apulië is een waterarm land. De groote Apulische waterleiding, voor en kele jaren gereed gekomen en één van de groot ste werken van het huidige bewind, die een goede 250 K.M. ver het water uit de bergen naar de steden brengt, heeft voor vele steden en dorpen aan dat watergebrek een einde gemaakt. Vroeger gaf de gastvrije Apuliër u liever een liter wijn dan een glaasje water en de wasch- bekkens waren zoo groot als een soepbord. Als een grap vertelde men van den wantrouwenden toerist, die den waard vraagt, of hij geen water in den wijn heeft gedaan. En men zegt, dat de bewoners van Lecce, de sierlijke Rococostad, in hun eerste vreugde over het blanke koele water, dat uit de nieuwe leiding spoot, voor de Ma donna of het beeld van hun patroonheilige somtijds in plaats van een kaars een klein wa terstraaltje lieten springen. In het voorjaar spreiden de amandelboomen, die mét de olijven en den wijn de voornaamste cultuur van Apulië vormen, een fantastisch teederen gloed over heel het landschap. Maar nu gaat htm donkere loover tusschen de olijven verloren. Het is oogsttijd. In alle dorpen zitten de gezinnen voltallig voor de huizen rondom een houtblok of 'n grooten steen en slaan met 'n mes of een hamer of een steen den taaien groenen bast van de amandelen. De ontbolsterde bruine vruchten liggen in groote hoopen tegen de mu ren opgestapeld of over de straat uitgespreid om te drogen. Zakken vol amandelen, sarren vol amandelen, wagons vol amandelen. Zij kos ten hier weinig en men leert nieuwe manieren om ze te eten. In de dorpen krijgt men ze na eiken maaltijd geroosterd, waardoor de bast zoo broos wordt, dat men hem tuschen de vin gers stukdrukt, terwijl de vrucht knapperig en geurig is. Zulke geroosterde amandelen passen goed bij den wijn, die ook al bijna rijp is, den vurigen wijn van Apulië, die een branderigen, harsach- tigen smaak heeft, alsof het zonnevuur zelf erin smeult. Hij houdt ongeveer het midden tusschen den wijn van de Romeinsche „castelli" en dien van Sicilië: vurig als de laatste en licht door de keel glijdend „süffig" zeggen de Duitschers als de eerste. En des te snel ler laten zij hem door de keel glijden, als zij bedenken, dat dit de wijn is, die den rooden baard van keizer Frederik heeft bevochtigd. Na den wijn komen de olijven, die ook al zwart aan de boomen hangen. Olie en wijn: de combinatie van deze beide in het Evangelie verhaal scheen ons vroeger nogal zonderling, een zéér speciale heelmethode van den barm- hartigen Samaritaan. Maar in het Zuiden gaan die twee onafscheidelijk samen. Wie wijn ver koopt, verkoopt ook olie; in al die kleine win keltjes staat naast het wijnvat de buikige meer dan meterhooge pot of vaas van bruin aarde werk, waaruit met een litermaat aan een stok de groenglinsterende olijfolie geput wordt. „Vino e olio" zijn als opschrift van den winkel even onafscheidelijk als „Sale e tabacchi", zout en tabak; maar terwijl deze laatste combinatie is uitgevonden door het staatsmonoplie, dat zoo wel zout als tabak beheerscht en ze in dezelfde winkels laat verkoopen, en dus een huwelijk uit belang moet heeten, zijn de olie en de wijn eikaars natuurlijke echtgenooten. Olie, wijn en amandelen zijn de producten van het land, die ook op het landschap hun stempel drukken. Een ander karakteristiek ken merk zijn de blinkend witte huizen. De witkalk is hier zeer in eere; en wel juist door het ge brek aan water. Daar er geen water genoeg is, om het vuil en stof van de huizen te was- schen, wordt het eenvoudig met witkalk be dekt. Vele malen per jaar krijgen alle huizen een beurt, maar er zijn dorpen en steden, waar de huisvrouw of de meid iederen morgen met den witkwast om het huis heen gaat, even ge regeld. als men in Amsterdam de stoep dweilt. Zoo is het watergebrek juist de oorzaak van de blinkende zindelijkheid dier witte muren, die fonkelen in de zon. Eigenaardig verheffen zich in dit vlakke land schap de „trulii", een soort van steenen hut ten met spitse kegelvormige daken, die er als kleine piramiden of als negerhutten uitzien. De onderbouw is gewoonlijk wit gekalkt, ter wijl het kegelvormige dak de grauwe kleur van de natuursteenen vertoont, waaruit het zónder cement is opgestapeld. Deze „trulli" zijn een bij zonderheid van de provincie Bari en in som mige streken zijn zij zoo talrijk, dat het schijnt, alsof de tenten van een heel leger de vlakte bedekken. Maar de roem van Apulië zijn de Romaansche kerken, hier en daar met vroeg-gothische, met Normannische, en met eigen Apulische stijl elementen getint, die de steden langs de kust als onvergelijkelijk kostbare sieraden bezitten. Trani, Bitonto, Bari zelf met de kathedraal en de Nicolaaskerk.... en men kan voortgaan met de opsomming. Er zijn weinig streken in Europa, waar deze edele en serene stijl zoo rijk en zoo rein vertegenwoordigd is als in Apulië. Een bijzonder sieraad van het land is de burcht van Frederik Barbarossa, den Zwaben- keizer, die hier in de dertiende eeuw „zat". Castel del Monte, op een langzaam hellende berghoogte, den „spie van Apulië" gelegen, van waar het oog de gansche vlakte tot aan de zee overziet, is een vroeg-gothisch bouwwerk van zóó eenvoudigen, zakelijken en tocl. groot- schen vorm, dat het een parel van de aller modernste architectuur zou kunnen wezen. Het is een regelmatige achthoek, die op eiken hoek een eveneens achthoekigen stompen toren heeft, waarvan twee zijden met het kasteel ver smolten zijn en zes zijden vrij liggen. De go- thische poort leidt naar een binnenplein, dat eveneens achthoekig is, en waaromheen op elk van de twee verdiepingen acht zalen zich aan eenrijen. Alle zestien zalen hebben denzelfden trapeziumvorm en zijn even groot. De muren van kasteel en torens zijn van gelijke hoogte (23 Meter) en hebben een effen lijst, zoodat het gansche gebouw zich als één blok op den platten top van den berg omhoog heft. Het is een constructie, die nergens een voor beeld vindt, één oorspronkelijke, simpele en grootsche gedachte, uit het brein van een der- tiende-eeuwschen bouwmeester of misschien, meent men, uit het fantastische brein van Barbarossa zelf ontsprongen. Van de weelde, waarmee de keizer het liet inrichten want het was geen vesting, maar een jachtslot en rustoord, waar hij met zijn poëtisch hof den strijd en de zorgen ontvluchtte van de weelde zijn weinige sporen meer over. In de achttiende eeuw was Castel del Monte zelfs een honk van de bandieten geworden, die het omliggende land brandschatten. Nu staat het daar m zijn eenzame en naakte grootheid, als een monu ment, dat tot geen enkel tijdperk schijnt te behooren, doch enkel getuigt van het eenzame genie van dien Duitschen vorst, die hier in Zuid-Italië zijn fantastisch hof hield. De Nederlandsche Aardappel-Centrale te Den Haag deelt den Nederlandschen Kleinhandel mede, dat binnenkort de erkenningskaarten via de Afdeelingssecretariaten van den Nederland schen Bond van Kleinhandelaren in samenwer king m>et den Roomsch Katholieken Bond zullen worden uitgereikt. Den belanghebbenden zal te zijner tijd worden medegedeeld, waar en wanneer de kaarten kun nen worden gehaald en dienen alsdan een foto, pasformaat, mede te brengen. Het totaal aantal arbeiders der gezamenlijke steenkolenmijnen in Limburg bedroeg op 1 Sep tember 1933 ondergronds 23.075, bovengronds 10.846. De totale netto-productie der gezamen lijke steenkolenmijnen in Limburg bedroeg ge durende de maand Augustus 1933 1.070.677.990 ton steenkolen. Het aantal werkdagen, waarop het bedrijf gedurende de maand Augustus regel matig werd uitgeoefend, bedroeg bij de onder scheidene mijnen: Staatsmijnen 25, Wilhelmina 23, Dominale Mijn Mij. 21, Mijnen Laura en Ver. Laura 20, Julia 21, Oranje Nassau Mijnen 21, Mijnen Willem Sophia 21. Aan het prae-advies, dat prof. dr. W. J. M. Koenraadt, hoogleeraar aan het Groot-Semi narie te Hoeven, heeft uitgebracht voor het tiende congres van den Ned. R. K. Midden standsbond, te houden op Donderdag 28 Sep tember a.s. te Breda, over de sociale zijde van het vraagstuk der wettelijke bescherming van het kleinbedrijf, ontleenen wij het volgende: Rekening houdend met de beteekenis, die in het raam van de stoffelijke volkswelvaart aan de groot- en klein-onderneming toekomt, aldus prof. Koenraadt moet in het licht van sociale beginselen worden onderzocht, of er termen aanwezig zijn tot wettelijke bescher ming van de klein-onderneming in haar ver houding tot de groot-onderneming. De prae-adviseur begint derhalve met in en kele paragrafen die sociale beginselen voorop te stellen en gaat dan na de uiteenzetting van deze beginselen na, welke de is van de klein-onderneming, vergeleken met die van de groot-onderneming; vervolgens wordt onderzocht, hoe de feitelijke toestand is in deze verhouding, om, na ontkend te hebben dat ten aanzien van den strijd tusschen beidé vormen van onderneming werkloos mag worden toege zien, uiteindelijk vast te stellen van welken aard de maatregelen ter bescherming van de kléin-onderneming moeten ztfn. Er is wel geen leerpunt aan te wijzen, dat door de christelijk-sociale schrijvers met groo- ter eenstemmigheid en sterker voorliefde wordt benadrukt, dan de stelling, dat een ruime be zetting met een welvarenden middenstand voor de samenleving van zeer groote beteekenis is. De samenleving toch moet in hooge mate zijn gebaat door eerbiediging van de persoonlijkheid en de mogelijkheid van haar evenwichtige ont plooiing, door de practijk van degelijke huise lijke en maatschappelijke zeden, door den ge- lijkmatigen gang van het economische leven zonder geweldige schokken. Welnu, de klein-onderneming, althans wan neer ze in de samenleving van overwegende be teekenis is, biedt voor de verwezenlijking van die maatschappelijke wenschelijkheden zeer gunstige voorwaarden, wat van de groot-onder- neming geenszins kan worden getuigd. Deze stelling wordt vervolgens door den prae-adviseur nader uitgewerkt, waar hy aan toont, hoe de klein-onderneming de evenwich tige ontplooiing van de persoonlijkheid begun stigt, de basis schept voor de practijk van goede huiselijke en maatschappelijke zeden en den gelijkmatigen gang van het economisch leven bevordert. Daartegenover worden de nadeelen, welke de groot-onderneming juist voor deze waarden met zich heeft gebracht, scherp in het licht gesteld. De conclusie uit deze overwegin gen luidt dan, dat van sociaal standpunt de groot-onderneming zoowel op het gebied van den klein-handel als op het gebied van de nij verheid ver ten achter blijft bij de klein-on derneming. Mag werkeloos worden toegezien, dat dit groote goed, het behoud van de klein-onder neming, verloren dreigt te gaan door het op dringen van groot-ondernemingsvormen en coöperaties? Alvorens deze vraag te. beantwoor den, wijdt prof. Koenraadt eerst aandacht aan het in klein-handelskringen nogal gebruikelijke argument, dat de onafhankelijke winkelstand op de distributie van goederen een ander-uit sluitend recht zou kunnen doen gelden. Dit verdedigingswapen is volstrekt ondeugdelijk, omdat een zoodanig recht niet bestaat. Uit voerig wordt deze ontkenning dan gemotiveerd. Naast sociale overwegingen moeten bij het oordeel over klein- en groot-onderneming in hun onderlinge verhouding ook economische overwegingen gelden. Omtrent deze laatste is een afzonderlijk prae-advies uitgebracht, waar- by prof. Koenraadt zich aansluit. Niet alleen in de nijverheid, waarvoor zulks meestal ^ls evident wordt aanvaard, maar ook in den de tailhandel kan zij een nuttige functie vervul len. Niet de groot-onderneming als zoodanig verdient daarom bestrijding, maar de wijze, waarop zij in de practijk gebruik maakt van de bestaande onbeperkte vrijheid van concurren tie. De strijd tusschen groot- en klein-onderne ming behoeft derhalve geenszins lijdelijk te worden aangezien. De klaarblijkelijke eisch van algemeen welzy'n, dat de onbeperkte vrijheid van concurrentie worde teruggebracht binnen redelijke grenzen, is de weg, waarop de midde len moeten liggen om den zelfstandigen klein- ondememer, waar noodig, voldoende veilig te stellen tegen de opdringende groot-onderne ming. Aan het groot-kapitalistisch winststreven met zijn doelstelling: macht en bezittingscon centratie, moet paal en perk worden gesteld. Daartoe moeten ook zijn weinig kieskeurige middelen, zooals de practijk die kent uit de be ïnvloeding van den wilszwakken consument door lunchrooms in warenhuizen, lok-artikelen, cadeaustelsel e.d., worden geweerd. De prae-adviseur staat vervolgens nog spe ciaal stil bij de verbruikscoöperaties, waarbij de verschillende daarvoor aangebrachte argumen ten tot hun juiste proporties worden terugge bracht en tenslotte wordt geconcludeerd, dat ook al zou de mogelijkheid bestaan om via de coöperaties de goederen een weinigje goedkoo- per te betrekken, dit een beslist onvoldoende motief is om den zelfstandigen klein-ondernemer in het gedrang te brengen. Hiertegen verzet zich de sociale rechtvaardigheid. Schuilt zoo de diepste oorzaak van de moei lijkheden, welke de klein-onderneming onder vindt, in de onbeperkte concurrentievrijheid en de ongeregelde winzucht, dan moet dat kwaad worden tegengegaan. Daartoe zijn speciale be lastingen niet geëigend, maar moet de concur- rentie-mogeiykheid worden ingeperkt door de vestiging in een bedrijf te binden aan bepaalde voorwaarden, en moet tevens de winzucht wor den begrensd door niet alleen oneerlijke, maar ook onedele concurrentiemiddelen te verbieden. Wanneer wij wilier nagaan hoe de zomer van 1933 is geweest in vergelijking met de zo mers der laatste tientallen van jaren, kunnen wij niet alle weersverschijnselen gezamenlijk beoordeelen. De algemeene indruk van den af- geloopen zomer is evenwel, dat wij een zeer goeden zomer hebben genad, niet mder warm, niet regenachtig maar wel zonnig en vooral zeer gelijkmatig, vroeg begonnen, al was Juni niet warm, en tot laat in Septc -ber voort durend. Willen wy dezen zomer vergelijken met vroe gere zomers, dan kunnen wij slechts drie cri teria gebruiken: de temperatuur, den zonne schijn en den regen. Bij de temperatuur kunnen wij onderscheid maken tusschen warme dagen met een gemid delde temperatuur van ten minste 20 gr. C, zeer warme dagen met een maximum-tempera tuur van ten minste 25 gr. C. en heete, z.g. tropische dagen met een max. temp. van ten minste 30 gr. C. Een normale zomer telt van zulke dagen 20, resp. 15 en 2. De zomer 1933 had er 29, resp. 16 en 2 en bracht ons dus veel warme dagen maar geen buitengewone hitte. Uit een reeks van veertig zomers van den laatsten tijd kan men er met 1933 acht kiezen, die alle meer warme, zeer warme en tropische dagen dan normaal brachten- en als wij deze jaren, hieronder genoemd, ten opzichte van de temperatuur in rangorde plaatsen, staat 1911 verre bovenaan met 57 warme, 41 zeer warme en 13 tropische dagen. De tweede plaats neemt de zomer van 1929 in met 32, 36 en 6. Hierop volgen 1899, 1900, 1914, 1932, 1917 en 1933. De afgeloopen zomer is dus no. 8 en behoort daar mede tot de allerbeste zomers der laatste veer tig jaren. Ten opzichte van den zonneschijn is de volg orde eenigszins anders. De jaren 1899 en 1900 moeten hier buiten beschouwing- blijven omdat de cijfers voor den zonneschijn ontbreken. Bo venaan staat de zomer (Mei-Augustus) van 1929 met 157 uren zonneschijn meer dan het normale aantal (773). Nr. 2 is 1917 met 104, nr. 3 1911 met 99, nr. 4 1933 met 35 uren boven het normale aantal, terwijl 1914 en 1932 het nor male aantal hadden. Wat den regen betreft moeten wij rekenen met het aantal regendagen. Het normale aan tal in de periode Mei-Augustus is 50. In 1911 kwamen slechts 36 regendagen in deze periode voor en de zomer van dat jaar staat weer als nr. 1. Dan volgen 1899 met 38, 1929 met 48, 1933 met 51, 1914 en 1917 met 55, 1900 met 57 en 1932 met 58 regendagen. Hier is dus de af geloopen zomer nummer vier en dus een van de droogste zomers. De bovenstaande cyfers maken het mogelijk de zomers naar rangorde te plaatsen met be trekking tot de drie meteorologische elementen gezamenlijk. Met weglating van 1899 en 1900 is 1911 nr. 1 met 5 punten, 1929 nr. 2 met 6, 1917 nr. 3 met 15, 1914 nr. 4 met 15; 1933 nr. 5 met 16 en 1932 nr. 6 met 19 punten. Waarschijn- Hjk is 1899 tusschen 2 en 3 te rangschikken maar zeker is dit niet. In elk geval staat 1933 niet lager dan nr. 6 en behoort dus tot de al lermooiste zomers van de laatste veertig jaren. In het bovenstaande is geen rekening ge houden met de mooie Septembermaand, eens deels omdat deze nog niet geëindigd is, ander deels omdat zij wel heel mooie, maar geen bij zonder warme dagen heeft gebracht. Met den zomer 1933 kunnen wij tevreden zijn. Deze en de zomers van 1929 en 1932 logen straffen de meening, dat „tegenwoordig geen mooie zomers meer voorkomen".. (Nadruk verboden).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 4