Met de vloot op oefening i Jiat mfutal van den dag GELUKTE DOORBRAAK DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - recht DINSDAG 3 OCTOBER Hr. Ms. ,JZlanckert" glipt door de mazen van het net eener roode blokkade Mist als bondgenoot 4 cM. mitrailleur in actie! Vertrek in stilte Een angstig moment Behouden haven Einde der oefening Passagieren In den mist Kanon van 12 c.M. met stuksbemanning Koepenickiade Gedenatureerde alcohol Groote automohieltocht Charlis's snorretje Tegen straatbedelarij Vergiftiging op groote schaal Mevr. Mortenay zullen mvwat was Eze ham de een oe 2aren ut deze\ WcE'ME PLAATS GAUW AF. IN DFbTAD\ ZOUDEN ZE ZOO 'ETS MAA NOEN LANG REKKEN, Z 00 LAM Ct TOT OAT DE MEN. SC HEN DE ZAAK VERGETEN HADDEN EK DAN DEN HE SCHULD/ODE VRIJ- LAT EN. MAAR HIER NEMEN ZE ZOO'N ONGELUKSVOGEL EERST TE GRAZEN EN DAARNA RAETETüE ZAAK IN'Ttr [vêlZCEFTi AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL HET GEVAL LEAVENWORTH DOOR ANNA K. GREEN IJ 22 Een dichte mist, de grootste vijand van de scheepvaart, belemmert aan alle kanten het uitzicht doch de officieren op de brug van Hr. Ms. „Banckert" kijken vergenoegd rond. Dit is n.L het ideale weer voor de oefening die vandaag, Woensdag, gehouden wordt. Wü hebben de opdracht gekregen om te trachten het door een roode scheepsmacht geblokkeerde Den Helder te bereiken en deze natuurlijke nevel is ons wel uitermate welkom. Wij liggen nabij het lichtschip Schouwenbank vóór de Zeeuwsche wateren en vertrekken van hieruit om 9 uur v.m. voor onze doorbraakpoging. De schorre mistsignalen van een Belgische loodsboot die het ons den geheelen nacht reeds lastig gemaakt heeft, verzwakken langzamer- v hand en onze slanke jager zet, met een voor dit weer groote snelheid (15 mijl d.i. 28 K.M. per uur), koers naar het Noorden. Toch heeft deze loodsboot ons nog een ge- «richtigen d enst bewezen. Hr. Ms. onderzee boot „K.XIV' die tot de roode partij behoort bad opdracht gekregen vanaf Schouwenbank contact met ons te zoeken en te houden om aldus den vijand in te kunnen lichten over onze positie. Nabij het lichtschip gekomen zag deze duikboot door zijn periscoop de nevel- grijze opbouwen der loodsboot voor de „Ban- cloert" aan, een zeer begrijpelijke vergissing bij het buitengewoon slechte zicht. De korte tijd dat deze vergissing duurde was voor ons echter voldoende om ongezien in den nevel te verdwijnen. Niets is gevaarlijker op zee dan dikke mist en, hoewel wij de eerste uren nog geen vijand te duchten hebben, is op de brug en in het stuurhuis alles in volle actie daar bij een dreigende botsing slechts snel hande len het gevaar kan bezweren. Vooral wanneer wij de druk bevaren scheep vaartroute naar den Nieuwen Waterweg kruisen komen sommige mistsignalen angstig dicht bij. Op de hoogte van Umuiden gekomen be ginnen wij rekening te houden met den vijand. Radioseinen verwittigen ons dat drie bevriende onderzeebooten zich tusschen Den Helder en Petten in voile zee zullen posteeren en onze commandant besluit om achter deze beschermende versperring Den Helder in te glippen. Helaas heeft de mist nu ook voor ons zijn nadeelen daar er nu alle kans is dat de roode partij ongezien de onderzeebootlinie zal passeeren. Waren tot dusver de zee en lucht grijs en grauw nu spelen echter zonneplekken op het water en soms schuiven wy plotseling uit een mistbank in een door de zon verlichte open plek, om even daarna weer in een andere mistbank te verdwijnen. Doch wy zitten nu midden in de gevaariyke zóne en ieder oogenblik kan de vyand opdoe men en ons, door den weg af te snyden, tot een treffen dwingen. Behalve het geschut zijn thans ook de torpedolanceerbuizen gereed ge maakt voor het gevecht op korten afstand. Het zicht wordt helaas hoe langer hoe beter en een waterzonnetje verlicht één twee K.M. om ons heen de spiegelgladde zee. Even later wordt, hoewel zeer onduideiyk, een duik boot gezien en weten wy dat wy Den Helder naderen. Doch nu komt het kritiekste moment. Plotseling hooren wij aan bakboord het doffe gedreun van kanonschoten en het ronken van vliegtuigmotoren. Het blijkt dat onze vliegtuigen de „Heemskerk" en „Gel derland" ontdekt hebben en hoogstwaar schijnlijk worden zij door het afweerge schut dier schepen onder vuur genomen. De ,3anckert" wijzigt onmiddeliyk zijn koers en houdt naar stuurboord af wat later blijkt onze redding te zijn geweest. Zonder deze koerswending n.L zouden 5 minuten later de „Heemskerk" en „Gel derland" in het gezicht zijn gekomen en was de doorbraak nog op het laatste mo ment mislukt. Nu loopt verder alles van een leien dakje. Callantsoog wordt gepeild nadat wij de kust nog dichter zyn genaderd. Geen half uur later bereiken wy de uiterton van het Schulpengat met geen ander gezelschap op zee dan tal- looze kwallen die met den ebstroom worden meegevoerd. Niet zonder trots seinen wij aan de „Heemskerk" waar de algemeene leider kpt. t. zee ter Poorten het commando voert en waar zich tevens aan boord bevinden de vice- admiraal Brutel de la Rivière, commandant dier Marine, en schout by nacht de Graef, chef van den Marinestaf, dat Hr. Ms. „Banckert" naby de uiterton op orders wacht. En wanneer wü ons naar IJmuiden begeven waar zich morgenochtend de admiraal aan boord zal begeven voor het houden eener alge meene inspectie dan passeeren wy achtereen volgens onze vyanden van vandaag de „Heemskerk" en „Gelderland" die nu, na het einde der oefening, naar Den Helder opstoo- men. Om 7.15 n.m. ligt de „Banckert" voor IJmui den en vallen wij de haven in terwijl de vele lichtjes van sluizen en havenwerken vroolijk opvlammen in den schemerigen avond. Na met een sierlijken boog om het fort te zyn heen- gedraaid wordt gemeerd aan den touristen- steiger waar reeds drie onderzeebooten en de „Z 5" hun ligplaats hebben. Hr. Ms. „K XIV" komt langszy liggen en men krygt nu eerst een idee van de groote afmetingen van deze nieuwste onderzeeboot voor onze koloniën. Zooals zy daar ligt, doet zy denken aan een enorm monster uit den voortyd. Tot groote vreugde van de bemanning wordt er gelegenheid tot passagieren gegeven. Schoon gewasschen en met styf gestreken branikraag staan weldra de liefhebbers aan dek om zich door den officier der wacht te laten inspec- teeren alvorens den wal op te kunnen gaan. Wij zoeken onze kooi op en door de algemeene psychose van den dag voor inspectie aangetast droom ik van kanonnen die plotseling niet wilein vuren, en van machines die verdwenen zyn juist als de admiraal inspecteert. J. L. Op de te Beriyn van 4 tot 19 November a.s te houden foto-tentoonstelling zullen foto's tentoongesteld zijn, die in dichten nevel en mist genomen zijn, met platen en films die speciaal gevoelig zyn voor infra-roode stralen. ijnheer en mevrouw Mortenay keerden in In Zwitserland heeft zich dezer dagen een „Koepenickiade" afgespeeld. In een hotel te Tauffeler. was eenige dagen geleden een zekere „Kolonel Suter" inge schreven. Hy was in burger kleeding, maar hij betoog de gekomen te zijn om toebereidselen te treffen voor den aanleg van een nieuw vliegveld. Veelvuldig bezocht hy de officiers-societeit, waar hy een algemeene populariteit genoot. De civiele autoriteiten, die het belang van zijn opdracht inzagen, stelden een auto tot zijn beschikking, waarmee hij rondreed in de omgeving; hy uitte zijn voldoening over het resultaat van zijn voorloopige inspectie. Hij kwam ook in Biel, waar de antwoorden die hij op zekere hem gestelde vragen gaf, verdenking wekten by de autoriteiten. Tenslotte viel hij door de mand en werd hy aan de politie uitgeleverd. Hy bleek reeds een groot strafregister te hebben. schoon men gedacht had er 13 dagen over te zullen doen. Toert de groote colonne auto's aan de finish te Moskou arriveerde, werd zij vergezeld door honderden andere auto's, die de colonne tege moet waren gereden. Onder toejuichingen der bevolking werd een rondrit gemaakt door de straten van Moskou. In Ierland is men erin geslaagd een nieuw procédé te vinden voor het produceeren van een soort alcohol uit aardappelen, die uiterst ge schikt is voor verschillende industrieele doel einden en zoowel de benzine kan vervangen in den gewonen benzinemotor als kan worden ge bruikt by de vervaardiging van verfstoffen en voor verwarmings- en verlichtingsdoeleinden. De kosten van het nieuwe product zullen in den handel ongeveer 6 penny per gallon zyn. Naar verluidt is de regeering voornemens voor het nieuwe alcoholproduct een staatsmonopolie te scheppen. De grootste automobieltocht, wat betreft aan tal deelnemers en de lengte van den af te leg gen afstand, n.l. van Moskou naar Kurakou en terug, is thans volbracht. De tocht begon op 6 Juli en heeft 87 dagen geduurd. 23 Automo bielen namen er aan deel, die 9400 kilometer hebben afgelegd, waarvan 1200 onder de moei- lykste omstandigheden door de woestyn van Karakoum. Er waren twintig auto's by van Sovjet-Russisch fabrikaat, die eveneens in uit stekende conditie zijn teruggekeerd. De tocht door de woestyn is volbracht in 6lidag, of- Het gerucht dat Charlie Chaplin zijn beroem de snorretje zou afscheren bij zijn volgende film, daar het te veel op de snor van Adolf Hitler geleek, heeft in Hollywood aanleiding tot veel vreugde gegeven. De geschiedenis was gepubliceerd door een Parijsch blad, dat beweerde dat Chaplin, die naar men weet, een Jood is, zóó verontwaardigd was over het optreden der Nazi's in Duitschland, dat hy uit „wraak" zijn snor zou hebben laten verwy deren. De vertegenwoordiger van de United Artists te Beriyn heeft daarop telegrafisch aan Charlie om inlichtingen gevraagd. Chaplin antwoordde, dat het gerucht volkomen ongegrond was en dat hy er zelfs niet aan ge dacht had zyn karakteristieke snorretje te laten wegnemen. De burgemeester der stad Vigo (Spanje) heeft op straffe van boete een verbod uitge vaardigd tegen straatbedelary, nadat de stads armen in massa geweigerd hadden zich naar het werkhuis te begeven en liever op straat gingen bedelen. Winkeliers, caféhouders e. a. zyn gewaar schuwd tHans onder geen enkele omstandig heid meer aalmoezen te geven en ook anderen ervan af te houden dit te doen. Het wemelde op zoider en deel van den landbouwer P. te Aalten van de ratten en daar ze voldoende voedsel konden vinden, meende hij dat daartegen niets gedaan kon worden. Eenigen tijd later schreel hij: „Ten einde raad probeerden we Rodent met dit schitterende resultaat: 80 doode ratten, Dit resultaat bereikten we met slechts één doosje Rodent van 50 cent." Of U last hebt van één of van honderd ratten, Rodent zal ze absoluut uitroeien. Het trekt dit onge dierte onweerstaanbaar aan en leidt ze zeker naar hun verderf. Ook muizen ontkomen niet aan Rodent Koop nog heden een enkele doos a 50 ct of een dubbele doos a 90 ct en morgen zult U van rat en muis bevrijd zijn. O.a. bij alle drogisten. Imp.: Fa. B. Meindersma - Den Haae. B 48 hun auto huiswaarts. Onderweg stapte mevrouw uit by 't tennisveld, waar haar zoons met kennissen aan 't spelen waren. Zy begroette Pierre en Louis en liep daarna den tuin In. Achter in den tuin ging ze op een bank zitten. Zy voelde zich moedeloos. Tus schen de boomen door kon ze de witte silhouet ten zien van de tennisspelers: Pierre, donker en krachtig gebouwd, Louis, blond, fyn, met iets vrouwelyks in z'n gelaat. Tranen sprongen haar in de oogen als ze aan beiden dacht. Haar eerste huwelijk, toen ze 20 jaar was, met den 'ongen notaris Armand Dufay, een huwelijk uit iefde, ging aan haar geest voorbij. Toen werd Pierre geboren en hun geluk werd nóg grooter. Maar dat geluk duurde slechts drie jaren. Daar- na kwam de catastrofe. Armand had gespecu- leerd, gespeculeerd met het geld van anderen; een strafproces met veroordeeling volgde. Nog geen jaar daarna stierf de ongelukkige ex-no taris in de gevangenis. Toen kwam mynheer Mortenay, een rijk man, tot haar, een jeugdvriend, die haar nooit z'n liefde had durven bekennen. Hij stelde orde op de zaken van den man van Lucie, betaalde buiten haar weten al z'n schulden en vertrok weer, zonder haar tijd te laten hem te bedan ken. Na twee jaar keerde hy terug, vroeg haar ten huwelijk en trouwde haar. Een jaar later werd hun zoon Louis geboren. Pierre, de zoon uit haar eerste huwelyk, was echter oorzaak, dat haar huwelyk met Morte nay niet gelukkig was. De stiefvader zag in hem steeds den zoon van den gefailleerden notaris, den man, die hem z'n jeugd-geluk had ontroofd. Al heel wat had Lucie om het kind moeten verduren, maar zy droeg alles met gelatenheid. Toen Pierre na het sluiten van den vrede on gedeerd uit den oorlog huiswaarts keerde, had z'n stiefvader hem omhelsd en de daarop vol gende drie maanden toonde hy veel genegen heid voor den jongen soldaat, die ook op de bank van den bankier Belfont kwam, waar Louis werkte. In tegenstelling met z'n jongeren broer, die de zaken vry luchtig opnam, was Pierre altyd zeer accuraat en nauwgezet, waar door hij nog al eens door den heer Belfont ge prezen werd. Toen werd z'n stiefvader jaloersch en hij vond een plan uit om Pierre naar Bra zilië te zenden, teneinde daar z'n fortuin in de suiker te maken. Hy sprak er met z'n vrouw over, die er niet veel op antwoordde. „Het zal niet gebeuren," dacht Lucie, „de oorlog heeft hem gespaard; ik zal nu ook wel een middel weten te vinden om hem by me te houden." Op dit oogenblik knarste het tuinhek en de bankier Belfont kwam den tuin in. Langzaam begaf hij zich naar de bank, waar Lucie zat te peinzen. Hij^ begroette z'n oude kennis op hof- felyke wyze. „Is uw man niet hier?" vroeg hij. „Neen, hij is zoo juist het huis ingegaan." „En uw beide zoons?" „Die spelen ginds tennis." „Ah juist," zei mijnheer Belfont, terwijl hij in de aangewezen richting keek. Toen begon hij plotseling: „Neem me niet kwalijk, lieve mevrouw, dat ik u kom lastig val len. De stap, dien ik thans doen moet, valt me zwaar, maar ik ben wel verplicht „U doet me schrikken, mynheer. Wat bedoelt u toch?" „Het gaat over uw zoons." „Pierre of Louis?" „Een van beiden." „Wees wat duidelyker, s.v.p." „Kijk eens hier, mevrouw," zei de bankier, terwyl hij naast Lucie op de bank plaats nam. „De zaak is deze. Mijnkassier was gistermid dag afwezig. Uw zoons werken, zooals u weet op het „groene" kantoor, dat groote vertrek naast m'n privé-kantoor. Tegen den middag kreeg ik bezoek van mevrouw de Mandeville. Zy bracht dertig duizend francs naar de bank in briefjes van duizend. Ik nam het geld in ontvangst en borg het in een la van 't groene kantoor. Dat was misschien nonchalant van mijik geef het toe. Om twaalf uur vanmiddag zijn uw zoons, als gewoonlijk samen naar huis gega,an. Toen heb ik de 30.000 francs uit de la gehaald, om ze in m'n safe te bergenmaar er waren er nog slechts 28.000i Mevrouw Mortenay verbleekte. B/ftiiE/i, ZE lULLEtT E>/rt~ NENKO Ml !)AZ 2eHEM SPREKEN JD/f RE-DEr VOFR/NO VAN MIJNHEER HERO PRACH T/C KHUlDIO nUTEN UIT- OPRAAKDUERKTTT, SCHULDIG ^CUULOiq) COURT OEI 2E f WAT ZEG JE DAARVAN SANDY 9 SCHULD/ó' RECHTER CRJOEk VUURT HEM NAAR HET VER. BZ- TER/NO HO/S, IR WED, DAT DIE GROOTE AD- VOCAAT UIT DE STAD LEELIJK Cp Z'N ME US KEEK, HIJ M ER ZOO ZEKER VAN OAT HIJ DIKKOP ZOU VRIJSPREKEN. HWWSVSi 't Zal een vergissing zijn geweest; mevrouw de Maudeville zal u maar 28.000 francs ge bracht hebben." „Ik wilde dat het waar was, mevrouw," zucht te mijnheer Belfont, „maar dat is onmogelijk; we hebben het geld samen geteld." „Wilt u dan soms beweren dat een van m'n zoons een dief is?" „Wat een leelijk woord, m'n waarde mevrouw, maar jonge menschen zyn soms lichtzinnig. En wie weet? Misschien heeft een van hen e(?n grap willen uithalen met den ouden Belfont." „Praat er maar niet langer overheen, mijn heer. Ik bgrijp u. U verdenkt een van m'n kin deren en laat het aan mij over den schuldige te ontdekken." „Zoo is het," mompelde de bankier. „Ik reken op u enu kunt volkomen op mijn discretie l ry vertrouwen. Na- XJe zoons van tuurlijk zal de schuldige' van 't i kantoor weg i moeten, maar buiten u en mij zal nooit iemand ,,'t Is goed, dank u," zei mevrouw Mortenay, Mijnheer Belfont nam afscheid en verwij derde zich. Toen Lucie alleen was, dacht ze lang na. Telkens herhaalde ze: „het moet een vergissing zyn." Langzamerhand wendde zy aan de mogelijkheid, dat het toch wel mogelijk kon wezen. Mynheer Belfont zou niet lichtvaardig iemand beschuldigen. Een van haar zoons had gestolen. Wie van de twee? Was het Pierre? Was het Louis? Zij trachtte zich een duidelyk beeld te vormen van hun aard en karakter. Pierre was te degelijk, te eerlijk om hem ook maar één oogenblik te kunnen verdenken. En Louis? Hij was het verwende kind. gaf veel geld uit en hield van uitgaan. Had hij misschien ge speeld? Verloren? En zou hij daar.maar ook dit kon de moeder niet gelooven. Na het diner, toen Louis was uitgegaan, vroeg Lucie of Pierre een poosje met haar den tuin inging. Arm in arm wandelden ze naar de bank en gingen naast elkaar zitten. Hier vertelde de moeder haar oudsten zoon alles, ook het be sluit van den bankier, om den schuldige weg te zenden, al zou hy hem ook vergeven. „U hebt me dus verdacht, moeder?" riep Pierre zacht verwijtend. „Heb je het dan niet gedaan, myn jongen?" „Natuurlijk niet." Mevrouw Mortenay voelde zich bevrijd van zwaren druk, maar nu dacht ze aan Louis. „Dandan is het Louis?" „Neen, dat kan niet," verzekerde Pierre. „Maar er was toch niemand anders dan jullie beiden." „Dat is waar," mompelde Pierre en liet het hoofd op de borst rusten. Hy dacht na. Wat zou er gebeuren? Zou hij toelaten dat z'n moeder Louis ondervroeg? En als z'n broeder schulp bekende, welk voorwend sel moest hij dan tegenover z'n vader beden ken, als hy de 'oank verliet? En als Louis ont kende, dan zou het tusschen hen beiden een voortdurende strijd worden, waarin hij, Pierre, zeker het onderspit zou delven. Z'n stiefvader zou niet aarzelden den zoon van Armand Du fay, als den dader aan te wijzen. In één oogen blik doorzag hij den toestand, waarin z'n moe der zou verkeeren. Haar strijd, haar liefde voor hem, haar schaamte en vernedering. Als hij heen ging, zou alles ten goede geregeld worden en zou men de zaak spoedig vergeten. „Moeder," sprak hy ernstig, „ik heb toch die biljetten weggenomen." Lucie schudde het hoofd. „Ik geloof je niet." „En toch is het zoo." „Neen, het kan niet zyn. Waarom zou jy dat gedaan hebben?" „Lieve moeder, u moet me goed begrypen. Voor m'n stiefvader, voor mynheer Belfort en vooral voor u, Is het noodig dat ik beken den diefstal bedreven te hebben. Ik laat Louis bij u achter. Waak over hem. Zorg dat hij een goed mensch wordt." „Mijn jongen, je bent té edelmoedig." Pierre was vertrokken. In het kleine piaa.,„e. was alles nog even rustig en kalm als vroeger. Maar mevrouw Martenay was sterk verouderd. Van ty'd tot tyd ontving ze een brief uit het verre land. Pierre werkte ijverig en gewende zich aan het nieuwe leven. Dikwijls nam Lucie zich voor met Louis te spreken, maar ze stelde het van dag tot dag uit. Als hij eens ontkendeDan zou er voor altijd een kloof tusschen hen beiden ontstaan. Zy berustte in het onvermijdelijke. Toen ze op een morgen weer op de bank in den tuin zat na te denken, kwam mynheer Bel font hard den tuin ingeloopen en riep haar reeds van verre toe: „Ik ben een bruut.... een ellendeling!" En hij vertelde haar dat hij den vorigen avond, toen hy eenige papieren in orde bracht, de twee vermiste bankbiljetten, of liever een kwitantie van 2000 francs had teruggevonden. ,,'t Was een stomme onoplettendhid van me. Nu herinner ik me alles. Ik had dien dag een betaling te doen en nam onnadenkend die twee briefjes van duizend. Ik vraag u vergiffenis, mevrouw, voor al het verdriet, dat ik u heb aangedaan. In ruil daarvoor wil ik de bank aan uw zoon Louis overdoen. Ik trek me de volgende maand uit m'n zaken terug." Er vlamde een straal van toorn uit Lucie's oogen, maar zy beheerschte zich met geweld en zei alleen maar: „Ik dank u, mynheer Belfont, ik dank u. Ik ben heel gelukkigheel gelukkig." A IT~ II op dit blad zijn Ingevolge de verze&eringsvoorwaarden tegen 9/1/1/1 bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7 Cf) bij een ongeval met O Cf) by verlies van een hand IOC oij verlies van een Cf) bU een breuk van /If) by verlies van "n A116 QOO Tl fit; O ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen Ovl/v," verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen f OU»m doodelyken afloop een voet of een oog f Cé O»duim of wy svinger t?t/«"been of arm# Tl/»" anderen vinger „Ik zal Harwell helpen om het manuscript in orde te brengen," zei ik, „ik zal Clavering de kans geven om met my in aanraking te komen, en ik zal luisteren, wanneer juffrouw Leaven worth my op de een of andere manier in haar vertrouwen wil nemen. Maar reken niet op my, om aan deuren te luisteren en door sleutelgaten te küken. Ik zal op een eerlijke manier te weten zien te komen wat ik kan; de hoeken en gaatjes van dit verwenschte geval moet u maar na gaan." Juist; ik weet wat ik aan u verschuldigd ben." „Is er al nieuws van Hannah?" vervolgde ik. „Niets!" riep hy uit. Ik kan niet zeggen, dat ik zeer verbaasd was, toen ik dien avond, nadat ik eenigen tyd met Harwell had gewerkt, onder aan de trap Mary Levenworth ontmoette. Iets in haar gedrag van den vorigen avond, had my dit onderhoud doen voorzien. De manier waarop zy begon was ech ter een verrassing. Met neergeslagen oogen zei zy: „Ik zou u graag Iets willen vragen. Ik geloof dat u een goed mensch bent en dat u my eerlyk zult antwoorden, als een broer." Zy keek mij even aan. „Ik weet wel dat mijn vraag u eigen aardig zal voorkomen, maar bedenk, dat u de eenige bent by wlen ik om raad kan gaan. Ge looft u, dat iemand iets heel slechts kan doen en later toch weer heelemaal goed kan worden?" „Zeker," antwoordde ik, „als hy maar oprecht berouw heeft over zyn fout." „Zelfs als het erger was dan een fout? Zelfs als hij aan een ander een heel groot nadeel had toegebracht? Zou hy dan ooit de herinnering aan dat noodlottige uur kunnen kwytraken?" „Dat hangt af van den aard van het nadeel en van zijn gevolgen. Mü dunkt, dat iemand die zijn naaste een onherstelbaar onrecht heeft aangedaan, geen gelukkig leven meer zal kun nen leiden." „Is het dan noodzakeiyk, dat men het kwaad, dat men gedaan heeft, bekent? Kan men niet trachten het kwaad te herstellen zonder te be kennen?" „Ja, tenzy men juist door die bekentenis het kwaad kan te niet doen." Mijn antwoord scheen haar in de war te bren gen. Zij dacht eenige oogenblikken na. Toen ging zij naar het salon en trachtte mij door een levendig gesrek over nietigheden te doen ver geten wat er tusschen ons was voorgevallen. Toen ik het huis verliet, zag ik Thomas, den huisknecht, in de hall. Ik maakte van de gele genheid gebruik, om hem te ondervragen over i iets, dat my sedert het verhoor voortdurend had geïnteresseerd; wie was die mijnheer Robbins, die Eleonore op den avond van den moord had bezocht? Maar Thomas was ondoorgrondehjk. Hij her innerde zich wel, dat er iemand op bezoek was geweest, maar hij kon hem niet beschrijven. Ik drong niet verder aan. VIERDE HOOFDSTUK Groote verrassingen Een paar dagen lang gebeurde er niets byzon- ders. Clavering, waarschynlyk verontrust over myn aanwezigheid, had van zün gewoonten af gezien en zoodoende had ik gelegenheid om met hem in aanraking te komen. Myn dageiyksche bezoeken aan Mary Leaven worth bewezen mij alleen maar, dat de twyfel en de onrust van het meisje steeds toenamen. Het manuscript van mijnheer Leavenworth moest minder omgewerkt worden dan ik ge dacht had; ik kreeg echter voldoende gelegen heid, om het karakter van Harwell te bestudee- ren. Ik merkte, dat hy een uitstekend secreta ris was, niets meer maar ook niets minder. Hij was stug en somber, maar een yverig werker en ik begon hem weldra te respecteeren en zelfs sympathie voor hem te voelen. Dit laatste ge voel was zeker niet wederkeerig. Hy sprak nooit over Eleonore of over de familie en het ongeluk dat hen had gtroffen, zoodat ik bij mezelf be gon te denken, dat die stilzwygendheid niet voortkwam uit de stille natuur van den secre taris, maar een andere oorzaak had. Ik begon ten slotte ongeduldig te worden door dezen eeuwigen stryd tegen een steenen muur. Hoe kon ik iets bereiken met Clavering's schuwheid en Harwell's hardnekkig stilzwijgen? De korte gesprekken die ik met Mary had, hielpen my ook niet veel vooruit. Zy was uitermate grillig en scheen een crisis door te maken die haar vreeselyk deed lijden. Ik verraste haar eens toen zy alleen was, zy hield de handen uitge strekt, alsof zy een onheil of een of ander vree- selijk visioen wilde afweren. Ik wachtte met ongeduld op den dag dat zij zou spreken. Ze zou zich tenslotte toch ééns moeten uiten. Die hoop deed my myn besprekingen met Harwell bekorten en myn gesprekken onder vier oogen met Mary rekken. De tijd verliep en ik was nog niets verder aan twee weken geleden. Op een Maandagavond meende ik op te merken, dat Mary ongeduldiger was dan gewoonlyk; ze liep op en neer door de hall alsof ze iets of iemand verwachtte. Ik ging naar haar toe en zei: „Zou ik u vanavond kunnen spreken?" Ze zei me blozend goedendag, maar tegen haar gewoonte vroeg ze mij niet, of ik haar in het salon wilde volgen. Ze keek naar de klok en stond op het punt zich te verontschuldigen, toen ze plotseling toegaf en mij binnen noodig- de. Niettegenstaande haar pogingen om kalm te lyken, begreep ik vaag, dat ze aan een hei- melyke onrust ten prooi was, en dat ik maar over het onderwerp, dat my zoo sterk interes seerde, had te beginnen, om haar hooghartige houding te zien verdwijnen als sneeuw voor de zon. Ik begreep eveneens, dat Ik maar heel weinig tijd zou hebben en begon dan ook onmiddel iyk: „Juffrouw Leavenworth, ik heb er vanavond op aangedrongen om u te spreken, omdat ik u iets vragen wilde." Ik zag dadelijk, dat ik den verkeerden weg had ingeslagen. „Iets vragenaan my?" antwoordde zij koel. „Ja," hernam ik. „Ik ben vast besloten om achter de waarheid te komen en daarom kom ik naar u toe, want ik weet dat u edelmoedig bent en graag wilt helpen. Ik kom by u den steun zoeken dien ik nergens kan vinden, het woord dat, al redt het uw nicht niet, my op het spoor van den werkelijke schuldige kan brengen." „Ik begrijp u niet," antwoordde zy na een korte aarzeling. „Ik hoef u niet te zeggen, in welken toestand juffrouw Eleonore zich bevindt. U, die de vra gen gehoord hebt, die men haar työens het on derzoek gesteld heeft, weet dat voldoende. Maar u weet waarschijnlijk niet dat, wanneer men de verdenkingen die op haar rusten, niet uit den weg ruimt, daar vast en zeker uit zal voort vloeien „Myn God!" riep zy uit. „U wilt toch niet zeggen dat „Dat men haar zal arresteeren? Ja zeker." Dit was een vieeseUjke slag voor haar. Schaamte, afschuw en angst stonden op haar gezicht te lezen. Zij fluisterde: „En dat alles om dien sleutel!" „De sleutel? Hoe weet u dat er van een sleu tel sprake is?" „Hoe ik dat weet?" herhaalde zy kleurend. „Dat herinner ik my niet. Hebt u het my niet gezegd?" „Neen." „Dan heb ik het in de krant gelezen." „De kranten hebben er niet over gesproken." Ik merkte dat zy steeds zenuwachtiger werd. Zij riep uit: „Ik dacht dat iedereen het wist." Toen, in een plotselinge opwelling van schaamte, vervolgde zy: „Welnu, neen. Hét was een geheim, mynheer Raymond. Eleonore zelf heeft het my verteld." „Eleonore?" „Ja. O den laatsten avond dien wy samen doorgebracht hebben. We waren in het salon." „Wat vertelde zy u?" „Dat men den sleutel van de studeerkamer in haar bezit had gevonden." Ik kon nauwelyks myn ongeloovigheid ver bergen. Hoe was het mogelijk, dat Eleonore, die de verdenkingen van haar nicht kende, haar zoo'n bekentenis had gedaan? (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 10