Md iwfml van den dag Bij den operette-koning Franz Léhar DE FILM ZIJNER HERIN NERINGEN UITVERKOOP DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - Vrij reizen I WOENSDAG 4 OCTOBER Geïnspireerd door de wereld beroemde Maria Jeritza schreef hij de opera „Giuditta" Televisie in Amerika PliPifi: Franz Léhar Beri-beri op Onrust „Crïsis"-oefenstelsel veldleger Driedaagsche kader-verbindings oefening Het Duitsche Bachfeest té Keulen Goedkeuring vriendschapsverdrag met Jemen M OAART, DE BRIGADIER \D!KK0PPERTRE/N WEGBRENG! WA TEENMENf(HEN DAARAAN'? ISTA T/ONT/KBENE VEN H/BOWSGIB WO ALS IEDEREEN, MAAR!Km ER {EEN HEKEL AAM HEBBEN W/EDElr t EN 2A0 PATIK ZOO MEUMG/E/IKA yVAG \V HEM. IK ZOUN/ET6RA AG Hl DIKKOP'j PLAATS WILLEN ZIJN. -ZELFS N/ET ALS H< VRIJKOM RE!ZEN. HET ZAL VOOR LAN WGEN TNO OELAATSTE RE/S fWANNEER JEOE KRANTENLÈÈÏf\ EM DE MEDISCHEM HOONT SPRE KEN, 5 A NOY, OAN ZOU JE MEE HEN DAT 5CHELMEN ER ALT/JO GOEo' afkomen, maarzoo >s het niet, der goden I Overleg met Regeering Omtrent de Europeesche kolonisatie AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL HET GEVAL LEAVENWORTH DOOR ANNA K. GREEN M 23 Internationaal Congres te Weenen en ondanks den nood der tijden bieden de gastheeren den buitenlanders het beste wat ze hebben. En zoo staan naast velerlei uitstapjes óók een bezoek aan de vorstelijke Opera met zijn uit muntend gezelschap en een écht Weensche Operette op het feestprogramma. Als bijzondere attractie zal Franz Léhar zélf zijn Graaf van Luxemburg" dirigeeren! Een oud paardje, dat echter onder de bezielende lei ding van den componist weer dartel wordt! Vooral waar de beroemde Maria Jeritza, de lie veling van het Weensche publiek, de hoofdrol vertolkt. De laatste jaren onophoudelijk in Amerika, waar men haar zóó vorstelijk betaalt, dat ze niets voelt voor een Europeesche tournée, zal ze nooit nalaten om in haar vacanties in Weenen te zingen. Als we na afloop van de operette gezellig met z'n drieën in Jeritza's kleedkamer zitten, die er nu eens écht uitziet als de traditioneele „film kleedkamer", vertelt ze: .Natuurlijk is Weenen nooit een financieel succes, maar ik heb er heel wat voor over, dat mijn stadgenooten me als een van de hunnen blijven beschouwen." En dat ze er in slaagt om ondanks haar lang durig verblijf in de nieuwe wereld zich als Weensche te handhaven, blijkt wel uit het feit, dat haar onlangs een briefkaart uit Zuid-Ame- rika bereikte, die geadresseerd was aan „Jeritza- Europa!" Waarop de grijze wals-koning haar over troeft met zijn: „Dat is nog niets bij den brief, waarop als eenig adres stond: ,,Aan den componist van" en daarachter een notenbalk met enkele maten uit de „Lustige Witwe." Daar ik medelijden heb met den in zwijm ge vallen boord van Léhar en vermoed dat hij dol graag zijn rok zal willen verwisselen voor een gemakkelijk huisjasje, stel ik voor om hem eerst faire te nemen. En gehoorzaam draait de ruim zestigjarige componist voor de zooveelste maal van zijn le ven de film zijner herinneringen. „Hoewel ik al meer dan dertig jaar in Weenen woon en t meerendeel van mijn werk een spe cifiek Weensch karakter draagt, ben ik toch een Hongaar. Ik stam uit een muziekfamilie en studeerde zes jaar aan het Praagsche Conser vatorium. Daarna nam ik dienst en was de jongste kapelmeester van het Keizerlijk-Ko ninklijk leger. Dat waren mooie dagen, waaraan ik nog met pleizier terug denk. Toen ik goed dertig was kreeg de liefhebberij voor componeeren, die me als jongen van acht jaar al muziekstukjes voor mijn moeder deed schrijven, me weer te pakken. En na enkele, vrijwel onbekende, opera's kwam in 1905 „Die lustige Witwe", mijn eerste wereldsucces. Sindsdien heb ik het dirigeeren er aan gege ven en ben de Léhar van „de Weensche operet tes". En tóch voel ik me meer getrokken tot zwaardere muziek, wat b.v. sterk uitkomt in ,Das Land des Lachelns", dat op sommige plaatsen veel weg heeft van een opera. Een ope rette, waarin de gaven van een Tauber naar waarde tot hun recht komen. En ook de Hol lander Willy Thunis kwijt zich niet onverdien stelijk van zijn taak en trekt nu al een Jaar lang in Parijs avond aan avond uitverkochte zalen. Ik ben nu Juist gereed met een nieuw werk en ditmaal is het eens géén operette, maar een muzikaal drama in 5 acten naar een Carmen- gegeven. Ik schreef „Giuditta" speciaal voor Jeritza en maak het haar geweldig moeilijk. De ,3riin- hilde" uit de .Gotterdammerung" is er een peuleschilietje bij! Jeritza vertolkt daarin de hoofdrol. Daarna gaat ze terug naar Amerika en laat me in den steek. Wat er dan van „Giu ditta" en mij terecht moet komen weet ik niet." Bij deze plagerij buigt de hoffelijke Weener zich diep over het beelcLg gemanucuurd handje van de zangeres. Op zijn: „Zij is de helft van mijn succes", drijft de veelzijdige artiste, die naast zangeres óók een uitmuntende actrice is, hem met een „Nu is het genoeg" naar de deur. Als we ons daarna weer rustig op den breeden divan genesteld hebben vertelt Jeritza bij brok stukken over haar carrière. Want naar aanlei ding van de beeldige toiletten, die ondertus- schen door de kamenier in groote koffers ge vlijd worden, ontaardt het ernstig bedoelde in terview soms in genoeglijken modebabbel. „Het heeft geen haar gescheeld of ik was non geworden. Als kind werd ik naar een kost school gestuurd en ik vond het zingen op het koor zóó prettig, dat ik er voorgoed wilde blij ven. Ze paaiden me met muzieklessen en stuurden me naar het Conservatorium, waar ze bitter spijt van kregen toen ik voor den dag kwam »f: mm g|p met het plan om zangeres te worden. Na heel wat tegenstand lukte het me op de planken te komen en tot heden toe bestaat er geen grooter genot voor me." Op mijn vraag, wét ze het liefste zingt, blijft de vrouw, die den eenen avond lauweren oogst in zware Wagner-partijen om den daarop vol genden te dartelen in een operette en een der den keer in deftige concertzaal een religieus oratorium te zingen, het antwoord schuldig. Het gaat haar als Léhar, al haar werk is haar even lief. „Op het oogenblik is het hard werken en schiet mijn vacantie er leelijk bij in. We zijn aan het filmen. „Alexandra" is een emigrantenfilm, die te Weenen wordt opgenomen en Léhar schreef de muziek speciaal voor mij. In September ga ik naar Amerika terug, maar wat het dezen winter moet worden weet ik niet. De .Metropolitan" werd vorig jaar nog maar met de grootste moeite door particuliere giften in stand gehouden. Voor mij maakt het weinig uit al zou tot sluiting worden overgegaan, want ik zing in hoofdzaak radio-concerten. Soms 25 of 30 per maand. Mijn stem eigent zich buiten gewoon voor radio en ik haalde in New York den eersten prijs. Ik geloof, dat er geen beter middel is om je stem te cultiveeren als het zin gen voor de michofoon, want iedere fout wordt geaccentueerd; zélfs een lichte zucht stoort, zoodat je gedwongen bent je ademtechniek steeds te vervolmaken. Vóór mijn vertrek naar Europa heb ik ken nis gemaakt met de telavisie en wat mij betreft kunnen ze deze vinding niet gauw genoeg al gemeen toepassen." Best te begrijpen, dat een zangeres met het uiterlijk en de garderobe van Jeritza er niet veel voor voelt om nog langer in het verborgen te blijven, maar of in het algemeen de luister vinken er op vooruit zullen gaan als de televisie algemeen ingevoerd wordt betwijfel ik! De Ministers Colljn en Deckers hebben op de desbetreffende vragen van mevrouw de Vries- Bruins nader geantwoord, dat het hun bekend is, dat onder de personen, die gearresteerd ztjn ten gevolge van de ongeregeldheden bij de ma rine in Nederlandsch-Indië, voor zoover zij ver blijf houden op het eiland Onrust, beri-beri is voorgekomen. In totaal hebben zich by 62 dezer personen berl-beri-verschijnselen voorgedaan. Sterfgeval len zijn niet voorgekomen. De ziekte is uitsluitend voorgekomen onder de arrestanten der marine. De uitspraak, dat de oorzaak van het ont staan der ziekte uitsluitend moet worden ge zocht in de samenstelling van het voedsel, kan niet als juist worden erkend. Onder de op On rust werkzame koelies, aan welke geheel de zelfde voeding wordt verstrekt, zyn geen beri- beri-verschynselen voorgekomen. De voeding is samengesteld en voorgeschre ven door den divisiecommandant te Weltevre den, op raad van den divisie-intendant. Beri-beri is ook onder de arrestanten op Ma- doera voorgekomen, echter in geringe mate en van lichten aard. Er behoefden geen patiënten in een ziekenhuis opgenomen te worden en allen zyn in betrekkeiyk korten tyd volkomen gene zen. Deze gegevens zyn ontleend aan de door de militaire geneeskundigen generaal-majoor de Vrieze en kolonel Elshout over vorenstaande aangelegenheid opgemaakte rapporten. Tegen overlegging van ambtelijke rapporten en adviezen bestaat by de genoemde Ministers be zwaar. Naar ons gemeld wordt heeft de vorige week in de Legerplaats by Oldebroek, onder leiding van den Commandant van het veldleger, een driedaagsche kader-verbindingsoefening plaats gehad met de bijna volledige oorlogsstaven van twee divisiegroepen en de lichte brigade, samen een honderdtal officieren tellend. Deze oefe ning was te beschouwen als de sluitsteen van het door dezen Commandant van het Veldleger ingevoerde „crisis"-oefenstelsel. Nu men namelijk op geldehjke gronden tyde- ïyk geen legermanoeuvres kan houden, wordt op andere wyze in de oefening van staven en troep voorzien. Zoo worden de manschappen gedurende hun herhalingsoefeningen onder be vel van hun oorlogsaanvoerders in kleiner ver band vereenigd en waar mogelijk met artille rie en hulpdiensten, een tweetal dagen onaf gebroken in het veld gebracht, alwaar onder meer gelegerd wordt in schuiltenten (de troep noemt ze hondenhokken) in toevallige leger- omstandigheden met voeding uit de veldkeu kens (keukenwagens). Deze oefeningen houden naburige garnizoe nen tegen elkaar; zij brengen de lagere aan voerders, bijna alleen reserveofficieren, in voort durend wisselende, voor hen onbekende oor logsomstandigheden, met de volle verantwoor delijkheid voor hun troep. Dit stelsel zoo vernamen wij heeft het voordeel van geen of weinig onkosten mee te brengen, hoewel inspannend, zeer in den smaak bij den troep te vallen en den leiders door de grootere overzichtelijkheid de gelegenheid te geven de details beter te zien, terstond op gemaakte fouten te kunnen wijzen en de waak zaamheid en beveiliging des nachts door pos ten en patrouilles tegenover een actieve tegen- party te oefenen. Generaal Röell is hiervan een groot voorstan der, zoodat hy zelfs aangespoord heeft, behalve gedurende de vervolg- en herhalingsoefeningen ook al in de eerste maanden der recruten-op- leiding den troep nu en dan plotseling zulk een oefening buiten het garnizoen met toevallig nachtverblijf te doen houden. Zulks onderbreekt de sleur, houdt den troep mobiel en ontwik kelt initiatief by de kaders. Zoo is er by de jongste herhalingsoefeningen gebruik gemaakt van plotseling vervoer van een volledig bataljon op automobielen van den Haarlemschen Motordienst, gedurende den nacht van het Gooi naar den Achterhoek, om aldaar in te grijpen in een gevecht om een rivierovergang over den Ryn met de pontonaf- deeling uit Dordt. Bovenal de mobiliteit en de bruikbaarheid als aanvoerder, onderofficier en soldaat te velde wint zeer door dit oefenstelsel. Intusschen mankeert er de groote legerma- noeuvre aan met zyn massaal spoorwegvervoer van troepen en zyn wryvingen te velde, voor aanvoering en verpleging aan groote troepen manoeuvres onafscheideiyk verbonden. Een deel daarvan, namelijk de soepelheid en de inwendige en onderlinge samenwerking der Diiiiiiiriiiiiiinii iiiiiiiiiiiiiiimii- Aan koopen heeft beslist de mensch, I Vooral de vrouw, gèèn hekel. Maar wat onaangenaam verrast En op de beurs kan toegepast, Is steeds dat Mane Thekel! 1 Gewogen, maar helaas te lichtI Neemt met den mensch een loopje! Dit dwingt hem van den eenen kant En daarbij zegt hem zijn verstand i 1 Te wachten op een koopje! De koopjes komen ieder jaar Met vaste tusschenpoozen. Want altijd na het vól-seizoen, 1 Voor wie het beter kunnen doen Wordt dan de tijd gekozen. Thans zitten wij er midden-in. U móet het wel beamen! Geen winkel zonder groot papier I Met: uitverkoopen doet men hier! En volgepropte ramen. De crisis? ach, wat crisis nu! De vrouio is altijd slimmer! Nü koopt men, daar men koopen kan. En 's avonds zegt zij tot haar man: Zöö'n koopje had ik nimmer! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) EE iiiimiiiiihiiiiiiiiiB hoogere staven kan beoefend worden in kader- verbindingsoefeningen, zooals thans te Olde broek gehouden. Daar waren negen groote oor logsstaven met hun uitgebreid oorlogstelefoon net, evenals te velde, aangelegd door de ver bindingstroepen der genie, gedurende drie da gen, dag en nacht, in actie; de uitgebreide kampinstallatie biedt hiervoor de gelegenheid, met weinig kosten, ook wat logies en verple ging betreft. Met lof hoorden wij gewagen van den uit- nemenden geest en goede verpleging bij de her halingsoefeningen, zoomede van het verschyn- sel, dat het korps reserve-officieren, dat bijna alle lagere aanvoerdersplaatsen bezet, zeer groo te vorderingen gemaakt heeft, dank zij zyn belangstelling, zijn verhoogd zelfvertrouwen en de er systematisch sinds de laatste jaren aan bestede zorgen. Naar ons by informatie naar de juistheid van deze mededeelingen van bevoegde zijde werd medegedeeld, stemt bovenstaand bericht met de feiten overeen. Het 20e Duitsche Bachfeest, dat van 79 Oc tober in Keulen zal plaats vinden, brengt be halve een aan dit feest gewijde godsdienstoefe ning met Prof. Ds. StahUn als feestredenaar en een voordracht van (Universiteits) Professor Ernst Bertram onder leiding van Prof. Heinrich Boell geesteiyke avondmuziek in de Karthauser- kerk, een kerkconcert in de Christuskerk en kamermuziek; verder onder leiding van Prof. Hermann Abendroth een koor- en orchestcon- cert in den „Gürzenich". In een ander concert zullen van Bach, Böhm e.a. die voor clavecimbel of orgel geschreven zyn, zoowel op het orgel (door den Keulschen organist Fritz Bremer) als ook op een nieuw door de firma Ammer ge bouwd clavecimbel (door den Leipziger Universi teitsorganist Fredrich Högner) ten gehoore ge bracht worden. Naast de Bachvereeniging Keu len, het Gürzenich-koor (Concertgenootschap) en het Stedelijk Orkest Keulen zullen als solisten medewerken: Amalia MerzTunner, Helene Fahrni (sopraan)Inga Torshof, Hildegard Hennecke (alt); Hans Hoffman, Walter Sturm (tenor)Hans Joachim Moser, Johannes Willy (bas); Philip Jarnach, Paul Baumgartner, Edu- ard Erdmann (Klavier; Julia Menz (Clavecim bel), e.a. Ingediend is een wetsontwerp tot goedkeu ring van het op 12 Maart 1933 te San'& tus- schen Nederland en Jemen gesloten verdrag van vriendschap. Het gebeurde enkele jaren geleden in Pe king," vertelde dr. Tervueren, Zonder mij om het gerommel van den oorlog te be kommeren waarvan ik dan ook weinig be merkte en nog minder lust had wijdde ik al mijn aandacht aan een oud, vergeten tempeltje, enkele kilometers buiten de stad gelegen. Of schoon het niet veel meer dan een ruïne was, vond ik het uit oudheidkundig oogpunt inte ressant genoeg en dagen achtereen speurde en snuffelde ik er er rond. By myn werk werd ik geholpen door myn vriend dr. Lo Wang van de Pekingsche universiteit, een nog jongen man, die ongetwpfeld een belangryke plaats zal gaan innemen in de archeologie. Lo Wang hield er omtrent dat vergeten tem peltje een theorie op na, die mij heel juist en logisch leek. Hij meende nameiyk dat zich hier een plaats van samenkomst bevond van een oude Chineesche secte, wier godsdienst op be langryke punten verschilde met het heerschen- de Boeddhisme. Wy besloten het tempeltje uit te graven en na langdurig en moeiiyk werk hadden we het geluk enkele vondsten te doen, die dr. juo Wang's theorie bevestigden. Onder de püinen troffen wij een oud afgods beeldje aan, waarmee Lo Wang met zekerheid meende te kunnen bewyzen aan welke secte het tempeltje behoorde. Op den avond, nadat we het beeldje hadden gevonden, zaten wij in de eetzaal van myn hotel in Peking. De atmosfeer was, als steeds, zeer internationaal. Overigens rustig en gedis tingeerd. Nauwelijks waren wij gezeten, of een bediende bracht mij een kaartje, waarop in het Duitscn een verzoek om een onderhoud geschreven stond. De onderteekening was L. Martens, een mij onbekende naam. Ik vroeg den bediende waar- die meneer Martens was en kreeg ten antwoord dat hij zich in zijn hotelkamer bevond. Wat zou die man met my willen bespreken? Voor zoover my bekend was het geen collega. Ik besloot den man het onderhoud toe te staan en na het diner, toen we in de rookka mer gezeten waren, kwam hij zyn opwachting maken. Het was een lange magere man van omstreeks vyf-en-dertig jaar, aan zyn kleeding en hou ding wel te herkennen als Duitscher. Hij sprak Duitsch met een niet geheel weggewerkt Ber- lynsch accent. „Sta my toe," begon hij, „mezelf wat nader voor te stellen. De naam L. Martens zegt u waarschijnlijk dat ik tot voor eenige jaren par ticulier secretaris was van prof. Berkenroth." Nu, van professor Berkenroth hadden wy na tuurlijk gehoord, want dat was de man die in China al veel interessante en merkwaardige opgravingen had verricht. De heer Martens vervolgde: „En nu rest me nog te vertellen waarover ik u wilde spreken. Ik weet dat u beiden bezig zyt met de opgravingen van het oude tempeltje en het is mij eveneens bekend dat u vandaag een belangrijke vondst hebt gedaan. U heeft het beeldje van Largus gevonden." Het was mij niet mogelijk een uitroep van verbazing te weerhouden. Myn vriend Lo Wang vertrok geen spier van zyn ondoorgrondelijk gelaat. Zelfs zyn oogen achter de ronde brille- glazen verrieden niets van wat er in hem om ging. Toch had Martens een belangryke mede- deeling gedaan. Hij had verklaard dat het beeldje de afbeelding was van den half-god Largus, iets waarover we het zelf nog niet eens waren. Hoe wist hy dat alles? Voor zoover het mo gelijk was hadden wy zoo min mogelyk over onze opgravingen laten uitlekken. Over het vin den van het beeldje hadden wij met niemand gesproken. „Ik wil u waarschuwen voor het beeldje," ging Martens verder. „Tydens myn werk .bij professor Berkenroth had ik gelegenheid de secte te bestudeeren, in wier tempel u thans aan het graven bent. Er heerschte onder de aanhangers van dien godsdienst de meening, dat de half-god Largus iederen oningewyde zou straffen, die zyn beeld zou schenden. U kent de geschiedenis met het graf van Tutank-Amon in Egypte, waarop een zelfde vervloeking zou rusten. Het klinkt heel geheimzinnig, maar de feiten stellen de dienaren van Largus in het DAAR GAAT HU,SANDY, HE JE HEM? et tjri, DIE H/J NAAKT. EEN T/JD LA HG ZAL HET HUN M/S - M SCH/ENGELUKKENZ/(H&UITFNSOKÏÏ S TEHOUOEN, MAARPERSALOO KOMT M LOONTJE OM Z'N BOONTJE EN m<RL/GEH ZE W/\T ZE VER O/ENENj. Illinium Milium IIIMIII MIMI 11 ■■■■■■■llllllllf gelijk. In de zeventiende eeuw hebben de Chi neesche machthebbers by den keizer hun in vloed aangewend om de secte van Largus te mogen uitroeien. Zy verkregen daartoe vergun ning en het gevolg is dan ook geweest dat of ficieel de secte van den aardbodem verdween. In werkelijkheid bleef ze nog langen tijd be staan. Alle menschen, die de hand aan hun tempel en afgodsbeeld hebben geslagen, zyn kort daarop een gruwelyken dood gestorven. Ik wilde u slechts dit mededeelen, omdat u het zelfde gevaar loopt." „Erg oninteressant," meende dr. Lo. Wang, maar ik dacht er anders over. „Dat u ons komt waarschuwen, heeft toch ook nog een an deren grond," zei ik tot Martens. f t_ „Het feit is reeds WVadk geschied. Uw i waarschuwing komt te laat. Dat moet u toch ook hebben ingezien. Is het soms, omdat u een mid del weet om de straf af te wenden?" Martens' gezicht verhelderde. „Inderdaad," antwoordde hij. „Zoo is het. Door myn studie heb ikwjntdekt wat de oor zaak was van den dood der beeldenschenners. Ik ben teveel Europeaan om me te laten bang- maken door geheimzinnige geschiedenissen, zelfs al schijnen de feiten daarmee overeen te stem men. Er moest een andere, een logischer oor zaak zijn, meende ik. Toevallig kon ik de hand leggen op een aantal geschriften, waarin een geleerd Chinees een theorie daarover schryft. Hij beweert, dat er zich in dat beeld verschei dene verborgen naalden bevinden, die bedekt zijn met een langzaam werkend vergif, dat ab soluut doodelijk is omdat er geen tegengif voor bestaat. Zijn onderzoek heeft verder uitgewezen dat die naalden pas na het drukken op een bepaald gedeelte van het beeld te voorschijn komen." „Ik heb niets gevoeld," zei Lo Wang scep tisch. „Dat is zeer goed mogelijk," gaf Martens ten antwoord. „Zeer waarschynlijk zyn de naalden nog niet te voorschijn gekomen. Zoudt u me willen toe staan het beeld te onderzoeken?" Na lang beraad voldeden we aan zyn ver zoek. Den volgenden dag nam Martens het beeld van ons over en begon het in zyn hotel kamer aan een nauwgezet onderzoek te onder werpen. Onderwyl waren Lo Wang en ik weer naar het terrein onzer werkzaamheden teruggekeerd. Tegen den middag bereikte ons een ontstellend bericht. .Martens was spoorloos verdwenen." In alleryi spoedden wy ons naar Peking en doorzochten het hotel. Ook het beeld was ver dwenen. wy trachtten zooveel mogelyk de zaak te sussen. Het was een leeiyk geval. Ongetwy- feld waren wy met onze goedgeloovigheid het slachtoffer geworden van een oplichter. Goed beschouwd was het buitengewoon ondoordacht van ons, want het beeld vertegenwoordigde een groote waarde. Van Martens werd echter niets meer gehoord, totdat ik op een goeden dag een brief kreeg uit Shanghai. Hij was afkomstig uit het hospitaal en on derteekend L. Martens! In het kort kwam de inhoud hierop neer, dat hij stervende was en ons smeekte hem te vergeven. Hy had inderdaad het beeld gestolen en van het verhaal over de vergiftigde naalden was niets waar. In Shanghai had hy zich wil len inschepen naar Europa. Den dag vóór het vertrek werd hy echter op de kade getroffen door een losschietende hijsch. Met een zware schedelbreuk werd hij in het hospitaal opge nomen. Bij onderzoek was gebleken dat in de hysch, die hem had getroffen, het afgodsbeeld zat, dat door den val tot gruizels was verbrijzeld. „En ziedaar," aldus beëindigde dr. Tervueren zijn verhaal, „een zeer ongewoon voorbeeld van een wraak der goden. Beter ware misschien te zeggen: een zonderlinge samenloop van om standigheden." BATAVIA, 3 Oct. (Aneta). Gisteravond vond de eerste contact-conferentie plaats van den directeur van het Departement van Binnen- landsch Bestuur met de zich voor de Europee sche kolonisatie interesseerende vereenigingen. By deze conferentie waren do voorzitter van den Volksraad en de regeeringsgemachtigde voor algemeene zaken aanwezig. De directeur van het Departement van Bin- nenlandsch Bestuur leidde de besprekingen in en gaf een uiteenzetting van het standpunt der regeering ten aanzien van het doel, selec tie der kolonisten, terreinkeuze, terreinrech ten, terreinexploitatie en eventueele overheids steun. De vergadering gaf blyk het streven der re geering naar contact te waardeeren, terwijl met de hoofdzaken van de inleidende nota door de aanwezigen werd ingestemd. De voorzitter deelde mede, dat de regeering bij de verleening van steun eenige medezeg genschap wenschte over de wyze waarop de gelden zullen worden besteed. De Vaderlandsche Club .deed weten koloni satie uit Nederland voor te staan. Zy zal ech ter zelf die kolonisatie niet ter hand nemen. Maandag 9 October wordt de conferentie voortgezet. A I //1 op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Obij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7?/) bij een ongeval met f O Cfk by verlies van een hand f 1 JJf oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f jffk by verlies van 'n /%llc LH/ OII IlS O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f üoodelijken afloop een voet ol een oog# A AO,~ luim of wijsvinger t#l/»~been oi arm# tri/»" anderen vinger „Als dit feit niet verklaard wordt, juffrouw Leavenworth," vervolgde ik met nadruk, „zal men steeds aan haar onschuld blyven twyfelen en dat zal haar naam bezoedelen. Alleen haar smette- looze reputatie en de inspanning van iemand, die ondanks allen schyn steeds aan haar on schuld heeft geloofd, hebben tot nu toe belet, dat tie poiri-e haar in hechtenis nam. Die sleu tel en het hardnekkig stilzwijgen van juffrouw Eleonore zullen haar weldra in 'n afgrond stor ten, waaruit zelfs haar beste vrienden haar niet meer zullen kunnen redden." „En u zegt dat ..Dat u medeiyden moet hebben met het arme meisje, dat zichzelf in 't verderf stort, en dat u, door het blootleggen van feiten die geen geheim voor u kunnen zyn, het gevaar kunt afwenden dat haar bedreigt." „Zoudt u soms willen beweren, mynheer," riep ze woedend uit, „dat ik meer weet dan u over dit vtrschrikkeiyke drama? Verdenkt men my misschien ook? Bent u hier gekomen om my te beschuldigen. „Juffrouw Leavenworth," riep ik uit, „biyf kalm. Ik beschuldig u nergens van. Ik zoek al leen een verklaring voor dat bezwarende stil zwijgen. van uw nicht. U moet de reden toch kennen. Juffrouw Eleonore is ten slotte fami lie van u, by na uw zuster; u leeft sedert tien jaar onder één dak. U moet mij toch kunnen zeggen, omwille van wien zy blyft zwygen en feiten verbergen die, als zy bekend waren, ons den waren schuldige zouden aanwijzen." Toen zy niet antwoordde, stond ik op, keek haar vlak in het gelaat en vervolgde: „Juffrouw Leavenworth, gelooft u, dat uw nicht schuldig is, ja of neen?" „Schuldig! Eleonore? Myn God, als iedereen zoo onschuldig was als zy!" „Dan gelooft u toch ook, dat zy zwygt uit op offering, om iemand anders niet te beschuldi- digen?" „Neen, dat zeg ik niet. Waarom verklaart u mijn woorden op deze manier?" „Eleonore's karakter laat geen anderen uitleg toe. Of het een of het ander: óf zy is gek, óf zij helpt iemand ten koste van zichzelf." Mary klemde de lippen opeen. „En voor wien denkt u dat zy zich opoffert?" vroeg zy. „Om dat te weten te komen, roep ik nu juist uw hulp in. U kent haar verleden „Het spijt my, maar u vergist zich. Ik weet van Eleonore's gevoelens weinig of niets. Om achter dat geheim te komen, zult u ergens an ders moeten zyn." Ik veranderde van tactiek. „Toen Eleonore u vertelde, dat men dien be- ruchten sleutel op haar gevonden had, heeft zij u toen gezegd, hce zy er aan kwam en waarom zy hem verborg?" „Neen." „Zy vertelde u alleen het feit?" „Ja." „Is het niet vreemd, dat zy deze bekentenis deed aan degene, die haar eenige uren te voren beschuldigde van de meest afgrijseiyke mis daad?" „Wat bedoelt u?" riep Mary met verstikte stem. „U zult toch niet willen ontkennen, dat u haar niet alleen schuldig achtte, maar haar zelfs het bedrijven van de misdaad verweet?" „Wat bedoelt u toch?" „Herinnert u zich niet meer, wat u op den ochtend van het onderzoek op uw kamer ge zegd hebt, vlak voordat Gryce en lk binnen kwamen?" By deze woorden kwam er een plotselinge uit drukking van vrees in Mary's oogen. „Hebt u dat gehoord?" stamelde zy. „Ja, ik kon het niet helpen, ik stond buiten voor de deur en „Wat hebt u gehoord?" Ik herhaalde haar wat wy gehoord hadden. „Waar was Gryce?" „Hy stond naast my." „En u hebt dit incident nog niet vergeten?" „Hoe zou dat mogelyk zyn?" Zy steunde haar hoofd in haar handen en bleef eenigen tyd in diep gepeins verzonken. „Daarom bent u vanavond hier?" riep zy ver ontwaardigd uit. Met die woorden steeds in uw gedachten, komt u hier by my en kwelt u mij met wagen." „Wilt u dan die vragen niet beantwoorden, zelfs niet waar het gaat om de eer van iemand, die u na aan 't hart moest liggen? Hoe kon u, op een oogenblik dat men van de byzonderheden van de misdaad nog niets afwist, uw nicht be schuldigen, en waarom hebt u later, toen er meer redenen waren om haar te beschuldigen, zoo uw best gedaan' om haar te beschermen?" Mary luisterde niet meer. Al wat zy zeide was: „O! Wat een afschuwelyke toestand!" „Juffrouw Leavenworth," hernam ik, „hoewel er op het oogenblik een tydelyk misverstand heerscht tusschen uw nicht en u, zoudt u toch niet den schyn op u willen laden, dat u haar vijandig gezind bent Spreek daarom. Noem mij den naam van dengene, voor wien zy zich op offert. Alleen een kleine toespeling al...." Maar zij sprong plotseling op en viel my in de rede: Ik zeg u toch niets, mynheer Raymond, vraag my niets." En voor den tweeden keer keek zy naar de klok. Ik probeerde het op een andere manier. „Een poosje geleden," zoo ging ik voort, „hebt u my gevraagd, of men kwaad, dat men veroor zaakt heeft, moet bekennen; ik antwoordde u ontkennend, tenzy die bekentenis herstel van 't veroorzaakte kwaad ten gevolge zou hebben Herinnert u het zich?" zy bewoog de lippen, maar sprak geen woord. „Ik begin te gelooven," vervolgde ik, „dat be kennen de eenige mogelijkheid is om uit deze moeiiyke positie te geraken en dat Eleonore al leen gered kan worden, wanneer u vertelt wat u weet. Wilt u geen gehoor geven aan mijn drin gend verzoek?" „O! Kon ik het maar!" mompelde zy. „Waarom zoudt u het niet kunnen? Al blijft Eleonore zwygen, daarom hoeft u haar voor beeld immers niet te volgen? Het eenige wat u bereikt is, dat haar toestand nog hopeloozer wordt!" „Dat weet ik wel; maar ik kan er niets aan doen. Het noodlot wil het; ik kan er niet tegen op." „U vergist zich. Als u maar wilde." „O! Als u eens wist!"riep zy uit. „Ik weet dit: wanneer iemand- van den rech ten weg afdwaalt, geraakt hy op dwaalwegen." Er blonken tranen in haar oogen en haar schouders schokten, alsof zy met moeite haar snikken Inhield; zy opende haar lippenIk dacht al, dat ik het pleit gewonnen had, toen er aan de voordeur werd gebeld. „O!" riep zy uit, en draaide zich snel om, „zég hem dat ik hem niet kan ontvangen, zeg hem. „Juffrouw Leavenworth," zei ik, terwyl ik haar handen greep, ,denk niet aan dat gebel, denk slechts hieraan: ik heb u een vraag gesteld, die de oplossing van het heele geheim bevat; ant woord mij. Vertel mij welke ongelukkige om standigheden Maar heftig rukte zy haar handen uit de myne en riep: „De deur, men zal opendoen en...." Ik ging naar de hall en ontmoette daar Tho mas, die uit het souterrain kwam en zei hem: „Ga maar weer naar beneden, ik zal je wel roepen als ik je noodig heb." De knecht boog en verdween. „U wacht op mijn antwoord?" vroeg Mary toen ik terug kwam in het salon. „Ik kan u niets zeggen." „Maar...." „Het is onmogeiyk," antwoordde zij, terwijl zü naar de deur staarde. „Juffrouw Leavenworth!" Zy schrok op. „Als u nu niet spreekt, zult u het nooit meer doen, vrees ik." „Het is onmogelijk," herhaalde zij. Weer werd er gebeld en ik ging naar de hall om Thomas te roepen. „Je kunt de deur nu wel open doen," beval ik en ik keerde terug naar Mary. Maar zy wees naar boven en zei: „Laat my alleen!" Met een blik gaf zy Thomas te kennen, dat hy moest wachten tot ik weg was. „Ik zie u nog wel vóór ik wegga," riep ik. Terwyi ik de trap op aing, hoorde ik Thomas de deur openen en een mannenstem vroeg: „Is juffrouw Leavenworth thuis?" „Ja, mijnheer," antwoordde de knecht. Stel u myn verbazing voor, toen ik mij over de leuning boog en in den persoon van den on- tijdigen bezoeker Clavering herkende. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 6