Md iwfml van den dag
Bij den operette-koning Franz Léhar
DE FILM ZIJNER HERIN
NERINGEN
UITVERKOOP
DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - Vrij reizen
I
WOENSDAG 4 OCTOBER
Geïnspireerd door de wereld
beroemde Maria Jeritza
schreef hij de opera
„Giuditta"
Televisie in Amerika
PliPifi:
Franz Léhar
Beri-beri op Onrust
„Crïsis"-oefenstelsel
veldleger
Driedaagsche kader-verbindings
oefening
Het Duitsche Bachfeest té Keulen
Goedkeuring vriendschapsverdrag
met Jemen
M OAART, DE BRIGADIER
\D!KK0PPERTRE/N WEGBRENG!
WA TEENMENf(HEN DAARAAN'?
ISTA T/ONT/KBENE VEN H/BOWSGIB
WO ALS IEDEREEN, MAAR!Km ER
{EEN HEKEL AAM HEBBEN W/EDElr
t EN 2A0 PATIK ZOO MEUMG/E/IKA
yVAG
\V
HEM. IK ZOUN/ET6RA AG Hl
DIKKOP'j PLAATS WILLEN ZIJN.
-ZELFS N/ET ALS H< VRIJKOM
RE!ZEN. HET ZAL VOOR LAN
WGEN TNO OELAATSTE RE/S
fWANNEER JEOE KRANTENLÈÈÏf\
EM DE MEDISCHEM HOONT SPRE
KEN, 5 A NOY, OAN ZOU JE MEE HEN
DAT 5CHELMEN ER ALT/JO GOEo'
afkomen, maarzoo >s het niet,
der goden I
Overleg met Regeering
Omtrent de Europeesche
kolonisatie
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
HET GEVAL
LEAVENWORTH
DOOR ANNA K. GREEN
M 23
Internationaal Congres te Weenen en ondanks
den nood der tijden bieden de gastheeren
den buitenlanders het beste wat ze hebben.
En zoo staan naast velerlei uitstapjes óók een
bezoek aan de vorstelijke Opera met zijn uit
muntend gezelschap en een écht Weensche
Operette op het feestprogramma.
Als bijzondere attractie zal Franz Léhar zélf
zijn Graaf van Luxemburg" dirigeeren! Een
oud paardje, dat echter onder de bezielende lei
ding van den componist weer dartel wordt!
Vooral waar de beroemde Maria Jeritza, de lie
veling van het Weensche publiek, de hoofdrol
vertolkt.
De laatste jaren onophoudelijk in Amerika,
waar men haar zóó vorstelijk betaalt, dat ze
niets voelt voor een Europeesche tournée, zal ze
nooit nalaten om in haar vacanties in Weenen
te zingen.
Als we na afloop van de operette gezellig met
z'n drieën in Jeritza's kleedkamer zitten, die er
nu eens écht uitziet als de traditioneele „film
kleedkamer", vertelt ze:
.Natuurlijk is Weenen nooit een financieel
succes, maar ik heb er heel wat voor over, dat
mijn stadgenooten me als een van de hunnen
blijven beschouwen."
En dat ze er in slaagt om ondanks haar lang
durig verblijf in de nieuwe wereld zich als
Weensche te handhaven, blijkt wel uit het feit,
dat haar onlangs een briefkaart uit Zuid-Ame-
rika bereikte, die geadresseerd was aan „Jeritza-
Europa!"
Waarop de grijze wals-koning haar over
troeft met zijn:
„Dat is nog niets bij den brief, waarop als
eenig adres stond: ,,Aan den componist van" en
daarachter een notenbalk met enkele maten uit
de „Lustige Witwe."
Daar ik medelijden heb met den in zwijm ge
vallen boord van Léhar en vermoed dat hij dol
graag zijn rok zal willen verwisselen voor een
gemakkelijk huisjasje, stel ik voor om hem eerst
faire te nemen.
En gehoorzaam draait de ruim zestigjarige
componist voor de zooveelste maal van zijn le
ven de film zijner herinneringen.
„Hoewel ik al meer dan dertig jaar in Weenen
woon en t meerendeel van mijn werk een spe
cifiek Weensch karakter draagt, ben ik toch
een Hongaar. Ik stam uit een muziekfamilie en
studeerde zes jaar aan het Praagsche Conser
vatorium. Daarna nam ik dienst en was de
jongste kapelmeester van het Keizerlijk-Ko
ninklijk leger. Dat waren mooie dagen, waaraan
ik nog met pleizier terug denk.
Toen ik goed dertig was kreeg de liefhebberij
voor componeeren, die me als jongen van acht
jaar al muziekstukjes voor mijn moeder deed
schrijven, me weer te pakken. En na enkele,
vrijwel onbekende, opera's kwam in 1905 „Die
lustige Witwe", mijn eerste wereldsucces.
Sindsdien heb ik het dirigeeren er aan gege
ven en ben de Léhar van „de Weensche operet
tes". En tóch voel ik me meer getrokken tot
zwaardere muziek, wat b.v. sterk uitkomt in
,Das Land des Lachelns", dat op sommige
plaatsen veel weg heeft van een opera. Een ope
rette, waarin de gaven van een Tauber naar
waarde tot hun recht komen. En ook de Hol
lander Willy Thunis kwijt zich niet onverdien
stelijk van zijn taak en trekt nu al een Jaar lang
in Parijs avond aan avond uitverkochte zalen.
Ik ben nu Juist gereed met een nieuw werk
en ditmaal is het eens géén operette, maar een
muzikaal drama in 5 acten naar een Carmen-
gegeven.
Ik schreef „Giuditta" speciaal voor Jeritza en
maak het haar geweldig moeilijk. De ,3riin-
hilde" uit de .Gotterdammerung" is er een
peuleschilietje bij! Jeritza vertolkt daarin de
hoofdrol. Daarna gaat ze terug naar Amerika
en laat me in den steek. Wat er dan van „Giu
ditta" en mij terecht moet komen weet ik niet."
Bij deze plagerij buigt de hoffelijke Weener
zich diep over het beelcLg gemanucuurd handje
van de zangeres.
Op zijn: „Zij is de helft van mijn succes",
drijft de veelzijdige artiste, die naast zangeres
óók een uitmuntende actrice is, hem met een
„Nu is het genoeg" naar de deur.
Als we ons daarna weer rustig op den breeden
divan genesteld hebben vertelt Jeritza bij brok
stukken over haar carrière. Want naar aanlei
ding van de beeldige toiletten, die ondertus-
schen door de kamenier in groote koffers ge
vlijd worden, ontaardt het ernstig bedoelde in
terview soms in genoeglijken modebabbel.
„Het heeft geen haar gescheeld of ik was non
geworden. Als kind werd ik naar een kost
school gestuurd en ik vond het zingen op het
koor zóó prettig, dat ik er voorgoed wilde blij
ven.
Ze paaiden me met muzieklessen en stuurden
me naar het Conservatorium, waar ze bitter
spijt van kregen toen ik voor den dag kwam
»f:
mm g|p
met het plan om zangeres te worden. Na heel
wat tegenstand lukte het me op de planken te
komen en tot heden toe bestaat er geen grooter
genot voor me."
Op mijn vraag, wét ze het liefste zingt, blijft
de vrouw, die den eenen avond lauweren oogst
in zware Wagner-partijen om den daarop vol
genden te dartelen in een operette en een der
den keer in deftige concertzaal een religieus
oratorium te zingen, het antwoord schuldig.
Het gaat haar als Léhar, al haar werk is
haar even lief.
„Op het oogenblik is het hard werken en schiet
mijn vacantie er leelijk bij in. We zijn aan het
filmen. „Alexandra" is een emigrantenfilm, die
te Weenen wordt opgenomen en Léhar schreef
de muziek speciaal voor mij.
In September ga ik naar Amerika terug, maar
wat het dezen winter moet worden weet ik niet.
De .Metropolitan" werd vorig jaar nog maar
met de grootste moeite door particuliere giften
in stand gehouden. Voor mij maakt het weinig
uit al zou tot sluiting worden overgegaan, want
ik zing in hoofdzaak radio-concerten. Soms 25
of 30 per maand. Mijn stem eigent zich buiten
gewoon voor radio en ik haalde in New York
den eersten prijs. Ik geloof, dat er geen beter
middel is om je stem te cultiveeren als het zin
gen voor de michofoon, want iedere fout wordt
geaccentueerd; zélfs een lichte zucht stoort,
zoodat je gedwongen bent je ademtechniek
steeds te vervolmaken.
Vóór mijn vertrek naar Europa heb ik ken
nis gemaakt met de telavisie en wat mij betreft
kunnen ze deze vinding niet gauw genoeg al
gemeen toepassen."
Best te begrijpen, dat een zangeres met het
uiterlijk en de garderobe van Jeritza er niet
veel voor voelt om nog langer in het verborgen
te blijven, maar of in het algemeen de luister
vinken er op vooruit zullen gaan als de televisie
algemeen ingevoerd wordt betwijfel ik!
De Ministers Colljn en Deckers hebben op de
desbetreffende vragen van mevrouw de Vries-
Bruins nader geantwoord, dat het hun bekend
is, dat onder de personen, die gearresteerd ztjn
ten gevolge van de ongeregeldheden bij de ma
rine in Nederlandsch-Indië, voor zoover zij ver
blijf houden op het eiland Onrust, beri-beri is
voorgekomen.
In totaal hebben zich by 62 dezer personen
berl-beri-verschijnselen voorgedaan. Sterfgeval
len zijn niet voorgekomen.
De ziekte is uitsluitend voorgekomen onder
de arrestanten der marine.
De uitspraak, dat de oorzaak van het ont
staan der ziekte uitsluitend moet worden ge
zocht in de samenstelling van het voedsel, kan
niet als juist worden erkend. Onder de op On
rust werkzame koelies, aan welke geheel de
zelfde voeding wordt verstrekt, zyn geen beri-
beri-verschynselen voorgekomen.
De voeding is samengesteld en voorgeschre
ven door den divisiecommandant te Weltevre
den, op raad van den divisie-intendant.
Beri-beri is ook onder de arrestanten op Ma-
doera voorgekomen, echter in geringe mate en
van lichten aard. Er behoefden geen patiënten
in een ziekenhuis opgenomen te worden en allen
zyn in betrekkeiyk korten tyd volkomen gene
zen.
Deze gegevens zyn ontleend aan de door de
militaire geneeskundigen generaal-majoor de
Vrieze en kolonel Elshout over vorenstaande
aangelegenheid opgemaakte rapporten.
Tegen overlegging van ambtelijke rapporten en
adviezen bestaat by de genoemde Ministers be
zwaar.
Naar ons gemeld wordt heeft de vorige week
in de Legerplaats by Oldebroek, onder leiding
van den Commandant van het veldleger, een
driedaagsche kader-verbindingsoefening plaats
gehad met de bijna volledige oorlogsstaven van
twee divisiegroepen en de lichte brigade, samen
een honderdtal officieren tellend. Deze oefe
ning was te beschouwen als de sluitsteen van
het door dezen Commandant van het Veldleger
ingevoerde „crisis"-oefenstelsel.
Nu men namelijk op geldehjke gronden tyde-
ïyk geen legermanoeuvres kan houden, wordt
op andere wyze in de oefening van staven en
troep voorzien. Zoo worden de manschappen
gedurende hun herhalingsoefeningen onder be
vel van hun oorlogsaanvoerders in kleiner ver
band vereenigd en waar mogelijk met artille
rie en hulpdiensten, een tweetal dagen onaf
gebroken in het veld gebracht, alwaar onder
meer gelegerd wordt in schuiltenten (de troep
noemt ze hondenhokken) in toevallige leger-
omstandigheden met voeding uit de veldkeu
kens (keukenwagens).
Deze oefeningen houden naburige garnizoe
nen tegen elkaar; zij brengen de lagere aan
voerders, bijna alleen reserveofficieren, in voort
durend wisselende, voor hen onbekende oor
logsomstandigheden, met de volle verantwoor
delijkheid voor hun troep.
Dit stelsel zoo vernamen wij heeft het
voordeel van geen of weinig onkosten mee te
brengen, hoewel inspannend, zeer in den smaak
bij den troep te vallen en den leiders door
de grootere overzichtelijkheid de gelegenheid
te geven de details beter te zien, terstond op
gemaakte fouten te kunnen wijzen en de waak
zaamheid en beveiliging des nachts door pos
ten en patrouilles tegenover een actieve tegen-
party te oefenen.
Generaal Röell is hiervan een groot voorstan
der, zoodat hy zelfs aangespoord heeft, behalve
gedurende de vervolg- en herhalingsoefeningen
ook al in de eerste maanden der recruten-op-
leiding den troep nu en dan plotseling zulk een
oefening buiten het garnizoen met toevallig
nachtverblijf te doen houden. Zulks onderbreekt
de sleur, houdt den troep mobiel en ontwik
kelt initiatief by de kaders.
Zoo is er by de jongste herhalingsoefeningen
gebruik gemaakt van plotseling vervoer van een
volledig bataljon op automobielen van den
Haarlemschen Motordienst, gedurende den
nacht van het Gooi naar den Achterhoek, om
aldaar in te grijpen in een gevecht om een
rivierovergang over den Ryn met de pontonaf-
deeling uit Dordt.
Bovenal de mobiliteit en de bruikbaarheid als
aanvoerder, onderofficier en soldaat te velde
wint zeer door dit oefenstelsel.
Intusschen mankeert er de groote legerma-
noeuvre aan met zyn massaal spoorwegvervoer
van troepen en zyn wryvingen te velde, voor
aanvoering en verpleging aan groote troepen
manoeuvres onafscheideiyk verbonden.
Een deel daarvan, namelijk de soepelheid en
de inwendige en onderlinge samenwerking der
Diiiiiiiriiiiiiinii
iiiiiiiiiiiiiiimii-
Aan koopen heeft beslist de mensch,
I Vooral de vrouw, gèèn hekel.
Maar wat onaangenaam verrast
En op de beurs kan toegepast,
Is steeds dat Mane Thekel!
1 Gewogen, maar helaas te lichtI
Neemt met den mensch een loopje!
Dit dwingt hem van den eenen kant
En daarbij zegt hem zijn verstand i
1 Te wachten op een koopje!
De koopjes komen ieder jaar
Met vaste tusschenpoozen.
Want altijd na het vól-seizoen,
1 Voor wie het beter kunnen doen
Wordt dan de tijd gekozen.
Thans zitten wij er midden-in.
U móet het wel beamen!
Geen winkel zonder groot papier
I Met: uitverkoopen doet men hier!
En volgepropte ramen.
De crisis? ach, wat crisis nu!
De vrouio is altijd slimmer!
Nü koopt men, daar men koopen kan.
En 's avonds zegt zij tot haar man:
Zöö'n koopje had ik nimmer!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
EE
iiiimiiiiihiiiiiiiiiB
hoogere staven kan beoefend worden in kader-
verbindingsoefeningen, zooals thans te Olde
broek gehouden. Daar waren negen groote oor
logsstaven met hun uitgebreid oorlogstelefoon
net, evenals te velde, aangelegd door de ver
bindingstroepen der genie, gedurende drie da
gen, dag en nacht, in actie; de uitgebreide
kampinstallatie biedt hiervoor de gelegenheid,
met weinig kosten, ook wat logies en verple
ging betreft.
Met lof hoorden wij gewagen van den uit-
nemenden geest en goede verpleging bij de her
halingsoefeningen, zoomede van het verschyn-
sel, dat het korps reserve-officieren, dat bijna
alle lagere aanvoerdersplaatsen bezet, zeer groo
te vorderingen gemaakt heeft, dank zij zyn
belangstelling, zijn verhoogd zelfvertrouwen en
de er systematisch sinds de laatste jaren aan
bestede zorgen.
Naar ons by informatie naar de juistheid
van deze mededeelingen van bevoegde zijde
werd medegedeeld, stemt bovenstaand bericht
met de feiten overeen.
Het 20e Duitsche Bachfeest, dat van 79 Oc
tober in Keulen zal plaats vinden, brengt be
halve een aan dit feest gewijde godsdienstoefe
ning met Prof. Ds. StahUn als feestredenaar en
een voordracht van (Universiteits) Professor
Ernst Bertram onder leiding van Prof. Heinrich
Boell geesteiyke avondmuziek in de Karthauser-
kerk, een kerkconcert in de Christuskerk en
kamermuziek; verder onder leiding van Prof.
Hermann Abendroth een koor- en orchestcon-
cert in den „Gürzenich". In een ander concert
zullen van Bach, Böhm e.a. die voor clavecimbel
of orgel geschreven zyn, zoowel op het orgel
(door den Keulschen organist Fritz Bremer) als
ook op een nieuw door de firma Ammer ge
bouwd clavecimbel (door den Leipziger Universi
teitsorganist Fredrich Högner) ten gehoore ge
bracht worden. Naast de Bachvereeniging Keu
len, het Gürzenich-koor (Concertgenootschap)
en het Stedelijk Orkest Keulen zullen als solisten
medewerken: Amalia MerzTunner, Helene
Fahrni (sopraan)Inga Torshof, Hildegard
Hennecke (alt); Hans Hoffman, Walter Sturm
(tenor)Hans Joachim Moser, Johannes Willy
(bas); Philip Jarnach, Paul Baumgartner, Edu-
ard Erdmann (Klavier; Julia Menz (Clavecim
bel), e.a.
Ingediend is een wetsontwerp tot goedkeu
ring van het op 12 Maart 1933 te San'& tus-
schen Nederland en Jemen gesloten verdrag
van vriendschap.
Het gebeurde enkele jaren geleden in Pe
king," vertelde dr. Tervueren, Zonder mij
om het gerommel van den oorlog te be
kommeren waarvan ik dan ook weinig be
merkte en nog minder lust had wijdde ik al
mijn aandacht aan een oud, vergeten tempeltje,
enkele kilometers buiten de stad gelegen. Of
schoon het niet veel meer dan een ruïne was,
vond ik het uit oudheidkundig oogpunt inte
ressant genoeg en dagen achtereen speurde en
snuffelde ik er er rond. By myn werk werd ik
geholpen door myn vriend dr. Lo Wang van
de Pekingsche universiteit, een nog jongen man,
die ongetwpfeld een belangryke plaats zal gaan
innemen in de archeologie.
Lo Wang hield er omtrent dat vergeten tem
peltje een theorie op na, die mij heel juist en
logisch leek. Hij meende nameiyk dat zich hier
een plaats van samenkomst bevond van een
oude Chineesche secte, wier godsdienst op be
langryke punten verschilde met het heerschen-
de Boeddhisme.
Wy besloten het tempeltje uit te graven en
na langdurig en moeiiyk werk hadden we het
geluk enkele vondsten te doen, die dr. juo
Wang's theorie bevestigden.
Onder de püinen troffen wij een oud afgods
beeldje aan, waarmee Lo Wang met zekerheid
meende te kunnen bewyzen aan welke secte het
tempeltje behoorde.
Op den avond, nadat we het beeldje hadden
gevonden, zaten wij in de eetzaal van myn
hotel in Peking. De atmosfeer was, als steeds,
zeer internationaal. Overigens rustig en gedis
tingeerd.
Nauwelijks waren wij gezeten, of een bediende
bracht mij een kaartje, waarop in het Duitscn
een verzoek om een onderhoud geschreven stond.
De onderteekening was L. Martens, een mij
onbekende naam. Ik vroeg den bediende waar-
die meneer Martens was en kreeg ten antwoord
dat hij zich in zijn hotelkamer bevond. Wat
zou die man met my willen bespreken? Voor
zoover my bekend was het geen collega.
Ik besloot den man het onderhoud toe te
staan en na het diner, toen we in de rookka
mer gezeten waren, kwam hij zyn opwachting
maken.
Het was een lange magere man van omstreeks
vyf-en-dertig jaar, aan zyn kleeding en hou
ding wel te herkennen als Duitscher. Hij sprak
Duitsch met een niet geheel weggewerkt Ber-
lynsch accent.
„Sta my toe," begon hij, „mezelf wat nader
voor te stellen. De naam L. Martens zegt u
waarschijnlijk dat ik tot voor eenige jaren par
ticulier secretaris was van prof. Berkenroth."
Nu, van professor Berkenroth hadden wy na
tuurlijk gehoord, want dat was de man die in
China al veel interessante en merkwaardige
opgravingen had verricht.
De heer Martens vervolgde:
„En nu rest me nog te vertellen waarover ik
u wilde spreken. Ik weet dat u beiden bezig zyt
met de opgravingen van het oude tempeltje en
het is mij eveneens bekend dat u vandaag een
belangrijke vondst hebt gedaan. U heeft het
beeldje van Largus gevonden."
Het was mij niet mogelijk een uitroep van
verbazing te weerhouden. Myn vriend Lo Wang
vertrok geen spier van zyn ondoorgrondelijk
gelaat. Zelfs zyn oogen achter de ronde brille-
glazen verrieden niets van wat er in hem om
ging. Toch had Martens een belangryke mede-
deeling gedaan. Hij had verklaard dat het
beeldje de afbeelding was van den half-god
Largus, iets waarover we het zelf nog niet eens
waren.
Hoe wist hy dat alles? Voor zoover het mo
gelijk was hadden wy zoo min mogelyk over
onze opgravingen laten uitlekken. Over het vin
den van het beeldje hadden wij met niemand
gesproken.
„Ik wil u waarschuwen voor het beeldje,"
ging Martens verder. „Tydens myn werk .bij
professor Berkenroth had ik gelegenheid de
secte te bestudeeren, in wier tempel u thans
aan het graven bent. Er heerschte onder de
aanhangers van dien godsdienst de meening,
dat de half-god Largus iederen oningewyde zou
straffen, die zyn beeld zou schenden. U kent
de geschiedenis met het graf van Tutank-Amon
in Egypte, waarop een zelfde vervloeking zou
rusten. Het klinkt heel geheimzinnig, maar de
feiten stellen de dienaren van Largus in het
DAAR GAAT
HU,SANDY,
HE JE HEM?
et
tjri, DIE H/J NAAKT.
EEN T/JD LA HG ZAL HET HUN M/S -
M SCH/ENGELUKKENZ/(H&UITFNSOKÏÏ
S TEHOUOEN, MAARPERSALOO KOMT
M LOONTJE OM Z'N BOONTJE EN
m<RL/GEH ZE W/\T ZE VER O/ENENj.
Illinium Milium IIIMIII MIMI 11 ■■■■■■■llllllllf
gelijk. In de zeventiende eeuw hebben de Chi
neesche machthebbers by den keizer hun in
vloed aangewend om de secte van Largus te
mogen uitroeien. Zy verkregen daartoe vergun
ning en het gevolg is dan ook geweest dat of
ficieel de secte van den aardbodem verdween.
In werkelijkheid bleef ze nog langen tijd be
staan. Alle menschen, die de hand aan hun
tempel en afgodsbeeld hebben geslagen, zyn
kort daarop een gruwelyken dood gestorven. Ik
wilde u slechts dit mededeelen, omdat u het
zelfde gevaar loopt."
„Erg oninteressant," meende dr. Lo. Wang,
maar ik dacht er anders over.
„Dat u ons komt waarschuwen, heeft toch
ook nog een an
deren grond," zei
ik tot Martens. f t_
„Het feit is reeds WVadk
geschied. Uw i
waarschuwing
komt te laat. Dat
moet u toch ook
hebben ingezien. Is het soms, omdat u een mid
del weet om de straf af te wenden?"
Martens' gezicht verhelderde.
„Inderdaad," antwoordde hij. „Zoo is het.
Door myn studie heb ikwjntdekt wat de oor
zaak was van den dood der beeldenschenners.
Ik ben teveel Europeaan om me te laten bang-
maken door geheimzinnige geschiedenissen, zelfs
al schijnen de feiten daarmee overeen te stem
men. Er moest een andere, een logischer oor
zaak zijn, meende ik. Toevallig kon ik de hand
leggen op een aantal geschriften, waarin een
geleerd Chinees een theorie daarover schryft.
Hij beweert, dat er zich in dat beeld verschei
dene verborgen naalden bevinden, die bedekt
zijn met een langzaam werkend vergif, dat ab
soluut doodelijk is omdat er geen tegengif voor
bestaat. Zijn onderzoek heeft verder uitgewezen
dat die naalden pas na het drukken op een
bepaald gedeelte van het beeld te voorschijn
komen."
„Ik heb niets gevoeld," zei Lo Wang scep
tisch.
„Dat is zeer goed mogelijk," gaf Martens
ten antwoord.
„Zeer waarschynlijk zyn de naalden nog niet
te voorschijn gekomen. Zoudt u me willen toe
staan het beeld te onderzoeken?"
Na lang beraad voldeden we aan zyn ver
zoek. Den volgenden dag nam Martens het
beeld van ons over en begon het in zyn hotel
kamer aan een nauwgezet onderzoek te onder
werpen.
Onderwyl waren Lo Wang en ik weer naar
het terrein onzer werkzaamheden teruggekeerd.
Tegen den middag bereikte ons een ontstellend
bericht.
.Martens was spoorloos verdwenen."
In alleryi spoedden wy ons naar Peking en
doorzochten het hotel. Ook het beeld was ver
dwenen. wy trachtten zooveel mogelyk de zaak
te sussen. Het was een leeiyk geval. Ongetwy-
feld waren wy met onze goedgeloovigheid het
slachtoffer geworden van een oplichter. Goed
beschouwd was het buitengewoon ondoordacht
van ons, want het beeld vertegenwoordigde een
groote waarde.
Van Martens werd echter niets meer gehoord,
totdat ik op een goeden dag een brief kreeg uit
Shanghai.
Hij was afkomstig uit het hospitaal en on
derteekend L. Martens!
In het kort kwam de inhoud hierop neer,
dat hij stervende was en ons smeekte hem te
vergeven. Hy had inderdaad het beeld gestolen
en van het verhaal over de vergiftigde naalden
was niets waar. In Shanghai had hy zich wil
len inschepen naar Europa. Den dag vóór het
vertrek werd hy echter op de kade getroffen
door een losschietende hijsch. Met een zware
schedelbreuk werd hij in het hospitaal opge
nomen.
Bij onderzoek was gebleken dat in de hysch,
die hem had getroffen, het afgodsbeeld zat,
dat door den val tot gruizels was verbrijzeld.
„En ziedaar," aldus beëindigde dr. Tervueren
zijn verhaal, „een zeer ongewoon voorbeeld van
een wraak der goden. Beter ware misschien te
zeggen: een zonderlinge samenloop van om
standigheden."
BATAVIA, 3 Oct. (Aneta). Gisteravond vond
de eerste contact-conferentie plaats van den
directeur van het Departement van Binnen-
landsch Bestuur met de zich voor de Europee
sche kolonisatie interesseerende vereenigingen.
By deze conferentie waren do voorzitter van
den Volksraad en de regeeringsgemachtigde
voor algemeene zaken aanwezig.
De directeur van het Departement van Bin-
nenlandsch Bestuur leidde de besprekingen in
en gaf een uiteenzetting van het standpunt
der regeering ten aanzien van het doel, selec
tie der kolonisten, terreinkeuze, terreinrech
ten, terreinexploitatie en eventueele overheids
steun.
De vergadering gaf blyk het streven der re
geering naar contact te waardeeren, terwijl met
de hoofdzaken van de inleidende nota door
de aanwezigen werd ingestemd.
De voorzitter deelde mede, dat de regeering
bij de verleening van steun eenige medezeg
genschap wenschte over de wyze waarop de
gelden zullen worden besteed.
De Vaderlandsche Club .deed weten koloni
satie uit Nederland voor te staan. Zy zal ech
ter zelf die kolonisatie niet ter hand nemen.
Maandag 9 October wordt de conferentie
voortgezet.
A I //1 op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Obij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f 7?/) bij een ongeval met f O Cfk by verlies van een hand f 1 JJf oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f jffk by verlies van 'n
/%llc LH/ OII IlS O ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen O verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f üoodelijken afloop een voet ol een oog# A AO,~ luim of wijsvinger t#l/»~been oi arm# tri/»" anderen vinger
„Als dit feit niet verklaard wordt, juffrouw
Leavenworth," vervolgde ik met nadruk, „zal men
steeds aan haar onschuld blyven twyfelen en dat
zal haar naam bezoedelen. Alleen haar smette-
looze reputatie en de inspanning van iemand,
die ondanks allen schyn steeds aan haar on
schuld heeft geloofd, hebben tot nu toe belet,
dat tie poiri-e haar in hechtenis nam. Die sleu
tel en het hardnekkig stilzwijgen van juffrouw
Eleonore zullen haar weldra in 'n afgrond stor
ten, waaruit zelfs haar beste vrienden haar niet
meer zullen kunnen redden."
„En u zegt dat
..Dat u medeiyden moet hebben met het arme
meisje, dat zichzelf in 't verderf stort, en dat u,
door het blootleggen van feiten die geen geheim
voor u kunnen zyn, het gevaar kunt afwenden
dat haar bedreigt."
„Zoudt u soms willen beweren, mynheer," riep
ze woedend uit, „dat ik meer weet dan u over
dit vtrschrikkeiyke drama? Verdenkt men my
misschien ook? Bent u hier gekomen om my
te beschuldigen.
„Juffrouw Leavenworth," riep ik uit, „biyf
kalm. Ik beschuldig u nergens van. Ik zoek al
leen een verklaring voor dat bezwarende stil
zwijgen. van uw nicht. U moet de reden toch
kennen. Juffrouw Eleonore is ten slotte fami
lie van u, by na uw zuster; u leeft sedert tien
jaar onder één dak. U moet mij toch kunnen
zeggen, omwille van wien zy blyft zwygen en
feiten verbergen die, als zy bekend waren, ons
den waren schuldige zouden aanwijzen." Toen
zy niet antwoordde, stond ik op, keek haar vlak
in het gelaat en vervolgde:
„Juffrouw Leavenworth, gelooft u, dat uw
nicht schuldig is, ja of neen?"
„Schuldig! Eleonore? Myn God, als iedereen
zoo onschuldig was als zy!"
„Dan gelooft u toch ook, dat zy zwygt uit op
offering, om iemand anders niet te beschuldi-
digen?"
„Neen, dat zeg ik niet. Waarom verklaart u
mijn woorden op deze manier?"
„Eleonore's karakter laat geen anderen uitleg
toe. Of het een of het ander: óf zy is gek, óf
zij helpt iemand ten koste van zichzelf."
Mary klemde de lippen opeen.
„En voor wien denkt u dat zy zich opoffert?"
vroeg zy.
„Om dat te weten te komen, roep ik nu juist
uw hulp in. U kent haar verleden
„Het spijt my, maar u vergist zich. Ik weet
van Eleonore's gevoelens weinig of niets. Om
achter dat geheim te komen, zult u ergens an
ders moeten zyn."
Ik veranderde van tactiek.
„Toen Eleonore u vertelde, dat men dien be-
ruchten sleutel op haar gevonden had, heeft zij
u toen gezegd, hce zy er aan kwam en waarom
zy hem verborg?"
„Neen."
„Zy vertelde u alleen het feit?"
„Ja."
„Is het niet vreemd, dat zy deze bekentenis
deed aan degene, die haar eenige uren te voren
beschuldigde van de meest afgrijseiyke mis
daad?"
„Wat bedoelt u?" riep Mary met verstikte
stem.
„U zult toch niet willen ontkennen, dat u haar
niet alleen schuldig achtte, maar haar zelfs het
bedrijven van de misdaad verweet?"
„Wat bedoelt u toch?"
„Herinnert u zich niet meer, wat u op den
ochtend van het onderzoek op uw kamer ge
zegd hebt, vlak voordat Gryce en lk binnen
kwamen?"
By deze woorden kwam er een plotselinge uit
drukking van vrees in Mary's oogen.
„Hebt u dat gehoord?" stamelde zy.
„Ja, ik kon het niet helpen, ik stond buiten
voor de deur en
„Wat hebt u gehoord?"
Ik herhaalde haar wat wy gehoord hadden.
„Waar was Gryce?"
„Hy stond naast my."
„En u hebt dit incident nog niet vergeten?"
„Hoe zou dat mogelyk zyn?"
Zy steunde haar hoofd in haar handen en
bleef eenigen tyd in diep gepeins verzonken.
„Daarom bent u vanavond hier?" riep zy ver
ontwaardigd uit. Met die woorden steeds in uw
gedachten, komt u hier by my en kwelt u mij
met wagen."
„Wilt u dan die vragen niet beantwoorden, zelfs
niet waar het gaat om de eer van iemand, die u
na aan 't hart moest liggen? Hoe kon u, op
een oogenblik dat men van de byzonderheden
van de misdaad nog niets afwist, uw nicht be
schuldigen, en waarom hebt u later, toen er
meer redenen waren om haar te beschuldigen,
zoo uw best gedaan' om haar te beschermen?"
Mary luisterde niet meer. Al wat zy zeide was:
„O! Wat een afschuwelyke toestand!"
„Juffrouw Leavenworth," hernam ik, „hoewel
er op het oogenblik een tydelyk misverstand
heerscht tusschen uw nicht en u, zoudt u toch
niet den schyn op u willen laden, dat u haar
vijandig gezind bent Spreek daarom. Noem mij
den naam van dengene, voor wien zy zich op
offert. Alleen een kleine toespeling al...."
Maar zij sprong plotseling op en viel my in
de rede:
Ik zeg u toch niets, mynheer Raymond, vraag
my niets."
En voor den tweeden keer keek zy naar de
klok. Ik probeerde het op een andere manier.
„Een poosje geleden," zoo ging ik voort, „hebt
u my gevraagd, of men kwaad, dat men veroor
zaakt heeft, moet bekennen; ik antwoordde u
ontkennend, tenzy die bekentenis herstel van 't
veroorzaakte kwaad ten gevolge zou hebben
Herinnert u het zich?"
zy bewoog de lippen, maar sprak geen woord.
„Ik begin te gelooven," vervolgde ik, „dat be
kennen de eenige mogelijkheid is om uit deze
moeiiyke positie te geraken en dat Eleonore al
leen gered kan worden, wanneer u vertelt wat u
weet. Wilt u geen gehoor geven aan mijn drin
gend verzoek?"
„O! Kon ik het maar!" mompelde zy.
„Waarom zoudt u het niet kunnen? Al blijft
Eleonore zwygen, daarom hoeft u haar voor
beeld immers niet te volgen? Het eenige wat u
bereikt is, dat haar toestand nog hopeloozer
wordt!"
„Dat weet ik wel; maar ik kan er niets aan
doen. Het noodlot wil het; ik kan er niet tegen
op."
„U vergist zich. Als u maar wilde."
„O! Als u eens wist!"riep zy uit.
„Ik weet dit: wanneer iemand- van den rech
ten weg afdwaalt, geraakt hy op dwaalwegen."
Er blonken tranen in haar oogen en haar
schouders schokten, alsof zy met moeite haar
snikken Inhield; zy opende haar lippenIk
dacht al, dat ik het pleit gewonnen had, toen
er aan de voordeur werd gebeld.
„O!" riep zy uit, en draaide zich snel om, „zég
hem dat ik hem niet kan ontvangen, zeg
hem.
„Juffrouw Leavenworth," zei ik, terwyl ik haar
handen greep, ,denk niet aan dat gebel, denk
slechts hieraan: ik heb u een vraag gesteld, die
de oplossing van het heele geheim bevat; ant
woord mij. Vertel mij welke ongelukkige om
standigheden
Maar heftig rukte zy haar handen uit de
myne en riep:
„De deur, men zal opendoen en...."
Ik ging naar de hall en ontmoette daar Tho
mas, die uit het souterrain kwam en zei hem:
„Ga maar weer naar beneden, ik zal je wel
roepen als ik je noodig heb."
De knecht boog en verdween.
„U wacht op mijn antwoord?" vroeg Mary
toen ik terug kwam in het salon. „Ik kan u
niets zeggen."
„Maar...."
„Het is onmogeiyk," antwoordde zij, terwijl zü
naar de deur staarde.
„Juffrouw Leavenworth!"
Zy schrok op.
„Als u nu niet spreekt, zult u het nooit meer
doen, vrees ik."
„Het is onmogelijk," herhaalde zij.
Weer werd er gebeld en ik ging naar de hall
om Thomas te roepen.
„Je kunt de deur nu wel open doen," beval ik
en ik keerde terug naar Mary.
Maar zy wees naar boven en zei:
„Laat my alleen!"
Met een blik gaf zy Thomas te kennen, dat hy
moest wachten tot ik weg was.
„Ik zie u nog wel vóór ik wegga," riep ik.
Terwyi ik de trap op aing, hoorde ik Thomas
de deur openen en een mannenstem vroeg:
„Is juffrouw Leavenworth thuis?"
„Ja, mijnheer," antwoordde de knecht.
Stel u myn verbazing voor, toen ik mij over
de leuning boog en in den persoon van den on-
tijdigen bezoeker Clavering herkende.
(Wordt vervolgd)