Tien jaren R.K. Universiteit
Viering van het Heilig jaar
■mr
Mgr. Eras en het priestercollege
Door een oorijzer
gered
ACADEMISCHE ZITTING
DE LIBERALE STAATS-
GEDACHTE
MAANDAG 16 OCTOBER
Een illuster gehoor
Geen visum vereischt
TAAIE VOLHARDING
Beroep op ons land
Polemiek beëindigd
Vijf gulden per koe
Het algemeen kiesrecht
past niet meer
Liefdesdrama op Urk
Christus-herdenking door de hoog
leeraren Kreling, Duynstee en
Van Ginneken
De plechtige opening
Prof. dr. G. Kreling O.P.
Rede prof. Kreling
Rede prof. Duynstee
HET JUBILEUM VAN MGR. ERAS
Rede prof. van Ginneken
Voor staatsburgers der
Vaticaanstad
MASSA-ONTSLAG BIJ DE
SPOORWEGEN?
850 arbeiders-remmers op
wachtgeld
Een onderhoud van onzen Romein
schen correspondent met
dr. Jan O. Smit
Z. H. Exc. Mgr. J. O. Smit
De kwestie dr. M. van der Goes van
Naters contra H. G. M. Hermans
Uitkeering nog deze maand
te verwachten
Buitengewone vergadering van de
liberale Staatspartij „De Vrij
heidsbond
Het kiesrecht
Men brengt zichzelf niet gevaar
lijke wonden toe. Hij wilde zijn
aanslag herhalen
Ter viering van het tweede
lustrum der R. K. Universiteit werd
hedenmiddag in de groote zaal van
de Vereeniging, in tegenwoordig
heid van het Nederl. Episcopaat,
van vertegenwoordigers van de re
geering, van tal van Kamerleden en
verdere geestelijke ,.en burgerlijke
hoogwaardigheidsbekieeders een
plechtige academische zitting ge
houden, ter eere van het H. Jaar.
Aanwezig waren behalve de senaat en profes
soren der R. K. Universiteit onder anderen
Z. H. E. Mgr. Jansen, Aartsbisschop van
Utrecht; Z. H. E. Mgr. A. F. Diepen; Z. H. E. Mgr.
Dr. Lemmens; Z. H. E. Mgr. v. Velzen, bisschop
van Batavia; Z. H. E. Mgr. Brans, bisschop van
Padang; Mgr. Dr. v. Gils uit Roermond; Mgr.
Bauduin, de heeren van Oldeneel, v. Nispen tot
Sevenaer en De Jong, leden en secretaris van
het bestuur der St. Radboudstichting; de cura
toren dr. Boekelman mr. v. Lanschot, dr. Hoef
nagels, mr. Prinzen; baron v. Hövell tot Wester-
flier, Commissaris der Koningin in Limburg;
burgemeester J. Steinweg en echtgenoote; de
heer Woltjer, lid van den Onderwijsraad; de
heer van Beeck Calkoen; Deken van Son;
Overste Hagdom en Overste Wissema; Pater
Hoogeweegen S.J., moderator; de Senaat van
Carolus Magnus, het Nijmeegsche studenten
corps; de eereleden van Carolus, de heeren
Terwindt en Meylink; prof. Keesom, voorzitter
der Katholieke Wetenschappelijke Vereeniging;
leden van plaatselijke Radboudcomité's; de
wethouders van Nijmegen, de heeren Busser en
Krootjes; verschillende raadsleden van Nijme-
gen;mevr. Steenberghe-Engeringh, voorz. van den
R. K. Vrouwenbond; afgevaardigden van de
R. K. Studentenunie en vertegenwoordigers van
de Protestante Studentenclub.
De groote zaal van „De Vereeniging" was om
drie uur geheel gevuld. Alleen het leege podium
wachtte nog op de hoogwaardigheden, het
Doorluchtig Episcopaat en het professorencorps.
Eenige trombonen galmen plechtige Bach-
motieven door de zaal, en alles rijst omhoog.
In een der zijdeuren verschijnt in vol ornaat
de Pedel met zijn staf, en achter hem komt
een stoet van de beste mannen van Nederland.
Voorop gaat een kleurige bundel van studenten-
vlaggen, dan volgen de Bisschoppen met hun
lijf commissarissen. Mgr. Jansen, Mgr. Diepen en
Mgr. Lemmens, hierachter het bestuur der St.
Radboudstichting, de Senaat der Universiteit,
en Moderator en Senaat van Carolus Magnus.
De stoet schrijdt door het middelpad naar het
podium, waar de Bisschoppen, het bestuur der
St. Radboudstichting en de professoren plaats
Hemen.
De Rector Magnificus, prof. mr. E. J. J. van
der Heyden opende de plechtige Christus
herdenking met een gebed tot den H. Geest.
Het Nijmeegsche acapellakoor onder leiding
van Remi Schelstraete zong een motet van den
Nederlander Josquin des Prés (14501521). Deze
zang was meer dan een intermezzo, waarmede
een goede regie het zware programma ver
luchtte. Deze zang beteekende meer in dit midden
van eigen katholieke cultuur. Er is een tijd
geweest, dat de muziek een der gloriepunten was
onzer Nederlandsche beschaving, en de school
der Nederlandsche meesters leidinggevend was
in Europa. Deze schat van Nederlandsche
katholieke cultuur weer levend te manen voor
het huidige geslacht is een ideaal, dat heer
natuurlijk past in het kader van onze katholieke
Universiteit. In deze Academische zitting en bij
de Dies-rede van morgen worden vijf motetten
ten gehoore gebracht door het genoemde
Nijmeegsche acappellakoor, waarvan twee van.
den Nederlander Orlando Lassus (15321594),
en twee van den Romeinschen Palestrina (1525
1594), diens muziek ons Nederlanders daarom
zoo na ligt, omdat in zijn werk voelbaar is
de invloed van ons eigen karakter: de invloed
van de Nederlandsche school.
Het „Tu solus qui facis mirabilla" klinkt ge
dragen en verheven door de zaal, als een lof
zang op den Eeniger Schepper, die ook onze
Eenige Toevlucht is.
Allereerst werd het woord gevoerd door prof.
dr. G. Kreling O.P. over „Christus, God en
Mensch.'1
Het christendom staat en valt met het ge
loof aan de Mensch'v or ding van het Woord
Gods, want dat is het oerprinciep en de bezie
ling van het christendom.
Het christendom beroept zich niet op een
godsdienstigen mensch, maar op den God-
mensch. Met deze overtuiging wagen wij ons
in de wereld van het mysterie, al loopt het
verstand dood op de figuur van Jezus van Na
zareth, we voelen geen behoefte den Christus
naar onzen rationalistischen smaak te vervor
men. Het gaat niet om de voldoening van de
verstandelijke behoeften van den mensch, het
gaat om de waarheid omtrent Jezus. Die waar
heid is door God gewaarborgd. Niemand kan
met het Evangelie in handen aan de echte
menschelijkheid van Jezus twijfelen, maar even
min mag men de getuigenis van Jezus omtrent
zijn God-zijn miskennen. Op allerlei wijzen, met
voortdurende nuanceering getuigt hij er van.
Als de diepe waarachtigheid van Jezus' per
soonlijkheid onvoldoende zou lijken om deze
consequentie-volle getuigenis te aanvaarden, dan
kan Christus zich beroepen op zijn werken.
Het geloof in Christus den Godmensch is het
geloof van zijn Apostelen en van de oude
christelijke gemeente.
Het blijft het centrale dogma van de Chris
tenheid, waarin het diepste van ons wezen, de
Godheid, ons nader komt. Wanneer we klaar
willen zien, dat God geen star onbewogen we
zen is, maar wel een levende oneindigheid,
waarin het goede zich roert om in mildheid
zich uit te storten, dan hebben we de
oogen maar te richten naar Christus, in Wien
God zelf zich aan de menschelijke natuur geeft.
Door het feit der Incarnatie is de verhouding
van mensch tot God veranderd. God, de zuivere
Geest is moeilijk bereikbaar voor den mensch,
wiens aandacht voor het geestelijke gemakke
lijk verloren raakt. In zijn menschheid houdt
Christus de menschen geboeid en leidt hen
langs Zijn menschelijke verschijning naar de
aanbidding van God. Het christendom is een
godsdienst vol vertrouwvolle overgave aan God,
want God is door de menschwording onze broe
der geworden. Toch beteekent de Menschwor
ding van het Woord meer voor ons, dan uit
gedrukt ligt in de woorden: Christus onze broe
der. Eerst door de Paulinische visie van het
Mystieke Lichaam van Christus staat de Incar
natie in het veile licht. De Menschwording,
waarin het Woord een individueele mensche
lijke natuur aannam, breidt zich uit in het
bovennatuurlijke organisme, waarvan Christus
het hoofd en de andere menschen ledematen
zijn. Augustinus zegt: de heele Christus is hoofd
en lichaam. De heele mensch dat zijn Hij en
wij te zamen. De voltooiing van de Menschwor
ding is bereikt in deze eenheid van ons met
den Godmensch. Daarom vooral is zij het heils-
feit bij uitnemendheid. Het leven van den God
mensch stuwt ons voort naar het heil.
Nadat het koor „Nos autem gloriari" van
Palestrina gezongen had, werd een tweede
herdenkingsrede uitgesproken door Prof.
Mr. W. Duynstee C.S.S.R. over Chris
tus den Verlosser.
Prof. Duynstee sprak over de rechtvaardig
heid Gods in het werk der verlossing. Chris
tus heeft niet slechts den mensch willen ver
lossen maar ook in strikte rechtvaardigheid
voor de zonden der menschen willen voldoen,
en daarom alle straffen der zonden willen
dragen.
Voor de zonden nu was een tweevoudige straf
door den mensch verdiend, vooreerst de straf,
die beantwoordde aan de verwerping van God
als bovennatuurlijk einddoel, vervolgens de straf,
die geëischt werd door het ongeregeld nastre
ven van het natuurlijk goed. Beide straffen
moest Christus op zich nemen, wilde hij vol
ledig de straf der zonden dragen.
Wat de eerste
straf betreft, deze
heeft Jezus ver
duurd, wijl de over
vloeiing op de na
tuur van de aan
schouwing Gods,
die hij als
Godmensch immer
genoot, door een
bijzondere werking
werd voorko
men, zoodat hij
wel volledig het
gemis dier aan
schouwing voelde,
in zoover deze
een kwaad was
voor de natuur, in hoeverre zij dus als straf
moest worden ondergaan. Dit beteekende
voor Jezus, dat zijn natuurlijk verlangen naar
God als natuurlijk einddoel onbevredigd bleef,
de verlatenheid, die Hij op het kruis uitte in
zijn woord: „Mijn God, Mijn God, waarom
hebt Gij Mij verlaten?"
Naast dit inwendig lijden heeft Jezus ook
in zijn uitwendig lijden de straf voor de on
geregelde neiging tot het schepsel gedragen.
Dit uitwendig lijden omvatte voor den Za
ligmaker alle soorten smarten, en was des te
pijnlijker naarmate Hij meer gevoelig was en
voor alle zonden moest voldoen.
Zoowel het uitwendig als het inwendig lij
den was zoo hevig, dat de natuur het niet
dragen kon, en zoo was het een en het ander
de oorzaak van den dood, die wederom door
God als gevolglijke straf voor de erfzonde
was gesteld.
Zoo heeft Christus derhalve volmaakt alle
zonden goedgemaakt en is er voor degenen, die
met Hem vereenigd zijn, geen straf te ondergaan.
Doch slechts in zoover men met Hem ver
eenigd en door de genade in Hem om
gevormd is. Voor zoover de mensch niet
door de genade in Christus is, blijft by ook
zelf de straf van zijn zonden dragen. Der
halve moet ons streven zijn, ons voor de
werking der genade zoo open te stellen, dat
deze haar volmaaktheid bereiken kan, en wij
in waarheid in Christus omgevormd worden,
opdat dan in waarheid al onze straffen door
Christus kunnen gedragen worden.
Prof. Duynstee
Mgr. Eras met de bisschoppelijke gasten van het Ned. College te Rome, Mgr. Aenge-
nent en Mgr. Lemmens, plebaan Westerwoudt en de studenten van het College op
de trappen van het bordes.
De slotrede werd gehouden door Prof.
dr. J. van Ginneken S. J. die sprak
over „Christus ons leven".
Van nature willen wij ons leven, ons pa
relend leven, rijk en overvloedig naar buiten,
maar vooral rijk en overvloedig naar bin
nen. Daarnaar snakt elke diepere menschen-
ziel. En Jezus heeft
bewezen ons goed
te kennen, toen Hij
voor ons allen bad:
ut vitam habeant
et abundantius
habeant, dat zij
het leven mogen
hebben en dat in
rijke overvloedig
heid. En Hy liet
het niet by bid
den biyven. Neen,
Hy heeft ons zelf
die moeiiyke kunst
willen leeren. Hij Prof. Dr. Jav. v. Ginenken
heeft ons den weg gewezen, als groote levens
kunstenaar, en tot in bijzonderheden ons de
techniek van het rijke exuberante leven voorge
leefd: en geen onbedorven menschenziel neemt
kennis van dit Euaggelion of zij voelt zich ge
stuwd en gedreven om Jezus' leven na te le
ven. Paulus heeft het ons reeds voorgedaan:
Mihi vivere Christus est, schreef hy van uit
zyn gevangenis aan de inwoners van Philippi:
Christus is mjjn leven. Moge dan in deze plech
tige herdenkingsstonde ons samenzijn hier uit-
loopen op één gezamenlijk schietgebed: Jezus,
help ons toch om Uw exuberante zieleleven,
naar de mate onzer kleinere zielen, zoo volkomen
te beleven, dat wij er van nu af aan heele-
maal in op- en ondergaan.
Mag ik er dan mee beginnen U opmerkzaam
te maken, dat een bron van onschatbare be-
teekenis voor den groei van Jezus' persoonlijk
heid, zijn toename in wijs en rijk levenservaren
op ons te wachten ligt in zijne parabels? Want
juist hier laat Jezus ons ongemerkt een blik
slaan op de beelden uit zyn kinderjaren. Hij
ziet en beleeft toch alles daarin op Zijn unie
ke wijze. En dat is natuurlijk op dertigjarigen
leeftyd niet plotseling over Hem gekomen. Neen,
zóó moet het in hem gegroeid en gerijpt zijn,
toen hij daar leefde ook dit weten wij uit
züne herdersparabels, als herdertje bij zijn
schapen naast zijn Moeder Maria en met om
Hem heen het rijke leven der Oostrsche na
tuur.
De inslag van Jezus' kinderlyk zielenweefsel
biykt dan een diepe overgegevenheid aan God
zijn hemelschen Vader.
En wanneer Hy nu van zijne Moeder heen
gegaan als volwassen Rabbi de Joodsche scha
ren tegemoet gaat, dan treedt weer aanstonds
op de allereerste plaats zyn deemoedige Gods
verbondenheid naar voren, Sicut mandatum
dedit mihi Pater, sic f a c i o. Geiyk de Vader
het my geboden heeft, zoo doe ik het
ook. Ita Pater, Ja Vader, omdat zóó is Uw
Welbehagen. De nachten, zoo staat er geschre
ven, bracht hy door in gebed. Het bewustzyn:
Gods wil te doen is Zyn dagelyksche spijs.
De Minister van Justitie heeft blijkens het
Algemeen Politieblad ter kennis gebracht, dat
voor Staatsburgers der Vaticaanstad voor ver
blijf hier te lande met ingang van 1 November
a.s. de aanwezigheid van een Nederlandsch vi
sum op hun paspoort niet meer verplichtend is
gesteld, zoodat zij alleen op grond van hun
paspoort aan de grenzen toegelaten kunnen
worden. Uiteraard blijft door deze regeling on
verkort de bevoegdheid van de Nederlandsche
autoriteiten om uit hoofde van de handhaving
der openbare orde of veiligheid, ongewensch-
te of gevaarlijke vreemdelingen, staatsburgers
der Vaticaanstad, die alleen in het bezit zyn
van een paspoort, doch niet van een Neder
landsch visum, op grond van het bezit van on
voldoende papteren uit te leiden. Van deze be
voegdheid zal slechts by dringende redenen ge
bruik gemaakt dienen te worden.
Naar het „Leidsch Dagblad" verneemt, zal
met ingang van 1 Januari 1934 by de Ned.
Spoorwegen tot volledige invoering van de
Kunze-Knorrem worden overgegaan.
Na deze volledige invoering zullen alleen
nog arbeiders-remmers voor de bediening van
de snelgoederen- en stukgoederentreinen noo-
dig zijn, zoodat een groot aantal arbeiders
remmers moeten afvloeien.
Daar niet alle arbeiders-remmers, die den
treindienst verlaten, bij andere diensten te
werk gesteld kunnen worden, zullen ongeveer
850 arbeiders-remmers voor ontslag onder toe
kenning van wachtgeld in aanmerking ko
men.
U vraagt mijn meening over Mgr. Eras als
bouwheer van het Nederlandsche Priester
college te Rome? herhaalde Mgr. dr. Jan Olav
Smit onze vraag.
Dat kan ik u niet beter dan met een aar
dig voorval illustreeren, dat ik zelf verleden
jaar medemaakte, toen ik tot de droevige ont
dekking kwam, dat bij het instappen in den
tram myn priesterhoed een geweldige deuk en
breuk had gekregen.
Ik had een nieuwen hoed noodig en ging
natuurlijk naar Silvestrini in de Corso Um-
berto, die algemeen erkend is als de hoede- I
maker van Rome en niet weinig glorieert op
het feit, dat hy kardinalen, bisschoppen, pre
laten en ook den clerus van het bisdom 's Her
togenbosch in Nederland tot zijn clientèle mag
rekenen.
Ik vroeg dan een nieuwen hoed, een goeden
hoed, een mooien hoed, den besten hoed, dien
hy in zijn winkel had.
Uit een ronde doos haalde hy met veel zwier
een zijden priesterhoed te voorschijn, liet dien
op zijn vijf vingers balanceeren en zeide met
schittering in zyn zwarte oogen: ecco il ca-
pello, dit is j e hoed, de beste, de mooiste hoed
van Rome; dit is de hoed, che porta Monsig-
nore Eras, de hoed, dien Mgr. Eras draagt.
Teekent dit voorvalletje niet den persoon en
het werk van onzen vereerden vriend, den
bouwheer en rector van het Nederlandsche
Priestercollege?
Wordt dit priestercollege niet algemeen ge
roemd als het beste, het mooist college, dat
in Rome bestaat? Om zijn schoone Romein-
sche vormen, zyn practische inrichting en zyn
heerlijke ligging?
Wy, in Rome, die de bouwgeschiedenis heb-
ben medegemaakt en met groote belangstelling
gevolgd, weten bovendien, welk een ontzetten
de moeite het aan Mr. Eras gekost heeft, dit
heeriyk bouwwerk tot stand te kunnen bren
gen. Ik doel dan niet zoozeei op het moeizame
en vernederende samenbedelen der benoodigde
bouwsom (behalve een gift van Z. H. den
Paus) als wel op het bouwen zelf met Italiaan-
sche werkkrachten, die nooit op tyd begonnen
en nog minder op tyd klaar waren, die schoone
beloften deden, welke zy nimmer vervulden,
die heilig beloofden dat zij den volgenden dag
een werkje, waar haast bij was, zouden afma
ken, maar dan ofwel in 't geheel niet op het
werk verschenen, ofwel met het onnoozelste
gezicht van de wereld met een ander karweitje
begonnen en deden alsof zij de geheele af
spraak vergeten waren- Welke Hollander kookt
dan niet? We hebben er ons herhaaldelijk over
verwonderd, dat Mgr. Eras met ijzeren door
zettingsvermogen alle moeilijkheden zoo schit
terend te boven kwam.
Want dat heeft hy gedaan. Het St. Willi-
brordus-college is een prachtig bouwwerk, dat
schitterend ligt op den top van den kleinen
Aventyn. Men meende eerst dat het te ver ver
wijderd zou zyn van het centrum der stad-
Maar de ondervinding heeft bewezen, dat
trams en autobussen spoedig en onophoudelijk
verkeer geven met de middenstad, zoodat de
studenten nu niet verder van de universiteiten
verwijderd zijn, dan toen zy bijv. nog in Cam-
po Santo by St. Pieter gehuisvest waren- En
welk een heerlyke verpoozing tusschen de uren
van zware studie geeft niet een wandelingetje
op het open terras, waar men een der prach
tige vergezichten geniet, die Rome kan bieden!
Aan den voet: de Palatijn met de oude kei
zerpaleizen, Forum Romanum, Colosseum en
het mooie archeologische park der Caracalla-
thermen. Rondom: verschillende eerwaardige
oude basilieken en nieuwe kloosters- Aan de
eene zyde van den horizont de Apostelfiguren
op den gevel van St. Jan en aan de andere
zyde de blauwende koepel van St. Pieter. En
verder op: de dicht begroeide Albaansche heu
velen met de witte stadjes Frascati en Rocca
di Papa tegen den hoogen Monte Cavo; wat
meer links het kale Sabijcsche bergland met
Monte Gennaro en den ruigen top der hoekige
Soracte.
Nu moet de kapel van het college nog ge
schilderd worden en de bibliotheek worden in
gericht- Teekeningen voor de beschildering der
kapel zyn reeds gemaakt en eenige belangrijke
tijdschriften en lexica en fondswerken reeds
aan de bibliotheek geschonken. Het is een klein
begin. Grootere eischen worden echter terecht
aan een huis gesteld, waar jeugdige priesters,
die aan inrichtingen van Hooger Onderwijs hun
studiën voortzetten, niet aheen een aangenaam
Nederlandsch tehuis, maar ook een weten
schappelijk milieu moeten vinden.
Zou Nederland Monseigneur Eras niet in de
gelegenheid willen stellen zijn werk, de stich
ting van een Nederlandsch Priestercollege, ge
heel af te maken? Dan eerst mag men zeggen,
zooals Mgr. van de Wetering by de eerste-steen-
legging wenschte, dat dit Hollandsche college
een nieuwe edelsteen is aar. den diadeem van
onze nationale glorie.
En wederkeerig doet ook God zijn wil. En
aan het graf van den uit den dood opgewekten
Lazarus, dankt Hy openlijk den Vader dat Hij
altijd naar Hem heeft geluisterd, al zyn wen-
schen heeft verhoord: en gaat nu als een
Paasch- en Offerlam gehoorzaam geworden tot
in den dood, tot in den dood der kruises met
een sublieme gelatenheid de wreedste folte
ringen tegemoet: om te eindigen met zijn Con
summation! est: Goddank Uw wil is volbracht:
Vader in Uw handen leg ik mijn geest te rus
ten. Amen. Ook voor ons ouderen, die in het
openbare leven staan ligt de eerste stap naar
het intense leven, dat Jezus ons leeren komt
dus niet op den breeden weg van den trats, niet
in de zelfingenomenheid, niet in het gierig op
zamelen van geleerdheid, aanzien, geld en an
dere machtsmiddelen, niet in het heerschen en
bevelen, niet in het grillig wilsinvolgen, niet in
het onderwerpen van den medemensch in den
slavendienst van onze omgeving, niet in het
Luciferistische Gods troon begeren: maar op het
smalle pad van den zonnigen deemc-ed, van de
ingenomenheid met God, van het zich koesteren
in God, van het gulle wegschenken van ge
leerdheid, aanzien, geld en andere machtsmid
delen ter eére Gods, van het dienen en luis
teren en gehoorzamen, van het temmen van
onzen grilligen wil, van de onderwerping van
ons zeiven aan God, maar ook aan allen, die
voor ons Gods plaats bekleeden, ja als God dat
vraagt of toelaat, van het onschuldig boetend
offerlam zijn om anderer fouten te boeten met
een blijde kinderlijke overgave en als de ge
woonste zaak der wereld: Gelyk de Vader het
mij geboden heeft, zoo doe ik het. Is ons
dit altijd gelukt?Neen, helaas. En wat was dan
de schuld daarvan? Dat wy op zulke dagen niet
hebben gebeden, ons niet in Gods stralende zon
hebben gekoester en dus geen zonnige Christe
nen zijn geweest. Wie levendig in God gelooft
en Hem nabij voelt kan niet trotsch zijn.
Maar wie God vergeet wordt het van zelf. En
laten wij het heden eerlijk san elkander be
kennen: de dagen, dat ons dit wel gelukte, waren
met God verbonden in God verslonden door God
bestraalde en gekoesterde dagen. Dagen van ge
bed dat het Deus in adjutorium meum intende
Dcmine ad adjuvandum me festiva geen oogen-
blik van onze lippen was: het waren dagen,
dat wij trouw als pauperes spiritu met een be-
delaarshart op den stoep van den hemel heb
ben gelegen. En o, het was ons goed daar te
zijn.
Christus ons leven, dat wordt waar, als ons
leven in God opgaat, als ook wij met Christus
ons almaar de kleine kinderen weten van den
Hemelvader, wier eenige spys om te groeien is:
in volle onderwerping en wegwerping van ons
zeiven te zeggen: Ja, Vadr, want zóó is Uw
welbehagen.
Op dezelfde wijze werden Jezus' mildheid, Je
zus' felheid en Jezus' lijden ontleed, en werd een
projectie daarvan ontworpen op ons leven van
thans.
De Rector Magnificus sluit de Academische
zitting met een slotgebed, en de stoet van Door
luchten verlaat de zaal met dezelfde statie van
het binnentreden.
Hedenavond wordt in de St. Augustinuskerk,
de Universiteitskerk, een Pontificaal Lof gecele
breerd door Zijne Hoogwaardige Excellentie Mgr.
Arnold Frans Diepen, Bisschop van 's-Hertogen-
bosch.
Ondergeteekenden verklaren, dat het citaat
uit de encycliek „Rerum Novarum," voorkomen
de in de brochure „Van Rerum Novarum tot
Quadragesimo Anno," geschreven door den eer
sten onderteekenaar en uitgegeven door het
Nederl. Verbond van Vakvereenigingen, by ver
gelijking met den oorspronkelyken Latijnschen
tekst dier Encycliek, onjuist is en dus tot ver
keerde conclusies aanleiding kan geven.
De tweede ondergeteekende verklaart, dat
hem is gebleken, dat de eerste ondergeteekende
dit citaat zij het onvolledig ontleende aan
een vertaling der Encycliek „Rerum Novarum,"
jaren geleden uitgegeven door het destijds be
staande R. K. Vakbureau.
Voorts verklaart de tweede ondergeteekende,
dat de goede trouw van dr. Van der Goes van
Naters buiten geding is en door hem niet in
twijfel getrokken wordt.
Beide ondergeteekenden beschouwen hiermee
de tusschen hen over het bovenstaande ge
voerde polemiek als beëindigd.
Heerlen, 10 October 1933.
Dr. M. VAN DER GOES VAN NATERS.
's-Gravenhage, 10 October 1933.
H. G. M. HERMANS.
(„Volkskrant")
In de hoofdbestuursvergadering van de Hol
landsche Maatschappij van Landbouw is o. m.
medegedeeld, dat de uitkeering van vyf gul
den per koe uit het fonds van acht milhoen
nog deze maand haar beslag zal krijgen.
In het Jaarbeursgebouw te Utrecht werd
Maandagmidag een buitengewone partijverga
dering van de liberale Staatspartij ,De Vrij
heidsbond" gehouden. Deze bijeenkomst was be
legd om een voorzitter te kiezen, die den minis
ter van Staat mr. D. Fock zou opvolgen.
Het bleek, dat er voor de vacature van voor
zitter geen andere candidaten waren gesteld dan
mr. W. C. Wendelaar, burgemeester van Alk
maar en lid van de Tweede Kamer. Mr. Wende-
laar werd daarom by acclamatie tot nieuwen
leider van de partij gekozen. Mr. Fock heeft
den nieuwen functionaris met gelukwenschen
begroet.
De nieuwe voorzitter hield vervolgens een po
litieke rede, waarin hij den inhoud van de libe
rale Staatsgedachte naging.
Spr. gaf vervolgens aan, welke de positieve
taak van de Kroon is. (Het benoemen van de
ministers, de zelfstandige opdrachtgeving tot
vorming van een kabinet).
In ons staatsbestek is dus de vorst geen ma
rionet en wy, liberalen, zullen er niet toe mede
werken om Koningin Wilhelmina daartoe te
verlagen!
De heer Wendelaar zette daarna uiteen, hoe
naar zijn meening het samenbindende univer-
seele christelijke karakter van de samenleving
ten tijde van Thorbecke, door prediking van
marxisme en andere materialistische levensbe
schouwing aangetast werd; daardoor ontaardde
vryheid in bandeloosheid.
Wanneer van de vrijheid een ongebonden ge
bruik wordt gemaakt, zal het onvermijdelijk zyn
die vrijheid in te perken. Dit geldt zoowel voor
het geschreven als voor het gesproken woord,
van individu of van vereeniging, die zich niet
gebonden achten aan afgelegden eed of be
lofte.
Onder den aandrang van het marxisme heeft
in Nederland het staatssocialisme ook in de
kringen der voormalige rechterzijde, niet alleen
tal van aanhangers, maar ook tal van prac
tische uitvoerders gekregen.
Vervolgens behandelde de heer Wendelaar t
huidige kiesrecht, dat „in een staat met zulk
een uitgebreide taak op economisch gebied, het
algemeen kiesrecht niet past," temeer omdat de
kiezer door de ingewikkeldheid van de proble
men zich practisch geen oordeel meer kan vor
men.
„Een zoo ingewikkeld raderwerk van over
heidsbemoeiing, in een staat met zulke uitge
breide en ingrijpende bemoeiing met het maat
schappelijk leven, dat hy dit bijna dreigt op te
zuigen, vooral in een tijd als dezen nu de
Overheid zich letterlijk met alles schijnt te
moeten bemoeien in zulk een staat past een
rechtstreeks algemeen kiesrecht niet."
Wanneer spr. zich de vraag stelt of de tegen
woordige vorm van de liberale staatsgedachte
ook voor dezen tijd nog past, dan moet het
antwoord ontkennend luiden. Reeds lang is er
door ons op gewezen, dat er een oplossing moest
komen voor de groote politieke problemen
hervorming van het parlementaire stelsel, nieu
we bepaling van de taak van staat en overheid
voor de economische problemen de sa
menwerking van patroon en arbeider, de nieu
we regeling van him verhouding met vermijding
van staatsvoogdij voor de financieele pro
blemen het verminderen van het overmatig
deel, dat de publieke kassen van het particulier
inkomen vragen. Daamaaast is gewezen op de
vraagstukken van de verbetering van het ver
keer, de werkloosheid en de concurrentiekracht
onzer bedrijven. Al deze problemen zijn geen
problemen, waarbij allereerst of allerminst libe
rale belangen betrokken zijn, maar het zijn „na
tionale problemen."
Thans verkeeren wij in de gelukkige omstan
digheid, dat wij hebben een nationale regee
ring, niet gebonden aan eenigerlei partij, welnu
thans vragen wij opnieuw met aandrang en met
klem, dat deze regeering met spoed en met
kracht de voorbereidende maatregelen zal tref
fen om de boven opgesomde problemen tot op
lossing te brengen.
Een bloedig liefdesdrama heeft zich Za
terdagmiddag omstreeks vyf uur op het
eiland Urk afgespeeld. De 27-jarige J. L.
heeft zyn verloofde een ernstige steek
wonde in den hals toegebracht.
Vrijdagavond kregen de jongelui ruzie, aldus
,De Telegraaf", en toen reeds bedreigde de
man het meisje, Zaterdagmiddag kwam hy het
hotel binnen, waar het meisje in dienstbetrek
king is en vroeg haar of de zaak weer in orde
was en zij de verkeering wilde voortzetten. Het
meisje bleek hiervoor echter niets te gevoelen
en zeide hem, dat zij niets meer met hem te
maken wilde hebben. Plotseling vloog L. op haar
toe en stak het meisje met een knipmes in
den hals. Het slachtoffer vluchtte hierop luid
keels gillend de biljartzaal binnen, waar toe
vallig juist niemand aanwezig was. De dader,
ziende dat er bloed uit den hals van het meis
je stroomde, bracht zich hierop zelf verwondin
gen aan den hals toe en trachte zich den pols
open te snijden. Hij viel neer en bleef bloe
dend op den grond liggen.
Spoedig waren de gemeentelijke geneesheer
en de politie ter plaatse. Het meisje werd na
door dr. Vonk te zyn verbonden naar haar
woning overgebracht. Gelukkig bleek de kracht
van den messteek gebroken te zijn doordat het
mes was afgestuit op het oorijzer dat het als
Urksche gekleede meisje op het hoofd droeg.
De dader werd naar het politiebureau ver
voerd. Nadat proces-verbaal tegen hem was op
gemaakt, werd hy voorloopig op vrije voeten
gesteld. Het bleek bovendien, dat hij niet ern
stig was gewond. Toen hij evenwel aan de po
litie verklaarde, dat hij in den loop van oen
avond zijn aanvankelijk voornemen om het
meisje om het leven te brengen niet zou nala
ten uit te voeren, heeft de burgemeester daar
op bevel gegeven den man in verzekerde bewa
ring te stellen, waarna hij in de cel van het
gemeentehuis werd ingesloten.
Maandagmorgen is de bloeddorstige minnaar
naar Alkmaar overgebracht en daar ter be
schikking gesteld van de Justitie. Het voor het
rustige eiland ongewone voorval veroorzaakte
een hevige beroering onder de bevolking.