DYNAMIET EN PACIFISME JCef vetfiaal van den daa f ZADELHOFF GELDERSCHE ROOKWORST STRAPERLO ANNIE EN HET SPOOKHUIS Vermoedens! too Dollars.' nu, dat is dg moetje waar laten we naar onze boot gaam. op het geval 1 MAANDAG 23 OCTOBER ALFRED NOBEL Honderd jaar geleden werd de groote ingenieur te Stockholm geboren De Nobelprijzen Alfred Nobel Een inbraak bij den president Van stad tot dorp Jonge atoomsplitsers DRAISlflAvAiNVALKEriBURG'S-- - LEEUWARDEN- Een herdershond als stierenvechter Een vulkaan in de sneeuw Gevaarlijk jacht avontuur (zelfmoord7WE leven opmaakt ik begrijp maar n/ei dat ze au e - ze zeggen allen dat z'n boot ten w/S\ TEN VAN DE STA O IS VASTGELOOPEN. MAAR H'J GiNG /N OOSTELIJKE R/CHT/NG DISSC/M SAKKERLOOT, /K ZOU WEL EENS WUlEN weten, of oe commissaris dat weet Ë'IMjiiiÜ MERK INDERDAAD IETS FIJNS AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL LEAVENWORTH DOOR ANNA K. GREEN Zaterdag was het honderd jaar geleden, dat Alfred Nobel werd geboren, de beroemde stichter van de Nobelprijzen en de uit vinder van het dynamiet, hetgeen overigens niet zijn eenige uitvinding was. Nobel zag het levenslicht te Stockholm op 21 October 1833 en stierf in San Remo op 10 December 1896. Evenals zijn vader was hij scheikundige en beiden legden zich toe op de uitvinding van explosieve stoffen. Hun eerste succes behaalden zij in 1862, toen Alfred een dosis nitro-glycerine maakte, welke aanleiding werd tot de oprichting van een fabriek voor ontploffingsstoffen aan den oever van de Elbe, spoedig gevolgd door een tweede fabriek in Krümmel. Deze fabrieken werden in 1865 op gericht en reeds een jaar later vond Nobel het dynamiet uit, waardoor hij de grondlegger werd van de moderne explosie-techniek, Ge durende de volgende jaren stichtte hij een groot aantal fabrieken in verschillende landen. In zijn Parijsche ateliers vond hij in 1873 de explosieve gelatine uit. Het eene patent volgde na het andere en zij bleven waarlijk niet be perkt tot de gevaarlijke springstoffen. Integen deel: in 1878 nam hij patent op iets, dat juist niet ontploffen kon, n.l. den onontplofbaren stoomketel en tegelijk op een automatische rem. Dan wierp hij zich op het zwavelzuur en vond een nieuwe methode om zwavelzuur te con- centreeren. Tegelijk, in het zelfde jaar verraste hij de wetenschap met de nieuwe raffmatie yan gietijzer. Ook de petroleum had zijn belangstelling en hij vond een toestel om de continue distillatie van de petroleum toe te passen. De voordeelen uit deze kwamen voornamelijk Rusland te stade met zijn rijke en overvloedige petroleumbron- nen. Weer een patent in 1888 en wel op een nieuwe kruitsoort, die zoo goed als geen rook ver spreidde en die hij den naam ballistiet gaf. Het was in 1891 dat hij zijn laboratorium over bracht naar San Remo. Daar stelde hij zijn beroemde testament samen, dat later zulk een opzien zou baren, maar dat aanleiding werd tot de periodieke toekenning van een prijs ter bekroning van humanitaire werken. Een en twintig millioen gulden, het grootste deel van zijn vermogen, wenschte hij beschikbaar te stellen voor de vijfjaarlijksche uitkeering van den prijs van ongeveer negentig duizend gulden voor verschillende werken, o.a. voor de belangrijkste ontdekking op het gebied van de natuurkunde, der scheikunde, der geneeskun de, voor het werk dat den sterksten ideëelen inslag had en voor het werk dat het verdien stelijkste pleidooi was voor den wereldvrede en voor de ontwapening. De toekenning der eerste vier prijzen wordt bepaald door de Zweedsche Academie, de vijfde door de Noorsche Volks vertegenwoordiging. Op 10 December 1901 werden de prijzen voor de eerste maal toegekend. De commissies, die hiermede belast zijn, vormen het Nobel-instituut. Zooals wij zeiden, het testament van Nobel heeft de familie-gemoederen ernstig in be roering gebracht, zooals gebruikelijk is, wan neer de lieve duiten elders heenvloeien dan in de brandkasten van familieleden, die de erfenis- verdeelingen met popelend hart tegemoet zien. Het kwam ook hier natuurlijk tot een vinnig proces en, zooals de traditie nu eenmaal eischt, de familie wist met zekerheid dat Nobel tijdens de opstelling van zijn testament getroubleerd en dus ontoerekenbaar was geweest. Dat hij zijn leven lang de afdoende bewijzen van het tegendeel had gegeven, nam .de familie liever niet in aanmerking, maar de rechtbank over woog dit wèl en stelde bovendien vast dat het testament door Nobel was samengesteld in het bijzijn van zeer betrouwbare getuigen, hetgeen de rechtbank terecht beschouwde als een nieuw bewijs van het gezond verstand van den uit vinder. Het slot van het drama was dan ook een officieele erkenning van het testament, waar de familie dus naast greep. Men heeft vaak beschouwingen gewijd aan de schijnbare tegenstelling die zou bestaan tus- schen de uitvinding van het dynamiet dat ellendige oorlogswapen en het feit dat Nobel een prijs uitloofde voor de grootste werkers aan de vredesgedachte. Ja zelfs heeft men de vraag gesteld of hij bedoelden prijs niet instelde om goed te maken wat hij met zijn dynamiet „misdreef". Men kan de moeilijkheden zoeken waar ze niet zijn en waar ze zelfs niet voor de hand liggen. Zou Alfred Nobel, die heldere en schran dere kop, werkelijk aldus gehandeld hebben zonder ook maar een oogenblik deze handeling aan zijn vrienden te verklaren? Zeker zal hij vaak by de gedachte aan het misbruik, dat men van zyn vinding maken zou, een gevoel van afgryzen hebben gekend, maar zoolang hij geen andere bedoelingen had dan de wetenschap in staat te stellen tot een nuttig gebruik van het dynamiet, had hij niet noodig het tegendeel te laten overwinnen. De uitvinder van het dynamiet had zich ze ker niet méér bekommerd te maken over de ge volgen dan de uitvinders van de boekdruk kunst. Dat Nobel dus een sissertje noodig had voor zijn geweten, lijkt ons een ietwat fantas tische veronderstelling. Nobel was het type van wat wij populair noe men: de zwerver. Geen zwerver der wetenschap, maar een man, die reeds als jongen van zeven tien jaar er op uit trok, gedreven door de weten schap en den reislust. Allereerst trok hem Ame rika aan, dan Rusland, waar hij verbleef tot na den Krim-oorlog. Dan volgt Frankrijk, waar hij op aanbeveling van Napoleon III een ton los krygt van een bankier. Het ging vlot, maar spoedig kwamen de be zwaren in den vorm van klachten over de ge varen die zyn fabrieken temidden van andere huizen opleverden. Hy fabriceerde toen op het water. Een boot was zyn laboratorium en zijn fabriek. En zijn gevaariyke boot trok zeer de aandacht op het Malarmeer. De Duitschers. minder angstig uitgevallen, bouwden een fabriek, waarvan Nobel de leiding kreeg en zoo volgde de verdere reeks. Het liep intusschen niet zon der ongelukken af. Een paar fabrieken, onder andere de Duitsche, zijn in de lucht gevlogen. Enkele ernstige ontploffingen van scheepsladin gen en zelfs een ontploffing in de bagage van Nobel in een Amerikaansch hotel deden de we reld opschrikken en spoedig weigeren alle ha vens het dynamiet den toegang Een merkwaardige bijzonderheid vinden we in het feit, dat de secretaresse van den grooten uitvinder.... Bertha von Suttner was, de warme pacifiste, schryfster van „De Wapens neer", die, naar men, niet ten onrechte ver- moedeiyk, aanneemt, Nobel heeft overtuigd van het belang van een vredesprüs. Van zyn dyna miet hangt inderdaad de vrede niet af. De menschheid vocht reeds eeuwen voordien. En hoeDaarom gunne men Nobel den eeretitel van nobel pacifist. Te Athene had de jonge, veelbelovende Hen- ric Aleksandros geld noodig, en hy besloot in deze behoefte door diefstal te voorzien. Na rijp beraad met zichzelf besloot hij zich naar het regeeringspaleis te begeven. Voor het palcis staat altijd een schildwacht. Bovendien zijn daar nog de muren en hekken, die men moet 2IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Ieder mensch waagt graag een kansje, leder meent zich steeds wat mans, Ook al heeft een buitenkansje Inderdaad geen schijn van kans! Want een kans is gauw verkeken En het is ook zeer gewoon, Bij uw kansje ziet een ander Juist zijn eigen kansje schoon! i Velen dachten met strapèrlo, Of zegt u soms straperlö? ËWant de uitspraak en de winstkans Schijnen allebei zoo-zoo, Velen dachten, kijk het gaat hier Zuiver om behendigheid, Zoodat thans een prachtig kansje Bij dit spel geen twijfel lijdt! I Want behendigbij zoo'n vleitaal Is het toch nog steeds je dat, f Dat geen mensch zijn eigen krachten Ooit behendig onderschat! 't Is ook inderdaad gebleken, Dat behendigheid ook hier I Wel bestondmaar toch voornaam'lijk Aan den kant van den croupier! I Daarom is het spel verboden! I Dit beduidt nu op z'n minst, Voor dengeen, die moet verliezen, Voor dit keerzijn eerste winst! MARTIN BERDEN. (Nadruk verboden) aiiiimiiimiimiimiimiiiiiiiiiiHiiHiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiR passeeren voor men de brandkast bereikt, ver der moet men het personeel en andere huis- genooten ontloopen. Maar door deze hindemissen liet Aleksandros zich niet storen. Hij voelde er ook niets voor 's nachts uit zyn bed te komen om de zaak op te knappen. Liever ging hij 's middags. Bij klaarlichten dag klom hij dus over de muren, wrong zich door hekken en was binnen, waar bij men nog in aanmerking moet nemen, dat hy de hoogte verkeerd had berekend en ergens met een luiden gil van een schutting plofte. Maar niemand stoorde hem. De wacht was juist bezig met de siësta. Henric nam mee wat hij dragen kon, wandelde door de voordeur naar buiten en ging 's avonds uit. Van buurtbewoners vernam men later, dat Aleksandros de dader was. De jongeman zelf heeft zich op den Balkan verstopt en er zal een Sherlock Holmes of een Karl May noodig zijn om hem in zyn schuilhoek te snappen. De zevenhonderd jaar oude stad Bihac in Bosnië heeft de regeering verzocht voortaan als dorp te worden gerangschikt, ten einde de hooge belastingen te vermyden. Vele bewoners zyn echter hiertegen gekant, daar zij deze ver andering een beleediging achten voor de plaats. Kort geleden is er te Londen een bijeenkomst geweest van natuurkundigen uit geheel Enge land, waarbij de beroemde lord Rutherford en de nestor der Engelsche physica, de 82-jarige Sir Oliver Lodge, tegenwoordig waren. De voor naamste bedoeling der vergadering was de hul diging der jeugdige geleerden, wier leeftijd ge middeld minder dan dertig jaar is. Sir Oliver Lodge merkte op, dat deze jonge mannen in de laatste achttien maanden meer tot de kennis van het atoom hebben bygedragen, dan dege nen, die zich met de studie in kwestie de voor bijgegane vyf-en-twintig jaar hebben bezig gehouden. „Als we bij de 5 millioen volt zijn aangeland," zei lord Rutherford, „dan zullen we ieder element kunnen ontbinden." Twee mannen, die by een dorp in de naby- heid der Duitsch-Boheemsche stad Reichen- berg door een stier aangevallen werden, zyn door een dapperen herdershond gered. De woe dende stier wierp een der beide wandelaars tegen den grond en toen zyn kameraad hem te hulp wilde komen, werd ook hy door het beest op de horens genomen en op den grond gesmakt. Eeide gewonden waren er niet levend afgekomen, als niet plotseling een herdershond den razenden stier had aangevallen. Er ont stond een gevecht op leven en dood. Op het hulpgeroep der beide mannen kwamen de dorpsbewoners aangesneld en met vereende krachten gelukte het den stier te overmees teren. Beide mannen hebben zware verwondingen opgeloopen. De herdershond moest afgemaakt worden, daar de stier hem doodeiyk gewond had. Een Amerikaansch viegenier is er in ge slaagd, een serie merkwaardige luchtfoto's tt maken, toen hij over het vulkanische eilandje Whakari vloog, het „witte eiland" van Cook, dat op een afstand van 65 K.M. van de kust van Nieuw-Zeeland ligt. De foto's bevestigen, dat er een nieuwe vulkaankrater ontstaan la. Ten einde uit de gassen van dezen vulkaan zwavel te winnen, waren op het eiland instal laties gemaakt door een maatschappij, welker employé's echter by een geweldige uitbarsting in het jaar 1914 tot den laatsten man hei leven verloren. Later is het bedrijf overgeno men door een Engelsche kapitaalgroep, maar ook deze onderneming heeft verleden jaar de werkzaamheden gestaakt, nadat bij een nieuwe uitbarsting het zeewater in den nieuwen krater was binnengedrongen. Deze krater op den 2250 M. hoogen berg Ngauroehoe, stoot onophoudelijk dampen en gassen uit. Volgens de foto's is de werking van den vulkaan nog al onschuldig, wat echter slechts is toe te schrijven aan den sterken sneeuwval. De vulkaan is een deel van het Na tional Park. Captain Ritchie, die in Kenya gestationneerd is als hoofd-jachtopziener, beleefde een onaan genaam jachtavontuur bij de poging een boos- aardigen rhinoceros, die den menschen vrees aan joeg, uit den weg te ruimen. Toen Ritchie naar het dier zocht stond het plotseling op een afstand van 8 voet voor hem en viel verwoed op hem aan. Ritchie schoot tweemaal en sprong op zij. Hij kwam echter te vallen en het woe dende dier stiet hem met den kop ongeveer 10 voet verder. Tenslotte wilde het toeval, dat Ritchie iets vond, om zich achter te verber gen en de rhinoceros stormde in vollen galop over hem heen, gelukkig zonder hem te raken. Toen Ritchie opstond vond hij het dier on geveer 200 meter verder, en het was dood. Op 26-jarigen leeftijd liep All Bums gevaar een monomaan te worden. Hy had een grief en die grief nam dageiyks in hevig heid toe. zy stoorde hem in z'n denkvermogen, gaf hem een averechtschen kijk op de zaken, oefende een verkeerden invloed uit op z'n ka rakter en dreef hem tot een donkere wereldbe schouwing. Hij begon een menschenhater te wor den. En waarom dat alles? Omdat z'n nacht merrie trein 8.23 was. Met den trein van 8.23 had hü nu al elf jaar van het Noorderstation in de voorstad naar de City gereisd. „Ik ben een zoon van het vrije Engeland," mopperde hij, terwijl hij zenuwachtig z'n das aan z'n boordje trachtte vast te maken, „en toch ben ik veroordeeld om eiken morgen dien vervltrein van 8.23 te halen. Vrijheid? Een mooie vrijheid!" Om 7.30 stond All eiken morgen op, waschte en schoor zich, gebruikte haastig z'n ontbijt, holde naar het station, rende het perron op en sprong in een derde klas rookcoupé, meest wanneer de trein zich al in beweging had gezet. Hij had een vreeselijken hekel aan den trein en kon het perron niet luchten of zien. En als hij nu en dan maar eens een leegen coupé trof. Maar neen, z'n coupé was altyd propvol met menschen, die evenals hij tot die verwenschte sleur waren veroodeeld. Op een zonnigen morgen, midden in den zo mer, kwam All's moeder, als naar gewoonte, in z'n slaapkamer om hem te wekken. Meestal moest ze hem wakker schudden. „Het is half acht!" riep ze. De zon scheen vrooiyk door 't venster; in den tuin, laag in den boom, zong een vogel. Zelfs een luilak zou dien dag vroeg opgestaan zijn, maar All, ofschoon geen luilak, dacht er niet aan. Hij wilde dien dag eens vry zijn. Z'n opstandige geest teekende verzet aan tegen den dwang trein 8.23 te halen. De trein kon voor zijn part naar den drommel oopen! Hij zou dien dag maar eens niet naar 't kantoor gaan en nog een uurtje in bed biyven om z'n onaf hankelijkheid te toonen. Daarna zou hij op z'n gemak opstaan; dan kon hij nog zien of hy naar 't kantoor zou gaan of niet. Een kwartier later kwam z'n moeder weer by hem en schudde hem flink heen en weer. ,,'tls kwartier vóór acht. Wat mankeert je toch?" All rekte zich geeuwend uit. „Ja, ja, ik sta dadelijk op." „Je zult trein 8.23 missen." Toen hy den door hem zoo gebeten trein hoor de noemen, werd hy woedend. „Ik walg van trein 8.23. Laat hem voor mijn part derailleeren of omvallen." „Wees nu niet dwaas. Je weet dat je hem halen moet." All's moeder verliet het slaapvertrek, terwijl ze zich afvroeg of haar zoon zich misschien wat overwerkt had. Om 9.30 zat hy op z'n gemak te ontbijten; hy gevoelde zich vroolijk en opgewekt. „Wat mankeert jou toch vanmorgen?" vroeg z'n moeder. „Niets." „Wat zal je patroon wel zeggen." „Hy kan zeggen wat hy wil." zy schonk hem thee in. „Je zult je betrek king verliezen." „Het kan me niets schelen. Ik vertik het om eiken morgen met dien verwenschten trein van 8.23 te vertrekken. Ik ben die slaverny moede. Ik wil toonen dat ik een man ben." „Je betrekking verliezen, dót zal je." „Dan zal ik wel weer een andere krijgen. Ik heb voorgoed m'n bekomst van 8.23 en alles wat daarmee in verband staat. Soms heb ik lust me onder de locomotief te werpen." „Je hebt rust noodig, m'n jongen, je bent een beetje overspannen. Ik moest, dunkt me, den dokter maar eens laten komen." „Ik ben zoo gezond als een visch, maar u begrypt me niet; nog eens, moeder, ik mankeer niets. Nu ga ik even uit. Tot straks." „Ga je naar 't kantoor?" „Dat weet ik nog niet." AU zette z'n hoed op en ging de deur uit. Z'n moeder schudde het gryze hoofd en keek hem bezorgd na. Buiten gekomen, wandeld AU Bums met lich ten stap verder. Aan de gevolgen van z'n „spy- f ÜE COMMITARH WEET NATUURLIJK i WEL WA TH'J DOET. NAAR WAT6EEFTHST I OM DB RIVIER AF TE DREüüE/i JK.MTEN WESTEN VAN DE STAD7O E RECHTER WA) jOW EEN MJL TEH DOSTEN AAN'7 V/SMUt OE N,ENSCHEN SCHIJNEN TE DENKEN DAT IN tl VERDRONKEN /S DE RECHTER WAS EEN STILLE MAN H'J SPRAK /Y/ET t/EÉL ZOU H'J OOK ZEEF EEN EINDE AAN Z'N WETEN N/ET EENS OF H'J VERDRONKEN /S.HEBBEJ/ZE HEN O E VONDEN? HEBÖENP fee JE DAT GEHOORDL N M'JNHEER MACK; [/ACHT HE 7 WAAR- r-y HEEFT IOOOOLlARS \)(H'JHUJK DA TOE RECH UITGELOOP O, AANNENO/AJER OYER 'ETS AANT nulht/noenkanoeve/Apiekeeen WAS EN ET VELKE TOT OPHELDERING Jpgn EIND AAN CE WéN/lf TOE/AL LEDE, 'M'JNHEER MMp\ R- 1AAKT HEEEL T-zs- NEEN. MAAR HET 'U/KT MC NOC AL OUt- ■DENJK.ZNHOED WAS DR'JUFND EN Z'N 6007 LEEG. MAAL INDE VERKEERDE RICHTING ZOEKEN oen HAAR DEN RECHTER beien" dacht hy niet. Op t oogenblik was hy vrij. Wat later zou gebeuren, was van later zorg. Vandaag was hy vrij, zoo vry als een vogel in de lucht! Welgemoed wandelde hij dus verder, toen hij een jong meisje tegenkwam, wier voorkomen hem trof door haar zelfbewuste houding, haar knap gezicht en vriendelijken oogopslag. AU zelf was wat men een knap jongmensch noemt. Misschien zag het meisje dit ook, toen ze „en passant" een blik op hem wierp. In elk geval zag ze op dit oogenblik niet de bananenschil, die de een of andere etende wandelaar daar had neergeworpen of laten vaUen. Zij trapte er op, gleed uit en viel, zoo lang als ze was op den grond. AU haastte zich haar te helpen. Hy beurde haar op, maar kwam tot de bevinding dat ze zich niet op de been kon houden. Ze had haar enkel verstuikt. Goede raad was I''i hier duur, maar TV*/?/ AU Burns was 'n S -I tCllI jonge man die Q O Q gewoon was snel in te grypen. Hij E hielp haar naar 1 den kant van den weg, gaf haar een steuntje en stuurde een toekykenden jongen uit om een taxi te halen. Hij hielp haar in het voertuig en ging naast haar zitten. Nog nooit had AU zoo'n heerlijk ritje gemaakt. Het meisje was alleraardigst. Toen zy van den eersten schrik bekomen was, raakte ze niet uitgepraat over z'n hulpvaardig heid. Haar mond stond geen oogenblik stil. Nu en dan sprak hij ook een paar woordjes, maar meestal zweeg hij. Hij luisterde Uever. Veel te gauw naar z'n zin, stond de taxi voor haar wo ning stil. Hy hielp haar er uit en bracht haar tot voor de huisdeur. Toen vroeg ze naar z'n naam en adres. In 't eerst wilde All Bums z'n naam niet noemen, maar een oogenbhk later bedacht hij zich. Het zou toch wel aardig zijn haar weer te zien. Hij gaf haar dus z'n naam en adres op. „Nogmaals vriendelijk dank," zei ze, en drukte op het knopje van de electrische schel. AU moest echter z'n vrijheidszucht van een dag boeten. Hij kreeg z'n ontslag, omdat hij niet wilde liegen. Wanneer hij gezegd had dat hij ziek was, dan zou er waarschynlyk geen wolkje aan de lucht zijn geweest. Maar met een leugen voor den dag komen, dat nooit. Hy zou zich zelf als een verachtelyk wezen be schouwd hebben als hy zich door aUerlei draaie- ryen had trachten te verontschuldigen. Z'n waarheidsliefde kostte hem z'n betrekking. Hij moest nu natuurlijk weer een betrekking zoeken. Het zou niet lang meer duren of hy zou weer in den tredmolen van de dagelijksche sleur loopen. Misschien zou dan de trein van 8.07 in plaats van dien van 8.23 z'n dagehjksche trein worden en dan kwam hij van den regen in den drop. Had hij bij zijn ondoordacht uit stapje van één dag iets gewonnen? Voor zoover hij kon nagaan, moest hy deze vraag ontken nend beantwoorden. Eenige dagen later ontving hy een brief van den vader van het jonge meisje, waarin deze hem bedankte voor z'n hulp en hem verzocht even by hem aan te komen, zoodra het hem gelegen kwam. All voldeed aan dit verzoek, vast besloten geen geldelijke vergoeding voor z'n hulp aan het jonge meisje aan te nemen. Die werd hem dan ook niet aangeboden, maar wel iets anders, iets dat een geheele omwen teling in z'n gedachtenwereld en in z'n maat schappelijke positie teweeg bracht. De vader van het jonge meisje had een se cretaris noodig, een secretaris, die veel met hem op reis ging en nu had z'n dochter hem voor- 0 gesteld deze betrekking aan AU Bums te geven. Zij had een zeer gunstigen indruk gekregen van AU's geschiktheid voor deze positie. Ook de vader was na z'n onderhoud met den jongen man zeer met hem ingenomen en bood hem op staanden voet de betrekking van particuüer secretaris aan. AU accepteerde met beide handen. Van nu af geen eentonige arbeid meer, geen trein 8.23. Hier werd veel aan z'n initiatief, aan z'n in- en doorzicht overgelaten. Het duurde niet lang of AU werd voor den man, die zooveel ouder was dan hy, onmisbaar. Ze reisden veel op het Vasteland van Europa. Niet zelden waren beide heeren vergezeld van het jonge meisje, wier Ueftallig gelaat gaande weg een onuitwischbaren indruk op den jongen man maakte. Zy en AU gingen weldra vriend schappelijk met elkaar om; ze begrepen elkaar. „Vind je het niet vreemd?" vroeg ze eens, toen ze op een Kasselboot van Dover naar Calais stoomden, „dat dit alles zoo moest ge beuren? Als ik niet op een bananenschil uitge gleden en gevaUen was, zou ik je nooit gekend hebben." Drie jaar na hun eerste kennismaking wer den ze man en vrouw, maar niet dan nadat op haar uitdrukkelyk verzoek haar vader hem als deelgenoot in z'n zaken had opgenomen. Op het oogenbUk dat ik dit schryf, is AU Bums het geachte medehd eener wereldfirma. lil 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlm A.I16 Q00WI6 S ongevallen verzekerd voor een der vo 0l|end7uaitdkeermlm fSOOO.'vllte™SC f750.' f250.' een''voet T 'eendoog f125.' duto ofwysTmger f SO.'tlS? f40.' Aderen vin; •n vinger gevallen verzekerd voor een aer volgende uiiKeermgen 1 ww. verues 38 Ik stak er een aan; hij was al opgebrand eer ik de plaats had kunnen ontdekken, waar de doos stond, daar ik niet wist waar ik precies moest zoeken. Toen eerst besefte ik de moeilijk heid van mijn taak. Mevrouw Belden had op haar gemak het gedeelte van de loods uitge zocht waar zy haar doos zou verbergen; ik daar entegen had niets, waarop ik mijn onderzoek kon baseeren en ik zou heel wat lucifers noo dig hebben. Ik verbruikte er inderdaad een aan zienlijk aantal. Met op één na den laatsten lucifer ontdekte ik, dat een van de planken van den vloer een beetje uitstak. Ik had nog maar één lucifer! En ik moest de plank weghalen, onderzoeken wat er onder lag en, als de doos daar lag, haar wegnemen. Ik wilde mijn laat sten lucifer niet verspillen en knielde daarom in het donker neer om de plank te onderzoe ken. Zy was niet vastgespijkerd. Ik drukte er met mijn volle gewicht op, trok haar naar mij toe en gooide haar opzij. Toen stak ik mijn laatsten lucifer aan en keek in het gat, dat ontstaan was. Onderin zag ik iets een steen of een doos dat ik juist wüde pak ken, toen ik mijn lucifer liet vallen. Ik betreurde myn onhandigheid, maar ik was vastbesloten om op goed geluk te tasten naar wat ik gezien had; ik stak myn arm in het gat en haalde er het voorwerp uit, dat mijn nieuwsgierigheid had opgewekt. Het was de doos! Ik was tevreden omdat ik mij niet te vergeefs had ingespannen, en mijn eenige gedachte was, zoo gauw moge lijk weg te komen, om nog vóór mevrouw Belden thuis te zijn. Zou dat mogelijk zijn? Dan zou ik haar voorbij moeten loopen. Zou zy mij dan niet herkennen? Ik dacht dat het wel de moeite waard was, het te probeeren. Ik bereikte den grooten weg en stapte flink door. Een poosje liep ik zoo zonder iemand te ontmoeten. Maar plotseling stond ik by een bocht van den weg tegenover mevrouw Belden die, midden op den weg staande, achterom keek. Eenigszins in de war liep ik schichtig voorby omdat ik bang was dat zy my aan zou hou den. Zy liet my voorby gaan zonder een woord te zeggen. Verbaasd omdat zij geen notitie van my had genomen draaide ik mij om en begreep oogenbhkkelyk de reden van die eigenaardige houding. De loods stond in brand! Ik begreep dat die brand myn werk was: de lucifer die ik had laten vallen, was er de oor zaak van. Ook ik keek naar de vlammen die hoog oplaaiden. Dit schouwspel boeide my zoo, dat ik er mevrouw Belden door vergat. Maar plotseling hoorde ik haar halfluid in zichzelf mompelen: „Myn hemel, dat was mijn bedoe ling niet. Toch ben ik blij dat de papieren voor goed vernietigd zyn. Ik heb den wensch van Mary vervuld en niemand zal my kunnen la ken." Ik wachtte niet langer om nog meer te hooren. Toen ik thuis kwam, keek ik allereerst of de zwerfster geen misbruik had gemaakt van myn afwezigheid om het huis leeg te stelen; daarna ging ik naar mijn slaapkamer om eens naar de bewuste doos te kijken. Zy was van blik en zorg vuldig afgesloten. Haar gewicht overtuigde my er van, dat er alleen maar papieren in waren, waarover mevrouw Belden mij gesproken had; ik zette de doos onder mijn bed en ging toen weer naar het salon. Nauwelyks zat ik en had een boek genomen, toen myn gastvrouw binnen kwam. „Wat een avond!" riep zy uit, terwijl zij haar hoed afzette. „Het weerlicht en er staat een huis in brand. Het is vreeselijk! Ik hoop dat de eenzaamheid u niet te zwaar gevallen is. Ik had een afspraak, maar ik dacht niet dat ik zoo lang zou wegbiyven." Ik antwoordde ontwykend en zy haastte zich de kamer uit om het huis te gaan sluiten. Ik wachtte even op haar, maar zy kwam niet meer terug, zy was waarschijniyk bang om zich te verraden en was maar naar boven gegaan. Dit verheugde mij ten zeerste, want ik moet be kennen, dat ik dien avond alleen maar naar rust verlangde en ik verschoof de zorgen tot den volgenden dag. Zoodra het onweer voorby was, ging ik naar bed en viel spoedig in een vasten slaap. DERDE hoofdstuk De verdwenen getuige „Mynheer Raymond!" Mijn naam werd zacht en voorzichtig uitge sproken. Dat deed my ontwaken en ik richtte my op. Het werd al dag en zoodoende kon ik in de opening van de deur, die naar het salon leidde, het gezicht van de bedelares onderschei den, die mevrouw Belden den vorigen avond had binnengelaten. Ik was boos en wilde haar dan ook wegsturen, toen zij tot mijn groote ver bazing een rooden zakdoek uit haar zak haalde. De zwerfster was F.! „Lees dit," zei hij vlug en gaf mij 'n briefje. Zonder verder iets te zeggen, ging hij uit de kamer en sloot de deur achter zich. Ik ging haastig naar het raam en bij het eerste licht van den dag las ik de volgende regels, die haas tig en slordig waren neergeschreven: Zij is hier; ik heb haar gezien in de kamer, die op het bygaande plan door een kruisje is aangegeven. Wacht tot acht uur en ga dan naar boven. Ik zal wel een middel vinden om me- vouw Belden uit huis te lokken. By het briefje was deze teekening. Hannah bewoonde dus het kamertje, dat bo ven de eetkamer lag en ik had my den vorigen avond niet vergist, toen ik iemand boven myn hoofd meende te hooren loopen. Zeer opge lucht ging ik weer naar bed; te zelf der tyd echter was ik zeer opgewonden by de gedachte dat ik weldra het meisje zou zien, dat, zooals ik alle redenen had om te gelooven, het geheim van den moord op mijnheer Leavenworth kende. Tevergeefs trachtte ik weer in te slapen en ten slotte gaf ik het maar op en bleef liggen luis teren naar het ontwaken van het huis en zijn omgeving. F. had de deur achter zich gesloten en ik hoorde mevrouw Belden dus niet naar beneden komen. Maar duidelyk hoorde ik haar kreet van verbazing, toen zy zag dat de keuken leeg was en de bedelares gevlogen. Een oogen blik was ik bang dat F. een stommiteit had uit gehaald door zoo met de stille trom te vertrek ken. Den vorigen dag had ik mevrouw Belden's karakter goed kunnen bestudeeren en het ver baasde mij dan ook heelemaal niet, toen ik haar in de aangrenzende kamer hoorde mom pelen: „Arme vrouw, zij heeft zoo lang in de vrije natuur geleefd, dat zy 't niet heeft kunnen uithouden om een heelen nacht in huis opge sloten te zitten." De minuten kropen voorbijeindelijk sloeg het acht uur. Juist bij den laatsten slag werd er aan de deur van de binnenplaats geklopt. Een jongetje rende de keuken binnen en riep met schelle stem: „O, mevrouw BeldenI Vader heeft een aanval.... Kom gauwl" Ik snelde toe; myn gastvrouw leek erg in de war. „Een arme houtzager heeft een aanval ge kregen," zei zy, „en nu komt men my halen. Wilt u als het u blieft op het huis passen terwyi ik weg ben? Ik zal zoo gauw mogelyk terug komen." En zonder mijn antwoord af te wachten, nam zij haar omslagdoek van een stoel en volg de den jongen naar buiten. Oogenblikkeiyk heerschte er een doodsche stilte in huis. Ik voel de een vage angst over my komen. Het leek mij, alsof ik niet de kracht zou hebben, om uit de keuken te. gaan en de trap op te loopen. En toch verlangde ik er naar, de waarheid te we ten. Toen ik eenmaal op de trap stond, verdween mijn angst en maakte plaats voor een groote nieuwsgierigheid. Ik opende de deur bovenaan de trap en stond in een ruime slaapkamer, klaarblijkelijk die van mevrouw Belden. Ik liep naar de deur die toegang gaf tot het vertrek, dat op het plan van F. met een kruisje was aan gegeven. Ik luisterde scherp. Er kwam geen ge luid uit de kamer. Ik draaide den knop om en wilde naar binnen gaan, maar de deur was op slot. Ik keek door het sleutelgat, maar zag niets. Toen herinnerde ik my, dat ik op het plan ge zien had, dat er aan den anderen kant van de gang nog een tweede deur was, die toegang gaf tot ditzelfde vertrek. Haastig liep ik om. Ook deze deur was op slot. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9