DYNAMIET EN PACIFISME
JCef vetfiaal van den daa
f
ZADELHOFF
GELDERSCHE
ROOKWORST
STRAPERLO
ANNIE EN HET SPOOKHUIS Vermoedens!
too Dollars.' nu, dat is dg moetje waar
laten we naar onze boot gaam. op
het geval
1
MAANDAG 23 OCTOBER
ALFRED NOBEL
Honderd jaar geleden werd de
groote ingenieur te Stockholm
geboren
De Nobelprijzen
Alfred Nobel
Een inbraak bij den
president
Van stad tot dorp
Jonge atoomsplitsers
DRAISlflAvAiNVALKEriBURG'S--
- LEEUWARDEN-
Een herdershond als
stierenvechter
Een vulkaan in de
sneeuw
Gevaarlijk jacht
avontuur
(zelfmoord7WE
leven opmaakt
ik begrijp maar n/ei dat ze au e -
ze zeggen allen dat z'n boot ten w/S\
TEN VAN DE STA O IS VASTGELOOPEN. MAAR
H'J GiNG /N OOSTELIJKE R/CHT/NG DISSC/M
SAKKERLOOT, /K ZOU WEL EENS WUlEN
weten, of oe commissaris dat weet
Ë'IMjiiiÜ
MERK
INDERDAAD IETS FIJNS
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
LEAVENWORTH
DOOR ANNA K. GREEN
Zaterdag was het honderd jaar geleden, dat
Alfred Nobel werd geboren, de beroemde
stichter van de Nobelprijzen en de uit
vinder van het dynamiet, hetgeen overigens
niet zijn eenige uitvinding was.
Nobel zag het levenslicht te Stockholm op
21 October 1833 en stierf in San Remo op 10
December 1896. Evenals zijn vader was hij
scheikundige en beiden legden zich toe op de
uitvinding van explosieve stoffen. Hun eerste
succes behaalden zij in 1862, toen Alfred een
dosis nitro-glycerine maakte, welke aanleiding
werd tot de oprichting van een fabriek voor
ontploffingsstoffen aan den oever van de Elbe,
spoedig gevolgd door een tweede fabriek in
Krümmel. Deze fabrieken werden in 1865 op
gericht en reeds een jaar later vond Nobel het
dynamiet uit, waardoor hij de grondlegger
werd van de moderne explosie-techniek, Ge
durende de volgende jaren stichtte hij een
groot aantal fabrieken in verschillende landen.
In zijn Parijsche ateliers vond hij in 1873 de
explosieve gelatine uit. Het eene patent volgde
na het andere en zij bleven waarlijk niet be
perkt tot de gevaarlijke springstoffen. Integen
deel: in 1878 nam hij patent op iets, dat juist
niet ontploffen kon, n.l. den onontplofbaren
stoomketel en tegelijk op een automatische rem.
Dan wierp hij zich op het zwavelzuur en vond
een nieuwe methode om zwavelzuur te con-
centreeren. Tegelijk, in het zelfde jaar verraste
hij de wetenschap met de nieuwe raffmatie
yan gietijzer.
Ook de petroleum had zijn belangstelling
en hij vond een toestel om de continue distillatie
van de petroleum toe te passen. De voordeelen
uit deze kwamen voornamelijk Rusland te stade
met zijn rijke en overvloedige petroleumbron-
nen.
Weer een patent in 1888 en wel op een nieuwe
kruitsoort, die zoo goed als geen rook ver
spreidde en die hij den naam ballistiet gaf.
Het was in 1891 dat hij zijn laboratorium over
bracht naar San Remo. Daar stelde hij zijn
beroemde testament samen, dat later zulk een
opzien zou baren, maar dat aanleiding werd
tot de periodieke toekenning van een prijs
ter bekroning van humanitaire werken. Een
en twintig millioen gulden, het grootste deel
van zijn vermogen, wenschte hij beschikbaar
te stellen voor de vijfjaarlijksche uitkeering
van den prijs van ongeveer negentig duizend
gulden voor verschillende werken, o.a. voor de
belangrijkste ontdekking op het gebied van de
natuurkunde, der scheikunde, der geneeskun
de, voor het werk dat den sterksten ideëelen
inslag had en voor het werk dat het verdien
stelijkste pleidooi was voor den wereldvrede en
voor de ontwapening. De toekenning der eerste
vier prijzen wordt bepaald door de Zweedsche
Academie, de vijfde door de Noorsche Volks
vertegenwoordiging.
Op 10 December 1901 werden de prijzen voor
de eerste maal toegekend. De commissies, die
hiermede belast zijn, vormen het Nobel-instituut.
Zooals wij zeiden, het testament van Nobel
heeft de familie-gemoederen ernstig in be
roering gebracht, zooals gebruikelijk is, wan
neer de lieve duiten elders heenvloeien dan in
de brandkasten van familieleden, die de erfenis-
verdeelingen met popelend hart tegemoet zien.
Het kwam ook hier natuurlijk tot een vinnig
proces en, zooals de traditie nu eenmaal eischt,
de familie wist met zekerheid dat Nobel tijdens
de opstelling van zijn testament getroubleerd
en dus ontoerekenbaar was geweest. Dat hij
zijn leven lang de afdoende bewijzen van het
tegendeel had gegeven, nam .de familie liever
niet in aanmerking, maar de rechtbank over
woog dit wèl en stelde bovendien vast dat het
testament door Nobel was samengesteld in het
bijzijn van zeer betrouwbare getuigen, hetgeen
de rechtbank terecht beschouwde als een nieuw
bewijs van het gezond verstand van den uit
vinder. Het slot van het drama was dan ook
een officieele erkenning van het testament,
waar de familie dus naast greep.
Men heeft vaak beschouwingen gewijd aan de
schijnbare tegenstelling die zou bestaan tus-
schen de uitvinding van het dynamiet dat
ellendige oorlogswapen en het feit dat Nobel
een prijs uitloofde voor de grootste werkers aan
de vredesgedachte. Ja zelfs heeft men de vraag
gesteld of hij bedoelden prijs niet instelde om goed
te maken wat hij met zijn dynamiet „misdreef".
Men kan de moeilijkheden zoeken waar
ze niet zijn en waar ze zelfs niet voor de hand
liggen. Zou Alfred Nobel, die heldere en schran
dere kop, werkelijk aldus gehandeld hebben
zonder ook maar een oogenblik deze handeling
aan zijn vrienden te verklaren? Zeker zal hij
vaak by de gedachte aan het misbruik, dat men
van zyn vinding maken zou, een gevoel van
afgryzen hebben gekend, maar zoolang hij geen
andere bedoelingen had dan de wetenschap in
staat te stellen tot een nuttig gebruik van het
dynamiet, had hij niet noodig het tegendeel te
laten overwinnen.
De uitvinder van het dynamiet had zich ze
ker niet méér bekommerd te maken over de ge
volgen dan de uitvinders van de boekdruk
kunst. Dat Nobel dus een sissertje noodig had
voor zijn geweten, lijkt ons een ietwat fantas
tische veronderstelling.
Nobel was het type van wat wij populair noe
men: de zwerver. Geen zwerver der wetenschap,
maar een man, die reeds als jongen van zeven
tien jaar er op uit trok, gedreven door de weten
schap en den reislust. Allereerst trok hem Ame
rika aan, dan Rusland, waar hij verbleef tot
na den Krim-oorlog. Dan volgt Frankrijk, waar
hij op aanbeveling van Napoleon III een ton
los krygt van een bankier.
Het ging vlot, maar spoedig kwamen de be
zwaren in den vorm van klachten over de ge
varen die zyn fabrieken temidden van andere
huizen opleverden. Hy fabriceerde toen op het
water. Een boot was zyn laboratorium en zijn
fabriek. En zijn gevaariyke boot trok zeer de
aandacht op het Malarmeer. De Duitschers.
minder angstig uitgevallen, bouwden een fabriek,
waarvan Nobel de leiding kreeg en zoo volgde
de verdere reeks. Het liep intusschen niet zon
der ongelukken af. Een paar fabrieken, onder
andere de Duitsche, zijn in de lucht gevlogen.
Enkele ernstige ontploffingen van scheepsladin
gen en zelfs een ontploffing in de bagage van
Nobel in een Amerikaansch hotel deden de we
reld opschrikken en spoedig weigeren alle ha
vens het dynamiet den toegang
Een merkwaardige bijzonderheid vinden we in
het feit, dat de secretaresse van den grooten
uitvinder.... Bertha von Suttner was, de
warme pacifiste, schryfster van „De Wapens
neer", die, naar men, niet ten onrechte ver-
moedeiyk, aanneemt, Nobel heeft overtuigd van
het belang van een vredesprüs. Van zyn dyna
miet hangt inderdaad de vrede niet af. De
menschheid vocht reeds eeuwen voordien. En
hoeDaarom gunne men Nobel den eeretitel van
nobel pacifist.
Te Athene had de jonge, veelbelovende Hen-
ric Aleksandros geld noodig, en hy besloot in
deze behoefte door diefstal te voorzien. Na rijp
beraad met zichzelf besloot hij zich naar het
regeeringspaleis te begeven. Voor het palcis
staat altijd een schildwacht. Bovendien zijn
daar nog de muren en hekken, die men moet
2IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Ieder mensch waagt graag een kansje,
leder meent zich steeds wat mans,
Ook al heeft een buitenkansje
Inderdaad geen schijn van kans!
Want een kans is gauw verkeken
En het is ook zeer gewoon,
Bij uw kansje ziet een ander
Juist zijn eigen kansje schoon!
i Velen dachten met strapèrlo,
Of zegt u soms straperlö?
ËWant de uitspraak en de winstkans
Schijnen allebei zoo-zoo,
Velen dachten, kijk het gaat hier
Zuiver om behendigheid,
Zoodat thans een prachtig kansje
Bij dit spel geen twijfel lijdt!
I Want behendigbij zoo'n vleitaal
Is het toch nog steeds je dat, f
Dat geen mensch zijn eigen krachten
Ooit behendig onderschat!
't Is ook inderdaad gebleken,
Dat behendigheid ook hier
I Wel bestondmaar toch voornaam'lijk
Aan den kant van den croupier!
I Daarom is het spel verboden!
I Dit beduidt nu op z'n minst,
Voor dengeen, die moet verliezen,
Voor dit keerzijn eerste winst!
MARTIN BERDEN.
(Nadruk verboden)
aiiiimiiimiimiimiimiiiiiiiiiiHiiHiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiR
passeeren voor men de brandkast bereikt, ver
der moet men het personeel en andere huis-
genooten ontloopen.
Maar door deze hindemissen liet Aleksandros
zich niet storen. Hij voelde er ook niets voor
's nachts uit zyn bed te komen om de zaak op
te knappen. Liever ging hij 's middags. Bij
klaarlichten dag klom hij dus over de muren,
wrong zich door hekken en was binnen, waar
bij men nog in aanmerking moet nemen, dat
hy de hoogte verkeerd had berekend en ergens
met een luiden gil van een schutting plofte.
Maar niemand stoorde hem. De wacht was
juist bezig met de siësta. Henric nam mee wat
hij dragen kon, wandelde door de voordeur naar
buiten en ging 's avonds uit.
Van buurtbewoners vernam men later, dat
Aleksandros de dader was. De jongeman zelf
heeft zich op den Balkan verstopt en er zal een
Sherlock Holmes of een Karl May noodig zijn
om hem in zyn schuilhoek te snappen.
De zevenhonderd jaar oude stad Bihac in
Bosnië heeft de regeering verzocht voortaan
als dorp te worden gerangschikt, ten einde de
hooge belastingen te vermyden. Vele bewoners
zyn echter hiertegen gekant, daar zij deze ver
andering een beleediging achten voor de
plaats.
Kort geleden is er te Londen een bijeenkomst
geweest van natuurkundigen uit geheel Enge
land, waarbij de beroemde lord Rutherford en
de nestor der Engelsche physica, de 82-jarige
Sir Oliver Lodge, tegenwoordig waren. De voor
naamste bedoeling der vergadering was de hul
diging der jeugdige geleerden, wier leeftijd ge
middeld minder dan dertig jaar is. Sir Oliver
Lodge merkte op, dat deze jonge mannen in de
laatste achttien maanden meer tot de kennis
van het atoom hebben bygedragen, dan dege
nen, die zich met de studie in kwestie de voor
bijgegane vyf-en-twintig jaar hebben bezig
gehouden. „Als we bij de 5 millioen volt zijn
aangeland," zei lord Rutherford, „dan zullen
we ieder element kunnen ontbinden."
Twee mannen, die by een dorp in de naby-
heid der Duitsch-Boheemsche stad Reichen-
berg door een stier aangevallen werden, zyn
door een dapperen herdershond gered. De woe
dende stier wierp een der beide wandelaars
tegen den grond en toen zyn kameraad hem
te hulp wilde komen, werd ook hy door het
beest op de horens genomen en op den grond
gesmakt. Eeide gewonden waren er niet levend
afgekomen, als niet plotseling een herdershond
den razenden stier had aangevallen. Er ont
stond een gevecht op leven en dood. Op het
hulpgeroep der beide mannen kwamen de
dorpsbewoners aangesneld en met vereende
krachten gelukte het den stier te overmees
teren.
Beide mannen hebben zware verwondingen
opgeloopen. De herdershond moest afgemaakt
worden, daar de stier hem doodeiyk gewond
had.
Een Amerikaansch viegenier is er in ge
slaagd, een serie merkwaardige luchtfoto's tt
maken, toen hij over het vulkanische eilandje
Whakari vloog, het „witte eiland" van Cook,
dat op een afstand van 65 K.M. van de kust
van Nieuw-Zeeland ligt. De foto's bevestigen,
dat er een nieuwe vulkaankrater ontstaan la.
Ten einde uit de gassen van dezen vulkaan
zwavel te winnen, waren op het eiland instal
laties gemaakt door een maatschappij, welker
employé's echter by een geweldige uitbarsting
in het jaar 1914 tot den laatsten man hei
leven verloren. Later is het bedrijf overgeno
men door een Engelsche kapitaalgroep, maar
ook deze onderneming heeft verleden jaar de
werkzaamheden gestaakt, nadat bij een nieuwe
uitbarsting het zeewater in den nieuwen krater
was binnengedrongen.
Deze krater op den 2250 M. hoogen berg
Ngauroehoe, stoot onophoudelijk dampen en
gassen uit. Volgens de foto's is de werking van
den vulkaan nog al onschuldig, wat echter
slechts is toe te schrijven aan den sterken
sneeuwval. De vulkaan is een deel van het Na
tional Park.
Captain Ritchie, die in Kenya gestationneerd
is als hoofd-jachtopziener, beleefde een onaan
genaam jachtavontuur bij de poging een boos-
aardigen rhinoceros, die den menschen vrees aan
joeg, uit den weg te ruimen. Toen Ritchie naar
het dier zocht stond het plotseling op een
afstand van 8 voet voor hem en viel verwoed
op hem aan. Ritchie schoot tweemaal en sprong
op zij. Hij kwam echter te vallen en het woe
dende dier stiet hem met den kop ongeveer 10
voet verder. Tenslotte wilde het toeval, dat
Ritchie iets vond, om zich achter te verber
gen en de rhinoceros stormde in vollen galop
over hem heen, gelukkig zonder hem te raken.
Toen Ritchie opstond vond hij het dier on
geveer 200 meter verder, en het was dood.
Op 26-jarigen leeftijd liep All Bums gevaar
een monomaan te worden. Hy had een
grief en die grief nam dageiyks in hevig
heid toe. zy stoorde hem in z'n denkvermogen,
gaf hem een averechtschen kijk op de zaken,
oefende een verkeerden invloed uit op z'n ka
rakter en dreef hem tot een donkere wereldbe
schouwing. Hij begon een menschenhater te wor
den. En waarom dat alles? Omdat z'n nacht
merrie trein 8.23 was. Met den trein van 8.23
had hü nu al elf jaar van het Noorderstation
in de voorstad naar de City gereisd.
„Ik ben een zoon van het vrije Engeland,"
mopperde hij, terwijl hij zenuwachtig z'n das
aan z'n boordje trachtte vast te maken, „en
toch ben ik veroordeeld om eiken morgen dien
vervltrein van 8.23 te halen. Vrijheid? Een
mooie vrijheid!"
Om 7.30 stond All eiken morgen op, waschte
en schoor zich, gebruikte haastig z'n ontbijt,
holde naar het station, rende het perron op
en sprong in een derde klas rookcoupé, meest
wanneer de trein zich al in beweging had gezet.
Hij had een vreeselijken hekel aan den trein
en kon het perron niet luchten of zien. En als
hij nu en dan maar eens een leegen coupé trof.
Maar neen, z'n coupé was altyd propvol met
menschen, die evenals hij tot die verwenschte
sleur waren veroodeeld.
Op een zonnigen morgen, midden in den zo
mer, kwam All's moeder, als naar gewoonte, in
z'n slaapkamer om hem te wekken. Meestal
moest ze hem wakker schudden.
„Het is half acht!" riep ze.
De zon scheen vrooiyk door 't venster; in
den tuin, laag in den boom, zong een vogel.
Zelfs een luilak zou dien dag vroeg opgestaan
zijn, maar All, ofschoon geen luilak, dacht er
niet aan. Hij wilde dien dag eens vry zijn. Z'n
opstandige geest teekende verzet aan tegen den
dwang trein 8.23 te halen. De trein kon voor
zijn part naar den drommel oopen! Hij zou
dien dag maar eens niet naar 't kantoor gaan
en nog een uurtje in bed biyven om z'n onaf
hankelijkheid te toonen. Daarna zou hij op z'n
gemak opstaan; dan kon hij nog zien of hy
naar 't kantoor zou gaan of niet.
Een kwartier later kwam z'n moeder weer
by hem en schudde hem flink heen en weer.
,,'tls kwartier vóór acht. Wat mankeert je
toch?"
All rekte zich geeuwend uit. „Ja, ja, ik sta
dadelijk op."
„Je zult trein 8.23 missen."
Toen hy den door hem zoo gebeten trein hoor
de noemen, werd hy woedend.
„Ik walg van trein 8.23. Laat hem voor mijn
part derailleeren of omvallen."
„Wees nu niet dwaas. Je weet dat je hem
halen moet."
All's moeder verliet het slaapvertrek, terwijl
ze zich afvroeg of haar zoon zich misschien wat
overwerkt had.
Om 9.30 zat hy op z'n gemak te ontbijten;
hy gevoelde zich vroolijk en opgewekt.
„Wat mankeert jou toch vanmorgen?" vroeg
z'n moeder.
„Niets."
„Wat zal je patroon wel zeggen."
„Hy kan zeggen wat hy wil."
zy schonk hem thee in. „Je zult je betrek
king verliezen."
„Het kan me niets schelen. Ik vertik het om
eiken morgen met dien verwenschten trein van
8.23 te vertrekken. Ik ben die slaverny moede.
Ik wil toonen dat ik een man ben."
„Je betrekking verliezen, dót zal je."
„Dan zal ik wel weer een andere krijgen. Ik
heb voorgoed m'n bekomst van 8.23 en alles wat
daarmee in verband staat. Soms heb ik lust
me onder de locomotief te werpen."
„Je hebt rust noodig, m'n jongen, je bent een
beetje overspannen. Ik moest, dunkt me, den
dokter maar eens laten komen."
„Ik ben zoo gezond als een visch, maar u
begrypt me niet; nog eens, moeder, ik mankeer
niets. Nu ga ik even uit. Tot straks."
„Ga je naar 't kantoor?"
„Dat weet ik nog niet."
AU zette z'n hoed op en ging de deur uit.
Z'n moeder schudde het gryze hoofd en keek
hem bezorgd na.
Buiten gekomen, wandeld AU Bums met lich
ten stap verder. Aan de gevolgen van z'n „spy-
f ÜE COMMITARH WEET NATUURLIJK
i WEL WA TH'J DOET. NAAR WAT6EEFTHST
I OM DB RIVIER AF TE DREüüE/i JK.MTEN
WESTEN VAN DE STAD7O E RECHTER WA)
jOW EEN MJL TEH DOSTEN AAN'7 V/SMUt
OE N,ENSCHEN SCHIJNEN TE DENKEN DAT
IN tl VERDRONKEN /S
DE RECHTER WAS
EEN STILLE MAN H'J
SPRAK /Y/ET t/EÉL
ZOU H'J OOK ZEEF EEN
EINDE AAN Z'N
WETEN N/ET EENS
OF H'J VERDRONKEN
/S.HEBBEJ/ZE HEN
O E VONDEN?
HEBÖENP
fee JE DAT GEHOORDL
N M'JNHEER MACK; [/ACHT HE 7 WAAR-
r-y HEEFT IOOOOLlARS \)(H'JHUJK DA TOE RECH
UITGELOOP O, AANNENO/AJER OYER 'ETS AANT
nulht/noenkanoeve/Apiekeeen WAS EN ET
VELKE TOT OPHELDERING Jpgn EIND AAN CE
WéN/lf TOE/AL LEDE,
'M'JNHEER MMp\
R-
1AAKT HEEEL
T-zs-
NEEN. MAAR HET
'U/KT MC NOC AL OUt-
■DENJK.ZNHOED WAS
DR'JUFND EN Z'N 6007
LEEG.
MAAL INDE VERKEERDE RICHTING ZOEKEN
oen HAAR DEN RECHTER
beien" dacht hy niet. Op t oogenblik was hy
vrij. Wat later zou gebeuren, was van later
zorg. Vandaag was hy vrij, zoo vry als een
vogel in de lucht!
Welgemoed wandelde hij dus verder, toen hij
een jong meisje tegenkwam, wier voorkomen
hem trof door haar zelfbewuste houding, haar
knap gezicht en vriendelijken oogopslag. AU zelf
was wat men een knap jongmensch noemt.
Misschien zag het meisje dit ook, toen ze „en
passant" een blik op hem wierp. In elk geval
zag ze op dit oogenblik niet de bananenschil,
die de een of andere etende wandelaar daar had
neergeworpen of laten vaUen. Zij trapte er op,
gleed uit en viel, zoo lang als ze was op den
grond.
AU haastte zich haar te helpen. Hy beurde
haar op, maar kwam tot de bevinding dat ze
zich niet op de been kon houden. Ze had haar
enkel verstuikt.
Goede raad was I''i
hier duur, maar TV*/?/
AU Burns was 'n S -I tCllI
jonge man die Q O Q
gewoon was snel
in te grypen. Hij E
hielp haar naar 1
den kant van den weg, gaf haar een steuntje
en stuurde een toekykenden jongen uit om een
taxi te halen. Hij hielp haar in het voertuig
en ging naast haar zitten. Nog nooit had AU
zoo'n heerlijk ritje gemaakt. Het meisje was
alleraardigst.
Toen zy van den eersten schrik bekomen was,
raakte ze niet uitgepraat over z'n hulpvaardig
heid. Haar mond stond geen oogenblik stil. Nu
en dan sprak hij ook een paar woordjes, maar
meestal zweeg hij. Hij luisterde Uever. Veel te
gauw naar z'n zin, stond de taxi voor haar wo
ning stil. Hy hielp haar er uit en bracht haar
tot voor de huisdeur. Toen vroeg ze naar z'n
naam en adres.
In 't eerst wilde All Bums z'n naam niet
noemen, maar een oogenbhk later bedacht hij
zich. Het zou toch wel aardig zijn haar weer te
zien. Hij gaf haar dus z'n naam en adres op.
„Nogmaals vriendelijk dank," zei ze, en drukte
op het knopje van de electrische schel.
AU moest echter z'n vrijheidszucht van een
dag boeten. Hij kreeg z'n ontslag, omdat hij
niet wilde liegen. Wanneer hij gezegd had dat
hij ziek was, dan zou er waarschynlyk geen
wolkje aan de lucht zijn geweest. Maar met
een leugen voor den dag komen, dat nooit. Hy
zou zich zelf als een verachtelyk wezen be
schouwd hebben als hy zich door aUerlei draaie-
ryen had trachten te verontschuldigen. Z'n
waarheidsliefde kostte hem z'n betrekking.
Hij moest nu natuurlijk weer een betrekking
zoeken. Het zou niet lang meer duren of hy
zou weer in den tredmolen van de dagelijksche
sleur loopen. Misschien zou dan de trein van
8.07 in plaats van dien van 8.23 z'n dagehjksche
trein worden en dan kwam hij van den regen
in den drop. Had hij bij zijn ondoordacht uit
stapje van één dag iets gewonnen? Voor zoover
hij kon nagaan, moest hy deze vraag ontken
nend beantwoorden.
Eenige dagen later ontving hy een brief van
den vader van het jonge meisje, waarin deze
hem bedankte voor z'n hulp en hem verzocht
even by hem aan te komen, zoodra het hem
gelegen kwam.
All voldeed aan dit verzoek, vast besloten geen
geldelijke vergoeding voor z'n hulp aan het
jonge meisje aan te nemen.
Die werd hem dan ook niet aangeboden, maar
wel iets anders, iets dat een geheele omwen
teling in z'n gedachtenwereld en in z'n maat
schappelijke positie teweeg bracht.
De vader van het jonge meisje had een se
cretaris noodig, een secretaris, die veel met hem
op reis ging en nu had z'n dochter hem voor- 0
gesteld deze betrekking aan AU Bums te geven.
Zij had een zeer gunstigen indruk gekregen van
AU's geschiktheid voor deze positie. Ook de
vader was na z'n onderhoud met den jongen
man zeer met hem ingenomen en bood hem
op staanden voet de betrekking van particuüer
secretaris aan.
AU accepteerde met beide handen. Van nu af
geen eentonige arbeid meer, geen trein 8.23.
Hier werd veel aan z'n initiatief, aan z'n in- en
doorzicht overgelaten.
Het duurde niet lang of AU werd voor den
man, die zooveel ouder was dan hy, onmisbaar.
Ze reisden veel op het Vasteland van Europa.
Niet zelden waren beide heeren vergezeld van
het jonge meisje, wier Ueftallig gelaat gaande
weg een onuitwischbaren indruk op den jongen
man maakte. Zy en AU gingen weldra vriend
schappelijk met elkaar om; ze begrepen elkaar.
„Vind je het niet vreemd?" vroeg ze eens,
toen ze op een Kasselboot van Dover naar
Calais stoomden, „dat dit alles zoo moest ge
beuren? Als ik niet op een bananenschil uitge
gleden en gevaUen was, zou ik je nooit gekend
hebben."
Drie jaar na hun eerste kennismaking wer
den ze man en vrouw, maar niet dan nadat op
haar uitdrukkelyk verzoek haar vader hem als
deelgenoot in z'n zaken had opgenomen. Op het
oogenbUk dat ik dit schryf, is AU Bums het
geachte medehd eener wereldfirma.
lil 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlm
A.I16 Q00WI6 S ongevallen verzekerd voor een der vo
0l|end7uaitdkeermlm fSOOO.'vllte™SC f750.' f250.' een''voet T 'eendoog f125.' duto ofwysTmger f SO.'tlS? f40.' Aderen vin;
•n
vinger
gevallen verzekerd voor een aer volgende uiiKeermgen 1 ww. verues
38
Ik stak er een aan; hij was al opgebrand
eer ik de plaats had kunnen ontdekken, waar
de doos stond, daar ik niet wist waar ik precies
moest zoeken. Toen eerst besefte ik de moeilijk
heid van mijn taak. Mevrouw Belden had op
haar gemak het gedeelte van de loods uitge
zocht waar zy haar doos zou verbergen; ik daar
entegen had niets, waarop ik mijn onderzoek
kon baseeren en ik zou heel wat lucifers noo
dig hebben. Ik verbruikte er inderdaad een aan
zienlijk aantal. Met op één na den laatsten
lucifer ontdekte ik, dat een van de planken van
den vloer een beetje uitstak. Ik had nog maar
één lucifer! En ik moest de plank weghalen,
onderzoeken wat er onder lag en, als de doos
daar lag, haar wegnemen. Ik wilde mijn laat
sten lucifer niet verspillen en knielde daarom
in het donker neer om de plank te onderzoe
ken. Zy was niet vastgespijkerd.
Ik drukte er met mijn volle gewicht op, trok
haar naar mij toe en gooide haar opzij. Toen
stak ik mijn laatsten lucifer aan en keek in het
gat, dat ontstaan was. Onderin zag ik iets
een steen of een doos dat ik juist wüde pak
ken, toen ik mijn lucifer liet vallen. Ik betreurde
myn onhandigheid, maar ik was vastbesloten
om op goed geluk te tasten naar wat ik gezien
had; ik stak myn arm in het gat en haalde er
het voorwerp uit, dat mijn nieuwsgierigheid had
opgewekt. Het was de doos! Ik was tevreden
omdat ik mij niet te vergeefs had ingespannen,
en mijn eenige gedachte was, zoo gauw moge
lijk weg te komen, om nog vóór mevrouw Belden
thuis te zijn. Zou dat mogelijk zijn? Dan zou ik
haar voorbij moeten loopen. Zou zy mij dan niet
herkennen? Ik dacht dat het wel de moeite
waard was, het te probeeren.
Ik bereikte den grooten weg en stapte flink
door. Een poosje liep ik zoo zonder iemand te
ontmoeten. Maar plotseling stond ik by een
bocht van den weg tegenover mevrouw Belden
die, midden op den weg staande, achterom keek.
Eenigszins in de war liep ik schichtig voorby
omdat ik bang was dat zy my aan zou hou
den. Zy liet my voorby gaan zonder een woord
te zeggen. Verbaasd omdat zij geen notitie van
my had genomen draaide ik mij om en begreep
oogenbhkkelyk de reden van die eigenaardige
houding. De loods stond in brand!
Ik begreep dat die brand myn werk was: de
lucifer die ik had laten vallen, was er de oor
zaak van. Ook ik keek naar de vlammen die
hoog oplaaiden. Dit schouwspel boeide my zoo,
dat ik er mevrouw Belden door vergat. Maar
plotseling hoorde ik haar halfluid in zichzelf
mompelen: „Myn hemel, dat was mijn bedoe
ling niet. Toch ben ik blij dat de papieren voor
goed vernietigd zyn. Ik heb den wensch van
Mary vervuld en niemand zal my kunnen la
ken." Ik wachtte niet langer om nog meer te
hooren.
Toen ik thuis kwam, keek ik allereerst of de
zwerfster geen misbruik had gemaakt van myn
afwezigheid om het huis leeg te stelen; daarna
ging ik naar mijn slaapkamer om eens naar de
bewuste doos te kijken. Zy was van blik en zorg
vuldig afgesloten. Haar gewicht overtuigde my
er van, dat er alleen maar papieren in waren,
waarover mevrouw Belden mij gesproken had;
ik zette de doos onder mijn bed en ging toen
weer naar het salon. Nauwelyks zat ik en had
een boek genomen, toen myn gastvrouw binnen
kwam.
„Wat een avond!" riep zy uit, terwijl zij haar
hoed afzette. „Het weerlicht en er staat een
huis in brand. Het is vreeselijk! Ik hoop dat de
eenzaamheid u niet te zwaar gevallen is. Ik had
een afspraak, maar ik dacht niet dat ik zoo
lang zou wegbiyven."
Ik antwoordde ontwykend en zy haastte zich
de kamer uit om het huis te gaan sluiten. Ik
wachtte even op haar, maar zy kwam niet meer
terug, zy was waarschijniyk bang om zich te
verraden en was maar naar boven gegaan. Dit
verheugde mij ten zeerste, want ik moet be
kennen, dat ik dien avond alleen maar naar
rust verlangde en ik verschoof de zorgen tot
den volgenden dag. Zoodra het onweer voorby
was, ging ik naar bed en viel spoedig in een
vasten slaap.
DERDE hoofdstuk
De verdwenen getuige
„Mynheer Raymond!"
Mijn naam werd zacht en voorzichtig uitge
sproken. Dat deed my ontwaken en ik richtte
my op. Het werd al dag en zoodoende kon ik
in de opening van de deur, die naar het salon
leidde, het gezicht van de bedelares onderschei
den, die mevrouw Belden den vorigen avond
had binnengelaten. Ik was boos en wilde haar
dan ook wegsturen, toen zij tot mijn groote ver
bazing een rooden zakdoek uit haar zak haalde.
De zwerfster was F.!
„Lees dit," zei hij vlug en gaf mij 'n briefje.
Zonder verder iets te zeggen, ging hij uit de
kamer en sloot de deur achter zich. Ik ging
haastig naar het raam en bij het eerste licht
van den dag las ik de volgende regels, die haas
tig en slordig waren neergeschreven:
Zij is hier; ik heb haar gezien in de kamer,
die op het bygaande plan door een kruisje is
aangegeven. Wacht tot acht uur en ga dan naar
boven. Ik zal wel een middel vinden om me-
vouw Belden uit huis te lokken.
By het briefje was deze teekening.
Hannah bewoonde dus het kamertje, dat bo
ven de eetkamer lag en ik had my den vorigen
avond niet vergist, toen ik iemand boven myn
hoofd meende te hooren loopen. Zeer opge
lucht ging ik weer naar bed; te zelf der tyd
echter was ik zeer opgewonden by de gedachte
dat ik weldra het meisje zou zien, dat, zooals
ik alle redenen had om te gelooven, het geheim
van den moord op mijnheer Leavenworth kende.
Tevergeefs trachtte ik weer in te slapen en ten
slotte gaf ik het maar op en bleef liggen luis
teren naar het ontwaken van het huis en zijn
omgeving. F. had de deur achter zich gesloten
en ik hoorde mevrouw Belden dus niet naar
beneden komen. Maar duidelyk hoorde ik haar
kreet van verbazing, toen zy zag dat de keuken
leeg was en de bedelares gevlogen. Een oogen
blik was ik bang dat F. een stommiteit had uit
gehaald door zoo met de stille trom te vertrek
ken. Den vorigen dag had ik mevrouw Belden's
karakter goed kunnen bestudeeren en het ver
baasde mij dan ook heelemaal niet, toen ik
haar in de aangrenzende kamer hoorde mom
pelen: „Arme vrouw, zij heeft zoo lang in de
vrije natuur geleefd, dat zy 't niet heeft kunnen
uithouden om een heelen nacht in huis opge
sloten te zitten."
De minuten kropen voorbijeindelijk sloeg het
acht uur. Juist bij den laatsten slag werd er
aan de deur van de binnenplaats geklopt. Een
jongetje rende de keuken binnen en riep met
schelle stem: „O, mevrouw BeldenI Vader heeft
een aanval.... Kom gauwl"
Ik snelde toe; myn gastvrouw leek erg in de
war.
„Een arme houtzager heeft een aanval ge
kregen," zei zy, „en nu komt men my halen.
Wilt u als het u blieft op het huis passen terwyi
ik weg ben? Ik zal zoo gauw mogelyk terug
komen."
En zonder mijn antwoord af te wachten,
nam zij haar omslagdoek van een stoel en volg
de den jongen naar buiten. Oogenblikkeiyk
heerschte er een doodsche stilte in huis. Ik voel
de een vage angst over my komen. Het leek mij,
alsof ik niet de kracht zou hebben, om uit de
keuken te. gaan en de trap op te loopen. En
toch verlangde ik er naar, de waarheid te we
ten.
Toen ik eenmaal op de trap stond, verdween
mijn angst en maakte plaats voor een groote
nieuwsgierigheid. Ik opende de deur bovenaan
de trap en stond in een ruime slaapkamer,
klaarblijkelijk die van mevrouw Belden. Ik liep
naar de deur die toegang gaf tot het vertrek,
dat op het plan van F. met een kruisje was aan
gegeven. Ik luisterde scherp. Er kwam geen ge
luid uit de kamer. Ik draaide den knop om en
wilde naar binnen gaan, maar de deur was op
slot. Ik keek door het sleutelgat, maar zag niets.
Toen herinnerde ik my, dat ik op het plan ge
zien had, dat er aan den anderen kant van de
gang nog een tweede deur was, die toegang gaf
tot ditzelfde vertrek. Haastig liep ik om. Ook
deze deur was op slot.
(Wordt vervolgd)