Prikkeldraad Wat gebeuren moest Het rythme der Vondelwaardeering Ambtelijke plicht VALSCHE PROPAGANDA VOOR DE N.S.B. BEDREIGD STEDENSCHOON MONNIKENDAM DINSDAG 24 OCTOBER Veerligurige werkweek Inaugurale rede van Lr. B. H. Molkenboer O.P. TE Oordeel van Ir. Mussert Toontje-solidair! Geen A.J.C. optocht Ingevoerd hij Bruynzeel te Zaandam STRAPERLO TE ROTTERDAM Speelgelegenheden gesloten Een der karakteristieke oude grachtjes, welke de raad wil dempen B. H. Molkenboer O.P. Het besluit van den Ministerraad MISHANDELING IN EEN VERGADERING Roode persman krijgt het aan den stok met N. S. B. leden Geen jeugdbeweging meer, doch politieke propaganda PASTOOR SPIGT BEDIEND Toestand nog zorgwekkend OPLICHTER ACHTER SLOT EN GRENDEL De regeering heeft eindelijk ingegrepen in een zich hier te lande langza merhand gevormd hebbende ambte naren-vrijheid, waardoor het gezag onder mijnd werd, een ambtenaren-vrijheid, welke op den duur niet te handhaven was. Wie rustig nadenkt over het hetgeen hier mogelijk was en objectief kennis nam van de gevoerde actie, zal moeten toegeven, dat de regeering ingrijpen moést. De ambtenaar, die in het openbaar de meest felle kritiek uitoefent op het werk van zijn eigen chef, de Overheid, terwijl hij belast is met de uitvoering van dat werk, is een onbestaan baarheid, die nergens geduld kan worden. Nog veel minder wanneer die kritiek ont aardt in een tegen de maatregelen ge voerde niets ontziende actie. Zij, die met zooveel kracht geroepen hebben om een regeering, een overheid, in staat het gezag te handhaven, kunnen tevreden zijn, al zijn we niet zeker, dat dit het geval zal zijn, want veler streven was er op gericht, eventueel zélf deze maat regelen te nemen. De hier te lande be staande vrijheid voor den ambtenaar heeft geleid tot ongebondenheid. In geen land was mogelijk wat hier geschiedde. Zelfs in landen met een linksche meerderheid, zooals in de Scandinavische landen, waren acties van de ambtenaren tegen het beleid der Overheid, als hier plaats hadden, niet denkbaar. In alle landen bestaan er op het oogenblik, ten aanzien van de vrijheid der ambtenaren tegenover het gezag, veel strengere voorschriften dan hier. Het regeeringsbesluit, waarbij bepaald wordt, dat de ambtenaar zich zal hebben te onthouden van elke openbare actie tegen de Overheid en haar beleid, maakt daar nu een eind aan en wel op het juiste oogen blik. Dit besluit heeft niet tot gevolg, dat de ambtenaar zich niet over bepaalde eischen zou mogen uiten op de daarvoor aangewezen plaatsen, maar wel is thans met één slag een eind gemaakt aan het stelselmatig kweeken van ontevredenheid over het gevoerde beleid in vereenigings- organen en in speciaal voor de ambtena ren belegde openbare vergaderingen. De ambtenaar blijft dezelfde politieke vrijheden behouden als voorheen. De orga nisaties worden niet aangetast, evenmin als het contact met de Overheid door mid del van het georganiseerd overleg. De taak van de Overheid werd onnoemlijk ver zwaard door de georganiseerde aanvallen in het openbaar op haar beleid en dat Kon in de tegenwoordige moeilijke omstandig heden minder dan ooit worden toegestaan. Het is goed, dat de Raad van ministers heeft ingegrepen. Het besluit is verstrekkend, dat valt niet te ont kennen, maar een Overheid, die in deze tijden het gezag hoog wil houden, een Overheid, die regeeren wil, moést zulk een besluit nemen, daar was geen ontkomen aan. Zij kon zich niet door haar eigen ambtenaren voortdurend in het openbaar laten aanvallen en daarom stemmen we ten volle met den getroffen maatregel in. Wie zich niet onderwerpen wil, behoort in het ambtenaren-korps, vooral op dit oogen blik, niet thuis. Er wordt van den ambtenaar niet ge- eischt, dat hij in het openbaar het beleid van de Overheid zal verdedigen, overeen komstig het: wiens brood men eet, diens woord men spreekt, daar is geen sprake van, want de ambtenaar heeft zich immers te onthouden van elke openbare actie, zoo voor als tegen het regeeringsbeleid. Hij heeft alleen zijn plicht te doen als ambte naar, zooals de Overheid deze van hem eischt en ook het recht heeft te eischen. Waar het hier een besluit betreft van den Raad van ministers, daar geldt dit voor iederen ambtenaar, hoog en laag en niet slechts voor provincie, gemeente en wa terschap, in den geest van de nu pas gewij zigde Ambtenarenwet, die eenheid beoogt. Het bestuur van al deze organen vormt immers de Overheid. We gelooven niet, dat "het noodig zal zijn, dat Gedeputeerde Staten en de besturen van de gemeenten gelijksoortige besluiten nemen. Zonder twijfel zal dit besluit wel eenig verzet uitlokken. Wanneer het ambtenaren zijn, evenals alle andere groepen van per sonen, die eenmaal de perken te buiten zijn gegaan, kost het moeite ze weer binnen de perken terug te dringen. Toch was het noodig en moest het gebeuren. Het heeft ons al jaren verwonderd, dat de opvolgende regeeringen het niet gedaan hebben, maar nu het geschied is, mogen we ook vertrou wen, dat alle goedwillende partijen zich als één man achter de regeering zullen plaatsen, opdat krachtig de hand zal kun nen worden gehouden aan een besluit, dat door de overgroote meerderheid van ons volk als juist en goed zal worden aange merkt. Een belangrijke vraag is het', of het besluit van den Ministerraad ook aldus moet worden opgevat, dat ambtenaren voortaan niet meer aan pu blieke fascistische politiek welke natuur lijk tot veel kritiek op de regeering en haar beleid aanleiding geeft zullen mogen doen. Is het besluit aldus op te vatten (waaraan wij eigenlijk niet twijfelen kunnen), dan zal b.v. een ir. Mussert zijn ambtenaar schap niet langer met het N.S.B.-leider- schap kunnen combineeren, dan zal hij moeten kiezen of deelen. Of is het besluit alleen bedoeld tegen kritiek op de regeering en dezelver beleid inzake de "belangen der ambtenaren? Het lijkt ons niet waarschijnlijk; daartoe is het ministerraadsbesluit te algemeen gesteld, zonder iets of iemand ook uit te sluiten. En dus....? Voorts kan men zich afvragen, hoe de houding der regeering zal zijn ten opzichte van ambtenaren of beambten, die zich als leden van gemeenteraden, enz. als vijan. den der regeering uitlaten en gedragen. Sprekende in hun officieele functie zijn de volksvertegenwoordigers natuurlijk on schendbaar, doch dat beteekent nog niet dat zij daarom ook als ambtenaar of be ambteonafzetbaar zijn! Het zal velen met ons interesseeren, als nog het antwoord op deze en dergelijke vragen te vernemen. Vlekke retireert voor SO percent De heer Vlekke, propagandist der N. S. B„ zendt ons volgend schrijven: Naar aanleiding van het bericht „Valsche propaganda voor de N. S. B." in uw blad van Woensdag 18 Oct. j.l. moet ik een en ander een weinig rechtzetten. Inderdaad deelde ik op bedoelde vergade ring mede, dat Mgr. Aengenent tegen een kennis van mij verklaard heeft, dat door hem de N. S. B. voor Katholieken niet ver boden was. Ik knoopte daar onmiddellijk mijn eigen meening aan vast, dat zij ook niet verbo den zou en niet verboden kon worden, om dat haar fascistische leer niet in strijd was met de R. K. godsdienst en zedenleer. Dit laatste is niet door Mgr. gezegd, het eerste wel. Indien mijn woorden den indruk gewekt hebben, dat het geheel door Mgr. zou ge zegd zijn, herroep ik dat, want dat is inder daad niet waar en ook door mij niet be doeld. Ik hoop, dat u hieruit begrijpt, dat van valsche propaganda dus geen sprake is. VLEKKE N.B. Hierbij verzoek ik alle couranten, die bovenbedoeld bericht plaatsten, ook deze rectificatie op te nemen. Wij meenen naar aanleiding van het bovenstaande nog eens te moeten herhalen, dat naar ons te bevoegder plaatse vol komen duidelijk gebleken is van 's hee- ren Vlekke's bewering omtrent een uit spraak van Z. Hoogw. Exc. Mgr. Aengenent geen woord, maar dan ook geen woord waar is. De heer Vlekke retireert in zijn verklaring voor 50 pCt.; hij zal echter ook nog voor de overige 50 pCt. moeten retireeren. Immers, óók van de bewering, dat Mgr Aengenent aan een kennis van den heer Vlekke zou hebben verklaard, dat door Z. H. Exc. de N. S. B. voor katholieken niet verboden was, is geen woord waar. REDACTIE De directie van Bruynzeel's Deurenfabrieken heeft Maandag ten einde ontslag van arbeiders te voorkomen, de veertigurige werkweek inge voerd. De minimumloonen zijn thans, aldus meldt „De Telegraaf" hieromtrent, met vijf cent per uur verhoogd, zoodat bij de nieuwe arbeidsregeling een uniform loon van 78 cent per uur uitgekeerd wordt. Ingevolge de opdracht van den minister heeft Maandagmiddag de politie te Rotterdam de exploitanten van z.g. „behendigheidsspelen" aan gezegd, dat zij met ingang van Dinsdag deze spelen niet meer in hun lokaliteiten mogen laten beoefenen. Heden heeft prof. B. H. Molkenboer het ambt van buitengewoon hoogleeraar aan de R. K. Universiteit te Nijmegen aanvaard. Aan zijn bij die gelegenheid uitgesproken rede over „Het rhythme van de Vondelwaardeering", ont- leenen wij het volgende: i Drie tijdperken kunnen worden onderschei den, die de houding van het Nederlandsche volk tegenover 's lands oudsten en grootsten paëet hebben bepaald: het tijdperk van de imitatie van Vondel, den strijd cm Vondel en de studie in Vondel, de geheimzinnige slingeringen dus tüsschen misverstand en inzicht, afkeer en sympathie, vervreemding en verwantschap. De navolging begint al bij het leven van den meester zelf, in dien tijd toen de letterkundige eigendom eigenlijk nog moest worden uitge vonden en toen deze ook voor 't bewustzijn van Vondel nog maar een zeer betrekkelijk recht was. Maar nauwelijks is hij door de veertien poëten of liefhebbers van Poëzije, waarvan Brandt spreekt, in de Nieuwe Kerk ten grave gedragen, of de echo's van den Agrippijnschen zwaan galmen door de bogen en binten van ons beschavingsleven en blijven er palmen tot in den nacht van Hollands XV'IIIde eeuw. Intueschen viel een zekere, ja aldoor sterker wordende reactie bij de mannen der dichtgenoot schappen vast te verwachten. De uitspraak van Balthasar Huydecoper in 1730, dat ,,alle Dichters tegenwoordig het oog op Vondel hebben," prik kelde hen niet zoozeer om eindelijk zichzelf te worden als wel om den gsplunde-'den meester allerlei tekorten te gaan verwijten. De vrome sfeer van Vondels verheven ver beeldingen werd in den schouwburg niet langer geduld, omdat het rationalisme met alles wat zweemde naar stichtende allegorie of christe lijk symbool had afgerekend. De door Pels ingeleide filologische en esthe tische kritiek werd gesystematizeerd door den reeds genoemden Huydrcoper met zijn Proeve van Taal- en Dichtkunde; in vrijmoedige Aan merkingen op Vondels vertaa'de Herscheppin gen van Ovidius van 1730. Dit lijvige en knappe boek, dat met verbluffende terreinkennis bij een menigte van Vondelverzen de prompte parallellen uit Vondel zelf en een legio schrij vers te berde brengt en dat cok ongetwijfeld voor ons nog 'n bepaalde waarde heeft, vereenigt in zich de drie verhoudingen, welke door 't nage slacht tegenover den dichter zijn aangenomen. Het registreert immers een groot aantal van de imitaties, het weerspiegelt de opkomende aprioristische critiek en het beteekent een schuchter begin van de studie der omstandig heden, die Vondels genie hebben beïnvloed. Maar bovenal als specimen van de XVIIIde eeuwsche zifterij is het voor ons een teeken des tijds. Door het gezag van den in zn dagen zeer ge- vierden auteur heeft het in de tweede helft der eeuw een vrij sterke stemming tegen Von. del wakker geroepen, die zich dwars door ver standiger inzicht heen tot onzen tijd in een zagerige sofistiek heeft weten voort te plan ten. Het begin van de XIXde eeuw brengt, na de perioden van onpersoonlijke imitatie en van cerebralen strijd de eigenlijke s'.udie van Vondel en de stabiele waardeering van zijn machtig levenswerk. Goed beschouwd is het woord „studie" te eng om den heelen nieuweren cultus van den dichter samen te vatten. Juister lijkt het over de „beoefening" van Vondel te spreken, vooral wanneer wij deze derde periode laten docrloopen tot. onzen tijd toe, die immers, bij alle nuanceering en tegenstelling zelfs, toch aan de vorige eeuw vast zit, en met name waar het Vondel geldt nog geregeld van die eeuw profijt trekt. Een globale blik over die jaren van stervend Neo-classicisme, opbloeiende Romantiek en verlossende Moderniteit overtuigt terstond dat ze, hoezeer van eigen idealen vervuld, aller- minst van den XVIIde eeuwschen dichter zijn afgedreven, neen eerder met groote liefde en veelzijdig begrip naar hem zijn teruggegaan. Of liever: dat de oude meester is teruggekeerd tot ons. Bewonderaars van Vondel, die zijn wending naar Rome betreuren, zijn er onder de niet- Katholieken genoeg en dat valt te begrijpen. Minder onbevangen schijnt het, wanneer de teleurstelling zich in wrevel ontlaadt en men gelijk Gerard Brom gedocumenteerd heeft hooghartig gaat spreken van een „beruchten" overgang, waardoor „de kweekeling van Marius en andere jezuïeten", de „verloopen protestant", „zacht in slaap gesust" werd en de ,,ru"te des grafs" vond om als een „Vondel op wijwater" de vaderlandsche geschiedenis te „verlooche nen". Zoo was de vredelievende dichter wéér een teeken van tegenspraak tusschen zijn landge- nooten. Maar dat de Katholieken, die hem eindelijk als geloofsbroeder ontdekten, aan z(jn zijde stonden, kan toch kwalijk als verwijt Naar aanleiding van het bericht dat de ge meenteraad van Monnikendam besloten heeft tot demping van eenige grachten, heeft de be kende bond „Heemschut" het provinciaal bestuur van Noord-Holland verzocht, aan dit Raadsbe sluit zijn goedkeuring te onthouden. Ter adstructie wordt verwezen naar een brief aan het gemeentebestuur van Monnikendam, waarin de Bond o.m. het volgende opmerkt: „Naar wij vernemen, heeft ms'e gemeente geen uitbreidingsplan. Geheel het stadje Monniken dam binnen de oude vestinggracht is volge bouwd. Een bouwterrein is vrijwel nergens te vinden, behalve aan den nieuwen provincialen weg die langs het stadje in aanleg is, doch welke weg voor bebouwing ongeschikt is. Het ligt daar om voor de hand, voor uwe gemeente een uit breidingsplan te doen maken en in afwachting daarvan geen grachten te doen dempen. „Waarschijnlijk is een der beweegredenen voor de dempingsplannen werkverschaffing. „Dit mede overwegende, raden wij uw college: le. Een uitbreidingsplan met toebehooren voo Monnikendam te doen maken; 2e. De gracht langs de kade Bloemendaal niet te dempen, doch te doen schoon maken, de schosiing te doen ver nieuwen, boomen te doen planten en de eigena ren der erven aan den overkant uit te noodigen. hun schoeiingen te doen herstellen en langs deze schoeiingen beplanting aan te brengen, ten einde de rommelige getimmerten aan het oog te ont trekken of deze getimmerten op te ruimen; 3e De gracht langs den Niesenoortsburgv'al schoon te maken en de oevers te herstellen; 4e. De sloot schoon te maken en de oevers behoorlijk af te werken; 5e. Zoo mogelijk een riool te deen ma ken, opdat het afvalwater uit de huizen niet in de grachten komt. „Wanneer deze raad wordt opgevolgd, zal een belangrijke werkverschaffing in het leven geroe pen worden en de schoonheid van uwe oude, fraaie stad niet alleen behouden, doch belangrijk verhoogd worden." gelden. Het was zelfs een reactie. Viel het niet te verwachten, dat naarmate andersdenkenden zich meer kopschuw toonden tegenover den bekeerling, zijn kans op gehoor onder de Roomschen grooter werd? In denzelfden tijd, dat Camper en Witsen Geysbeek de anti- paapsche gevoelens tegen Vondel opjoegen, liet een Haarlemsch geneesheer de „Altaergeheime- nissen" herdrukken en gaf de Bredasche jurist Hoppenbrouwers de eerste met noten toege. lichte editie van een Vondelwerk in 't licht, n.l. hetzelfde eucharistische leerdicht, dat, hoe diepzinnig het ook is, toch door iederen Katho liek wordt als ,,het slot gekust om 't inge sloten". Wat moeten wij in deze uitgave het meest, bewonderen: de bescheidenheid van den auteur, die zijn naam van het titelblad hcudt en „geen Geestelijke zijnde" zich verontschu'digt over zijn gezegend waagstuk; zijn belezenheid en scherpzinnigheid, waarvan alle latere toelich- ters hebben geprofiteerd; of zijn delicate angst om toch vooral zijn „Protestantsche broeders" niet te hinderen? Met dit boek is de katho lieke, ja de algemeene pragmatische studie van Vondels oeuvre begonnen. Voor het eerst wordt daarin naar bronnen gespeurd om den tekst te verduidelijken en naar 't verband ge zocht van 's dichters kunst en leven. Dien kant moest het uit. En al is het niet waarschijnlijk, dat Bakhuizen van den Brink, „zuiver Geus" als hij was, door dit kathol'ek signaal tot het vondelen werd opgewekt, zijn meesterlijke en nog altijd actueele belichting van den dichter met roskam en rommelpot, waarmee hij een der eerste afleveringen van De Gids verrijkte, mag toch een pendant van de leerdicht-uitgave heeten, omdat er de levens bron van onzen onsterfelijken satyricus zoo boeiend in wordt bloot gelegd. Intusschen zou het doorbrekende streven om Vondel in het licht van zijn bronnen en van zijn tijd te bezien worden doorgetrokken over het heele veld van Vonde's negentig-jarig leven, van voor tot achter ongeveer overgroeid met de bloemen, de planten, de bosschen zijner honderden gedichten. Even t'en jaar na Bak- huizen's opstel (1849) we'den met mr. Jacob van Lennep de plannen beraamd voor een grootscheepsche uitgave van De Werken van Vondel in verband gebracht met zijn leven en twintig jaar later (1869) waren de twaalf zware banden, te zamen pl.m. 10.000 bladzijden, voltooid. Thijm was het, die van meet af de uitgave van Van Lennep als een „herleving van Von del" begroette in „De Tijd", waar hij zijn ge- loofsgenooten in een lange reeks artikelen op wekte om „de schoone onderneming" te steunen. Als Thijm voor de ontwaking van de Neder landsche Katholieken een figuur, een emanci pator is geweest, waarvan beteskenis en invloed nog lang niet zijn uitgewerkt, dan moet dat voor een aanzienlijk deel verklaard worden uit zijn fijnzinnige schatting van Vondels levens waarde. Deze pionier heeft school gemaakt: de school van Vondel! Wie, met name onder de geloofs- genooten, zich aandient als Vondeliaan, dient zich ook aan als Thijmiaan. Eén der oudsten, ja de eenige directe leerling van die „voor treffelijke Vondelschool", die het als levend getuige bewijst, is dé onvermoeibare en on uitputtelijke Jan Sterck. Persoonlijk door den grijzen Thijm gevormd bij de voorbereiding der complete Vondel-uitgave van '87, moge deze geduldige zoeker en gelukkige vinder na welhaast vijftig jaren van dadenrijke Vondel liefde zich de vraag laten welgevallen: Waer werd oprechter trouw Te weereld oit gevonden? En het kenmerkende van die trouw aan Vondel en Thijm is wel, dat ze zich ook daar niet verloochende waar de uitkomst van Sterck's wetenschappelijk onderzoek voor den dichter niet vleiend kon heeten (als in Vondels verhouding tot zijn moeder), ofwel de voorstel lingen van den meester moest corrigeeren (ge lijk in de quaestie-TessePchade)Maar Thijm zelf zou de eerste geweest zijn om er in te juichen, dat zijn leerling tal van problemen uit Vondels intiemere omstandigheden zóó in grijpend heeft opgelost of ten minste verhel derd, dat iemand die Vondel wil beoefenen en Sterck niet kent, herhaaldelijk bloot staat aan de grofste vergissingen. Waar toen voor 't eerst het volle licht op viel was ,,het mooi van de verbeelding" en de innige schoonheidsgraad van Vondels vroom heid. En in dit besef van diepen eerb'ed dron gen de jonge kunstenaars van Holland om den ouden meester samen, die Badeloch liet spre ken over haar „goede vrome man". Hoe deze frisch ontspruitende Vondel-lente de katholieke „modernen'- greep, ja bedwelmde, zeggen ons de eerste jaargangen van „Van Onzen Tijd", die klare Geboortklock van den herboren dichter, waarin een geestdriftig Thijmiaan als C. R. de Klerk den Vondel-klepel roerde. Naar den XVIIde eeuwer, wiens onster felijkheid wel door enkelen, maar nooit door een letterkundige generatie zoo zuiver gevoeld was als juist door het eind-neeentiend' eeuwsch geslacht," zag hij mat het vrome heimwee om, dat hij als een glans voor zijn bezig leven van de Hageveldsche Vondel-opvoeringen had mes- gekregen en door de uitgezochte vormen van zijn modern humanisme productief wist en weet te maken tot den dag van heden toe. Voor de „eigen literatuur", waar deze Grotiaan- Irenische, maar ook Vondeliaansch-militante katholiek om vroeg, stelde hij de „Vondelwaar deering" als indispensabelen eisch en daarom liet hij zijn „kultuurbeschouwende inleiding tot Vondels spelen" onmiddellijk vo'gen door de grootendeels door hem zelf verklaarde drama's, waarvan er duizenden onder het Ne derlandsche publiek verspreid zijn. In Leo Simons, den anders-geloovende, die onzen dichter als dramaticus en levensleider zoo vast omklemd hield, ja vcor de scho'en propageerde, had De Klerk zijn „broeder-in- Vondel" gevonden, Simons in hem den nauw- keurigen kenner en esthetischen schatter. Bei den waren er de mannen naar, om de grootsche nationale daad aan te durven van de breede moderne Vondel-uitgave der W. B., van welker zes verschenen deelen De Klerk altijd de stille 'macht is geweest, om na den dood van Simons de hoofdleiding te krijgen. Een nadeel betes- kende het, dat Albert Verwey, die zijn fijn essay over Vondels vers voor de inleiding al gereed had, zich van de medewerking terug, trok, maar daar stond tegenover dat het zware werk van inleiding en verklaring door een tien. tal dichtervrienden werd aangepakt. Van die tien is de helft katholiek. De Leidsche hoogleeraar Kalff, die zelf een vruchtbaar en smakelijk schrijver over Vondel was en die in 1919 nog klaagde, dat wij geen behoorlijke uit gave van 's dichters werken bezaten, zou niet alleen daarin, maar in nog vele uitingen meer aanleiding hebben kunnen zien, om zijn lof spraak, „dat de Roomsche Vondelvereerders zich flink hebben geweerd" te herhalen, en om nóg dieper overtuigd te worden van zijn voor zichtig vermoeden, dat ,,in semmige opzichten een R.-K. onderzoeker van Vonde!s leven en werken in ongunstiger omstandigheden ver keert dan een protestant of andersdenkende" Zoowel sedert het proefschrift van Gerard Brom over „Vondels bekering'- als door dat van Moller over de „Heerlijckheit der Kercke", die in 1908 de voornaamste reden waren voor Kalff's Gids-artikel over „Roomsche Vondel studie", is deze overtuiging, naar wij meenen waar te nemen, in wijder kringen doorgedrongen, zonder dat de vrees van Ka'ff voor 'n premature verroomsching van den heelen, dus cok van den dooperschen dichter of de angst van anderen voor een katholieke monopoliseering van den grooten Nederlander hoeft te worden gedeeld. Wèl vraagt de opvatting van één onzer Jonge ren de aandacht, dat men ook in Vondels vroegere gedichten aanhoudend de stem der Roomsche traditie hoort; en wèl wordt, blij kens tal van devotie-tijdschriften, de zanger van onze Geloofsmysteriën hoe langer hoe gre tiger in de intieme sfeer van het katholieke gemeenschapsleven gemengd. Maar nu protes tantsche kringen zijn gewijde Poëzie op haar waarde, weten te schatten, zou het een blaam zijn voor 's dichters geloofsgenooten wanneer zij daarin achterbleven. Nu heeft de opperste leiding van het Katho licisme hier te lande gemeend, dat de doorwer kende invloed van 'n trouw en verheven zoon der Moederkerk als Vondel zich in ons aller moe dertaal zoo welsprekend getoond heeft, dat zijn levenwekkend verband met onze herbloeiende Eigen Cultuur niet aan het toeval mag worden overgelaten. Het Bestuur van St. Radboud heeft van meet af de stichting van een Vondel zetel in het leerplan der R.K. Universiteit op genomen. En dit getuigt daarom van zoo'n wijden blik, omdat daarmee niet met de belan gen van de katholieke beschaving alleen, maar wel degelijk ook met die van de Nederlandsche beschaving is rekening gehouden. Want evenmin als van ons katholieke Nederlanders en Neder landsche katholieken valt van onzen hoogen landgenoot en geloofsbroeder Vondel het Neder landerschap of het Katholicisme te scheiden. Naar aanleiding van het besluit van den Ministerraad, dat ambte naren zich hebben te onthouden van alle openbare actie tegen de Over heid en haar beleid, hebben we den leider van de N. S. B., Ir. A. A. Mussert, gevraagd, welke conse quenties daaraan voor hem vast zaten. Zooals men weet, is Ir. Mussert hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat in Utrecht. Ir. Mussert meende, dat dit be sluit alleen gold voor rijksambte naren en daarom zal het geen verandering brengen in zijn leider schap van de nationaal-socialisten, noch ook invloed hebben op zijn ambtelijke functie. Op een desbetreffende vraag ant woordde Ir. Mussert ons, het niet waarschijnlijk te vinden, dat een dergelijk besluit ook voor provincie ambtenaren genomen wordt. Het Volksblad meldt, dat zich aan het slot van een Zaterdagavond te Roermond gehouden vergadeimg der N.S.B. het volgende heeft voor gedaan: Onze verslaggever aldus het blad die bij het zingen van het Limburgsche Volkslied overeind was gaan staan een houding, die deze steeds bij alle officieele gelegenheden of daar waar hij het uit beleefdheid tegen zijn gastheer verschul digd is, pleegt aan te nemen wanneer een of ander nationaal volkslied gezongen wordt, werd door enkelen van Mussert's trawanten onder de oogen van den leider aan de pers tafel opgevorderd den arm omhoog te steken. Hij weigerde. Toen hij ook weigerde bij het zingen van het Wilhelmus den arm hoog te heffen, vielen en kele mussertianen over hem heen. Eén greep hem bij de keel. „Mee zingen, arm hoog of d'r uit", werd gebruld. Men bracht hein slagen toe op het hoofd en de schouders. De bril werd van den neus ge slagen. Enkele glassplinters schampten de oog leden. Men sloeg hem met een hard voorwerp, vermoedelijk een gummiknuppel, dwars over den schouder en het rechteroor. Enkele menschen uit het ubpliek bemoeiden zich er mee. De lei ding der vergadering trok zich niets van de mishandeling aan. Bij den uitgang werd opnieuw geschopt en geslagen. Bij den inspecteur van politie is aangifte ge daan. De voornaamste der vier aanvallers is G., propagand'st uit Venlo. De toegebrachte verwondingen, ofschoon pijn lijk, zijn van lichten aard. De Limb. Koerier meldt van dit incident ech ter het volgende: Ir. Mussert had aan degenen, die niet met het Wilhelmus sympathiseerden, verzocht de zaai te verlaten; niemand ging! Toen de aanwezigen staande het volkslied zongen, bleef een verslag gever van het socialistisch Volksblad demonstra tief zitten. Hij kreeg een wenk om op te staan, en toen hij aan dit bevel op wat uitdagend- minachtende manier gevolg gaf. namen eenige N.S.B.-ers hem in zijn kraag en werkten hem op niet al te zachtzinnige wijze uit de zaal, waar bij zijn brilleglas sneefde en de jongeman eenige stooten en slagen opliep. Sinds eenigen tijd zijn de radicale „arbei dersvrienden" ruimschoots in de gelegen heid, de solidariteit te beoefenen, welke zij altijd gepredikt hebben. Hoewel de mooiste eere- prijzen bij bosjes klaar liggen voor de gegadig den, is de animo om ze te verwerven echter niet bijster groot. Het schijnt veeleer, dat ze niets liever zouden willen dan dat iedereen het be staan van het solidariteitsbegrip vergat en dat mooie woord uit zijn herinnering wegwischte. De praktijk lijkt wat zuurder en zwaarder dan de zoete, luchtige theorie. De ongunst der tijden dwong dezer dagen de directie der Haagsche Tram tot belangrijke bezuinigingen. Zij had daartoe eenige plannen ontworpen en die aan de organisaties van het personeel voorgelegd. De directie stelde voor: le. een vervroegd en verlaagd pensioen. 2e. ontslag van acht-en-veertig man vast per- soneeL 3e. een verkorting van den Werktijd met een loonsverlaging van 5 pCt. Deze voorstellen hebben in de vergaderingen ~van het personeel een punt van uitvoerige be sprekingen uitgemaakt en daarna is het advies vastgesteld. Er was slechts één organisatie, namelijk de katholieke, die wilde berusten in een loonsver laging. Maar overigens (de katholieke organisa tie telt maar heel weinig leden) werden de pun ten één en drie afgewezen. Als eenige maatregel bleef over het ontslag van acht-en-veertig man personeel, waartoe de directie thans zal over gaan. De keien op dus! Toont-je-solidair! Jawel, als het niets kost; wanneer het alleen gaat om een vergulde punt achter een pompeuze rede, om een kreet, om een sierlijk gebaar. De daad wordt echter geschuwd; zoo gauw het dóArop aankomt, blijkt men de zelfde mentaliteit te bezitten als de tegenstan ders, die men te vuur en te zwaard bestrijdt. Men zal misschien opwerpen, dat de roode or ganisaties beter zijn dan hun leden. Wij wilden dat het waar was! Het lijkt er helaas echter niet op; de socialistische pers bracht onlangs het treurig verhaal van een ar beidersvrouw uit Alkmaar, u'ier man reeds ge- ruimen tijd werkloos was. „Het gebeurt," zoo schrijft zij, „dat er reeds op Woensdag geen levensmiddelen meer zijn; de kinderen gaan door gebrek aan kleeren ongeregeld naar school: de linnenkast is leeg, in één woord: er is een nijpend gebrek aan het allemoodigste voedsel en deksel." In een brief van vier vellen heeft deze moeder haar nood bij het roode dagblad uitgeklaagd. En het resultaat? De socialistische vakbond, ondanks zijn millioenenbezit, trekt geen bedragje uit voor den ongelukkigen „mak ker" en zijn gezin. Geen cent voor den stakker. Wel een gebaar, doch geen mooi gebaar. Onverbiddelijk wees men den berooide de deur van het organisatiehuis. Geschrapt werd hij als lid wegens contributieschuld. Men keft en kijft over stelsels honderd uit. Allemaal larie! De stelsels zijn over het alge meen wel goed; de menschen daarentegen deu gen niet. Men moet beginnen met zichzelf te verbeteren. Dat wordt, jammer genoeg, te lastig gevon den; gemakkelijker is het inderdaad fouten van anderen aan te wijzen dan je solidariteit te too- nen! Men deelt ons mede, dat de afdeeling IJmui- denVelsen van de A. J. C. aan den burge meester toestemming verzocht heeft voor het houden van een fietstocht door de gemeente op Zaterdag 28 October as. Medegevoerd zou worden de vlag der afdeeling, terwijl de fietsen zouden worden voorzien van platen, waarop af beeldingen van een bliksemstraal in den vorm van een hakenkruis en het opschrift: „De storm klok luidt; jongeren vecht mede voor het demo cratisch socialisme in de rijen van de AJC", De burgemeester heeft op dit verzoek afwij zend beschikt, daar naar zijn meening deze fietstocht een politieke strekking heeft, op grond van de inhoud en uitbeelding van de mee :e voeren plaat, het vceren in het openbaar van dit opzichtelijk onderscheidingsteeken, het welk uitdrukking is van een bepaald staatkun dig streven en naar de meening van den burge meester strafbaar volgens art. 453a van het W. v. S. Eveneens acht de burgemeester, inge volge dit artikel, strafbaar het voeren in het openbaar van de vlag der afdeeling, omdat in het onderhavige geval de vlag niet meer gebe zigd wordt als vlag eener neutrale jeugd organisatie, doch aan te merken is als uitdruk king van een bepaald staatkundig streven. Met groote verslagenheid vernamen Zon dagmiddag de parochianen van Monnikendam, dat him herder, pastoor Spigt, die in den nacht van Donderdag op Vrijdag door een plotselinge ongesteldheid was overvallen, van de laatste H.H. Sacramenten was voorzien. Op medisch advies is ZijnEerw. naar het Maria Paviljoen te Amsterdam vervoerd. Zijn toestand was Maandagmiddag nog zorgwek kend. De politie te Etten heeft aangehouden A. B. uit Dirksland, ontslagen inspecteur der Hol- landsche Beleggings- en Financieeringsbank te Den Haag, die voorgevende dat genoemde in stelling gefailleerd was, in Breda en omstreken nog verschuldigde gelden kwam innen Bij degenen die niet aanstonds betaalden zou B. hebben gedreigd door een deurwaarder het bedrag te laten opvorderen. Deze zou niet ge stuurd worden indien een waarborgsom, variee- rende tusschen 100 en 150, werd gestort en de verschuldigde gelden maandelijks zouden worden betaald. Maandagmiddag is hij naar Breda gebracht en in het huis van bewaring opgesloten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9