Prikkeldraad
Wat gebeuren
moest
Het rythme der Vondelwaardeering
Ambtelijke plicht
VALSCHE PROPAGANDA
VOOR DE N.S.B.
BEDREIGD
STEDENSCHOON
MONNIKENDAM
DINSDAG 24 OCTOBER
Veerligurige werkweek
Inaugurale rede van Lr.
B. H. Molkenboer O.P.
TE
Oordeel van Ir. Mussert
Toontje-solidair!
Geen A.J.C. optocht
Ingevoerd hij Bruynzeel te
Zaandam
STRAPERLO TE ROTTERDAM
Speelgelegenheden gesloten
Een der karakteristieke oude grachtjes, welke de raad wil dempen
B. H. Molkenboer O.P.
Het besluit van den Ministerraad
MISHANDELING IN EEN
VERGADERING
Roode persman krijgt het aan den
stok met N. S. B. leden
Geen jeugdbeweging meer, doch
politieke propaganda
PASTOOR SPIGT BEDIEND
Toestand nog zorgwekkend
OPLICHTER ACHTER SLOT
EN GRENDEL
De regeering heeft eindelijk ingegrepen
in een zich hier te lande langza
merhand gevormd hebbende ambte
naren-vrijheid, waardoor het gezag onder
mijnd werd, een ambtenaren-vrijheid,
welke op den duur niet te handhaven was.
Wie rustig nadenkt over het hetgeen hier
mogelijk was en objectief kennis nam van
de gevoerde actie, zal moeten toegeven, dat
de regeering ingrijpen moést. De ambtenaar,
die in het openbaar de meest felle kritiek
uitoefent op het werk van zijn eigen chef,
de Overheid, terwijl hij belast is met de
uitvoering van dat werk, is een onbestaan
baarheid, die nergens geduld kan worden.
Nog veel minder wanneer die kritiek ont
aardt in een tegen de maatregelen ge
voerde niets ontziende actie.
Zij, die met zooveel kracht geroepen
hebben om een regeering, een overheid, in
staat het gezag te handhaven, kunnen
tevreden zijn, al zijn we niet zeker, dat dit
het geval zal zijn, want veler streven was
er op gericht, eventueel zélf deze maat
regelen te nemen. De hier te lande be
staande vrijheid voor den ambtenaar heeft
geleid tot ongebondenheid. In geen land
was mogelijk wat hier geschiedde. Zelfs
in landen met een linksche meerderheid,
zooals in de Scandinavische landen, waren
acties van de ambtenaren tegen het beleid
der Overheid, als hier plaats hadden, niet
denkbaar. In alle landen bestaan er op het
oogenblik, ten aanzien van de vrijheid der
ambtenaren tegenover het gezag, veel
strengere voorschriften dan hier.
Het regeeringsbesluit, waarbij bepaald
wordt, dat de ambtenaar zich zal hebben te
onthouden van elke openbare actie tegen de
Overheid en haar beleid, maakt daar nu
een eind aan en wel op het juiste oogen
blik. Dit besluit heeft niet tot gevolg, dat
de ambtenaar zich niet over bepaalde
eischen zou mogen uiten op de daarvoor
aangewezen plaatsen, maar wel is thans
met één slag een eind gemaakt aan het
stelselmatig kweeken van ontevredenheid
over het gevoerde beleid in vereenigings-
organen en in speciaal voor de ambtena
ren belegde openbare vergaderingen.
De ambtenaar blijft dezelfde politieke
vrijheden behouden als voorheen. De orga
nisaties worden niet aangetast, evenmin
als het contact met de Overheid door mid
del van het georganiseerd overleg. De taak
van de Overheid werd onnoemlijk ver
zwaard door de georganiseerde aanvallen
in het openbaar op haar beleid en dat Kon
in de tegenwoordige moeilijke omstandig
heden minder dan ooit worden toegestaan.
Het is goed, dat de Raad van ministers
heeft ingegrepen. Het besluit is
verstrekkend, dat valt niet te ont
kennen, maar een Overheid, die in deze
tijden het gezag hoog wil houden, een
Overheid, die regeeren wil, moést zulk een
besluit nemen, daar was geen ontkomen
aan. Zij kon zich niet door haar eigen
ambtenaren voortdurend in het openbaar
laten aanvallen en daarom stemmen we
ten volle met den getroffen maatregel in.
Wie zich niet onderwerpen wil, behoort in
het ambtenaren-korps, vooral op dit oogen
blik, niet thuis.
Er wordt van den ambtenaar niet ge-
eischt, dat hij in het openbaar het beleid
van de Overheid zal verdedigen, overeen
komstig het: wiens brood men eet, diens
woord men spreekt, daar is geen sprake
van, want de ambtenaar heeft zich immers
te onthouden van elke openbare actie, zoo
voor als tegen het regeeringsbeleid. Hij
heeft alleen zijn plicht te doen als ambte
naar, zooals de Overheid deze van hem
eischt en ook het recht heeft te eischen.
Waar het hier een besluit betreft van den
Raad van ministers, daar geldt dit voor
iederen ambtenaar, hoog en laag en niet
slechts voor provincie, gemeente en wa
terschap, in den geest van de nu pas gewij
zigde Ambtenarenwet, die eenheid beoogt.
Het bestuur van al deze organen vormt
immers de Overheid. We gelooven niet, dat
"het noodig zal zijn, dat Gedeputeerde
Staten en de besturen van de gemeenten
gelijksoortige besluiten nemen.
Zonder twijfel zal dit besluit wel eenig
verzet uitlokken. Wanneer het ambtenaren
zijn, evenals alle andere groepen van per
sonen, die eenmaal de perken te buiten
zijn gegaan, kost het moeite ze weer binnen
de perken terug te dringen. Toch was het
noodig en moest het gebeuren. Het heeft
ons al jaren verwonderd, dat de opvolgende
regeeringen het niet gedaan hebben, maar
nu het geschied is, mogen we ook vertrou
wen, dat alle goedwillende partijen zich
als één man achter de regeering zullen
plaatsen, opdat krachtig de hand zal kun
nen worden gehouden aan een besluit, dat
door de overgroote meerderheid van ons
volk als juist en goed zal worden aange
merkt.
Een belangrijke vraag is het', of het
besluit van den Ministerraad ook
aldus moet worden opgevat, dat
ambtenaren voortaan niet meer aan pu
blieke fascistische politiek welke natuur
lijk tot veel kritiek op de regeering en haar
beleid aanleiding geeft zullen mogen doen.
Is het besluit aldus op te vatten (waaraan
wij eigenlijk niet twijfelen kunnen), dan
zal b.v. een ir. Mussert zijn ambtenaar
schap niet langer met het N.S.B.-leider-
schap kunnen combineeren, dan zal hij
moeten kiezen of deelen.
Of is het besluit alleen bedoeld tegen
kritiek op de regeering en dezelver beleid
inzake de "belangen der ambtenaren?
Het lijkt ons niet waarschijnlijk; daartoe
is het ministerraadsbesluit te algemeen
gesteld, zonder iets of iemand ook uit te
sluiten.
En dus....?
Voorts kan men zich afvragen, hoe de
houding der regeering zal zijn ten opzichte
van ambtenaren of beambten, die zich als
leden van gemeenteraden, enz. als vijan.
den der regeering uitlaten en gedragen.
Sprekende in hun officieele functie zijn
de volksvertegenwoordigers natuurlijk on
schendbaar, doch dat beteekent nog niet
dat zij daarom ook als ambtenaar of be
ambteonafzetbaar zijn!
Het zal velen met ons interesseeren, als
nog het antwoord op deze en dergelijke
vragen te vernemen.
Vlekke retireert voor SO percent
De heer Vlekke, propagandist der N. S. B„
zendt ons volgend schrijven:
Naar aanleiding van het bericht „Valsche
propaganda voor de N. S. B." in uw blad
van Woensdag 18 Oct. j.l. moet ik een en
ander een weinig rechtzetten.
Inderdaad deelde ik op bedoelde vergade
ring mede, dat Mgr. Aengenent tegen een
kennis van mij verklaard heeft, dat door
hem de N. S. B. voor Katholieken niet ver
boden was.
Ik knoopte daar onmiddellijk mijn eigen
meening aan vast, dat zij ook niet verbo
den zou en niet verboden kon worden, om
dat haar fascistische leer niet in strijd was
met de R. K. godsdienst en zedenleer.
Dit laatste is niet door Mgr. gezegd, het
eerste wel.
Indien mijn woorden den indruk gewekt
hebben, dat het geheel door Mgr. zou ge
zegd zijn, herroep ik dat, want dat is inder
daad niet waar en ook door mij niet be
doeld.
Ik hoop, dat u hieruit begrijpt, dat van
valsche propaganda dus geen sprake is.
VLEKKE
N.B. Hierbij verzoek ik alle couranten,
die bovenbedoeld bericht plaatsten, ook
deze rectificatie op te nemen.
Wij meenen naar aanleiding van het
bovenstaande nog eens te moeten herhalen,
dat naar ons te bevoegder plaatse vol
komen duidelijk gebleken is van 's hee-
ren Vlekke's bewering omtrent een uit
spraak van Z. Hoogw. Exc. Mgr. Aengenent
geen woord, maar dan ook geen woord
waar is.
De heer Vlekke retireert in zijn verklaring
voor 50 pCt.; hij zal echter ook nog voor
de overige 50 pCt. moeten retireeren.
Immers, óók van de bewering, dat Mgr
Aengenent aan een kennis van den heer
Vlekke zou hebben verklaard, dat door Z.
H. Exc. de N. S. B. voor katholieken niet
verboden was, is geen woord waar.
REDACTIE
De directie van Bruynzeel's Deurenfabrieken
heeft Maandag ten einde ontslag van arbeiders
te voorkomen, de veertigurige werkweek inge
voerd. De minimumloonen zijn thans, aldus
meldt „De Telegraaf" hieromtrent, met vijf
cent per uur verhoogd, zoodat bij de nieuwe
arbeidsregeling een uniform loon van 78 cent
per uur uitgekeerd wordt.
Ingevolge de opdracht van den minister heeft
Maandagmiddag de politie te Rotterdam de
exploitanten van z.g. „behendigheidsspelen" aan
gezegd, dat zij met ingang van Dinsdag deze
spelen niet meer in hun lokaliteiten mogen
laten beoefenen.
Heden heeft prof. B. H. Molkenboer
het ambt van buitengewoon hoogleeraar aan de
R. K. Universiteit te Nijmegen aanvaard. Aan
zijn bij die gelegenheid uitgesproken rede over
„Het rhythme van de Vondelwaardeering", ont-
leenen wij het volgende:
i
Drie tijdperken kunnen worden onderschei
den, die de houding van het Nederlandsche volk
tegenover 's lands oudsten en grootsten paëet
hebben bepaald: het tijdperk van de imitatie
van Vondel, den strijd cm Vondel en de studie
in Vondel, de geheimzinnige slingeringen dus
tüsschen misverstand en inzicht, afkeer en
sympathie, vervreemding en verwantschap.
De navolging begint al bij het leven van den
meester zelf, in dien tijd toen de letterkundige
eigendom eigenlijk nog moest worden uitge
vonden en toen deze ook voor 't bewustzijn van
Vondel nog maar een zeer betrekkelijk recht
was. Maar nauwelijks is hij door de veertien
poëten of liefhebbers van Poëzije, waarvan
Brandt spreekt, in de Nieuwe Kerk ten grave
gedragen, of de echo's van den Agrippijnschen
zwaan galmen door de bogen en binten van ons
beschavingsleven en blijven er palmen tot in
den nacht van Hollands XV'IIIde eeuw.
Intueschen viel een zekere, ja aldoor sterker
wordende reactie bij de mannen der dichtgenoot
schappen vast te verwachten. De uitspraak van
Balthasar Huydecoper in 1730, dat ,,alle Dichters
tegenwoordig het oog op Vondel hebben," prik
kelde hen niet zoozeer om eindelijk zichzelf te
worden als wel om den gsplunde-'den meester
allerlei tekorten te gaan verwijten.
De vrome sfeer van Vondels verheven ver
beeldingen werd in den schouwburg niet langer
geduld, omdat het rationalisme met alles wat
zweemde naar stichtende allegorie of christe
lijk symbool had afgerekend.
De door Pels ingeleide filologische en esthe
tische kritiek werd gesystematizeerd door den
reeds genoemden Huydrcoper met zijn Proeve
van Taal- en Dichtkunde; in vrijmoedige Aan
merkingen op Vondels vertaa'de Herscheppin
gen van Ovidius van 1730. Dit lijvige en knappe
boek, dat met verbluffende terreinkennis bij
een menigte van Vondelverzen de prompte
parallellen uit Vondel zelf en een legio schrij
vers te berde brengt en dat cok ongetwijfeld
voor ons nog 'n bepaalde waarde heeft, vereenigt
in zich de drie verhoudingen, welke door 't nage
slacht tegenover den dichter zijn aangenomen.
Het registreert immers een groot aantal van de
imitaties, het weerspiegelt de opkomende
aprioristische critiek en het beteekent een
schuchter begin van de studie der omstandig
heden, die Vondels genie hebben beïnvloed.
Maar bovenal als specimen van de XVIIIde
eeuwsche zifterij is het voor ons een teeken des
tijds.
Door het gezag van den in zn dagen zeer ge-
vierden auteur heeft het in de tweede helft
der eeuw een vrij sterke stemming tegen Von.
del wakker geroepen, die zich dwars door ver
standiger inzicht heen tot onzen tijd in een
zagerige sofistiek heeft weten voort te plan
ten.
Het begin van de XIXde eeuw brengt, na de
perioden van onpersoonlijke imitatie en van
cerebralen strijd de eigenlijke s'.udie van Vondel
en de stabiele waardeering van zijn machtig
levenswerk. Goed beschouwd is het woord
„studie" te eng om den heelen nieuweren
cultus van den dichter samen te vatten. Juister
lijkt het over de „beoefening" van Vondel te
spreken, vooral wanneer wij deze derde periode
laten docrloopen tot. onzen tijd toe, die immers,
bij alle nuanceering en tegenstelling zelfs, toch
aan de vorige eeuw vast zit, en met name waar
het Vondel geldt nog geregeld van die eeuw
profijt trekt.
Een globale blik over die jaren van stervend
Neo-classicisme, opbloeiende Romantiek en
verlossende Moderniteit overtuigt terstond dat
ze, hoezeer van eigen idealen vervuld, aller-
minst van den XVIIde eeuwschen dichter zijn
afgedreven, neen eerder met groote liefde en
veelzijdig begrip naar hem zijn teruggegaan.
Of liever: dat de oude meester is teruggekeerd
tot ons.
Bewonderaars van Vondel, die zijn wending
naar Rome betreuren, zijn er onder de niet-
Katholieken genoeg en dat valt te begrijpen.
Minder onbevangen schijnt het, wanneer de
teleurstelling zich in wrevel ontlaadt en men
gelijk Gerard Brom gedocumenteerd heeft
hooghartig gaat spreken van een „beruchten"
overgang, waardoor „de kweekeling van Marius
en andere jezuïeten", de „verloopen protestant",
„zacht in slaap gesust" werd en de ,,ru"te des
grafs" vond om als een „Vondel op wijwater"
de vaderlandsche geschiedenis te „verlooche
nen".
Zoo was de vredelievende dichter wéér een
teeken van tegenspraak tusschen zijn landge-
nooten. Maar dat de Katholieken, die hem
eindelijk als geloofsbroeder ontdekten, aan
z(jn zijde stonden, kan toch kwalijk als verwijt
Naar aanleiding van het bericht dat de ge
meenteraad van Monnikendam besloten heeft
tot demping van eenige grachten, heeft de be
kende bond „Heemschut" het provinciaal bestuur
van Noord-Holland verzocht, aan dit Raadsbe
sluit zijn goedkeuring te onthouden.
Ter adstructie wordt verwezen naar een brief
aan het gemeentebestuur van Monnikendam,
waarin de Bond o.m. het volgende opmerkt:
„Naar wij vernemen, heeft ms'e gemeente geen
uitbreidingsplan. Geheel het stadje Monniken
dam binnen de oude vestinggracht is volge
bouwd. Een bouwterrein is vrijwel nergens te
vinden, behalve aan den nieuwen provincialen
weg die langs het stadje in aanleg is, doch welke
weg voor bebouwing ongeschikt is. Het ligt daar
om voor de hand, voor uwe gemeente een uit
breidingsplan te doen maken en in afwachting
daarvan geen grachten te doen dempen.
„Waarschijnlijk is een der beweegredenen voor
de dempingsplannen werkverschaffing.
„Dit mede overwegende, raden wij uw college:
le. Een uitbreidingsplan met toebehooren voo
Monnikendam te doen maken; 2e. De gracht
langs de kade Bloemendaal niet te dempen, doch
te doen schoon maken, de schosiing te doen ver
nieuwen, boomen te doen planten en de eigena
ren der erven aan den overkant uit te noodigen.
hun schoeiingen te doen herstellen en langs deze
schoeiingen beplanting aan te brengen, ten einde
de rommelige getimmerten aan het oog te ont
trekken of deze getimmerten op te ruimen; 3e
De gracht langs den Niesenoortsburgv'al schoon
te maken en de oevers te herstellen; 4e. De sloot
schoon te maken en de oevers behoorlijk af te
werken; 5e. Zoo mogelijk een riool te deen ma
ken, opdat het afvalwater uit de huizen niet in
de grachten komt.
„Wanneer deze raad wordt opgevolgd, zal een
belangrijke werkverschaffing in het leven geroe
pen worden en de schoonheid van uwe oude,
fraaie stad niet alleen behouden, doch belangrijk
verhoogd worden."
gelden. Het was zelfs een reactie. Viel het niet
te verwachten, dat naarmate andersdenkenden
zich meer kopschuw toonden tegenover den
bekeerling, zijn kans op gehoor onder de
Roomschen grooter werd? In denzelfden tijd,
dat Camper en Witsen Geysbeek de anti-
paapsche gevoelens tegen Vondel opjoegen, liet
een Haarlemsch geneesheer de „Altaergeheime-
nissen" herdrukken en gaf de Bredasche jurist
Hoppenbrouwers de eerste met noten toege.
lichte editie van een Vondelwerk in 't licht,
n.l. hetzelfde eucharistische leerdicht, dat, hoe
diepzinnig het ook is, toch door iederen Katho
liek wordt als ,,het slot gekust om 't inge
sloten".
Wat moeten wij in deze uitgave het meest,
bewonderen: de bescheidenheid van den auteur,
die zijn naam van het titelblad hcudt en „geen
Geestelijke zijnde" zich verontschu'digt over
zijn gezegend waagstuk; zijn belezenheid en
scherpzinnigheid, waarvan alle latere toelich-
ters hebben geprofiteerd; of zijn delicate angst
om toch vooral zijn „Protestantsche broeders"
niet te hinderen? Met dit boek is de katho
lieke, ja de algemeene pragmatische studie
van Vondels oeuvre begonnen. Voor het eerst
wordt daarin naar bronnen gespeurd om den
tekst te verduidelijken en naar 't verband ge
zocht van 's dichters kunst en leven.
Dien kant moest het uit. En al is het niet
waarschijnlijk, dat Bakhuizen van den Brink,
„zuiver Geus" als hij was, door dit kathol'ek
signaal tot het vondelen werd opgewekt, zijn
meesterlijke en nog altijd actueele belichting
van den dichter met roskam en rommelpot,
waarmee hij een der eerste afleveringen van
De Gids verrijkte, mag toch een pendant van
de leerdicht-uitgave heeten, omdat er de levens
bron van onzen onsterfelijken satyricus zoo
boeiend in wordt bloot gelegd.
Intusschen zou het doorbrekende streven om
Vondel in het licht van zijn bronnen en van
zijn tijd te bezien worden doorgetrokken over
het heele veld van Vonde's negentig-jarig
leven, van voor tot achter ongeveer overgroeid
met de bloemen, de planten, de bosschen zijner
honderden gedichten. Even t'en jaar na Bak-
huizen's opstel (1849) we'den met mr. Jacob
van Lennep de plannen beraamd voor een
grootscheepsche uitgave van De Werken van
Vondel in verband gebracht met zijn leven en
twintig jaar later (1869) waren de twaalf
zware banden, te zamen pl.m. 10.000 bladzijden,
voltooid.
Thijm was het, die van meet af de uitgave
van Van Lennep als een „herleving van Von
del" begroette in „De Tijd", waar hij zijn ge-
loofsgenooten in een lange reeks artikelen op
wekte om „de schoone onderneming" te steunen.
Als Thijm voor de ontwaking van de Neder
landsche Katholieken een figuur, een emanci
pator is geweest, waarvan beteskenis en invloed
nog lang niet zijn uitgewerkt, dan moet dat
voor een aanzienlijk deel verklaard worden uit
zijn fijnzinnige schatting van Vondels levens
waarde.
Deze pionier heeft school gemaakt: de school
van Vondel! Wie, met name onder de geloofs-
genooten, zich aandient als Vondeliaan, dient
zich ook aan als Thijmiaan. Eén der oudsten,
ja de eenige directe leerling van die „voor
treffelijke Vondelschool", die het als levend
getuige bewijst, is dé onvermoeibare en on
uitputtelijke Jan Sterck. Persoonlijk door den
grijzen Thijm gevormd bij de voorbereiding
der complete Vondel-uitgave van '87, moge
deze geduldige zoeker en gelukkige vinder na
welhaast vijftig jaren van dadenrijke Vondel
liefde zich de vraag laten welgevallen:
Waer werd oprechter trouw
Te weereld oit gevonden?
En het kenmerkende van die trouw aan
Vondel en Thijm is wel, dat ze zich ook daar
niet verloochende waar de uitkomst van
Sterck's wetenschappelijk onderzoek voor den
dichter niet vleiend kon heeten (als in Vondels
verhouding tot zijn moeder), ofwel de voorstel
lingen van den meester moest corrigeeren (ge
lijk in de quaestie-TessePchade)Maar Thijm
zelf zou de eerste geweest zijn om er in te
juichen, dat zijn leerling tal van problemen
uit Vondels intiemere omstandigheden zóó in
grijpend heeft opgelost of ten minste verhel
derd, dat iemand die Vondel wil beoefenen en
Sterck niet kent, herhaaldelijk bloot staat aan
de grofste vergissingen.
Waar toen voor 't eerst het volle licht op
viel was ,,het mooi van de verbeelding" en de
innige schoonheidsgraad van Vondels vroom
heid. En in dit besef van diepen eerb'ed dron
gen de jonge kunstenaars van Holland om den
ouden meester samen, die Badeloch liet spre
ken over haar „goede vrome man".
Hoe deze frisch ontspruitende Vondel-lente
de katholieke „modernen'- greep, ja bedwelmde,
zeggen ons de eerste jaargangen van „Van
Onzen Tijd", die klare Geboortklock van den
herboren dichter, waarin een geestdriftig
Thijmiaan als C. R. de Klerk den Vondel-klepel
roerde. Naar den XVIIde eeuwer, wiens onster
felijkheid wel door enkelen, maar nooit door
een letterkundige generatie zoo zuiver gevoeld
was als juist door het eind-neeentiend' eeuwsch
geslacht," zag hij mat het vrome heimwee om,
dat hij als een glans voor zijn bezig leven van
de Hageveldsche Vondel-opvoeringen had mes-
gekregen en door de uitgezochte vormen van
zijn modern humanisme productief wist en
weet te maken tot den dag van heden toe. Voor
de „eigen literatuur", waar deze Grotiaan-
Irenische, maar ook Vondeliaansch-militante
katholiek om vroeg, stelde hij de „Vondelwaar
deering" als indispensabelen eisch en daarom
liet hij zijn „kultuurbeschouwende inleiding
tot Vondels spelen" onmiddellijk vo'gen door
de grootendeels door hem zelf verklaarde
drama's, waarvan er duizenden onder het Ne
derlandsche publiek verspreid zijn.
In Leo Simons, den anders-geloovende, die
onzen dichter als dramaticus en levensleider
zoo vast omklemd hield, ja vcor de scho'en
propageerde, had De Klerk zijn „broeder-in-
Vondel" gevonden, Simons in hem den nauw-
keurigen kenner en esthetischen schatter. Bei
den waren er de mannen naar, om de grootsche
nationale daad aan te durven van de breede
moderne Vondel-uitgave der W. B., van welker
zes verschenen deelen De Klerk altijd de stille
'macht is geweest, om na den dood van Simons
de hoofdleiding te krijgen. Een nadeel betes-
kende het, dat Albert Verwey, die zijn fijn
essay over Vondels vers voor de inleiding al
gereed had, zich van de medewerking terug,
trok, maar daar stond tegenover dat het zware
werk van inleiding en verklaring door een tien.
tal dichtervrienden werd aangepakt.
Van die tien is de helft katholiek. De Leidsche
hoogleeraar Kalff, die zelf een vruchtbaar en
smakelijk schrijver over Vondel was en die in
1919 nog klaagde, dat wij geen behoorlijke uit
gave van 's dichters werken bezaten, zou niet
alleen daarin, maar in nog vele uitingen meer
aanleiding hebben kunnen zien, om zijn lof
spraak, „dat de Roomsche Vondelvereerders
zich flink hebben geweerd" te herhalen, en om
nóg dieper overtuigd te worden van zijn voor
zichtig vermoeden, dat ,,in semmige opzichten
een R.-K. onderzoeker van Vonde!s leven en
werken in ongunstiger omstandigheden ver
keert dan een protestant of andersdenkende"
Zoowel sedert het proefschrift van Gerard
Brom over „Vondels bekering'- als door dat van
Moller over de „Heerlijckheit der Kercke", die
in 1908 de voornaamste reden waren voor
Kalff's Gids-artikel over „Roomsche Vondel
studie", is deze overtuiging, naar wij meenen
waar te nemen, in wijder kringen doorgedrongen,
zonder dat de vrees van Ka'ff voor 'n premature
verroomsching van den heelen, dus cok van den
dooperschen dichter of de angst van anderen
voor een katholieke monopoliseering van den
grooten Nederlander hoeft te worden gedeeld.
Wèl vraagt de opvatting van één onzer Jonge
ren de aandacht, dat men ook in Vondels
vroegere gedichten aanhoudend de stem der
Roomsche traditie hoort; en wèl wordt, blij
kens tal van devotie-tijdschriften, de zanger
van onze Geloofsmysteriën hoe langer hoe gre
tiger in de intieme sfeer van het katholieke
gemeenschapsleven gemengd. Maar nu protes
tantsche kringen zijn gewijde Poëzie op haar
waarde, weten te schatten, zou het een blaam
zijn voor 's dichters geloofsgenooten wanneer zij
daarin achterbleven.
Nu heeft de opperste leiding van het Katho
licisme hier te lande gemeend, dat de doorwer
kende invloed van 'n trouw en verheven zoon der
Moederkerk als Vondel zich in ons aller moe
dertaal zoo welsprekend getoond heeft, dat zijn
levenwekkend verband met onze herbloeiende
Eigen Cultuur niet aan het toeval mag worden
overgelaten. Het Bestuur van St. Radboud
heeft van meet af de stichting van een Vondel
zetel in het leerplan der R.K. Universiteit op
genomen. En dit getuigt daarom van zoo'n
wijden blik, omdat daarmee niet met de belan
gen van de katholieke beschaving alleen, maar
wel degelijk ook met die van de Nederlandsche
beschaving is rekening gehouden. Want evenmin
als van ons katholieke Nederlanders en Neder
landsche katholieken valt van onzen hoogen
landgenoot en geloofsbroeder Vondel het Neder
landerschap of het Katholicisme te scheiden.
Naar aanleiding van het besluit
van den Ministerraad, dat ambte
naren zich hebben te onthouden van
alle openbare actie tegen de Over
heid en haar beleid, hebben we den
leider van de N. S. B., Ir. A. A.
Mussert, gevraagd, welke conse
quenties daaraan voor hem vast
zaten. Zooals men weet, is Ir.
Mussert hoofdingenieur van den
Provincialen Waterstaat in Utrecht.
Ir. Mussert meende, dat dit be
sluit alleen gold voor rijksambte
naren en daarom zal het geen
verandering brengen in zijn leider
schap van de nationaal-socialisten,
noch ook invloed hebben op zijn
ambtelijke functie.
Op een desbetreffende vraag ant
woordde Ir. Mussert ons, het niet
waarschijnlijk te vinden, dat een
dergelijk besluit ook voor provincie
ambtenaren genomen wordt.
Het Volksblad meldt, dat zich aan het slot
van een Zaterdagavond te Roermond gehouden
vergadeimg der N.S.B. het volgende heeft voor
gedaan:
Onze verslaggever aldus het blad die bij het
zingen van het Limburgsche Volkslied overeind
was gaan staan een houding, die deze steeds
bij alle officieele gelegenheden of daar waar hij
het uit beleefdheid tegen zijn gastheer verschul
digd is, pleegt aan te nemen wanneer een of
ander nationaal volkslied gezongen wordt,
werd door enkelen van Mussert's trawanten
onder de oogen van den leider aan de pers
tafel opgevorderd den arm omhoog te steken.
Hij weigerde.
Toen hij ook weigerde bij het zingen van het
Wilhelmus den arm hoog te heffen, vielen en
kele mussertianen over hem heen. Eén greep
hem bij de keel. „Mee zingen, arm hoog of d'r
uit", werd gebruld.
Men bracht hein slagen toe op het hoofd en
de schouders. De bril werd van den neus ge
slagen. Enkele glassplinters schampten de oog
leden. Men sloeg hem met een hard voorwerp,
vermoedelijk een gummiknuppel, dwars over den
schouder en het rechteroor. Enkele menschen
uit het ubpliek bemoeiden zich er mee. De lei
ding der vergadering trok zich niets van de
mishandeling aan.
Bij den uitgang werd opnieuw geschopt en
geslagen.
Bij den inspecteur van politie is aangifte ge
daan. De voornaamste der vier aanvallers is G.,
propagand'st uit Venlo.
De toegebrachte verwondingen, ofschoon pijn
lijk, zijn van lichten aard.
De Limb. Koerier meldt van dit incident ech
ter het volgende:
Ir. Mussert had aan degenen, die niet met het
Wilhelmus sympathiseerden, verzocht de zaai
te verlaten; niemand ging! Toen de aanwezigen
staande het volkslied zongen, bleef een verslag
gever van het socialistisch Volksblad demonstra
tief zitten. Hij kreeg een wenk om op te staan,
en toen hij aan dit bevel op wat uitdagend-
minachtende manier gevolg gaf. namen eenige
N.S.B.-ers hem in zijn kraag en werkten hem
op niet al te zachtzinnige wijze uit de zaal, waar
bij zijn brilleglas sneefde en de jongeman eenige
stooten en slagen opliep.
Sinds eenigen tijd zijn de radicale „arbei
dersvrienden" ruimschoots in de gelegen
heid, de solidariteit te beoefenen, welke zij
altijd gepredikt hebben. Hoewel de mooiste eere-
prijzen bij bosjes klaar liggen voor de gegadig
den, is de animo om ze te verwerven echter niet
bijster groot. Het schijnt veeleer, dat ze niets
liever zouden willen dan dat iedereen het be
staan van het solidariteitsbegrip vergat en dat
mooie woord uit zijn herinnering wegwischte.
De praktijk lijkt wat zuurder en zwaarder dan
de zoete, luchtige theorie. De ongunst der tijden
dwong dezer dagen de directie der Haagsche
Tram tot belangrijke bezuinigingen. Zij had
daartoe eenige plannen ontworpen en die aan
de organisaties van het personeel voorgelegd. De
directie stelde voor:
le. een vervroegd en verlaagd pensioen.
2e. ontslag van acht-en-veertig man vast per-
soneeL
3e. een verkorting van den Werktijd met een
loonsverlaging van 5 pCt.
Deze voorstellen hebben in de vergaderingen
~van het personeel een punt van uitvoerige be
sprekingen uitgemaakt en daarna is het advies
vastgesteld.
Er was slechts één organisatie, namelijk de
katholieke, die wilde berusten in een loonsver
laging. Maar overigens (de katholieke organisa
tie telt maar heel weinig leden) werden de pun
ten één en drie afgewezen. Als eenige maatregel
bleef over het ontslag van acht-en-veertig man
personeel, waartoe de directie thans zal over
gaan. De keien op dus!
Toont-je-solidair! Jawel, als het niets kost;
wanneer het alleen gaat om een vergulde punt
achter een pompeuze rede, om een kreet, om een
sierlijk gebaar. De daad wordt echter geschuwd;
zoo gauw het dóArop aankomt, blijkt men de
zelfde mentaliteit te bezitten als de tegenstan
ders, die men te vuur en te zwaard bestrijdt.
Men zal misschien opwerpen, dat de roode or
ganisaties beter zijn dan hun leden.
Wij wilden dat het waar was! Het lijkt er
helaas echter niet op; de socialistische pers
bracht onlangs het treurig verhaal van een ar
beidersvrouw uit Alkmaar, u'ier man reeds ge-
ruimen tijd werkloos was. „Het gebeurt," zoo
schrijft zij, „dat er reeds op Woensdag geen
levensmiddelen meer zijn; de kinderen gaan
door gebrek aan kleeren ongeregeld naar school:
de linnenkast is leeg, in één woord: er is een
nijpend gebrek aan het allemoodigste voedsel
en deksel." In een brief van vier vellen heeft
deze moeder haar nood bij het roode dagblad
uitgeklaagd. En het resultaat? De socialistische
vakbond, ondanks zijn millioenenbezit, trekt
geen bedragje uit voor den ongelukkigen „mak
ker" en zijn gezin.
Geen cent voor den stakker.
Wel een gebaar, doch geen mooi gebaar.
Onverbiddelijk wees men den berooide de deur
van het organisatiehuis. Geschrapt werd hij als
lid wegens contributieschuld.
Men keft en kijft over stelsels honderd uit.
Allemaal larie! De stelsels zijn over het alge
meen wel goed; de menschen daarentegen deu
gen niet. Men moet beginnen met zichzelf te
verbeteren.
Dat wordt, jammer genoeg, te lastig gevon
den; gemakkelijker is het inderdaad fouten van
anderen aan te wijzen dan je solidariteit te too-
nen!
Men deelt ons mede, dat de afdeeling IJmui-
denVelsen van de A. J. C. aan den burge
meester toestemming verzocht heeft voor het
houden van een fietstocht door de gemeente
op Zaterdag 28 October as. Medegevoerd zou
worden de vlag der afdeeling, terwijl de fietsen
zouden worden voorzien van platen, waarop af
beeldingen van een bliksemstraal in den vorm
van een hakenkruis en het opschrift: „De storm
klok luidt; jongeren vecht mede voor het demo
cratisch socialisme in de rijen van de AJC",
De burgemeester heeft op dit verzoek afwij
zend beschikt, daar naar zijn meening deze
fietstocht een politieke strekking heeft, op
grond van de inhoud en uitbeelding van de mee
:e voeren plaat, het vceren in het openbaar
van dit opzichtelijk onderscheidingsteeken, het
welk uitdrukking is van een bepaald staatkun
dig streven en naar de meening van den burge
meester strafbaar volgens art. 453a van het
W. v. S. Eveneens acht de burgemeester, inge
volge dit artikel, strafbaar het voeren in het
openbaar van de vlag der afdeeling, omdat in
het onderhavige geval de vlag niet meer gebe
zigd wordt als vlag eener neutrale jeugd
organisatie, doch aan te merken is als uitdruk
king van een bepaald staatkundig streven.
Met groote verslagenheid vernamen Zon
dagmiddag de parochianen van Monnikendam,
dat him herder, pastoor Spigt, die in den
nacht van Donderdag op Vrijdag door een
plotselinge ongesteldheid was overvallen, van
de laatste H.H. Sacramenten was voorzien.
Op medisch advies is ZijnEerw. naar het
Maria Paviljoen te Amsterdam vervoerd. Zijn
toestand was Maandagmiddag nog zorgwek
kend.
De politie te Etten heeft aangehouden A. B.
uit Dirksland, ontslagen inspecteur der Hol-
landsche Beleggings- en Financieeringsbank te
Den Haag, die voorgevende dat genoemde in
stelling gefailleerd was, in Breda en omstreken
nog verschuldigde gelden kwam innen
Bij degenen die niet aanstonds betaalden zou
B. hebben gedreigd door een deurwaarder het
bedrag te laten opvorderen. Deze zou niet ge
stuurd worden indien een waarborgsom, variee-
rende tusschen 100 en 150, werd gestort en
de verschuldigde gelden maandelijks zouden
worden betaald.
Maandagmiddag is hij naar Breda gebracht
en in het huis van bewaring opgesloten.