veifiaal van den day f 50.- keerden wij heden f 75.755.- I In de Chineesche wijk te New-York uit (ONZE 254e UITKEERING OORLOG TUSSCH JONGS" RA RA! SPOOKHUIS Kijk loopt waar WOENSDAG 25 OCTOBER Niemand kent de oorzaak van zoo veel hartstochtzooveel haat, zooveel wreedheid Een eeuwigheid van korten duur Builenpest-epidemie Romeinsche oudheden in Albanië De ontvluchten van het Duivelseiland Tabak in ruil voor locomotieven ingevolge de voor onze abonnes geldende gratis-ongevallen-verzekering aan den heer G. H. M. BONSEN, 3e Hugo de Grootstr. 14, Amsterdam, wègens een aan hem overkomen ongeval. Dit is WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN j 1 aan onzë verzekerde abonne s is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS ZfCt, JAUDy. O/E KEREL W'LDE ON5 W/Y rij oen als jij en me 7 c&weej ■AS PAN ZOU HIJ Md OMVEZ CjEK£-~ erï he Reen. no c/teoefn^e/N Nee ft ook oesrt ndf/nee. KEFLEH. KOJ laten we een fuhke wAnoe UNO MAKE//, SAnOY. 00 un ze schoten o/pec? vo°* Oat ivAs ceent toe i/al OA T (EP/A no NET O PONS 06 r/ON had; naaf m weeofH n/e OP/7 LEED ÓEOAA/Y. De verloren AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL HET GEVAL LEAVENWORTH DOOR ANNA K. GREEN De smalle, smoezelige straatjes rondom de Chatham Square te New-York, die te samen Chinatown vormen, staan weer eens in het brandpunt der algemeene belang stelling. In de Chineesche wijk der hoofdstad van de Vereenigde Staten werden in zeven dagen tijds niet minder dan zes lijken ontdekt. Vier lagen er verspreid in de donkere, smerige huizen van Chinatown, een in een restaurant der zonen van het Hemelsche Rijk op Broadway, en een achter de toonbank van een strijkerij. Er woedt een oorlog, een oorlog die zich niet bedwingen laat door de Hudson of door de 242ste straat. In Chicago hebben onbekenden een Chineesche strijkerij in de lucht laten vliegen. In San Francisco hebben langdurige, geheim zinnige besprekingen plaats. Tong War! De Tongs vechten tegen elkaar, zonder aarzeling, zonder meedoogen! Sinds vijftig jaar al ontbrandt er nu en dan de Tong War. De rustige, onverschillige man netjes die de blanke niet anders ziet dan als me chanische mummies, beginnen plots elkander uit te roeien en nog nooit heeft iemand kunnen vaststellen wat nu eigenlijk de oorzaak is van zooveel hartstocht, zooveel haat, zooveel wreed heid. zy leven er in hun smalle straatjes waar Zich zelden een blanke vertoont, tenzij hij er heen gesjouwd wordt door de touringcar van een reisbureau, en ze leven er hun eigen le ventje, alsof ze duizenden kilometers verwijderd waren van Broadway en van Manhattan. De gebruinde Italianen, de havelooze Russische joden, de roode Ieren; ze hebben in hun karak teristieke wijken allemaal iets van hun .vader land. De Chineezen van Chinatown echter heb ben Azië-zelf meegebracht. Zij leven' aan de Hudson, zooals ze leven zouden aan de Yang- Tse-Kiang. De raadselachtige instelling welke Tong heet, is iets waarvan de geheimen nog niet zijn achterhaald. Het woord heeft de zeer onschul dige beteekenis van vereeniging, gezelschap of club. Wat van de Tong naar buiten blijkt is de werkverschaffing voor werkloozen, de steun aan zieken, het binnensmokkelen van Chineezen in Amerika, het overbrengen van de dooden naar China, opdat ze daar rusten in den heiligen grond. De leden van een „Tong" zweren dure eeden, welke zij nooit breken. Er zijn in Chinatown twee Tongs, de Hip- Sing-tong en de On-Leon-Tong. Bepaald vriend schappelijk zijn de betrekkingen tusschen beide Tongs nooit geweest. Al dikwijls sloten ze een wapenstilstand, nog nooit den vrede. De Hip- Sing-Tong en de On-Leon-Tong controleeren de ontelbare Chineesche strijkerijen van China town. Ze hebben de wijk eerlijk samen gedeeld en ieder heeft zijn eigen invloedssfeer. Komt er een lid van de Hip-Sing-Tong in het gebied van de On-Leon-Tong of omgekeerd, dan is dat een provocatie en zelfs de gangsters straffen dit „museling in" niet zoo wreed als de Chineezen. Al spoedig wordt er een lid van de indringerige Tong gevonden met doorgesneden hals. De ver moorde is zelden de overtreder der ongeschreven wetten van Chinatown, want het offer is vol komen onpersoonlijk. Het gaat er maar om dat de tegenpartij gewaarschuwd wordt. De tegen partij vat de waarschuwing als een oorlogsver klaring op en de Tong War ontbrandt. Ook de strijdmethoden zijn Aziatisch, al ver smaden de bewoners van Chinatown de vond sten der gangsters niet. Zoo laten zij de be taalde moordenaars, de „killers", uit andere steden komen, daar de politie de meeste plaat selijke leden van de Tong misschien kennen zou. Revolvers worden er in de Tong War weinig gebruikt en mitrailleuses heelemaal niet. De Chineezen houden zich aan de traditioneele bijl en aan het mes. Opmerkelijk is het dat er bij alle conflicten tusschen de bewoners van China town nog nooit 'n blanke gedood werd. De Chi neezen beschouwen dergelijke aangelegenheden als familiezaken en de moordenaar wacht liever weken lang voor hij zijn slachtoffer overvalt, dan dat hij het gevaar loopt van een Amerikaan te verwonden. Hierdoor bereikt hij tevens dat de politie hem weinig last bezorgt. De politie trekt er zich niet zoo bizonder veel van aan dat de Tongs elkaar probeeren uit te roeien. Ook de gangsters mogen hun gang gaan wanneer ze in eigen midden een beetje opruiming houden. Een Tong War duurt meestal weken en maan den en eischt dikwijls vijftig, zestig of meer slachtoffers. Midden in Chinatown ligt een don ker, vies straatje, Dowle Street, dat een scher pe bocht maakt. Deze bocht is bij de politie bekend als „bloody corner" en in geen straat ter wereld zijn dan ook al zooveel moorden gepleegd als in Dowle Street. Wordt de strijd al te bloedig, dan zet de politie Dowle Street af. Geen Chinees mag er stil blijven staan. Het bevel van doorloopen geldt echter niet voor de blanken die in Dowle Street kunnen doen wat ze willen. De politie weet toch wel dat zelfs de meest onverschrokken gangster zich niet mengen zal in de aangelegenheden dezer Aziaten. Hoe gering ook de geestdrift der politie van New-York is voor een actie in Chinatown, toch is zij het die tenslotte een einde maken moet aan den massamoord, die Tong War heet. Na tuurlijk niet doordat ze de moordenaars arres teert, want dat lukt toch niet. Maar wanneer de moordpartij een al te groote onrust gaat verwekken onder de blanke bevolking, dan roept het hoofd der politie de leiders der beide Tongs bij zich voor een vredesconferentie. De onder handelingen duren gewoonlijk nogal lang, maar tenslotte weet de politie de vijandige partijen tot toegeven te dwingen door te dreigen met een massale uitwijzing der leden van de beide Tongs uit de Vereenigde Staten. Sip-Sing-Tong en On- Leon-Tong hebben allebei even veel reden om dat in elk geval te vermijden en in Peil Street of in Mott Street, waar de beide Tongs hun hoofdkwartier hebben, wordt de vrede getee- kend. Dit geschiedt op plechtige wijze door mid del van een verdrag dat vele artikelen telt en „van eeuwigen duur" is. Helaas, reikt deze eeuwigheid nooit verder dan drie of vier jaren. Want plots vindt er weer een lid van de Hip-Sing-Tong werk in het gebied van de On- Leon-Tong of omgekeerd; en er vliegt een strijkerij in de lucht; en er wordt iemand met doorgesneden hals gevonden; en de politie zet „bloody corner" af; en na moeilijke onderhan delingen komt er een volgend vredesverdrag van eeuwigen duur tot stand. In Noord-Mandsjoekwo is een builen- en longenpest-epidemie uitgebroken, waaraan reeds meer dan zeshonderd personen zijn be zweken. De verbindingen met de geteisterde distric ten zijn tijdelijk verbroken om uitbreiding van de epidemie te voorkomen. In het Talman-district waar de epidemie het hevigst woedt is een groote campagne georga niseerd tot het verdelgen van ratten, die als de verwekkers dezer epidemie worden be schouwd. De autoriteiten hebben maatregelen genomen om de aangetaste bewoners in enkele gebou wen te isoleeren. De laatste builenpest-epidemie in Mandsjoe- rije heeft in 1928 plaats gehad, waarbij toen 1200 personen om het leven zijn gekomen. aiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Illllllllllllllllllllllllic: Koeien hébben wij in massa, Van de koeien is te veel! 't Wordt je door de koeien-crisis Voor de oogen groen en geel. Daarom zegt nu de regeering i Krimp den koeien-voorraad in, I Tweemaal honderdduizend koeien I Is voorloopig een begin! Naar de slachtbank met die koeien! Maak die horen-kopjes klein, I Daar de toestand pas verbetert Als er minder koeien zijn! En wij gaan nu koeien slachten, Niet maar een of twee of drie, Liever, muzikaal gesproken, 'n Heele koeien-symphonie! Dus een massa runderlapjes, Biefstuk, lende, haas of bil Zullen nu beslist te geef zijn, Net zooveel als men maar wil Neen, pardon, de situatie Is toch heelemaal niet zöö, I Ook al zijn er koeien plenty, Zelfs geen teen krijgt u cadeau! Want de prijs is opgeslagen! I En men vraagt nu stijf en stram, Boven de bestaande prijzen, Twintig cent per kilogram! En dan hoor je nog vertellen, Als 't salaris wordt bekort: Dat het leven door de crisis Juist een stuk goedkooper wordt! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiM^ rig werd beschreven, is rijk aan overblijfselen uit het verleden. Zoo is er bijv. een theater aan het Jicht gekomen, hetwelk in den loop der eeuwen door aardverschuivingen bedolven en door een dicht woud overgroeid was. Men neemt aan, dat het oudste gedeelte van dit theater t.w. de orkestruimte en de halt- cirkelvormige toeschouwersruimte dateert uit de 4de eeuw voor Chr.; het tooneel moet van lateren datum, uit den tijd van het Ro- meinsche Keizerrijk zijn en het was uiterst ge raffineerd ingericht. In de nabijheid van het theater zijn voorts verschillende fraaie beeldhouwwerken gevon den; een van deze beelden, de „godin van Buthrootum", heeft de Albaneesche koning, Zogu I onlangs aan Mussolini ten geschenke gegeven. Verder is hier een badinrichting, met verschillende vijvers, granieten zuilen en mo- zaïkvloeren voor den dag gekomen, versiera met Grie.-tsche motieven. Een in lateren tijd door de Venetianen ge bouwde burcht wordt thans gerestaureerd en tot museum ingericht. Hierin zullen de ar cheologische vondsten uit Butrinto en omge ving worden ondergebracht. De opgravingswerken in Albanië, met name in Butrinto het voormalige Buthrootum, een bloeiende havenstad, welke volgens de legen de door Helenus, een der vijftig zonen van den Trojaanschen koning Priamus, was ge sticht zijn den laatsten tijd aanzienlijk ge vorderd. Kef is thans ongeveer tien jaar ge leden, dat hier de ruïnes werden ontdekt van de eens zoo welvarende antieke stad, die vele eeuwen later, onder Venetiaansche heerschap pij nogmaals tot bloei kwam. Butrinto en om geving, een gebied, dat door Vergillius uitvoe- het niet Aan de ontvluchte veroordeelden van Duivelseiland zal voortaan in Trinidad langer asylrecht worden verleend. De politie heeft een proclamatie uitgevaar digd, waarin verklaard wordt, dat iedere ont snapte veroordeelde van de Fransche strafkolo nies bij zijn aankomst zal worden gearresteerd en naar de strafkolonie wordt teruggebracht. Het Ministerie van het Verkeerswezen te Athene heeft een commissie benoemd, welke een voorstel zal hebben te onderzoeken om Grieksche tabak voor Oostenrijksche locomo tieven uit te wisselen. De locomotieven zouden bestemd zijn voor de Grieksche Staatsspoorwegen. Miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiimmiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiini Mllllllllllllllllllllllllllll IIIHIHIHIIIIIII ïïiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii in iMmiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiMiiiHiiiMiiiMiiiiiMimiiriMiiiiiniiiiiiiim mm mum limn MHiiiiHiiiMiiuiiii inn miiiiHiimiïI O zeg, ik heb vijf pond verloren!" „Nee toch! Hoe heb je De meisjesstemmen stierven weg en Flip Punter, die een tikje van de conversatie door 't open raam heen had opgevangen, keek droef geestig. Want 't was dat meisje in die rose jurk geweest, dat gesproken had en als z ij vijf pond had verloren, kwam het aardig dicht bij een drama. Flip was al verliefd op het meisje met de rose jurk, van den eersten dag af, dat hij z'n vacantie-verblijf in pension Kastanjehof begon nen was, en van dien dag af had hij gepoogd moed genoeg bijeen te krijgen om tegen haar te spreken. Maar Maud zoo heette ze was de meest gezochte persoon in heel dien men- schelijken bijenkorf. Haar blonde haren, blauwe oogen en altijd lachend gezichtje kon zich niet vertoonen, of er was al een stoet van vrien dinnen en bewonderaars om haar heen. Flip, wiens groote gebrek een onoverkome lijke verlegenheid was, bleef dus van verre be wonderen. Hij smachtte naar een kans om met het meisje in de rose jurk kennis te maken. En nu had ze vijf pond verloren, en hij was niet in staat haar te helpen! Ontzettende ta- fereelen joegen door z'n brein, terwijl hij bij dat open raam zat. Daar was die arme kleine Maud alleen in de groote, koude wereld. Niemand die in die wereld acht op haar sloeg, niemand die haar in deze crisis te hulp sneldeHij zag haar geleidelijk* al smaller en smaller worden, op weg naar den hongerdood. Hij zag haar strompelen door de aanstaande winterkou, zon der mantel. Hij zag haarHij zag haar al weggaan uit het pension, voor de vacantie uit was! Bij de laatste gedachte kreeg hij kippenvel. Stel je voor, dat ze op die vijf pond gerekend had om haar rekening te kunnen betalen! Stel je eens vóór, dat ze wegging voor de vacan tie uit was, en vóór hij met haar gesproken had, ja, dan was de rest van het leven hem niets waard. Flip sprong plotseling overeind. Er moest iets gedaan worden, hij moest voor die vijf pond zorgen uit z'n eigen zak; ja, 't zou net gaan als hij z'n horloge beleende en de eerste maand na z'n terugkeer in Londen heel zuinig leefde. Maar hoe moest hij haar het geld geven? Dat was de moeilijkheid. Je kunt zoo maar niet naar een meisje stappen, waar je nog niet eens aan voorgesteld bent en tegen haar zeggen: „Daar hebt u 5 pond van me," of zoo iets. Hij kan haar 't geld natuurlijk pier aangetee- kenden brief sturen, en er bij schrijven: „Van iemand die het goed met u meent," maar 't postkantoortje was nu dicht en morgen kon 't te laat zijn, morgen was Maud misschien al uit Kastanjehof vertrokken. Flip peinsde lang en vond eindelijk een plan. Hij zou 't geld in haar tasch moffelen, meis jes zijn altijd slordig met geld, en als ze 't des avonds vond, zou ze heel waarschijnlijk tot de conclusie komen, dat ze bij nader inzien géén vijf pond verloren had. Hij kon z'n plan heel makkelijk uitvoeren in den vooravond, want dan werd er in de conversatiezaal gedanst, dus waren dan zoowat alle gasten beneden. Flip danste nooit mee, want Maud was het eenige meisje, met wie hij wilde dansen, en die had altijd zooveel partners.... hij zou beneden niet eens gemist worden. Boven, op z'n slaapkamer, telde Flip vijf pond uit; drie biljetten van een pond, twee van tien shillings en de rest in zilver. Hij stak het geld in z'n zak en ging met zenuwachtige haast naar beneden. Maud zat te dineeren. Was ze niet bleeker dan anders? Was er niet minder tinteling in haar oog, minder vreugde in haar voorkomen? Enfin, als se vanavond naar bed ging, en het geld in haar tasch vond, zou ze zich weer ge lukkig voelen! De dans begon direct nè, het diner. Flip bleef een poosje toekijken, en toen, terwijl Maud danste met een knappen, jongen man, slipte hij naar boven. Hij wist natuurlijk, waar Maud's kamer was. Hij had haar nog dien middag er uit zien komen. Even bleef hij luisterend voor de deur staan, dan stapte hij voorzichtig naar binnen. Het was natuurlijk donker in de kamer, en Flip Punter durfde geen licht aan te draaien. Hij had echter z'n zaklantaarn meegenomen en hij richtte den schijn naar de toilettafel in den hoek bij het raam. Ja, daar lag haar tasch, donkergroen met goud. Hij nam hem op, stak z'n hand in z'n zak om het geld er uit te halen, en toen.... zonder de minste waarschuwing, sprong het electrische licht achter hem aan, en een heesche stem klonk gebiedend: .Heg die tasch neer, jongmensch!" Met de oogen tllll knippend tegen tasch nog in de - l hand, keerde Flip j TJIJJ pOtlCI zich om en slaak- te een kreet van verbazing. De kamer was niet leeg, zooals hij gedacht had. Een dame met een streng gezicht, die hij meende wel eens in de eetzaal gezien te hebben, zat op den divan en staarde hem aan. „Wat moet je in mijn kamer?" vroeg ze grimmig. „Uw kamer?" stotterde Flip, „ikik dacht dat 't de kamer van Maudvan juffrouw Lorry was. Ik heb haar vanmiddag nog hier uit zien komen." „Hallo!" riep een heldere jonge stem bij de deur, „wat is hier te doen?" Flip draaide zich om en stond als versteend. Aan de deur stond Maud zelf. „Ik kwam even kijken hoe het met uw arme hoofd was, juffrouw Clarke," ging ze hartelijk voort. „Mijn hoofd is wel in orde," verklaarde miss Clarke sarcastisch, maar die jonge man niet. Ik betrapte hem op het stelen van mijn tasch, en toen beweerde hij onbeschaamd, dat hij dacht, dat 't uw kamer was, net of dat eenig verschil maakte." Maud wierp een vluggen blik" op Flip en keek toen weer naar de oude jongejuffrouw. ..Maar dat maakt natuurlijk verschil, miss Clarke," zei ze vriendelijk en kalmeerend, „ik had gevraagd of hij m'n tasch even wilde halen." „Wat zegt u?" vroeg miss Clarke. „Ik vroeg, of hij even m'n tasch wilde halen, en toen is hij natuurlijk de verkeerde kamer binnen gegaan; domme jongen, dat je bent." Flip stond met halfopen mond. Waarom deed Maud zoo haar best, om hem te redden? „Waarom heeft hij dat dan niet direct ge zegd, inplaats van daér te staan gapen als een schelvisch?" vroeg miss Clarke. „U zult hem wel niet veel kans gegeven heb ben, om verklaring en uitleg te geven," lachte Maud. „U bent soms wel wat haastig; vindt u zelf niet?" „Nu, misschien wel," gaf de oude vrijster toe; ..en 't is natuurlijk in orde als jij 't zegt, Maud. Ik geloof, dat ik je excuus moet vragen, jonge man." „Volstrekt niet," zei Flip, ,,'t was heel dom van mij." „Ja, dat was 't. Maar 't is nu weer over. Blijf maar niet staan gapen; leg die tasch neer en laten jullie me dan alleen als je wilt." Flip gehoorzaamde zonder aarzelen en een oogenbük later stond hij op de gang tegenover Maud. „Arme jongen," zei Maud hartelijk. „Was je er zóó erg aan to»?" „Erg aan toe?" herhaalde Flip. „Ja, ik vond het al vreemd, dat je nooit iets meedeed met de rest, nooit eens tegen me sprak. Maar nu begrijp ik 't natuurlijk. Je moet wat geld van mij leenen. Nu, ik heb genoeg." „Geld vanu leenen?" bracht Flip met moeite uit. „Maaru hebt zelf pas vijf pond verloren. Ik hoorde 't u van middag tegen iemand zeggen." „Vijf pond verloren?" herhaalde het meisje. Toen kwam er eensklaps een vroolijke glans over haar gezicht. „Vertel eens op, mijnheer Punter, wat wilde u in die kamer gaan doen, zooeven." „Ik wou dit in uw tasch stoppen;" zei Flip eenvoudig, z'n handvol geld te voorschijn ha lend; „ik hoorde u zeggen, dat u 5 pond ver loren had en ik was bang, dat u 't geld noodig hadt om uw rekening te betalen, en dat u hier vandaan zou gaan, voor ik u had leeren ken nen. Maar nu zegt u „O, o domme jongen" lachte ze. „Ga eens even mee." Verwonderd volgde Flip haar naar t einde van de gang; daar deed ze een deur open en het hem naar binnen kijken. „Wat staat daar in dien hoek links?" vroeg ze. „Een weeg-automaat.... Maar wat...." „Begrijp je 't nu nog niet? Ik had me zelf voor 't diner gewogen, en ik ontdekte, dat ik vijf pond lichter was. Maar met m'n vriendin zeg ik altijd gewonnen of verloren, omdat an ders iedereen direct begrijpt, waar je t over hebt. De slanke lijn, zie je? We wandelen hier nog al veel. Begrijp je 't nu?" „Ja, nu begrijp ik 't." Flip keerde zich half om. „Ik begrijp, dat ik me als een groote gek heb aangesteld. U zult 't natuurlijk aan ieder een vertellen, en ze zullen t een prachtige mop vinden. Ik.... ik zal maar zoo wijs zijn te ver trekken." „U zult toch niet zoo ineens weggaan?" Opeens gleed een warm klein handje in de hand van Flip. „Ik denk er niet aan, om het tegen iemand te vertellen. Ik vond het zoo mooi van u, om zoo bezorgd voor me te zijn en.... ik ben blij, dat 't zoo geloopen is." „Blij?" JaAls 't niet gebeurd was, hadden we misschien heelemaal geen gelegenheid gehad, om elkaar te leeren kennen, is t niet? En.... ik wou u wel graag leeren kennen, mijnheer Punter. Kunt u bij ons niet dansen?" Dansen!" riep Flip. „Natuurlijk kan ik dan sen. Dat zult u eens zien." /I °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Ofkfkfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken XtLLIC CtDOïine S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen tjl/lf"verlies van beide armen, beide beenen of beide o door f 7 Cfk bij een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f OC olj verlies van een f Cfk bij een breuk van f jÊfk bi) verlies van *n oogen# t O doodeHJken afloop# £tO Ut" een voet of een oog duim of wijsvinger been of arm# Tri/»" anderen vinger „Zou het dan toch zelfmoord zijn?" begon F. weer. „Hannah heeft iets laten verdwijnen, dat zij ons liever niet wilde laten zien. En zelfs geen woord om ons op het spoor te brengen! Mis schien was het wel een bekentenis. Gryce zal het mij nooit vergevennooit! Hij zal zeg gen dat ik wantrouwen had moeten opvatten, wanneer iemand die op het punt staat ontdekt te worden, een geneesmiddel inneemt." „Zou Hannah dan vermoed hebben, dat men haar ontdekt had?" „Wat weten wij er van, wat mevrouw Belden en zij wisten en vermoedden!" „Een gesprek met mevrouw Belden zal ons verder helpen. Zij zal wel gauw thuis komen, laten wij haar opwachten. Maar het allernood zakelijkste is, een telegram naar Gryce te stu ren om hem dit onverwachte voorval mee te deelen." „Heel goed, mijnheer," zei F. en ging naar de deur. „Wacht eens even!" riep ik uit. „Gisteren heeft mevrouw Belden twee poste-restante brieven af gehaald, een in een groote enveloppe, en den anderen in een kleinere. Als u soms te weten kon komen waar die vandaan kwamen F. stak de hand in zijn zak. „Ik hoef niet veel moeite te doen om te we ten waar één ervan vandaan komt. Allemach tig! Ik heb hem verloren!" F. was de trap al af. Op hetzelfde oogenblik duwde iemand het tuinhek open. VIJFDE HOOFDSTUK F. Mevrouw Belden kwam rood en hijgend naar binnen en zei: „Het was een grap, er was niemand ziek. Men heeft mij doodeenvoudig voor den gek ge houden!" Toen keek zij mi) verbaasd aan en voegde er aan toe: „Wat is er? Is er iets gebeurd?" „Ja, iets vreeselijks," antwoordde ik. „U bent maar even weg geweest, maar dat was voldoen de om een ontdekking te doen, die heel waar schijnlijk zeer belangrijke gevolgen met zich zal brengen." Tot mijn groote verbazing barstte zij in tra nen uit. „Ik wist het! Ik had er een voorgevoel van! Ik heb altijd wél gezegd, dat het onmogelijk zou zijn om het geheim te bewaren, wanneer er iemand in mijn huis zou komen. Zij is zoo druk. Maar u hebt nog niet gezegd wat die ontdek king eigenlijk is. Misschien is het wel niet wat ik denk, misschien...." „Mevrouw Belden," zei ik ernstig, „u hebt een meisje opgenomen en verborgen dat door de po litie gezocht wordt. Men kan een vrouw die een getuige als Hannah onderdak geeft, er van be schuldigen, een belangrijke verklaring achter te willen houden en een onschuldig meisje, dat door de getuigenis van Hannah Chester gered zou zijn, opzettelijk te willen compromitteeren." De ontsteltenis stond op mevrouw Belden's gelaat te lezen. „Maar waar doelt u op?" riep zij uit. „Ik heb niemand willen benadeelen. Ik heb integendeel getracht de mensuren te helpen. Ik.... ik Maar wie bent u? Wat hebt u er eigenlijk mee te maken? U beweert dat u advocaat bent Komt u soms uit naam van Mary Leavenworth onderzoeken, hoe ik haar bevelen uitvoer en. „Ik ben een vriend van de dames Leaven worth," viel ik haar in de rede. „Alles wat voor hen van belang is, is het ook voor mij. Ik her haal dan ook, dat Eleonore Leavenworth onher roepelijk verloren is door den dood van dit meisje." „DoodWet zegt u nuIs zij dood?" Deze verbazing was te natuurlijk, om aan de oprechtheid van deze vrouw te kunnen twijfe len. „Ja," zei ik, „Hannah Chester die u in uw huis verborgen hield, is dood." Nog lang zal de kreet, dien zij slaakte, mij in het geheugen blijven. Ook het tooneel dat nu volgde in de kamer dan de doode, zal ik mij steeds blijven herinneren. Zij verzekerde met uitgestrekte handen en in tranen badende haar goede trouw. Zij zwoer, dat Hannah den vori- gen avond nog heel vroolijk was geweest en dat zij mevrouw Belden inderdaad de deur op slot gedaan had; een voorzorgsmaatregel dien zij steeds nam, wanneer er een vreemde in huls was. „Maar vanochtend bent u toch weer in die kamer geweest," zei ik. „Ja, maar ik had haast en ik heb nergens op gelet. Ik dacht dat zij sliep. Ik zette het blad met het ontbijt goed in 't gezicht, en ging weg, nadat ik de deur zooals gewoonlijk op slot had gedraaid." „Hoe toevallig dat hij juist vannacht gestor ven is! Was z-ij gisteren ziek?" „Neen, mijnheer, zij was vrooüjker dan an ders. Ik heb er geen oogenblik aan gedacht, dat zij ziek kon zijn, gisteren niet en ook vroeger niet." „Waarom hebt u zich dan zooveel moeite ge geven, om haar in den loop van den avond een geneesmiddel te brengen?" Het was F. die sprak. „Dat is niet waar!" riep zij uit. „Toe Hannah, zeg, dat het niet waar is." En mevrouw Belden schudde de hand van de doode heftig heen en weer. „Wie zou het haar dan hebben gegeven?" „Ik weet niet wie u bent, mijnheer," ant woordde de arme vrouw, „maar ik verzeker u, dat Hannah geen geneesmiddel tot haar be schikking had, dat zij er dan ook geen genomen heeft en dat ik nooit gemerkt heb, dat zij ziek zou zijn." „Toch heb ik gezien dat zij een poeder innam." „Hoe zoudt u dat nu gezien kunnen hebben? Zij was al vier en twintig uur opgesloten." ,Door een raampje in het dak kan men alles zien, wat er binnen gebeurt." „O!" zei mevrouw Belden en week een stap achteruit, „ik had dus een spion in mijn huis! Een spion! Maar ik verdien het. Ik hield haar binnen vier muren opgesloten en ik ging maar eeris per dag naar haar kijken.... 'savonds. Wat zei u ook weer dat u haar zag nemen? Een geneesmiddel? Vergif?" „Vergif heb ik niet gezegd." „Maar u doelt er toch op. U gelooft dat zij zich vergiftigd heeft en dat ik er de hand in heb." „Neen," kwam ik haastig tusschenbeide, „dat denkt hy niet. Hij heeft alleen maar gezien, dat het marsje iets innam en hij veronderstelt, dat dat den dood veroorzaakt heeft; hij wil graag weten waar zij het vandaan gehaald heeft." „Daar weet ik niets van. Ik heb Hannan nooit zooiets gegeven." Ik geloofde haar en wilde dit gesprek niet langer voortzetten. Ik spoorde F. aan om een telegram aan Gryce te gaan zenden en trachtte mijn gastvrouw te bewegen, het vertrek te ver laten. Maar ze weigerde. Zij ging aan het hoofd einde van het bed zitten en sprak: „Ik zal haar niet meer verlaten; mijn plaats is naast haar en ik blijf hier." F. was voor het eerst koppig en verroerde zich nog steeds niet. „Ik zal het huis niet verlaten, tenzij u er voor in staat dat u op haar zult letten." Verbaasd ging ik naar hem toe en zei zach tjes: „Uw verdenkingen gaan te ver. Wij hebben niets gemerkt, dat ons reden geeft om zoo te handelen." „Ik ga niet weg zoolang zij hier blijft." ,Doet u niet een beetje al te bazig?" „Dat kan wel. Maar u moet bedenken, dat Ik iets heb om mijn gedrag te rechtvaardigen." ,De brief?" „Ja." „Laat hem eens zien," vroeg ik. „Niet in tegenwoordigheid van deze vrouw." Ik zag dat hij onhandelbaar was en ging terug naar mevrouw Belden. „Mevrouw," zei ik, „gezien de omstandigheid, dat aan u alleen de tegenwoordigheid van dit meisje in huls bekend was, acht ik het verstan diger, dat u uw toestand niet verergert door ger dan noodig is bij het Ujk te blijven. Dat kan u alleen maar kwaad doen. Luister naar mij of anders zult u mij noodzaken, u aan de hoede van deze man toe te vertrouwen, terwijl ik de auto riteiten ga waarschuwen." Dit laatste argument scheen indruk op haar te maken. „Ik ben in uw macht," zuchtte zü en verliet het vertrek. Toen zij weg was, gaf F. mij den brief. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 11