Een gewetenlooze fabrikant <Kd mhd mn den dag lèg$n NeusCafarrk VICKS MASSA VERGIFTIGING TE MEXICO JECOVITOL BOTER DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - Mack gaat uit de stad VRIJDAG 27 OCTOBER VervaSschte ricinusolie samengesteld Ondanks de protesten Uit de handen der ban dieten ontsnapt HET GEVAL LEAVENWORTH Alle gevallen betroffen Spanjaar den of menschen, die in Spaan- sche pensions maaltijden namen 10 JAREN LANG HOOFDPIJN Het middel dat na enkele maanden reeds hielp WVapoRub ruitjes had ge- mevrouw Lope AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR ANNA K. GREEN Den 4 September 1933 om negen uur in den morgen werd de redactie der „Ex celsior" van Mexico-City opgescheld en een zwakke vrouwestem klonk in het toestel: „Er gebeurt iets vreeselijks hier in het pen sion. Wij zijn allemaal ziek. Er zijn er al twee gestorven. Ik kan niet meer. Help!" Met de hulp der telefooncentrale kon spoedig worden vastgesteld waar deze noodkreet van daan kwam. Het was een in het centrum ge legen zeer bekend pension, waar in den regel zestig tot honderd meest Spaansche bedienden en winkelmeisjes van de groote zaken der stad, die geen eigen woning hebben en voor wie een hotel te kostbaar is, tezamen leven. Deze soort van pensions zijn in Mexico-City een heel ge woon verschijnsel en vooral de Italianen en de Spanjaarden hebben er een zwak voor, een dergelijk gemeenschappelijk huishouden od te zetten. De redactie haastte zich het hoofdbureau van politie op de hoogte te stellen van de zonder linge boodschap, welke zij ontyangen had, en in de veronderstelling dat het een geval was van vergiftiging door het gebruik van bedorven eetwaren, waarschuwde de politie op haarbeurt het Roode Kruis en den controle-dienst op le vensmiddelen. Om tien uur in den morgen werd er een tweede noodkreet ontvangen, ditmaal door het hoofdbureau van politie: „Ik smeek u, help! Hier sterft de een na den ander. Er zijn al zes dooden. Vijf-en-twintig liggen er in bed en zijn doodziek". In dit geval werd het adres opgegeven. Het was dat van een ander Spaansch familiepen sion. Een onderzoek, dat oogenblikkelijk werd in gesteld, wees uit, dat beide noodkreten waar en zonder overdrijving waren. De lijken der over ledenen werden door de politie in beslag ge nomen en gerechtelijk geschouwd. De zieken, waarvan er verschillenden buiten kennis waren en andere hcoge koortsen hadden, werden be handeld zooals alle ernstige gevallen van ver giftiging behandeld worden. Wilde geruchten doken intusschen allerwegen op. In verschillende restaurants waren de gas ten plotseling zwaar ziek geworden. Op de markten, waar naar Spaansch gebruik toebe reide spijzen te koop zijn en gegeten worden, zakten hier en daar de menschen bewusteloos in elkaar. In een der beste café's van Mexico- City waren de kellnerinnen, na gezamenlijk ontbeten te hebben, ernstig ziek geworden. In den vooravond werden er zestig zieken verpleegd, terwijl 't aantal dooden tot acht ge stegen was. Den volgenden morgen telde men reeds twee-honderd-vijftig zieken. De autoriteiten stonden voor een raadsel. De restaurants, de café's, de markten bleven leeg. Niemand durfde er meer te eten, uit vrees van vergiftigd te zullen worden. Het ingestelde onderzoek vorderde slecht. Vergiftiging door het gebruik van bedorven vleesch of visch moest als buitengesloten be schouwd worden, daar de uiterlijke verschijn selen daar niet op wezen en vooral daar twee derden der zieken uit vegetarische pensions af komstig waren, waar geen vleesch en geen visch en geen enkele soort van dierlijk voedsel aan den gasten worden voortgezet. De gedachte aan een arsenicum-vergiftiging moest ook opgege ven worden. Evenzoo bleek het verkeerd ge bruik van een of ander middel tot verdelging van ratten en muizen niet de oorzaak te zijn. De autopsie der overledenen wees uit, dat de ingewanden ernstig ontstoken waren. Sporen van gif of van glaspoeder of iets dergelijks wer den niet aangetroffen. De uiterlijke verschijnselen, welke bij alle overlevenden werden waargenomen, waren plot seling onwelzijn na den maaltijd, bewusteloos- STeeTits de «-* gezonde kan sterft zijn. Is een kwestie van vitaminen! Niet alleen kinderen, doch ook ouders moeten J ECO V1- TOL gebruiken. Speciaal op vitaminen geijkt door een Nederlandsch Professor! Deze zui vere, natuurlijke, onvermengde levertraan bevat minstens 50 eenheden Vitamine A en 250 ErophyL 125 internat.) eenheden Vitamine I. Tezamen: een zegen voor Uw gezondheid! GEIJKTE LEVERTRAAN Bij Apothekers en Drogisten a f -.75;p Ff. CKO CADES - STHEEMAN PHARMACIA Wat Mej. J. A. v. L- te Den Haag schrijft. „Hierbij deel ik U mede, dat ik ruim 10 jaar lijdende was aan hoofdpijn met galbrakingen en men zeide mij, dat voor mijn kwaal geen ge nezing was. Nu hoorde ik veel van Kruschen Salts en ik dacht; Laat mij dit middel eens probeeren. Ik neem nu sinds enkele maanden in het eerste kopje thee Kruschen Salts in en kan U mededeelen, dat ik nu maanden lang geen hoofdpijn meer heb. Anders lag ik om de drie a vier weken twee dagen in bed en kon niets gebruiken. Ik ben nu met dit Kruschen Salts veel beter." Mej. J. A. v. L., Den Haag. Hoofdpijnen en dergelijke klachten, zooals slechte eetlust, neerslachtigheid, zenuwachtig heid enz., vinden meest hun oorzaak in te trage, onvoldoende werking der inwendige organen. De voedselresten worden niet volledig uit het lichaam verwijderd en schadelijke stoffen zullen zich ophoopen, welke het bloed onzuiver maken en den geheelen gezondheidstoestand onder mijnen. De verschillende zouten in Kruschen Salts sporen de inwendige organen aan, zoodat alle afvalstoffen geregeld en volkomen uit het lichaam verwijderd worden. De „kleine, dagelyk- sche dosis" houdt XJ inwendig zuiver en schoon. Uw bloed tfrordt weer helder en frisch: hoofd pijn en andere klachten zullen spoedig en voor goed verdwenen zijn. En al gauw zult U het „Kruschen gevoel" gaan herkennen aan uw stralenden levenslust, onvermoeibare energie en onverstoorbare opgewektheid. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar by alle apothekers en drogisten a PI. 0 90 en Fl. 1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. Let op, dat op het etiket op de flesch, zoowel als op de buitenverpakking de naam Rowntree Handels Maatschappij Amsterdam voorkomt. Op het oogenblik kunt U Kruschen Salts pro beeren zonder dat het U iets kost. Er zijn namelijk onlangs onder de apothekers en dro gisten een aantal flacons Kruschen verdeeld, die alle verpakt zijn met een gratis proefflacon. U kunt dezen gratis proefflacon gebruiken zonder den gewonen flacon Kruschen te openen. En in dien U na deze proef niet volkomen tevreden bent, kunt U den grooten flacon ongeschonden terugbrengen naar den apotheker of drogist bij wien U dezen gekocht hebt. Hij zal U uwe geheele uitgave, PI. 1.60 onmiddellijk en zonder omwegen terugbetalen. Maar vergeet niet, dat de gratis proefflacon alleen verpakt is bij de groote maat en slechts voor een beperkten tijd verkrijgbaar is. Gaat dus nu naar uw apotheker of drogist, voordat hij deze „Groote Proefpakken" heeft uitver kocht. (Adv.) een weinig Vicks VapoRub in kokend water smelten en de stoomende dampen inademen. Deze eenvoudige behande ling maakt het slijm los en geeft onmiddellijk verlich ting in het hoofd. lillllllllllllllllllllllllll Hllllltllliniiiiiiiiiinie held en een vale, olijfgroene gelaatskleur. Wan neer de patiënt naar bed werd gebracht, over vielen hem hooge koortsen en begon hij te ijlen. Op de beenen, vooral bij de gewrichten, werden zwellingen waargenomen. Het lichaam vertoon de op bij het liggen gedrukte plaatsen blauwe plekken. Daarbij voelde de zieke zich uiterst zwak en werd hij geplaagd door een voortdu rend jeuken in zijn handpalmen. In de komende dagen nam het aantal nieuwe ziektegevallen snel af, niet in het minst door dat de heele bevolking zich angstvallig ont hield van alle verdachte spijzen als vleesch, melk en groenten. Tevens echter meldden zich velen aan, die reeds eerder ziek geworden waren en eerst nu uit de kranten vernamen wat hun eigenlijk scheelde. Ten slotte merkte de politie op, dat alle zieken ofwel Spanjaarden waren ofwel gewoonlijk in Spaansche pensions en restaurants hun maaltijden namen. Deze omstandigheid werd het uitgangspunt van een nieuw onderzoek. Het scheen voor de hand te liggen, dat de vergiftiging veroorzaakt was door een of ander voedingsmiddel dat tot de voornaamste ingrediënten der Spaansche keuken behoort en dat in de keuken van andere naties niet of in veel mindere mate gebruikt wordt. En het spreekt wel haast vanzelf, dat nu de eerste verdenking op de olie viel. Het chemisch onderzoek der olie had een even zonderling als onverwacht resultaat. In plaats van olijfolie of sesamolie, zooals die in de Spaansche keuken gebruikt wordt, trof men vervalschte ricinusolie aan. Een gewetenlooze fabrikant was er in verband met de hooge olie prijzen toe overgegaan een praeparaat in den handel te brengen, dat precies op olijfolie leek en ook denzelfden smaak had, maar dat in tusschen deze massavergiftiging veroorzaakte. Het is wel voor het eerst dat er door het gebruik van ricinusolie een zoo groot onheil werd gesticht. Ruim twee honderd zware ver- giftigingsgevallen werden er vastgesteld. Alle oliefabrieken van Mexico zijn gesloten. Alle huismoeders, die nog een grootere of kleinere hoeveelheid olie in voorraad hebben, zijn verplicht deze oogenblikkelijk te vernieti gen. De bevolking brengt dit offertje echter gaarne nu de algemeene rust weer is teruggekeerd en men eten kan zooveel en wat men wil, zonder te hoeven vreezen, dat men er aan sterven zal of er minstens zwaar ziek van zal worden. CANBERRA, 26 Oct. (Reuter) Beide hui zen van het Federale parlement hebben een wetsontwerp goedgekeurd, waarbij het honora rium van de parlementsleden van 750 pond tot 825 pond per jaar wordt verhoogd. Vroeger bedroeg het 1000 pond. Op openbare vergaderingen, door artikelen in de bladen en zelfs door de geestelijken op den preekstoel i$ tegen dit voorstel krachtig ge protesteerd, daar in verscheidene andere be drijven de loonen verlaagd worden. Overal heerscht botertekorf, schrijft het officieel orgaan der P. N. Z. Uit het buitenland valt een toe nemende vraag naar boter te con- stateeren. Van alles is er een te veel En heel de wereld klaagt, Dat men juist door een overvloed Ellendig wordt geplaagd! En daarom klinkt het zoo apart, Ja, bijna abnormaal, Wanneer men van de boter zegt: De voorraden zijn schraal! Dus eindelijk toch een tekort! Warempel, 't doet je goed Bij 't daag'lijksch praatje dat men hoort Van reuzen overvloed! In Duitschland is er een tekort, Want voorraad is er niet, In Frankrijk en in België, 't Is al hetzelfde lied. Er is tekort en overal, Er schijnt te veel gesmeerd, Maar nergens vinden ze een land, Dat boter exporteert. Doch goed beschouwd, in dezen tijd Met overal geschil, Kan 't feit'lijk ook niet anders dan: Dat 't nergens bot'ren wil! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) FmiiiiiimimiiiimiiiiiiimiiiiiiiiMjiiiiiiiiiiiniimiimiimiiimiimiiiiË RECHT OVEREIND IN BED Nachtenlang niet anders dan hoesten. „Meer dan 4 jaar lijdende te zijn is iets dat met geen pen te beschrijven is. Geen lucht, kortademigheid en bijna geen nacht slapen, zoo bracht ik mijn leven door. 's Nachts zat ik dikwijls recht overeind in bed van benauwdheid, was rillerig, had last van koude handen en voeten. Door mijn vrienden werd ik opmerkzaam ge maakt op Abdijsiroop. Nadat ik een flesch van deze bijzondere siroop had gebruikt, kwam het slijm los en na 4 flesschen ge bruikt te hebben, voel ik mij weer beter dan ooit, terwijl ik thans nog steeds Abdij siroop in huis heb en regelmatig gebruik en mij er best bij vind." Zoo schreef ohs de Heer Joh. de L. te Sch., wiens origineele brief voor elk ter inzage ligt. De op bijzondere wijze samengestelde Akker's Abdijsiroop werkt heerlijk slijm- oplossend, verzachtend, hoeststillend; ver ruimt Uw ademhaling en tast Uw hoest in de grondoorzaak aan, vermijdt etterige slijmvorming en ontsteking. Door Abdij siroop te nemen hebt Gij iets bijzonders voor borst en keel en op iederen leeftijd kunt Ge Abdijsiroop gebruiken. Thans per flesch l._, 1.50 en 2.75. Alom verkrijgbaar. Het Japansche Departement van Buitenland- sche Zaken heeft bericht ontvangen dat de Amerikaansche missionaris dr. Niels Nielsen, die door Chineesche bandieten was ontvoerd en naar de bergen was gebracht, in vrijheid is gesteld. De bandieten hadden een losgeld van een half millioen yen geëischt, doch de Mandsjoerijsche regeering had betaling van losgeld geweigerd en een strafexpedietie ge zonden, die er na groote moeite in slaagde de bandieten op te sporen en dr. Nielsen te be vrijden. Een groot gedeelte der bandietenbende wist aan de vervolgers te ontkomen. Tom Drent schoof z'n stoel wat achteruit en haalde z'n sigarenkoker te voorschijn, om z'n smakelijk diner te bekronen met een pittige havana. Behaaglijk blauwe rookwolk jes blazend, stond hij op en ging door de wijd open tuindeuren naar de smalle, met bloemen omkranste veranda, waar een rieten stoel een rustig koel zitje bood. Hij bereikte de aangename zitplaats niet. Boven het lage muurtje, achter in den tuin, die uitliep op een stil, alleen door de bewoners van het huizenblok af en toe betreden zandpad, verscheeen een mannenhoofd met glurende oogen, forsche schouders, een been werd om hoog geslingerd, een paar vlugge bewegingen en de opgenoode bezoeker liet zich naar beneden glijden. Even luisterde de inklimmer scherp toe, z'n hoofd naar het muurtje gebogen; toen stapte hij stoutmoedig het tuinpad over en sprak: „Ziezoo, Tom, daar ben ik." Drent stond als door den bliksem getroffen. „Nu," vroeg de ander spottend, „begroet je me niet? Je herkent me toch zeker wel?" „Jijjij!" bracht Tom Drent uit. „Ja, ik, Bob Grunt, in eigen persoon. Hoe gaat het je, sinds we elkaar het laatst ont moetten? Je ontvangst is niet bepaald harte lijk. Wat dunkt je, zullen we binnen gaan?" De beide mannen gingen naar binnen. Werktuiglijk zette Tom Drent zich in den even te voren door hem verlaten stoel, en bood met een handbeweging z'n onwelkomen bezoe ker een stoel aan. „Je kijkt me aan, of ik een geestverschijning ben!" lachte Bob Grunt. „Dat niet," antwoordde Tom, „maar je bent voor mij het verleden, het verleden, waarmee ik heb afgedaan, dat ik graag voor goed zou vergeten." „Het is dus waar, wat ik gehoord heb?" „Als je gehoord hebt, dat ik een ander mensch ben geworden, heb je de waarheid ge hoord. Ik heb een betrekking gevonden, die mij een ruim inkomen geeft; ik woon hier nu drie jaar en in dien tijd heb ik geen enkele daad gedaan, waarover ik me zou moeten schamen. „Ik gun je je zouteloos bestaan; ik zou niet met je willen ruilen!" „Maar wat moet je van mij? Wat kom je hier doen?" „Me verschuilen. Je zult toch wel begrepen hebben, dat }k niet zonder reden den lastigen weg over het muurtje heb genomen. Ze zitten me op de hielen, maar schijnen m'n spoor kwijt geraakt te zijn." „Wat heb je gedaan?" „Dat zal ik je laten zien." Bob Grunt haalde uit z'n binnenzak een klein etui, opende het en sprak: „Mag ik je voorstellen den beroemden robijn, die reeds drie eeuwen in het bezit van de familie Lope was, maar nu in het mijne is overgegaan." „Hoe wist je, dat ik hier woon?" „Ik had me vooruit georiënteerd, om op alles voorbereid te zijn. Bovendien zorg ik altijd, dat ik menschen, die mij van nut kunnen zijn, niet uit het oog verlies. Je zult toch zeker een oud kameraad niet verraden?" Tom Drent antwoordde niet. Heel het ver schrikkelijke verleden rees voor hem op. Hij zag zich jong, zorgeloos, tot lichtzinnigheid ge neigd, een trouw bezoeker van café's en speel- gelegenheden. Hij zag zich, door z'n schuld- eischers in het nauw gedreven, de hand slaan aan de hem toevertrouwde gelden; hij door leefde al den doorgestanen angst opnieuw, den angst en daarna den smaad en de ellende van de gevangenis. Z'n tweede verblijf achter de dikke muren had hem tot inkeer gebracht. Geholpen door een menschlievend man, die onvoorwaardelijk in z'n berouw en goede voornemens geloofde, had hij een goede betrekking gekregen. Hij had alle banden met het verleden verbroken. „Nu," drong Bob, „ben je van plan een oud kameraad te verraden?" „Neen, dat zal ik niet doen, maar...." „Weet je wat, ik zal weggaan en je nooit weer lastig vallen." „Dat is mooi van je, Bob. Ik ben zoo geluk kig in mijn nieuwe leven. Geen macht ter we reld is in staat mij weer van den rechten weg af te brengen. Laat mij met rust, vergeet mijn f/KKEEK JU/5T OF IK U OOK ZAG, M//nT\ NEER DE COHM///AR//. /K MOET VOOR MEERDEREDAGENDE /TAD U/T VOOR 2AKEN; MAAR JK OEIOOFN/ET da TDIE BAND/ETEN N/ER /ETS ZULLEN O/fDE/?- NEME/Z, NU EVE NET VE/L/OHE/DS-CO- M/TE NEGGEN. /K DRAAG U DELE/- 0/NG ER VAN ORTOT IK TERUG KOM WE HEBBEN OVERAL LAi BEKEND MAKEN DAT WE GEWA PENDEN OPON^E HOEDE ZIJN; /KEENER VAN OVERTUIGD, DAT WE N/ER GEEN LAST ZULLEN'I NEGGEN. !K ZOU NU N/ET DE STAO u/tgaanalt/kn/etvoor EEN BELANGRUKE ZAAK MO EE /KWEET N/ET WAAROM SANDX MAAR TELKEN/ALf/KOLEN MAN ZIE, VOEL IK ME NIET OP M 'N GEMAK. MEEN, IK MA G DA TI OOR T ME Hf (HEN\ NIET. !K ZOU WEL EENT WILLEN WE-\ TEN, WAT DAT VOOR EEN BELANG-1 R'JKé ZAAK/NDETTAD/f. NET LUKT WEL, OF IEDEREEN MOET WETEN I DAT HU VERTREKT O, /K GELOOF N/ET. "Atzeh/er/etj ULLEN ONDERHEN/ bestaan, dat is de beste dienst, dien je me bewijzen kimt." „Ik zal het doen," verzekerde Grunt. „Als we elkaar ooit weer ontmoeten, zal geen spier van mijn gezicht verraden, dat we oude ken nissen zijn. Ik ga nu kalmpjes weg door de voordeur. Wacht, ik moet nog even poolshoogte nemen." De beide mannen liepen de lange gang door naar de voordeur; juist, toen ze die bereikt hadden, werd er krachtig aan de bel getrokken. „Het is te laat!" fluisterde Drent, ontzet, nadat hij I T\ D ~U: haastig door een -f-JC JxODlJTl cOTl der getraliede G gluurd. i „Dan vertrek ik - door den tuin." „Gauw! Mijn slaapkamer in, anders ziet de meid je." Tom duwde Bob naar binnen. Vlug liepen ze de slaapkamer door, gleden zacht de zit kamer in en wilden door de veranda heen den tuin bereiken. In de deur-opening stonden twee mannen, die hun den doortocht beletten. Bob Grunt zat als een rat in de val. „Je bent er in gevlogen," Grunt!" sprak een der politiebeambten. „En wie is dat? Ik ken dat gezicht. Het is Tom Drent. De vrienden hebben dus de oude kennismaking hernieuwd." „En nu zou ik maar beginnen," raadde de rechercheur, die de leiding genomen had, „met den robijn van de familie Lope terug te geven." De oogen van Tom en Bob zochten onmid dellijk het op de tafel tusschen borden en scha len achtergelaten etui. Het was verdwenen. Verbijsterd keken ze elkaar aan. Bob Grunt herwon spoedig z'n tegenwoor digheid van geest en vroeg verwonderd: „Wat bedoelt u toch? Ik begrijp u niet." „Geen gekheid! Geef op!" „Wat moet ik geven?" „Den gestolen robijn." „Maar ik weet niets van een gestolen robijn af. En ik heb ook niets gestolen. Waarover spreekt U eigenlijk?" De rechercheur gaf nu last tot fouilleeren, maar alle moeite bleek vergeefsch. Noch op de beide mannen, noch in de kamers, die grondig werden doorzocht„ werd de robijn gevonden. Niemand was daarover meer verwonderd dan de beide verdachten zelf, maar zij wachtten er zich wel voor, him verwondering te ver raden. Vol ergernis, overdacht de rechercheur, een nog jonge man met weinig ervaring, den toe stand. Hij besloot instructies te vragen, terwijl de overige mannen het verdachte tweetal streng bleven bewaken. Tom en Bob martelden hun hersens af met de vraag, waar de robijn gebleven kon zijn. Een dof zwijgen heerschte in 't vertrek. De voordeur werd geopend en weer gesloten. De rechercheur kwam binnen en sprak op spyti- gen toon: „Alle moeite is voor niets geweest. Er heeft een misverstand plaats gehad; de robijn van mevrouw Lope is niet gestolen. Zij heeft bericht gezonden aan ons bureau, dat het kleinood veilig en wel in zijn gewone bewaar plaats ligt" De politie-mannen trokken af en de gewezen kameraden keken elkander verbaasd aan. Ik zal niet rusten vóór ik weet...." begon Bob. „Doe dat niet", smeekte Tom, „je kunt niet informeeren, zonder nyj en m'n woning te noemen. Laat me met rust, en voor goed". Alleen gebleven, liet Tom Drent, z'n ver moeid hoofd in z'n opgeheven handen rusten en kreunde zacht. Hij kon al het gebeurde niet verwerken en vreesde in ernst voor z'n verstand. „Wat nu weer? Ach God, wat nu weer?" vloog hij op, toen z'n kamerdeur zacht open ging. De dochter des huizes een flink meisje van even in de twintig, gleed binnen. „Mijnheer Drent," sj*ak ze, „ik kan u de op lossing geven van veel, dat u raadselachtig toeschijnt. Ik heb woord voor woord uw ge sprek met uw zonderlingen bezoeker gehoord, ik was in de gang, ik wilde de tafel bij u af nemen en...." „Dit is de genadeslag!" dacht Tom Drent. „Dit is de genadeslag! Dat juist zij m'n ver leden kent" Hardop vroeg hij: „En nu veracht u me diep?" „Neen, ik bewonder u uit den grond van mijn hart" „Bewonderen?" vroeg hij weifelend. „Om uw energie, uw flinkheid, uw moed om met het verleden te breken en u op te werken tot wat u nu presteert. Ik zag mannen op het huis aankomen, ik begreep wat ze kwamen doen en ik had maar één gedachte: u redden uit de moeilijkheid, waarin u onschuldig was geraakt. Toen u met dien man naar de voor deur liep, vloog ik uw kamer in; ik nam den robijn en verliet het huis, na de deur voor de mannen geopend te hebben. Niemand hield me tegen. Ik fietste naar het huis van den heer Lope. Ik werd bij mevrouw toegelaten, viel voor haar op de knieën en smeekte haar, mij te helpen om een mooi, hoopvol menschen- leven te redden. Zij is goed en hulpvaardig; dat wist ik en dat gaf mij moed. Ik vertelde haar alles, zonder namen te noemen en.... de rest weet u." Tom Drent staarde het meisje aan. Hij meende te droomen. Hij kon niet gelooven aan de werkelijkheid. Zij wist alles, en toch....! Diep ontroerd greep hij haar hand, die hy kuste. Zij streelde zacht z'n gebogen hoofd, en liet hem toen alleen. A 11** op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngs voorwaarden tegen f Of)f)f) bij levenslange geheele ongescl AllC CÏ O O Tl Tl 6 S ongevallen, verzekerd voor een der volgende uitkeericgen 01/1/ verlies van beide armen, beidi :hiktheld tot e beenen of werkendoor f 7Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een f Cf) bij een breuk van f Af) bij verlies van "n beide oogen f doodelijken afloop I &OV*m een voet of een oog# At t#«duim of wijsvinger t#l/."been of arm "l anderen vinger I 43 „Ik weet het niet. Ik vrees van niet. Ik.... prinsen zijn tegenwoordig schaarsch." „Waar gaat u dan zoo alleen naar toe?" her nam ik. „Mag ik u begeleiden?" Zij schudde haar mooie hoofd en antwoordde: „Neen, neen.. Dat zou mijn roman bederven. Ik ben als een schaduw gekomen en als een schaduw zal ik verdwijnen." En zij verdween snel in de duisternis. Toen ik haar terug zag, bewees een koortsachtige op winding, nog beter dan den eersten keer, toen zij slechts iets had laten doorschemeren, dat Mary Leavenworth iemand liefhad. Zij zinspeelde er zelfs op en toen ik haar over trouwen sprak, antwoordde zij droevig: „Ik zal nooit trouwen." Ik wist dat zij geen moeder had en daarom verstoutte ik mij om over dat onderwerp met haar te spreken. „Waarom niet?" „Omdat de eenige man dien ik liefheb, juist de eenige is dien ik niet kan huwen. Het is een lout van mij geweest, om een man te bewonde ren zij was te trotsch om „lief te hebben," te zeggen dien mijn oom nooit als mijn man zal willen erkennen." Zij stond op en wilde weggaan; ik hield haar tegen. „Is hij dan arm?" vroeg Ik. „Neen, mijn oom hecht wel waarde aan geld, maar toch niet in die mate. Trouwens, mijnheer Clavering is rijk. Hij heeft een heel mooie bezit ting in zijn eigen land." „In zijn eigen land? Is hij dan geen Ameri kaan?" „Neen, hij is Engelschman." „Wat steekt daar voor kwaad in? Hij is toch niet...." „Neen, hij is een Engelschman en dat is vol doende," zei zij bitter. ,Mijn oom zal er nooit in toestemmen, dat ik een Engelschman huw." Ik keek Mary verbaasd aan. Zoo'n dwaze re den had ik niet verwacht. „Het is een manie," hernam zij. „Mijn oom zou liever hebben dat ik dood ging, dan dat ik met een Engelschman trouwde." „Maar dat is tyrannie! Waarom haat hij de Engelschen zoo? En waarom stoort u zich aan die onredelijke grillen?" „Waarom? Wilt u het weten?" zei zij en wend de haar blik af. „Ja, vertel mij alles." „Nu dan, ik wil mij het misnoegen van mijn oom niet op den hals halen, omdat, omdat.... Ik zijn erfgename ben en omdat hij, als ik te gen zijn wil zou trouwen, zijn testament zou veranderen en mij geen cent zou nalaten." Het was alsof ik een koude douche kreeg. „Als mijnheer Clavering geld genoeg heeft om van te leven, dan hebt u het niet noodig; en als u van hem houdt...." „U begrijpt mij niet," onderbrak Mary mij. „Mijnheer Clavering is niet arm, maar mijn oom is zoo rijkIk zou een koningin gelijk zijn.... Ja," kreunde zij, .„ik weet, dat het ge meen klinkt, maar het is de fout van mijn op voeding. Men heeft mij geleerd, het geld te ver afgoden. Zonder geld zou ik niet kunnen leven en toch kan ik tegen Henry Clavering niet zeg gen: Ga heen. Ik houd meer van geld dan van jou! Dat kan ik niet! Neen, dat kan ik niet!" „U houdt dus toch van hem?" vroeg ik, vast besloten om zoo mogelijk de heele waarheid te weten te komen. Ongeduldig stond zij op en zei: „Is mijn tweestrijd dan geen bewijs van lief de? Als u mij kende, zoudt u beseffen wat wit voor mij beteekent." Toen bedwong zij zichzelf weer en zei op on verschilligen toon: „U vindt het, geloof ik, verschrikkelijk. U dacht niet dat ik zoo berekenend was." „Neen, maar als ik het geweten had zou dit toch geen verschil voor mij gemaakt hebben." Dus u vindt, dat ik niet zoo heel slecht ben?" Wat kon ik antwoorden? Ik vond haar het liefste wezen van de heele wereld en ik zei het haar openlijk. „Dan mag ik dus nog terugkomen? U ver stoot mij" niet?" „Dat zal ik nooit doen." „Ook niet als ik iets vreeselijks doe? Ook niet als ik den een of anderen nacht vlucht met den man dien ik liefheb en zoodoende mijn oom be wijs, hoe wenig prijs ik stel op zijn genegen heid?" Het was bedoeld als een grap, want zij wachtte zelfs niet op een antwoord. Maar het zaad schoot wortel en twee dagen lang maakte ik plannen en ik vroeg mij af, hoe ik het aan zou leggen om zoo iets moeilijks als een ontvoering tot een goed einde te brengen. Op zekeren avond liet Mary mij door Hannah een raadsel achtig briefje brengen, waaruit ik meende te begrijpen, dat zij zich verloofd had. Den volgenden dag kwam zij niet en het eenige dat ik hoorde, was, dat mijnheer Lea venworth teruggekomen was. Zoo gingen nog twee dagen voorbij. Den derden dag tegen zons ondergang kwam zij. Ik had haar, een week niet gezien, maar het had even goed een jaar kun nen zijn, zoo was haar gezicht veranderd. „U bent teleurgesteld, nietwaar?" zei zij toen zij mij aankeek. „U verwachtte zoete geheimp jes, vertrouwelijkheden en gefluisterde woorden van toekomstig geluk; en inplaats daarvan ziet u een koele, bittere vrouw, vastbesloten om zich gereserveerd en gesloten te houden." „Dat komt, omdat uw liefde door de omstan digheden niet aangemoedigd, maar onderdrukt wordt," merkte ik op. Zij antwoordde niet, doch stond op en liep door het salon op en neer. Maar langzamerhand maakte haar voorgewende snelheid plaats voor een zekere opwinding. Plotseling stond zij stil, wendde zich tot my en zei; .Mijnheer Clavering heeft R. verlaten." „Is het heusch waar?" „Ja, mijn oom beval mij om hem weg te stu ren en ik heb hem gehoorzaamd." „Wist hij dan dat u verloofd was met mijn heer Clavering?" „Ja, hij was nog geen vijf minuten terug of Eleonore had het hem verteld." „Wist zij het dan" „Ja. In een oogenblik van zwakte heb ik het haar toevertrouwd. Ik heb toen niet aan de ge volgen gedacht en toch had ik het moeten be denken. Zy is zoo nauwgezet!" „Nauwgezet? En zy vertelt de geheimen van anderen!" „Dat zegt u omdat u Eleonore niet kent." Daar kon ik niets op antwoorden en ik ver volgde dus: „Dus uw oom heeft uw verloving niet goed opgenomen?" „Goed opgenomen? Heb ik u dan niet gezegd, dat hij 't nooit goed zou vinden dat ik met een Engelschman trouwde? Hy zou liever zien dat ik dood en begraven was." ,En u hebt toegegeven? Hebt u dan niet ge streden? Bent u niet in opstand gekomen tegen de tyrannie van uw oom?" „Neen, ik gaf gehoor aan zün bevelen." „En u stuurde mijnheer Clavering weg, na dat u hem uw woord gegeven had om zijn vrouw te worden?" „Waarom niet, het was my toch onmogelijk om myn belofte te houden." „Dus u hebt besloten om nooit met hem te trouwen „Mijn dom zou u kunnen zeggen, dat ik be loofd heb, steeds zyn zin te doen," zei zij bitter. Ik barstte in tranen uit, maar Mary scheen t niet te merken, zy vervolgde: „Is het niet mijn plicht, om myn oom te ge hoorzamen? Heeft hy my niet opgevoed, my met weelde omgeven en my gemaakt tot wat ik ben? Heeft hy mij niet alles gegeven, tot zelfs zijn liefde voor den rijkdom toe? Zou ik dat alles vergeten, omdat een man, dien ik twee weken ken, my zijn zoogenaamde liefde heeft willen aanbieden?" Haar bittere, ironische toon overtuigde my meer en meer, dat Mary's gedachten niet zoo veel van de mijne verschilden en ik deed nog een zwakke poging: „Maar als u nu in twee weken dien man hebt leeren liefhebben, meer dan ieder ander, meer dan geld „Nu, wat dan?" viel zy my In de rede. „Wel, grijp dan uw geluk aan en sluit een ge heim huwelijk met den man van uw keuze en maak gebruik van de liefde die uw oom voor u voelt, om naderhand vergiffenis van hem te krygen." „Zou het niet beter zijn, als ik my van te vo ren van mijn oom's toestemming verzekerde?" Ik keek haar aan. Zij glimlachte vrooiyk. „O," riep ik uit. „U hebt mynheer Clavering dus niet weggestuurd?" .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 13