Een gewetenlooze fabrikant
<Kd mhd mn den dag
lèg$n NeusCafarrk
VICKS
MASSA VERGIFTIGING TE
MEXICO
JECOVITOL
BOTER
DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - Mack gaat uit de stad
VRIJDAG 27 OCTOBER
VervaSschte ricinusolie
samengesteld
Ondanks de protesten
Uit de handen der ban
dieten ontsnapt
HET GEVAL
LEAVENWORTH
Alle gevallen betroffen Spanjaar
den of menschen, die in Spaan-
sche pensions maaltijden
namen
10 JAREN LANG HOOFDPIJN
Het middel dat na enkele
maanden reeds hielp
WVapoRub
ruitjes had ge- mevrouw Lope
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR ANNA K. GREEN
Den 4 September 1933 om negen uur in
den morgen werd de redactie der „Ex
celsior" van Mexico-City opgescheld en
een zwakke vrouwestem klonk in het toestel:
„Er gebeurt iets vreeselijks hier in het pen
sion. Wij zijn allemaal ziek. Er zijn er al twee
gestorven. Ik kan niet meer. Help!"
Met de hulp der telefooncentrale kon spoedig
worden vastgesteld waar deze noodkreet van
daan kwam. Het was een in het centrum ge
legen zeer bekend pension, waar in den regel
zestig tot honderd meest Spaansche bedienden
en winkelmeisjes van de groote zaken der stad,
die geen eigen woning hebben en voor wie een
hotel te kostbaar is, tezamen leven. Deze soort
van pensions zijn in Mexico-City een heel ge
woon verschijnsel en vooral de Italianen en de
Spanjaarden hebben er een zwak voor, een
dergelijk gemeenschappelijk huishouden od te
zetten.
De redactie haastte zich het hoofdbureau van
politie op de hoogte te stellen van de zonder
linge boodschap, welke zij ontyangen had, en
in de veronderstelling dat het een geval was
van vergiftiging door het gebruik van bedorven
eetwaren, waarschuwde de politie op haarbeurt
het Roode Kruis en den controle-dienst op le
vensmiddelen.
Om tien uur in den morgen werd er een
tweede noodkreet ontvangen, ditmaal door het
hoofdbureau van politie:
„Ik smeek u, help! Hier sterft de een na den
ander. Er zijn al zes dooden. Vijf-en-twintig
liggen er in bed en zijn doodziek".
In dit geval werd het adres opgegeven. Het
was dat van een ander Spaansch familiepen
sion.
Een onderzoek, dat oogenblikkelijk werd in
gesteld, wees uit, dat beide noodkreten waar en
zonder overdrijving waren. De lijken der over
ledenen werden door de politie in beslag ge
nomen en gerechtelijk geschouwd. De zieken,
waarvan er verschillenden buiten kennis waren
en andere hcoge koortsen hadden, werden be
handeld zooals alle ernstige gevallen van ver
giftiging behandeld worden.
Wilde geruchten doken intusschen allerwegen
op. In verschillende restaurants waren de gas
ten plotseling zwaar ziek geworden. Op de
markten, waar naar Spaansch gebruik toebe
reide spijzen te koop zijn en gegeten worden,
zakten hier en daar de menschen bewusteloos
in elkaar. In een der beste café's van Mexico-
City waren de kellnerinnen, na gezamenlijk
ontbeten te hebben, ernstig ziek geworden.
In den vooravond werden er zestig zieken
verpleegd, terwijl 't aantal dooden tot acht ge
stegen was. Den volgenden morgen telde men
reeds twee-honderd-vijftig zieken.
De autoriteiten stonden voor een raadsel. De
restaurants, de café's, de markten bleven leeg.
Niemand durfde er meer te eten, uit vrees van
vergiftigd te zullen worden.
Het ingestelde onderzoek vorderde slecht.
Vergiftiging door het gebruik van bedorven
vleesch of visch moest als buitengesloten be
schouwd worden, daar de uiterlijke verschijn
selen daar niet op wezen en vooral daar twee
derden der zieken uit vegetarische pensions af
komstig waren, waar geen vleesch en geen visch
en geen enkele soort van dierlijk voedsel aan
den gasten worden voortgezet. De gedachte aan
een arsenicum-vergiftiging moest ook opgege
ven worden. Evenzoo bleek het verkeerd ge
bruik van een of ander middel tot verdelging
van ratten en muizen niet de oorzaak te zijn.
De autopsie der overledenen wees uit, dat de
ingewanden ernstig ontstoken waren. Sporen
van gif of van glaspoeder of iets dergelijks wer
den niet aangetroffen.
De uiterlijke verschijnselen, welke bij alle
overlevenden werden waargenomen, waren plot
seling onwelzijn na den maaltijd, bewusteloos-
STeeTits de «-* gezonde kan sterft zijn.
Is een kwestie van vitaminen! Niet alleen
kinderen, doch ook ouders moeten J ECO V1-
TOL gebruiken. Speciaal op vitaminen geijkt
door een Nederlandsch Professor! Deze zui
vere, natuurlijke, onvermengde levertraan
bevat minstens 50 eenheden Vitamine A en 250
ErophyL 125 internat.) eenheden Vitamine
I. Tezamen: een zegen voor Uw gezondheid!
GEIJKTE LEVERTRAAN
Bij Apothekers en Drogisten a f -.75;p Ff.
CKO CADES - STHEEMAN PHARMACIA
Wat Mej. J. A. v. L- te Den Haag schrijft.
„Hierbij deel ik U mede, dat ik ruim 10 jaar
lijdende was aan hoofdpijn met galbrakingen en
men zeide mij, dat voor mijn kwaal geen ge
nezing was. Nu hoorde ik veel van Kruschen
Salts en ik dacht; Laat mij dit middel eens
probeeren. Ik neem nu sinds enkele maanden
in het eerste kopje thee Kruschen Salts in en
kan U mededeelen, dat ik nu maanden lang
geen hoofdpijn meer heb. Anders lag ik om de
drie a vier weken twee dagen in bed en kon
niets gebruiken. Ik ben nu met dit Kruschen
Salts veel beter." Mej. J. A. v. L., Den Haag.
Hoofdpijnen en dergelijke klachten, zooals
slechte eetlust, neerslachtigheid, zenuwachtig
heid enz., vinden meest hun oorzaak in te trage,
onvoldoende werking der inwendige organen.
De voedselresten worden niet volledig uit het
lichaam verwijderd en schadelijke stoffen zullen
zich ophoopen, welke het bloed onzuiver maken
en den geheelen gezondheidstoestand onder
mijnen.
De verschillende zouten in Kruschen Salts
sporen de inwendige organen aan, zoodat alle
afvalstoffen geregeld en volkomen uit het
lichaam verwijderd worden. De „kleine, dagelyk-
sche dosis" houdt XJ inwendig zuiver en schoon.
Uw bloed tfrordt weer helder en frisch: hoofd
pijn en andere klachten zullen spoedig en voor
goed verdwenen zijn. En al gauw zult U het
„Kruschen gevoel" gaan herkennen aan uw
stralenden levenslust, onvermoeibare energie en
onverstoorbare opgewektheid.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar by
alle apothekers en drogisten a PI. 0 90 en Fl. 1.60
per flacon. Stralende gezondheid voor één cent
per dag.
Let op, dat op het etiket op de flesch, zoowel
als op de buitenverpakking de naam Rowntree
Handels Maatschappij Amsterdam voorkomt.
Op het oogenblik kunt U Kruschen Salts pro
beeren zonder dat het U iets kost. Er zijn
namelijk onlangs onder de apothekers en dro
gisten een aantal flacons Kruschen verdeeld,
die alle verpakt zijn met een gratis proefflacon.
U kunt dezen gratis proefflacon gebruiken zonder
den gewonen flacon Kruschen te openen. En in
dien U na deze proef niet volkomen tevreden
bent, kunt U den grooten flacon ongeschonden
terugbrengen naar den apotheker of drogist bij
wien U dezen gekocht hebt. Hij zal U uwe geheele
uitgave, PI. 1.60 onmiddellijk en zonder
omwegen terugbetalen.
Maar vergeet niet, dat de gratis proefflacon
alleen verpakt is bij de groote maat en slechts
voor een beperkten tijd verkrijgbaar is. Gaat
dus nu naar uw apotheker of drogist, voordat
hij deze „Groote Proefpakken" heeft uitver
kocht.
(Adv.)
een weinig Vicks VapoRub in kokend water
smelten en de stoomende dampen inademen.
Deze eenvoudige behande
ling maakt het slijm los en
geeft onmiddellijk verlich
ting in het hoofd.
lillllllllllllllllllllllllll
Hllllltllliniiiiiiiiiinie
held en een vale, olijfgroene gelaatskleur. Wan
neer de patiënt naar bed werd gebracht, over
vielen hem hooge koortsen en begon hij te ijlen.
Op de beenen, vooral bij de gewrichten, werden
zwellingen waargenomen. Het lichaam vertoon
de op bij het liggen gedrukte plaatsen blauwe
plekken. Daarbij voelde de zieke zich uiterst
zwak en werd hij geplaagd door een voortdu
rend jeuken in zijn handpalmen.
In de komende dagen nam het aantal nieuwe
ziektegevallen snel af, niet in het minst door
dat de heele bevolking zich angstvallig ont
hield van alle verdachte spijzen als vleesch,
melk en groenten. Tevens echter meldden zich
velen aan, die reeds eerder ziek geworden waren
en eerst nu uit de kranten vernamen wat hun
eigenlijk scheelde. Ten slotte merkte de politie
op, dat alle zieken ofwel Spanjaarden waren
ofwel gewoonlijk in Spaansche pensions en
restaurants hun maaltijden namen.
Deze omstandigheid werd het uitgangspunt
van een nieuw onderzoek. Het scheen voor de
hand te liggen, dat de vergiftiging veroorzaakt
was door een of ander voedingsmiddel dat tot
de voornaamste ingrediënten der Spaansche
keuken behoort en dat in de keuken van andere
naties niet of in veel mindere mate gebruikt
wordt. En het spreekt wel haast vanzelf, dat
nu de eerste verdenking op de olie viel.
Het chemisch onderzoek der olie had een even
zonderling als onverwacht resultaat. In plaats
van olijfolie of sesamolie, zooals die in de
Spaansche keuken gebruikt wordt, trof men
vervalschte ricinusolie aan. Een gewetenlooze
fabrikant was er in verband met de hooge olie
prijzen toe overgegaan een praeparaat in den
handel te brengen, dat precies op olijfolie leek
en ook denzelfden smaak had, maar dat in
tusschen deze massavergiftiging veroorzaakte.
Het is wel voor het eerst dat er door het
gebruik van ricinusolie een zoo groot onheil
werd gesticht. Ruim twee honderd zware ver-
giftigingsgevallen werden er vastgesteld. Alle
oliefabrieken van Mexico zijn gesloten.
Alle huismoeders, die nog een grootere of
kleinere hoeveelheid olie in voorraad hebben,
zijn verplicht deze oogenblikkelijk te vernieti
gen.
De bevolking brengt dit offertje echter gaarne
nu de algemeene rust weer is teruggekeerd en
men eten kan zooveel en wat men wil, zonder
te hoeven vreezen, dat men er aan sterven zal
of er minstens zwaar ziek van zal worden.
CANBERRA, 26 Oct. (Reuter) Beide hui
zen van het Federale parlement hebben een
wetsontwerp goedgekeurd, waarbij het honora
rium van de parlementsleden van 750 pond
tot 825 pond per jaar wordt verhoogd. Vroeger
bedroeg het 1000 pond.
Op openbare vergaderingen, door artikelen in
de bladen en zelfs door de geestelijken op den
preekstoel i$ tegen dit voorstel krachtig ge
protesteerd, daar in verscheidene andere be
drijven de loonen verlaagd worden.
Overal heerscht botertekorf, schrijft
het officieel orgaan der P. N. Z.
Uit het buitenland valt een toe
nemende vraag naar boter te con-
stateeren.
Van alles is er een te veel
En heel de wereld klaagt,
Dat men juist door een overvloed
Ellendig wordt geplaagd!
En daarom klinkt het zoo apart,
Ja, bijna abnormaal,
Wanneer men van de boter zegt:
De voorraden zijn schraal!
Dus eindelijk toch een tekort!
Warempel, 't doet je goed
Bij 't daag'lijksch praatje dat men
hoort
Van reuzen overvloed!
In Duitschland is er een tekort,
Want voorraad is er niet,
In Frankrijk en in België,
't Is al hetzelfde lied.
Er is tekort en overal,
Er schijnt te veel gesmeerd,
Maar nergens vinden ze een land,
Dat boter exporteert.
Doch goed beschouwd, in dezen tijd
Met overal geschil,
Kan 't feit'lijk ook niet anders dan:
Dat 't nergens bot'ren wil!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
FmiiiiiimimiiiimiiiiiiimiiiiiiiiMjiiiiiiiiiiiniimiimiimiiimiimiiiiË
RECHT OVEREIND IN BED
Nachtenlang niet anders dan hoesten.
„Meer dan 4 jaar lijdende te zijn is iets
dat met geen pen te beschrijven is. Geen
lucht, kortademigheid en bijna geen nacht
slapen, zoo bracht ik mijn leven door.
's Nachts zat ik dikwijls recht overeind
in bed van benauwdheid, was rillerig, had
last van koude handen en voeten. Door
mijn vrienden werd ik opmerkzaam ge
maakt op Abdijsiroop. Nadat ik een flesch
van deze bijzondere siroop had gebruikt,
kwam het slijm los en na 4 flesschen ge
bruikt te hebben, voel ik mij weer beter
dan ooit, terwijl ik thans nog steeds Abdij
siroop in huis heb en regelmatig gebruik
en mij er best bij vind." Zoo schreef ohs
de Heer Joh. de L. te Sch., wiens origineele
brief voor elk ter inzage ligt.
De op bijzondere wijze samengestelde
Akker's Abdijsiroop werkt heerlijk slijm-
oplossend, verzachtend, hoeststillend; ver
ruimt Uw ademhaling en tast Uw hoest
in de grondoorzaak aan, vermijdt etterige
slijmvorming en ontsteking. Door Abdij
siroop te nemen hebt Gij iets bijzonders
voor borst en keel en op iederen leeftijd
kunt Ge Abdijsiroop gebruiken. Thans
per flesch l._, 1.50 en 2.75. Alom
verkrijgbaar.
Het Japansche Departement van Buitenland-
sche Zaken heeft bericht ontvangen dat de
Amerikaansche missionaris dr. Niels Nielsen,
die door Chineesche bandieten was ontvoerd
en naar de bergen was gebracht, in vrijheid
is gesteld. De bandieten hadden een losgeld
van een half millioen yen geëischt, doch de
Mandsjoerijsche regeering had betaling van
losgeld geweigerd en een strafexpedietie ge
zonden, die er na groote moeite in slaagde de
bandieten op te sporen en dr. Nielsen te be
vrijden. Een groot gedeelte der bandietenbende
wist aan de vervolgers te ontkomen.
Tom Drent schoof z'n stoel wat achteruit
en haalde z'n sigarenkoker te voorschijn,
om z'n smakelijk diner te bekronen met
een pittige havana. Behaaglijk blauwe rookwolk
jes blazend, stond hij op en ging door de wijd
open tuindeuren naar de smalle, met bloemen
omkranste veranda, waar een rieten stoel een
rustig koel zitje bood.
Hij bereikte de aangename zitplaats niet.
Boven het lage muurtje, achter in den tuin,
die uitliep op een stil, alleen door de bewoners
van het huizenblok af en toe betreden zandpad,
verscheeen een mannenhoofd met glurende
oogen, forsche schouders, een been werd om
hoog geslingerd, een paar vlugge bewegingen en
de opgenoode bezoeker liet zich naar beneden
glijden.
Even luisterde de inklimmer scherp toe, z'n
hoofd naar het muurtje gebogen; toen stapte
hij stoutmoedig het tuinpad over en sprak:
„Ziezoo, Tom, daar ben ik."
Drent stond als door den bliksem getroffen.
„Nu," vroeg de ander spottend, „begroet je
me niet? Je herkent me toch zeker wel?"
„Jijjij!" bracht Tom Drent uit.
„Ja, ik, Bob Grunt, in eigen persoon. Hoe
gaat het je, sinds we elkaar het laatst ont
moetten? Je ontvangst is niet bepaald harte
lijk. Wat dunkt je, zullen we binnen gaan?"
De beide mannen gingen naar binnen.
Werktuiglijk zette Tom Drent zich in den
even te voren door hem verlaten stoel, en bood
met een handbeweging z'n onwelkomen bezoe
ker een stoel aan.
„Je kijkt me aan, of ik een geestverschijning
ben!" lachte Bob Grunt.
„Dat niet," antwoordde Tom, „maar je bent
voor mij het verleden, het verleden, waarmee
ik heb afgedaan, dat ik graag voor goed zou
vergeten."
„Het is dus waar, wat ik gehoord heb?"
„Als je gehoord hebt, dat ik een ander
mensch ben geworden, heb je de waarheid ge
hoord. Ik heb een betrekking gevonden, die mij
een ruim inkomen geeft; ik woon hier nu drie
jaar en in dien tijd heb ik geen enkele daad
gedaan, waarover ik me zou moeten schamen.
„Ik gun je je zouteloos bestaan; ik zou niet
met je willen ruilen!"
„Maar wat moet je van mij? Wat kom je
hier doen?"
„Me verschuilen. Je zult toch wel begrepen
hebben, dat }k niet zonder reden den lastigen
weg over het muurtje heb genomen. Ze zitten
me op de hielen, maar schijnen m'n spoor kwijt
geraakt te zijn."
„Wat heb je gedaan?"
„Dat zal ik je laten zien."
Bob Grunt haalde uit z'n binnenzak een
klein etui, opende het en sprak: „Mag ik je
voorstellen den beroemden robijn, die reeds
drie eeuwen in het bezit van de familie Lope
was, maar nu in het mijne is overgegaan."
„Hoe wist je, dat ik hier woon?"
„Ik had me vooruit georiënteerd, om op alles
voorbereid te zijn. Bovendien zorg ik altijd, dat
ik menschen, die mij van nut kunnen zijn, niet
uit het oog verlies. Je zult toch zeker een oud
kameraad niet verraden?"
Tom Drent antwoordde niet. Heel het ver
schrikkelijke verleden rees voor hem op. Hij
zag zich jong, zorgeloos, tot lichtzinnigheid ge
neigd, een trouw bezoeker van café's en speel-
gelegenheden. Hij zag zich, door z'n schuld-
eischers in het nauw gedreven, de hand slaan
aan de hem toevertrouwde gelden; hij door
leefde al den doorgestanen angst opnieuw, den
angst en daarna den smaad en de ellende van
de gevangenis.
Z'n tweede verblijf achter de dikke muren
had hem tot inkeer gebracht. Geholpen door
een menschlievend man, die onvoorwaardelijk in
z'n berouw en goede voornemens geloofde, had
hij een goede betrekking gekregen. Hij had
alle banden met het verleden verbroken.
„Nu," drong Bob, „ben je van plan een oud
kameraad te verraden?"
„Neen, dat zal ik niet doen, maar...."
„Weet je wat, ik zal weggaan en je nooit
weer lastig vallen."
„Dat is mooi van je, Bob. Ik ben zoo geluk
kig in mijn nieuwe leven. Geen macht ter we
reld is in staat mij weer van den rechten weg
af te brengen. Laat mij met rust, vergeet mijn
f/KKEEK JU/5T OF IK U OOK ZAG, M//nT\
NEER DE COHM///AR//. /K MOET VOOR
MEERDEREDAGENDE /TAD U/T VOOR
2AKEN; MAAR JK OEIOOFN/ET da TDIE
BAND/ETEN N/ER /ETS ZULLEN O/fDE/?-
NEME/Z, NU EVE NET VE/L/OHE/DS-CO-
M/TE NEGGEN. /K DRAAG U DELE/-
0/NG ER VAN ORTOT IK TERUG KOM
WE HEBBEN OVERAL LAi
BEKEND MAKEN DAT WE GEWA
PENDEN OPON^E HOEDE ZIJN;
/KEENER VAN OVERTUIGD, DAT
WE N/ER GEEN LAST ZULLEN'I
NEGGEN. !K ZOU NU N/ET DE
STAO u/tgaanalt/kn/etvoor
EEN BELANGRUKE ZAAK MO EE
/KWEET N/ET WAAROM SANDX
MAAR TELKEN/ALf/KOLEN MAN ZIE,
VOEL IK ME NIET OP M 'N GEMAK.
MEEN, IK MA G DA TI OOR T ME Hf (HEN\
NIET. !K ZOU WEL EENT WILLEN WE-\
TEN, WAT DAT VOOR EEN BELANG-1
R'JKé ZAAK/NDETTAD/f. NET LUKT
WEL, OF IEDEREEN MOET WETEN I
DAT HU VERTREKT
O, /K GELOOF N/ET.
"Atzeh/er/etj
ULLEN ONDERHEN/
bestaan, dat is de beste dienst, dien je me
bewijzen kimt."
„Ik zal het doen," verzekerde Grunt. „Als
we elkaar ooit weer ontmoeten, zal geen spier
van mijn gezicht verraden, dat we oude ken
nissen zijn. Ik ga nu kalmpjes weg door de
voordeur. Wacht, ik moet nog even poolshoogte
nemen."
De beide mannen liepen de lange gang door
naar de voordeur; juist, toen ze die bereikt
hadden, werd er krachtig aan de bel getrokken.
„Het is te laat!"
fluisterde Drent,
ontzet, nadat hij I T\ D ~U:
haastig door een -f-JC JxODlJTl cOTl
der getraliede G
gluurd. i
„Dan vertrek ik -
door den tuin."
„Gauw! Mijn slaapkamer in, anders ziet de
meid je."
Tom duwde Bob naar binnen. Vlug liepen
ze de slaapkamer door, gleden zacht de zit
kamer in en wilden door de veranda heen den
tuin bereiken.
In de deur-opening stonden twee mannen, die
hun den doortocht beletten. Bob Grunt zat als
een rat in de val.
„Je bent er in gevlogen," Grunt!" sprak een
der politiebeambten. „En wie is dat? Ik ken
dat gezicht. Het is Tom Drent. De vrienden
hebben dus de oude kennismaking hernieuwd."
„En nu zou ik maar beginnen," raadde de
rechercheur, die de leiding genomen had, „met
den robijn van de familie Lope terug te geven."
De oogen van Tom en Bob zochten onmid
dellijk het op de tafel tusschen borden en scha
len achtergelaten etui.
Het was verdwenen.
Verbijsterd keken ze elkaar aan.
Bob Grunt herwon spoedig z'n tegenwoor
digheid van geest en vroeg verwonderd: „Wat
bedoelt u toch? Ik begrijp u niet."
„Geen gekheid! Geef op!"
„Wat moet ik geven?"
„Den gestolen robijn."
„Maar ik weet niets van een gestolen robijn
af. En ik heb ook niets gestolen. Waarover
spreekt U eigenlijk?"
De rechercheur gaf nu last tot fouilleeren,
maar alle moeite bleek vergeefsch. Noch op de
beide mannen, noch in de kamers, die grondig
werden doorzocht„ werd de robijn gevonden.
Niemand was daarover meer verwonderd dan
de beide verdachten zelf, maar zij wachtten
er zich wel voor, him verwondering te ver
raden.
Vol ergernis, overdacht de rechercheur, een
nog jonge man met weinig ervaring, den toe
stand. Hij besloot instructies te vragen, terwijl
de overige mannen het verdachte tweetal streng
bleven bewaken.
Tom en Bob martelden hun hersens af met
de vraag, waar de robijn gebleven kon zijn.
Een dof zwijgen heerschte in 't vertrek.
De voordeur werd geopend en weer gesloten.
De rechercheur kwam binnen en sprak op spyti-
gen toon: „Alle moeite is voor niets geweest.
Er heeft een misverstand plaats gehad; de robijn
van mevrouw Lope is niet gestolen. Zij heeft
bericht gezonden aan ons bureau, dat het
kleinood veilig en wel in zijn gewone bewaar
plaats ligt"
De politie-mannen trokken af en de gewezen
kameraden keken elkander verbaasd aan.
Ik zal niet rusten vóór ik weet...." begon
Bob.
„Doe dat niet", smeekte Tom, „je kunt niet
informeeren, zonder nyj en m'n woning te
noemen. Laat me met rust, en voor goed".
Alleen gebleven, liet Tom Drent, z'n ver
moeid hoofd in z'n opgeheven handen rusten
en kreunde zacht. Hij kon al het gebeurde niet
verwerken en vreesde in ernst voor z'n verstand.
„Wat nu weer? Ach God, wat nu weer?"
vloog hij op, toen z'n kamerdeur zacht open
ging.
De dochter des huizes een flink meisje van
even in de twintig, gleed binnen.
„Mijnheer Drent," sj*ak ze, „ik kan u de op
lossing geven van veel, dat u raadselachtig
toeschijnt. Ik heb woord voor woord uw ge
sprek met uw zonderlingen bezoeker gehoord,
ik was in de gang, ik wilde de tafel bij u af
nemen en...."
„Dit is de genadeslag!" dacht Tom Drent.
„Dit is de genadeslag! Dat juist zij m'n ver
leden kent"
Hardop vroeg hij: „En nu veracht u me
diep?"
„Neen, ik bewonder u uit den grond van mijn
hart"
„Bewonderen?" vroeg hij weifelend.
„Om uw energie, uw flinkheid, uw moed om
met het verleden te breken en u op te werken
tot wat u nu presteert. Ik zag mannen op het
huis aankomen, ik begreep wat ze kwamen
doen en ik had maar één gedachte: u redden
uit de moeilijkheid, waarin u onschuldig was
geraakt. Toen u met dien man naar de voor
deur liep, vloog ik uw kamer in; ik nam den
robijn en verliet het huis, na de deur voor de
mannen geopend te hebben. Niemand hield
me tegen. Ik fietste naar het huis van den
heer Lope. Ik werd bij mevrouw toegelaten, viel
voor haar op de knieën en smeekte haar, mij
te helpen om een mooi, hoopvol menschen-
leven te redden. Zij is goed en hulpvaardig;
dat wist ik en dat gaf mij moed. Ik vertelde
haar alles, zonder namen te noemen en....
de rest weet u."
Tom Drent staarde het meisje aan. Hij
meende te droomen. Hij kon niet gelooven aan
de werkelijkheid. Zij wist alles, en toch....!
Diep ontroerd greep hij haar hand, die hy
kuste. Zij streelde zacht z'n gebogen hoofd, en
liet hem toen alleen.
A 11** op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngs voorwaarden tegen f Of)f)f) bij levenslange geheele ongescl
AllC CÏ O O Tl Tl 6 S ongevallen, verzekerd voor een der volgende uitkeericgen 01/1/ verlies van beide armen, beidi
:hiktheld tot
e beenen of
werkendoor f 7Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 OC bij verlies van een f Cf) bij een breuk van f Af) bij verlies van "n
beide oogen f doodelijken afloop I &OV*m een voet of een oog# At t#«duim of wijsvinger t#l/."been of arm "l
anderen vinger
I
43
„Ik weet het niet. Ik vrees van niet. Ik....
prinsen zijn tegenwoordig schaarsch."
„Waar gaat u dan zoo alleen naar toe?" her
nam ik. „Mag ik u begeleiden?"
Zij schudde haar mooie hoofd en antwoordde:
„Neen, neen.. Dat zou mijn roman bederven.
Ik ben als een schaduw gekomen en als een
schaduw zal ik verdwijnen."
En zij verdween snel in de duisternis. Toen ik
haar terug zag, bewees een koortsachtige op
winding, nog beter dan den eersten keer, toen zij
slechts iets had laten doorschemeren, dat Mary
Leavenworth iemand liefhad. Zij zinspeelde er
zelfs op en toen ik haar over trouwen sprak,
antwoordde zij droevig:
„Ik zal nooit trouwen."
Ik wist dat zij geen moeder had en daarom
verstoutte ik mij om over dat onderwerp met
haar te spreken.
„Waarom niet?"
„Omdat de eenige man dien ik liefheb, juist
de eenige is dien ik niet kan huwen. Het is een
lout van mij geweest, om een man te bewonde
ren zij was te trotsch om „lief te hebben," te
zeggen dien mijn oom nooit als mijn man zal
willen erkennen."
Zij stond op en wilde weggaan; ik hield haar
tegen.
„Is hij dan arm?" vroeg Ik.
„Neen, mijn oom hecht wel waarde aan geld,
maar toch niet in die mate. Trouwens, mijnheer
Clavering is rijk. Hij heeft een heel mooie bezit
ting in zijn eigen land."
„In zijn eigen land? Is hij dan geen Ameri
kaan?"
„Neen, hij is Engelschman."
„Wat steekt daar voor kwaad in? Hij is toch
niet...."
„Neen, hij is een Engelschman en dat is vol
doende," zei zij bitter. ,Mijn oom zal er nooit in
toestemmen, dat ik een Engelschman huw."
Ik keek Mary verbaasd aan. Zoo'n dwaze re
den had ik niet verwacht.
„Het is een manie," hernam zij. „Mijn oom zou
liever hebben dat ik dood ging, dan dat ik met
een Engelschman trouwde."
„Maar dat is tyrannie! Waarom haat hij de
Engelschen zoo? En waarom stoort u zich aan
die onredelijke grillen?"
„Waarom? Wilt u het weten?" zei zij en wend
de haar blik af.
„Ja, vertel mij alles."
„Nu dan, ik wil mij het misnoegen van mijn
oom niet op den hals halen, omdat, omdat....
Ik zijn erfgename ben en omdat hij, als ik te
gen zijn wil zou trouwen, zijn testament zou
veranderen en mij geen cent zou nalaten."
Het was alsof ik een koude douche kreeg.
„Als mijnheer Clavering geld genoeg heeft om
van te leven, dan hebt u het niet noodig; en als
u van hem houdt...."
„U begrijpt mij niet," onderbrak Mary mij.
„Mijnheer Clavering is niet arm, maar mijn oom
is zoo rijkIk zou een koningin gelijk
zijn.... Ja," kreunde zij, .„ik weet, dat het ge
meen klinkt, maar het is de fout van mijn op
voeding. Men heeft mij geleerd, het geld te ver
afgoden. Zonder geld zou ik niet kunnen leven
en toch kan ik tegen Henry Clavering niet zeg
gen: Ga heen. Ik houd meer van geld dan van
jou! Dat kan ik niet! Neen, dat kan ik niet!"
„U houdt dus toch van hem?" vroeg ik, vast
besloten om zoo mogelijk de heele waarheid te
weten te komen.
Ongeduldig stond zij op en zei:
„Is mijn tweestrijd dan geen bewijs van lief
de? Als u mij kende, zoudt u beseffen wat wit
voor mij beteekent."
Toen bedwong zij zichzelf weer en zei op on
verschilligen toon:
„U vindt het, geloof ik, verschrikkelijk. U
dacht niet dat ik zoo berekenend was."
„Neen, maar als ik het geweten had zou dit
toch geen verschil voor mij gemaakt hebben."
Dus u vindt, dat ik niet zoo heel slecht ben?"
Wat kon ik antwoorden? Ik vond haar het
liefste wezen van de heele wereld en ik zei het
haar openlijk.
„Dan mag ik dus nog terugkomen? U ver
stoot mij" niet?"
„Dat zal ik nooit doen."
„Ook niet als ik iets vreeselijks doe? Ook niet
als ik den een of anderen nacht vlucht met den
man dien ik liefheb en zoodoende mijn oom be
wijs, hoe wenig prijs ik stel op zijn genegen
heid?"
Het was bedoeld als een grap, want zij wachtte
zelfs niet op een antwoord. Maar het zaad
schoot wortel en twee dagen lang maakte ik
plannen en ik vroeg mij af, hoe ik het aan zou
leggen om zoo iets moeilijks als een ontvoering
tot een goed einde te brengen. Op zekeren
avond liet Mary mij door Hannah een raadsel
achtig briefje brengen, waaruit ik meende te
begrijpen, dat zij zich verloofd had.
Den volgenden dag kwam zij niet en het
eenige dat ik hoorde, was, dat mijnheer Lea
venworth teruggekomen was. Zoo gingen nog
twee dagen voorbij. Den derden dag tegen zons
ondergang kwam zij. Ik had haar, een week niet
gezien, maar het had even goed een jaar kun
nen zijn, zoo was haar gezicht veranderd.
„U bent teleurgesteld, nietwaar?" zei zij toen
zij mij aankeek. „U verwachtte zoete geheimp
jes, vertrouwelijkheden en gefluisterde woorden
van toekomstig geluk; en inplaats daarvan ziet
u een koele, bittere vrouw, vastbesloten om zich
gereserveerd en gesloten te houden."
„Dat komt, omdat uw liefde door de omstan
digheden niet aangemoedigd, maar onderdrukt
wordt," merkte ik op.
Zij antwoordde niet, doch stond op en liep
door het salon op en neer. Maar langzamerhand
maakte haar voorgewende snelheid plaats voor
een zekere opwinding. Plotseling stond zij stil,
wendde zich tot my en zei;
.Mijnheer Clavering heeft R. verlaten."
„Is het heusch waar?"
„Ja, mijn oom beval mij om hem weg te stu
ren en ik heb hem gehoorzaamd."
„Wist hij dan dat u verloofd was met mijn
heer Clavering?"
„Ja, hij was nog geen vijf minuten terug of
Eleonore had het hem verteld."
„Wist zij het dan"
„Ja. In een oogenblik van zwakte heb ik het
haar toevertrouwd. Ik heb toen niet aan de ge
volgen gedacht en toch had ik het moeten be
denken. Zy is zoo nauwgezet!"
„Nauwgezet? En zy vertelt de geheimen van
anderen!"
„Dat zegt u omdat u Eleonore niet kent."
Daar kon ik niets op antwoorden en ik ver
volgde dus:
„Dus uw oom heeft uw verloving niet goed
opgenomen?"
„Goed opgenomen? Heb ik u dan niet gezegd,
dat hij 't nooit goed zou vinden dat ik met een
Engelschman trouwde? Hy zou liever zien dat
ik dood en begraven was."
,En u hebt toegegeven? Hebt u dan niet ge
streden? Bent u niet in opstand gekomen tegen
de tyrannie van uw oom?"
„Neen, ik gaf gehoor aan zün bevelen."
„En u stuurde mijnheer Clavering weg, na
dat u hem uw woord gegeven had om zijn vrouw
te worden?"
„Waarom niet, het was my toch onmogelijk
om myn belofte te houden."
„Dus u hebt besloten om nooit met hem te
trouwen
„Mijn dom zou u kunnen zeggen, dat ik be
loofd heb, steeds zyn zin te doen," zei zij bitter.
Ik barstte in tranen uit, maar Mary scheen t
niet te merken, zy vervolgde:
„Is het niet mijn plicht, om myn oom te ge
hoorzamen? Heeft hy my niet opgevoed, my
met weelde omgeven en my gemaakt tot wat ik
ben? Heeft hy mij niet alles gegeven, tot zelfs
zijn liefde voor den rijkdom toe? Zou ik dat
alles vergeten, omdat een man, dien ik twee
weken ken, my zijn zoogenaamde liefde heeft
willen aanbieden?"
Haar bittere, ironische toon overtuigde my
meer en meer, dat Mary's gedachten niet zoo
veel van de mijne verschilden en ik deed nog
een zwakke poging:
„Maar als u nu in twee weken dien man hebt
leeren liefhebben, meer dan ieder ander, meer
dan geld
„Nu, wat dan?" viel zy my In de rede.
„Wel, grijp dan uw geluk aan en sluit een ge
heim huwelijk met den man van uw keuze en
maak gebruik van de liefde die uw oom voor
u voelt, om naderhand vergiffenis van hem te
krygen."
„Zou het niet beter zijn, als ik my van te vo
ren van mijn oom's toestemming verzekerde?"
Ik keek haar aan. Zij glimlachte vrooiyk.
„O," riep ik uit. „U hebt mynheer Clavering
dus niet weggestuurd?"
.(Wordt vervolgd)