ZADELHOFF Muidliyd&rs <Kct mfiaal van dm dag H I r Onderzoekingen in de Himalaya GELDERSCKE ROOKWORST DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS ONTWAPEND Bedrogen! is er slecht aan toe MAANDAG 30 OCTOBER DE VIJF GEBROEDERS SCHLAGINTWEIT Hun komt de eer toe aan de wereld een onbekende wereld" bekend gemaakt te hebben Zware en gevaarvolle tochten MERK INDERDAAD IETS FIJNS non Geneesmiddel i'cuc HUIDAANDOENINGEN De rollen omgedraaid Debatten over de landsverdedi ging in het Deensche Folketing Reorganisatie der Fran- sche luchtvaart Praehistorische vondst Belangrijke opgraving te Pompeji ,Het huis der republiek" DRA15 A-vanVALKENBURG'S LEEUWARDEN- Kemal Pasja-medailles De Hitler-groet bij de Rijksspoorwegen Stookolie uit bruinkool Verdoovende middelen in beslag genomen Austin en de dames IT/L SANDY. DE DOKTER AL EEN UUR &U MIJNHEER EN NT. NUNHEER FLINT HEEFT NOO O EEN TE EKEN VAN LEVEN OF Of TEN NADAT ZE HEM 6HTER- AI/OND THU/f GEBRACHT HEB- j BEN. [het WAT VERSCHRIKKELIJK, 5andy ALLES WAT DOODFT/LTOEN EEN f KLAPT ALS JK DENHOEK OMKWAM, VAN AL- /E KANTEN GESCHOTEN ENGESCHREHJWl WERD. DE COMM/ffARJf KWAMAAN- GELOOPEN., maar hhKREEG een UHOT, VÖOR HU LETT DOEN NON. EN OAAR LA 0 MUNHEER EL/NT ROERLOOS EN BADEND JN Z'N BLOED. IK MOET U DE WAARHEID ZEC GEN F MEVROUW FLINT. UW MAN IS ER SLECHT AAN TOE; HOE SLECHT KAN IK U N/ET ZEGGEN. MAAR HU RUST HU WAT. OVER EEN UUR BEN IK TERUG ZWAAR GEWOND! WEL TANDY, H/JHEEEt\ WEL EEN DOZ'JN SCHOTEN GEKREGEN. IK GELOOP O OK, DA T HU EEN BREEK IJZER TEGEN Z'N HOOFD GEKREGEN HEEFT. MAAR H'J HEEFT ZELF OOK GESCHOTEN, WANT Z'N RE VOLVER HEEFT DR/E LEEGE HULZEN EN IK ZAG DAT ZE EEN VAN DE BENDE WEG DROEGEN. AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL HET GEVAL LEAVENWORTH DOOR ANNA K. GREEN Ui 45 Zaterdag was het honderd jaar geleden, dat Robert von Schlagintweit het levens licht aanschouwde, een man, die zich door zijn vele onderzoekingstochten in Azië een grooten naam verworven heeft. De naam Schlagintweit geeft aanstonds aan leiding tot het noemen van vijf gebroeders uit München, die allen in de wetenschappelijke we reld hun sporen verdiend hebben. De oudste drie der gebroeders, Hermann, Adolf en Ro bert hebben over het algemeen hun groote rei zen gezamenlijk gedaan: hun komt de eer toe aan de wereld een „onbekende wereld" bekend gemaakt te hebben. Robert heeft ons geheimen van het Himalaya- gebergte onthuld. Door tusschenkomst van Alexander von Humboldt ontvingen deze drie broers van den koning van Pruisen en van de Britsch Oost Indische Compagnie opdracht, 'n wetenschappelijke reis te volbrengen in Indië en in het Himalaya.gebergte. Over Egypte be reikten zij in 1854 Bombay, doorkruisten samen of gedeeltelijk Dekan en bereikten Madras. Daarna scheidden zich hun wegen: Hermann bleef te Dekan tot het verrichten van verdere onderzoekingen. Een jaar later, in 1855, bega ven Adolf en Robert zich naar de N. W. pro vincies, onderzochten de hooge passen van de Midden-Himalya en bereikten op den Ibi Gamin een hoogte van ruim 6700 meter (6788), de grootste tot dien tijd door wetenschappelijke ex pedities bereikte hoogte. Den daarop intreden- den winter verrichtten zij onderzoekingen in Centraal- en Zuid-Indië; in April van het jaar 1856 vereenigden zij zich weer met Hermann, die door Sikkim en Assan getrokken was. Uiterst zware en gevaarvolle tochten hebben deze mannen volbracht: bij de vele moeilijk heden die de omgeving en de natuur oplever, den, kwam ook nog de vrees voor de menschen; slechts vermomd konden zij hun tochten on dernemen. Hermann en Robert trokken den Kaxakorum en als eerste Europeanen den Kuen- len over; Adolf ging naar het westen van Tibet. In November 1856 vereenigden de drie man nen zich weer te Rawalpindi aan den Indus. Doch reeds spoedig gingen zij weer uiteen. Adolf bracht het er bij dezen tocht niet levend af: hij werd bij zijn tochten over het gebergte op de grens van Afghanistan en verder bij Jar- kand gevangen genomen en naar Kasjgar over. gebracht. Hier werd hij den 27sten Augustus 1857 onthoofd. Dertig jaar later, in 1888, liet het keizerlijk Russische aardrijkskundig ge nootschap op de plaats, waar hij terechtgesteld werd, een gedenkteeken oprichten. Hermann en Robert brachten Jiet er beter af: zü keerden in 1857 in Duitschland terug, en vestigden zich te Berlijn. Zij werden door aankoop eigenaar van het kasteel Jagersburg bij Forchheim, waar zij hun verzameling voor vol kenkunde en natuurlijke historie ordenen. Na hun dood (Hermann stierf te München op 19 Januari 1882, en Robert 6 Juni 188 te Gieszen) kwamen de ethnografische voorwerpen aan het museum te Berlijn en te München. Hermann, die door zijn overschrijden van den Kuenlen in 1864 den bijnaam „Sakünlünski" kreeg, werd in 1866 in den adelstand verheven (Freiherr). De resultaten van de Indische reis der drie gebroeders werden geboekstaafd in een werk, getiteld: „Results of a scientific mission to India and High Asia" (4 deelen; 18601866, met atlas). Hermann gaf afzonderlijk uit: „Rei- sen in Indien und Hochasien (4 deelen, 1869 1880). Robert werd op dertigjarigen leeftijd, in 1863, hoogleeraar te Gieszen in Oberhessen. Hij deed tweemaal een reis door Noord-Amerika (in 1869 en in 1880); hierover schreef hij verschillende boeken, o. a. „Kalifornien", „Santa Fé und Südpacificbahn", „Die pazifischen Eisenbahnen in Nordamerika". Hij overleed den 6en Juni 1885, gelijk gezegd. Een vierde broer Eduard, in 1831 gebo ren is minder bekend. Maar ook hij deed verschillende reizen; zoo maakte hij o. m. in 1860 deel uit van een expeditie der Spanjaarden in Marokko, waarover hij een boek schreef, dat tot titel heeft: „Der Spanisch-Marokkanische Krieg 18591860". Hij sneuvelde als kapitein in 1866' bü Kissingen. De vijfde broer, Emil, die 7 Juli 1835 het le venslicht aanschouwde, schreef ook verschil lende werken, hoofdzakelijk ook over Indische aangelegenheden. Robert, Hermann en Adolf Schlagintweit ne_ men ongetwijfeld een eereplaats in onder de onderzoekers van het onherbergzame en gure Himalaya-gebied; hun namen zijn in de weten schappelijke wereld nog lang niet vergeten. Het is toch heusch niet langer noodlg door Ekzeem, Puistjes of andere Huidaandoeningen te worden geplaagd. De eerste druppels van het D.D.D. Recept doen het jeuken bedaren, want deze vloeistof dringt diep in de huidporiën door en doodt de ziektekiemen, die de oorzaak zijn van Ekzeem, Dauwworm, Open Beenen, Zweren, enz. Dat het recept van Dr. D. Dennis helpt, on dervond Mej. Y. M. L. te Heerenveen. Zij schreef: „Ik was er zoo erg aan toe, dat builen als zakjes aan mijn oogen hingen. De jeuk en branderigheid waren ondragelijk. Met D.D.D.werd mijn ge zicht beter zonder dat ook maar een schilfertje achterbleef." Waarom zoudt U langer lijden? Koop nog heden een flacon van f 0.75 of f 250 bij Uw Apotheker of Drogist. a 13 Tijdens de debatten In het Deensche Folke ting over de landsverdediging, kwam het tot een opgewonden gedachtenwisseling tusschen conservatieven en sociaal-democraten. De sociaal-democraat Frisch verklaarde in een uitvoerige rede o. a., dat de Deensche ar beiders door den val der Duitsche sociaal-de mocratie hun internationale waarborgen had den verloren. Arbeiders en boeren dienden zich thans aaneen te sluiten om de Deensche gren zen te beschermen, die door de conservatieven in den steek waren gelaten. De Deensche grens in Noord-Sleeswijk was de grens der volksvrij heid en moest met goed en bloed verdedigd worden. De conservatieven voelden er echter niets voor deze grens tegen het nationaal-socia- üsme te beschermen, omdat het fascisme hun zeer na stond. In hun antwoord vroegen de conservatieve leiders Möller en Puerschel, of de sociaal-de mocraten het land als zoodanig wilden ver dedigen of alleen maar een rood Denemarken. Men kon r.iet verlangen, dat Denemarken poli tieke propaganda met vliegtuigen en machine geweren zou bestrijden. De Fransche Kamer-commissie voor de lucht vaart heeft een rapport ingediend, waarin ver klaard wordt, dat een reorganisatie van de Fransche luchtvaart noodzakelijk is. Op het oogenblik Worden luchtvaart-aangelegenheden behandeld door de ministeries van Oorlog, Ma rine en Luchtvaart. Al deze ministeries hebben luchtvaartscholen, waar verschillende methodes werden toegepast. De Kamer-commissie is van oordeel, dat meer uniformiteit bij de luchtvaart noodzakelijk is en dat alles wat de militaire luchtvaart betreft aan het Ministerie van Luchtvaart moet wor den toevertrouwd. Naar Engelsch voorbeeld moet dan een groote militaire luchtvaartschool worden opgericht. -fiiiiiiiiiiimiiiii iiiiiimimiiii!i£ Door een expeditie van het Royal Ontario Museum te Toronto is langs de Roode rivier in Centraal-Alberta het bijna volledige ge raamte opgegraven van een reusachtigen Di nosaurus, dat naar het museum is vervoerd. De museumdirectie hecht aan de vondst groote waarde, en zal het geraamte in het museum opstellen, gelijk met andere overblijf selen van voorwereldlijke dieren. Uit Pompeji wordt gemeld, dat aldaar, niet ver van de Poort van Nola, een oud Romeinsch graf is gevonden. Het is een graf van vrij groote afmetingen; de binnenzijde is met kleurige friezen versierd. De bovenkant van den graf kelder doet naar den vorm aan een altaar den ken; door een paar kleine openingen konden zooals dat vrij gebruikelijk was de nabe staanden van den overledene nog offers brengen. Deze vondst is vooral daarom zoo belangwek kend, omdat ze er op duidt dat men hier te doen heeft met een graf, dat deel uitmaakte van een geheele doodenstad. Dergelijke graf kelders komen namelijk nooit alleen voor. In verband hiermede worden de opgravingen op dit terrein dan ook voortgezet. Voor den Turkschen president, Kemal Pasja, zal een nieuw woonhuis gebouwd worden op den bodem van aarde, uit alle deelen van Tur kije bijeengebracht. Aan alle steden en dorpen in het land is verzocht een kar met aarde, weggegraven van het marktplein, voor dit doeleinde te zenden. Het huis zal genoemd worden „het huis der republiek", ter herinnering aan de stichting van de republiek tien jaar geleden. Men confereert gewoonlijk graag, Want conferenties zitten, Als eiwitstoffen in het bloed Van ied'ren diplomaat. Zij krijgen daar gelegenheid Elkander te bevitten En ook te zeggen tot elkaar Waarop het zooal staat. Maar dit keer loopt het zaakje mis. D'ontwaap'ningsconferentie Is nu al voor de derde maal Waarachtig uitgesteld! Van zelf trekt iedereen hieruit Een brokstuk consequentie, En een gevoel van achterdocht Wint steeds maar ruimer veld. Maar evenwel en niettemin, Men moet de zaak begrijpen. De leden zijn van goeden wil, Dus daaraan schort het niet. Doch géén regeering danst er graag Naar vredelievend pijpen En laatste snufjes oorlogstuig Koopt zij op elk gebied. Men legt het leger en de vloot Nog nergens goed aan banden. Integendeel, bewapening Ligt veel meer in de lijn. En daardoor staan de leden juist Zóó met hun mond vol tanden, Dat zij, in plaats dan van hun land Geheel.... ontwapend zijn! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiijE De Turksche minister van Onderwijs en op voeding heeft gelast, dat 400.000 bronzen me- daljes geslagen zullen worden met de beelde naar van Kemal Pasja aan de eene zijde en aan de andere zijde „October 1923October 1933". De medaljes zullen 29 October, den tienden verjaardag van de Turksche Republiek, ver kocht worden. Het spoorwegpersoneel buiten de dienstge bouwen moet voortaan zooals vroeger groeten met den militairen groet, door het brengen van de rechterhand aan het hoofddeksel, aan gezien de Hitlergroet op de emplacementen en op de stations aanleiding heeft gegeven tot misverstanden, omdat men er signaalaanwijzin gen van de betrokken spoorwegemploye's in zag. Deze regeling geldt voor ieder op de emplace menten, voor het rijdend personeel, voor sta- tionspersoneel en voor baanwachters. Te Boehlen in Saksen wordt een fabriek op gericht, welke stookolie produceert uit de in dit district voorkomende bekende bruinkool. De fabriek zal aanvankelijk een productie hebben van 20.000 ton per jaar, doch haar ca paciteit kan later verhoogd worden. Door de Chineesche autoriteiten is in 1932 1770 lbs. opium in beslag genomen, aldus deelt de Anti-Opium Commissie mede. Voorts werden in hetzelfde jaar 220 pond morfine en een hoeveelheid heroïne, alsmede 445 pond narcotische pillen geconfisqueerd. et was algemeen bekend dat lord Finns- bury aan zijn vrouw, behalve een groot kapitaal, ook nog een zeldzame collectie sieraden had nagelaten. De oude douairière wist dit feit ook bekend te doen blijven, want zij maakte een ruim, zij het gedistingeerd gebruik van^de juweelen-collectie. Vooral de befaamde diamantenbroche, een uiterst kostbaar kunst werkje, mocht zich in haar belangstelling ver heugen. Bekend was eveneens dat de douairière al haar sieraden thuis bewaarde, maar er buiten gewoon voorzichtig mee was. In haar slaap kamer had ze een stalen kluis laten bouwen, gesloten met een letterslot, waarvan het sleu telwoord alleen aan haarzelf bekend was. Zelfs Joslien, de kamenier, mocht het geheime woord niet weten. Nu deed Joslien in het geheel geen moeite Cm er achter te komen, want de kost bare sieraden konden haar niet veel schelen. Joslien was de dertig gepasseerd en had de hoop opgegeven ooit iets anders te worden dan de kamenier van douairière Finnsbury. Zij was een zwijgzame vrouw met een hard gezicht, maar uitstekend voor haar taak berekend. Nu zou deze heele geschiedenis nooit hebben plaats gevonden, wanneer niet door een toe val de kamenier het sleutelwoord van de kluis had ontdekt. De douairière had namelijk eens de kluis geopend, toen de telefoon overging. Zij nam den hoorn van den haak en luisterde. De kluis bleef aanstaan en Joslien die haar meesteres by het kleeden behulpzaam was ge weest en zich nog in dezelfde kamer bevond, kon de letters lezen, die tezamen het woord: „Miriam" vormden. Het woord bleef in haar geheugen hangen, want aan den naam Miriam waren ook voor haar trieste herinneringen ver bonden. Miriam heette de dochter van de dou airière, die op twintig-jarigen leeftüd plotse ling was gestorven. Joslien had het meisje met de ravenzwarte haren geruimen tijd gekend en had haar tydens haar kortstondige ziekte hel pen verplegen. En „Miriam" was dus thans het magische woord, dat de ontoegankelijke kluis kon ont sluiten, dacht Joslien. zy had in het geheel geen plannen om ooit van haar wetenschap misbruik te maken, maar toch bezorgde het weten haar een zekere voldoening. Het was in die dagen dat John Pelham, de chauffeur van de douairière, zyn blikken sloeg op Joslien en ook dat gaf de kamenier vreugde. John was een vlot type, een prettige jongeman van negen-en-twintig, die in zün chauffeurs uniform een kranig figuur sloeg. Het bleek, dat John wat nader met Joslien wilde kennis ma ken, waarmee de kamenier zich zeer gevleid voelde. Zelfs bleek John veel voor een huweüjk te voelen, maar het geld ontbrak. Allengs was er een vertrouwelijke omgang tusschen de twee menschen ontstaan. Hun beider sympathieën liepen samen op één belangrijk punt, namelijk een onbekommerd leven in een klein maar geriefelijk huisje op het land. Joslien was te midden van bosschen en heuvels opgevoed en het was dus niet te verwonderen dat haar hart nog steeds daar naar uitging. „Als we maar wat geld van de douairière konden loskrijgen," opperde John, maar Jos lien wist te goed dat de oude dame daarvoor niet te vinden zou zijn. „Ze is er te gierig voor," antwoordde ze. „Ook al heeft ze geld in overvloed." Tydens dat gesprek liet Joslien zich ontvallen, dat zij het sleutelwoord van de slaapkamer- kluis wist en van dat oogenblik af was het met haar rust verdwenen. John vond het bijna van zelfsprekend, dat zij moest trachten iets van lady Finnsbury' los te krijgen,- op welke ma nier dan ook. Met dit laatste bedoelde hy, dat ook enkele van de kostbare sieraden voor hun gouden toekomst dienstig konden zyn. „Waar om niet nemen," beweerde hij, „wat het oude mensch ons uit eigen beweging toch niet zal geven? Enkele sieraden meer of minder te be zitten legt voor haar niet veel gewicht in de schaal; En bovendien, zij zal ons er niet van kunnen verdenken, want zy is nog altyd in den waan dat niemand buiten haarzelf het sleu telwoord kent. En denk je eens in, wat een duizend pond sterling voor ons kunnen betee- kenen! Met dat bedrag zouden wy al onze wenschen kunnen vervullen!" Dit laatste maakte op Joslien indruk. Inder daad, duizend pond beteekende voor hen bei den een onbezorgd leven, terwijl het voor de douairière niet of nauwelijks telde. „Ik zal zien wat ik kan doen," beloofde ze. Op een avond dat de douairière naar een diner zou gaan bij kennissen, scheen het lot gmistig. De oude dame was het er met zichzelf niet over eens welk sieraad ze dien avond zou dragen. Ze meende de diamanten broche, al hoewel Joslien haar aanried een parelsnoer zonder meer. „Ja, daar is wel iets voor te zeggen." ant woordde lady Finnsbury. De broche bleef dus in het etui. De kluis werd gesloten, maar Jos lien was van plan de broche te ste- len, zoodra lady Finnsbury goed en wel vertrok ken zou zyn. Zy waarschuwde John, dat hij haar in den tuin moest wachten, om het kost bare stuk over te nemen. Zoodra de douairière was heengegaan, ging Joslien naar de slaapkamer en bracht met bevende vingers het letterslot in den gewenseh- ten stand. De letters vormden den naam „Mi riam" en zoo licht als een veer draaide de deur open. Vlak vooraan lag het étui, waaruit lady Finnsbury de diamanten broche had ge haald. Met een snelle beweging nam Joslien het weg, sloot de deur zorgvuldig en liep met klop pend hart naar den tuin. Het begon al vrij donker te worden. John wachtte met ongeduld. „Heb je het?" was zijn eerste vraag. „Ja, hier is het", antwoordde Joslien en gaf hem het kostbare voorwerp, dat hij oogenblikke- lijk in zyn zak liet glyden. Daarop kuste hy Joslien en verdween in het donker. Dat was het laatste wat Joslien ooit nog van hem zag. Den volgenden morgen was de chauf feur John spoorloos verdwenen. Waarom? dat wist niemand. Maar Joslien was bleek en keek met strakke oogen voor zich heen. Het was een pynlyke wonde, die niet spoedig zou heelen. John had haar in den steek gelaten. Had haar dus be drogen reeds van het begin af! Ze had echter al haar zelfbeheersching noo- dig om den tweeden schok te kunnen doorstaan. Want toén ze lady Finnsbury's kamer betrad, lag de kostbare broche op de toüettafel. „Ik ben gisteravond toch van gedachte ver anderd, Joslien", zei de douairière. „Per slot vond ik het toch beter om de broche te dragen". Van het leege étui, dat op onverklaarbare wijze uit de kluis was verdwenen sprak zy niet. Dat was ook voor haar een raadsel. IHNBOVb n Olympia wordt de jaarlyksche automobiel tentoonstelling gehouden, en daar de Brit- sche „motor industry" een prachtig jaar heeft gehad, en deze tentoonstelling al haar voorgangsters in elk opzicht overtreft, zou de stemming ook allerzonnigst zijn, indien een aan tal dames-organisaties niet plotseling den oorlog verklaard hadden aan de Austin-cars. Austin is de Engelsche Ford; het is zijn eer zucht het zoo ver te brengen, dat Ford de Ameri- kaansche Austin wordt. De dames nu zullen, indien zy haar plannen f uitvoeren, voor het Olympiagebouw loopen met sandwich-borden, waarin het publiek aan gemaand wordt Austin-wagens te boycotten De reden hiervan is, dat Sir Herbert Austin onlangs in een rede in het Balliol-College te Oxford gezegd zou hebben dat naar zyn mee ning „het werkloosheidsprobleem alleen opgelost kon worden door alle vrouwen uit de industrie, behalve uit de katoennyverheid, te ontslaan." Er werd een protestmeeting gehouden, waarop de gebruikelyke „vooraanstaande vrouwen" het woord voerden, en besloten werd tot een boycot der Austin-wagens. Nu heeft Sir Herbert Austin niet precies dat gene gezegd wat de dames hem in den mond leggen, maar hy heeft het toch ook niet zoo ab soluut niet-gezegd als hy thans wil doen voor komen. Het is overigens van niet zoo veel be lang, want er zyn reeds zooveel „eenigste mid delen" genoemd om de werkloosheid de wereld uit te helpen, dat één meer of minder er weinig toe doet. Wat Sir Austen waarschijnlyk bedoelde was, dat als er geen vrouwen in de industrie werkten, er ook geen werkloosheid zou zijn, en dat hy hiermede iets beweerde, waaraan iemand aan stoot zou kunnen nemen, zien wy niet in. Voor de dames is er des te minder reden tot verontwaardiging, daar de Austin-maatschappy niet minder dan 1500 vrouwen in dienst heeft. De protestbeweging wordt geleid door roman-schry- vende, in het parlement-zittende en zelfs door met millionaire gehuwde en andere hard- zwoegende dames die het blijkbaar jammer zouden vinden indien haar minder goed-gesi- tueerde zusters niet langer het voorrecht zouden hebben in fabrieken te mogen werken! A 11*. 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflfkfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f '7Cfk by een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC JÏftC ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen f %tUUU»m verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen f doodely ken afloop £iOv-m een voet of een oog# 1 Ah bij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Af) by verlies van *n duim. of wijsvinger Oï/#"been of arm I Tanderen vinger „Myn eer?" „Je gaat naar Clavering." „Wat zou dat?" „Vind jy dat gepast?" Mary werd vuurrood. Driftig riep zij uit: „Eleonore, ik ga naar F. om met Clavering te trouwen. Wil je mij nu nog vergezellen?" „Ja." „Waarom? Wat wil je er doen?" „Je als getuige bijstaan, als het een regel matig huwelyk geldt en je eer beschermen, als het biykt dat er iets is, dat de wettigheid van het huwelyk zou kunnen aantasten." „Ik begryp niet, dat je op die manier iets zoudt willen bekrachtigen dat je niet goed vindt." „Ieder die my kent zal begrijpen, dat ik dit huwelyk niet goedkeur, al zal ik het dan ook als getuige bijwonen." „Waarom wil Je dan meegaan?" „Omdat ik jouw eer hooger stel, dan mijn rust. Ik denk aan onzen weldoener en ik ben er van overtuigd, dat hij het mij nooit zou ver geven, wanneer ik zijn lieveling liet trouwen, zonder dat myn tegenwoordigheid een schijn van achtenswaardigheid gaf aan je huwelyk, hoezeer hij dit op zichzelf dan ook veraf schuwt." „Maar dan ben je zelf ook in het bedrog ge mengd, dat je zoo verfoeit." „Dat ben Ik nu immers ook al." „Clavering zal niet met my terugkomen, Eleo nore." „Dat geloof ik graag." „Ik zal hem direct na de inzegening van het huwelijk verlaten." Eleonore boog het hoofd. „Hij gaat naar Europa." Een stilte. „En ik ga terug naar huis." „Waarop wil je dan wachten, Mary?" Mary kreeg een kleur, wendde langzaam het gelaat af en antwoordde: „Op datgene, waarop andere meisjes In de-, zelfde omstandigheden wachten: dat de familie er eindelyk anders over zal gaan denken." Eleonore zuchtte. Toen greep zij haar nicht bij de schouders en riep uit: „Mary, bedenk wat je gaat doen! Denk aan de gevolgen vóór het te laat is. Een huwelyk, ge baseerd op bedrog, kan geen geluk brengen. Als het liefde was, zou je openlijk de gevolgen van een huwelyk hebben willen dragen. Ware liefde volgt niet zulke sluipwegen. En u," vervolgde zij en wendde zich tot mij, „waarom waarschuwt u haar niet, dat zij zich voor een gril hals over kop in het ongeluk stort! Wat zult u antwoor den, als zy u later verwyt, dat u haar in dit be drog hebt bijgestaan?" „Waarschyniyk hetzelfde excuus, dat jij zult gebruiken als oom je verwyt, in zijn afwezigheid dit bedrog te hebben toegelaten," viel Mary in, „verder, dat Mary niet heeft willen luisteren en dat iedereen heeft moeten doen wat zij wilde." „Kan dan niets je van gedachten doen ver anderen?" vroeg Eleonore. Mary haalde alleen even de schouders op. Ik beken u, mijnheer Raymond, dat dit schou derophalen my bewees, dat ik het te ver had laten komen. Ik wilde iets in het midden bren gen, maar Mary verhinderde het my, door tot Eleonore te zeggen: „Ik wist niet, dat je zooveel belang In mij stelde. Zou je werkelyk mee willen gaan naar F.? Of moet ik alleen peinzen over de sombere toekomst die je my voorspelde?" „Ik ga mee naar F., maar alleen als getuige. Dan pas vind ik, dat ik myn plicht gedaan heb." „Welnu goed dan!" riep Mary plotseling op vroolyken toon. „Ik vind het prachtig!" Toen richtte zy zich tot mij en zei: „Het spyt my, dat er maar plaats is voor twee personen." Voor ik bekomen was van mijn verbazing, za ten de nichten al in de buggy en reden snel in de richting van F. Dien heelen dag werd ik ge kweld door spijt en wroeging. Ik wachtte onge duldig op Mary's terugkomst en begon al te wanhopen, toen ik haar eindelyk zag verschij nen. „O Mary!" riep ik uit. „Je bent nu dus...." „Mevrouw Clavering. Juist." „En zonder echtgenoot!" mompelde ik en kuste haar. Wij schreiden beiden. Tusschen haar snikken door zei zij mij een massa lieve dingen: dat zij veel van mij hield, dat ik de eenige was, bij wie zij om hulp en steun kon komen en dat zy zich nu alles achter den rug was, zoo angstig voelde, alsof zij iets kostbaars verloren had, door van naam te veranderen. „Dan heb ik je dus toch alleen maar ongeluk kig gemaakt Mary?" vroeg ik diep ontroerd. Mary zweeg even en riep toen: „O, had men my toch maar niet bygebracht, dat geld alles is! Nu beteekent het comfort, dat de rijkdom iemand kan verschaffen, in mijn oogen meer dan liefde, vrendschap en huiselyk geluk! Men spreekt vaak over berouw en over menschen die zich beteren. O, als toch iemand of iets my kon veranderen! Maar ik zal wel al tijd een egoïste en een verachteiyk schepsel bly- ven!" Mary's verdriet was niet van voorbij gaanden aard en een ontdekking, die zij dien avond deed, beangstigde haar bovenmate: Eleonore had ge durende de laatste weken een dagboek bijgehou den. Ze vertelde het my den volgenden dag en klaagde: „Ik zal geen uur rust meer hebben, zoolang dat dagboek op haar kamer blijft. En zij wil het niet vernietigen, hoewel ik haar voorhield, dat zij op deze manier mijn vertrouwen misbruikte. Zy antwoordde my, dat het dagboek een ver weer inhield, voor het geval oom haar mocht beschuldigen, tegen hem samengespannen te hebben." Ik trachtte haar te kalftieeren en wees haar er op, dat Eleonore volkomen te vertrouwen was en haar vrees dus ongegrond, zy was echter zoo van streek, dat ik tenslotte opmerkte, dat Eleo nore my het dagboek misschien zou willen toe vertrouwen, totdat zij het tot haar verdediging noodig zou hebben. Mary vond het een prachtig denkbeeld en zei: „Ja, ik zal mijn huwelijksakte er nog bij doen en mij zoo ineens van al mijn zorgen ontdoen!" Nog denzelfden dag vroeg zy Eleonore of zy er mee instemde en deze was het er dadelyk mee eens, op voorwaarde, dat ik die papieren niet zou vernietigen of afstaan, zonder de gelijktijdige atoestemming der beide partijen. Wij deden toen die stukken in een blikken trommel, waarin zich dus alle bewijzen voor het huwelijk van Mary bevonden, te weten de huwelyksaete, afgegeven door den dominé, de brieven van mijnheer Clavering en het dagboek van Eleonore. De trommel werd my ter bewaring gegeven en Ik verborg haar in een kast, waar zij tot gister avond gebleven is." Hier wachtte mevrouw Belden even. Zy leek erg in de war en vervolgde aarzelend: „Ik durf het haast niet te zeggen, maar in den afgeloopen nacht heb ik in een angstige bui de doos te voorschijn gehaald en haar wegge bracht en nu „Nu is zij in mijn bezit," zei ik rustig. „Dat kan niet! Gisteravond liet ik haar ach ter in een oude schuur, die vannacht verbrand is. Ik wilde haar tydelijk verbergen en ik dacht dat het een heel gunstige plek was. Men be weert namelijk, dat het in die schuur spookt. Vroeger schynt iemand er zich opgehangen te hebben en nu durft niemand er in te gaan. Als u die doos had, zoudt u>haar hebben moeten vinden...." „Voordat de schuur in brand vloog. Juist." „Dus dan bent u my gevolgd?" „Juist." En daar ik voelde dat ik rood werd, voegde ik er snel aan toe: „Wy hebben beiden een vreemde rol gespeeld. Later, als al die droevige dingen ons een droom zullen lyken, zullen we elkaar vergeven. Op het oogenblik doet het er niets toe! De doos is ten slotte behouden gebleven en ik ben benieuwd naar het eind van uw verhaal." Deze woorden schenen mevrouw Belden te kalmeeren, want even later ging zy voort: „Ik ben byna klaar. Op den dag dat Mary naar New-York terugging, kwam zy afscheid van my nemen. Zij had een geschenk voor my bij zich, dat ik niet wilde aannemen. Maar by die gelegenheid zei zij iets, dat ik nooit heb kun nen vergeten. Het kwam zoo: ik zei haar, dat ik toch wel hoop had, dat zy mijnheer Leaven worth binnen twee maanden zóó ver zou kunnen brengen, dat hij haar echtgenoot zou terugroe pen en ik vroeg haar, mij dit te schrijven als het mocht gebeureD, toen zy mij plotseling in de rede viel en sprak: (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 13