ZADELHOFF
Muidliyd&rs
<Kct mfiaal van dm dag
H
I
r
Onderzoekingen in de Himalaya
GELDERSCKE
ROOKWORST
DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS
ONTWAPEND
Bedrogen!
is er slecht aan toe
MAANDAG 30 OCTOBER
DE VIJF GEBROEDERS
SCHLAGINTWEIT
Hun komt de eer toe aan de wereld
een onbekende wereld" bekend
gemaakt te hebben
Zware en gevaarvolle
tochten
MERK
INDERDAAD IETS FIJNS
non Geneesmiddel
i'cuc HUIDAANDOENINGEN
De rollen omgedraaid
Debatten over de landsverdedi
ging in het Deensche Folketing
Reorganisatie der Fran-
sche luchtvaart
Praehistorische vondst
Belangrijke opgraving
te Pompeji
,Het huis der republiek"
DRA15 A-vanVALKENBURG'S
LEEUWARDEN-
Kemal Pasja-medailles
De Hitler-groet bij de
Rijksspoorwegen
Stookolie uit bruinkool
Verdoovende middelen
in beslag genomen
Austin en de dames
IT/L SANDY. DE DOKTER
AL EEN UUR &U MIJNHEER
EN NT. NUNHEER FLINT HEEFT
NOO O EEN TE EKEN VAN LEVEN
OF Of TEN NADAT ZE HEM 6HTER-
AI/OND THU/f GEBRACHT HEB- j
BEN.
[het WAT VERSCHRIKKELIJK, 5andy
ALLES WAT DOODFT/LTOEN EEN f KLAPT
ALS JK DENHOEK OMKWAM, VAN AL-
/E KANTEN GESCHOTEN ENGESCHREHJWl
WERD. DE COMM/ffARJf KWAMAAN-
GELOOPEN., maar hhKREEG een
UHOT, VÖOR HU LETT DOEN NON.
EN OAAR LA 0 MUNHEER EL/NT
ROERLOOS EN BADEND JN Z'N
BLOED.
IK MOET U DE WAARHEID ZEC GEN F
MEVROUW FLINT. UW MAN IS ER
SLECHT AAN TOE; HOE SLECHT
KAN IK U N/ET ZEGGEN. MAAR
HU RUST HU WAT. OVER EEN UUR
BEN IK TERUG
ZWAAR GEWOND! WEL TANDY, H/JHEEEt\
WEL EEN DOZ'JN SCHOTEN GEKREGEN.
IK GELOOP O OK, DA T HU EEN BREEK
IJZER TEGEN Z'N HOOFD GEKREGEN
HEEFT. MAAR H'J HEEFT ZELF OOK
GESCHOTEN, WANT Z'N RE VOLVER
HEEFT DR/E LEEGE HULZEN EN IK
ZAG DAT ZE EEN VAN DE BENDE
WEG DROEGEN.
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
HET GEVAL
LEAVENWORTH
DOOR ANNA K. GREEN
Ui 45
Zaterdag was het honderd jaar geleden, dat
Robert von Schlagintweit het levens
licht aanschouwde, een man, die zich
door zijn vele onderzoekingstochten in Azië een
grooten naam verworven heeft.
De naam Schlagintweit geeft aanstonds aan
leiding tot het noemen van vijf gebroeders uit
München, die allen in de wetenschappelijke we
reld hun sporen verdiend hebben. De oudste
drie der gebroeders, Hermann, Adolf en Ro
bert hebben over het algemeen hun groote rei
zen gezamenlijk gedaan: hun komt de eer toe
aan de wereld een „onbekende wereld" bekend
gemaakt te hebben.
Robert heeft ons geheimen van het Himalaya-
gebergte onthuld. Door tusschenkomst van
Alexander von Humboldt ontvingen deze drie
broers van den koning van Pruisen en van de
Britsch Oost Indische Compagnie opdracht, 'n
wetenschappelijke reis te volbrengen in Indië
en in het Himalaya.gebergte. Over Egypte be
reikten zij in 1854 Bombay, doorkruisten samen
of gedeeltelijk Dekan en bereikten Madras.
Daarna scheidden zich hun wegen: Hermann
bleef te Dekan tot het verrichten van verdere
onderzoekingen. Een jaar later, in 1855, bega
ven Adolf en Robert zich naar de N. W. pro
vincies, onderzochten de hooge passen van de
Midden-Himalya en bereikten op den Ibi Gamin
een hoogte van ruim 6700 meter (6788), de
grootste tot dien tijd door wetenschappelijke ex
pedities bereikte hoogte. Den daarop intreden-
den winter verrichtten zij onderzoekingen in
Centraal- en Zuid-Indië; in April van het jaar
1856 vereenigden zij zich weer met Hermann,
die door Sikkim en Assan getrokken was.
Uiterst zware en gevaarvolle tochten hebben
deze mannen volbracht: bij de vele moeilijk
heden die de omgeving en de natuur oplever,
den, kwam ook nog de vrees voor de menschen;
slechts vermomd konden zij hun tochten on
dernemen. Hermann en Robert trokken den
Kaxakorum en als eerste Europeanen den Kuen-
len over; Adolf ging naar het westen van Tibet.
In November 1856 vereenigden de drie man
nen zich weer te Rawalpindi aan den Indus.
Doch reeds spoedig gingen zij weer uiteen.
Adolf bracht het er bij dezen tocht niet levend
af: hij werd bij zijn tochten over het gebergte
op de grens van Afghanistan en verder bij Jar-
kand gevangen genomen en naar Kasjgar over.
gebracht. Hier werd hij den 27sten Augustus
1857 onthoofd. Dertig jaar later, in 1888, liet
het keizerlijk Russische aardrijkskundig ge
nootschap op de plaats, waar hij terechtgesteld
werd, een gedenkteeken oprichten.
Hermann en Robert brachten Jiet er beter
af: zü keerden in 1857 in Duitschland terug,
en vestigden zich te Berlijn. Zij werden door
aankoop eigenaar van het kasteel Jagersburg bij
Forchheim, waar zij hun verzameling voor vol
kenkunde en natuurlijke historie ordenen. Na
hun dood (Hermann stierf te München op 19
Januari 1882, en Robert 6 Juni 188 te Gieszen)
kwamen de ethnografische voorwerpen aan het
museum te Berlijn en te München.
Hermann, die door zijn overschrijden van den
Kuenlen in 1864 den bijnaam „Sakünlünski"
kreeg, werd in 1866 in den adelstand verheven
(Freiherr). De resultaten van de Indische reis
der drie gebroeders werden geboekstaafd in een
werk, getiteld: „Results of a scientific mission
to India and High Asia" (4 deelen; 18601866,
met atlas). Hermann gaf afzonderlijk uit: „Rei-
sen in Indien und Hochasien (4 deelen, 1869
1880).
Robert werd op dertigjarigen leeftijd, in 1863,
hoogleeraar te Gieszen in Oberhessen. Hij deed
tweemaal een reis door Noord-Amerika (in 1869
en in 1880); hierover schreef hij verschillende
boeken, o. a. „Kalifornien", „Santa Fé und
Südpacificbahn", „Die pazifischen Eisenbahnen
in Nordamerika". Hij overleed den 6en Juni
1885, gelijk gezegd.
Een vierde broer Eduard, in 1831 gebo
ren is minder bekend. Maar ook hij deed
verschillende reizen; zoo maakte hij o. m. in
1860 deel uit van een expeditie der Spanjaarden
in Marokko, waarover hij een boek schreef, dat
tot titel heeft: „Der Spanisch-Marokkanische
Krieg 18591860". Hij sneuvelde als kapitein in
1866' bü Kissingen.
De vijfde broer, Emil, die 7 Juli 1835 het le
venslicht aanschouwde, schreef ook verschil
lende werken, hoofdzakelijk ook over Indische
aangelegenheden.
Robert, Hermann en Adolf Schlagintweit ne_
men ongetwijfeld een eereplaats in onder de
onderzoekers van het onherbergzame en gure
Himalaya-gebied; hun namen zijn in de weten
schappelijke wereld nog lang niet vergeten.
Het is toch heusch niet langer noodlg door Ekzeem,
Puistjes of andere Huidaandoeningen te worden
geplaagd. De eerste druppels van het D.D.D. Recept
doen het jeuken bedaren, want deze
vloeistof dringt diep in de huidporiën
door en doodt de ziektekiemen, die de
oorzaak zijn van Ekzeem, Dauwworm,
Open Beenen, Zweren, enz. Dat het
recept van Dr. D. Dennis helpt, on
dervond Mej. Y. M. L. te Heerenveen.
Zij schreef: „Ik was er zoo erg aan toe,
dat builen als zakjes aan mijn oogen
hingen. De jeuk en branderigheid waren
ondragelijk. Met D.D.D.werd mijn ge
zicht beter zonder dat ook maar een
schilfertje achterbleef." Waarom zoudt U langer
lijden? Koop nog heden een flacon van f 0.75 of
f 250 bij Uw Apotheker of Drogist. a 13
Tijdens de debatten In het Deensche Folke
ting over de landsverdediging, kwam het tot
een opgewonden gedachtenwisseling tusschen
conservatieven en sociaal-democraten.
De sociaal-democraat Frisch verklaarde in
een uitvoerige rede o. a., dat de Deensche ar
beiders door den val der Duitsche sociaal-de
mocratie hun internationale waarborgen had
den verloren. Arbeiders en boeren dienden zich
thans aaneen te sluiten om de Deensche gren
zen te beschermen, die door de conservatieven
in den steek waren gelaten. De Deensche grens
in Noord-Sleeswijk was de grens der volksvrij
heid en moest met goed en bloed verdedigd
worden. De conservatieven voelden er echter
niets voor deze grens tegen het nationaal-socia-
üsme te beschermen, omdat het fascisme hun
zeer na stond.
In hun antwoord vroegen de conservatieve
leiders Möller en Puerschel, of de sociaal-de
mocraten het land als zoodanig wilden ver
dedigen of alleen maar een rood Denemarken.
Men kon r.iet verlangen, dat Denemarken poli
tieke propaganda met vliegtuigen en machine
geweren zou bestrijden.
De Fransche Kamer-commissie voor de lucht
vaart heeft een rapport ingediend, waarin ver
klaard wordt, dat een reorganisatie van de
Fransche luchtvaart noodzakelijk is. Op het
oogenblik Worden luchtvaart-aangelegenheden
behandeld door de ministeries van Oorlog, Ma
rine en Luchtvaart. Al deze ministeries hebben
luchtvaartscholen, waar verschillende methodes
werden toegepast.
De Kamer-commissie is van oordeel, dat meer
uniformiteit bij de luchtvaart noodzakelijk is
en dat alles wat de militaire luchtvaart betreft
aan het Ministerie van Luchtvaart moet wor
den toevertrouwd.
Naar Engelsch voorbeeld moet dan een groote
militaire luchtvaartschool worden opgericht.
-fiiiiiiiiiiimiiiii
iiiiiimimiiii!i£
Door een expeditie van het Royal Ontario
Museum te Toronto is langs de Roode rivier
in Centraal-Alberta het bijna volledige ge
raamte opgegraven van een reusachtigen Di
nosaurus, dat naar het museum is vervoerd.
De museumdirectie hecht aan de vondst
groote waarde, en zal het geraamte in het
museum opstellen, gelijk met andere overblijf
selen van voorwereldlijke dieren.
Uit Pompeji wordt gemeld, dat aldaar, niet
ver van de Poort van Nola, een oud Romeinsch
graf is gevonden. Het is een graf van vrij groote
afmetingen; de binnenzijde is met kleurige
friezen versierd. De bovenkant van den graf
kelder doet naar den vorm aan een altaar den
ken; door een paar kleine openingen konden
zooals dat vrij gebruikelijk was de nabe
staanden van den overledene nog offers brengen.
Deze vondst is vooral daarom zoo belangwek
kend, omdat ze er op duidt dat men hier te
doen heeft met een graf, dat deel uitmaakte
van een geheele doodenstad. Dergelijke graf
kelders komen namelijk nooit alleen voor. In
verband hiermede worden de opgravingen op
dit terrein dan ook voortgezet.
Voor den Turkschen president, Kemal Pasja,
zal een nieuw woonhuis gebouwd worden op
den bodem van aarde, uit alle deelen van Tur
kije bijeengebracht.
Aan alle steden en dorpen in het land is
verzocht een kar met aarde, weggegraven van
het marktplein, voor dit doeleinde te zenden.
Het huis zal genoemd worden „het huis der
republiek", ter herinnering aan de stichting
van de republiek tien jaar geleden.
Men confereert gewoonlijk graag,
Want conferenties zitten,
Als eiwitstoffen in het bloed
Van ied'ren diplomaat.
Zij krijgen daar gelegenheid
Elkander te bevitten
En ook te zeggen tot elkaar
Waarop het zooal staat.
Maar dit keer loopt het zaakje mis.
D'ontwaap'ningsconferentie
Is nu al voor de derde maal
Waarachtig uitgesteld!
Van zelf trekt iedereen hieruit
Een brokstuk consequentie,
En een gevoel van achterdocht
Wint steeds maar ruimer veld.
Maar evenwel en niettemin,
Men moet de zaak begrijpen.
De leden zijn van goeden wil,
Dus daaraan schort het niet.
Doch géén regeering danst er graag
Naar vredelievend pijpen
En laatste snufjes oorlogstuig
Koopt zij op elk gebied.
Men legt het leger en de vloot
Nog nergens goed aan banden.
Integendeel, bewapening
Ligt veel meer in de lijn.
En daardoor staan de leden juist
Zóó met hun mond vol tanden,
Dat zij, in plaats dan van hun land
Geheel.... ontwapend zijn!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
üiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiijE
De Turksche minister van Onderwijs en op
voeding heeft gelast, dat 400.000 bronzen me-
daljes geslagen zullen worden met de beelde
naar van Kemal Pasja aan de eene zijde en
aan de andere zijde „October 1923October
1933".
De medaljes zullen 29 October, den tienden
verjaardag van de Turksche Republiek, ver
kocht worden.
Het spoorwegpersoneel buiten de dienstge
bouwen moet voortaan zooals vroeger groeten
met den militairen groet, door het brengen
van de rechterhand aan het hoofddeksel, aan
gezien de Hitlergroet op de emplacementen en
op de stations aanleiding heeft gegeven tot
misverstanden, omdat men er signaalaanwijzin
gen van de betrokken spoorwegemploye's in zag.
Deze regeling geldt voor ieder op de emplace
menten, voor het rijdend personeel, voor sta-
tionspersoneel en voor baanwachters.
Te Boehlen in Saksen wordt een fabriek op
gericht, welke stookolie produceert uit de in
dit district voorkomende bekende bruinkool.
De fabriek zal aanvankelijk een productie
hebben van 20.000 ton per jaar, doch haar ca
paciteit kan later verhoogd worden.
Door de Chineesche autoriteiten is in 1932
1770 lbs. opium in beslag genomen, aldus deelt
de Anti-Opium Commissie mede.
Voorts werden in hetzelfde jaar 220 pond
morfine en een hoeveelheid heroïne, alsmede
445 pond narcotische pillen geconfisqueerd.
et was algemeen bekend dat lord Finns-
bury aan zijn vrouw, behalve een groot
kapitaal, ook nog een zeldzame collectie
sieraden had nagelaten. De oude douairière wist
dit feit ook bekend te doen blijven, want zij
maakte een ruim, zij het gedistingeerd gebruik
van^de juweelen-collectie. Vooral de befaamde
diamantenbroche, een uiterst kostbaar kunst
werkje, mocht zich in haar belangstelling ver
heugen.
Bekend was eveneens dat de douairière al
haar sieraden thuis bewaarde, maar er buiten
gewoon voorzichtig mee was. In haar slaap
kamer had ze een stalen kluis laten bouwen,
gesloten met een letterslot, waarvan het sleu
telwoord alleen aan haarzelf bekend was. Zelfs
Joslien, de kamenier, mocht het geheime woord
niet weten. Nu deed Joslien in het geheel geen
moeite Cm er achter te komen, want de kost
bare sieraden konden haar niet veel schelen.
Joslien was de dertig gepasseerd en had de
hoop opgegeven ooit iets anders te worden dan
de kamenier van douairière Finnsbury. Zij was
een zwijgzame vrouw met een hard gezicht,
maar uitstekend voor haar taak berekend.
Nu zou deze heele geschiedenis nooit hebben
plaats gevonden, wanneer niet door een toe
val de kamenier het sleutelwoord van de kluis
had ontdekt. De douairière had namelijk eens
de kluis geopend, toen de telefoon overging. Zij
nam den hoorn van den haak en luisterde. De
kluis bleef aanstaan en Joslien die haar
meesteres by het kleeden behulpzaam was ge
weest en zich nog in dezelfde kamer bevond,
kon de letters lezen, die tezamen het woord:
„Miriam" vormden. Het woord bleef in haar
geheugen hangen, want aan den naam Miriam
waren ook voor haar trieste herinneringen ver
bonden. Miriam heette de dochter van de dou
airière, die op twintig-jarigen leeftüd plotse
ling was gestorven. Joslien had het meisje met
de ravenzwarte haren geruimen tijd gekend en
had haar tydens haar kortstondige ziekte hel
pen verplegen.
En „Miriam" was dus thans het magische
woord, dat de ontoegankelijke kluis kon ont
sluiten, dacht Joslien. zy had in het geheel
geen plannen om ooit van haar wetenschap
misbruik te maken, maar toch bezorgde het
weten haar een zekere voldoening.
Het was in die dagen dat John Pelham, de
chauffeur van de douairière, zyn blikken sloeg
op Joslien en ook dat gaf de kamenier vreugde.
John was een vlot type, een prettige jongeman
van negen-en-twintig, die in zün chauffeurs
uniform een kranig figuur sloeg. Het bleek, dat
John wat nader met Joslien wilde kennis ma
ken, waarmee de kamenier zich zeer gevleid
voelde.
Zelfs bleek John veel voor een huweüjk te
voelen, maar het geld ontbrak. Allengs was er
een vertrouwelijke omgang tusschen de twee
menschen ontstaan. Hun beider sympathieën
liepen samen op één belangrijk punt, namelijk
een onbekommerd leven in een klein maar
geriefelijk huisje op het land. Joslien was te
midden van bosschen en heuvels opgevoed en
het was dus niet te verwonderen dat haar hart
nog steeds daar naar uitging.
„Als we maar wat geld van de douairière
konden loskrijgen," opperde John, maar Jos
lien wist te goed dat de oude dame daarvoor
niet te vinden zou zijn.
„Ze is er te gierig voor," antwoordde ze.
„Ook al heeft ze geld in overvloed."
Tydens dat gesprek liet Joslien zich ontvallen,
dat zij het sleutelwoord van de slaapkamer-
kluis wist en van dat oogenblik af was het met
haar rust verdwenen. John vond het bijna van
zelfsprekend, dat zij moest trachten iets van
lady Finnsbury' los te krijgen,- op welke ma
nier dan ook. Met dit laatste bedoelde hy, dat
ook enkele van de kostbare sieraden voor hun
gouden toekomst dienstig konden zyn. „Waar
om niet nemen," beweerde hij, „wat het oude
mensch ons uit eigen beweging toch niet zal
geven? Enkele sieraden meer of minder te be
zitten legt voor haar niet veel gewicht in de
schaal; En bovendien, zij zal ons er niet van
kunnen verdenken, want zy is nog altyd in
den waan dat niemand buiten haarzelf het sleu
telwoord kent. En denk je eens in, wat een
duizend pond sterling voor ons kunnen betee-
kenen! Met dat bedrag zouden wy al onze
wenschen kunnen vervullen!"
Dit laatste maakte op Joslien indruk. Inder
daad, duizend pond beteekende voor hen bei
den een onbezorgd leven, terwijl het voor de
douairière niet of nauwelijks telde.
„Ik zal zien wat ik kan doen," beloofde ze.
Op een avond dat de douairière naar een
diner zou gaan bij kennissen, scheen het lot
gmistig. De oude dame was het er met zichzelf
niet over eens welk sieraad ze dien avond zou
dragen. Ze meende de diamanten broche, al
hoewel Joslien haar aanried een parelsnoer
zonder meer.
„Ja, daar is wel iets voor te zeggen." ant
woordde lady Finnsbury. De broche bleef dus
in het etui. De kluis werd gesloten, maar Jos
lien was van plan
de broche te ste-
len, zoodra lady
Finnsbury goed
en wel vertrok
ken zou zyn. Zy
waarschuwde
John, dat hij
haar in den tuin moest wachten, om het kost
bare stuk over te nemen.
Zoodra de douairière was heengegaan, ging
Joslien naar de slaapkamer en bracht met
bevende vingers het letterslot in den gewenseh-
ten stand. De letters vormden den naam „Mi
riam" en zoo licht als een veer draaide de
deur open. Vlak vooraan lag het étui, waaruit
lady Finnsbury de diamanten broche had ge
haald. Met een snelle beweging nam Joslien het
weg, sloot de deur zorgvuldig en liep met klop
pend hart naar den tuin.
Het begon al vrij donker te worden. John
wachtte met ongeduld.
„Heb je het?" was zijn eerste vraag.
„Ja, hier is het", antwoordde Joslien en gaf
hem het kostbare voorwerp, dat hij oogenblikke-
lijk in zyn zak liet glyden. Daarop kuste hy
Joslien en verdween in het donker.
Dat was het laatste wat Joslien ooit nog van
hem zag. Den volgenden morgen was de chauf
feur John spoorloos verdwenen. Waarom? dat
wist niemand.
Maar Joslien was bleek en keek met strakke
oogen voor zich heen. Het was een pynlyke
wonde, die niet spoedig zou heelen. John had
haar in den steek gelaten. Had haar dus be
drogen reeds van het begin af!
Ze had echter al haar zelfbeheersching noo-
dig om den tweeden schok te kunnen doorstaan.
Want toén ze lady Finnsbury's kamer betrad,
lag de kostbare broche op de toüettafel.
„Ik ben gisteravond toch van gedachte ver
anderd, Joslien", zei de douairière. „Per slot
vond ik het toch beter om de broche te dragen".
Van het leege étui, dat op onverklaarbare
wijze uit de kluis was verdwenen sprak zy niet.
Dat was ook voor haar een raadsel.
IHNBOVb
n Olympia wordt de jaarlyksche automobiel
tentoonstelling gehouden, en daar de Brit-
sche „motor industry" een prachtig jaar
heeft gehad, en deze tentoonstelling al haar
voorgangsters in elk opzicht overtreft, zou de
stemming ook allerzonnigst zijn, indien een aan
tal dames-organisaties niet plotseling den oorlog
verklaard hadden aan de Austin-cars.
Austin is de Engelsche Ford; het is zijn eer
zucht het zoo ver te brengen, dat Ford de Ameri-
kaansche Austin wordt.
De dames nu zullen, indien zy haar plannen f
uitvoeren, voor het Olympiagebouw loopen met
sandwich-borden, waarin het publiek aan
gemaand wordt Austin-wagens te boycotten
De reden hiervan is, dat Sir Herbert Austin
onlangs in een rede in het Balliol-College te
Oxford gezegd zou hebben dat naar zyn mee
ning „het werkloosheidsprobleem alleen opgelost
kon worden door alle vrouwen uit de industrie,
behalve uit de katoennyverheid, te ontslaan."
Er werd een protestmeeting gehouden, waarop
de gebruikelyke „vooraanstaande vrouwen" het
woord voerden, en besloten werd tot een boycot
der Austin-wagens.
Nu heeft Sir Herbert Austin niet precies dat
gene gezegd wat de dames hem in den mond
leggen, maar hy heeft het toch ook niet zoo ab
soluut niet-gezegd als hy thans wil doen voor
komen. Het is overigens van niet zoo veel be
lang, want er zyn reeds zooveel „eenigste mid
delen" genoemd om de werkloosheid de wereld
uit te helpen, dat één meer of minder er weinig
toe doet.
Wat Sir Austen waarschijnlyk bedoelde was,
dat als er geen vrouwen in de industrie werkten,
er ook geen werkloosheid zou zijn, en dat hy
hiermede iets beweerde, waaraan iemand aan
stoot zou kunnen nemen, zien wy niet in.
Voor de dames is er des te minder reden tot
verontwaardiging, daar de Austin-maatschappy
niet minder dan 1500 vrouwen in dienst heeft. De
protestbeweging wordt geleid door roman-schry-
vende, in het parlement-zittende en zelfs door
met millionaire gehuwde en andere hard-
zwoegende dames die het blijkbaar jammer
zouden vinden indien haar minder goed-gesi-
tueerde zusters niet langer het voorrecht zouden
hebben in fabrieken te mogen werken!
A 11*. 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflfkfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f '7Cfk by een ongeval met f O Cfk bij verlies van een hand f 1 OC
JÏftC ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen f %tUUU»m verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen f doodely ken afloop £iOv-m een voet of een oog# 1 Ah
bij verlies van een f Cfk bij een breuk van f Af) by verlies van *n
duim. of wijsvinger Oï/#"been of arm I Tanderen vinger
„Myn eer?"
„Je gaat naar Clavering."
„Wat zou dat?"
„Vind jy dat gepast?"
Mary werd vuurrood. Driftig riep zij uit:
„Eleonore, ik ga naar F. om met Clavering te
trouwen. Wil je mij nu nog vergezellen?"
„Ja."
„Waarom? Wat wil je er doen?"
„Je als getuige bijstaan, als het een regel
matig huwelyk geldt en je eer beschermen, als
het biykt dat er iets is, dat de wettigheid van
het huwelyk zou kunnen aantasten."
„Ik begryp niet, dat je op die manier iets
zoudt willen bekrachtigen dat je niet goed
vindt."
„Ieder die my kent zal begrijpen, dat ik dit
huwelyk niet goedkeur, al zal ik het dan ook als
getuige bijwonen."
„Waarom wil Je dan meegaan?"
„Omdat ik jouw eer hooger stel, dan mijn
rust. Ik denk aan onzen weldoener en ik ben
er van overtuigd, dat hij het mij nooit zou ver
geven, wanneer ik zijn lieveling liet trouwen,
zonder dat myn tegenwoordigheid een schijn
van achtenswaardigheid gaf aan je huwelyk,
hoezeer hij dit op zichzelf dan ook veraf
schuwt."
„Maar dan ben je zelf ook in het bedrog ge
mengd, dat je zoo verfoeit."
„Dat ben Ik nu immers ook al."
„Clavering zal niet met my terugkomen, Eleo
nore."
„Dat geloof ik graag."
„Ik zal hem direct na de inzegening van het
huwelijk verlaten."
Eleonore boog het hoofd.
„Hij gaat naar Europa."
Een stilte.
„En ik ga terug naar huis."
„Waarop wil je dan wachten, Mary?"
Mary kreeg een kleur, wendde langzaam het
gelaat af en antwoordde:
„Op datgene, waarop andere meisjes In de-,
zelfde omstandigheden wachten: dat de familie
er eindelyk anders over zal gaan denken."
Eleonore zuchtte. Toen greep zij haar nicht
bij de schouders en riep uit:
„Mary, bedenk wat je gaat doen! Denk aan de
gevolgen vóór het te laat is. Een huwelyk, ge
baseerd op bedrog, kan geen geluk brengen. Als
het liefde was, zou je openlijk de gevolgen van
een huwelyk hebben willen dragen. Ware liefde
volgt niet zulke sluipwegen. En u," vervolgde zij
en wendde zich tot mij, „waarom waarschuwt u
haar niet, dat zij zich voor een gril hals over
kop in het ongeluk stort! Wat zult u antwoor
den, als zy u later verwyt, dat u haar in dit be
drog hebt bijgestaan?"
„Waarschyniyk hetzelfde excuus, dat jij zult
gebruiken als oom je verwyt, in zijn afwezigheid
dit bedrog te hebben toegelaten," viel Mary in,
„verder, dat Mary niet heeft willen luisteren en
dat iedereen heeft moeten doen wat zij wilde."
„Kan dan niets je van gedachten doen ver
anderen?" vroeg Eleonore.
Mary haalde alleen even de schouders op.
Ik beken u, mijnheer Raymond, dat dit schou
derophalen my bewees, dat ik het te ver had
laten komen. Ik wilde iets in het midden bren
gen, maar Mary verhinderde het my, door tot
Eleonore te zeggen:
„Ik wist niet, dat je zooveel belang In mij
stelde. Zou je werkelyk mee willen gaan naar
F.? Of moet ik alleen peinzen over de sombere
toekomst die je my voorspelde?"
„Ik ga mee naar F., maar alleen als getuige.
Dan pas vind ik, dat ik myn plicht gedaan
heb."
„Welnu goed dan!" riep Mary plotseling op
vroolyken toon. „Ik vind het prachtig!"
Toen richtte zy zich tot mij en zei:
„Het spyt my, dat er maar plaats is voor twee
personen."
Voor ik bekomen was van mijn verbazing, za
ten de nichten al in de buggy en reden snel in
de richting van F. Dien heelen dag werd ik ge
kweld door spijt en wroeging. Ik wachtte onge
duldig op Mary's terugkomst en begon al te
wanhopen, toen ik haar eindelyk zag verschij
nen.
„O Mary!" riep ik uit. „Je bent nu dus...."
„Mevrouw Clavering. Juist."
„En zonder echtgenoot!" mompelde ik en
kuste haar.
Wij schreiden beiden. Tusschen haar snikken
door zei zij mij een massa lieve dingen: dat zij
veel van mij hield, dat ik de eenige was, bij wie
zij om hulp en steun kon komen en dat zy zich
nu alles achter den rug was, zoo angstig voelde,
alsof zij iets kostbaars verloren had, door van
naam te veranderen.
„Dan heb ik je dus toch alleen maar ongeluk
kig gemaakt Mary?" vroeg ik diep ontroerd.
Mary zweeg even en riep toen:
„O, had men my toch maar niet bygebracht,
dat geld alles is! Nu beteekent het comfort, dat
de rijkdom iemand kan verschaffen, in mijn
oogen meer dan liefde, vrendschap en huiselyk
geluk! Men spreekt vaak over berouw en over
menschen die zich beteren. O, als toch iemand
of iets my kon veranderen! Maar ik zal wel al
tijd een egoïste en een verachteiyk schepsel bly-
ven!"
Mary's verdriet was niet van voorbij gaanden
aard en een ontdekking, die zij dien avond deed,
beangstigde haar bovenmate: Eleonore had ge
durende de laatste weken een dagboek bijgehou
den. Ze vertelde het my den volgenden dag en
klaagde:
„Ik zal geen uur rust meer hebben, zoolang
dat dagboek op haar kamer blijft. En zij wil het
niet vernietigen, hoewel ik haar voorhield, dat
zij op deze manier mijn vertrouwen misbruikte.
Zy antwoordde my, dat het dagboek een ver
weer inhield, voor het geval oom haar mocht
beschuldigen, tegen hem samengespannen te
hebben."
Ik trachtte haar te kalftieeren en wees haar
er op, dat Eleonore volkomen te vertrouwen was
en haar vrees dus ongegrond, zy was echter zoo
van streek, dat ik tenslotte opmerkte, dat Eleo
nore my het dagboek misschien zou willen toe
vertrouwen, totdat zij het tot haar verdediging
noodig zou hebben. Mary vond het een prachtig
denkbeeld en zei:
„Ja, ik zal mijn huwelijksakte er nog bij doen
en mij zoo ineens van al mijn zorgen ontdoen!"
Nog denzelfden dag vroeg zy Eleonore of zy er
mee instemde en deze was het er dadelyk mee
eens, op voorwaarde, dat ik die papieren niet zou
vernietigen of afstaan, zonder de gelijktijdige
atoestemming der beide partijen. Wij deden toen
die stukken in een blikken trommel, waarin zich
dus alle bewijzen voor het huwelijk van Mary
bevonden, te weten de huwelyksaete, afgegeven
door den dominé, de brieven van mijnheer
Clavering en het dagboek van Eleonore. De
trommel werd my ter bewaring gegeven en
Ik verborg haar in een kast, waar zij tot gister
avond gebleven is."
Hier wachtte mevrouw Belden even. Zy leek
erg in de war en vervolgde aarzelend:
„Ik durf het haast niet te zeggen, maar in den
afgeloopen nacht heb ik in een angstige bui de
doos te voorschijn gehaald en haar wegge
bracht en nu
„Nu is zij in mijn bezit," zei ik rustig.
„Dat kan niet! Gisteravond liet ik haar ach
ter in een oude schuur, die vannacht verbrand
is. Ik wilde haar tydelijk verbergen en ik dacht
dat het een heel gunstige plek was. Men be
weert namelijk, dat het in die schuur spookt.
Vroeger schynt iemand er zich opgehangen te
hebben en nu durft niemand er in te gaan. Als
u die doos had, zoudt u>haar hebben moeten
vinden...."
„Voordat de schuur in brand vloog. Juist."
„Dus dan bent u my gevolgd?"
„Juist."
En daar ik voelde dat ik rood werd, voegde ik
er snel aan toe:
„Wy hebben beiden een vreemde rol gespeeld.
Later, als al die droevige dingen ons een droom
zullen lyken, zullen we elkaar vergeven. Op het
oogenblik doet het er niets toe! De doos is ten
slotte behouden gebleven en ik ben benieuwd
naar het eind van uw verhaal."
Deze woorden schenen mevrouw Belden te
kalmeeren, want even later ging zy voort:
„Ik ben byna klaar. Op den dag dat Mary
naar New-York terugging, kwam zy afscheid
van my nemen. Zij had een geschenk voor my
bij zich, dat ik niet wilde aannemen. Maar by
die gelegenheid zei zij iets, dat ik nooit heb kun
nen vergeten. Het kwam zoo: ik zei haar, dat
ik toch wel hoop had, dat zy mijnheer Leaven
worth binnen twee maanden zóó ver zou kunnen
brengen, dat hij haar echtgenoot zou terugroe
pen en ik vroeg haar, mij dit te schrijven als het
mocht gebeureD, toen zy mij plotseling in de
rede viel en sprak:
(Wordt vervolgd)