IN EN OM HAARLEM
DINSDAG 31 OCTOBER
De Armenwet en haar toe
passing in Haarlem
Een groep deelnemers aan de Bondsretraite van St. Raphael
SPAREN EN SPAARZAAMHEID
Op den Wereldspaardag
VOOR DEN POLITIERECHTER
Klein hazardspel
Van bananen en jenever
DE GEVAARIJKE STROOPER
Een arrestant
k
CONTROLEER DE VERLICH
TING VAN UW VOERTUIG!
De politie treedt op
Rijwielen
SCHILDERIJEN ZIEN
Bij den kunsthandel Reeker,
Wagenweg
Faillissement
EEN 100-JARIGE BOEK
HANDEL
N.V. De Erven Loosj es
VOOR DE STILLE ARMEN
VERKEERSONGEVALLEN
Tusschen twee wielrijders
Paarden op hol
Intrekking rijbewijzen
DAS LIED VON DER GLOCKE9
-
C
Zooals reeds is gemeld, zal de R. K.
Oratoriumvereeniging a.s. Vrijdag
avond in de Gemeentelijke Concert
zaal het "beroemde „Das Lied von der
Glockeuitvoeren onder leiding van
Hubers Cuypers. Hier boven de foto's
van de solisten. Links boven: To van
van der Sluys, sopraan; Annie Woud,
alt; Hiernaast links: Marcus Plooyer,
tenorRechts: L. Bogtman, bariton,
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Wij zijn nu zoo ver, dat de dienst voor
Maatschappelijk Hulpbetoon in Haar
lem de waarde van de door de „St.
Vincentiusvereeniging" aan de ondersteunden
verstrekte spijsbonnen in mindering gaat
brengen van den steun. Voor één bon, zoo
redeneert de ambtenaar van Maatschappelijk
Hulpbetoon, krijgt de ondersteunde ongeveer
drie borden soep. De waarde daarvan kan ik
op driemaal vijf cent of vijftien cent stellen,
wij brengen derhalve van deze vijftien cent
twee derden oftewel één dubbeltje per spijsbon
in mindering op den steun.
De toepassing van dezen maatregel zal wel
geheel volgens de voorschriften zijn, daar
twijfelen wij geen oogenblik aan, maar naar on
zen smaak is deze krenterigheid 't woord moet
maar uit de pen! weinig minder dan weer
zinwekkend en in een vergadering van den
R. K. Volksbond is hierover dan ook terecht
een bittere klacht geuit. Naar wij intusschen
tot ons genoegen vernemen en eerlijkheidshalve
dienen te melden, wordt er door de bevoegde
gemeentelijke autoriteiten hard gewerkt om
aan deze ambtenarij een eind te maken. Want
men voelt daar levendig tot welke consequentie
een zoo starre explicatie van de Armenwet
gaat voeren: straks zullen er controleurs moe
ten worden aangesteld, die opschrijven hoeveel
borden eten de schoolkinderen verorberen bij
de maaltijden, die „Kindervoeding" organiseert
en de waarde daarvan zullen zij moeten laten
aftrekken van den steun, die aan de ouders
der kinderen wordt uitgekeerd. Laten wij er
niet verder aan denken, maar hartelijk hopen
dat aan deze harteloosheid ten spoedigste een
einde komt, zulks in het belang van de opvoe
ding van ons volk. Want op deze manier gaat
een goed deel verloren van de poëzie, die vast
zit aan het plegen van milddadigheid, aan het
betoonen van naastenliefde en het kan wel niet
anders of op de wijze als hierboven uiteengezet
wordt stelselmatig het medegevoel voor den
medemensch in ons volk gedood. En toch: wat
siert een volk in de oogen van een christen-
mensch meer dan een medelijdend, een mee
voelend hart?
Volgens de letter van de wet is helaas het
korten van de spijsbonnen wel goed te praten.
Naar den zin van de Armenwet is de hulp van
Maatschappelijk Hulpbetoon maar aanvullend.
Eerst komt voor het verleenen van hulp aan
hulpbehoevenden volgens de Armenwet de
naaste familie in de opgaande of dalende lijn
in aanmerking, daarna de kerkelijke, de ge
mengde of bijzondere armenzorg en dan pas
voor wat er te kort is Maatschappelijk Hulp
betoon. Menschen, die tot geen enkel kerkge
nootschap behooren, vallen direct ten laste van
Maatschappelijk Hulpbetoon. Ambtenaarlijk ge
redeneerd mag dus elke cent steun, die door de
kerkgenootschappen wordt uitgekeerd van den
gemeentelijken steun worden afgetrokken. Maar
de strenge toepassing van deze ambtelijke lijn
zal er noodwendig toe leiden, dat de ruime
giften van protestanten en katholieken aan
hun diakonie, kerkelijk armbestuur en St. Vin
centiusvereeniging minder ruim gaan vloeien,
want wie zal nog gaarne zijn aalmoes geven
aan diakonie of armbestuur als hij weet, dat
het grootste deel er van ten goede komt aan
de overheidskas? Vooral in een tijd, dat zoo
veel andere werken van barmhartigheid
schreeuwen om daadwerkelijke belangstelling
en steun? Wij hebben lang geaarzeld om deze
rauwe gevolgtrekking uit het optreden der
Haarlemsche ambtenaren neer te schrijven,,om
dat wij vreesden de heerlijke voldoening, die
milddadige menschen hebben als zij hun in
nood verkeerende medemenschen helpen, te be-
leedigen, maar nu de ambtenarij steeds spits-
vondiger wordt in het uitpluizen van de be
staande voorschriften, meenden wij de naakte
waarheid niet meer te moeten verbloemen.
Het is trouwens geen toeval, deze onprettige
gang van zaken in Haarlem, maar een gevolg,
naar onze meening, van de weinige samenwer
king die er is tusschen Burgerlijke Armenzorg
en kerk en particulieren. De goede verstand
houding tusschen burgerlijke en andere armen
verzorgers in Haarlem laat weliswaar niets te
wenschen over, maar wij zijn in deze stad
verre van een ideale toepassing der Armenwet.
Hoe zich de wetgever die samenwerking tus
schen burgerlijk bestuur en kerkelijke armen
verzorgers heeft gedacht, kan blijken uit een
missive, welke minister Heemskerk, de vader
van de huidige Armenwet, den 23sten Juli 1912
aan de Gedeputeerde Staten der Provinciën
zond. Hij schrijft daarin:
,,In overeenstemming met de thans (Juli
1912; op 1 September 1912 trad de nieuwe wet
in werking) nog geldende wet heeft de burger
lijke Armenzorg ook volgens de nieuwe wet een
aanvullend karakter d.w-z. de Armenzorg wordt
gedacht in de eerste plaats toe te komen aan
de kerkelijke en particuliere liefdadigheid, de
burgerlijke armenzorg heeft slechts te helpen
voor zoover de kerkelijke en particuliere dat
niet doen. Evenmin als tot dusver zal aan de
burgerlijke overheid en hare instellingen voor
armenzorg eenig oordeel over het verleenen of
weigeren van hulp door kerkelijke of particu
liere instellingen van liefdadigheid of eenige
bemoeiing met de inwendige aangelegenheden
dier instellingen toekomen. Een van de belang
rijkste oogmerken van de nieuwe wet is dan
ook, de onderlinge aanraking en samenwerking
tusschen de onderscheidene instellingen van
liefdadigheid met eerbiediging van ieders eigen
'karakter te bevorderen waartoe zal moeten
dienen het nieuwe instituut van den Armen
raad."
De Franciskaner pater mr. E- van der Helm
heeft indertijd zeer scherp de consequenties
uit dit ministerieel schrijven getrokken, toen
hij schreef dat de samenwerking tusschen over
heid eenerzijds en kerk en particulieren ander
zijds mogelijk gemaakt is op een wijze, die
volkomen overeenstemt met het grondbeginsel
onzer Armenwet, wat ook ons beginsel is, dat
n.l. overheidsarmenzorg slechts een secundair
karakter draagt. Want hier wordt het mogelijk
gemaakt, dat de Overheid zich bescheiden op
den achtergrond houdt, zich tevreden stelt met
het verschaffen der geldmiddelen voor zoover
die nog ontbreken en het uitreiken der onder
steuning en het houden van toezicht, m.a.w. de
geheele behandeling van het „geval" royaal
overlaat aan een kerkelijke of particuliere in
stelling.
De minister zegt niet, dat artikel 31 van de
Armenwet een dergelijke manier van armen
zorg dwingend voorschrijft, maar het bestuur
der burgerlijke instelling (of B. en W.) zijn er
toe bevoegd; het gaat slechts om een vinger
wijzing. Deze vingerwijzing is echter op vele
plaatsen van ons land gevolgd en merkwaardig
is het, dat in de hoofdstad des lands een
samenwerking tusschen de Overheid en kerke
lijke vereenigingen is verkregen, die tot tevre
denheid van alle belangstellenden en belang
hebbenden werkt- Het systeem werkt daar, óók
naar het oordeel der Overheid, uitstekend. Mil-
lioenen guldens steun worden via de kerkelijke
instellingen aan de ondersteunden uitgekeerd.
Een bezwaar, dat tegen deze uitdeeling door
kerkelijke armenverzorgers wordt ingebracht, is
dikwijls, dat op deze manier door kerkelijke
armenverzorgers mooi weer gespeeld wordt met
andermans geld, in casu met dat van de Over
heid. Maar men kan ook de opvatting huldi
gen, dat het uitgekeerde geld geld is van de
gemeenschap, dat op de beste, op de meest
juiste wijze aan de betrokken wordt ter hand
gesteld.
Welke bezwaren tegen dezen vorm van
samenwerking tusschen Overheid en particu
lieren ook mogen worden aangevoerd, merkt
pater van der Helm zeer terecht op, zij zijn
maar gering tegenover dit groote dubbele voor
deel:
1 vermeden wordt aldus het nadeelige ge
volg van dubbele bedeeling die immers anders
er toe leidt, dat een behoeftig gezin door ver
schillende armenverzorgers wordt bezocht, wat,
naar de onderhand klassiek geworden klacht,
voor den arme soms een ware „bezoeking" kan
worden;
2 kerkelijke armenbezoekers kunnen in een
kerkelijk gezin hunne idealen van liefdadigheid
aldus ten volle uitvieren. Het doel van lief
dadigheid gaat nu eenmaal verder dan de
stoffelijke hulp- Zedelijke hulp moet den arme
ook geboden worden. Deze zal hem welkom
zijn, omdat het den arme zijn lot gelaten doet
dragen in de overtuiging, dat dit leven maar
een phase is en dat het eigenlijke doel van
den mensch hier niet op aarde ligt, maar aan
de andere zijde van het graf.
Wanneer in Haarlem een dergelijke samen
werking tot stand komt, zal het vanzelf niet
meer voorkomen, dat de waarde van spijsbon
nen van den steun moet worden afgetrokken,
want de zoogenaamde dubbele bedeeling zal dan
opgeheven zijn. Maar ook als die samenwerking
uitblijft, dient er een einde te komen aan het
verleenen van steun op een wijze, die doet den
ken, dat de behoeftige eerder een nummer is
dan een menschelijk wezen, dat in nood ver
keert en daarom dubbel recht heeft op mensch-
waardige en menschkundige behandeling.
Men schrijft ons:
Menigeen vraagt zich ongetwijfeld af: Is
propaganda voor het sparen thans wel op haar
plaats? Kan er wel gespaard worden? Is het
elfs niet schijnend voor de velen, die. hun
spaarpenningen moeten aanspreken, een op
wekking tot sparen te geven? Zeker, wij er
kennen, de tijden rijn niet gunstig voor flinke
resultaten van het sparen. Maar de tijden geven
stellig meer dan ooit aanleiding om op het nut
van sparen te wijzen. De velen, die thans groo-
tendeels zijn aangewezen op hun spaarduitjes,
zullen blij zijn die te hebben, zoodat zij door
vroeger gekweekte reserves de moeilijkheden van
thans zullen te boven komen. Het zal hun voorts
schrijnender zijn te zien, dat anderen doorgaan
in verkwisting en luxe te leven, dan te weten,
dat ook die zich ontzeggen en overeenkomstig
de ernstige tijden ingetogen leven.
Stellig kan nog het overgroote deel der be
volking sparen en het is meer dan noodig, dat
het dit doet. Gelukkig kunnen wij er aan toe
voegen, dat velen dit ook beseffen en in het
bewustzijn, dat nog zwaarder tijden komen, hun
inkomen economischer besteden.
Krachtige propaganda hiervoor moeten de
Spaarbanken thans maken. Die propaganda is
noodig doch ook een vruchtbaar werk. Men be
denke toch, zooals wij reeds in een vorig arti
kel zeiden, dat de moderne Spaarbank niet uit
sluitend ten doel heeft het aankweeken van
kapitaal voor den ouden dag, doch in het alge
meen het goede gebruik van het geld.
Sparen is niet synoniem met oppotten.
Wij zagen reeds, dat de moderne spaarbank
er op uit is het terugbetalen van gelden aan
de inleggers zoo gemakkelijk mogelijk te ma
ken. De ervaring leert, zoowel aan de Spaar
bank als aan den inlegger zelf, dat indien hij
de gelden, die hij niet dadelijk noodig heeft,
naar de Spaarbank brengt er steeds iets be
waard blijft, dat anders door de vingers was
geglipt. Menigeen, die dacht niet te kunnen
sparen is daardoor tot de ontdekking gekomen,
dat hij het toch kon.
Maar zeifs voor de inderdaad velen wien het
thans niet mogelijk is iets over te houden en
wien het zelfs heel moeilijk valt aan hun
verplichtingen te voldoen, vooral voor de niet
dagelijksche behoeften als belasting, rente,
brandstof, Meeding, ook voor hen kan de
Spaarbank hulp bieden. Een speciaal spaarbank
boekje, waarop wekelijks (of maandelijks)
één twee en vijftigste (één twaalfde) van die
jaarverplichtingen wordt gestort, geeft een
goeden leiddraad voor bijzondere uitgaven.
Laten we dus zeggen propaganda voor: de
spaarzaamheid. Spaarzaamheid is begrip van
het noodige, de kunst van geld beheeren.
Goed beheer is de tering naar de nering zet
ten en dan het leven zich zoo goed mogelijk
maken. Boven zijn kr. chten gaan is een slecht
beheer, het doet de spaarzaamheid verworden
tot verkwisting, ver onder zijn krachten blij
ven is slecht beheer, want het doet de spaar
zaamheid ontaarden in gierigheid. Wij erken
nen, dat wanneer ieder zich in zijn uitgaven
strikt bepaalde tot het noodigp, er in het
zakenleven ook een groote malaise zou zijn.
Maar ten slotte voelt ieder wel, dat er nog
een ander idee is van wat het onderhoud van
het lichaam en het leven vergt, dan de opvat
ting van Diogenes, die in een ton ging huizen
en bij het drinken geen beker begeerde, maal
ais een hond het water uit de beek slorpte.
De spaarzame erkent, dat er aan ieder leven
eenige franje zijn moet. Het Fransche volk,
dat toch heusch wel van die franje houdt, is
van ouds het volk geweest, dat het meest
spaarde.
De spaarzaamheid in het gezin moet voor een
groot deel, het grootste deel uitgaan van de
vrouw. Zij mag die deugd vooral niet binnen al
te nauwe grenzen terugdringen tot zij tenslotte
voor zich en haar omgeving zich nog maar
het allernoodzakelijkste permitteert. Dan toch
maakt zij van het leven, dat een vreugde kan
zijn, een dorren sleurgang. Door goed toegepaste
spaarzaamheid kan zij het gezinsleven zooveel
mooier doen zijn. Zij kan een spaarpotje maken
voor de feestelijkheden, de verjaardagen der kin
deren, St. Nicolaas en Kerstmis.
Heeft men zoo'n spaarpotje gemaakt, dan
kunnen die prettige gebeurtenissen in het gezin
ook inderdaad met vroolijkheid worden gevierd.
Streng houde men zich dan aan dit spaarrecept
en wake men er voor, dat men niet bij de eer
ste de beste onverwachte rekening naar dit
spaarpodje grijpt om dit leeg te schudden. Daar
voor is het te moeilijk en te zorgvuldig opge
kweekt.
Ja, goed beheer van geld is één der moeilijk
ste dingen en eischt groote zorgvuldigheid.
Dit te bevorderen is de bedoeling der propa
ganda van de Spaarbank op den Wereldspaar
dag.
Een koopman uit Amsterdam met zware Ita-
liaansche namen ging op een goeden dag naar
Santpoort, gewapend met drie notedoppen en
eenige horloges. Hij zocht een druk plaatsje op
en noodigde voorbijgangers uit mede te doen aan
een aardig spelletje, waarmede wat te verdienen
was. De truc was overigens niet nieuw, maar er
is groote handigheid voor noodig. Drie notedop
pen worden met den rug boven op een plankje
geplaatst. De handige koopman neemt daarna
een balletje in zijn hand, maakt eenige vlugge
bewegingen, waarna het publiek moet raden on
der welken dop het balletje zich moet bevinden.
De behendigheid van den koopman is echter zoo
groot, dat het publiek onmogelijk winstkansen
kan berekenen en zuiver gaat gokken. Het ra
den kost geld en de uitgeloofde prijs is zóó hoog,
dat er altijd wel wat voor den koopman over
blijft.
De Amsterdammer was druk bezig toen een
veldwachter naderde. Door een vlugge manipu
latie verdwenen de notedoppen en kwamen de
horloges te voorschijn. Hij had echter niet in de
gaten, dat er nog een dienaar der wet onder
zijn auditorium was. Arrestatie volgde, waarbij
de man zijn Italiaansche bloed hevig liet gel
den en zich krampachtig verzette.
Het gevolg van een en ander was, dat hij
zich gisteren voor den Haarlemschen politie
rechter had te verantwoorden wegens het gele
genheid geven tot hazardspel en wegens weder-
spannigheid. Zijn straflijst was verre van blanco,
niet minder dan zeven veroordeelingen stonden
er op, waaronder twee wegens hazardspel.
Verdachte ontkende, hij verkocht horloges en
trachtte publiek te trekken met de notedoppen.
Dat was toch zijn goed recht, meende hij. De
veldwachter dacht er echter anders over en
draaide de zaak om. De officier van justitie
eisehte drie maanden gevangenisstraf, waarmede
de politierechter zich eens verklaarde.
Ergens in de stad Haarlem staat een huis,
waarvan de benedenverdieping verhuurd is aan
een bananen-importeur en de bovenverdieping
aan een drankhandelaar.
Vier jaren lang was er een zekere relatie tus
schen de bedienden van beide zaken, een rela
tie, die daaruit bestond, dat de bananenknecht
op feest- en verjaardagen een flesch gedistil
leerd en de jenever-boekhouder een hoeveelheid
bananen kreeg. De patroons bleken daarvan
niets te weten, omdat ze zich zoo goed als
niet met de zaken bemoeiden. In totaal was
voor een paar honderd gulden aan de kostbare
West-Indische vruchten verdwenen, terwijl per
week een paar liter drank verduisterd werd.
De zaak kwam uit en gisteren hadden beide
bedienden zich voor den politierechter te ver
antwoorden. Verdachten bekenden en vertel
den verheugd, dat ze iedere week iets terugbe
taalden van het verduisterde. De patroons wil
den hen wil in dienst houden als ze een voor
waardelijke veroordeeling kregen.
Daar het reclasseeringsrapport gunstig luidde
werden beiden veroordeeld tot een gevangenis
straf van vijf maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van drie jaar. Als Dritte im Bunde
stond daarna nog een heler terecht, die bofte
en werd vrijgesproken.
Men heeft gisteren nog in onze courant kun
nen lezen, dat een man, die plotseling den Am-
sterdamschen straatweg overstak, door een auto
overreden en gedood werd, omdat de bestuurder
door de felle lichten van een tegenligger den
man niet gezien had en stopte toen het al te
laat was.
Dit berichtje, simpel van vorm, maar angst
wekkend van inhoud, illustreert eigenlijk al vol
doende hoe ontzettend gevaarlijk het huidige
verkeer is. De tijden, dat de straten bereden
werden door eenige „aapjes", vigilantes en
„sjeezen", door een spaarzame automobiel,
waarvan de maximum-snelheid 35 K.M. en
minder bedroeg! en door een tiental fietsen
(als het heel druk was!) zijn allang voorbij en
de kranten publiceeren thans dag aan dag lan
ge, navrante lijsten van verkeers-,ongevallen,
welke meestal aan de daarbij betrokkenen zelf
te wijten zijn. Hoeveel bestuurders van voer
tuigen volgen alle verkeersregels stipt op? Hoe
veel voertuigen voldoen aan alle wettelijke be
palingen?
Toen wij, daartoe uitgenoodigd door onze ac
tieve Haarlemsche verkeerspolitie, die voort
durend er op uit is (in letterlijken en figuurlijken
zin) om het verkeer in Haarlem met haar
nauwe straten in goede banen te leiden en
de Haarlemmers tot goede gebruikers van den
weg op te voeden, Maandagavond per auto
onder leiding van een inspecteur 'n tocht door
de stad maakten en bij speciaal daarvoor opge
stelde politieposten het verkeer in oogenschouw
namen, bemerkten wü eerst hoe weinig dikwijls
nog maar een onderdeel van een voertuig
des avonds en des nachts een zeer voornaam
onderdeel! n.l. de verlichting in orde is. Het
aantal verblindende autolichten b.v. is legio! Er
wordt hierover steen en been geklaagd, de on
gevallenreeks tengevolge hiervan is zéér groot
en tóch dit euvel is zoo gemakkelijk te ver
helpen. In de gemeente Haarlem, welke één
„kom" vormt, mag men geen sterke verlichting
gebruiken, maar moet men volstaan met de
z.g. stadslichten of anders dimmen. Deze
verlichting is meer dan voldoende om in de
straten van Haarlem, welke nagenoeg alle goed
verlicht zijn, een auto te kunnen besturen. Van
zelfsprekend mag men op onverlichte buiten
wegen (in de Hout b.v.) wél een sterke verlich
ting gebruiken, als men dan maar dimt bij het
passeeren van een tegenligger. Bovendien in
goedverlichte straten heeft men aan een sterke
verlichting toch niets! De politie treedt speciaal
in deze, z.g. lichtweek zeer streng tegen bestuur
ders van voertuigen met verblindende verlich
ting en overigens ook tegen andere verlich-
tingsongerechtigheden op, en menig auto
bestuurder kreeg Maandagavond een bekeuring
of waarschuwing, omdat zijn autoverlichting te
fel was.
Voorts lette ipen er ook op, dat de nummer
borden goed verlicht zijn, bermlampen juist ge
plaatst, richtingaanwijzers voldoende function-
neeren, enz., enz.
Dit alles ter vermijding van overlast voor
zich zelf, voor anderen en ook voor de poli
tie, wie het heusch in dezen tijd niet te doen is
om zooveel mogelijk „bonnetjes" met namen te
kunnen volschrijven! Integendeel, hoe beter
het verkeer, hoe prettiger voor de politie, maar
natuurlijk op de eerste plaats voor zichzelf!
elementairste eischen voldoen. Ze zijn alle
fraai en rood en rond, maar vele kaatsen
de lichtstralen niet eens terug!
Gedeeltelijk dragen hiervan handelaren ook
de schuld, want het pubüek koopt reflectors in
het vertrouwen dat deze goed zijn, wat inder
daad niet altijd het geval is. Bovendien worden
deze „roode glaasjes" dan nog verkeerd ge
plaatst, zoodat zoo'n fietser van geluk mag
spreken als hij op een donkeren weg niet door
een achter hem rijdenden auto wordt aange
reden! Men kan er in ieder geval een bekeu
ring mee oplcopen!
Het spreekt wel vanzelf dat over de verlich
ting van voertuigen nog veel meer te zeggen
zou zijn. Wij hebben dan ook den indruk ge
kregen, dat een „lichtweek" als deze, waarin de
politië méér dan anders controle daarop uit
oefent, alle reden van bestaan heeft.
In den korten tijd dat wij Maandagavond bij
de verschillende politieposten op de drukke toe
gangswegen naar de Haarlemsche binnenstad
als „getuige" optraden en de politie bij haar
werk en het verkeer in het algemeen „be
gluurden", werden vele bestuurders van voer
tuigen (auto's, fietsen, enz.) geverbaliseerd en
gewaarschuwd, zonder dat noodeloos streng op
getreden werd. Integendeel het ging er heel
correct en vaderlijk toe!
Paul Citroen, A'dam en Otto de Kat, Haar
lem, exposeeren thans tot 11 Nov.) hun schil
der- en teekenwerk bij Reeker, Wagenweg 102.
In de mooie zalen van genoemden kunsthan
del, waar wat herfstbloemen sieren, hebben zij
hun waardevol werk tentoongesteld; Paul in de
boven-, Otto in de benedenzaal.
Beginnen wij met den schilder-teekenaar Paul
Citroen.
Als men zijn werk in zich opgenomen heeft
krijgt men een blij en dankbaar gevoel.
Het oeuvre is gelukgevend, het is de gave, bij
zondere en hoogst artistieke uiting van een har
monieus gemoed.
In deze schilderkunst zijn letterkundige en
ook muzikale elementen gelegen, ze is voorts
van een opwekkende oorspronkelijkheid en voor
namen stijl.
Wij prefereeren ongetwijfeld zijn teekeningen:
pastel, aquarel en zwart-witten.
Wat echter nu allemaal te noemen van de
ruim zestig ingezonden stuks?
De pastel: „Jardin de Luxembourg" vinden
we al héél fijn en muzikaal van toon. „Terras"
(pastel) is voorts een diepzinnig werkje. Dit
terras werd waargenomen en weergegeven door
iemand, die de ziel der dingen peilt.
Zeer teederlijk zijn de landschapjes 51-52 en
een gave teekening mag no. 53 genoemd worden.
In het schilderij 25 „Amstel bij mist" boeit
ons de aardige interpretatie, die nieuw en inte
ressant is. Dit werk is meer litterair dan plas
tisch, maar de plastische waarden heeft het
toch evengoed in zich.
Knap en charmant zijn de diverse portret-
teekeningen, met haar schoone contouren. En
vergeten we niet het zelfportret (schilderij) te
noemen. Een stijlvol werk van edel gehalte!
Otto de Kat is vóór alles de schilder van het
Stilleven. Hierin is deze schilder zeer bedreven
en hij wist stillevens te „componeeren" van
groote beeldende schoonheid. Prachtig zijn ze
dikwijls van stofuitdrukking en van samenstel
ling en de kleuren zijn uitstekend afgestemd tot
een harmonieus geheel.
Een der mooiste achten we het stilleven met
Spaansche Kruik. Maar hoe blozen en flonke
ren die prachtige appels van no. vier.
Een doek van flinke afmeting is no. 9: Stille
ven met gotisch beeld. Men merkt dit donkere
beeldje te midden van andere schilderachtige
objecten. Op den voorgrond ziet men, op een
blauw doek, een steenen schotel met drie roode
appelen. Er zijn voorts een grijze kruik, een teer
rood bloeiende pot-bloem, wat schildersfleschjes
en nog andere voorwerpen.
Zie, zegt de schilder, zóó schoon en vol waarde
zijn deze stille, stoffelijke dingen nu, deelen,
fragmentjes uit de Wonderbare Al-schepping.
Hij leert ons als 't ware, hoe deze „dingen" alle
komen uit Gods hand. En zoo raken we aan
de bedoeling van alle echte kunst, die ons de
weldaden Gods leert waardeeren en die in haar
diepste wezen steeds religieus moet zijn.
Ja, kunst is waardeering van het van God ge
geven leven, daarom verheft en veredelt ze ons
gemoed, dat milder wordt en beter.
Zoo kan de kunst ons het inzicht brengen, dat
we het leven goed te leven hebben, op goede
wijze, in alle opzichten, omdat het dit waard is.
Zoo kan ze óók een factor zijn tot meer maat
schappelijke volmaking.
Keeren we echter tot de expositie terug.
Gaarne noemen we nog de werken: no. 1 en
6, beide weer stillevens. Van zijn teekeningen
prefereeren we: Gezicht op Santpoort. De por
tretten kunnen ons, op een enkele uitzondering
na, minder voldoen. „Mona" (14) is nogal zwak
van beelding en het zelfportret, hoe vergeeste
lijkt ook, bevredigt niet. Om de zuivere stofuit
drukking en geestige weergave noemen we, tot
slot, no. 17: Kacheltje.
Boven alles echter roemen we de fraaie stil
levenkunst van dezen toegewijde.
K. de H.
Het weekblad Handelsbelangen neemt o.m.
op de crediteurenlijst in het faillissement Han
delsvennootschap onder de firma Gebrs. Wij-
ker en P. van Duyn aanneemster IJmuiden gem.
Velsen. Deze lijst telt 76 crediteuren met een
totaal passief van 369.486.68 waarvan pre
ferent 347.911.86. Voorts een betwiste voxrde-
ring groot 125.50. De baten zijn nog niet vol-
loruof bekend.
In de N.V. Boekhandel De Erven Loosjes,
Groote Houtstraat 100, wordt tot 5 November
een tentoonstelling gehouden ter gelegenheid
van het feit, dat op 1 November 1783 dus
150 jaar geleden Adriaan Loosjes Pzn. een
boekwinkel te Haarlem vestigde.
Deze interessante tentoonstelling omvat al
lerlei uit de geschiedenis van de zaak en wel
allereerst een collectie portretten, zooals dat
van den stichter, wiens biographie wij gerui-
men tijd geleden reeds onder de rubriek „Be
kende Haarlemmers" plaatsten. Ter aanvul
ling hiervan zij nog medegedeeld, dat Adriaan
Loosjes Pzn. te Texel in 1762 geboren werd en
op 12 Augustus 1783 in het Haarlemsche gilde
van de boekbinders en -verkoopers werd op
genomen na het afleggen van den .meester
proef".
Op de tentoonstelling is een heele rij oor
spronkelijke boeken aanwezig, welke Adr.
Loosjes geschreven en een aantal, welke hij
daarenboven nog uitgegeven heeft. Zelfs
Fransche vertalingen van zijn werken, en de
ééne Latnsche, welke bestaat, zijn er te be
zichtigen.
Bijzonder bezienswaardig is een geheel-op-
rijm-gesteld gedenkboek, dat den stichter op
zijn zilveren bruiloft in 1808 werd geschonken
door het boekgenootschap „Democrets", welke
ten doel had: „tot lagchen op te wekken en vrij
te foppen, mits in dicht of rijmelarij
Op 27 September 1783 kocht Adr. Loosjes een
huis in de Damstraat en vestigde zijn thans
150 jaren bestaande zaak.
Na zijn dood in 1818 kwam de zaak aan zijn
weduwe wier portret evenals die van zijn
vader, P. Loosjes Azn. (17351813) en van
andere familieleden en opvolgers de tentoon
stelling siert en aan zijn zoon Vincent Loos
jes, die reeds een drukkerij bezat en wiens ge
schenk op zijn zilveren bruiloft in 1840 een
almanak eveneens nog te zien is. De boeken
kast, afgebeeld in deze almanak, is ten huize
van den heer M. Loosjes nog aanwezig.
Na den dood van de weduwe van A. Loosjes
en Vincent Loosjes, werd de drukkerij en boek
handel gecombineerd en voortgezet onder den
naam „De Erven Loosjes".
Verschillende zonen en kleinzonen beheerden
daarna achtereenvolgens en soms tegelijkertijd
de zaak, welke inmiddels naar een perceel aan
de (destijds nog ongedempte) Oude Gracht
was overgebracht.
Dit perceel had blijkens een aanwezige af
beelding een pittoresque oud-Hollandsch ge
veltje. Helaas is bij de demping van de Oude
Gracht het perceel verbouwd en de gevel van
den nieuwen winkel is volgens de afbeelding
héél wat minder mooi....
De boekhandel en de drukkerij kwamen ten
slotte aan de heeren P. en M. Loosjes en de
uitgeverij aan den heer Vincent Loosjes, die
eenigen tijd wethouder van Haarlem is ge
weest en in 1931 overleed. In 1920 werden ook
de boekhandel en de drukkerij gescheiden. De
boekhandel werd omgezet in de „N.V. De Erven
Loosjes" en verplaatst naar het tegenwoordig
adres: Groote Houtstraat 100, een ruim pand
met een fraaie oude betimmering, o.a- een ge
beeldhouwd portret van den kucistenaar
Veldheer.
President-commissaris van de N.V- werd de
heer M- Loosjes, die van 19101920 den boek
handel zelfstandig geleid heeft, commissaris de
heer H. O- Tjeenk Willink en directeur de heer
A. van Weerden, die thans reeds 17 jaar aan de
zaak verbonden is en dank zij wiens activiteit
ervaring en vakkennis de boekhandel zich uit
breidde, zoodat hij nu 10 bedienden in dienst
heeft tegen in 1920twee!
Het is wel te verwachten dat het den ander
halve eeuw bestaanden boekhandel, die in Haar
lem gekend en gewaardeerd is, en een groote
cliëntèle telt, met zijn directeur op 1 November
niet aan belangstelling zal ontbreken.
Dien dag zal van 3 tot 5 uur een receptie ge
houden worden.
Ingekomen
N. N. f 2.—
N. N. f i._
Wij betuigen, zoo schrijft de commissie voor
de Stille Armen, voor deze giften onzen dank
en houden ons gaarne voor verdere aanbevolen.
Het wordt moeilijk, bij steeds stijgende aan
vragen en bij steeds dalende bijdragen onzen
hulpbehoevenden vrienden den noodigen bij
stand te verleenen en hen goeden moed te doen
houden.
Dat wordt inderdaad moeilijk, zie boven
staande giften en denkt aan het groote getal
Stille Armen.
Maar wij werken met ijver door, vragen en
geven, vertrouwende op Gods bijstand en ho
pen op betere tijden.
..In regen wacht men zonneschijn,
Stil weer, als 't hard en zuur is:
God, zoo d'r iets gered moet zijn,
Zal 't doen, als 't tijd en uur is."
Giften worden gaarne in ontvangst genomen
aan het Bureau dezer courant en aan het adres
van den penningmeester der Commissie voor
Stille Armen, Gasthuissingel 64. Postgiro 13543.
Zaterdagavond reed de timmerman R. S. uit
Hoofddorp per fiets het erf af van den slager
K. in de Haarlemmermeer en den Kruisweg op.
Tegelijkertijd naderde de 20-jarige militair J.
S., een neef van eerstgenoemde, eveneens per
fiets en botste juist tegen R. S. aan. Beiden
smakten op den weg.
J. S. viel met het hoofd op den trottoirband
en bekwam een hersenschudding. Eerst stond
hij nog op, maar daarna zakte hij in elkaar. Hij
moest per ziekenauto naar huis vervoerd wor
den. Eerst Zondagmorgen is hij bijgekomen.
R. S. kwam met den schrik vrij. Beide fietsen
werden zwaar gehavend.
Zaterdag reed de arbeider W., in dienst bij
den landbouwer B. te Nieuw-Vennep, met een
zaaimachine, bespannen met twee paarden over
den Hoofdweg in de Haarlemmermeer. Plotse
ling werden de paarden schichtig en sloegen
op hol.
De zaaimachine botste tegen een telefoonpaal,
brak in tweeën, waarna een stuk in de Hoofd
vaart terecht kwam. W. raakte tusschen de
brokken bekneld, maar kon, zonder verwondin
gen opgeloopen te hebben, bevrijd worden.
Begrijpelijk was de man zeer geschrokken.
De hollende paarden konden gegrepen wor
den, zonder dat zij verder ongelukken veroor
zaakt hadden.
De resten van de zaaimachine werden latei!
evenesen opgehaald.
De bevoegdheid om motorrijtuigen te bestu
ren is ontzegd aan:
P. Broek, wonende te Umuiden, voor drie
maanden, ingaande 30 September;
C. van Eek, vronende te Haarlem, voor drie
maanden, ingaande 30 September.
In verband met de vorige week in de Duinen
van Wijk aan Zee plaats gehad hebbende vecht
partij tusschen den jachtopziener J. en een
strooper, die hoewel gewond door beten van
den hond van J. wist te ontkomen, is, naar
wij vernemen door de rijksveldwacht van Be
verwijk aangehouden een 26-jarige arbeider uit
IJmuiden-Oost.
Deze, F. D. genaamd, is ter beschikking van
de Justitie gesteld.
Wat de rijwielen betreft: de lampen hiervan
doen soms te goed meestal ongemerkt
wat de taak eener lamp is, n.l. licht geven. Met
een kleine moeite kan men dit voorkomen en
wel door de lamp een weinig voorover te
draaien. De verblindende verlichting straalt
dan op straat en hindert dan zoo goed als nie
mand meer.
Vervolgens: de reflectoren! Wij hebben op
onzen tocht wel zeer duidelijk geconstateerd
dat er niet veel reflectoren zijn, die aan de