IN EN OM HAARLEM DINSDAG 31 OCTOBER De Armenwet en haar toe passing in Haarlem Een groep deelnemers aan de Bondsretraite van St. Raphael SPAREN EN SPAARZAAMHEID Op den Wereldspaardag VOOR DEN POLITIERECHTER Klein hazardspel Van bananen en jenever DE GEVAARIJKE STROOPER Een arrestant k CONTROLEER DE VERLICH TING VAN UW VOERTUIG! De politie treedt op Rijwielen SCHILDERIJEN ZIEN Bij den kunsthandel Reeker, Wagenweg Faillissement EEN 100-JARIGE BOEK HANDEL N.V. De Erven Loosj es VOOR DE STILLE ARMEN VERKEERSONGEVALLEN Tusschen twee wielrijders Paarden op hol Intrekking rijbewijzen DAS LIED VON DER GLOCKE9 - C Zooals reeds is gemeld, zal de R. K. Oratoriumvereeniging a.s. Vrijdag avond in de Gemeentelijke Concert zaal het "beroemde „Das Lied von der Glockeuitvoeren onder leiding van Hubers Cuypers. Hier boven de foto's van de solisten. Links boven: To van van der Sluys, sopraan; Annie Woud, alt; Hiernaast links: Marcus Plooyer, tenorRechts: L. Bogtman, bariton, iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Wij zijn nu zoo ver, dat de dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon in Haar lem de waarde van de door de „St. Vincentiusvereeniging" aan de ondersteunden verstrekte spijsbonnen in mindering gaat brengen van den steun. Voor één bon, zoo redeneert de ambtenaar van Maatschappelijk Hulpbetoon, krijgt de ondersteunde ongeveer drie borden soep. De waarde daarvan kan ik op driemaal vijf cent of vijftien cent stellen, wij brengen derhalve van deze vijftien cent twee derden oftewel één dubbeltje per spijsbon in mindering op den steun. De toepassing van dezen maatregel zal wel geheel volgens de voorschriften zijn, daar twijfelen wij geen oogenblik aan, maar naar on zen smaak is deze krenterigheid 't woord moet maar uit de pen! weinig minder dan weer zinwekkend en in een vergadering van den R. K. Volksbond is hierover dan ook terecht een bittere klacht geuit. Naar wij intusschen tot ons genoegen vernemen en eerlijkheidshalve dienen te melden, wordt er door de bevoegde gemeentelijke autoriteiten hard gewerkt om aan deze ambtenarij een eind te maken. Want men voelt daar levendig tot welke consequentie een zoo starre explicatie van de Armenwet gaat voeren: straks zullen er controleurs moe ten worden aangesteld, die opschrijven hoeveel borden eten de schoolkinderen verorberen bij de maaltijden, die „Kindervoeding" organiseert en de waarde daarvan zullen zij moeten laten aftrekken van den steun, die aan de ouders der kinderen wordt uitgekeerd. Laten wij er niet verder aan denken, maar hartelijk hopen dat aan deze harteloosheid ten spoedigste een einde komt, zulks in het belang van de opvoe ding van ons volk. Want op deze manier gaat een goed deel verloren van de poëzie, die vast zit aan het plegen van milddadigheid, aan het betoonen van naastenliefde en het kan wel niet anders of op de wijze als hierboven uiteengezet wordt stelselmatig het medegevoel voor den medemensch in ons volk gedood. En toch: wat siert een volk in de oogen van een christen- mensch meer dan een medelijdend, een mee voelend hart? Volgens de letter van de wet is helaas het korten van de spijsbonnen wel goed te praten. Naar den zin van de Armenwet is de hulp van Maatschappelijk Hulpbetoon maar aanvullend. Eerst komt voor het verleenen van hulp aan hulpbehoevenden volgens de Armenwet de naaste familie in de opgaande of dalende lijn in aanmerking, daarna de kerkelijke, de ge mengde of bijzondere armenzorg en dan pas voor wat er te kort is Maatschappelijk Hulp betoon. Menschen, die tot geen enkel kerkge nootschap behooren, vallen direct ten laste van Maatschappelijk Hulpbetoon. Ambtenaarlijk ge redeneerd mag dus elke cent steun, die door de kerkgenootschappen wordt uitgekeerd van den gemeentelijken steun worden afgetrokken. Maar de strenge toepassing van deze ambtelijke lijn zal er noodwendig toe leiden, dat de ruime giften van protestanten en katholieken aan hun diakonie, kerkelijk armbestuur en St. Vin centiusvereeniging minder ruim gaan vloeien, want wie zal nog gaarne zijn aalmoes geven aan diakonie of armbestuur als hij weet, dat het grootste deel er van ten goede komt aan de overheidskas? Vooral in een tijd, dat zoo veel andere werken van barmhartigheid schreeuwen om daadwerkelijke belangstelling en steun? Wij hebben lang geaarzeld om deze rauwe gevolgtrekking uit het optreden der Haarlemsche ambtenaren neer te schrijven,,om dat wij vreesden de heerlijke voldoening, die milddadige menschen hebben als zij hun in nood verkeerende medemenschen helpen, te be- leedigen, maar nu de ambtenarij steeds spits- vondiger wordt in het uitpluizen van de be staande voorschriften, meenden wij de naakte waarheid niet meer te moeten verbloemen. Het is trouwens geen toeval, deze onprettige gang van zaken in Haarlem, maar een gevolg, naar onze meening, van de weinige samenwer king die er is tusschen Burgerlijke Armenzorg en kerk en particulieren. De goede verstand houding tusschen burgerlijke en andere armen verzorgers in Haarlem laat weliswaar niets te wenschen over, maar wij zijn in deze stad verre van een ideale toepassing der Armenwet. Hoe zich de wetgever die samenwerking tus schen burgerlijk bestuur en kerkelijke armen verzorgers heeft gedacht, kan blijken uit een missive, welke minister Heemskerk, de vader van de huidige Armenwet, den 23sten Juli 1912 aan de Gedeputeerde Staten der Provinciën zond. Hij schrijft daarin: ,,In overeenstemming met de thans (Juli 1912; op 1 September 1912 trad de nieuwe wet in werking) nog geldende wet heeft de burger lijke Armenzorg ook volgens de nieuwe wet een aanvullend karakter d.w-z. de Armenzorg wordt gedacht in de eerste plaats toe te komen aan de kerkelijke en particuliere liefdadigheid, de burgerlijke armenzorg heeft slechts te helpen voor zoover de kerkelijke en particuliere dat niet doen. Evenmin als tot dusver zal aan de burgerlijke overheid en hare instellingen voor armenzorg eenig oordeel over het verleenen of weigeren van hulp door kerkelijke of particu liere instellingen van liefdadigheid of eenige bemoeiing met de inwendige aangelegenheden dier instellingen toekomen. Een van de belang rijkste oogmerken van de nieuwe wet is dan ook, de onderlinge aanraking en samenwerking tusschen de onderscheidene instellingen van liefdadigheid met eerbiediging van ieders eigen 'karakter te bevorderen waartoe zal moeten dienen het nieuwe instituut van den Armen raad." De Franciskaner pater mr. E- van der Helm heeft indertijd zeer scherp de consequenties uit dit ministerieel schrijven getrokken, toen hij schreef dat de samenwerking tusschen over heid eenerzijds en kerk en particulieren ander zijds mogelijk gemaakt is op een wijze, die volkomen overeenstemt met het grondbeginsel onzer Armenwet, wat ook ons beginsel is, dat n.l. overheidsarmenzorg slechts een secundair karakter draagt. Want hier wordt het mogelijk gemaakt, dat de Overheid zich bescheiden op den achtergrond houdt, zich tevreden stelt met het verschaffen der geldmiddelen voor zoover die nog ontbreken en het uitreiken der onder steuning en het houden van toezicht, m.a.w. de geheele behandeling van het „geval" royaal overlaat aan een kerkelijke of particuliere in stelling. De minister zegt niet, dat artikel 31 van de Armenwet een dergelijke manier van armen zorg dwingend voorschrijft, maar het bestuur der burgerlijke instelling (of B. en W.) zijn er toe bevoegd; het gaat slechts om een vinger wijzing. Deze vingerwijzing is echter op vele plaatsen van ons land gevolgd en merkwaardig is het, dat in de hoofdstad des lands een samenwerking tusschen de Overheid en kerke lijke vereenigingen is verkregen, die tot tevre denheid van alle belangstellenden en belang hebbenden werkt- Het systeem werkt daar, óók naar het oordeel der Overheid, uitstekend. Mil- lioenen guldens steun worden via de kerkelijke instellingen aan de ondersteunden uitgekeerd. Een bezwaar, dat tegen deze uitdeeling door kerkelijke armenverzorgers wordt ingebracht, is dikwijls, dat op deze manier door kerkelijke armenverzorgers mooi weer gespeeld wordt met andermans geld, in casu met dat van de Over heid. Maar men kan ook de opvatting huldi gen, dat het uitgekeerde geld geld is van de gemeenschap, dat op de beste, op de meest juiste wijze aan de betrokken wordt ter hand gesteld. Welke bezwaren tegen dezen vorm van samenwerking tusschen Overheid en particu lieren ook mogen worden aangevoerd, merkt pater van der Helm zeer terecht op, zij zijn maar gering tegenover dit groote dubbele voor deel: 1 vermeden wordt aldus het nadeelige ge volg van dubbele bedeeling die immers anders er toe leidt, dat een behoeftig gezin door ver schillende armenverzorgers wordt bezocht, wat, naar de onderhand klassiek geworden klacht, voor den arme soms een ware „bezoeking" kan worden; 2 kerkelijke armenbezoekers kunnen in een kerkelijk gezin hunne idealen van liefdadigheid aldus ten volle uitvieren. Het doel van lief dadigheid gaat nu eenmaal verder dan de stoffelijke hulp- Zedelijke hulp moet den arme ook geboden worden. Deze zal hem welkom zijn, omdat het den arme zijn lot gelaten doet dragen in de overtuiging, dat dit leven maar een phase is en dat het eigenlijke doel van den mensch hier niet op aarde ligt, maar aan de andere zijde van het graf. Wanneer in Haarlem een dergelijke samen werking tot stand komt, zal het vanzelf niet meer voorkomen, dat de waarde van spijsbon nen van den steun moet worden afgetrokken, want de zoogenaamde dubbele bedeeling zal dan opgeheven zijn. Maar ook als die samenwerking uitblijft, dient er een einde te komen aan het verleenen van steun op een wijze, die doet den ken, dat de behoeftige eerder een nummer is dan een menschelijk wezen, dat in nood ver keert en daarom dubbel recht heeft op mensch- waardige en menschkundige behandeling. Men schrijft ons: Menigeen vraagt zich ongetwijfeld af: Is propaganda voor het sparen thans wel op haar plaats? Kan er wel gespaard worden? Is het elfs niet schijnend voor de velen, die. hun spaarpenningen moeten aanspreken, een op wekking tot sparen te geven? Zeker, wij er kennen, de tijden rijn niet gunstig voor flinke resultaten van het sparen. Maar de tijden geven stellig meer dan ooit aanleiding om op het nut van sparen te wijzen. De velen, die thans groo- tendeels zijn aangewezen op hun spaarduitjes, zullen blij zijn die te hebben, zoodat zij door vroeger gekweekte reserves de moeilijkheden van thans zullen te boven komen. Het zal hun voorts schrijnender zijn te zien, dat anderen doorgaan in verkwisting en luxe te leven, dan te weten, dat ook die zich ontzeggen en overeenkomstig de ernstige tijden ingetogen leven. Stellig kan nog het overgroote deel der be volking sparen en het is meer dan noodig, dat het dit doet. Gelukkig kunnen wij er aan toe voegen, dat velen dit ook beseffen en in het bewustzijn, dat nog zwaarder tijden komen, hun inkomen economischer besteden. Krachtige propaganda hiervoor moeten de Spaarbanken thans maken. Die propaganda is noodig doch ook een vruchtbaar werk. Men be denke toch, zooals wij reeds in een vorig arti kel zeiden, dat de moderne Spaarbank niet uit sluitend ten doel heeft het aankweeken van kapitaal voor den ouden dag, doch in het alge meen het goede gebruik van het geld. Sparen is niet synoniem met oppotten. Wij zagen reeds, dat de moderne spaarbank er op uit is het terugbetalen van gelden aan de inleggers zoo gemakkelijk mogelijk te ma ken. De ervaring leert, zoowel aan de Spaar bank als aan den inlegger zelf, dat indien hij de gelden, die hij niet dadelijk noodig heeft, naar de Spaarbank brengt er steeds iets be waard blijft, dat anders door de vingers was geglipt. Menigeen, die dacht niet te kunnen sparen is daardoor tot de ontdekking gekomen, dat hij het toch kon. Maar zeifs voor de inderdaad velen wien het thans niet mogelijk is iets over te houden en wien het zelfs heel moeilijk valt aan hun verplichtingen te voldoen, vooral voor de niet dagelijksche behoeften als belasting, rente, brandstof, Meeding, ook voor hen kan de Spaarbank hulp bieden. Een speciaal spaarbank boekje, waarop wekelijks (of maandelijks) één twee en vijftigste (één twaalfde) van die jaarverplichtingen wordt gestort, geeft een goeden leiddraad voor bijzondere uitgaven. Laten we dus zeggen propaganda voor: de spaarzaamheid. Spaarzaamheid is begrip van het noodige, de kunst van geld beheeren. Goed beheer is de tering naar de nering zet ten en dan het leven zich zoo goed mogelijk maken. Boven zijn kr. chten gaan is een slecht beheer, het doet de spaarzaamheid verworden tot verkwisting, ver onder zijn krachten blij ven is slecht beheer, want het doet de spaar zaamheid ontaarden in gierigheid. Wij erken nen, dat wanneer ieder zich in zijn uitgaven strikt bepaalde tot het noodigp, er in het zakenleven ook een groote malaise zou zijn. Maar ten slotte voelt ieder wel, dat er nog een ander idee is van wat het onderhoud van het lichaam en het leven vergt, dan de opvat ting van Diogenes, die in een ton ging huizen en bij het drinken geen beker begeerde, maal ais een hond het water uit de beek slorpte. De spaarzame erkent, dat er aan ieder leven eenige franje zijn moet. Het Fransche volk, dat toch heusch wel van die franje houdt, is van ouds het volk geweest, dat het meest spaarde. De spaarzaamheid in het gezin moet voor een groot deel, het grootste deel uitgaan van de vrouw. Zij mag die deugd vooral niet binnen al te nauwe grenzen terugdringen tot zij tenslotte voor zich en haar omgeving zich nog maar het allernoodzakelijkste permitteert. Dan toch maakt zij van het leven, dat een vreugde kan zijn, een dorren sleurgang. Door goed toegepaste spaarzaamheid kan zij het gezinsleven zooveel mooier doen zijn. Zij kan een spaarpotje maken voor de feestelijkheden, de verjaardagen der kin deren, St. Nicolaas en Kerstmis. Heeft men zoo'n spaarpotje gemaakt, dan kunnen die prettige gebeurtenissen in het gezin ook inderdaad met vroolijkheid worden gevierd. Streng houde men zich dan aan dit spaarrecept en wake men er voor, dat men niet bij de eer ste de beste onverwachte rekening naar dit spaarpodje grijpt om dit leeg te schudden. Daar voor is het te moeilijk en te zorgvuldig opge kweekt. Ja, goed beheer van geld is één der moeilijk ste dingen en eischt groote zorgvuldigheid. Dit te bevorderen is de bedoeling der propa ganda van de Spaarbank op den Wereldspaar dag. Een koopman uit Amsterdam met zware Ita- liaansche namen ging op een goeden dag naar Santpoort, gewapend met drie notedoppen en eenige horloges. Hij zocht een druk plaatsje op en noodigde voorbijgangers uit mede te doen aan een aardig spelletje, waarmede wat te verdienen was. De truc was overigens niet nieuw, maar er is groote handigheid voor noodig. Drie notedop pen worden met den rug boven op een plankje geplaatst. De handige koopman neemt daarna een balletje in zijn hand, maakt eenige vlugge bewegingen, waarna het publiek moet raden on der welken dop het balletje zich moet bevinden. De behendigheid van den koopman is echter zoo groot, dat het publiek onmogelijk winstkansen kan berekenen en zuiver gaat gokken. Het ra den kost geld en de uitgeloofde prijs is zóó hoog, dat er altijd wel wat voor den koopman over blijft. De Amsterdammer was druk bezig toen een veldwachter naderde. Door een vlugge manipu latie verdwenen de notedoppen en kwamen de horloges te voorschijn. Hij had echter niet in de gaten, dat er nog een dienaar der wet onder zijn auditorium was. Arrestatie volgde, waarbij de man zijn Italiaansche bloed hevig liet gel den en zich krampachtig verzette. Het gevolg van een en ander was, dat hij zich gisteren voor den Haarlemschen politie rechter had te verantwoorden wegens het gele genheid geven tot hazardspel en wegens weder- spannigheid. Zijn straflijst was verre van blanco, niet minder dan zeven veroordeelingen stonden er op, waaronder twee wegens hazardspel. Verdachte ontkende, hij verkocht horloges en trachtte publiek te trekken met de notedoppen. Dat was toch zijn goed recht, meende hij. De veldwachter dacht er echter anders over en draaide de zaak om. De officier van justitie eisehte drie maanden gevangenisstraf, waarmede de politierechter zich eens verklaarde. Ergens in de stad Haarlem staat een huis, waarvan de benedenverdieping verhuurd is aan een bananen-importeur en de bovenverdieping aan een drankhandelaar. Vier jaren lang was er een zekere relatie tus schen de bedienden van beide zaken, een rela tie, die daaruit bestond, dat de bananenknecht op feest- en verjaardagen een flesch gedistil leerd en de jenever-boekhouder een hoeveelheid bananen kreeg. De patroons bleken daarvan niets te weten, omdat ze zich zoo goed als niet met de zaken bemoeiden. In totaal was voor een paar honderd gulden aan de kostbare West-Indische vruchten verdwenen, terwijl per week een paar liter drank verduisterd werd. De zaak kwam uit en gisteren hadden beide bedienden zich voor den politierechter te ver antwoorden. Verdachten bekenden en vertel den verheugd, dat ze iedere week iets terugbe taalden van het verduisterde. De patroons wil den hen wil in dienst houden als ze een voor waardelijke veroordeeling kregen. Daar het reclasseeringsrapport gunstig luidde werden beiden veroordeeld tot een gevangenis straf van vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Als Dritte im Bunde stond daarna nog een heler terecht, die bofte en werd vrijgesproken. Men heeft gisteren nog in onze courant kun nen lezen, dat een man, die plotseling den Am- sterdamschen straatweg overstak, door een auto overreden en gedood werd, omdat de bestuurder door de felle lichten van een tegenligger den man niet gezien had en stopte toen het al te laat was. Dit berichtje, simpel van vorm, maar angst wekkend van inhoud, illustreert eigenlijk al vol doende hoe ontzettend gevaarlijk het huidige verkeer is. De tijden, dat de straten bereden werden door eenige „aapjes", vigilantes en „sjeezen", door een spaarzame automobiel, waarvan de maximum-snelheid 35 K.M. en minder bedroeg! en door een tiental fietsen (als het heel druk was!) zijn allang voorbij en de kranten publiceeren thans dag aan dag lan ge, navrante lijsten van verkeers-,ongevallen, welke meestal aan de daarbij betrokkenen zelf te wijten zijn. Hoeveel bestuurders van voer tuigen volgen alle verkeersregels stipt op? Hoe veel voertuigen voldoen aan alle wettelijke be palingen? Toen wij, daartoe uitgenoodigd door onze ac tieve Haarlemsche verkeerspolitie, die voort durend er op uit is (in letterlijken en figuurlijken zin) om het verkeer in Haarlem met haar nauwe straten in goede banen te leiden en de Haarlemmers tot goede gebruikers van den weg op te voeden, Maandagavond per auto onder leiding van een inspecteur 'n tocht door de stad maakten en bij speciaal daarvoor opge stelde politieposten het verkeer in oogenschouw namen, bemerkten wü eerst hoe weinig dikwijls nog maar een onderdeel van een voertuig des avonds en des nachts een zeer voornaam onderdeel! n.l. de verlichting in orde is. Het aantal verblindende autolichten b.v. is legio! Er wordt hierover steen en been geklaagd, de on gevallenreeks tengevolge hiervan is zéér groot en tóch dit euvel is zoo gemakkelijk te ver helpen. In de gemeente Haarlem, welke één „kom" vormt, mag men geen sterke verlichting gebruiken, maar moet men volstaan met de z.g. stadslichten of anders dimmen. Deze verlichting is meer dan voldoende om in de straten van Haarlem, welke nagenoeg alle goed verlicht zijn, een auto te kunnen besturen. Van zelfsprekend mag men op onverlichte buiten wegen (in de Hout b.v.) wél een sterke verlich ting gebruiken, als men dan maar dimt bij het passeeren van een tegenligger. Bovendien in goedverlichte straten heeft men aan een sterke verlichting toch niets! De politie treedt speciaal in deze, z.g. lichtweek zeer streng tegen bestuur ders van voertuigen met verblindende verlich ting en overigens ook tegen andere verlich- tingsongerechtigheden op, en menig auto bestuurder kreeg Maandagavond een bekeuring of waarschuwing, omdat zijn autoverlichting te fel was. Voorts lette ipen er ook op, dat de nummer borden goed verlicht zijn, bermlampen juist ge plaatst, richtingaanwijzers voldoende function- neeren, enz., enz. Dit alles ter vermijding van overlast voor zich zelf, voor anderen en ook voor de poli tie, wie het heusch in dezen tijd niet te doen is om zooveel mogelijk „bonnetjes" met namen te kunnen volschrijven! Integendeel, hoe beter het verkeer, hoe prettiger voor de politie, maar natuurlijk op de eerste plaats voor zichzelf! elementairste eischen voldoen. Ze zijn alle fraai en rood en rond, maar vele kaatsen de lichtstralen niet eens terug! Gedeeltelijk dragen hiervan handelaren ook de schuld, want het pubüek koopt reflectors in het vertrouwen dat deze goed zijn, wat inder daad niet altijd het geval is. Bovendien worden deze „roode glaasjes" dan nog verkeerd ge plaatst, zoodat zoo'n fietser van geluk mag spreken als hij op een donkeren weg niet door een achter hem rijdenden auto wordt aange reden! Men kan er in ieder geval een bekeu ring mee oplcopen! Het spreekt wel vanzelf dat over de verlich ting van voertuigen nog veel meer te zeggen zou zijn. Wij hebben dan ook den indruk ge kregen, dat een „lichtweek" als deze, waarin de politië méér dan anders controle daarop uit oefent, alle reden van bestaan heeft. In den korten tijd dat wij Maandagavond bij de verschillende politieposten op de drukke toe gangswegen naar de Haarlemsche binnenstad als „getuige" optraden en de politie bij haar werk en het verkeer in het algemeen „be gluurden", werden vele bestuurders van voer tuigen (auto's, fietsen, enz.) geverbaliseerd en gewaarschuwd, zonder dat noodeloos streng op getreden werd. Integendeel het ging er heel correct en vaderlijk toe! Paul Citroen, A'dam en Otto de Kat, Haar lem, exposeeren thans tot 11 Nov.) hun schil der- en teekenwerk bij Reeker, Wagenweg 102. In de mooie zalen van genoemden kunsthan del, waar wat herfstbloemen sieren, hebben zij hun waardevol werk tentoongesteld; Paul in de boven-, Otto in de benedenzaal. Beginnen wij met den schilder-teekenaar Paul Citroen. Als men zijn werk in zich opgenomen heeft krijgt men een blij en dankbaar gevoel. Het oeuvre is gelukgevend, het is de gave, bij zondere en hoogst artistieke uiting van een har monieus gemoed. In deze schilderkunst zijn letterkundige en ook muzikale elementen gelegen, ze is voorts van een opwekkende oorspronkelijkheid en voor namen stijl. Wij prefereeren ongetwijfeld zijn teekeningen: pastel, aquarel en zwart-witten. Wat echter nu allemaal te noemen van de ruim zestig ingezonden stuks? De pastel: „Jardin de Luxembourg" vinden we al héél fijn en muzikaal van toon. „Terras" (pastel) is voorts een diepzinnig werkje. Dit terras werd waargenomen en weergegeven door iemand, die de ziel der dingen peilt. Zeer teederlijk zijn de landschapjes 51-52 en een gave teekening mag no. 53 genoemd worden. In het schilderij 25 „Amstel bij mist" boeit ons de aardige interpretatie, die nieuw en inte ressant is. Dit werk is meer litterair dan plas tisch, maar de plastische waarden heeft het toch evengoed in zich. Knap en charmant zijn de diverse portret- teekeningen, met haar schoone contouren. En vergeten we niet het zelfportret (schilderij) te noemen. Een stijlvol werk van edel gehalte! Otto de Kat is vóór alles de schilder van het Stilleven. Hierin is deze schilder zeer bedreven en hij wist stillevens te „componeeren" van groote beeldende schoonheid. Prachtig zijn ze dikwijls van stofuitdrukking en van samenstel ling en de kleuren zijn uitstekend afgestemd tot een harmonieus geheel. Een der mooiste achten we het stilleven met Spaansche Kruik. Maar hoe blozen en flonke ren die prachtige appels van no. vier. Een doek van flinke afmeting is no. 9: Stille ven met gotisch beeld. Men merkt dit donkere beeldje te midden van andere schilderachtige objecten. Op den voorgrond ziet men, op een blauw doek, een steenen schotel met drie roode appelen. Er zijn voorts een grijze kruik, een teer rood bloeiende pot-bloem, wat schildersfleschjes en nog andere voorwerpen. Zie, zegt de schilder, zóó schoon en vol waarde zijn deze stille, stoffelijke dingen nu, deelen, fragmentjes uit de Wonderbare Al-schepping. Hij leert ons als 't ware, hoe deze „dingen" alle komen uit Gods hand. En zoo raken we aan de bedoeling van alle echte kunst, die ons de weldaden Gods leert waardeeren en die in haar diepste wezen steeds religieus moet zijn. Ja, kunst is waardeering van het van God ge geven leven, daarom verheft en veredelt ze ons gemoed, dat milder wordt en beter. Zoo kan de kunst ons het inzicht brengen, dat we het leven goed te leven hebben, op goede wijze, in alle opzichten, omdat het dit waard is. Zoo kan ze óók een factor zijn tot meer maat schappelijke volmaking. Keeren we echter tot de expositie terug. Gaarne noemen we nog de werken: no. 1 en 6, beide weer stillevens. Van zijn teekeningen prefereeren we: Gezicht op Santpoort. De por tretten kunnen ons, op een enkele uitzondering na, minder voldoen. „Mona" (14) is nogal zwak van beelding en het zelfportret, hoe vergeeste lijkt ook, bevredigt niet. Om de zuivere stofuit drukking en geestige weergave noemen we, tot slot, no. 17: Kacheltje. Boven alles echter roemen we de fraaie stil levenkunst van dezen toegewijde. K. de H. Het weekblad Handelsbelangen neemt o.m. op de crediteurenlijst in het faillissement Han delsvennootschap onder de firma Gebrs. Wij- ker en P. van Duyn aanneemster IJmuiden gem. Velsen. Deze lijst telt 76 crediteuren met een totaal passief van 369.486.68 waarvan pre ferent 347.911.86. Voorts een betwiste voxrde- ring groot 125.50. De baten zijn nog niet vol- loruof bekend. In de N.V. Boekhandel De Erven Loosjes, Groote Houtstraat 100, wordt tot 5 November een tentoonstelling gehouden ter gelegenheid van het feit, dat op 1 November 1783 dus 150 jaar geleden Adriaan Loosjes Pzn. een boekwinkel te Haarlem vestigde. Deze interessante tentoonstelling omvat al lerlei uit de geschiedenis van de zaak en wel allereerst een collectie portretten, zooals dat van den stichter, wiens biographie wij gerui- men tijd geleden reeds onder de rubriek „Be kende Haarlemmers" plaatsten. Ter aanvul ling hiervan zij nog medegedeeld, dat Adriaan Loosjes Pzn. te Texel in 1762 geboren werd en op 12 Augustus 1783 in het Haarlemsche gilde van de boekbinders en -verkoopers werd op genomen na het afleggen van den .meester proef". Op de tentoonstelling is een heele rij oor spronkelijke boeken aanwezig, welke Adr. Loosjes geschreven en een aantal, welke hij daarenboven nog uitgegeven heeft. Zelfs Fransche vertalingen van zijn werken, en de ééne Latnsche, welke bestaat, zijn er te be zichtigen. Bijzonder bezienswaardig is een geheel-op- rijm-gesteld gedenkboek, dat den stichter op zijn zilveren bruiloft in 1808 werd geschonken door het boekgenootschap „Democrets", welke ten doel had: „tot lagchen op te wekken en vrij te foppen, mits in dicht of rijmelarij Op 27 September 1783 kocht Adr. Loosjes een huis in de Damstraat en vestigde zijn thans 150 jaren bestaande zaak. Na zijn dood in 1818 kwam de zaak aan zijn weduwe wier portret evenals die van zijn vader, P. Loosjes Azn. (17351813) en van andere familieleden en opvolgers de tentoon stelling siert en aan zijn zoon Vincent Loos jes, die reeds een drukkerij bezat en wiens ge schenk op zijn zilveren bruiloft in 1840 een almanak eveneens nog te zien is. De boeken kast, afgebeeld in deze almanak, is ten huize van den heer M. Loosjes nog aanwezig. Na den dood van de weduwe van A. Loosjes en Vincent Loosjes, werd de drukkerij en boek handel gecombineerd en voortgezet onder den naam „De Erven Loosjes". Verschillende zonen en kleinzonen beheerden daarna achtereenvolgens en soms tegelijkertijd de zaak, welke inmiddels naar een perceel aan de (destijds nog ongedempte) Oude Gracht was overgebracht. Dit perceel had blijkens een aanwezige af beelding een pittoresque oud-Hollandsch ge veltje. Helaas is bij de demping van de Oude Gracht het perceel verbouwd en de gevel van den nieuwen winkel is volgens de afbeelding héél wat minder mooi.... De boekhandel en de drukkerij kwamen ten slotte aan de heeren P. en M. Loosjes en de uitgeverij aan den heer Vincent Loosjes, die eenigen tijd wethouder van Haarlem is ge weest en in 1931 overleed. In 1920 werden ook de boekhandel en de drukkerij gescheiden. De boekhandel werd omgezet in de „N.V. De Erven Loosjes" en verplaatst naar het tegenwoordig adres: Groote Houtstraat 100, een ruim pand met een fraaie oude betimmering, o.a- een ge beeldhouwd portret van den kucistenaar Veldheer. President-commissaris van de N.V- werd de heer M- Loosjes, die van 19101920 den boek handel zelfstandig geleid heeft, commissaris de heer H. O- Tjeenk Willink en directeur de heer A. van Weerden, die thans reeds 17 jaar aan de zaak verbonden is en dank zij wiens activiteit ervaring en vakkennis de boekhandel zich uit breidde, zoodat hij nu 10 bedienden in dienst heeft tegen in 1920twee! Het is wel te verwachten dat het den ander halve eeuw bestaanden boekhandel, die in Haar lem gekend en gewaardeerd is, en een groote cliëntèle telt, met zijn directeur op 1 November niet aan belangstelling zal ontbreken. Dien dag zal van 3 tot 5 uur een receptie ge houden worden. Ingekomen N. N. f 2.— N. N. f i._ Wij betuigen, zoo schrijft de commissie voor de Stille Armen, voor deze giften onzen dank en houden ons gaarne voor verdere aanbevolen. Het wordt moeilijk, bij steeds stijgende aan vragen en bij steeds dalende bijdragen onzen hulpbehoevenden vrienden den noodigen bij stand te verleenen en hen goeden moed te doen houden. Dat wordt inderdaad moeilijk, zie boven staande giften en denkt aan het groote getal Stille Armen. Maar wij werken met ijver door, vragen en geven, vertrouwende op Gods bijstand en ho pen op betere tijden. ..In regen wacht men zonneschijn, Stil weer, als 't hard en zuur is: God, zoo d'r iets gered moet zijn, Zal 't doen, als 't tijd en uur is." Giften worden gaarne in ontvangst genomen aan het Bureau dezer courant en aan het adres van den penningmeester der Commissie voor Stille Armen, Gasthuissingel 64. Postgiro 13543. Zaterdagavond reed de timmerman R. S. uit Hoofddorp per fiets het erf af van den slager K. in de Haarlemmermeer en den Kruisweg op. Tegelijkertijd naderde de 20-jarige militair J. S., een neef van eerstgenoemde, eveneens per fiets en botste juist tegen R. S. aan. Beiden smakten op den weg. J. S. viel met het hoofd op den trottoirband en bekwam een hersenschudding. Eerst stond hij nog op, maar daarna zakte hij in elkaar. Hij moest per ziekenauto naar huis vervoerd wor den. Eerst Zondagmorgen is hij bijgekomen. R. S. kwam met den schrik vrij. Beide fietsen werden zwaar gehavend. Zaterdag reed de arbeider W., in dienst bij den landbouwer B. te Nieuw-Vennep, met een zaaimachine, bespannen met twee paarden over den Hoofdweg in de Haarlemmermeer. Plotse ling werden de paarden schichtig en sloegen op hol. De zaaimachine botste tegen een telefoonpaal, brak in tweeën, waarna een stuk in de Hoofd vaart terecht kwam. W. raakte tusschen de brokken bekneld, maar kon, zonder verwondin gen opgeloopen te hebben, bevrijd worden. Begrijpelijk was de man zeer geschrokken. De hollende paarden konden gegrepen wor den, zonder dat zij verder ongelukken veroor zaakt hadden. De resten van de zaaimachine werden latei! evenesen opgehaald. De bevoegdheid om motorrijtuigen te bestu ren is ontzegd aan: P. Broek, wonende te Umuiden, voor drie maanden, ingaande 30 September; C. van Eek, vronende te Haarlem, voor drie maanden, ingaande 30 September. In verband met de vorige week in de Duinen van Wijk aan Zee plaats gehad hebbende vecht partij tusschen den jachtopziener J. en een strooper, die hoewel gewond door beten van den hond van J. wist te ontkomen, is, naar wij vernemen door de rijksveldwacht van Be verwijk aangehouden een 26-jarige arbeider uit IJmuiden-Oost. Deze, F. D. genaamd, is ter beschikking van de Justitie gesteld. Wat de rijwielen betreft: de lampen hiervan doen soms te goed meestal ongemerkt wat de taak eener lamp is, n.l. licht geven. Met een kleine moeite kan men dit voorkomen en wel door de lamp een weinig voorover te draaien. De verblindende verlichting straalt dan op straat en hindert dan zoo goed als nie mand meer. Vervolgens: de reflectoren! Wij hebben op onzen tocht wel zeer duidelijk geconstateerd dat er niet veel reflectoren zijn, die aan de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5