STA D S N I E U W S
ZATERDAG 4 NOVEMBER
MUZIEK
R. K. ORATORIUM.
VEREENIGING
Das Lied von der Glocke
DE POSITIE DER H. O. V.
Uiteenzetting door het bestuur
Eduard van Beinum gastdirigent
op het H. O. V. concert van
Zondagavond
OVERDEKTE SPORTHAL TE WEMBLEY
bi
INDISCHE VEREENIGING
„HAARLEM EN OMSTREKEN"
Opening Indisch restaurant
FILMNIEUWS
REMBRANDT-THEATER
Zooals ge mij begeert
PALACE BIOSCOOP
Een zekere mynheer Gran
Conferenties voor niet-katholieken
Examens
Dré III kiepte
1 'nen strafschup
In t Fransch
kiepte minder
I
In de voorbespreking van ,,Das Lied von der
Glocke" wezen wij reeds op het romantisch
karakter van het werk. Dientengevolge over-
heerscht in deze muziek het gevoel. Toch mag
men hier nog niet spreken van overgevoelig
heid. Vooral niet bij een uitvoering onder
Hubert Cuypers, daar deze dirigent nooit over
dreven gebonden en met overgevoelige uitdruk
king laat zingen, doch eerder eenigermate scherp
gerhythmeerd, zonder de tekstuitbeelding over
het hoofd te zien. Eerder is deze in een dus
danig werk er mee gebaat.
Wel zijn vele onderdeelen zeer melodieus
geschreven. Deze onderaeelen leBnen z.ch
echter bijzonder voor een dergelijke schrijfwijze
(b.v. wanneer de dames de ,,Hausfrau" prijzen).
Het karakter van den tekst wordt aldus vol
strekt niet geschaad, doch er door verduidelijkt.
Trouwens een melodie, hoe vloeiend ook ge
schreven, behoeft daarom nog niet zoetig of
weekelijk te zijn. Dat duidt ontegenzeglijk de
hoofdpartij, die van den klokkengieter aan. On-
danks dat deze partij vele eenvoudige melodi
sche passages telt, is zij toch zeer karakteristiek.
De hoofdfiguur van den hoofdpersoon wordt
duidelijk getypeerd, immer waardig en majes
tueus, nimmer sentimenteel verklankt.
Bijzonder opvallend op dit punt zijn de
fragmenten: „Wenn der Gusz misslang, wenn
die Form zersprang?", waar de klokkengieter
zijn bezorgdheid over den vorm uitspreekt en
„Wo rohe Krafte sinnlos walten", de vergelij
king met d erevolutie.
Ook de tenorpartij bevat menige frappante
passage, b.v. wanneer de landbouwer vol trots
over zijn volgeladen schuur uitroept: „Fest
gegen des Ungiiicks Macht steht mir des Hau-
ses Pracht" en de kreet: „Freiheit und Gleich-
heit" met hst daarop volgende: „Da werden
Weiber zu Hyanen!"
En spreekt er, al is de melodie nog zoo simpel,
geen begeestering uit de sopraansolo: „Heilige
Ordnung"? Is het te verwonderen, dat hst koor
deze verheerlijking der orde met groot enthou
siasme herhaalt en vervolgt.
Spreekt er geen droefenis en bewogenheid
Uit de altsolo: ,,Ach, es ist der treue Mutter"?
Dan bieden de koren veel afwisseling door
de levendige, zeer gemarkeerde deelen: „Dsr
Mann muss hinaus", het z.g. brandkoor, het
middendeel van „Heilige Ordnung": „Tausend
gleissige Hande" en het vreesaanjagende:
„Gefahrlich ist es" met de profetie:
„Weh' denen".
De muziek spreekt alleen dan op deze wijze
tot de toehoorders, wanneer men ze uiterst
correct, klankschoon en met de vereischte
voordracht vertolkt. Dit geschiedde nu op deze
Uitvoering.
Het koor gaf blijk een zeer grondige studie
van „Das Lied" te hebben gemaakt. Het is
bovendien inzake klankvorming (vooral de
sopraan-partij), samenzang en tekstbegrip nog
meer vooruitgegaan. (Alleen was de baspartij
soms iets te bruut van klank.) Als gevolg van
dit begrip werden de felle contrasten tusschen
de koordeelen onderling steeds verkregen, deden
deze frappant aan.
Het koor moge niet steeds een hoofd-, doch
veelal een nevenrol vervullen, van een goede
vertolking der koorpartij hangt toch in menig
opzicht de totale indruk af. En wanneer dit
werk thans velen uitermate heeft voldaan, dan
komt daarvoor ook dank toe aan de koorleden.
Zii dienen te worden geprezen voor de toe
wijding, waarmede zij hun taak verrichttenen,
naar men mag verwachten, zullen blijven ver
richten.
Ook de zang der solisten en het orkestspel
gaven blijk van een goede, een extra voorbe
reiding. Het is niet gebleven bij het even z.g.
doornemen van de orkestpartij op een enkele
repetitie. Het veeleischende, vlugge passagewerk
was goed verzorgd. Men kon een goede klank
verhouding tusschen de verschillende orkest-
groepen onderling en van het orkëst tegen
over solisten en koor constateeren. De klank
van het strijk was warm en vol, die van het
koper mooi afgerond, terwijl het hout aan
toonde ook zeer fraai pianissimo te kunnen
spelen.
Het solo-kwartet kwam, gehoord den samen
zang, verre van onvoorbereid. Er werd een
veelal zeer fraai geheel verkregen, dat soms
boven het koor en orkest uitstraalde. Behalve
de kwartetten voldeed ook het bekoorlijke
terzet: „Holder Friede". Prachtig vloeiden hier
de stemmen te zamen.
Over het algemeen genomen moet de ver
tolking der solo's ook worden geprezen. De
sopraan To van der Sluis zong met volle over
tuiging. Haar volume heeft aan volheid en
glans gewonnen. Bijzonder trof ons het teedere:
„Liebüch in der Braute Locken".
De alt Annie Woud imponeerde geweldig in
de vuur- en oproerscènes. Die klonken heroïek.
Maar ze wist ook den juisten toon te treffen
in bovengenoemden treurzang op de overleden
moeder.
De tenor Marcus Plooier had vele goede mo
menten, niet het minst in de fel-bewogen dee
len, zooals de revolutiescène. Daarentegen komt
hem ook een woord van lof toe voor de aan
grijpende wedergave van het „Fremd kehrt er
heim in 's Vaterhaus", enz.
Het is een gewaagde onderneming om de
groote, moeilijke partij van den klokkengieter
aan een jong zanger te geven. De praestaties
van den bas Louis Bogtman bewezen echter
gelukkig, dat de keuze van den heer Cuypers
geen verkeerde is geweest. Bogtman beschikt
over een omvangrijk, krachtig, mooi getim-
breerd geluid, dat reeds goed geschoold is.
Bovendien gaf hij blijken van aanpassingsver
mogen, al heeft hij nog weinig routine opge
daan, en muzikaliteit.
Dirigent Cuypers heeft met deze uitvoering
wederom zijn groote gaven als dirigent getoond.
Het enorme succes (telkenmale barstte het
applaus los) is welverdiend.
De zaal was, zooals gewoonlijk, bijna geheel
bezet. Dat die belangstelling nimmer dale,
want de R.K. Oratoriumvereeniging verdient
den steun van Haarlems Katholieken.
Het „Heil'ge Ordnung", het prachtige koor
fragment met orkest en orgel (bespeeld door
Ol. Koop) werd na de pauze herhaald, omdat
het vóór de pauze niet was uitgezonden.
Het bestuur der H. O- V. stelt er prijs op
uiteen te zetten hoe de H. O. V. er momenteel
voorstaat en hoe de toekomstmogelijkheden
zijn.
Van den zomer heeft het bestuur getracht om
door een reorganisatie, waarbij de concerten
tegen lagere prijzen toegankelijk werden gesteld
en door de invoering van series, waardoor het
mogelijk was abonnementen te nemen voor
een aantal van 5 concerten af, de belangstelling
bij de burgerij voor de H. O. V. op te wekken.
Een 60-000 circulaires vermeldende het volledige
werkprogramma werden daartoe in Haarlem en
omstreken verspreid. Bovendien werden een
1000-tal aanplakbiljetten onder de winkeliers
verspreid, waarop vermeld stonden de abonne
menten met de daarbij behoorende prijzen, wel
ke genomen konden worden. Om het het pu
bliek gemakkelijk te maken kon men bij deze
winkeliers ook abonnementen bestellen en toe
gangsbewijzen koopen. Op deze wijze meende
het bestuur de noodige aandacht op de HOV.
te vestigen. Het resultaat van dit alles heeft
echter in de verste verte niet aan de verwach
tingen beantwoord wel traden meer leden
toe dan het vorige jaar, doch daar de abonne
menten veel goedkooper zijn dan het vorige
seizoen, waren de inkomsten geringer dan in
1932-1933.
Door het mislukken van deze plannen is de
financieele toestand der H.O-V. op het oogen-
blik uiterst zorglijk, zoo zelfs, dat in overleg
met de orkestleden besloten werd voorloopig
door te werken voor 50 pCt. van het salaris,
met dien verstande, dat de andere 50 pCt. niet
prijs gegeven werden, doch dat deze zouden
worden uitgekeerd, zoodra de mogelijkheid zich
daartoe voordeed. Intusschen zou getracht wor
den een basis te vinden, waarop de H O-V. in
stand zou kunnen blijven. Wanneer alle moge
lijkheden onder het oog waren gezien en dus
een overzicht verkregen was van de omstan
digheden, waaronder het jaar 1934 ingegaan
zou moeten worden, zou een nader besluit ge
nomen worden of aan de leden de liquidatie
van de H. O. V. al dan niet zou moeten voor
gesteld worden.
Nu is het in ieder geval noodzakelijk voor het
voortbestaan der H. O. V. dat voor 1934 een
sluitende begrooting opgesteld kan worden.
Immers dit is het bestuur ter bevoegder
plaatse zeer goed duidelijk gemaakt is dit
niet mogelijk, dan zullen de lichamen, welke
thans de subsidie nog verleenen, zeker daartoe
niet meer bereid zijn. En nu behoeft het geen
betoog, dat nu in 2 jaar tijds alleen de subïidie
van de Gemeente al met 10.000 verminderd
is, hetgeen automatisch een vermindering van
de provinciale subsidie tengevolge heeft en bo
vendien de tijdsomstandigheden steeds ongun
stiger worden, het onmogelijk is het orkest in
stand te houden op de wijze zooals dat tot heden
geschied is. Op de tegenwoordige basis toch is
noodig een bedrag van rond 80.000, waarvan
wederom rond 65-000 aan orkestleden en diri
gent als salaris wordt uitbetaald.
Het bestuur hoopt nu echter toch een slui
tende begrooting te kunnen opstellen, door het
orkest niet voor een vol jaar, doch voor een
gedeelte daarvan 6 of 8 maanden te enga-
geeren. Hier zijn echter niet alleen zakelijke,
doch ook artistieke bezwaren aan verbonden.
Onderzocht wordt thans of deze bezwaren over
wonnen kunnen worden. Het algemeen bestuur
vergadert hier Maandag a-s. over.
Intusschen worden besprekingen gevoerd met
verschillende instellingen buiten Haarlem om
te trachten contracten af te sluiten, doch het
spreekt van zelf dat ook hier vele bezwaren uit
den weg moeten worden geruimd. Nog andere
plannen zijn geopperd om de H.O.V- aan de
noodige contanten te helpen, doch zoolang deze
nog in onderzoek zijn, is het niet gewenscht
hierover thans reeds mededeelingen te doen-
Ook de mogelijke invoering van een radio
belasting, waarvan de opbrengst gedeeltelijk
aan de in Nederland bestaande orkesten zou
moeten ten goede komen, is de noodige aan
dacht waard.
De burgerij kan nog het hare er toe bijdra
gen om de H-O.V. in stand te houden, door
alsnog abonnementen of wel zgn. knipkaarten
te koopen.
Reeds voor 3 kan men een serie van 5 Zon
dagconcerten krijgen, terwijl een knipkaart,
recht gevende tot toegang voor 10 concerten
meerdere personen mogen van 1 kaart gelijk
tijdig gebruik maken voor de Dinsdagavond
concerten 10 kost en voor de Zondagconcerten
ƒ5.—
Hoewel een beroep op de burgerij, zooals dit
het vorige seizoen gedaan werd, niet wederom
kan gedaan worden, blijven natuurlijk ook gif
ten hoe klein ook hartelijk welkom. Deze
giften kunnen gestort worden bij de Twentrche
Bank, waar de H-O.V. een rekening heeft of
wel bij den penningmeester Mr. A. Beets, Plein
No. 8, gironummer 142822. Eenige giften, waar
onder een belangrijke, kwamen reeds binnen.
Immers, behalve dat een sluitende begrooting
voor het volgend jaar moet opgesteld worden,
moet het bestuur ook nog rekening houden met
het tekort ad ruim 6.000.— over het afgeloopen
jaar.
Het bestuur geeft tenslotte de hoop nog niet
op het orkest in stand te houden, doch burgerij
en overheid zullen daartoe de noodige medewer
king moeten verleenen.
Het is en blijft jammer dat het gemeente
bestuur van Haarlem over het algemeen zoo
bitter weinig voor de H-O.V. voelt en daar zoo
bitter weinig voor over heeft, doch hieraan is
blijkbaar niets te veranderen, zoodat het Be
stuur slechts zijn hoop kan vestigen op den
gemeenteraad. Moge deze het belang van een
orkest voor een stad als Haarlem inzien en er
aan medewerken, zooveel als in zijn vermogen
is, dit orkest in stand te houden.
Behalve door bovenstaande financieele moei
lijkheden wordt de H. O. V- bij haar werk thans
ook nog gehandicapt door de ziekte van den
dirigent, den heer Schuurman. Tot groote
vreugde van het bestuur kreeg dit van verschil
lende vooraanstaande dirigenten echter aanbie
dingen om een concert der H.O V. geheel be
langeloos te dirigeeren. Zoo zal op Zondag as.
des avonds Eduard van Beinum een concert
leiden, terwijl Albert van Raalte het ledencon
cert van Dinsdag 14 November zal leiden. Ten
slotte zal Zondagavond 12 November Prof. Felix
Robert Mendelssohn als gastdirigent optreden.
Laat de burgerij nu toonen di te apprecieeren
en laat zij morgenavond optrekken naar de ge
meentelijke Concertzaal- Laat morgen de Con
certzaal te klein blijken te zijn om alle lief
hebbers te ontvangen: voor het bestuur zal dit
een extra prikkel zijn om al zijn krachten in te
spannen voor het behoud der H. O- V. en voor
de overheid zal het een aanwijzing zijn dat het
orkest nog alle reden van bestaan heeft.
Tenslotte moet het bestuur nog mededeelen
dat de H. O. V- een groot verlies geleden heeft
doordat de bekwame solo-cellist Cor de Wilde
met ingang van 1 November aan den K.R.O.
verbonden is en de H.O V- dus heeft moeten
verlaten. Het bestuur betreurt dit vertrek bij
zonder, maar begrijpt dat de heer De Wilde dit
aanbod in de gegeven omstandigheden niet kon
en mocht afslaan. Het is het bestuur een be
hoefte op deze plaats den heer De Wilde har
telijk dank te zeggen voor al hetgeen hij ge
durende meer dan 12 jaar voor de H O V. heeft
gedaan en voor het vele kunstgenot dat hij in
dien tijd aan de Haarlemsche burgerij heeft
geschonken.
Niettegenstaande zijn buitengewoon drukke
werkzaamheden als dirigent van het Amster-
damsche Concertgebouworkest (dr. Willem
Menge'berg en dr. Rud. Mengelberg zijn beiden
ziek) heeft de oud-H.O.V.-leider Eduard van
Beinum, aan wien muziekminnend Haarlem
zulk een dankbare herinnering bewaart, zich
In de nabijheid van het geweldige stadion te Wembley zal thans een groot sportpaleis
worden gebouwd, dat het grootste van Engeland zal zijn
spontaan beschikbaar gesteld om Zondagavond
a.s. met het orkest op te treden.
Als programma heeft hij gekozen de Ouver
ture Éléonore no. 3, Beethoven, het Viool
concert in D gr. t. van Brahms, waarin Andries
Roodenburg als solist optreedt, en na de pauze
de Vijfde Symphonie van Tschaikowsky.
Behoeven wij dit H.O.V.-concert nog aan te
bevelen? Immers neen! We hebben zoo'n idee
dat èn de naam van den dirigent èn de ge
kozen werken dezen avond een extra groot ge
tal toehoorders naar de Gemeentelijke Concert
zaal zulten doen stroomen, en dat de eer en het
genoegen van dit weerzien wederkeerig zullen
zijn.
Men reserveere dezen Zondagavond voor
Eduard van Beinum en onze Haarlemsche Or-
kestvereeniging.
In ons verslag van de oprichtingsvergadering
van de Indische Vereeniging „Haarlem en Om
streken" nebben wij reeds het een en ander be
treffende deze vereeniging uiteengezet. Wij
kunnen hieraan nog toevoegen, dat thans de
vereeniging in 8 afdeelingen georganiseerd is.
Propaganda, informaties, in'ichtingen omtrent
vestiging te Haarlem en omstreken voor oud-
Indisch gasten, voorlichting omtrent Indlë, in
lichtingen omtrent aanschaffing van meubilair
voor oud-Indisch-men, restaurant, vereeni-
gingslocaliteiten en het toetsen op bonafiditeit
van leveranciers.
De vereeniging telt reeds een honderdtal le
den en heeft eigen correspondenten in verschil
lende groote steden van Ned.-Indië.
In hotel „De Leeuwerik" is een zaal als so
ciëteit ingericht, terwijl op het programma van
de vereeniging o. a. ook staan: lezingen van
verschillenden aard, gezelliga avonden, op
richting van bridge- en schaakclubs, enz.
Heden(Zaterdag)avond wordt het Indische
restaurant in hotel „De Leeuwerik" geopend
met een rijsttafel voor leden en introducé's.
Men is van plan om na de opening het res
taurant, dat geëxploiteerd wordt door hotel
„De Leeuwerik", eiken dag voor iedereen toegan
kelijk te stellen.
Alle Indische gerechten zijn er verkrijgbaar,
welke door een speciaal daarvoor aangestelde
djongas en kokkie worden toebereid.
De Indische Vereeniging met actief bestuur
hoopt voor haar leden en voor allen, die uit
Indië komen, en zich in Haarlem of omstreken
willen vestigen, op velerlei gebied nuttig werk
zaam te ziin, terwijl zij tevens propaganda m
Indië voor Haarlem als woonstad voor oud-
Indisch-gasten zal maken.
Gelijk we gisteren reeds meldden is dit de
titel van de hoofdfilm van deze week met Greta
Garbo in de hoofdrol.
Om het hoofd van deze actrice hangt nog
steeds een aureool van voortreffelijkheid en
iederen keer weeraan moet men toegeven dat
dit geenszins misplaatst is. Zij weet aan een rol
relief en uitdrukking te geven, welke zeer zeker
ver boven de gebruikelijke filmsterrenprestaties
uitgaan. Garbo is echter geen vampier-type
dat kan ze ook niet zijn wijl ze steeds in haar
optreden voornaam blijft en een ordinair ba
nale uitbeelding bij haar steeds een geforceer-
den indruk zal maken. Daarom dat het begin
van deze film, waarin zij een soort chanteuse
in een cabaret is, niet bevredigt; haar uitbun
digheid lijkt zeer overdreven, omdat het ken
nelijk niet cordaal is. In dit soort creaties zou
Mariene Dietrich haar zeker verslaan. Het
kostte van Greta Carbo moeite te gelooven, dat
zij zoover gedaald en afgestompt is, dat alleen
nog maar een champagne-roes eenige waarde
heeft. Later, als zij weer op het kasteel van
haar man terug is en haar geheugen weer baan-
breekt, dan maakt zij volop van de gelegenheid,
die haar geboden wordt, gebruik, om zich ge
heel in haar spel te verliezen. Dan boeit zij
weer volkomen door de weergaloos knappe uit
beelding, welke iedere twijfel aan oprechtheid
uitsluit. Dan corrigeert ze vaak onbewust den
op effectbejag ingestelden regisseur, die alsmaar
„probeert" het psychologische van het geval te
benaderen, doch daar maar niet in slaagt. En
dat is jammer, want het geheel is practisch
een intern-drama, hoe moeilijk het overigens
ook te aanvaarden is. Von Stroheim is eigenlijk
de eenige die met die inwendige roerselen niets
te maken heeft en zich uitsluitend heeft te
beperken, door te trachten uit de zeer eigen
aardige situatie voordeel te trekken. De vrouw,
die niets anders was, dan een voedsel voor zijn
zwaar-sensueelen geest, wilde hij tot iederen
prijs terug hebben. Op alle mogelijke manieren
tracht hij bewijzen bijeen te brengen om aan
de echtheid van de hervonden gravin te doen
twijfelen. Zoo staan de zaken en ware het niet
dat Greta Garbo aan de oplossing van het pro
bleem gezet was, weinigen zou men met dit
drama geboeid hebben. Overigens blijft het een
open vraag of Piramdello, naar wiens werk deze
film gemaakt werd, de oorzaak is van de zicht
bare moeilijkheden, dan wel de man, die de
leiding had. Het doet betrekkelijk ook weinig
ter zake, want het publiek zal deze puzzle wel
volmaakt onverschillig zijn.
Bijster lang is de hoofdfilm niet en daarom
is het voorprogramma grooter dan gewoonlijk.
Het meest actueele daarin is ongetwijfeld de
aankomst van het echtpaar Lindbergh op Schel-
lingwoude. Dit is weer een staaltje van Poly-
goon's welbekende activiteit.
Voorts een als steeds grappige teekenfilm en
een zeer vriendelijk gearrangeerde en lang niet
kwaad opgenomen film: „Vergeten melodieën",
waarin een tweetal aardige Fransche chansons
verwerkt zijn. Het is iets aparts en daarom
zeer welkom.
Op het tooneel: The Raya Sisters and Do-
linoff ballet een en ander in den geest van het
Grüne Tisch ensemble, doch minder door
wrocht. Overigens zijn er heel aardige vond
sten ingelascht en doet het geheel zeer effect
vol aan. Niet in 't minst valt de lenigheid der
Sisters te bewonderen. Alles bijeen een rijk ge
varieerd programma, doch om meer dan een
reden uitsluitend geschikt voor volwassenen.
Een echte Hans Albers-film en een echte
sensatie- en avontuurfilm is het, die gister
avond voor de eerste maal in Palace werd ver
toond.
Een echte sensatiefilm, maar die behalve de
sensatie, behalve de avonturen ook nog groote
schoonheid laat zien, doordat alles zich af
speelt in een omgeving van schoonheid en
kunst, in Venetië, in Rome, in de Campagna,
op de Middellandsche Zee.
Er is een uitvinding gedaan, een uitvinding,
waarover heel de wereld spreekt en waarvan
verschillende landen zich het bezit willen ver
zekeren, omdat ze in geval van oorlog een
schitterend verdedigingswapen zal zijn.
De uitvinder heeft namelijk een toestel weten
samen te stellen, waarmee hij iederen lucht
aanval onschadelijk kan maken, omdat de ge
heimzinnige electrische stralen, die het uitzendt
onverbiddelijk iederen motor, die binnen het
bereik komt, doet stilstaan, zoodat de piloot, als
hij al niet te pletter valt, toch in elk geval een
noodlanding zal moeten maken.
Die uitvinding willen drie groote mogendhe
den, koste wat het kost, bemachtigen en de
mannen, die zij er op uitzenden om hun doel
te bereiken, zijn nu niet bepaald gentlemen,
behooren veeleer tot goed georganiseerde m's-
dadigersbenden, die elkaar meedoogenloos be
strijden.
Maar de geheime politie van het land, waar
toe de uitvinder behoort, waakt en vcoral als
zij verneemt, dat de uitvinder vermoord is, stelt
zij alles in het werk om hen, die te teekeningen
van het toestel, waarvan zij niet weet waar die
zich bevinden, trachten te stelen, onschadelijk
te maken.
Die strijd tegen de misdaad is moeilijk en de
man, die hem, heeft aangebonden, waagt tel
kens en telkens weer zijn leven, maar weet ten
slotte zijn opdracht schitterend te vervullen en
bovendien nog een bekoorlijke jonge vrouw mee
naar huis te brengen.
Want natuurlijk, als in elke film, komen ook
hier de twee in voor, die op elkaar verliefd
zijn en al meent ook het meisje herhaaldelijk
te moeten constateeren, dat haar liefde vcor
„mijnheer Gran" aan een onwaardige is ver
spild, en al m,oet zij daaronder lijden, ten slotte
wort toch alels wat geheimzinnig -i wonderlijk
leek aan „een zekere mijnheer Gran" op dood
gewone en toch ook weer sensationeele wijze
verklaard.
Behalve Hans Albers, die de hoofdrol ver
vult, komen er nog meer bekende acteurs en
filmartisten in voor, zooals A'bert Bassermann,
Karin Hardt, Olga Tsechowa enz. Waar die
allen samenwerken cm van een fi'm iets te
m.aken, daar wordt het ook wat, waarvan deze
film weer eens het bewijs is.
Nu eens zit het publiek in adembenemende
spanning te staren naar de gewaagde onderne
mingen der elkaar bestrijdende groepen, dan
weer kan het zich verlustigen in het aanschou
wen van het zonnige Venetië met zijn paleizen
en zijn gondels, of in den aanblik van de be
roemde gebouwen van het oude Rcme, kortom,
het is een film, die elck wat wils geeft, zoowel
den minnaar van het schoone als den op sen
satie beluste.
Als geheel een prachtfilm.
In de pauze het duo Litwinseff, dat in Rus
sisch costuum liederen op de balala'ka .voor
draagt voorts nog het, ditmaal korte, ge-
luidsnieuws en een „merry melodie"-teeken-
film: „Het bord, dat er met den lepel vandoor
ging", een allergrappigste film, die menigeen
heeft doen schaterlachen.
Te beginnen Donderdag 9 November, des
avonds 8 uur, zullen in de Katholieke kerk Wil-
lemsbeekweg D12 te IJmuiden (Oost), sociale
conferenties worden gegeven door den beken
den conferencier uit het Dominicanerklooster te
Zwolle, Pater Lector A. J. Winkel O. P.
De vele sociale mistoestanden, die heden be
staan, doen steeds weer de vraag stellen, hoe
de sociale kwestie moet worden opgelost.
Ook de R. K. Kerk, verspreid over heel de
wereld, tellend een derde deel onzer landge-
nooten, zal daartoe medewerken.
Het is echter een feit, dat nog altijd in breede
kringen door onberedeneerde vooroordeelen
Kerk en kapitaal, Kerk en brandkast vereen
zelvigd worden. En de reden?
Men heeft geen juist en zuiver inzicht van de
leer en de opvatting der Katholieke Kerk op
het terrein van het sociale leven.
De gelegenheid, om deze te leeren kennen en
toetsen als een dam tegen vermaterialiseering
in Plutocratie en Bolsjewisme, wordt nu ge
boden in deze sociale conferenties.
In een zes-tal conferenties, telkens Donder
dagsavonds om 8 uur, zullen de actueele pro
blemen op sociaal terrein behandeld worden.
9 November: le Conferentie: Het sociale
vraagstuk in het algemeen.
16 November: 2e Conferentie: Kerk en eigen
dom.
23 November: 3e Conferentie: Kerk en arbeid.
30 November: 4e Conferentie: Kerk en kapi
taal.
7 December: 5e Conferentie: Rechtvaardig
heid en liefde bij de ordening van het Maat
schappelijk leven. Het zijn evenzoovele vraag
stukken, die aller belangstelling verdienen.
14 December: 6s Conferentie: De beantwoor
ding en behandeling van de ingekomen vragen
en moeilijkheden.
De ervaring in Amsterdam, Leeuwarden,
Utrecht, Nijmegen enz. heeft bewezen, dat deze
conferenties in een wezenlijke behoefte voor
zien: de opkomst was ongekend groot.
Wij noodigen dan ook onze Niet-Katholieke
broeders en zusters dringend uit, deze confe
renties, waartoe de toegang kosteloos is, wel te
willen bijwonen, om zich op de hoogte te stellen
van de leer der Katholieke Kerk over het so
ciale vraagstuk.
De praktijk-examens in boekhouden en han
delscorrespondentie, afgenomen vanwege de
Vereeniging „Het Nederlandsche Handels-In
stituut", zullen plaats hebben op 8, 9 en 10 Ja
nuari a.s. De aanmelding is opengesteld tot 21
December a.s. Prospectussen en aanmeldings
formulieren zijn verkrijgbaar bij alle boekhan
delaren en aan het secretariaat der Vereeniging
te Haarlem.
liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigRABANTSCHE BRIEVEN
1 D'n Dré wil z'n boske in Oudenbosch weer 's zien 1
Ulvenhout, 31 October 1933
Menier,
Het kaartsnulleke kon Zon
dagmiddag nie deurgaan. D'n
Joep z'n vrouw had 's mergens
teveuren d'r negende kindeke
gekregen zoowdat d'n Joep 's Zondagsmid
dags, in plots van te proppen, bakeren moest;
d'n Blaauwe was naar d'n Bels gegaan, naar 'n
zuster van Aantje, om daar 'n verken te slach
ten veur da mensch, z'n zwagerinnekeen d'n
Fielp had vergadering bij menier pastoor, wa
persies, da weet ik nie, maar d'n bakker had
mee z'nen duim over z'n wijsvinger gewreven
en gebromd: „ge wit wel, ge wit wel, de fi-
nansjeelen".
„Balaans?" lachte-n-ik.
„Lijk ge 't noemen wil," zee-t-ie toen mee
persies zóóveul geheimzinnigheid as ie z'n eigen
aan 'nen ouwen kameraad veroorloven mocht,
zonder 'm in z'nen wiek te schieten!
Ze hadden dus alle drie ,,'nen steuvigen prop-
das", zoowas d'n Fielp d'n strop uitlee, en ik
zat zonder maats,
„Trui." zee ik 's mergens, as ze uit de late
kerk kwam: .,'k heb, terwijl ge naar de Mis
waart, 'n gedacht uitgebroeid."
Met de Zondagsche muts in d'r haanden
bleef ze veur de open kast staan en keek mijn
aan, mee 'n eenigszins-vies gezicht.
'k Dee net. of ik niks zag en stopte m'n
pepke- Toen lee ze d'r muts weg, dee d'ren
gouwen ketting af, lee alles netjes in de „goeie
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllilll"'!
kast" en zweeg met nadruk
Na m'n eerste trekskes zee
ik toen, net of ik veur m'n eigen
sprak: ,,'t valt me nie, da'k zoow
weinig van 'm heur" en ik schud
de m nen kop.
't Hielp nie. Trui bleef zwijgen.
Sjecuur zwijgen. Kalm en.... laangzaam, zouw
ik haast zeggen zweeg ze.
Toen gor.g 'k naar 't achterhuis en kneep
's in m'n fietsbaanden; wa nie noodig was.
waant 'k had ze 'n kwatierke, veur Trui thuis
kwam, zurgvuldig volgepompt.
Ik voelde da ze achter me sting. Op d'r kous
voeten! Waant ze had ok d'r mollières uitge
schoten, daar ze thuis gèren op d'r dunne witte
klompen loopt. En die stonden in 't achterhuis,
op de tenten, boven op de pomp. Die hadden
daags terveuren d'r 's Zaterdagsche beurt g'ad.
Ineens draaide-n-ik me-n-eigen om en 'k zee,
terwijl ik zag da ze 'n bietje schrok: ,,'k gaai
vandenmiddag 's naar d'n Ouwenbosch." (Om
't heur kalmkes te zeggen gaf ze gin kans veur,
dus dan maar zoow..!) Ze wiest dan ok nie
aanders te zeggen, as: „oow".
„Kunnen me 'n uurke vroeger eten, prulle-
muts?"
Afijn, da wier gevonden mee wa-d-harden
vermecel en taai soepvleesch en na d'n eten
besteeg ik m'n velocipee en staamte naar d'n
Ouwenbosch!
„Zijde wezenlijk ongerust, of.... eh!....?"
had Trui onder 't eten gevraagd.
Dat „offe" sloeg ik maar net eender over
as d'n ongaren vermecel en 'k had g'aantwoord:
„ongerust, ongerust, och, ongerust!"
„Of is 't alleenig maar, da ge 'm zoowlaank
nie gezien hedt?"
„Ok al, ok al, och Ik heur zoow niks,
ee!" Toen lee ze d'ren soeplepel neer en gong
de èèrpels,, die stingen te stoomen, boven op
d'n kacheldeksel, nog 's omschudden en onder
wijle vroeg ze: „verlangde zoow naar 'm?"
Die wijven, amico, die vragen oew altjj 't
hemd van oew lijf!
„Ja!" zee ik: „en zwijg verders asteblieft! Is
da nouw zoow bijzonder, da 'k m'n boske weer
's zien wil, vergimme?"
„Legt daar dan nie eerst 'n uur omhenen te
draaien", zee ze toen en hoeploeploep! kaan-
telde ze de dampende èèrpels in de schaal.
Veur ik weggong haalde ze bij Vrouwke
Oomen nog gaauw efkens 'nen buil tooverbal-
lekes, da's Dré III z'n kostje! en stopte
die in m'nen bonkert, zeggende: „Gift 'm da
en zeg erbij da-d-et van z'n Oopoe is!"
„Bedaankt, Trui," zee ik: „daar kunde op
rekenen wefke en nouw seluu! 'k Ben veur
d'n donkere thuis; oudoe horre!"
'k Had natuurlijk nog wel twee builen mee
snoepgoed veur 'm in m'n zakken, maar 'k
hoefde niks ongerust te zijn, da m'n boske 't
te veul zouw vinden en dus staampte-n-ik mee
plazier d'n uitzicht-schoonen Zondagmiddag
in, laanks de bosschen over de gladde wegels,
harder en harder en 'k krokte de rimmeltiek
tusschen m'n botten lijk koffieboonen in d'n
koffiemeulen.
't Was 'nen October-Zondag, amico, om er
stukken uit te frèten, raauw, zoow-uit-'t-vüstje!
Droog, koud in de locht en 'n koperkleurig,
laag zonneke deur de bosschen, of de stammen
van 't gebomte mee goudbrons waren beslagen,
't Had hier al 'n paar nachtjes gevroren en de
blaaikes wentelden deur de locht, lijk gouwen
vlinders. De wegels lagen er dik van.
Teeren herfstlocht krinkelde van 't vergane
blad in de vriesdunne locht, die 't puntje van
oew neus kietelde.
Op de groote wegels was 't stil.
Nouw en dan roosch er 'n auto veurbü die
de lichte gele blaaikes dee óp-zwieren in de
spaken van m'n wielen.
Lager zonk 't koperen zonneke. 't Goud sid
derde op d'éérde. Blonk op de volle bosch-
slooten, schampte laanks 't gevallen geblaarte.
Rooier en rooier wier d'n weerschijn en d'n
herfstdag hong van de locht as 'nen tros
gruune druiven mee duuzend hartjes van goud,
duuzend zonnekes, die lagen te pèèrlen in d'n
blaanken wijn, binnen de matgouwen vruchten.
En in de middelste druif zag ik 't lachende,
kerngezonde kopke van m'n boske, mee z'n
stralende sterre-oogskes, die glaansden as de
druivenharten zeivers. En 'k zette nog 'n
staampke d'r bovenop en maalde m'nen rim
meltiek tot poeier.
'k Klopte effen op m'n zakken ja, 't
snoepgerei zat nog veilig en heel op z'n plots!
In d'n Ouwenbosch gekomen, vuulde-n-ik we-
rendig 'n zweetrandje onder de klep van m'n
pet. En as ik in de straat kwam waar de kost
school staat, dan was daar 't zonneke-n al nie
meer te bespeuren, gezonken as 't was, achter
de huizekes.
'k Trok aan de zware bel, die dreunend deur
den betegelden gang echoowde, zoowda 'k heur-
de, dat er niemand was. 'k Wachtte. Klopte m'n
pepke leeg. Droogde d'n binnenkaant van m'n
petje-n-af, voelde nog 's naar 't spoepgoed en
toen luidde-n-ik nog 's aan de bel. 'k Heurde
't broederke hard aan komen loopen en as ie
opendee, dan sting z'n kalotje 'n tikske scheef
en blonk er iets in z'n oogen van zenuwachtig
plazier. Wa nog erger wier, toen ie mijn zag.
„Da treft, Dré" lachte-n-ie „kom 's gaauw
kijken, ja, zet oew fiets daaB maar neer," en
mee trok ie weer aan m'nen jas.
,Hoe is 't mee
„Dré III? Kom maar gaauw mee, dan kunde
'm in volle actie zien!"
„Dus hij maak 't goed, broeder?"
Toen schaterde-n-ie mijn ten volle gerust.
Efkens bleef ie staan, hij liep veur me uit
in z'n zenuwachtige haast en toen zee-t-ie:
„voetballen, Dré, voetballen! In gin jaren
hebben me hier zo'nen pikeur g'ad!" En weer
schaterde-n-ie.
,,Zijn ze bezig, broeder?"
„Nouw! Kom mee, man, dan zulde 's wa
zien!"
Eindelijk kwamen me op d'n grooten cour.
De speelplots veur de grooten, waar ie an z'nen
vorigen, tienden, verjaardag toe gepromo
veerd is.
„Voetbalt is dan al mee de groote jongens,
broeder?" ha 'k nog gevraagd.
Maar toen we daar kwamen, sodemearel,
amico!
Heel de cour was stil van spanning.
't Was penltie! Enmijn boske moest d'n
strafschup kiepen. (Ge wit, hij is kieper!)
't Was Zondagmiddag, dus heel 't gezelschap
tot en met broeder-overste was present en
stond „laangs de lijn".
Dré stond mee z'nen gebogen rug, trappelend
as 'n jonk veulen, naar me toe.
'Nen groeten jongen, van 'n jaar of zeuven-
tien, zouw d'n penalty nemen. D'n knul zocht,
zocht, speurde naar 'n gat in d'n Dré z'n doel,
maar da levendige, lenige jong scheen mee z'n
oogskes en z'n vlugge pootjes d'n kool dicht
gemetseld te houwen!
Onwillekeurig kwam ik ok in spanning! 't Liep
me koud over m'nen rug, da kleine boske van
me daar zoow in actie te zien, onder de oogen
van heel de scho-ol. 'k Had 'm zoow op willen
pakken, bij kop en stèèrt, maarpats!
daar wier d'n bal laag over d'n grond gescho
ten, in 't uiterste hoekske van 't doel! Ik sting
stijf. Verloren, docht ik! Da schot is nie te
houwen! Geweldig genomen! Maar meteen,
'k schrok me kapot, amico. As 'nen pijl van
d'n boog, zoow schoot dat jong dwars naar d'n
hoek en..... bons! daar lag ie op d'n grond,
mee d'n bal onder z'n buikske.
Enhopla daar smeet ie 't ding mee
z'n ijzersterke ermkes halverweuge 't veld weer
in!
Wa-d-'n gejuich.
'k Doch zelfs, da 'k broeder-Overste mee z'n
kalotje zag zwaaien. Ik juichte even hard mee
as de rest! „Hoeveul sta-g-et, broeder?"
vroeg ik toen.
„Twee-een veur de club van Dré, zee-t-ie:
„daarom was 't zoow schoon, dat ie dieën ge
lijkmaker hiewl"
„Wat-d-'n boske, wa-d-'n boske" schudde
n-ik m'nen kop.
„Frachtkereltje," zee d'n broedr en hij sloeg
me op m'n schouwer!
Bij 't half-time liep ik naar z'nen kool en
pakte 'm op.
Verwondering, blijdschap, spanning, plezier,
alles sting er gelijk in z'n ogskes, die bruin
goud glaansden as de najaarszon zeivers. Alles
vergat ie, heel de cour en sloeg z'n ermen om
m'nen kop, da m'n ooren dubbelvouwden.
„Opa, opa, opa" zee-t-ie en weer verfrommelde
-n-ie m'n ooren. 't Zweet van z'n kopke plakte
aan m'n wangen: „goeie, lieve opa" en as ik
'm neerzette, dan zag ik ineens, deur 'n floerske
broeder-overste bij ons staan.
„Hedde 'm dieën penaltie zien houwen. Dré?"
vroeg ie.
„Kollesaal!" zei ik.
,,'n Gelukkie" zei Dré III: „maar mooi was
ie!"
En mee d'n rug van z'n hand veegde-n-ie
onder z'n neus.
Ollee, 't spet me, maar m'n vellek-n-is
staampvol!
HU leert nouw Fransch. Maar daarin „kiept"
ie veul minder, za 'k maar zeggen.
Afijn. Z'nen klasbroeder, 'n braaf, goei en
pienter broederke hee me gezed: ,,'t komt veur
mekaar, Dré, ik laat 'm nie los" en daar kan
'k veur honderd percenten op vertrouwen!
Neëe, amico, 't was 'nen feestelijke Zondag
middag, in één woord! 'k Ben weer hard op
Ulvenhout aangestampt om Trui alles te ver
tellen. En heel d'n avond hebben me nog pla
zier g'ad om da steuvig boske! Tien keeren
moest ik 't weer over vertellen en onderwijle
mee luciferskoppen de elftallen op tafel op
stellen, om 't Ti-ui duidelijk te maken-
En in de bedstee zee Trui nog. ,,'k zal 't
mergen 's uitvoerig naar onzen Dré schrijven
in Amsterdam."
Maar nouw ben 'k toch heelegaar vol, amico!"
Dus: veul groeten van Trui en as altij gin horke
minder van oewen
toet a voe
Dré