STA D S N I E U W S ZATERDAG 4 NOVEMBER MUZIEK R. K. ORATORIUM. VEREENIGING Das Lied von der Glocke DE POSITIE DER H. O. V. Uiteenzetting door het bestuur Eduard van Beinum gastdirigent op het H. O. V. concert van Zondagavond OVERDEKTE SPORTHAL TE WEMBLEY bi INDISCHE VEREENIGING „HAARLEM EN OMSTREKEN" Opening Indisch restaurant FILMNIEUWS REMBRANDT-THEATER Zooals ge mij begeert PALACE BIOSCOOP Een zekere mynheer Gran Conferenties voor niet-katholieken Examens Dré III kiepte 1 'nen strafschup In t Fransch kiepte minder I In de voorbespreking van ,,Das Lied von der Glocke" wezen wij reeds op het romantisch karakter van het werk. Dientengevolge over- heerscht in deze muziek het gevoel. Toch mag men hier nog niet spreken van overgevoelig heid. Vooral niet bij een uitvoering onder Hubert Cuypers, daar deze dirigent nooit over dreven gebonden en met overgevoelige uitdruk king laat zingen, doch eerder eenigermate scherp gerhythmeerd, zonder de tekstuitbeelding over het hoofd te zien. Eerder is deze in een dus danig werk er mee gebaat. Wel zijn vele onderdeelen zeer melodieus geschreven. Deze onderaeelen leBnen z.ch echter bijzonder voor een dergelijke schrijfwijze (b.v. wanneer de dames de ,,Hausfrau" prijzen). Het karakter van den tekst wordt aldus vol strekt niet geschaad, doch er door verduidelijkt. Trouwens een melodie, hoe vloeiend ook ge schreven, behoeft daarom nog niet zoetig of weekelijk te zijn. Dat duidt ontegenzeglijk de hoofdpartij, die van den klokkengieter aan. On- danks dat deze partij vele eenvoudige melodi sche passages telt, is zij toch zeer karakteristiek. De hoofdfiguur van den hoofdpersoon wordt duidelijk getypeerd, immer waardig en majes tueus, nimmer sentimenteel verklankt. Bijzonder opvallend op dit punt zijn de fragmenten: „Wenn der Gusz misslang, wenn die Form zersprang?", waar de klokkengieter zijn bezorgdheid over den vorm uitspreekt en „Wo rohe Krafte sinnlos walten", de vergelij king met d erevolutie. Ook de tenorpartij bevat menige frappante passage, b.v. wanneer de landbouwer vol trots over zijn volgeladen schuur uitroept: „Fest gegen des Ungiiicks Macht steht mir des Hau- ses Pracht" en de kreet: „Freiheit und Gleich- heit" met hst daarop volgende: „Da werden Weiber zu Hyanen!" En spreekt er, al is de melodie nog zoo simpel, geen begeestering uit de sopraansolo: „Heilige Ordnung"? Is het te verwonderen, dat hst koor deze verheerlijking der orde met groot enthou siasme herhaalt en vervolgt. Spreekt er geen droefenis en bewogenheid Uit de altsolo: ,,Ach, es ist der treue Mutter"? Dan bieden de koren veel afwisseling door de levendige, zeer gemarkeerde deelen: „Dsr Mann muss hinaus", het z.g. brandkoor, het middendeel van „Heilige Ordnung": „Tausend gleissige Hande" en het vreesaanjagende: „Gefahrlich ist es" met de profetie: „Weh' denen". De muziek spreekt alleen dan op deze wijze tot de toehoorders, wanneer men ze uiterst correct, klankschoon en met de vereischte voordracht vertolkt. Dit geschiedde nu op deze Uitvoering. Het koor gaf blijk een zeer grondige studie van „Das Lied" te hebben gemaakt. Het is bovendien inzake klankvorming (vooral de sopraan-partij), samenzang en tekstbegrip nog meer vooruitgegaan. (Alleen was de baspartij soms iets te bruut van klank.) Als gevolg van dit begrip werden de felle contrasten tusschen de koordeelen onderling steeds verkregen, deden deze frappant aan. Het koor moge niet steeds een hoofd-, doch veelal een nevenrol vervullen, van een goede vertolking der koorpartij hangt toch in menig opzicht de totale indruk af. En wanneer dit werk thans velen uitermate heeft voldaan, dan komt daarvoor ook dank toe aan de koorleden. Zii dienen te worden geprezen voor de toe wijding, waarmede zij hun taak verrichttenen, naar men mag verwachten, zullen blijven ver richten. Ook de zang der solisten en het orkestspel gaven blijk van een goede, een extra voorbe reiding. Het is niet gebleven bij het even z.g. doornemen van de orkestpartij op een enkele repetitie. Het veeleischende, vlugge passagewerk was goed verzorgd. Men kon een goede klank verhouding tusschen de verschillende orkest- groepen onderling en van het orkëst tegen over solisten en koor constateeren. De klank van het strijk was warm en vol, die van het koper mooi afgerond, terwijl het hout aan toonde ook zeer fraai pianissimo te kunnen spelen. Het solo-kwartet kwam, gehoord den samen zang, verre van onvoorbereid. Er werd een veelal zeer fraai geheel verkregen, dat soms boven het koor en orkest uitstraalde. Behalve de kwartetten voldeed ook het bekoorlijke terzet: „Holder Friede". Prachtig vloeiden hier de stemmen te zamen. Over het algemeen genomen moet de ver tolking der solo's ook worden geprezen. De sopraan To van der Sluis zong met volle over tuiging. Haar volume heeft aan volheid en glans gewonnen. Bijzonder trof ons het teedere: „Liebüch in der Braute Locken". De alt Annie Woud imponeerde geweldig in de vuur- en oproerscènes. Die klonken heroïek. Maar ze wist ook den juisten toon te treffen in bovengenoemden treurzang op de overleden moeder. De tenor Marcus Plooier had vele goede mo menten, niet het minst in de fel-bewogen dee len, zooals de revolutiescène. Daarentegen komt hem ook een woord van lof toe voor de aan grijpende wedergave van het „Fremd kehrt er heim in 's Vaterhaus", enz. Het is een gewaagde onderneming om de groote, moeilijke partij van den klokkengieter aan een jong zanger te geven. De praestaties van den bas Louis Bogtman bewezen echter gelukkig, dat de keuze van den heer Cuypers geen verkeerde is geweest. Bogtman beschikt over een omvangrijk, krachtig, mooi getim- breerd geluid, dat reeds goed geschoold is. Bovendien gaf hij blijken van aanpassingsver mogen, al heeft hij nog weinig routine opge daan, en muzikaliteit. Dirigent Cuypers heeft met deze uitvoering wederom zijn groote gaven als dirigent getoond. Het enorme succes (telkenmale barstte het applaus los) is welverdiend. De zaal was, zooals gewoonlijk, bijna geheel bezet. Dat die belangstelling nimmer dale, want de R.K. Oratoriumvereeniging verdient den steun van Haarlems Katholieken. Het „Heil'ge Ordnung", het prachtige koor fragment met orkest en orgel (bespeeld door Ol. Koop) werd na de pauze herhaald, omdat het vóór de pauze niet was uitgezonden. Het bestuur der H. O- V. stelt er prijs op uiteen te zetten hoe de H. O. V. er momenteel voorstaat en hoe de toekomstmogelijkheden zijn. Van den zomer heeft het bestuur getracht om door een reorganisatie, waarbij de concerten tegen lagere prijzen toegankelijk werden gesteld en door de invoering van series, waardoor het mogelijk was abonnementen te nemen voor een aantal van 5 concerten af, de belangstelling bij de burgerij voor de H. O. V. op te wekken. Een 60-000 circulaires vermeldende het volledige werkprogramma werden daartoe in Haarlem en omstreken verspreid. Bovendien werden een 1000-tal aanplakbiljetten onder de winkeliers verspreid, waarop vermeld stonden de abonne menten met de daarbij behoorende prijzen, wel ke genomen konden worden. Om het het pu bliek gemakkelijk te maken kon men bij deze winkeliers ook abonnementen bestellen en toe gangsbewijzen koopen. Op deze wijze meende het bestuur de noodige aandacht op de HOV. te vestigen. Het resultaat van dit alles heeft echter in de verste verte niet aan de verwach tingen beantwoord wel traden meer leden toe dan het vorige jaar, doch daar de abonne menten veel goedkooper zijn dan het vorige seizoen, waren de inkomsten geringer dan in 1932-1933. Door het mislukken van deze plannen is de financieele toestand der H.O-V. op het oogen- blik uiterst zorglijk, zoo zelfs, dat in overleg met de orkestleden besloten werd voorloopig door te werken voor 50 pCt. van het salaris, met dien verstande, dat de andere 50 pCt. niet prijs gegeven werden, doch dat deze zouden worden uitgekeerd, zoodra de mogelijkheid zich daartoe voordeed. Intusschen zou getracht wor den een basis te vinden, waarop de H O-V. in stand zou kunnen blijven. Wanneer alle moge lijkheden onder het oog waren gezien en dus een overzicht verkregen was van de omstan digheden, waaronder het jaar 1934 ingegaan zou moeten worden, zou een nader besluit ge nomen worden of aan de leden de liquidatie van de H. O. V. al dan niet zou moeten voor gesteld worden. Nu is het in ieder geval noodzakelijk voor het voortbestaan der H. O. V. dat voor 1934 een sluitende begrooting opgesteld kan worden. Immers dit is het bestuur ter bevoegder plaatse zeer goed duidelijk gemaakt is dit niet mogelijk, dan zullen de lichamen, welke thans de subsidie nog verleenen, zeker daartoe niet meer bereid zijn. En nu behoeft het geen betoog, dat nu in 2 jaar tijds alleen de subïidie van de Gemeente al met 10.000 verminderd is, hetgeen automatisch een vermindering van de provinciale subsidie tengevolge heeft en bo vendien de tijdsomstandigheden steeds ongun stiger worden, het onmogelijk is het orkest in stand te houden op de wijze zooals dat tot heden geschied is. Op de tegenwoordige basis toch is noodig een bedrag van rond 80.000, waarvan wederom rond 65-000 aan orkestleden en diri gent als salaris wordt uitbetaald. Het bestuur hoopt nu echter toch een slui tende begrooting te kunnen opstellen, door het orkest niet voor een vol jaar, doch voor een gedeelte daarvan 6 of 8 maanden te enga- geeren. Hier zijn echter niet alleen zakelijke, doch ook artistieke bezwaren aan verbonden. Onderzocht wordt thans of deze bezwaren over wonnen kunnen worden. Het algemeen bestuur vergadert hier Maandag a-s. over. Intusschen worden besprekingen gevoerd met verschillende instellingen buiten Haarlem om te trachten contracten af te sluiten, doch het spreekt van zelf dat ook hier vele bezwaren uit den weg moeten worden geruimd. Nog andere plannen zijn geopperd om de H.O.V- aan de noodige contanten te helpen, doch zoolang deze nog in onderzoek zijn, is het niet gewenscht hierover thans reeds mededeelingen te doen- Ook de mogelijke invoering van een radio belasting, waarvan de opbrengst gedeeltelijk aan de in Nederland bestaande orkesten zou moeten ten goede komen, is de noodige aan dacht waard. De burgerij kan nog het hare er toe bijdra gen om de H-O.V. in stand te houden, door alsnog abonnementen of wel zgn. knipkaarten te koopen. Reeds voor 3 kan men een serie van 5 Zon dagconcerten krijgen, terwijl een knipkaart, recht gevende tot toegang voor 10 concerten meerdere personen mogen van 1 kaart gelijk tijdig gebruik maken voor de Dinsdagavond concerten 10 kost en voor de Zondagconcerten ƒ5.— Hoewel een beroep op de burgerij, zooals dit het vorige seizoen gedaan werd, niet wederom kan gedaan worden, blijven natuurlijk ook gif ten hoe klein ook hartelijk welkom. Deze giften kunnen gestort worden bij de Twentrche Bank, waar de H-O.V. een rekening heeft of wel bij den penningmeester Mr. A. Beets, Plein No. 8, gironummer 142822. Eenige giften, waar onder een belangrijke, kwamen reeds binnen. Immers, behalve dat een sluitende begrooting voor het volgend jaar moet opgesteld worden, moet het bestuur ook nog rekening houden met het tekort ad ruim 6.000.— over het afgeloopen jaar. Het bestuur geeft tenslotte de hoop nog niet op het orkest in stand te houden, doch burgerij en overheid zullen daartoe de noodige medewer king moeten verleenen. Het is en blijft jammer dat het gemeente bestuur van Haarlem over het algemeen zoo bitter weinig voor de H-O.V. voelt en daar zoo bitter weinig voor over heeft, doch hieraan is blijkbaar niets te veranderen, zoodat het Be stuur slechts zijn hoop kan vestigen op den gemeenteraad. Moge deze het belang van een orkest voor een stad als Haarlem inzien en er aan medewerken, zooveel als in zijn vermogen is, dit orkest in stand te houden. Behalve door bovenstaande financieele moei lijkheden wordt de H. O. V- bij haar werk thans ook nog gehandicapt door de ziekte van den dirigent, den heer Schuurman. Tot groote vreugde van het bestuur kreeg dit van verschil lende vooraanstaande dirigenten echter aanbie dingen om een concert der H.O V. geheel be langeloos te dirigeeren. Zoo zal op Zondag as. des avonds Eduard van Beinum een concert leiden, terwijl Albert van Raalte het ledencon cert van Dinsdag 14 November zal leiden. Ten slotte zal Zondagavond 12 November Prof. Felix Robert Mendelssohn als gastdirigent optreden. Laat de burgerij nu toonen di te apprecieeren en laat zij morgenavond optrekken naar de ge meentelijke Concertzaal- Laat morgen de Con certzaal te klein blijken te zijn om alle lief hebbers te ontvangen: voor het bestuur zal dit een extra prikkel zijn om al zijn krachten in te spannen voor het behoud der H. O- V. en voor de overheid zal het een aanwijzing zijn dat het orkest nog alle reden van bestaan heeft. Tenslotte moet het bestuur nog mededeelen dat de H. O. V- een groot verlies geleden heeft doordat de bekwame solo-cellist Cor de Wilde met ingang van 1 November aan den K.R.O. verbonden is en de H.O V- dus heeft moeten verlaten. Het bestuur betreurt dit vertrek bij zonder, maar begrijpt dat de heer De Wilde dit aanbod in de gegeven omstandigheden niet kon en mocht afslaan. Het is het bestuur een be hoefte op deze plaats den heer De Wilde har telijk dank te zeggen voor al hetgeen hij ge durende meer dan 12 jaar voor de H O V. heeft gedaan en voor het vele kunstgenot dat hij in dien tijd aan de Haarlemsche burgerij heeft geschonken. Niettegenstaande zijn buitengewoon drukke werkzaamheden als dirigent van het Amster- damsche Concertgebouworkest (dr. Willem Menge'berg en dr. Rud. Mengelberg zijn beiden ziek) heeft de oud-H.O.V.-leider Eduard van Beinum, aan wien muziekminnend Haarlem zulk een dankbare herinnering bewaart, zich In de nabijheid van het geweldige stadion te Wembley zal thans een groot sportpaleis worden gebouwd, dat het grootste van Engeland zal zijn spontaan beschikbaar gesteld om Zondagavond a.s. met het orkest op te treden. Als programma heeft hij gekozen de Ouver ture Éléonore no. 3, Beethoven, het Viool concert in D gr. t. van Brahms, waarin Andries Roodenburg als solist optreedt, en na de pauze de Vijfde Symphonie van Tschaikowsky. Behoeven wij dit H.O.V.-concert nog aan te bevelen? Immers neen! We hebben zoo'n idee dat èn de naam van den dirigent èn de ge kozen werken dezen avond een extra groot ge tal toehoorders naar de Gemeentelijke Concert zaal zulten doen stroomen, en dat de eer en het genoegen van dit weerzien wederkeerig zullen zijn. Men reserveere dezen Zondagavond voor Eduard van Beinum en onze Haarlemsche Or- kestvereeniging. In ons verslag van de oprichtingsvergadering van de Indische Vereeniging „Haarlem en Om streken" nebben wij reeds het een en ander be treffende deze vereeniging uiteengezet. Wij kunnen hieraan nog toevoegen, dat thans de vereeniging in 8 afdeelingen georganiseerd is. Propaganda, informaties, in'ichtingen omtrent vestiging te Haarlem en omstreken voor oud- Indisch gasten, voorlichting omtrent Indlë, in lichtingen omtrent aanschaffing van meubilair voor oud-Indisch-men, restaurant, vereeni- gingslocaliteiten en het toetsen op bonafiditeit van leveranciers. De vereeniging telt reeds een honderdtal le den en heeft eigen correspondenten in verschil lende groote steden van Ned.-Indië. In hotel „De Leeuwerik" is een zaal als so ciëteit ingericht, terwijl op het programma van de vereeniging o. a. ook staan: lezingen van verschillenden aard, gezelliga avonden, op richting van bridge- en schaakclubs, enz. Heden(Zaterdag)avond wordt het Indische restaurant in hotel „De Leeuwerik" geopend met een rijsttafel voor leden en introducé's. Men is van plan om na de opening het res taurant, dat geëxploiteerd wordt door hotel „De Leeuwerik", eiken dag voor iedereen toegan kelijk te stellen. Alle Indische gerechten zijn er verkrijgbaar, welke door een speciaal daarvoor aangestelde djongas en kokkie worden toebereid. De Indische Vereeniging met actief bestuur hoopt voor haar leden en voor allen, die uit Indië komen, en zich in Haarlem of omstreken willen vestigen, op velerlei gebied nuttig werk zaam te ziin, terwijl zij tevens propaganda m Indië voor Haarlem als woonstad voor oud- Indisch-gasten zal maken. Gelijk we gisteren reeds meldden is dit de titel van de hoofdfilm van deze week met Greta Garbo in de hoofdrol. Om het hoofd van deze actrice hangt nog steeds een aureool van voortreffelijkheid en iederen keer weeraan moet men toegeven dat dit geenszins misplaatst is. Zij weet aan een rol relief en uitdrukking te geven, welke zeer zeker ver boven de gebruikelijke filmsterrenprestaties uitgaan. Garbo is echter geen vampier-type dat kan ze ook niet zijn wijl ze steeds in haar optreden voornaam blijft en een ordinair ba nale uitbeelding bij haar steeds een geforceer- den indruk zal maken. Daarom dat het begin van deze film, waarin zij een soort chanteuse in een cabaret is, niet bevredigt; haar uitbun digheid lijkt zeer overdreven, omdat het ken nelijk niet cordaal is. In dit soort creaties zou Mariene Dietrich haar zeker verslaan. Het kostte van Greta Carbo moeite te gelooven, dat zij zoover gedaald en afgestompt is, dat alleen nog maar een champagne-roes eenige waarde heeft. Later, als zij weer op het kasteel van haar man terug is en haar geheugen weer baan- breekt, dan maakt zij volop van de gelegenheid, die haar geboden wordt, gebruik, om zich ge heel in haar spel te verliezen. Dan boeit zij weer volkomen door de weergaloos knappe uit beelding, welke iedere twijfel aan oprechtheid uitsluit. Dan corrigeert ze vaak onbewust den op effectbejag ingestelden regisseur, die alsmaar „probeert" het psychologische van het geval te benaderen, doch daar maar niet in slaagt. En dat is jammer, want het geheel is practisch een intern-drama, hoe moeilijk het overigens ook te aanvaarden is. Von Stroheim is eigenlijk de eenige die met die inwendige roerselen niets te maken heeft en zich uitsluitend heeft te beperken, door te trachten uit de zeer eigen aardige situatie voordeel te trekken. De vrouw, die niets anders was, dan een voedsel voor zijn zwaar-sensueelen geest, wilde hij tot iederen prijs terug hebben. Op alle mogelijke manieren tracht hij bewijzen bijeen te brengen om aan de echtheid van de hervonden gravin te doen twijfelen. Zoo staan de zaken en ware het niet dat Greta Garbo aan de oplossing van het pro bleem gezet was, weinigen zou men met dit drama geboeid hebben. Overigens blijft het een open vraag of Piramdello, naar wiens werk deze film gemaakt werd, de oorzaak is van de zicht bare moeilijkheden, dan wel de man, die de leiding had. Het doet betrekkelijk ook weinig ter zake, want het publiek zal deze puzzle wel volmaakt onverschillig zijn. Bijster lang is de hoofdfilm niet en daarom is het voorprogramma grooter dan gewoonlijk. Het meest actueele daarin is ongetwijfeld de aankomst van het echtpaar Lindbergh op Schel- lingwoude. Dit is weer een staaltje van Poly- goon's welbekende activiteit. Voorts een als steeds grappige teekenfilm en een zeer vriendelijk gearrangeerde en lang niet kwaad opgenomen film: „Vergeten melodieën", waarin een tweetal aardige Fransche chansons verwerkt zijn. Het is iets aparts en daarom zeer welkom. Op het tooneel: The Raya Sisters and Do- linoff ballet een en ander in den geest van het Grüne Tisch ensemble, doch minder door wrocht. Overigens zijn er heel aardige vond sten ingelascht en doet het geheel zeer effect vol aan. Niet in 't minst valt de lenigheid der Sisters te bewonderen. Alles bijeen een rijk ge varieerd programma, doch om meer dan een reden uitsluitend geschikt voor volwassenen. Een echte Hans Albers-film en een echte sensatie- en avontuurfilm is het, die gister avond voor de eerste maal in Palace werd ver toond. Een echte sensatiefilm, maar die behalve de sensatie, behalve de avonturen ook nog groote schoonheid laat zien, doordat alles zich af speelt in een omgeving van schoonheid en kunst, in Venetië, in Rome, in de Campagna, op de Middellandsche Zee. Er is een uitvinding gedaan, een uitvinding, waarover heel de wereld spreekt en waarvan verschillende landen zich het bezit willen ver zekeren, omdat ze in geval van oorlog een schitterend verdedigingswapen zal zijn. De uitvinder heeft namelijk een toestel weten samen te stellen, waarmee hij iederen lucht aanval onschadelijk kan maken, omdat de ge heimzinnige electrische stralen, die het uitzendt onverbiddelijk iederen motor, die binnen het bereik komt, doet stilstaan, zoodat de piloot, als hij al niet te pletter valt, toch in elk geval een noodlanding zal moeten maken. Die uitvinding willen drie groote mogendhe den, koste wat het kost, bemachtigen en de mannen, die zij er op uitzenden om hun doel te bereiken, zijn nu niet bepaald gentlemen, behooren veeleer tot goed georganiseerde m's- dadigersbenden, die elkaar meedoogenloos be strijden. Maar de geheime politie van het land, waar toe de uitvinder behoort, waakt en vcoral als zij verneemt, dat de uitvinder vermoord is, stelt zij alles in het werk om hen, die te teekeningen van het toestel, waarvan zij niet weet waar die zich bevinden, trachten te stelen, onschadelijk te maken. Die strijd tegen de misdaad is moeilijk en de man, die hem, heeft aangebonden, waagt tel kens en telkens weer zijn leven, maar weet ten slotte zijn opdracht schitterend te vervullen en bovendien nog een bekoorlijke jonge vrouw mee naar huis te brengen. Want natuurlijk, als in elke film, komen ook hier de twee in voor, die op elkaar verliefd zijn en al meent ook het meisje herhaaldelijk te moeten constateeren, dat haar liefde vcor „mijnheer Gran" aan een onwaardige is ver spild, en al m,oet zij daaronder lijden, ten slotte wort toch alels wat geheimzinnig -i wonderlijk leek aan „een zekere mijnheer Gran" op dood gewone en toch ook weer sensationeele wijze verklaard. Behalve Hans Albers, die de hoofdrol ver vult, komen er nog meer bekende acteurs en filmartisten in voor, zooals A'bert Bassermann, Karin Hardt, Olga Tsechowa enz. Waar die allen samenwerken cm van een fi'm iets te m.aken, daar wordt het ook wat, waarvan deze film weer eens het bewijs is. Nu eens zit het publiek in adembenemende spanning te staren naar de gewaagde onderne mingen der elkaar bestrijdende groepen, dan weer kan het zich verlustigen in het aanschou wen van het zonnige Venetië met zijn paleizen en zijn gondels, of in den aanblik van de be roemde gebouwen van het oude Rcme, kortom, het is een film, die elck wat wils geeft, zoowel den minnaar van het schoone als den op sen satie beluste. Als geheel een prachtfilm. In de pauze het duo Litwinseff, dat in Rus sisch costuum liederen op de balala'ka .voor draagt voorts nog het, ditmaal korte, ge- luidsnieuws en een „merry melodie"-teeken- film: „Het bord, dat er met den lepel vandoor ging", een allergrappigste film, die menigeen heeft doen schaterlachen. Te beginnen Donderdag 9 November, des avonds 8 uur, zullen in de Katholieke kerk Wil- lemsbeekweg D12 te IJmuiden (Oost), sociale conferenties worden gegeven door den beken den conferencier uit het Dominicanerklooster te Zwolle, Pater Lector A. J. Winkel O. P. De vele sociale mistoestanden, die heden be staan, doen steeds weer de vraag stellen, hoe de sociale kwestie moet worden opgelost. Ook de R. K. Kerk, verspreid over heel de wereld, tellend een derde deel onzer landge- nooten, zal daartoe medewerken. Het is echter een feit, dat nog altijd in breede kringen door onberedeneerde vooroordeelen Kerk en kapitaal, Kerk en brandkast vereen zelvigd worden. En de reden? Men heeft geen juist en zuiver inzicht van de leer en de opvatting der Katholieke Kerk op het terrein van het sociale leven. De gelegenheid, om deze te leeren kennen en toetsen als een dam tegen vermaterialiseering in Plutocratie en Bolsjewisme, wordt nu ge boden in deze sociale conferenties. In een zes-tal conferenties, telkens Donder dagsavonds om 8 uur, zullen de actueele pro blemen op sociaal terrein behandeld worden. 9 November: le Conferentie: Het sociale vraagstuk in het algemeen. 16 November: 2e Conferentie: Kerk en eigen dom. 23 November: 3e Conferentie: Kerk en arbeid. 30 November: 4e Conferentie: Kerk en kapi taal. 7 December: 5e Conferentie: Rechtvaardig heid en liefde bij de ordening van het Maat schappelijk leven. Het zijn evenzoovele vraag stukken, die aller belangstelling verdienen. 14 December: 6s Conferentie: De beantwoor ding en behandeling van de ingekomen vragen en moeilijkheden. De ervaring in Amsterdam, Leeuwarden, Utrecht, Nijmegen enz. heeft bewezen, dat deze conferenties in een wezenlijke behoefte voor zien: de opkomst was ongekend groot. Wij noodigen dan ook onze Niet-Katholieke broeders en zusters dringend uit, deze confe renties, waartoe de toegang kosteloos is, wel te willen bijwonen, om zich op de hoogte te stellen van de leer der Katholieke Kerk over het so ciale vraagstuk. De praktijk-examens in boekhouden en han delscorrespondentie, afgenomen vanwege de Vereeniging „Het Nederlandsche Handels-In stituut", zullen plaats hebben op 8, 9 en 10 Ja nuari a.s. De aanmelding is opengesteld tot 21 December a.s. Prospectussen en aanmeldings formulieren zijn verkrijgbaar bij alle boekhan delaren en aan het secretariaat der Vereeniging te Haarlem. liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiigRABANTSCHE BRIEVEN 1 D'n Dré wil z'n boske in Oudenbosch weer 's zien 1 Ulvenhout, 31 October 1933 Menier, Het kaartsnulleke kon Zon dagmiddag nie deurgaan. D'n Joep z'n vrouw had 's mergens teveuren d'r negende kindeke gekregen zoowdat d'n Joep 's Zondagsmid dags, in plots van te proppen, bakeren moest; d'n Blaauwe was naar d'n Bels gegaan, naar 'n zuster van Aantje, om daar 'n verken te slach ten veur da mensch, z'n zwagerinnekeen d'n Fielp had vergadering bij menier pastoor, wa persies, da weet ik nie, maar d'n bakker had mee z'nen duim over z'n wijsvinger gewreven en gebromd: „ge wit wel, ge wit wel, de fi- nansjeelen". „Balaans?" lachte-n-ik. „Lijk ge 't noemen wil," zee-t-ie toen mee persies zóóveul geheimzinnigheid as ie z'n eigen aan 'nen ouwen kameraad veroorloven mocht, zonder 'm in z'nen wiek te schieten! Ze hadden dus alle drie ,,'nen steuvigen prop- das", zoowas d'n Fielp d'n strop uitlee, en ik zat zonder maats, „Trui." zee ik 's mergens, as ze uit de late kerk kwam: .,'k heb, terwijl ge naar de Mis waart, 'n gedacht uitgebroeid." Met de Zondagsche muts in d'r haanden bleef ze veur de open kast staan en keek mijn aan, mee 'n eenigszins-vies gezicht. 'k Dee net. of ik niks zag en stopte m'n pepke- Toen lee ze d'r muts weg, dee d'ren gouwen ketting af, lee alles netjes in de „goeie lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllilll"'! kast" en zweeg met nadruk Na m'n eerste trekskes zee ik toen, net of ik veur m'n eigen sprak: ,,'t valt me nie, da'k zoow weinig van 'm heur" en ik schud de m nen kop. 't Hielp nie. Trui bleef zwijgen. Sjecuur zwijgen. Kalm en.... laangzaam, zouw ik haast zeggen zweeg ze. Toen gor.g 'k naar 't achterhuis en kneep 's in m'n fietsbaanden; wa nie noodig was. waant 'k had ze 'n kwatierke, veur Trui thuis kwam, zurgvuldig volgepompt. Ik voelde da ze achter me sting. Op d'r kous voeten! Waant ze had ok d'r mollières uitge schoten, daar ze thuis gèren op d'r dunne witte klompen loopt. En die stonden in 't achterhuis, op de tenten, boven op de pomp. Die hadden daags terveuren d'r 's Zaterdagsche beurt g'ad. Ineens draaide-n-ik me-n-eigen om en 'k zee, terwijl ik zag da ze 'n bietje schrok: ,,'k gaai vandenmiddag 's naar d'n Ouwenbosch." (Om 't heur kalmkes te zeggen gaf ze gin kans veur, dus dan maar zoow..!) Ze wiest dan ok nie aanders te zeggen, as: „oow". „Kunnen me 'n uurke vroeger eten, prulle- muts?" Afijn, da wier gevonden mee wa-d-harden vermecel en taai soepvleesch en na d'n eten besteeg ik m'n velocipee en staamte naar d'n Ouwenbosch! „Zijde wezenlijk ongerust, of.... eh!....?" had Trui onder 't eten gevraagd. Dat „offe" sloeg ik maar net eender over as d'n ongaren vermecel en 'k had g'aantwoord: „ongerust, ongerust, och, ongerust!" „Of is 't alleenig maar, da ge 'm zoowlaank nie gezien hedt?" „Ok al, ok al, och Ik heur zoow niks, ee!" Toen lee ze d'ren soeplepel neer en gong de èèrpels,, die stingen te stoomen, boven op d'n kacheldeksel, nog 's omschudden en onder wijle vroeg ze: „verlangde zoow naar 'm?" Die wijven, amico, die vragen oew altjj 't hemd van oew lijf! „Ja!" zee ik: „en zwijg verders asteblieft! Is da nouw zoow bijzonder, da 'k m'n boske weer 's zien wil, vergimme?" „Legt daar dan nie eerst 'n uur omhenen te draaien", zee ze toen en hoeploeploep! kaan- telde ze de dampende èèrpels in de schaal. Veur ik weggong haalde ze bij Vrouwke Oomen nog gaauw efkens 'nen buil tooverbal- lekes, da's Dré III z'n kostje! en stopte die in m'nen bonkert, zeggende: „Gift 'm da en zeg erbij da-d-et van z'n Oopoe is!" „Bedaankt, Trui," zee ik: „daar kunde op rekenen wefke en nouw seluu! 'k Ben veur d'n donkere thuis; oudoe horre!" 'k Had natuurlijk nog wel twee builen mee snoepgoed veur 'm in m'n zakken, maar 'k hoefde niks ongerust te zijn, da m'n boske 't te veul zouw vinden en dus staampte-n-ik mee plazier d'n uitzicht-schoonen Zondagmiddag in, laanks de bosschen over de gladde wegels, harder en harder en 'k krokte de rimmeltiek tusschen m'n botten lijk koffieboonen in d'n koffiemeulen. 't Was 'nen October-Zondag, amico, om er stukken uit te frèten, raauw, zoow-uit-'t-vüstje! Droog, koud in de locht en 'n koperkleurig, laag zonneke deur de bosschen, of de stammen van 't gebomte mee goudbrons waren beslagen, 't Had hier al 'n paar nachtjes gevroren en de blaaikes wentelden deur de locht, lijk gouwen vlinders. De wegels lagen er dik van. Teeren herfstlocht krinkelde van 't vergane blad in de vriesdunne locht, die 't puntje van oew neus kietelde. Op de groote wegels was 't stil. Nouw en dan roosch er 'n auto veurbü die de lichte gele blaaikes dee óp-zwieren in de spaken van m'n wielen. Lager zonk 't koperen zonneke. 't Goud sid derde op d'éérde. Blonk op de volle bosch- slooten, schampte laanks 't gevallen geblaarte. Rooier en rooier wier d'n weerschijn en d'n herfstdag hong van de locht as 'nen tros gruune druiven mee duuzend hartjes van goud, duuzend zonnekes, die lagen te pèèrlen in d'n blaanken wijn, binnen de matgouwen vruchten. En in de middelste druif zag ik 't lachende, kerngezonde kopke van m'n boske, mee z'n stralende sterre-oogskes, die glaansden as de druivenharten zeivers. En 'k zette nog 'n staampke d'r bovenop en maalde m'nen rim meltiek tot poeier. 'k Klopte effen op m'n zakken ja, 't snoepgerei zat nog veilig en heel op z'n plots! In d'n Ouwenbosch gekomen, vuulde-n-ik we- rendig 'n zweetrandje onder de klep van m'n pet. En as ik in de straat kwam waar de kost school staat, dan was daar 't zonneke-n al nie meer te bespeuren, gezonken as 't was, achter de huizekes. 'k Trok aan de zware bel, die dreunend deur den betegelden gang echoowde, zoowda 'k heur- de, dat er niemand was. 'k Wachtte. Klopte m'n pepke leeg. Droogde d'n binnenkaant van m'n petje-n-af, voelde nog 's naar 't spoepgoed en toen luidde-n-ik nog 's aan de bel. 'k Heurde 't broederke hard aan komen loopen en as ie opendee, dan sting z'n kalotje 'n tikske scheef en blonk er iets in z'n oogen van zenuwachtig plazier. Wa nog erger wier, toen ie mijn zag. „Da treft, Dré" lachte-n-ie „kom 's gaauw kijken, ja, zet oew fiets daaB maar neer," en mee trok ie weer aan m'nen jas. ,Hoe is 't mee „Dré III? Kom maar gaauw mee, dan kunde 'm in volle actie zien!" „Dus hij maak 't goed, broeder?" Toen schaterde-n-ie mijn ten volle gerust. Efkens bleef ie staan, hij liep veur me uit in z'n zenuwachtige haast en toen zee-t-ie: „voetballen, Dré, voetballen! In gin jaren hebben me hier zo'nen pikeur g'ad!" En weer schaterde-n-ie. ,,Zijn ze bezig, broeder?" „Nouw! Kom mee, man, dan zulde 's wa zien!" Eindelijk kwamen me op d'n grooten cour. De speelplots veur de grooten, waar ie an z'nen vorigen, tienden, verjaardag toe gepromo veerd is. „Voetbalt is dan al mee de groote jongens, broeder?" ha 'k nog gevraagd. Maar toen we daar kwamen, sodemearel, amico! Heel de cour was stil van spanning. 't Was penltie! Enmijn boske moest d'n strafschup kiepen. (Ge wit, hij is kieper!) 't Was Zondagmiddag, dus heel 't gezelschap tot en met broeder-overste was present en stond „laangs de lijn". Dré stond mee z'nen gebogen rug, trappelend as 'n jonk veulen, naar me toe. 'Nen groeten jongen, van 'n jaar of zeuven- tien, zouw d'n penalty nemen. D'n knul zocht, zocht, speurde naar 'n gat in d'n Dré z'n doel, maar da levendige, lenige jong scheen mee z'n oogskes en z'n vlugge pootjes d'n kool dicht gemetseld te houwen! Onwillekeurig kwam ik ok in spanning! 't Liep me koud over m'nen rug, da kleine boske van me daar zoow in actie te zien, onder de oogen van heel de scho-ol. 'k Had 'm zoow op willen pakken, bij kop en stèèrt, maarpats! daar wier d'n bal laag over d'n grond gescho ten, in 't uiterste hoekske van 't doel! Ik sting stijf. Verloren, docht ik! Da schot is nie te houwen! Geweldig genomen! Maar meteen, 'k schrok me kapot, amico. As 'nen pijl van d'n boog, zoow schoot dat jong dwars naar d'n hoek en..... bons! daar lag ie op d'n grond, mee d'n bal onder z'n buikske. Enhopla daar smeet ie 't ding mee z'n ijzersterke ermkes halverweuge 't veld weer in! Wa-d-'n gejuich. 'k Doch zelfs, da 'k broeder-Overste mee z'n kalotje zag zwaaien. Ik juichte even hard mee as de rest! „Hoeveul sta-g-et, broeder?" vroeg ik toen. „Twee-een veur de club van Dré, zee-t-ie: „daarom was 't zoow schoon, dat ie dieën ge lijkmaker hiewl" „Wat-d-'n boske, wa-d-'n boske" schudde n-ik m'nen kop. „Frachtkereltje," zee d'n broedr en hij sloeg me op m'n schouwer! Bij 't half-time liep ik naar z'nen kool en pakte 'm op. Verwondering, blijdschap, spanning, plezier, alles sting er gelijk in z'n ogskes, die bruin goud glaansden as de najaarszon zeivers. Alles vergat ie, heel de cour en sloeg z'n ermen om m'nen kop, da m'n ooren dubbelvouwden. „Opa, opa, opa" zee-t-ie en weer verfrommelde -n-ie m'n ooren. 't Zweet van z'n kopke plakte aan m'n wangen: „goeie, lieve opa" en as ik 'm neerzette, dan zag ik ineens, deur 'n floerske broeder-overste bij ons staan. „Hedde 'm dieën penaltie zien houwen. Dré?" vroeg ie. „Kollesaal!" zei ik. ,,'n Gelukkie" zei Dré III: „maar mooi was ie!" En mee d'n rug van z'n hand veegde-n-ie onder z'n neus. Ollee, 't spet me, maar m'n vellek-n-is staampvol! HU leert nouw Fransch. Maar daarin „kiept" ie veul minder, za 'k maar zeggen. Afijn. Z'nen klasbroeder, 'n braaf, goei en pienter broederke hee me gezed: ,,'t komt veur mekaar, Dré, ik laat 'm nie los" en daar kan 'k veur honderd percenten op vertrouwen! Neëe, amico, 't was 'nen feestelijke Zondag middag, in één woord! 'k Ben weer hard op Ulvenhout aangestampt om Trui alles te ver tellen. En heel d'n avond hebben me nog pla zier g'ad om da steuvig boske! Tien keeren moest ik 't weer over vertellen en onderwijle mee luciferskoppen de elftallen op tafel op stellen, om 't Ti-ui duidelijk te maken- En in de bedstee zee Trui nog. ,,'k zal 't mergen 's uitvoerig naar onzen Dré schrijven in Amsterdam." Maar nouw ben 'k toch heelegaar vol, amico!" Dus: veul groeten van Trui en as altij gin horke minder van oewen toet a voe Dré

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9