HERTOG KAREL DE STOUTE Waterman's <3id WiAacd van den da§ r* 0 7 Baby's Verkoudheid X/ICKS T 1433-10NO VEMBER-1933 DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - Mevr. Flint helpt een handje WAAR 'T OM GAAT VRIJDAG 10 NOVEMBER St. Maartens-liederen Leenheer van Lodewyk XI, voort durend in opstand en mach tig veroveraar van een groot rijk Ondergang van den Vermetele HOE HOUDT GE UW PEN VAST? Bankovervallen in Amerika W VAPüAua Russen in de V.S. groenten j°en \De mOSterd- Buitenlandsche onderscheiding 5 J GEVAL VAN ZWARE RHEUMATISCHE PIJN TE AMSTERDAM „Men wist geen raad meer" IHET GEVAL LEAVENWORTH DOOR ANNA K. GREEN r~iii 55""" De man, die niet te onrechte den naam van „de Vermetele" in de geschiedenis heeft gekregen, Karei de Stoute, werd op 10 November 1433 geboren als zoon van Phi lips den Goeden uit het huis van Valois en van Isabella van Portugal. Karei speelde ook een rol in de geschiedenis van ons vaderland, dat hem voor zijn beleid niet onverdeeld dankbaar kan zijn. Evenals zijn vader was hij een leenheer van den Franschen koning Lodewijk XI en evenals zijn vader voerde hij strijd met den koning. Doch dit was dan ook vrijwel hun eenige over eenkomst, want terwijl Philips een en al be- heersching en bezonkenheid was, muntte Karei uit dcor een wantrouwige natuur, die de be- heersching van zijn vader bezat, maar zonder die beheersching. die de driften richting geeft. Alweer in tegenstelling met zijn vader zocht hij vóór alles voldoening te schenken aan zijn hebzucht en hij deed dit buiten het volk om, dat hem dan ook de vereering weigerde, die het Philips toedroeg. Hij was een despoot van het zuiverste water, hoewel de moderne historici hebben moeten vaststellen, dat het optreden van den Stouten o.a. in de Nederlanden reeds was voorbereid door de Bourgondische poliiek van Philips. Het eerste optreden van Karei moest na den Strijd tusschen Philips en den koning wel zijn een nieuwe oorlog met Lodewijk. Hij kreeg enkele bondgenooten, maar ook Lodewijk wist o.a. de Luikenaars tegen Karei op te zetten. In 1465 kwam het tot een gevecht, waarin de ko ning bij Monthléry verslagen werd en enkele steden moest prijsgeven aan de Somme, als mede de graafschappen Boulogne, Guinet en Ponthien. In Luik paste Karei een serie straf maatregelen toe om het volk te tuchtigen, dat echter een jaar daarna opnieuw begon op te staan, waarna het ten tweeden male werd ge tuchtigd. De Luikenaars echter gaven niet op, voelden zich getergd door de Bourgondische hooghartigheid en verzetten zich onnieuw om thans voor goed vernietigd te worden. Karei dwörig n.l. den koning om hem te vergezellen op z'jn tocht naar Luik, dat volkomen verwoest v/erd onder de cogen van den koning. Weken lang werd geplunderd, gebrand en gemoord door het hartelooze leger van huurlingen. Na Luik was de beurt aan Gent, dat hardnekkig tegen de Bourgondiërs geopponeerd had en kort te voren geweigerd had de nieuwe belas tingen te betalen. Een en ander had reeds vaak de woede van den hertog gewekt en toen men vreesde, dat Gent spoedig het lot van Luik zou ondergaan kwamen de schepenen van Gent, vergezeld door 52 dekens van de machtige gil den naar Brussel om met Karei te onderhan delen. Enkele uren lang liet de hertog hen in de sneeuw en de felle kou wachten. Daarna moesten zij driemaal hun banieren buigen en gezamenlijk om genade smeeken en toen was het de beurt aan Karei om op felle wijze tegen de Gentenaars uit te pakken en het privilege der stad voor hun oogen te laten verscheuren. Dat de koning zijn aartsvijand daarna vogel vrij liet verklaren, hielp hem weinig en dat hij met den Engelschen koning een verdragje kon sluiten, dat hem overigens geen voordeel opleverde, kon zijn macht natuurlijk moeilijk versterken en hij moest zich bepalen tot de rol van toeschouwer toen de Stoute zijn tocht naar Nederland begon en Gelre veroverde. In Gelre was de toestand allesbehalve rooskleu rig. Na een feilen strijd tusschen den ouden hertog Arnold en zijn zoon Adolf, had de zoor. den vader gevangen doen nemen en, zooals wij ons allen uit de geschiedenisboekjes herinne ren in den winternacht en in nachtkleeding over het f|s naar het kasteel van Buren laten voeren. De steden, moe van het eindelooze ge twist, hadden dit rustig aanschouwd, doch de adel trok partij voor den ouden hertog en zoo ontstond nieuw rumoer, waarin Adolf wist staande te blijven. Nu trad Karei de Stoute plotseling en onge vraagd als scheidsrechter op en trachtte Adolf te bewegen zijn vader vrij te laten. Adolf voer tegen hem uit en weigerde, waarop Karei hem gevangen liet nemen, den ouden hertog vrij liet en hem Bourgondische troepen gaf. Maar hier tegen verzetten zich zoowel de adel als de steden en het zou de vraag geweest zijn of Arnold zijn hertogdom ooit bereikt zou hebben, als hij niet in de nabijheid van Grave in 1473 was overleden na eerst al zijn rechten aan den Stouten te hebben afgestaan. Nu pas begon de felle strijd. Karei trok naar het Noorden, nam Roermond, Venlo en Nijmegen, liet Adolf's kin deren gevangen nemen en naar Gent brengen, waar zij met zijn eigen dochter Maria van Bourgondië werden opgevoed. Onmiddellijk daarna liet hij zich tot hertog van Gelre uit roepen. Hij herstelde de orde volkomen en bracht rust in deze gewesten, doch slaagde er niet in den haat jegens de Bourgondiërs weg te nemen en het was alleen a„i. zijn enorme over macht te danken, dat deze haat zich niet in daden uitte. De keizer gaf hem Gelre als leen maar hij wild meer en trok naar Trier om kei zer Frederik te ontmoeten, doch door vrien den gewaarschuwd en volkomen onder den in druk van Karel's Bourgondisch weeldevertoon vertrok de keizer in het geheim uit Trier, bang voor den onstutmigen geweldenaar. Onbeschrijfelijk was de woede van Karei, die nu naar Keulen trok om den Bisschop, die on- eenigheid met zijn Kapittel had, te bescher men, maar meer nog om een operatiebasis voor zijn verdere plannen te hebben. Dit was na tuurlijk niet naar den zin van den keizer, maar Karei trok niettemin naar den Rijn en bele gerde Nuis, waar de tegenstander van den Aartebisschop zich teruggetrokken had. Maar hoe onbeduidend dit stadje ook was, Karei zag geen kans met zijn gevreesde troepen de stad te veroveren en deze door niemand verwachte mislukking maakte hem den risé van zijn vijan den en de wanhoop van zi>n vrienden. Na maanden was hij genoodzaakt het beleg op te breken en dit was het sein voor zijn vele vijan den om gemeene zaak tegen hem te maken en voor zijn vrienden om hem af te vallen. Razend van woede nam hij het besluit om Lotharin gen in te palmen. Dit gelukte hem zonder te genstand en nu trok hij naar Zwitserland om zijn enorm Bourgondisch rijk nog te vergroo- ten, maar de Zwitsers versloegen hem in 1476 bij Granson en zijn gevreesd leger moest de vlucht nemen met achterlating van alle schat ten tot en met de ordeteekenen van den mach tigen hertog, die hierdoor nog meer uit het lood sloeg en een nieuwen slag waagde bij Mürten. waar zijn leger volkomen vernietigd werd. Dui zenden manschappen sneuvelden en het ge duchte geschut van het Bourgondische leger ging totaal verloren. Wie r.u zou meenen, dat de landen waarover de Vermetele heerschte lichter adem haalden bij het vernemen van deze nederlagen, vergist zich. Integendeel werden de lasten zwaarder en zoo liet Karei de Staten-Generaal der Ne derlanden te Gent bijeenroepen en bij monde van zijn vertegenwoordiger nieuwe troepen en geld vragen. Men weigerde echter kordaat en toen direct daarop de vernietigende nederlaag van Mürten bekend werd, verheugden de Ne derlanden zich over het genomen besluit. Ka- rel intusschen trachtte in Lotharingen en Frankrijk geld te bemachtigen en speelde zelfs de „rijke" Nederlanden uit. maar, toen hij be sefte, dat hij tevergeefs op zijn gewesten had gerekend, verviel hij tot een sombere wanhoop, waaruit hij pas ontwaakte op het bericht, dat de hertog van Lotharingen de stad Nancy ge nomen had. Onmiddellijk trok hij daar heen met het kleine stukje dat van zijn troepen nog over was. Dit was het laatste. Het legertje werd verslagen en Karei sneuvelde, zij het dan ook na een hevig gevecht van man tegen man, waarbij hij kans zag dcor de vijandelijke linies heen te breken. Hij kwam echter in een sloot terecht, werd opgemerkt door een Lotharinger die hem niet kende en hem dood sloeg. Zwit- sersche boeren plunderden daarna zijn Hjk. Drie dagen later werd zijn lijk uit het ijs ge hakt. Men herkende den hertog aan zijn baard en zijn wapen Hij werd te Nancy begraven, maar Karei V, zijn achterkleinzoon, zou later zijn stoffelijk overschot naar Brugge hebben laten overbrengen, waar het thans nog rust naast het lichaam van zijn eenige dochter Ma ria, die voor hem het liefste wezen op aarde was geweest. De sterkste eigenschap in Karei den Stouten was zijn heerschzucht en wanneer eenmaal daaraan voldaan was, was hij een rechtvaardig beerscher. Zijn hoogmoed echter maakte hem niet bemind bij de onderworpen volken en zoo kon hij ook in de Nederlanden er niet in sla gen groote sympathie te verwerven. In de zoogenaamde „Altmarkische Wische" het land oij de Biese, Dchte-Aland en Elbe, in de Mark Erandenburg, gelegen, waar zich reeds in de twaalide eeuw Nederlandsche kolonisten vestigden, worden thans nog enkele gebruiken in acht genomen, die duidelijk op Nederland wijzen. Met Paschen danst daar de jeugd nog om de Paaschvuren, en nog steeds trekken de kinderen op Sint Maarten (11 November) langs de hui zen, waarbij zij het volgende deuntje zingen: Martens Martens Voegelken Met den verguldet Schnaevelken. Flog hoch übern Worn (Kippenloop). Morgen is Sankt Marten! Marten is een guden Mann, De uns dat wel doen kann. De Appel en de Beeren (peeren) De mag ook gar so geren; De Nött und de Kringeln Mögen alle Kinger! Marie, Marie, maak upp de Dor, En sinne en par arme Kingerkens vör Geff se wat und lat se gan, Lat se anner Jaar wedder kam! In de A'tmark, waar evenals in geheel Noord- Duitschland, eveneens het rondtrekken van kinderen op Sint Maarten plaats heeft, wordt een variatie op dat liedje, dat ook zijn Neder- landschen oorsprong verraadt, gezongen. Het eindigt aldus: Aepfel und Beeren sinn alt rüp, Nött die smeeken auk all gaut, Gefft us wat in usen Ströhaut (stroohoed) Men werpt hun appelen en peren, noten en ge!-ak in de hoeden, waarna zij verder gaan. Het geven van appelen en peren heeft zijn beteekenis: beide vruchten voorspellen geluk. Wat het gebak betreft: dit bestaat in vele stre ken uit brood dat een hoornvormige gedaante heeft en daarom „Martenshorens" genoemd wordt. Maar welke vogel is het Martens-vogeltje met zijn verguld snaveltje? Hiervan is ook sprake in het volgend Nederlandsch rijmpje: Kip, kop, kogel, Sinte Meertens vogel Vloog over dijk, vloog over dam Kwam een schip met appe's an. Zoeten en zuren, kunnen op 't langste duren, enz. En ook nog in het deuntje, waarvan de aan vang aldus luidt: Sinte Maartens veugeltje Zat op een heuveltje, Zat al op een stokje, Met zijn rood, rood rokje, enz. dat soms op Sint Maarten in vele streken van ons land en ook in Oost-Friesland door de kin deren gezongen werd. Waarschijnlijk is met dezen vogel bedoeld de zwarte specht met rooden kuif (Picus martiust, in het volksgeloof ook aan St. Gertrudes gewijd, en waarin volgens een Noorsch sprookje deze heiligs van gedaante zou zijn verwisseld. L. G. Er zijn verschillende Waterman's pennen om aan elke hand te vol doen. Let er op hoe Uw vrienden hun pen vasthouden. Dit zal O" helpen de Juiste Waterman te kiezen voor Uw St. Nicolaas- geschenk. Waterman's pen is de beste pen ter wereld. No. 92, zooals hier afgebeeld, is er slechts een uit een uitgebreide collectie. Prijs 11.— Vraag eens de modellen No. 52 4 10.—; No. 92 v a 11.—; No. 32 y, 4 6.—; No. 32i/2 G.M. a 7.— te zien. Vraag Uw Winkelier. SLOAN LTD., Kingsway, Londen, Engeland Volgens een mededeeling van de Amerikaan- sche bankiersvereeniging zijn in het financieele jaar, dat 31 Augustus geëindigd is. in totaal meer dan 280 personen gedood of gewond bij overvallen door bandieten op banken gepleegd- Gedurende deze periode hebben er 516 bank overvallen plaats gehad en 95 inbraken, tegen 554 overvallen en 77 inbraken in het vooraf gaande jaar. Ofschoon het aantal slachtoffers dezer over vallen van 176 in 1932 tot 281 dit jaar gestegen is, is het gestolen bedrag van 30 millioen tot 2 millioen dollar teruggeloopen. Teere maagjes kunnen niet veel inwendige medicijnen verdragen. Behandel daarom baby's verkoudheid „uitwendig" met Vicks VapoRub. Als li borst en keel met deze verdampende zalf inwrijft, zal de kleine dreumes spoedig beteren. Duizenden Russen in Amerika, die niet uit het land konden worden gezet, daar de Sovjets niet door de Amerikaansche regeering waren erkend, zullen als de normale betrekkingen tus schen beide landen hersteld zijn, naar hun land kunnen worden teruggezonden. Het betreft hier meerendeels deserteurs van schepen, bezoekers wier pas verloopen was en veroordeelde misdadigers, die Amerika niet konden verlaten, daar zijn geen pas konden krijgen. Zoodra de diplomatieke betrekkingen tus schen beide landen hersteld zijn, zal ten aan zien van deze personen een beslissing worden genomen. Ik ben heelemaal niet veeleischend," begon ik, „maar „O," zei m'n vrouw, „begin je weer op 't eten te hakken? „Ik ben niet veeleischend," hield ik koppig vol, „maar ik vind het toch vervelend, lederen dag weer aan met den steel van een theelepeltje den mosterd uit het potje te moeten peuteren." „Probeer het eens met je vork, of met je mes," trachtte ze mij te kalmeeren. Maar ik had me nu eenmaal voorgenomen de zaak vandaag af te handelen. Een zaak. die ik al weken lang iederen dag vruchteloos ter sprake probeerde te brengen. Het voorstel na melijk van een beroepsmosterdlepeltje. Ik hield het glazen potje, waarin de mosterd ter tafel kwam, voor het lieve gezichtje van m'n vrouw. „Kijk," onderwees ik, „er is expres een in keping in het glas gemaakt. Daar past en daar hoort een mosterdlepel in, zoo'n ding van geel hoorn." „Dat weet ik wel," zei m'n vrouw, een beetje ongeduldig, „maar als je wist hoe 'n toer het is zoo'n ding te vinden „Ik geloof je natuurlijk, maar als je nu eens je best deed met de meld en de kinderen sa men, zou je toch morgenmiddag wel een exem plaar kunnen bezitten," antwoordde ik op eenigszins dreigenden toon. En ik voegde er nog dreigender aan toe: „En anders...." Meer zei ik niet. Vraagt u me nu of er bij het volgende mid dagmaal een mosterdlepel op tafel was, dan kan ik niet met ja antwoorden en ook niet met neen; want naast het mosterdpotje lag een instrument, dat wel misschien wel een mosterd lepel bedoelde voor te stellen, maar dan ook z'n roeping schromelijk gemist had. Het was niet van geel-doorschrijnend hoorn gemaakt maar van hard, spierwit gebeente; het was zóó klein, dat het met het bloote oog slechts met vee! moeite te onderscheiden was van het witte tafellaken. Als het mosterdpotje tot den rand toe gevuld was, bestond de mogelijkheid er met dat stuk gereedschap een druppel mosterd uit te krijgen. Wijl echter dien dag de mosterd- voorraad slechts tot de helft van het potje reikte, had zelfs een slangenmensch er met dien beensplinter geen zweem van mosterd uit kunnen krijgen. Ik sprak tijdens den maaltijd geen woord, maar bij me zelf maakte ik het vaste voorne men dadelijk na het dessert de echtelijke wo ning te verlaten, om persoonlijk jacht te maken op een mosterdlepel en niet weer thuis te ko men voor ik er een had buit gemaakt. Zoo gezegd, zoo gedaan. Op straat gekomen dacht ik na: waar koopt men een mosterd lepel? Ik ging naar een bazar. Er waren daar ser viezen, peper- en zoutstellen, pannen en alle mogelijk tafelgerei, behalve mosterdlepels. Ik ging naar een vorken- en messen- en lepel winkel. De man kon me ieveren: theelepels, suikerlepels, groentenlepels, soeplepels, saus lepels, aardappellepels, potlepels en al wat er ter wereld lepelt, maar de laatste mosterdlepel was net verkocht. Ik ging naar een warenhuis. Ik liet me langs alle afdeelingen over alle trappen jagen en belandde tegen acht uur in een „huishoudhoek" bij een verkooper, die me een ding voorlegde. Op het eerste gezicht leek het even peuterig als het mosterdlepeltje van dien middag. Maar wat was dat een verkooper! Ofschoon het lepeltje maar 8 cent behoefde te kosten, praatte hij zich de tong uit den mond om het aan den man te brengen en terwijl hij praatte en praatte, groeide het lepeltje ziender- oogen, groeide het zóó, dat het me voor een mosterlepel groot genoeg, ja lichtelijk te groot bsgon te schijnen. Ik kocht het ding en ging naar huis. Maar naarmate ik dichter bij m'n huisdeur kwam, schrompelde het ding in elkaar en het bleef maar doorschrompelen, en toen ik het op tafel legde, was het net even klein als het instrument van spierwit gebeente van mijn vrouw. Ik was geweldig uit m'n humeur en kon bijna geen hap van m'n avondboterham naar binnen krijgen. Ik sliep allerellendigst, had den vol genden morgen geen zin in mijn ontbijt, werd een hinderlijken druk in de maagstreek gewaar en ging naar den dokter. „Hebt u in den iaatsten tijd groote zorgen en opwinding doorgemaakt?" vroeg die ver standige man. Ik antwoordde van harte bevestigend. „Zoo, zoo, dan zijn we er. Voortaan strikt diëet houden, dan gaat 't van zelf weer beter. Geen medicy- mit nen Alleen niets enkel watvleesch ,j En vooral niets l>€pCl i scherps. Geen pi- 1 I kante saus en zoo, ii.nn...mi. en denk er aan, absoluut geen mosterd." Ik zuchtte, opgelucht. Als de dokter mij mosterd verbood, dan zou ik me nooit meer ergeren aan het gemis van een mosterdlepel. Het vraagstuk was dus eindelijk opgelost. Opgewekt en vroolijk kwam ik 's middags thuis en de opgetogenheid van mijn blik weer spiegelde zich in de oogen van m'n vrouw. Zij glom letterlijk van genoegen. Terwijl we de soep verorberden, vertelde ik: „Weet je wat onze knappe, goeie dokter me nu verboden heeft, vrouwtje? Ik mag geen mosterd De verdere woorden bleven me in de keel steken. In het holletje van het glazen mosterdpotje prijkte, van hoorn, prachtig geel van kleur, In ware grootte.... een splinternieuwe mos terdlepel. By K. B. is aan dr. D. Pennington de Jongh, consul-generaal der Nederlanden te Rome en M. H. van Waveren te Gardone Riviera verlof verleend tot het aannemen van het ridderkruis der Orde van de Kroon van Italië. HET/S EIGENLIJK DWAAS VANMF, DAT IK MET NIEMAND OVER DAT NOL EN OVER HET GELD WAT IK ER VOND, WIL SPREKEN. !K HEB EP -ZELFS SPIJT VAN O AT /K ER ME VROUW FLINT OVER GESPRO KEN HET&. JE WEET N/ET, AAN W/EN ZE HET VERDER VERTELT. ALS MEN N/ETS ZEGT, BESPAART) MEN ZJCH VE-EL LAST DE ROOVERS MOCHTEN EENS HOOREN, DA T IK ER ALLES VAN WEET. ZE Z/JN NOG N/ET GEPAKT] JE WEET N/ET WAT ZE ZOUDEN I DOEN. M'JNHEER FL/NTEN DE I COMN/SSAR/S Z/JH GEWOND. MUNHEER MACK &L/JFT DAN OVER. MAAR HTM VÉRTROUW/K VOOR GEEN CENT. MEVROUW FL/NT HEEFT DE 3 A Nl< 3 U JE TT EN MEE G NONEN O IE 'K NAAR L/ET Z/EN, ZO ALLEEN W/ STOAT /K ZE HA O. ZE KOMT JUIST TERUG VAN DE STAD HK ZAL EP HAAR OM VR4- OEN Jfy AHN/E ik vono dat de over^\ HE'O GE VVAARSCHUWD MOEST WORDEN. HET /S HET EERST DUI DELIJKE SPOOR. DAAROM HET IK zê aan mijnheer mack zien, D/E ZE! DA T IK ER MET N/EMANO OVER SPREKEN MOEST HU W/L JE ALLEEN SPREKEN OM PRE CIES TE WETEN WAAR JE ZE VOND ALS WE DE ZAAK SLECHTS EEN/GEN T'JO GEHEIM KUNNEN HOUDEN, ZEGT HU, DA H KOM TALLES IN OR DM In drie maanden de pijn verdwenen en voor goed „Het is mij een behoefte," schrijft de Heer J. G. te Amsterdam, „U te laten weten, dat liet gebruik van Kmschen Salts mij radicaal heeft bevrijd van zware rheumatische pijn. Ik heb speciaal hiermede gewacht, totdat ik de absolute zekerheid had, dat geen herhalingen zich voor deden, Had twee jaar geleden hevige rheuma tische pijnen, welke zoo erg waren, dat men geen raad meer met mij wist. Heb toen langen tijd getobd met kruiden, magnetiseurs en der gelijke, totdat ik ben overgegaan tot Kruschen Salts, en na drie maanden was alle pijn ver dwenen, zoodat ik weer kan loopen, fietsen en autorijden als gewoonlijk. Heb echter nadien trouw gezworen aan Kruschen Salts en zal dit blijven doen. U kunt volgens goeddunken van dit schrijven gebruik maken, waar noodig." J.G. te Amsterdam. Alweer een verklaring bij de zoovele duizen den dat Kruschen Salts zelfs de zwaarste rheu- matiek bestrijdt. Wat zeer begrijpelijk is. De oorzaak der rheumatlek is immers een teveel aan urinezuur, dat ontstaan kan, wanneer de inwendige organen niet voldoende werken en de afvalstoffen zich in het lichaam kunnen op- hoopen. Waneer U dan bedenkt, dat de ver schillende zouten in Kruschen de afvoerorganen aansporen, zoodat alle onheilbrengende afval stoffen dus ook het kwaadaardig urinezuur geregeld en volkomen uit het lichaam verwij derd worden, dan zult D toegeven, dat Kruschen Salts bij rheumatiek verlichting móét brengen. En indien dan de „kleine dageliiksche dosis" U inwendig „schoon" blijft houden, kan de rheumatiek nooit meer vat op U krijgen. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten a Fl. 0 90 en Fl. 1.60 per flacon. Stralende gezondheid voor één cent per dag. Op het oogenblik kunt IJ Kruschen Salts pro- beeren zonder dat het Iets kost. Er zijn namelijk onlangs onder de apothekers en dro gisten een aantal flacons Kruschen verdeeld, die alle verpakt zijn met een gratis proefflacon. U kunt dezen gratis proefflacon gebruiken zonder den gewonen flacon Kruschen te openen. En In dien U na deze proef niet volkomen tevreden bent, kunt U den grooten flacon ongeschonden terugbrengen naar den apotheker of drogist bij wien U dezen gekocht hebt. Hij zal U uwe geheele uitgave, Fl. 1.60 onmiddellijk en zonder omwegen terugbetalen. Maar vergeet niet, dat de gratis proefflacon alleen verpakt is bij de groote maat en slechts voor een beperkten tijd verkrijgbaar is. Gaat dus nu naar uw apotheker of drogist, voordat hij deze „Groote Proefpakken" uitverkocht heeft. Let op dat op het etiket op de flesch, zoowel als op de buitenverpakking de naam Rowntree Handels Maatschappij Amsterdam voorkomt. (Adv.) Zoo verstreken er zes maanden. Ik had twee dingen ontdekt: Mary stelde haar positie van toekomstige erfgename van haar oom boven alles en eer. ander geheim bracht deze positie in gevaar. Wat was dit geheim? Het duurde lang, voor ik het wist. Maar toen ik later merkte, dat de liefde er iets mee te maken had, vatte ik weer moed, hoe vreemd dit ook klinken moge Ik wist namelijk dat mijnheer Leavenworth op dit punt niet makkelijk was en dat er 1,ierdoor een situa tie kon ontstaan, die mij vat zou geven op Mary Leavenworth. Ik vond het verschrikkelijk, dat ik den naam niet kende van den man waarin zij belang stelde. Maar het toeval kwam mij te hulp. Op een goeden dag. ongeveer een maand geleden, opende ik aio gewoonlijk de post van mijnheer Leavenworth. Een van de brieven aal ik het ooit vergeten? luidde als volgt: Hoffman Hotel 1 Maart 1876. Den Heer Horatio Leavenworth hebt een nicht die u liefhebt en die u vertrouwt; een nicht die de liefde en het ver trouwen waardig schijnt, die u haar schenkt; een lief, teer en mooi meisje, met goede ma nieren en een prettig humeur Maar. er is geen roos zonder doornen en deze roos vormt ^een uitzondering op den regel. Hoe mooi, tee ner en lief zij ook is. toch is zij niet alleen In staat om de rechten van hem, die haar ver trouwde. met voeten te treden, maar ook om het hart van den man te breken, aan wien zij liefde, eerbied en gehoorzaamheid verschul digd is. Als u dit niet gelooft, vraag haar dan maar, welke banden haar binden aan uw nederigen dienaar HENRY RITCHIE CLAVERING. Als er plotseling achter mij een bom was ont ploft, zou ik niet verbaasder hebben kunnen zijn. De schrijver van dezen brief was mü ten eenen male onbekend en wat meer is, ik merkte dat hij een positie innam, waarnaar ik zelf streefde. Gedurende eenige minuten was ik ten prooi aan een heftige woede en een diepe wanhoop; toen viel het mij ineens in, dat ik met dezen brief juffrouw Leavenworth's lot in handen had. Een ander zou in mijn plaats naar haar toe zijn ge gaan en haar gedreigd hebben den brief aan haar oom te zullen geven. Ik koos een anderen weg. Eerst moest zij voelen, dat zij langzaam in den afgrond zonk, voordat er eenige hulp werd geboden. Ik besliste dus, dat die brief in handen van mijnheer Leavenworth moest komen. Maar ik had hem open gemaakt! Hoe kon ik hem zoo geven, zonder argwaan te wekken? Ik besloot te doen, alsof ik hem in zijn tegenwoordigheid voor het eerst opende. Mijn list lukte volkomen. Ik scheurde een hoekje van de enveloppe en haalde den brief er uit. maar legde hem direct voor mijnheer Leavenworth neer, zeggend: „Deze brief heeft geloof ik een particulier karakter hoewel het afgesproken teeken er niet op staat." Hij nam den brief op. Bij de eerste woorden schrok hij op, keek mij aan en scheen gerust gesteld, toen hij uit mijn uiterlijk opmaakte, dat ik den inhoud niet kende. Toen las hij verder. Ik wachtte even en ging weer naar mijn lesse naar. Een, twee minuten gingen voorbij; blijk baar herlas hij den brief; toen stond hij snel op en ging weg. Ik bespiedde zijn gezicht in den spiegel; de uitdrukking die ik daarop zag, deed mijn hoop toenemen Ik ging vlak na hem de trap op en stelde vast dat hij Mary's kamer was binnen gegaan Toen eenige uren later de familie bijeen kwam in de eetkamer, begreep ik dat er een niet te over bruggen kloof was ontstaan tusschen hem en zijn geliefde nicht. Zoo gingen er nog twee da gen voorbij, dagen vol angst en onzekerheid. Had mijnheer Leavenworth op dien brief geant woord? Zou alles eindigen zooals het begonnen was, zonder dat die geheimzinnige Clavering op kwam dagen? Ik volbracht nog steeds mijn eentonig werk. Ik schreef, schreef aan een stuk door. Ik had het gevoel of iedere druppel inkt, dien ik uit den inktpot haalde, een druppel bloed was die uit mijn aderen sijpelde. Ik was op mijn hoede en durfde mijn hoofd niet omdraaien uit vrees dat men mij bespiedde. Onophoudelijk peinsde ik er over, hoe ik van den bestaanden toestand partij kon trekken om mijn doel te bereiken. Hoe kon ik Mary van dienst zijn en haar tegelijk aan mij binden? Zou de dood van haar oom het middel zijn om de kloof die ons scheidde te overbruggen? Ten slotte geloofde ik het. Ik wist ook hoe ik het moest aanleggen. Den volgenden dag zag ik, terwijl ik rustig aan mijn bureau zat, telkens weer in den geest mijzelf geruischloos door de gang sluipen en met opgeheven revolver op mijnheer Leavenworth af komen. Ik had niet ge dacht, dat het uur zoo spoedig zou komen zelfs niet toen ik hem dien avond verliet, na met hem een glas sherry te hebben gedronken, waarvan sprake is geweest by het onderzoek. Maar toen ik drie minuten later, toen ik pas op mijn ka mer was, het geruisch van een zijden japon in de gang vernam, en daarna hoorde dat Mary de kamer van haar oom binnenging, begreep ik dat het uur gekomen was. Er ging beneden iets gebeuren, dat die daad onvermijdelijk maak te. Maar wat? Dat wilde ik weten. Ik herinner de mij dat de luchtkoker, die dwars door het huis loopt, een opening had in de smalle doorgang die mijnheer Leavenworth's studeer kamer met zijn slaapkamer verbond en een an dere in de logeerkamer naast de mijne Ik opende haastig de verbindingsdeur en trad het onbe woonde vertrek binnen. Ik hoorde dadelijk stem men; de luchtkoker stond beneden blijkbaar open en ik hoorde het onderhoud tusschen Mary en haar oom even goed alsof ik er bij tegenwoor dig was. Helaas! Mijn vermoedens waren maar al te juist: mijnheer Leavenworth wilde, zooals hij vroeger waarschijnlijk al gedreigd had te zullen doen, zijn testament veranderen en Mary smeekte hem, haar haar misstap te vergeven. Ik begreep niet, wat die misstap was. Zij liet niet uitkomen dat Clavering haar echtgenoot was. Zij verklaarde alleen, dat zij dien misstap uit een gril had gedaan en niet uit liefde, dat zij er spijt van had, dat zij zich vrij zou maken van haar verbintenis met iemand, dien zij gauw zou ver geten en dat zij voor haar oom weer wensehte te worden, wat zij was voordat zij dezen man kende. Ik dacht, gek die ik was, aan een huwe lijksbelofte of zooiets en bouwde al luclitkastee- ien. Toen haar oom haar op strengen toon zei, dat zij voor altijd zijn liefde kwijt was, uitte zij een kreet van wanhoop, gevolgd door een bede om hulp. Dit vond in mijn hart een noodlotti- gen weerklank. Ik ging terug naar mijn kamer en wachtte tot zij haar oom verlaten had; toen stapte ik naar buiten; heel rustig liep ik de trap af, klopte zachtjes aan bij mijnheer Leavenworth en ging binnen. Hij zat op zijn gewone plaats te schrij ven. „Neemt u mij niet kwalijk." zei ik. „ik heb mijn notitieboekje verloren en ik geloof dat ik het in het gangetje heb laten vallen, toen ik de sherry ging halen." Hij knikte even; ik ging achter hem langs en sloop het gangetje in. Snel ging ik toen de slaapkamer binnen en greep de revolver. Voor ik het zelf besefte, stond ik ach ter hem. Ik richtte het wapen, ik schoot Mary was de wettelijke erfgename van de mil- lioenen die zij zoozeer begeerde. Mijn eerste ge dachte was, mij van den brief meester te ma ken, dien hij zat te schrijven. Ik ging naar de tafel en nam hem uit zijn handen het was werkelijk een brief met aanwijzingen aan zijn notaris en ik stak hem in mijn zak, evenals den brief van Clavering. Deze laatste was be spat met bloed. Tot op dat oogenblik had )k nog heelemaal niet aan mijzelf gedacht, was ik ook niet op het idee gekomen, dat men het schot had kunnen hooren. Ik legde de revolver naast het lijk en wilde het doen voorkomen of het zelfmoord was, als er iemand zou verschijnen. Gelukkig was dat niet noodig Niemand had het schot gehoord of men had er geen aandacht aan geschonken. Toen kon ik mijn werk bekijken. Ik onderzocht de wond in het achterhoofd en het bleek mij dat het onmogelijk was te doen of 't zelfmoord was, of zelfs roofmoord. Voor een deskundige moest het wel heel duidelijk zijn, dat het moord was moord met voorbedachten rade. Mijn eenige redding was, alle sporen van de misdaad te doen verdwijnen. Ik nam de revolver weer op en ging er mee naar de slaapkamer om haar schoon te maken, maar ik vond niets om het mee te doen. Ik ging terug naar de studeerka mer en zag daar een zakdoek op den grond liggen. Het was er een van juffrouw Eleonore, maar dat merkte ik pas, toen ik den loop al had schoon gemaakt. Toen ik haar initialen zag, schrok ik zoo, dat ik vergat de trommel schoon te maken. Die zakdoek moest verdwijnen. Ik durfde hem niet mee te nemen en kon hem niet vernietigen, dus verborg ik hem onder het kus sen van een stoel, om hem bij de eerste de beste gelegenheid weg te nemen en te verbranden. Toen dit gebeurd was, laadde ik de revolver weer, sloot haar in de lade en wilde de kamer verlaten. Maar toen. ineens, overviel mij een ontzettende afschuw voor de misdaad die ik had gepleegd. Ik draaide achter mij de deur op slot en dat was een stommiteit, die ik nooit begaan zou hebben, als ik kalm gebleven was. Ik merkte het pas toen ik op de laatste trede van de trap stond; en toen was het te laat. Voor mij, een kaars in de hand en met een verschrikt gelaat, stond Hannah Chester. „M.jn God!" riep zij uit. „Waar komt u vandaan? U ziet er uit als een geest." „Ga mee naar beneden," zei ik, „dan zal ik je zegger. wat ik gezien heb. Als wij hier blijven staan zullen wij iedereen wakker ma ken." Ik probeerde zoo veel mogelijk mijn gezicht in bedwang te houden, nam haar bij den arm en duwde haar zachtjes voor mij uit. Ik wist heele maal niet wat ik doen moest; het gebaar was zuiver instinctief; maar toen ik de verandering zag, die zich bij haar voltrok, by die eenvoudige aanraking en den ijver waarmee zy my gehoor zaamde, schoot het my opeens te binnen, dat ik een paar maal bemerkt had, dat zü mü graag scheen te mogen. Dit was wel net moment om daar gebruik van te maken. Toen wij beneden waren gekomen, vertelde ik haai', welk ongeluk mijnheer Leavenworth was overkomen, zy was zeer onder den indruk, maar schreeuwde niet. Hierdoor gerustgesteld, ver volgde ik, dat ik niet wist wie het gedaan had, maar dat men mij zeker zou beschuldigen, als men wist, dat zij mü was tegengekomen ln de gang, met den sleutel van de studeerkamer in de hand. „Ik zal niets zeggen," mompelde zy, bevend als een riet. „Ik zal zeggen, dat ik niets gezien heb." Ik overtuigde haar er van dat zy, wanneer zy door de politie zou worden onder vraagd, toch niet zou kunnen zwijgen en na veel gepraat en gevlei, beloofde zy, dat zy het huis zou verlaten tot alle gevaar geweken was. Het was moeilyk, haar by te brengen, dat zy oogen- blikkeiyk, zonder bagage, moest vertrekken. Niettemin slaagde ik er in, haar te doen ge hoorzamen, daar ik haar zoo'n beetje beloofde dat ik haar zou trouwen als zy nu deed wat ik zei. „Als ik maar In R. kan komen," zei zy, „kan ik wel by mevrouw Belden terecht. Zy neemt iedereen op en als ik haar zeg dat juffrouw Mary mij gestuurd heeft, zal zyn my zeker niet wegsturen." De laatste trein vertrok pas over een half uur en HHannah kon hem gemakkeiyk halen. Ik gaf haar wat geld, en de omslagdoek van de keuken meid voltooide haar reistoilet. Op de binnen plaats zei ik zachtjes tegen haar: „Denk er aan, dat je van niets weet, wat er ook gebeurt." zy viel my om den hals en antwoordde: „Denk er om dat jy beloofd hebt, met my te trouwen" Door dit onstuimig gebaar verloor zy blykbaar zonder dat zy het merkte, de kaars die zij tot nu toe in de hand had gehouden. Ik herhaalde mijn belofte en Hannah Chester verdween in den nacht. Slot volgt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 13