De gunsteling van de Bernis éKabet I <Kd tmAacU mn dm da$ DIAMANT NOOIT WAS ER I HET KAPERSNEST CASANOVA'S WERK ONBEWAAKT yizckcicutdsclie Tandfiasta DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - Vadertje meldt zich aan Bak- en Braadvet JOSEPH CONRAD DONDERDAG 16 NOVEMBER Hoe Lodewijk XV aan geld kwam om een militaire school te stichten Het „financieel genie" Vrouwen in het Turk- sche leger Verdwenen in midden- Azië Onderhoud met dr. Ambolt van de Sven Hedin-expeditie Mgr. Marella naar Tokio Een herdenking te Rome /- Klop/, WAT ibETEEKErtTDAT, SAW DY? SAMDy MAAKTE woo rtoo/r ZOO'W DRL/KIF' HE 7 MOET FC-M BEKFMOF VAN HEM Z/JN, L/EVF HEMEL zaakje Feestdag in Venetië Graaf Mazzaglia Cutelli zuiverder en heerlijker bak- en braadvet dan AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Toen Casanova uit de gevangenis van Venetië ontsnapte en in Januari 1757 zijn toevlucht zocht te Parijs, was hij twee- en-dertig jaar oud, had hij geen cent op zak en beschikte hij zelfs niet over kleeren, waarin hij zich vertoonen kon. Maar hü bezat durf en wist zijn kansen uit te buiten. Te Parijs is er maar een op wien hü rekenen kan en die in staat is om hem vooruit te hel pen: de Minister van Buitenlandsche Zaken De Bernis. dien hij te Venetië heeft gekend als Gezant van den Franschen koning. Hij gaat dadelijk naar palais Bourbon, wordt hartelijk ontvangen en de Minister beloofde hem alles wat hy wil. Casanova moet zyn dramatische ontvluchting te boek stellen en krygt honderd „louis". Een week later is zyn garderobe weer in orde en heeft hy een uitvoerig verhaal, dat meer boeiend dan waar is, van zyn ontsnapping uit de gevangenis van Venetië klaar. De Bernis laat het manuscript circuleeren in de hoogste kringen, geeft fantastische verhalen ten beste over zyn beschermeling, en drie weken later reeds is Casanova de gast van den Hertog de Choiseul, die hem aan Mad. de Pompadour voorstelt en aan De Boulogne, den ,,surinten- dant des finances", die hem op zyn beurt toe vertrouwt aan zyn eersten intendant, Paris- Duverney, een der handigste en vindingrykste oeconomen van zyn tyd. Geld is de spil waarom in die dagen heel de wereld draait, en De Bernis weet den vluchte ling van Venetië dan ook niet beter aan te be velen dan door hem een financieel genie te noemen. Casanova is misschien een genie, maar van geld weet hy toch heusch niet meer af dan dat het prettig is, het met handen vol weg te smyten en dat hy zich soms in de gekste bochten wringen moet om er aan te komen. Geboren uit reizende tooneelspelers, houdt hy echter van het onzekere en beschikt hij over een groot aanpassingsvermogen. Schotschryver, bedrieger, spion, toovenaar, banneling, kent hy de kracht zyner welsprekendheid en weet hy dat de grootste specialisten het makkeiykst te vangen zyn. En wanneer Paris-Duverney de grootste financiers byeenroept voor een bespre king van den berooiden financieelen toestand des konings, dan aarzelt Casanova geen oogen- blik en verschynt ter vergadering. Iiodewyk XV Is besloten tot den bouw van een militaire school die onderdak zal bieden aan vyfhonderd spruiten van verarmde adellyke families. De architect Gabriel heeft opdracht gekregen om iets moois te maken: de school moet de Invalides van Lodewyk XIV, waar achter zy verryzen zal, in schoonheid over treffen. Maar architectonische schoonheid is duur. En juist het geld ontbreekt. De bouw die in 1751 begonnen werd, is gestaakt wegens geldgebrek. Voorloopig heeft men honderd jon ge edelen in de school kunnen onderbrengen, maar hun opleiding is zoo kostbaar, dat men ze weg zal moeten zenden, wanneer er geen mid delen gevonden worden. Het is hierover dat de deskundigen spreken in wier midden Casa nova zich plotseling bevindt. Hy zegt niets, kan niets zeggen en heeft ook niets te zeggen. Maar de anderen zien zyn zwygen voor de hoogste wysheid aan- Wan neer het vruchtelooze debat een oogenblik ge staakt wordt, zegt Duverney: „Meneer Casanova, ik weet dat u een plan heeft. En ik meen te weten wat voor een plan het is." En hy duwt hem een manuscript onder den neus met den titel: „Loterie de 90 billets dont les lots seront tirés au sort." Casanova herademt. Van loterijen weet hy alles af. Die kent hy uit Italië, uit Venetië. Hy praat en praat, keurt het plan dat door Duverney is getoond en dat afkomstig is van een zekeren Calsabigi, af, omdat het slechts twintig millioen „livres" aan pryzen voorziet, terwyl hy meent dat honderd millioen veel meer aantrekkingskracht op het publiek zou uitoefe nen; hy praat en praat, vermydt angstvallig den naam Calsabigi en spreekt slechts van „mijn" plan; en tenslotte neemt de commissie het plan van Casanova dat hy niet eens kan laten zien, omdat het niet bestaat, met alge- meene stemmen aan, zooals zij het plan van Calsabigi eerder met algemeene stemmen ver worpen had. Calsabigi woont al tien jaren te Parijs en gelooft niet langer aan het plan voor een lotery, dat hij al herhaaldelyk by den Minister aanbeval, maar waaraan nog nooit eenige aan dacht geschonken werd. Zijn broer, een voor treffelijke wiskundige en de ontwerper van het plan, woont bij hem in. Hy lijdt aan een soort lepra en kan zich moeiiyk in het openbaar vertoonen. Het is daarom dat de wiskundige zyn jongeren broer de lotery aan den Minister liet voorleggen. Beide broers hooren van Casanova en begrij pen wat voor een gevaarlijk concurrent hy is. Zy vragen hem by hen te komen dineeren- Casanova neemt dit gaarne aan. V/at toch zou er van zyn hoog bezongen plan terecht komen wanneer hij de hulp van een bekwaam wiskun dige miste? Hy zegt dat echter niet en doet erg uit de hoogte. Casanova spreekt over al zyn relaties, over De Bernis, over den Hertog van Choiseul, over Madame de Pompadour. En hy bereikt als steeds zyn doel. De gebroeders Cal sabigi laten aan hem gaarne de leiding der onderneming over en smeeken met hem mee te mogen werken. Casanova krygt zes bureaux der koninklijke loterij. Hy verkoopt er vyf voor twee-duizend .livres" per stuk. Het zesde opent hy in de rue Saint-Denis. Aan zyn kamerknecht ver trouwt hy de leiding er van toe, zelf strykt hij vier-duizend „livres" salaris op. Voor de eerste trekking incasseert hy veertig-duizend ..livres" waarvan hij er zeventien-duizend aan de prys- winnaars moet uitbetalen. Hy is weer rijk. Zyn zakken zyn zwaar van het geld. Hy houdt een eigen koets, gaat naar de opera, bezoekt de beste salons. In totaal zyn er by de eerste trekking voor twee millioen „livres" loten verkocht. De staat verdient zes-honderd-duizend ..livres". En de militaire school bloeit. Vyf-honderd spruiten van verarmde adellyke families worden er kosteloos onderwezen in den wapenhandel- Een kind dat op het oogenblik nog niet ge boren is, zal er als jonge man eens de geheimen leeren kennen der krijgskunde. En hy zal ze goed leeren kennen, hy zal ze alle leeren kennen. Wy spreken van Napoleon Buonaparte. De mogeiykheid is gerezen dat vrouwen in het Turksche leger zullen worden opgenomen, als gevolg van een opmerking van den president der republiek Mustapha Kemal, by een bezoek aan de vrouwelyke studenten van de Universi teit te Istanboel. „Ge wenscht eens afgevaardigde te worden," zeide hij aan een der vrouwelyke studenten, „Waarom neemt ge dan geen dienst in het leger?" Deze opmerking heeft in het land opzien gebaard en men meent, dat de president voor nemens is, naar Russisch voorbeeld, een vrou wen-regiment op te richten. Militaire autoriteiten hebben als hun meening te kennen gegeven, dat vrouwen, zooal niet by het eigenlijke leger, dan toch wel by de hulptroepen kunnen worden toegelaten. Senoritas (knak) Stabilo Geur en Kleur Artiva Delgado Koerier Elegant Special. Standaard Er is maar één 5 cent 6 cent 6 cent 8 cent 8 cent 10 cent 10 cent 12 cent 12 cent Standaardkwaliteit voor Nederland „Svenska Dagbladet" publiceert een Inter view met dr. Ambolt van de Sven Hedin-expe ditie. De bekende onderzoeker was maanden lang in Midden-Azië Verdwenen, zonder eenig teeken van leven ergens achter te laten, zoo dat men het ergste vreesde, en dr. Sven Hedin reeds een hulp-expeditie in gereedheid bracht. Dr. Ambolt deelde in een interview o.a. mede, dat hy zich reeds in Mei 1932 aan de grens tusschen Tibet en Turkestan van zyn vrien den scheidde. Het was zyn bedoeling over de Tibetaanache hoogvlakte en voorby het be roemde meer Lop Mor naar Peking te komen. Onderweg was hy meermalen aan levensgevaar blootgesteld. Een wolkbreuk herschiep het dal, waardoor de karavaan, die dr. Ambolt had uit gerust, trok, in een groot meer. Tengevolge van de groote koude de thermometer daalde tot 40 graden onder nul en de yie lucht op de op 6000 Meter hoogte gelegen hoogvlakte, stier ven de meeste dieren der expeditie, die by het vertrek uit negentig ezels, veertig paarden en 3 muilezels had bestaan. Bovendien liepen eenige inboorlingen weg, omdat zy geloofden dat de expeditie verloren was. Dr. Ambolt bleef ech ter regelmatig zijn wetenschappelyke waarne mingen doen. Toen tenslotte het eene dier na het andere stierf, moest hy eindeiyk zijn oor- spronkeiyk plan opgeven en zich in Noorde lijke richting naar Turkestan in veiligheid zien te brengen. Het grootste gedeelte van zijn ba gage, alle aanteekeningen van zyn vyfjarige onderzoekingsreizen door Azië, en zijn instru menten, moest hy in den steek laten. Later kon alles echter door een hulp-expeditie wor den gevonden en in veiligheid gebracht. Toen byna alle dieren dood waren, kwam de expe ditie tenslotte in streken, waar weer grasland en water was. Te Dalai Kurghan werd een nieuwe karavaan samengesteld. De gouverneur van Oost-Turkestan maakte het de expeditie zeer moeiiyk, door allerlei formaliteiten. Maan denlang moest dr. Ambolt zonder verbinding met de buitenwereld op vergunning wachten om verder te mogen reizen. Inmiddels brak er een revolutie uit, en zoowel de oude als de nieu we heerschers gaven hem vergunning om ver der te trekken. De revolutionnairen brachten hem een bezoek en voor zyn huis verzamelden uniiiiiimiiiiiin IIIIIIIIIIIIIIIIIIIU Zoolang wij overwegen hebben, Waarbij het woordje onbewaakt, Is 't noodig vóór ze te passeeren, Dat men een overwèging maakt. Met onbewaakte overwegen Kan men nog niet goed overweg, Want daag'lijks lees je de berichten Van onvoorzichtigheid en pech. Eerst uitzien schijnt hier niet te wegen, Men overweegt.... maar dan te laat. Je loopt een trein niet van de sokken, Maar krijgt het zelve èèr te kwaad! Een mensch moet voor zich zeiven waken, Wanneer een ander het niet doet Juist waakzaamheid en op je hoede Ontwikkelt steeds den meesten spoed! Bij onbewaakte overwegen, Die gij passeert, denk: nu waak ik! Want hier juist loeren de gevolgen Van 't onbewaakteoogenblik! MARTIN BERDEN i (Nadruk verboden) =iiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiiirc I DOOS 20 CT-TUBE 55 EN 60 CT. 1 zich 500 menschen, die wilden zien, hoe hy te rechtgesteld werd. Dit bleek echter een misver stand bij de massa te zyn, want zyn bezoekers deden hem niets, maar lieten hem rustig ver der trekken. Te Chotan werd later voor den Zweedschen onderzoeker zelfs een militaire pa rade gehouden en de regeering aldaar hielp hem met geld en andere benoodigdheden. Toen de autoriteiten hem verzochten een getuigenis te willen geven voor de Engelsche regeering over de goede behandeling, die hij er had genoten, zag dr. Ambolt kans een particuliere mededee- ling in den brief te smokkelen, waardoor de buitenwereld het eerste teeken van leven van hem ontving. Pas op 16 Augustus van dit jaar bereikte hy Leh in Klein-Tibet, waar hy voor het eerst weer in het bereik van een telegraaf kantoor was en zyn eerste telegrammen kon verzenden. ROME, 15 Nov. Mgr. Marella is heden naar Genua vertrokken, om met de „Conté di Sa- voja" naar Tokio te reizen, waar Ly den post zal innemen van Apostolisch Delegaat. Op het station waren aanwezig Z.Em. Kardinaal Fuma- sini-Biondi en de Japansche ambassadeur, als mede Japansche studenten van het college der Propaganda Fide. Mgr. Marella zal tydens zyn reis eenige dagen in Washington verbhjven. (United Press) ROME, 15 Nov. Het 75-jarig bestaan van het Latijnsch-Amerikaansch priester-college, dat op 21 November wordt herdacht, zal met verschil lende plechtigheden worden gevierd. Op het program staat o.a. een diner, waartoe alle Zuid- Amerikaansche diplomaten zijn mtgenoodigd. De H. Vader heeft door Kardinaal Pacelii zijn gelukwenschen doen toekomen (United Press) Simon Grant was 'n vernuftig man, die aller lei middelen wist te verzinnen om aan den kost te komen. Zyn opvatting van eerhjkheid was rekbaar als elastiek, zoodat hy niet spoedig gekweld werd door wroeging. Maar hy wist heel goed dat de meeste van zyn handelingen van dien aard waren dat een kale cel voor vele maanden zyn lot zou zyn, indien de politie op de een of andere manier er achter kwam. Ach ter zyn vriendelijke oogjes school dan ook een scherpzinnig brein, dat de kans op mislukken van zyn „zaken" zoo gering mogelyk trachtte te maken. Het was ongeveer vier uur 's middags dat Simon Grant op zyn kantoor was gezeten, ter wyl vóór hem op het schryfbureau een menigte kranten in schilderachtige wanorde dooreenlagen. Van al die kranten lag een advertentiepagina naar boven gekeerd en het was geen toeval dat één bepaalde advertentie in elke krant byzonder goed opviel. Onveranderd luidde deze adver tentie als volgt: „LevenspositieI Belangryke fir ma zoekt geroutineerd boekhouder om de ge- heele boekhouding op zich te nemen. Flink salaris. Kleine borgstelling gewenscht, waarvoor rente wordt uitgekeerd." Toen Simon Grant deze advertentie in de bladen plaatste vertrouwde hy op zyn ervaring die hem zei, dat op een dergelijke aankondiging steeds een massa gegadigden kwamen opdagen. Vooral nu de tijden zoo slecht waren kon hij rekenen op veel liefhebbers voor de betrekking, zoodat niemand het zelfs ongewoon zou vinden om een kleine borgstelling te stellen. Voor een levenspositie hadden de menschen tegenwoordig veel over. Hy behoefde niet lang te wachten tot er een klein verlegen mannetje verscheen dat luisterde naar den naam Aloyis Wood. Het ventje zag er schichtig en wantrouwend uit en maakte den indruk bang en onbeteekenend te zyn. Grant merkte het met voldoening op. Hij bood zijn bezoeker een stoel en een sigaar aan, waarna hij meteen de kern van de zaak blootlegde. „Wel, meneer Wood," begon hij, „u hebt geschreven op mijn advertentie en u wilt graag de betrekking hebben die by my vacant is. Laat ik u vooraf meedeelen dat u niet de eenige bent. Ik heb ongeveer vijftig andere brieven gekregen van gegadigden. Iets wat heel gemakkelyk te begrypen is, want een levens positie is in dezen woeligen en onzekeren tyd heel wat waard." Aloyis Wood knikte y'verig en deed alle moeite om zijn sigaar brandende te houden. „Vertelt u eerst eens," vervolgde Grant, „waar u gewerkt hebt, welke diploma's u heeft en wat voor getuigschriften. U moet goed begrypen de betrekking waarom het hier gaat is een zeer verantwoordelyke, waarvoor ik een kundig, be kwaam man moet hebben." Het kleine mannetje begon zenuwachtig in al zyn zakken te zoeken en haalde tenslotte een bundeltje papieren te voorschyn, die hy aan den heer Grant overhandigde. „Dit zyn de getuigschriften en de diploma's," zei hij. „Ik heb het laatst gewerkt bij de N.V. Storm en Co., maar die ging failliet, zoodat ik op straat kwam te staan. Op myn leeftijd be- teekent dat een zwaren slag, meneer. Ik had een vrouw en kinderen om voor te zorgen en het geld ligt ook niet op straat. Maar u kunt uit de getuigschriften zien dat ik voor myn werk berekend ben." De heer Grant las de papieren door, knikte bevredigend en ging toen over tot het volgende deel van de zaak. „Ik geloof," zei hy, „dat ik in u den geschik- ten man heb gevonden. Gelukkig, want dat be spaart me de moeite om al die andere candi- daten te woord te staan. U moet weten dat myn firma veel handel dryft met het buiten land en dat er veel geld door uw handen zal gaan. Wy hebben in onze zaken al enkele jaren van voorspoed achter den rug en het ziet er niet naar uit dat de crisis daaraan een eind zal maken." Hij toonde enkele balansen, die meneer Wood bestudeerde en daarna met een bewonderenden blik teruggaf. „Dat mag er wezen, nietwaar?" straalde Grant van voldoening. Inderdaad de balansen mochten er wezen, maar het had Grant veel tyd gekost om ze goed in elkaar te zetten! „Als goed zakenman neem ik echter geen risico. Als u de betrekking aanvaardt zult u een kleinen borg moeten stellen, zooals u reeds in de annonce heeft gelezen. Die borgstorting heeft een tweeledig doel. Ten eerste dient ze tot zekerheid voor my; maar in de tweede plaats beteekent ze een goede kapitaalsbelegging voor u. Er wordt u namelyk een rente uitgekeerd van negen procent." Meneer Wood hapte naar adem en zyn oogen glansden begeerig. „Hoeveel moet ik borgstellen," vroeg hy haas tig. Grant glimlachte. „Ik had gedacht ongeveer tweehonderd pond sterling," zei hy, „maar als u meer geld wilt storten heb ik er niets tegen." Meneer Wood rekende uit. „Mag ik.... eh, vyfhonderd pond storten?" vroeg hy. „U begrijpt tegen negen procent be teekent dat. „In orde," besliste de heer- Grant, waaror> Wood 'n cheque boekje te voor schijn haalde en sen de. „Het is pre- cies alles wat ik iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiiiHiiiiii LUI ITER SAHDÏ DAAR KOM7 IEMAND DE TRAP OP. IK ZOUDE DEUR VOOR C/EEN MIL L/OFM WILLEM OPEM MAKEMW/F KAM DA T ZOO LAAT IN DEM AVOND 2 /JN 9 i JiT WEL A NNI 6 M'M LIEVELING, MAAK Gvuc-t jn haalde en z Tp'p** fSnp/T cheque invul- i ^en gOCCl heb kunnen by- IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI eensparen, zei hij, „maar de bank geeft maar drie procent." „U zult me zeker wel toestaan naar de bank te informeeren?" vroeg Grant, terwyi hy naar de telefoon greep. Even later had hij van de bank de bevestiging dat de heer Aloyis Wood goed was voor 500 pond en dat een cheque door hem geteekend ge accepteerd zou worden. „Prachtig," zei Grant, terwyi hij het kostbare papiertje in zyn portefeuille stak en een qui- tantie schreef. „Maar.vroeg de heer Wood aarzelend. „heeft u er iets op tegen om me vast een klein voorschot op myn salaris te geven, meneer? Ik zit op het oogenblik slecht by kas en een tweehonderd pond kan ik voor het huishouden goed gebruiken." Grant keek verstoord. Hij had al gerekend op een verdienste van 500 pond, maar dat zou niet doorgaan. Voor zijn fatsoen kon hy de 200 pond echter niet weigeren. Toen enkele minder belangrijke zaken nog geregeld waren vertrok de heer Wood, terwijl Grant zich meteen gereed maakte voor een haastig vertrek. Hij snelde naar de bank om de cheque te inften, waarna het zyn bedoeling was voor enkele maanden de grens over te wippen. Op de bank werd hem echter meegedeeld dat de cheque niet betaald kon worden, omdat er geen rekeninghouder van dien naam bestond. Getelefoneerd? Wel nee, de bank had niet met hem getelefoneerd. Zeer onbehaaglijk en tweehonderd pond lichter ging Grant naar huis terug. Tegelijkertyd had de heer Wood een samen komst met een anderen heer en een jongedame, met wie de 200 pond werden verdeeld. „Heb je al andere advertenties gevonden, Harry?" vroeg hij. „De zaken gaan goed. Een beetje handigheid en een goed electromonteur die de telefoonleiding aftapt, een jongedame om voor telefoonjuffrouw te spelen en een oud chequeboekje: met dat alles gewapend zullen we nog meer van die zwendelaars in hun eigen gegraven kuilen laten vallen." Evenals elk jaar, zal ook thans op den 21sten November te Venetië het feest van de „Madon na della Salute" worden gevierd. Dit feest, waarvoor jaarlijks deelnemers uit geheel Italië naar de Dogestad trekken, vindt zyn oorsprong in een gelofte uit het jaar 1576, toen Venetië door een fatale epidemie werd geteisterd. Het herdenkingsfeest is vooral daarom zoo fraai van aspect, omcïat voor deze gelegenheid steeds een speciale brug over het Canal Grande wordt geslagen, waarover de bedevaartgangers voor een groot gedeelte in nationale of regionale kleederdracht zich naar de votiefkerk be geven. Des avonds worden de oevers van het kanaal met gekleurde lampions verlicht. Graaf Mazzaglia Cutelli, de bekende geluiden imitator, die het grootste deel der geluiden voor de filmindustrie in Hollywood verzorgt, vertoeft op het oogenblik in ons land en zal Zaterdag middag, te ongeveer 3.15 uur, eenige proeven van zyn kunnen voor de K.R.O.-microfoon demon- streeren, o.a. hoe het mogelyk is de meest ver schillende dierengeluiden voort te brengen, zon der een ander middel dan de menschelijke stem. 45 ets p. pond - 22 J ets p. Kalf pond A IT* JT op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflfhfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f J7£V} bij een ongeval met f O/T'/J by verlies van een hand f 1 O/T oij verlies van een f JTfl by een breuk van f AfK bij verlies van *n Alle UDOnïlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OU verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen g OU*m doodelyken afloop# een voet of een oog# 2 m duim of wijsvinger t/t#*"'been of arm# anderen vinger aiitiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiitiiittiitiiiu ROMAN VAN iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiur 4 (Korte inhoud van het voorafgaande: John Kemp een Engelschman uit Kent, ontmoet op Jamaica in de woning van Don Ramon, Carlos Rlego, met wie hij menig avontuur heeft beleefd. Kemp heeft Rlego vroeger leeren kennen door den ver loofde van zlln zuster Veronica, Ralph Rooksby. Bil een achtervolging door de gendarmen vinden Carlos en zijn metgezel een schuilplaats bil Rooksby. Bit een be zoek aan Carlos werd Kemp gearresteerd). De gendarmen begonnen te overleggen, wat sy moesten doen. Thoms wou vluchten over het veld. Maar Lillywhite was niet gebouwd voor een snelle vlucht. Bovendien kende hy de streek niet en beschouwde de vrijhandelaars als boe mannen. „Zij zullen wel van ons afbiyven", bromde Lil lywhite. „We hebben een bevelin naam des konings...." Hij liet het licht van zyn lantaarn doelloos in de richting van den heuvel vallen. „In elk geval," begon hy weer, dezen vogel hebben we geknipt. Al is hy geen Spanjaard, hy weet er toch alles van. Ik heb hem gehoord. Hy kan wel Kemp heeten, maar daarginds praatte hy toch Spaanschwe hebben In elk geval iets voor onze moeite. Hy zal gehangen worden, déAr wil ik...." Ver boven ons klonk een roep, daarna een verward gedruisch van stemmen. De maan ging op; de wolken hadden plots een zilveren glans. Een ruiter reed behoedzaam op ons toe. Hij had een lange cape om, met een kraag, die tot de ooren stond. „Wat is er?" riep hy, toen hy ons tot op een meter of tien was genaderd. De gendarmen gaven geen antwoord. De haan van een pistool klikte. „In naam des konings!" riep Lillywhite. „Kom van dien knol af en help ons! We hebben een gevangene." Sarcastisch floot de ruiter tusschen zyn tan den door. Toen begon hy te roepen zyn stem weerklonk langs den heuvel „Hallo! Hallo!" Een echo klonk terug: „Hallo! Halla-o-o!" Toen het geluid van meer stemmen. Het paard stond stil, met gebogen kop; de ruiter draaide zich in het zadel om. „Gendarmen!" riep hy. „Politie! Kom eens gauw, jongens! Schiet op! Die zullen wy eens hebben!.... Politie.... Po litie!...." Wy hoorden het draven van zware paarden naderen. „Daar zitten we!" gromde Lillywhite. „Dat verd.... Kent!" Thoms hield my nog altyd stevig by den kraag. Een troep ruiters naderde als een on heilspellende wolk. «Doe die lantaarn weg!" beval de ruiter. „Je ziet toch, dat je m'n paard schichtig maakt! Nu jongens, komen jullie er maar eens by!" In een onregelmatigen halven cirkel kwamen de paarden om ons; plomp als zakken koren, lie ten de ruiters zich er af vallen. Iemand greep de lantaarn en liet het licht op ons schynen. Ik hoorde allerlei stemmen, verward door elkaar. Mijn naam werd ook genoemd. „Ja, ik ben John Kemp.... John Kemp!" riep ik. „Wat moet u hier by de gendarmen?" vroeg een stem. Het rumoer hield niet op veertig of vyftig stemmen hoorde ik wel. De gendarmen werden vastgegrepen. Ik ook. Ik kon me onmogelyk ver, staanbaar maken; een vuist sloeg op myn wang. „Hang ze op!" schreeuwde er een, „ze hebben myn neef ook gehangen. Alle drie moeten aan de galg! De moeder van Kemp is niet te ver trouwen. Hy ls een verklikker. Hang ze maar op!" Ik werd op myn knieën gesleurd en toen voor uit geduwd. Daarna lieten ze me liggen en gin gen op Lillywhite af. Ik stootte tegen een groot rustig boerenpaard. De verwarring duurde voort; een gebiedende stem riep; „Hou je stil, Idioten! Hou Je mond....!" Een ander schreeuwde: „Luister naar Jack Rangsley! Luister naar hem!" Toen was het stil. Een der mannen stak by de lantaarn een toorts aan. Een flakkerend licht bescheen het gewoel van gezichten, lichamen, paardekormen, en de rustige boomkruinen daarboven. „Jack Rangsley!" snikte ik. „Laat ze me niet ophangen. U weet, dat ik geen spion ben. Laat ze me niet ophangen, Jack!" „Hou je mond!" snauwde hij en begon een ingestudeerde redevoering te houden, waarin hy de gendarmen verwenschte en dreigde, dat hij ons aan onze vingernagels over den rand van de steengroeve zou hangen, met onze beenen vastgebonden. Byval en protesten weerklon ken; tenslotte werd men het eens. Rangsley liet zich van zyn paard giyden. „Blinddoeken! jongens!" riep hy, terwyl hy me vastgreep en heftig rondsleurde. „Verzet je niet!" fluisterde hy me in m'n oor. Z'n zyige handschoen streek koel over mijn oog leden, By myn achterhoofd warden handen aan een knoop, „jy hoeft niet bang te zyn", zei hy nog eens. Het rumoer van stemmen hield plot seling op. „Nu jongens, vooruit!" Een stem, die me bekend voorkwam, zei luid hun wachtwoord en toen, op zachteren toon: „Wat is er aan de hand?" Een ander antwoord de: „Rooksby? Sir Ralph!" Scherp viel de eer ste stem in de rede: „Geen namen nu! Ik ver lang absoluut niet naar de galg!" De hand Het m'n arm los; de stoet stond een oogenblik stil. Ik hoorde gefluister. Toen riep een stem, die ik nog niet had ge hoord: „Kleed ze uit tot op het hemd! We moe ten ze uitkleeden! Dat is het beste!" Ik hoorde gebrom en een kreet: „Jullie ver móórden ons toch niet?" Somber, met een neus geluid antwoordde iemand: „Dat doen we ze ker!" JVeer een ander ik geloof, dat het Rangsley was riep: „Vooruit! nu hierheen!" Na een verward gedrang werd het stiller om ons. We schenen een hobbelig pad af te dalen. Rangsley had gecommandeerd: „We hebben hier genoeg menschen! De rest moet nu weg!" en de hoefslag van zware paarden ver wy derde zich van ons. Eindelyk hielden we halt en Rangsley, die vlak bij my stond, beval met scherpe stem: „Jullie, gendarmen en jij, John Kemp we zullen jullie hier op den rand van de eeu wigheid leggen, boven de oude steengroeve. Als je loslaat, val je honderd voet loodrecht naar beneden. We zullen jullie de beenen vastbinden en je aan je vingers ophangen. Als je lang ge noeg hangt, bidt dan maar goed! Maak wat voort, jongens!" Een van de gendarmes begon te jammeren: „Daar zul je voor hangen.... voor hangen!" Wat my betreft, het was of ik droomde. „Jack!" zei ik, „je zult toch niet...." „Och, dat komt in orde", fluisterde de stem. „Hou nu stil! Het komt in orde!" Toen keerde de stem zich van myn oor en riep: „Nu, zyn jul lie ermee klaar? Als ik drie zeg...." „Kom mee!" zei Rangsley en trok me niet by zonder hardhandig op den weg, die vyf treden lager lag. ,,'t Is maar een grap!" snauwde hy. „Een grappige les voor die twee klabakken!.. Hoor ze eens janken! Als ze loslaten vallen ze tien voet diep!" We gingen een paar passen den weg af; dui delijk hoorde ik de stemmen der gendarmen, die om hulp jammerden. «Ik.... ze vermoorden de agenten toch niet?" „Neen, neen!" antwoordde hy. „Dat kunnen we niet doen! Konden we 't maar! Maar ze zou den ons het vuur te na aan de schenen leggen!" We begonnen den heuvel af te dalen. Uit de groeve klonk een schreeuw: „Help! Help! In Gods naam! Ik kan!...." Daarna een doffe kreet en een plof. Toen dezelfde geluiden nog eens. „Dat is 'n goede les!" zei Rangsley grimmig. „Kom mee! ze zyn maar tien voet gevallen. Ze hingen niet boven de groeve, t Is in orde; dat verzeker ik je!" Zoo uitte zich de wreede humor der smokke laars. Ieder, die hun onwelkom was, en die ze niet zonder al te bedenkelyke gevolgen konden vermoorden, plachten ze over den rand van een ondiepen kuil te hangen, onder de verzekering dat hy boven een of anderen afgrond hing. De ongelukkige slachtoffers doorstonden "dan alle doodsangsten, tot ze loslieten; en meestal kwa men ze nooit meer in onze streek terug. DERDE HOOFDSTUK De geest der eeuw is veranderd: alle dingen heben zich grondig gewyzigd, dat een mensch haast niet meer gelooven kan aan de realiteit van zyn vroeger bestaan. Maar ik herinner jie nog, hoe ik op dat moment myn hart ontdekte iets, dat ik in myn borst voelde kloppec en bonzen, zóó, dat ik er byna ziek van werd. Ver dere bijzonderheden ben ik vergeten. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 10