De gunsteling van de Bernis
éKabet I
<Kd tmAacU mn dm da$
DIAMANT
NOOIT WAS ER
I HET KAPERSNEST
CASANOVA'S WERK
ONBEWAAKT
yizckcicutdsclie Tandfiasta
DE KLEINE ANNIE EN HET SPOOKHUIS - Vadertje meldt zich aan
Bak- en Braadvet
JOSEPH CONRAD
DONDERDAG 16 NOVEMBER
Hoe Lodewijk XV aan geld kwam
om een militaire school te
stichten
Het „financieel genie"
Vrouwen in het Turk-
sche leger
Verdwenen in midden-
Azië
Onderhoud met dr. Ambolt van de
Sven Hedin-expeditie
Mgr. Marella naar Tokio
Een herdenking te
Rome
/-
Klop/,
WAT ibETEEKErtTDAT,
SAW DY? SAMDy MAAKTE
woo rtoo/r ZOO'W DRL/KIF'
HE 7 MOET FC-M BEKFMOF
VAN HEM Z/JN,
L/EVF
HEMEL
zaakje
Feestdag in Venetië
Graaf Mazzaglia Cutelli
zuiverder en heerlijker
bak- en braadvet dan
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Toen Casanova uit de gevangenis van
Venetië ontsnapte en in Januari 1757 zijn
toevlucht zocht te Parijs, was hij twee-
en-dertig jaar oud, had hij geen cent op zak
en beschikte hij zelfs niet over kleeren, waarin
hij zich vertoonen kon. Maar hü bezat durf en
wist zijn kansen uit te buiten.
Te Parijs is er maar een op wien hü rekenen
kan en die in staat is om hem vooruit te hel
pen: de Minister van Buitenlandsche Zaken
De Bernis. dien hij te Venetië heeft gekend als
Gezant van den Franschen koning. Hij gaat
dadelijk naar palais Bourbon, wordt hartelijk
ontvangen en de Minister beloofde hem alles
wat hy wil. Casanova moet zyn dramatische
ontvluchting te boek stellen en krygt honderd
„louis".
Een week later is zyn garderobe weer in orde
en heeft hy een uitvoerig verhaal, dat meer
boeiend dan waar is, van zyn ontsnapping uit
de gevangenis van Venetië klaar. De Bernis
laat het manuscript circuleeren in de hoogste
kringen, geeft fantastische verhalen ten beste
over zyn beschermeling, en drie weken later
reeds is Casanova de gast van den Hertog de
Choiseul, die hem aan Mad. de Pompadour
voorstelt en aan De Boulogne, den ,,surinten-
dant des finances", die hem op zyn beurt toe
vertrouwt aan zyn eersten intendant, Paris-
Duverney, een der handigste en vindingrykste
oeconomen van zyn tyd.
Geld is de spil waarom in die dagen heel de
wereld draait, en De Bernis weet den vluchte
ling van Venetië dan ook niet beter aan te be
velen dan door hem een financieel genie te
noemen. Casanova is misschien een genie, maar
van geld weet hy toch heusch niet meer af dan
dat het prettig is, het met handen vol weg
te smyten en dat hy zich soms in de gekste
bochten wringen moet om er aan te komen.
Geboren uit reizende tooneelspelers, houdt hy
echter van het onzekere en beschikt hij over
een groot aanpassingsvermogen. Schotschryver,
bedrieger, spion, toovenaar, banneling, kent hy
de kracht zyner welsprekendheid en weet hy
dat de grootste specialisten het makkeiykst te
vangen zyn. En wanneer Paris-Duverney de
grootste financiers byeenroept voor een bespre
king van den berooiden financieelen toestand
des konings, dan aarzelt Casanova geen oogen-
blik en verschynt ter vergadering.
Iiodewyk XV Is besloten tot den bouw van
een militaire school die onderdak zal bieden aan
vyfhonderd spruiten van verarmde adellyke
families. De architect Gabriel heeft opdracht
gekregen om iets moois te maken: de school
moet de Invalides van Lodewyk XIV, waar
achter zy verryzen zal, in schoonheid over
treffen. Maar architectonische schoonheid is
duur. En juist het geld ontbreekt. De bouw die
in 1751 begonnen werd, is gestaakt wegens
geldgebrek. Voorloopig heeft men honderd jon
ge edelen in de school kunnen onderbrengen,
maar hun opleiding is zoo kostbaar, dat men ze
weg zal moeten zenden, wanneer er geen mid
delen gevonden worden. Het is hierover dat
de deskundigen spreken in wier midden Casa
nova zich plotseling bevindt.
Hy zegt niets, kan niets zeggen en heeft ook
niets te zeggen. Maar de anderen zien zyn
zwygen voor de hoogste wysheid aan- Wan
neer het vruchtelooze debat een oogenblik ge
staakt wordt, zegt Duverney:
„Meneer Casanova, ik weet dat u een plan
heeft. En ik meen te weten wat voor een plan
het is."
En hy duwt hem een manuscript onder den
neus met den titel: „Loterie de 90 billets dont
les lots seront tirés au sort."
Casanova herademt. Van loterijen weet hy
alles af. Die kent hy uit Italië, uit Venetië.
Hy praat en praat, keurt het plan dat door
Duverney is getoond en dat afkomstig is van
een zekeren Calsabigi, af, omdat het slechts
twintig millioen „livres" aan pryzen voorziet,
terwyl hy meent dat honderd millioen veel meer
aantrekkingskracht op het publiek zou uitoefe
nen; hy praat en praat, vermydt angstvallig
den naam Calsabigi en spreekt slechts van
„mijn" plan; en tenslotte neemt de commissie
het plan van Casanova dat hy niet eens kan
laten zien, omdat het niet bestaat, met alge-
meene stemmen aan, zooals zij het plan van
Calsabigi eerder met algemeene stemmen ver
worpen had.
Calsabigi woont al tien jaren te Parijs en
gelooft niet langer aan het plan voor een
lotery, dat hij al herhaaldelyk by den Minister
aanbeval, maar waaraan nog nooit eenige aan
dacht geschonken werd. Zijn broer, een voor
treffelijke wiskundige en de ontwerper van het
plan, woont bij hem in. Hy lijdt aan een soort
lepra en kan zich moeiiyk in het openbaar
vertoonen. Het is daarom dat de wiskundige
zyn jongeren broer de lotery aan den Minister
liet voorleggen.
Beide broers hooren van Casanova en begrij
pen wat voor een gevaarlijk concurrent hy is.
Zy vragen hem by hen te komen dineeren-
Casanova neemt dit gaarne aan. V/at toch zou
er van zyn hoog bezongen plan terecht komen
wanneer hij de hulp van een bekwaam wiskun
dige miste? Hy zegt dat echter niet en doet
erg uit de hoogte. Casanova spreekt over al zyn
relaties, over De Bernis, over den Hertog van
Choiseul, over Madame de Pompadour. En hy
bereikt als steeds zyn doel. De gebroeders Cal
sabigi laten aan hem gaarne de leiding der
onderneming over en smeeken met hem mee
te mogen werken.
Casanova krygt zes bureaux der koninklijke
loterij. Hy verkoopt er vyf voor twee-duizend
.livres" per stuk. Het zesde opent hy in de
rue Saint-Denis. Aan zyn kamerknecht ver
trouwt hy de leiding er van toe, zelf strykt hij
vier-duizend „livres" salaris op. Voor de eerste
trekking incasseert hy veertig-duizend ..livres"
waarvan hij er zeventien-duizend aan de prys-
winnaars moet uitbetalen. Hy is weer rijk. Zyn
zakken zyn zwaar van het geld. Hy houdt een
eigen koets, gaat naar de opera, bezoekt de
beste salons.
In totaal zyn er by de eerste trekking voor
twee millioen „livres" loten verkocht. De staat
verdient zes-honderd-duizend ..livres".
En de militaire school bloeit. Vyf-honderd
spruiten van verarmde adellyke families worden
er kosteloos onderwezen in den wapenhandel-
Een kind dat op het oogenblik nog niet ge
boren is, zal er als jonge man eens de geheimen
leeren kennen der krijgskunde. En hy zal ze
goed leeren kennen, hy zal ze alle leeren
kennen.
Wy spreken van Napoleon Buonaparte.
De mogeiykheid is gerezen dat vrouwen in
het Turksche leger zullen worden opgenomen,
als gevolg van een opmerking van den president
der republiek Mustapha Kemal, by een bezoek
aan de vrouwelyke studenten van de Universi
teit te Istanboel.
„Ge wenscht eens afgevaardigde te worden,"
zeide hij aan een der vrouwelyke studenten,
„Waarom neemt ge dan geen dienst in het
leger?"
Deze opmerking heeft in het land opzien
gebaard en men meent, dat de president voor
nemens is, naar Russisch voorbeeld, een vrou
wen-regiment op te richten.
Militaire autoriteiten hebben als hun meening
te kennen gegeven, dat vrouwen, zooal niet
by het eigenlijke leger, dan toch wel by de
hulptroepen kunnen worden toegelaten.
Senoritas (knak)
Stabilo
Geur en Kleur
Artiva
Delgado
Koerier
Elegant
Special.
Standaard
Er is maar één
5 cent
6 cent
6 cent
8 cent
8 cent
10 cent
10 cent
12 cent
12 cent
Standaardkwaliteit voor Nederland
„Svenska Dagbladet" publiceert een Inter
view met dr. Ambolt van de Sven Hedin-expe
ditie. De bekende onderzoeker was maanden
lang in Midden-Azië Verdwenen, zonder eenig
teeken van leven ergens achter te laten, zoo
dat men het ergste vreesde, en dr. Sven Hedin
reeds een hulp-expeditie in gereedheid bracht.
Dr. Ambolt deelde in een interview o.a. mede,
dat hy zich reeds in Mei 1932 aan de grens
tusschen Tibet en Turkestan van zyn vrien
den scheidde. Het was zyn bedoeling over de
Tibetaanache hoogvlakte en voorby het be
roemde meer Lop Mor naar Peking te komen.
Onderweg was hy meermalen aan levensgevaar
blootgesteld. Een wolkbreuk herschiep het dal,
waardoor de karavaan, die dr. Ambolt had uit
gerust, trok, in een groot meer. Tengevolge van
de groote koude de thermometer daalde tot
40 graden onder nul en de yie lucht op de
op 6000 Meter hoogte gelegen hoogvlakte, stier
ven de meeste dieren der expeditie, die by het
vertrek uit negentig ezels, veertig paarden en 3
muilezels had bestaan. Bovendien liepen eenige
inboorlingen weg, omdat zy geloofden dat de
expeditie verloren was. Dr. Ambolt bleef ech
ter regelmatig zijn wetenschappelyke waarne
mingen doen. Toen tenslotte het eene dier na
het andere stierf, moest hy eindeiyk zijn oor-
spronkeiyk plan opgeven en zich in Noorde
lijke richting naar Turkestan in veiligheid zien
te brengen. Het grootste gedeelte van zijn ba
gage, alle aanteekeningen van zyn vyfjarige
onderzoekingsreizen door Azië, en zijn instru
menten, moest hy in den steek laten. Later
kon alles echter door een hulp-expeditie wor
den gevonden en in veiligheid gebracht. Toen
byna alle dieren dood waren, kwam de expe
ditie tenslotte in streken, waar weer grasland
en water was. Te Dalai Kurghan werd een
nieuwe karavaan samengesteld. De gouverneur
van Oost-Turkestan maakte het de expeditie
zeer moeiiyk, door allerlei formaliteiten. Maan
denlang moest dr. Ambolt zonder verbinding
met de buitenwereld op vergunning wachten
om verder te mogen reizen. Inmiddels brak er
een revolutie uit, en zoowel de oude als de nieu
we heerschers gaven hem vergunning om ver
der te trekken. De revolutionnairen brachten
hem een bezoek en voor zyn huis verzamelden
uniiiiiimiiiiiin
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIU
Zoolang wij overwegen hebben,
Waarbij het woordje onbewaakt,
Is 't noodig vóór ze te passeeren,
Dat men een overwèging maakt.
Met onbewaakte overwegen
Kan men nog niet goed overweg,
Want daag'lijks lees je de berichten
Van onvoorzichtigheid en pech.
Eerst uitzien schijnt hier niet te
wegen,
Men overweegt.... maar dan te laat.
Je loopt een trein niet van de sokken,
Maar krijgt het zelve èèr te kwaad!
Een mensch moet voor zich zeiven
waken,
Wanneer een ander het niet doet
Juist waakzaamheid en op je hoede
Ontwikkelt steeds den meesten spoed!
Bij onbewaakte overwegen,
Die gij passeert, denk: nu waak ik!
Want hier juist loeren de gevolgen
Van 't onbewaakteoogenblik!
MARTIN BERDEN
i (Nadruk verboden)
=iiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiiirc
I DOOS 20 CT-TUBE 55 EN 60 CT. 1
zich 500 menschen, die wilden zien, hoe hy te
rechtgesteld werd. Dit bleek echter een misver
stand bij de massa te zyn, want zyn bezoekers
deden hem niets, maar lieten hem rustig ver
der trekken. Te Chotan werd later voor den
Zweedschen onderzoeker zelfs een militaire pa
rade gehouden en de regeering aldaar hielp hem
met geld en andere benoodigdheden. Toen de
autoriteiten hem verzochten een getuigenis te
willen geven voor de Engelsche regeering over
de goede behandeling, die hij er had genoten,
zag dr. Ambolt kans een particuliere mededee-
ling in den brief te smokkelen, waardoor de
buitenwereld het eerste teeken van leven van
hem ontving. Pas op 16 Augustus van dit jaar
bereikte hy Leh in Klein-Tibet, waar hy voor
het eerst weer in het bereik van een telegraaf
kantoor was en zyn eerste telegrammen kon
verzenden.
ROME, 15 Nov. Mgr. Marella is heden naar
Genua vertrokken, om met de „Conté di Sa-
voja" naar Tokio te reizen, waar Ly den post
zal innemen van Apostolisch Delegaat. Op het
station waren aanwezig Z.Em. Kardinaal Fuma-
sini-Biondi en de Japansche ambassadeur, als
mede Japansche studenten van het college der
Propaganda Fide.
Mgr. Marella zal tydens zyn reis eenige dagen
in Washington verbhjven.
(United Press)
ROME, 15 Nov. Het 75-jarig bestaan van het
Latijnsch-Amerikaansch priester-college, dat op
21 November wordt herdacht, zal met verschil
lende plechtigheden worden gevierd. Op het
program staat o.a. een diner, waartoe alle Zuid-
Amerikaansche diplomaten zijn mtgenoodigd.
De H. Vader heeft door Kardinaal Pacelii zijn
gelukwenschen doen toekomen
(United Press)
Simon Grant was 'n vernuftig man, die aller
lei middelen wist te verzinnen om aan den
kost te komen. Zyn opvatting van eerhjkheid
was rekbaar als elastiek, zoodat hy niet spoedig
gekweld werd door wroeging. Maar hy wist
heel goed dat de meeste van zyn handelingen
van dien aard waren dat een kale cel voor vele
maanden zyn lot zou zyn, indien de politie op
de een of andere manier er achter kwam. Ach
ter zyn vriendelijke oogjes school dan ook een
scherpzinnig brein, dat de kans op mislukken
van zyn „zaken" zoo gering mogelyk trachtte
te maken.
Het was ongeveer vier uur 's middags dat
Simon Grant op zyn kantoor was gezeten, ter
wyl vóór hem op het schryfbureau een menigte
kranten in schilderachtige wanorde dooreenlagen.
Van al die kranten lag een advertentiepagina
naar boven gekeerd en het was geen toeval dat
één bepaalde advertentie in elke krant byzonder
goed opviel. Onveranderd luidde deze adver
tentie als volgt: „LevenspositieI Belangryke fir
ma zoekt geroutineerd boekhouder om de ge-
heele boekhouding op zich te nemen. Flink
salaris. Kleine borgstelling gewenscht, waarvoor
rente wordt uitgekeerd."
Toen Simon Grant deze advertentie in de
bladen plaatste vertrouwde hy op zyn ervaring
die hem zei, dat op een dergelijke aankondiging
steeds een massa gegadigden kwamen opdagen.
Vooral nu de tijden zoo slecht waren kon hij
rekenen op veel liefhebbers voor de betrekking,
zoodat niemand het zelfs ongewoon zou vinden
om een kleine borgstelling te stellen. Voor een
levenspositie hadden de menschen tegenwoordig
veel over.
Hy behoefde niet lang te wachten tot er een
klein verlegen mannetje verscheen dat luisterde
naar den naam Aloyis Wood. Het ventje zag er
schichtig en wantrouwend uit en maakte den
indruk bang en onbeteekenend te zyn. Grant
merkte het met voldoening op.
Hij bood zijn bezoeker een stoel en een sigaar
aan, waarna hij meteen de kern van de zaak
blootlegde. „Wel, meneer Wood," begon hij, „u
hebt geschreven op mijn advertentie en u wilt
graag de betrekking hebben die by my vacant
is. Laat ik u vooraf meedeelen dat u niet de
eenige bent. Ik heb ongeveer vijftig andere
brieven gekregen van gegadigden. Iets wat heel
gemakkelyk te begrypen is, want een levens
positie is in dezen woeligen en onzekeren tyd
heel wat waard."
Aloyis Wood knikte y'verig en deed alle moeite
om zijn sigaar brandende te houden.
„Vertelt u eerst eens," vervolgde Grant, „waar
u gewerkt hebt, welke diploma's u heeft en wat
voor getuigschriften. U moet goed begrypen de
betrekking waarom het hier gaat is een zeer
verantwoordelyke, waarvoor ik een kundig, be
kwaam man moet hebben."
Het kleine mannetje begon zenuwachtig in al
zyn zakken te zoeken en haalde tenslotte een
bundeltje papieren te voorschyn, die hy aan
den heer Grant overhandigde.
„Dit zyn de getuigschriften en de diploma's,"
zei hij. „Ik heb het laatst gewerkt bij de N.V.
Storm en Co., maar die ging failliet, zoodat ik
op straat kwam te staan. Op myn leeftijd be-
teekent dat een zwaren slag, meneer. Ik had een
vrouw en kinderen om voor te zorgen en het
geld ligt ook niet op straat. Maar u kunt uit
de getuigschriften zien dat ik voor myn werk
berekend ben."
De heer Grant las de papieren door, knikte
bevredigend en ging toen over tot het volgende
deel van de zaak.
„Ik geloof," zei hy, „dat ik in u den geschik-
ten man heb gevonden. Gelukkig, want dat be
spaart me de moeite om al die andere candi-
daten te woord te staan. U moet weten dat
myn firma veel handel dryft met het buiten
land en dat er veel geld door uw handen zal
gaan. Wy hebben in onze zaken al enkele jaren
van voorspoed achter den rug en het ziet er
niet naar uit dat de crisis daaraan een eind zal
maken."
Hij toonde enkele balansen, die meneer Wood
bestudeerde en daarna met een bewonderenden
blik teruggaf.
„Dat mag er wezen, nietwaar?" straalde Grant
van voldoening. Inderdaad de balansen mochten
er wezen, maar het had Grant veel tyd gekost
om ze goed in elkaar te zetten!
„Als goed zakenman neem ik echter geen
risico. Als u de betrekking aanvaardt zult u
een kleinen borg moeten stellen, zooals u reeds
in de annonce heeft gelezen. Die borgstorting
heeft een tweeledig doel. Ten eerste dient ze tot
zekerheid voor my; maar in de tweede plaats
beteekent ze een goede kapitaalsbelegging voor
u. Er wordt u namelyk een rente uitgekeerd van
negen procent."
Meneer Wood hapte naar adem en zyn oogen
glansden begeerig.
„Hoeveel moet ik borgstellen," vroeg hy haas
tig.
Grant glimlachte.
„Ik had gedacht ongeveer tweehonderd pond
sterling," zei hy, „maar als u meer geld wilt
storten heb ik er niets tegen."
Meneer Wood rekende uit.
„Mag ik.... eh, vyfhonderd pond storten?"
vroeg hy. „U begrijpt tegen negen procent be
teekent dat.
„In orde," besliste de heer- Grant, waaror>
Wood 'n cheque
boekje te voor
schijn haalde en
sen
de. „Het is pre-
cies alles wat ik
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiniiiiiiiHiiiiii
LUI ITER SAHDÏ DAAR KOM7
IEMAND DE TRAP OP. IK ZOUDE
DEUR VOOR C/EEN MIL L/OFM
WILLEM OPEM MAKEMW/F
KAM DA T ZOO LAAT IN DEM
AVOND 2 /JN 9 i
JiT
WEL
A NNI 6
M'M
LIEVELING,
MAAK
Gvuc-t
jn haalde en z Tp'p** fSnp/T
cheque invul- i ^en gOCCl
heb kunnen by-
IIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI
eensparen, zei
hij, „maar de bank geeft maar drie procent."
„U zult me zeker wel toestaan naar de bank
te informeeren?" vroeg Grant, terwyi hy naar
de telefoon greep.
Even later had hij van de bank de bevestiging
dat de heer Aloyis Wood goed was voor 500
pond en dat een cheque door hem geteekend ge
accepteerd zou worden.
„Prachtig," zei Grant, terwyi hij het kostbare
papiertje in zyn portefeuille stak en een qui-
tantie schreef.
„Maar.vroeg de heer Wood aarzelend.
„heeft u er iets op tegen om me vast een klein
voorschot op myn salaris te geven, meneer?
Ik zit op het oogenblik slecht by kas en een
tweehonderd pond kan ik voor het huishouden
goed gebruiken."
Grant keek verstoord. Hij had al gerekend op
een verdienste van 500 pond, maar dat zou niet
doorgaan. Voor zijn fatsoen kon hy de 200 pond
echter niet weigeren.
Toen enkele minder belangrijke zaken nog
geregeld waren vertrok de heer Wood, terwijl
Grant zich meteen gereed maakte voor een
haastig vertrek. Hij snelde naar de bank om de
cheque te inften, waarna het zyn bedoeling was
voor enkele maanden de grens over te wippen.
Op de bank werd hem echter meegedeeld dat
de cheque niet betaald kon worden, omdat er
geen rekeninghouder van dien naam bestond.
Getelefoneerd? Wel nee, de bank had niet met
hem getelefoneerd.
Zeer onbehaaglijk en tweehonderd pond lichter
ging Grant naar huis terug.
Tegelijkertyd had de heer Wood een samen
komst met een anderen heer en een jongedame,
met wie de 200 pond werden verdeeld.
„Heb je al andere advertenties gevonden,
Harry?" vroeg hij. „De zaken gaan goed. Een
beetje handigheid en een goed electromonteur
die de telefoonleiding aftapt, een jongedame
om voor telefoonjuffrouw te spelen en een oud
chequeboekje: met dat alles gewapend zullen
we nog meer van die zwendelaars in hun eigen
gegraven kuilen laten vallen."
Evenals elk jaar, zal ook thans op den 21sten
November te Venetië het feest van de „Madon
na della Salute" worden gevierd. Dit feest,
waarvoor jaarlijks deelnemers uit geheel Italië
naar de Dogestad trekken, vindt zyn oorsprong
in een gelofte uit het jaar 1576, toen Venetië
door een fatale epidemie werd geteisterd. Het
herdenkingsfeest is vooral daarom zoo fraai van
aspect, omcïat voor deze gelegenheid steeds een
speciale brug over het Canal Grande wordt
geslagen, waarover de bedevaartgangers voor
een groot gedeelte in nationale of regionale
kleederdracht zich naar de votiefkerk be
geven. Des avonds worden de oevers van het
kanaal met gekleurde lampions verlicht.
Graaf Mazzaglia Cutelli, de bekende geluiden
imitator, die het grootste deel der geluiden voor
de filmindustrie in Hollywood verzorgt, vertoeft
op het oogenblik in ons land en zal Zaterdag
middag, te ongeveer 3.15 uur, eenige proeven van
zyn kunnen voor de K.R.O.-microfoon demon-
streeren, o.a. hoe het mogelyk is de meest ver
schillende dierengeluiden voort te brengen, zon
der een ander middel dan de menschelijke stem.
45 ets p. pond - 22 J ets p. Kalf pond
A IT* JT op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Oflfhfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f J7£V} bij een ongeval met f O/T'/J by verlies van een hand f 1 O/T oij verlies van een f JTfl by een breuk van f AfK bij verlies van *n
Alle UDOnïlC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OU verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen g OU*m doodelyken afloop# een voet of een oog# 2 m duim of wijsvinger t/t#*"'been of arm# anderen vinger
aiitiitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiitiiittiitiiiu
ROMAN VAN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiur
4
(Korte inhoud van het voorafgaande:
John Kemp een Engelschman uit Kent,
ontmoet op Jamaica in de woning van
Don Ramon, Carlos Rlego, met wie hij
menig avontuur heeft beleefd. Kemp heeft
Rlego vroeger leeren kennen door den ver
loofde van zlln zuster Veronica, Ralph
Rooksby. Bil een achtervolging door de
gendarmen vinden Carlos en zijn metgezel
een schuilplaats bil Rooksby. Bit een be
zoek aan Carlos werd Kemp gearresteerd).
De gendarmen begonnen te overleggen, wat
sy moesten doen. Thoms wou vluchten over het
veld. Maar Lillywhite was niet gebouwd voor
een snelle vlucht. Bovendien kende hy de streek
niet en beschouwde de vrijhandelaars als boe
mannen.
„Zij zullen wel van ons afbiyven", bromde Lil
lywhite. „We hebben een bevelin naam des
konings...." Hij liet het licht van zyn lantaarn
doelloos in de richting van den heuvel vallen.
„In elk geval," begon hy weer, dezen vogel
hebben we geknipt. Al is hy geen Spanjaard,
hy weet er toch alles van. Ik heb hem gehoord.
Hy kan wel Kemp heeten, maar daarginds
praatte hy toch Spaanschwe hebben In elk
geval iets voor onze moeite. Hy zal gehangen
worden, déAr wil ik...."
Ver boven ons klonk een roep, daarna een
verward gedruisch van stemmen. De maan ging
op; de wolken hadden plots een zilveren glans.
Een ruiter reed behoedzaam op ons toe. Hij had
een lange cape om, met een kraag, die tot de
ooren stond.
„Wat is er?" riep hy, toen hy ons tot op een
meter of tien was genaderd.
De gendarmen gaven geen antwoord. De haan
van een pistool klikte.
„In naam des konings!" riep Lillywhite.
„Kom van dien knol af en help ons! We hebben
een gevangene."
Sarcastisch floot de ruiter tusschen zyn tan
den door. Toen begon hy te roepen zyn stem
weerklonk langs den heuvel „Hallo! Hallo!"
Een echo klonk terug: „Hallo! Halla-o-o!" Toen
het geluid van meer stemmen. Het paard
stond stil, met gebogen kop; de ruiter draaide
zich in het zadel om. „Gendarmen!" riep hy.
„Politie! Kom eens gauw, jongens! Schiet op!
Die zullen wy eens hebben!.... Politie.... Po
litie!...."
Wy hoorden het draven van zware paarden
naderen.
„Daar zitten we!" gromde Lillywhite. „Dat
verd.... Kent!"
Thoms hield my nog altyd stevig by den
kraag. Een troep ruiters naderde als een on
heilspellende wolk.
«Doe die lantaarn weg!" beval de ruiter. „Je
ziet toch, dat je m'n paard schichtig maakt!
Nu jongens, komen jullie er maar eens by!"
In een onregelmatigen halven cirkel kwamen
de paarden om ons; plomp als zakken koren, lie
ten de ruiters zich er af vallen. Iemand greep
de lantaarn en liet het licht op ons schynen. Ik
hoorde allerlei stemmen, verward door elkaar.
Mijn naam werd ook genoemd.
„Ja, ik ben John Kemp.... John Kemp!"
riep ik.
„Wat moet u hier by de gendarmen?" vroeg
een stem.
Het rumoer hield niet op veertig of vyftig
stemmen hoorde ik wel. De gendarmen werden
vastgegrepen. Ik ook. Ik kon me onmogelyk ver,
staanbaar maken; een vuist sloeg op myn wang.
„Hang ze op!" schreeuwde er een, „ze hebben
myn neef ook gehangen. Alle drie moeten aan
de galg! De moeder van Kemp is niet te ver
trouwen. Hy ls een verklikker. Hang ze maar
op!"
Ik werd op myn knieën gesleurd en toen voor
uit geduwd. Daarna lieten ze me liggen en gin
gen op Lillywhite af. Ik stootte tegen een groot
rustig boerenpaard.
De verwarring duurde voort; een gebiedende
stem riep;
„Hou je stil, Idioten! Hou Je mond....!"
Een ander schreeuwde: „Luister naar Jack
Rangsley! Luister naar hem!" Toen was het
stil. Een der mannen stak by de lantaarn een
toorts aan. Een flakkerend licht bescheen het
gewoel van gezichten, lichamen, paardekormen,
en de rustige boomkruinen daarboven.
„Jack Rangsley!" snikte ik. „Laat ze me niet
ophangen. U weet, dat ik geen spion ben. Laat
ze me niet ophangen, Jack!"
„Hou je mond!" snauwde hij en begon een
ingestudeerde redevoering te houden, waarin hy
de gendarmen verwenschte en dreigde, dat hij
ons aan onze vingernagels over den rand van
de steengroeve zou hangen, met onze beenen
vastgebonden. Byval en protesten weerklon
ken; tenslotte werd men het eens. Rangsley liet
zich van zyn paard giyden.
„Blinddoeken! jongens!" riep hy, terwyl hy
me vastgreep en heftig rondsleurde.
„Verzet je niet!" fluisterde hy me in m'n oor.
Z'n zyige handschoen streek koel over mijn oog
leden, By myn achterhoofd warden handen aan
een knoop, „jy hoeft niet bang te zyn", zei hy
nog eens. Het rumoer van stemmen hield plot
seling op. „Nu jongens, vooruit!"
Een stem, die me bekend voorkwam, zei luid
hun wachtwoord en toen, op zachteren toon:
„Wat is er aan de hand?" Een ander antwoord
de: „Rooksby? Sir Ralph!" Scherp viel de eer
ste stem in de rede: „Geen namen nu! Ik ver
lang absoluut niet naar de galg!"
De hand Het m'n arm los; de stoet stond een
oogenblik stil. Ik hoorde gefluister.
Toen riep een stem, die ik nog niet had ge
hoord: „Kleed ze uit tot op het hemd! We moe
ten ze uitkleeden! Dat is het beste!"
Ik hoorde gebrom en een kreet: „Jullie ver
móórden ons toch niet?" Somber, met een neus
geluid antwoordde iemand: „Dat doen we ze
ker!" JVeer een ander ik geloof, dat het
Rangsley was riep: „Vooruit! nu hierheen!"
Na een verward gedrang werd het stiller om
ons. We schenen een hobbelig pad af te dalen.
Rangsley had gecommandeerd: „We hebben hier
genoeg menschen! De rest moet nu weg!" en
de hoefslag van zware paarden ver wy derde zich
van ons. Eindelyk hielden we halt en Rangsley,
die vlak bij my stond, beval met scherpe stem:
„Jullie, gendarmen en jij, John Kemp
we zullen jullie hier op den rand van de eeu
wigheid leggen, boven de oude steengroeve. Als
je loslaat, val je honderd voet loodrecht naar
beneden. We zullen jullie de beenen vastbinden
en je aan je vingers ophangen. Als je lang ge
noeg hangt, bidt dan maar goed! Maak wat
voort, jongens!"
Een van de gendarmes begon te jammeren:
„Daar zul je voor hangen.... voor hangen!"
Wat my betreft, het was of ik droomde.
„Jack!" zei ik, „je zult toch niet...."
„Och, dat komt in orde", fluisterde de stem.
„Hou nu stil! Het komt in orde!" Toen keerde
de stem zich van myn oor en riep: „Nu, zyn jul
lie ermee klaar? Als ik drie zeg...."
„Kom mee!" zei Rangsley en trok me niet by
zonder hardhandig op den weg, die vyf treden
lager lag. ,,'t Is maar een grap!" snauwde hy.
„Een grappige les voor die twee klabakken!..
Hoor ze eens janken! Als ze loslaten vallen ze
tien voet diep!"
We gingen een paar passen den weg af; dui
delijk hoorde ik de stemmen der gendarmen,
die om hulp jammerden.
«Ik.... ze vermoorden de agenten toch niet?"
„Neen, neen!" antwoordde hy. „Dat kunnen
we niet doen! Konden we 't maar! Maar ze zou
den ons het vuur te na aan de schenen leggen!"
We begonnen den heuvel af te dalen. Uit de
groeve klonk een schreeuw: „Help! Help! In
Gods naam! Ik kan!...." Daarna een doffe
kreet en een plof. Toen dezelfde geluiden nog
eens.
„Dat is 'n goede les!" zei Rangsley grimmig.
„Kom mee! ze zyn maar tien voet gevallen. Ze
hingen niet boven de groeve, t Is in orde; dat
verzeker ik je!"
Zoo uitte zich de wreede humor der smokke
laars. Ieder, die hun onwelkom was, en die ze
niet zonder al te bedenkelyke gevolgen konden
vermoorden, plachten ze over den rand van een
ondiepen kuil te hangen, onder de verzekering
dat hy boven een of anderen afgrond hing. De
ongelukkige slachtoffers doorstonden "dan alle
doodsangsten, tot ze loslieten; en meestal kwa
men ze nooit meer in onze streek terug.
DERDE HOOFDSTUK
De geest der eeuw is veranderd: alle dingen
heben zich grondig gewyzigd, dat een mensch
haast niet meer gelooven kan aan de realiteit
van zyn vroeger bestaan. Maar ik herinner jie
nog, hoe ik op dat moment myn hart ontdekte
iets, dat ik in myn borst voelde kloppec en
bonzen, zóó, dat ik er byna ziek van werd. Ver
dere bijzonderheden ben ik vergeten.
(Wordt vervolgd).