Chocolade^kof f ieboontj es m DE GEL UKSVOGELS PVFÏÏW1 m Melk, maar niet wan ALLES maken een truck met aanhangwagen STIJFKOPJE Ga nu maar vlug slapen, Jan, des te eerder is het morgen en dan ben je jarig!" Welja, Moeder kon dat wel makkelijk zeggen, maar het leek wel of zijn oogen vanavond niet dicht wilden. Op andere avonden werden onder het eten zijn oogen al klein, maar nu was hij nog klaar wak ker. Het gebeurde ook niet alle dagen dat je Jarig was. Nee hoor, maar één dag in een heel jaar. En dit jaar was er wel iets heel bijzonders. Het was de eerste keer, dat Jan op school Jarig was. Hij zat in de eerste klas en nu mocht hij alle jongens uit zijn klas op iets lekkers tracteeren. Hij had er lang over moeten nadenken wat het zijn zou. Natuurlijk iets heel lek kers. Maar daar stond Moeder opeens voor zijn bedje en ze tilde hem omhoog om hem zijn verjaardagskus te geven. „Mijn Janneman, hoe kan je zoo lang slapen op je verjaardag. Hartelijk gefeli citeerd hoor!" Slaapdronken keek hij naar Moeder en toen naar het tafeltje waar het leege waxine-glaasje stond. Alle boontjes waren weg. Er lag zelfs geen zakje op de tafel. Moeder nam hem zoo maar in zijn pya- ma mee naar de huiskamer. Daar zag hij tot zijn geruststelling het zakje boontjes op het buffet liggen. Vóór hij zijn geschen ken bekeek moest hij toch eerst nog even in het zakje gluren om te zien hoe die boontjes er nu uitzagen. Nee hoor, je kon niets bijzonders aan ze zien. Ze zagen er uit als gewone chocolade koffieboontjes. Maar Jan wist wel beter en hij lachte maar eens tegen die ondeugende boontjes, die 's avonds, als alle jongens moesten sla pen, uit het zakje kropen en gingen spelen. De V. P. D. Ze tilde hem. omhoog.... Eerst vond hij krakelingen het leukste, ze waren zoo grappig in elkaar gedraaid. Maar tenslotte vond hij die kleine choco lade-koffieboontjes toch nog aardiger. Er liep een klein deukje midden door en het waren net kleine gezichtjes. Moeder had vanmiddag een zakje ge kocht. Wat waren het er veel. Jan had er vast een geproefd. Hij moest toch weten of ze dezen keer wel even lekker waren als anders. Nou, ze waren fijn hoor! Jan had er nog wel een paar willen hebben, maar Moeder had lachend gevraagd of hij dan zijn vriendjes niet blij wilde maken. Natuurlijk begreep Jan best, dat hij die boontjes nu niet op kon eten en hij had heel tevreden geknikt toen Moeder het zak je op het buffet legde. Het viel heelemaal niet mee hoor, om te moeten slapen als je morgen jarig bent. „Als moeder eens vergat hem wakker te maken", maakte hij zichzelf bang. Nee, dat zou die lieve Moeder natuurlijk niet ver geten! Wat duurde het toch lang, voordat het morgen werd. Jan had eerst met zijn ge zicht naar den muur gelegen om toch maar gauw te slapen, want dan was het immers eerder morgen. Maar Klaas Vaak wilde vanavond niet komen. Wat leuk piepte het ledikant als je je omdraaide. Jan zou het nog wel eens willen doen, want je veerde meteen zoo lekker omhoog, maar dan zou Wo,- men vragen waarom hij nog niet sliep. Hij bleef dus maar stil liggen en keek naar het vlammetje van het waschlichtje dat on en neer danste. Dat vlammetje leek wel een klein beetje op eén chocolade-koffieboontje met een gezichtje als een klein mannetje. Als je er lang naar keek leek het wel of er nog meer vlammetjes kwamen met allemaal kleine gezichtjes, die op en neer dansten, naar elkaar toebogen en lachten. Hè, je oogen gingen er pijn van doen. Jan kneep ze dus stevig dicht, maar het hielp niets hoor. De vlammetjes bleven toch. Er kwamen er steeds meer bij. Nu was de heele tafel vol springende koffie boontjes en de heele kamer was vol en overal zaten ze op en tusschen. Al die chocoladeboontjes lachten hem vriendelijk toe. Jan wist niet hoe hij het had. Hij wilde opstaan om die aardige vlammetjes van dichtbij te bekijken en ze te kunnen grijpen. Maar toen werden ze opeens allemaal heel groot en met booze gezichten kwamen de twee grootste cho- eoladeboonen naar hem toe en bromden met heel zware stemmen, nog dieper dan Vader's stem als die van den reus van Klein Duimpje vertelde: ,Je moet in je bedje blijven. Kleine jongetjes mogen niet midden in den nacht opstaan. Anders ben je morgen niet jarig." Jan kneep nog eens stevig zijn oogen dicht. Hij wilde morgen in ieder geval ja rig zijn. De groote boonen, die zoo onvrien delijk tegen hem gebromd hadden, gingen een beetje achteruit en werden weer klei ner. Uit de verte lachten ze hem vriende lijk toe. Ze konden wel zien, dat Jan zijn best deed om te slapen, maar niet kon. De kamer was ook zoo leuk met al die chocolade-boontjes, die haar hel verlicht ten. Toch jammer, dat Moeder er nu niet was, maar Jan durfde toch niet te roepen, want dan werden de boontjes misschien weer kwaad. Daar sloeg de papieren klok, waarop Jan moest leeren klok kijken, twaalf sla gen. Jan telde ze mee. Opeens werden al die kleine vlammetjes echte chocolade koffieboontjes. Ze kregen kleine beentjes en wandelden toen netjes op een rijtje achter elkaar naar het zakje, dat open op het tafeltje lag. Twee boontjes hielden het zakje open en de anderen wandelden netjes twee aan twee naar binnen. De twee boontjes aan den ingang het laatst. Het zakje vouwde zich langzaam dicht ea toen was het heel donker in de kamer. Bram en Kees waren er ditmaal teza men op uit gegaan om paddenstoelen te zoeken. „We zullen eens zien, of we ook melkzwammen vinden" had Kees gezegd. Bram vond het best, maar hij had toch even gevraagd of Kees er zooveel vanaf wist. „Ja", was het antwoord, „Henk heeft me er alles van verteld en nu heb ik juist die soorten bestudeerd." Het was ideaal paddenstoelen weer: voch tig, maar niet koud. En gelukkig had het al een paar dagen tevoren geregend, zoo- dat de kans groot was, dat ze iets zouden vinden. Al spoedig nadat ze in het bosch waren aangekomen, wees Kees een paar roodbruine paddenstoelen aan (fig. 1). „Kijk!!, de rossige melkzwam!" zeide Kees. „Als deze paddenstoel jong is, is hij bol, een beetje bultig, zou je zoo zeggen. De rand is een weinig naar binnen om gekruld. Oudere exempla ren zijn weer meer trechter vormig. Natuurlijk zie je aan den onderkant de plaat jes, want de melkzwammen behooren tot de plaatjeszwammen. Als ik de plaatjes of den hoed of steel even verwond, komt er een dik, wit sap uit, melksap. Daarom noemt men deze soort melkzwammen. „Kun je die melk ook drinken?" vroeg Bram, die geestig wou zijn. „Proef maar eens een klein stukje" was het antwoord, „maar slik het niet in." „Bram nam een stukje op zijn tong. „Au, dat lijkt wel cayennepeper!" (fig. 2) riep hij uit. „Dat herinnert mij aan onze Indische rijstta fel, maar dan op zijn scherpst." Kees was verder gaan snuffelen. „Kijk, hier heb je weer een andere soort, de rood-grijze melk zwam. Die ziet er in vorm net zoo als de rossige uit, maar hij heeft een loodgrijze of een iets rossig grijze tint. Boven op den hoed zijn vlekjes te zien. De steel is meestal iets langer dan die van de rossige. Wil je nu van dezen ook eens het melksap proeven?" Bram had er niet ^<5 s veel zin in, maar toen Kees aanhield en zelf ook even 'n stukje in zijn mond stak, nam hij ook 'n klein stukje op zijn tong. „Dat smaakt heelemaal niet zoo scherp!" riep hij verbaasd uit. Maar even later zei hij toch: „Nu smaakt het bijna even scherp als het andere." De jongste paardrijder ter wereld, die al meer dan honderd prijzen op wedstrijden ge wonnen heeft. In het meegenomen mandje werden van beide soorten zoowel van de grijze als van de rose een paar exemplaren tusschen mos gezet. Even later liet Kees een kreet van vreugde hooren en kwam aandragen met een oranje-rooden paddenstoel. Bovenop waren oranje en groene kringen te zien. „De eetbare melkzwam!" riep hij verrukt uit (fig. 3). „Wat een groote hoed!" riep Bram, die is wel 8 c.M. in doorsnee. Maar de steel is maar kort. Ben je er wel heel zeker van, dat die paddenstoel eetbaar is?" vroeg Bram achterdochtig. „Ja hoor, heel zeker. En gelukkig staan er hier nog. een paar. „Die heeft zeker heele maal geen melksap?" vroeg Bram, nog maar steeds half overtuigd. „Jawel, kijk maar, het melksap ziet oranje. Maar zoo scherp is het niet." Bram proefde ook van dezen paddenstoel een stukje en hij moest erkennen, dat Kees gelijk had. Gelukkig von den ze nog 'n paar eetbare melkzwam men, die eveneens in 't mandje een plaats vonden. -F.*-/ VI w i* „En nu zijn er nog meer plaatsen open", merkte Bram op. „Gelukkig!" antwoordde Kees, „want ik zie daar nog een soort, die we niet mo gen missen, namelijk het schaapje (fig. 4) een witte melkzwam, zooals de naam aan geeft. Zeer tevreden stapten de jongens met hun buit naar huis. Ze zouden de gevonden paddenstoelen in den tuin tentoonstellen, dan kon iedereen komen kijken, die er be lang in stelde. A. L. WOORDKEER Ik doe alleen dienst in geval van nood en het mooiste is, dat ik andersom hetzelf de nobele doel nastreef. Wie ben ik? Ge kunt mij maken van een knaagdier tot een insect wanneer ge mij omdraait. Ik ben vreugde; van achteren naar vo ren gelezen een herinnering aan eéns ge leden smart. Men vindt mij minder prettig, want ik ben aan den nauwen kant; draait ge mij om, dan ben ik een openbare wandel plaats. ONS KNUTSELHOEKJE Beste jongens, wie van jullie wil niet een automobiel hebben? Je weet wel, zoo'n echte wagen die rijden kan en waarmede je allerlei dingen kunt vervoe ren? Nou? Natuurlijk! Allemaal willen jullie er wel één of zoo mogelijk nog meer hebben. Je kunt er maar wat fijn mee spelen! O zoo! Maar weet jullie, wat nog veel leuker is? Die wagens zelf te maken! Moeilijk? Weineen! Voor een beetje han- digen jongen is het werkelijk geen kunst. Of het geld kost? Weineen, jongens! Als het geld kostte zou ik er niet mee voor den dag komen, want geld is op het oogenblik heel erg duur, weten jullie dat wel? Nou, geloof mij maar, hoor! 't Is reuze duur! Enfin, ik heb er eens over gepiekerd en nu kan ik jullie precies vertellen en ook met een teekening duidelijk maken, hoe wij samen zoo'n automobiel kunnen maken, zonder dat het geld kost en zoodat iedere jongen mee kan doen. We beginnen met het maken van een vrachtwagen of wel een truck met aanhang wagen. Jullie kent die wagens wel, hé? Het voorste gedeelte van de auto is een voertuig op zich zelf, op vier wielen en daar bevindt zich dan de motor in en kan de bestuurder inzitten. Het achterste gedeelte is dan meestal op twee wielen en heel lang en de eigenlijke wagen waarop en waarin de goederen vervoerd worden. Nu moet ik jullie meteen zeggen, dat je dien wagen net zoo groot kunt maken als je zelf wilt. Ik ga je straks wel vertellen, hoe je hem moet maken, maar ik noem expres geen maten. Je kunt dien wagen dus zoo lang en zoo breed maken als je zelf maar wilt en materiaal ter beschikking hebt. Bekijken jullie nu eerst eens even de teekening, waar de geheele wagen op staat. Zie je wel, het zijn alle eenvoudige lijnen! Behalve de spatborden, is alles recht werk. En dan natuurlijk de wielen, die zijn rond. Ja, dat 's nogal glad! We gaan den wagen van hout maken. Dus jullie zorgen voor een kistje of wat losse plankjes. Zie een beetje mooi hout uit te zoeken, zonder scheuren en natuurlijk ge schaafd! Die tweede teekening lijkt zoo op het eerste gezicht heel gewichtig. Maar, dat valt allemaal best mee. Luister maar. Om jullie te laten zien, hoe de wagen in elkaar zit, heb ik van het chassis, dat is het gedeelte van den wagen, waar de wielen aan vastzitten en waar de bovenbouw, de carrosserie, op gebouwd is, ook een teeke ning gemaakt, maar dan, van boven ge zien, dus feitelijk een soort van plattegrond. Het chassis bestaat dus bij onzen wagen uit twee deelen. Het voorste gedeelte is dan voor de truck en het tweede gedeelte voor den aanhangwagen. Nu eerst het voorste gedeelte. Zooals je ziet, is dit een heel stuk korter dan dat van den aan hangwagen. Je neemt dus een plankje, bij voorkeur nogal stevig en zaagt dit in het model, zooals de buitenste lijnen der tee kening aangeven. Het grijze vak met van voren de schuine lijnen geeft dan precies aan, hoe je daarop straks de motorkap en de gesloten zitplaats voor den bestuurder moet bouwen. Onder dit plankje bevestig je een paar latjes, welke je aan de uiteinden rond moet maken en waaraan de wielen moeten ko men, dus dit worden de assen. Dat latje vooraan, dat is de bumper van den wagen, je weet wel het stootblok. De motorkap wordt eigenlijk een soort van kistje, alleen moeten jullie het zóó maken, dat het met de zijkanten eenigszins schuin naar voren loopt, precies zooals het grijze vlak op de teekening aangeeft. Bovenop de zijkanten van de motorkap maak je dan een vlak- liggend plankje terwijl je aan de voorzijde, bij wijze van radiateur een rechtopstaand, dikker plankje maakt, dat terzijde en aan den bovenkant even buiten de kap uit steekt. Nu nog de cabine of zit- en stuur plaats van den chauffeur. Je maakt ook hiervoor twee zijkanten en wel, zooals op de teekening van den wagen, waar je dui delijk den ingang en het raampje terzijde kunt zien. Dan een plankje van achteren, waar je ook nog een raampje inmaakt, terwijl je de voorzijde geheel open kunt laten. Bovenop komt dan nog het schuine dak. Binnen in de cabine kun Je dan nog een plankje maken om den bodem iets te verhoogen en als je wilt kun je dan ook nog een zitplaats maken door er eenvoudig een plankje in te timmeren even onder de zijraampjes. De spatborden maak je wel het best van zwaar carton of blik. Nu de aanhangwagen. Terwijl de wielen bij de truck buitenwaarts zijn, zijn de wielen van den aanhangwagen, zooge naamd, ingebouwd. De bak wordt over deze beide wielen heengebouwd. Nu zie je dui delijk op de teekening het groote zwarte van de truck en den aanhangwagen gelijk komen, wat natuurlijk moet en tevens be reik je, dat je een stevigen wagen krijgt, waar je behoorlijk zware vrachten op kunt vervoeren, althans als je ook zorgt, dat de assen stevig zijn. De carosserie-bak van den wagen levert natuurlijk verder geen moeilijkheden op. Aan weerszijden een op staande rand en ook een aan de voorzijde, dus eigenlijk weer een soort van kist. Aan de achterzijde kun je den bak open laten, aardiger is echter, wanneer je daar een plankje maakt, dat je met scharniertjes bevestigt, zoodat je het op en neer kunt klappen. vlak. Dat wordt een apart plankje en hier aan wordt van onderen de as bevestigd voor de beide wielen. Nu maak je een tweede plankje in het model, zooals de grijze randen dit aangeven. Om ruimte te besparen heb ik dus feitelijk den bodem van den aanhangwagen zoo geteekend, als zou je door het bovenste en grootere plankje heen kunnen kijken. Want dit tweede en grootere plankje komt niet onder maar boven op het zwarte, waaraan de as zit. Aan de voorzijde van dit bovenste plankje zaag je dan dat stuk uit, waarin je een gaatje maakt en waardoorheen je een schroef moet steken. Deze schroef moet dan ook weer passen in een gat, dat je van te voren maakt in het achterste gedeelte van de truck. Op deze wijze kun je dus den aanhang wagen in alle bochten achter je truck mee laten rijden. Door de constructie van den dubbelen bodem van den aanhangwagen, bereik je in de eerste plaats, dat de assen Wanneer de wagen nu nog geschilderd wordt, moet je het hout eerst goed af schuren, zoodat het goed glad is. Je kunt het natuurlijk een kleur geven die je zelf het mooist vindt: rood, geel, of rood met zwart. Kijk zelf maar eens. De wielen kun je zelf zagen, maar maak deze van behoorlijk dik hout en denk er vooral om, dat het gat precies in het mid den komt, want anders dansen de wielen en dat is niet de bedoeling. Zoo jongens, een heel stuk werk, maar een aardig stuk speelgoed. Natuurlijk maak je niet één, maar meerdere van die wagens en dan in verschillende lengten. Je kunt er b.v. ook één bij maken, die heelemaal gesloten is, dan heb je de zijkanten van den bak door te trekken of liever net zoo hoog te maken als den bovenkant van de cabine en dan een dak er op. Van achteren dan 'n paar deurtjes en je hebt een grooten, gesloten transportwagen. JOS. m- Zwarte Piet is in zijn eentje gaan wan delen en stuit hier op een bord „verboden toegang", aan een dikken boom vastge spijkerd. Plotseling ziet hij een eekhorentje, dat watervlug den boom inschiet. Van verre ziet hij tevens de dreigende fi guur van den boschwachter aankomen. „Boschwachter, is dat bosch verboden toegang „Natuurlijk, je kan toch lezen, hoop ik!!" „En mag je dan in de boomen klim men?" „Nee, wat denk je wel?" „Nou, daarnet klom er eentje in dien boom daar!" „Waar is die kwajongen dan?" „Kwajongen!? 't Is geen kwajongen, 't Is dat eekhoorntje, dat daar op dien tak zit. DROOCREKJE VOOR DE POPPENWASCh Dit rekje maak je van middendoor ge sneden plakken kurk en lucifers, die pun tig afgesneden zijn. Als je de teekening goed bekijkt, zie je wel hoe het moet. Het waschgoed knip je van papier en vouwt 't om, zoodat het kan hangen. LilIllIllllllll Hansje en Miekie waren boos op elkaar. Mevrouw van Weede, Hansje's moeder, had al een paar keer ge zegd: „Is Miekie ziek? Ik heb haar in zoo lang niet gezien." Hansje had maar wat gemompeld, en was gauw weggeloopen. Ze vond het zóó naar, dat ze er zelfs niet met moeder over kon spreken. Stel je voor, altijd waren Miekie Versteeg en zij vrien dinnetjes geweest. Ze gingen samen naar school en speelden op vrije middagen altijd samen. En nude tranen sprongen Hansje in de oogen! Het kwam door die mooie briefkaart, die Hansje van Oom Dik had gekregen. Miekie was boos geworden, omdat Hans hem eerder aan Lettie Haak had laten zien. Lettie had hem haar uit de hand getrokken en toen pas kwam Miekie er bij, en ineens was de mooie kaart stuk. Dat was al erg genoeg, maar toen zei Miekie: „lekker!" Meteen had ze haar arm om Lettie geslagen en liepen die twee naar school, terwijl Hansje alleen achterbleef met haar verscheurde kaart. Dat Miekie zóó onaardig kon zijn! Om vier uur keek Hansje eens naar Miekie, maar die deed net of ze niets zag en zoo gingen ze, voor het eerst in hun schooltijd, elk alleen naar huis. 't Viel mevrouw Versteeg ook op: „Waar is Hansje?" Miekie kreeg een vuurroode kleur en haar moeder hield aan: „Is ze ziek?" „Nee," kwam er toen aarzelend, „we zijn boos op elkaar." „Maar, kindje," zei moeder, „ik vind het niets voor Hansje om boos te blijven." Miekie's kleur werd nog dieper, en moeder begreep dat ze zich schuldig voelde. Toch wilde ze zich er liever niet mee bemoeien. Miekie moest leeren zelf haar moeilijk heid j es op te knappen. Ze was een echt stijfkopje en het was goed dat ze de onaan gename gevolgen daarvan ondervond. Mevrouw sprak er niet verder over, maar ze merkte wel, dat Miekie veel stiller was dan anders en geen haast had om 's ochtends naar school te gaan. Op het laatste oogenblik holde ze de deur uit en kwam juist op 't nippertje. Hansje zat al in de bank; ze keek niet op, want ze had tranen in de oogen. Tot het laatst had ze op 't gewone hoekje staan wachten tot ze niet meer durfde, uit angst van te laat te komen. Miekie wist dat niet en wrokte, omdat Hansje haar niet begroette. ,,'t Kan me niets schelen," dacht ze, „in 't vrije kwartier ga ik met Lettie loopen." En zoo bleef de oneenigheid voortbestaan. De andere kinderen gingen er zich mee bemoeien en dat vond Hansje vreeslijk; ook Miekkie vond het vervelend, maar ze kon haar stijve kopje niet buigen en deed extra vroolijk, hoewel ze den zieligen blik niet kon vergeten, waarmee Hansje haar onder gymnastiek had aangekeken. Na school liepen ze dus weer niet samen. Hansje haastte zich om thuis te komen en nu alles eens met moeder te bespreken. De tranen liepen haar over de wangen, maar ze merkte het niet eens. Ze had gezien dat Miekie dicht achter haar liep met Letike, altijd Letike, op wie ze anders altijd schimpte, juist als zij, Hansje, iets goeds van haar zei. Ze zag niet dat hun gemeen schappelijke vijand, Jan Winters, naderde, tot ze hem op eens hoorde roepen: „Kijk eens wat een huilbaby! Die loopt op straat te grienen! Ha, ha!" deed hij een huilend kind na, terwijl hij aan Hansje's vlecht trok. Van schrfk stond Hansje stokstijf. Wat moest ze beginnen, zoo alleen tegen dien naren jongen. Samen, zij en Miekie, waren ze best tegen hem opgewassen. Ze voelde zich doodongelukkig, toen er plotseling iemand naast haar op dook, die Jan met haar schooltasch opzij duwde en de armen om Hansje heensloeg, 't Was Miekie. Toen deze haar vriendinnetje zoo bedreigd zag, vergat ze alles en vóór ze het wist, was ze er heengehold. Met de armen stijf om Hansje heen, kefte ze als een klein hondje tegen den grooten Jan, die daar niet op had gerekend en het hazenpad koos. Even keken de twee hem na; toen: als vanzelfsprekend haakten ze de armen in elkaar en liepen samen verder naar huis. Hansje's moeder stond al voor het raam uit te kijken. Ze had er geen vrede mee, dat die oneenigheid zóó lang duurde. Maar daar zag ze hem den hoek omslaan en voor de deur hoorde ze Miekie als van ouds zeg gen: „Om kwart voor twee op 't hoekje, hoor!" BOB HET UURTJE VOOR JEUGD koi' ÜVAWj t STRgNKi UCR0O9EN TOEGANG n

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 11