Chocolade^kof f ieboontj es
m
DE GEL UKSVOGELS
PVFÏÏW1
m
Melk, maar niet wan
ALLES
maken een truck
met aanhangwagen
STIJFKOPJE
Ga nu maar vlug slapen, Jan, des te
eerder is het morgen en dan ben je
jarig!"
Welja, Moeder kon dat wel makkelijk
zeggen, maar het leek wel of zijn oogen
vanavond niet dicht wilden. Op andere
avonden werden onder het eten zijn oogen
al klein, maar nu was hij nog klaar wak
ker.
Het gebeurde ook niet alle dagen dat je
Jarig was.
Nee hoor, maar één dag in een heel jaar.
En dit jaar was er wel iets heel bijzonders.
Het was de eerste keer, dat Jan op school
Jarig was. Hij zat in de eerste klas en nu
mocht hij alle jongens uit zijn klas op iets
lekkers tracteeren.
Hij had er lang over moeten nadenken
wat het zijn zou. Natuurlijk iets heel lek
kers.
Maar daar stond Moeder opeens voor
zijn bedje en ze tilde hem omhoog om
hem zijn verjaardagskus te geven.
„Mijn Janneman, hoe kan je zoo lang
slapen op je verjaardag. Hartelijk gefeli
citeerd hoor!"
Slaapdronken keek hij naar Moeder en
toen naar het tafeltje waar het leege
waxine-glaasje stond. Alle boontjes waren
weg. Er lag zelfs geen zakje op de tafel.
Moeder nam hem zoo maar in zijn pya-
ma mee naar de huiskamer. Daar zag hij
tot zijn geruststelling het zakje boontjes
op het buffet liggen. Vóór hij zijn geschen
ken bekeek moest hij toch eerst nog even
in het zakje gluren om te zien hoe die
boontjes er nu uitzagen.
Nee hoor, je kon niets bijzonders aan ze
zien. Ze zagen er uit als gewone chocolade
koffieboontjes.
Maar Jan wist wel beter en hij lachte
maar eens tegen die ondeugende boontjes,
die 's avonds, als alle jongens moesten sla
pen, uit het zakje kropen en gingen spelen.
De V. P. D.
Ze tilde hem. omhoog....
Eerst vond hij krakelingen het leukste,
ze waren zoo grappig in elkaar gedraaid.
Maar tenslotte vond hij die kleine choco
lade-koffieboontjes toch nog aardiger. Er
liep een klein deukje midden door en het
waren net kleine gezichtjes.
Moeder had vanmiddag een zakje ge
kocht. Wat waren het er veel. Jan had er
vast een geproefd.
Hij moest toch weten of ze dezen keer
wel even lekker waren als anders.
Nou, ze waren fijn hoor! Jan had er nog
wel een paar willen hebben, maar Moeder
had lachend gevraagd of hij dan zijn
vriendjes niet blij wilde maken.
Natuurlijk begreep Jan best, dat hij die
boontjes nu niet op kon eten en hij had
heel tevreden geknikt toen Moeder het zak
je op het buffet legde.
Het viel heelemaal niet mee hoor, om te
moeten slapen als je morgen jarig bent.
„Als moeder eens vergat hem wakker te
maken", maakte hij zichzelf bang. Nee, dat
zou die lieve Moeder natuurlijk niet ver
geten!
Wat duurde het toch lang, voordat het
morgen werd. Jan had eerst met zijn ge
zicht naar den muur gelegen om toch
maar gauw te slapen, want dan was het
immers eerder morgen.
Maar Klaas Vaak wilde vanavond niet
komen. Wat leuk piepte het ledikant als je
je omdraaide. Jan zou het nog wel eens
willen doen, want je veerde meteen zoo
lekker omhoog, maar dan zou Wo,-
men vragen waarom hij nog niet sliep.
Hij bleef dus maar stil liggen en keek
naar het vlammetje van het waschlichtje
dat on en neer danste.
Dat vlammetje leek wel een klein beetje
op eén chocolade-koffieboontje met een
gezichtje als een klein mannetje. Als je
er lang naar keek leek het wel of er nog
meer vlammetjes kwamen met allemaal
kleine gezichtjes, die op en neer dansten,
naar elkaar toebogen en lachten.
Hè, je oogen gingen er pijn van doen.
Jan kneep ze dus stevig dicht, maar het
hielp niets hoor. De vlammetjes bleven
toch. Er kwamen er steeds meer bij. Nu
was de heele tafel vol springende koffie
boontjes en de heele kamer was vol en
overal zaten ze op en tusschen.
Al die chocoladeboontjes lachten hem
vriendelijk toe. Jan wist niet hoe hij het
had. Hij wilde opstaan om die aardige
vlammetjes van dichtbij te bekijken en ze
te kunnen grijpen. Maar toen werden ze
opeens allemaal heel groot en met booze
gezichten kwamen de twee grootste cho-
eoladeboonen naar hem toe en bromden
met heel zware stemmen, nog dieper dan
Vader's stem als die van den reus van
Klein Duimpje vertelde:
,Je moet in je bedje blijven. Kleine
jongetjes mogen niet midden in den nacht
opstaan. Anders ben je morgen niet jarig."
Jan kneep nog eens stevig zijn oogen
dicht. Hij wilde morgen in ieder geval ja
rig zijn. De groote boonen, die zoo onvrien
delijk tegen hem gebromd hadden, gingen
een beetje achteruit en werden weer klei
ner. Uit de verte lachten ze hem vriende
lijk toe. Ze konden wel zien, dat Jan zijn
best deed om te slapen, maar niet kon.
De kamer was ook zoo leuk met al die
chocolade-boontjes, die haar hel verlicht
ten.
Toch jammer, dat Moeder er nu niet
was, maar Jan durfde toch niet te roepen,
want dan werden de boontjes misschien
weer kwaad.
Daar sloeg de papieren klok, waarop
Jan moest leeren klok kijken, twaalf sla
gen. Jan telde ze mee.
Opeens werden al die kleine vlammetjes
echte chocolade koffieboontjes. Ze kregen
kleine beentjes en wandelden toen netjes
op een rijtje achter elkaar naar het zakje,
dat open op het tafeltje lag.
Twee boontjes hielden het zakje open en
de anderen wandelden netjes twee aan
twee naar binnen. De twee boontjes aan
den ingang het laatst.
Het zakje vouwde zich langzaam dicht
ea toen was het heel donker in de kamer.
Bram en Kees waren er ditmaal teza
men op uit gegaan om paddenstoelen
te zoeken. „We zullen eens zien, of
we ook melkzwammen vinden" had
Kees gezegd. Bram vond het best, maar hij
had toch even gevraagd of Kees er zooveel
vanaf wist. „Ja", was het antwoord, „Henk
heeft me er alles van verteld en nu heb ik
juist die soorten bestudeerd."
Het was ideaal paddenstoelen weer: voch
tig, maar niet koud. En gelukkig had het
al een paar dagen tevoren geregend, zoo-
dat de kans groot was, dat ze iets zouden
vinden. Al spoedig nadat ze in het bosch
waren aangekomen, wees Kees een paar
roodbruine paddenstoelen aan (fig. 1).
„Kijk!!, de rossige melkzwam!" zeide Kees.
„Als deze paddenstoel jong is, is hij bol,
een beetje bultig, zou je zoo
zeggen. De rand is een
weinig naar binnen om
gekruld. Oudere exempla
ren zijn weer meer trechter
vormig. Natuurlijk zie je aan
den onderkant de plaat
jes, want de melkzwammen behooren tot
de plaatjeszwammen. Als ik de plaatjes of
den hoed of steel even verwond, komt er
een dik, wit sap uit, melksap. Daarom
noemt men deze soort melkzwammen.
„Kun je die melk ook drinken?" vroeg
Bram, die geestig wou zijn.
„Proef maar eens een klein stukje" was
het antwoord, „maar slik het niet in."
„Bram nam een stukje op zijn tong. „Au,
dat lijkt wel cayennepeper!" (fig. 2) riep
hij uit. „Dat herinnert mij
aan onze Indische rijstta
fel, maar dan op zijn
scherpst." Kees was verder
gaan snuffelen. „Kijk, hier
heb je weer een andere
soort, de rood-grijze melk
zwam. Die ziet er in vorm
net zoo als de rossige uit, maar hij heeft
een loodgrijze of een iets rossig grijze tint.
Boven op den hoed zijn vlekjes te zien. De
steel is meestal iets langer dan die van de
rossige. Wil je nu van dezen ook eens het
melksap proeven?"
Bram had er niet
^<5 s veel zin in, maar
toen Kees aanhield
en zelf ook even 'n
stukje in zijn mond
stak, nam hij ook
'n klein stukje op
zijn tong. „Dat
smaakt heelemaal
niet zoo scherp!"
riep hij verbaasd
uit. Maar even
later zei hij toch: „Nu smaakt het bijna
even scherp als het andere."
De jongste paardrijder ter wereld, die al
meer dan honderd prijzen
op wedstrijden ge
wonnen heeft.
In het meegenomen mandje werden van
beide soorten zoowel van de grijze als van
de rose een paar exemplaren tusschen mos
gezet. Even later liet Kees een kreet van
vreugde hooren en kwam aandragen met
een oranje-rooden paddenstoel. Bovenop
waren oranje en groene kringen te zien.
„De eetbare melkzwam!" riep hij verrukt
uit (fig. 3). „Wat een groote hoed!" riep
Bram, die is wel 8 c.M. in doorsnee. Maar
de steel is maar kort. Ben je er wel heel
zeker van, dat die paddenstoel eetbaar is?"
vroeg Bram achterdochtig.
„Ja hoor, heel zeker. En gelukkig staan er
hier nog. een paar. „Die heeft zeker heele
maal geen melksap?" vroeg Bram, nog
maar steeds half overtuigd. „Jawel, kijk
maar, het melksap ziet oranje. Maar zoo
scherp is het niet."
Bram proefde ook van dezen paddenstoel
een stukje en hij
moest erkennen,
dat Kees gelijk
had. Gelukkig von
den ze nog 'n paar
eetbare melkzwam
men, die eveneens
in 't mandje een
plaats vonden.
-F.*-/
VI w i*
„En nu zijn er nog meer plaatsen open",
merkte Bram op.
„Gelukkig!" antwoordde Kees, „want ik
zie daar nog een soort, die we niet mo
gen missen, namelijk het schaapje (fig. 4)
een witte melkzwam, zooals de naam aan
geeft.
Zeer tevreden stapten de jongens met
hun buit naar huis. Ze zouden de gevonden
paddenstoelen in den tuin tentoonstellen,
dan kon iedereen komen kijken, die er be
lang in stelde.
A. L.
WOORDKEER
Ik doe alleen dienst in geval van nood
en het mooiste is, dat ik andersom hetzelf
de nobele doel nastreef. Wie ben ik?
Ge kunt mij maken van een knaagdier
tot een insect wanneer ge mij omdraait.
Ik ben vreugde; van achteren naar vo
ren gelezen een herinnering aan eéns ge
leden smart.
Men vindt mij minder prettig, want ik
ben aan den nauwen kant; draait ge mij
om, dan ben ik een openbare wandel
plaats.
ONS KNUTSELHOEKJE
Beste jongens, wie van jullie wil niet
een automobiel hebben? Je weet wel,
zoo'n echte wagen die rijden kan en
waarmede je allerlei dingen kunt vervoe
ren? Nou? Natuurlijk! Allemaal willen
jullie er wel één of zoo mogelijk nog meer
hebben. Je kunt er maar wat fijn mee
spelen! O zoo! Maar weet jullie, wat nog
veel leuker is? Die wagens zelf te maken!
Moeilijk? Weineen! Voor een beetje han-
digen jongen is het werkelijk geen kunst.
Of het geld kost? Weineen, jongens! Als
het geld kostte zou ik er niet mee voor den
dag komen, want geld is op het oogenblik
heel erg duur, weten jullie dat wel? Nou,
geloof mij maar, hoor! 't Is reuze duur!
Enfin, ik heb er eens over gepiekerd en
nu kan ik jullie precies vertellen en ook
met een teekening duidelijk maken, hoe
wij samen zoo'n automobiel kunnen maken,
zonder dat het geld kost en zoodat iedere
jongen mee kan doen.
We beginnen met het maken van een
vrachtwagen of wel een truck met aanhang
wagen. Jullie kent die wagens wel, hé? Het
voorste gedeelte van de auto is een voertuig
op zich zelf, op vier wielen en daar bevindt
zich dan de motor in en kan de bestuurder
inzitten. Het achterste gedeelte is dan
meestal op twee wielen en heel lang en de
eigenlijke wagen waarop en waarin de
goederen vervoerd worden.
Nu moet ik jullie meteen zeggen, dat je
dien wagen net zoo groot kunt maken als
je zelf wilt. Ik ga je straks wel vertellen,
hoe je hem moet maken, maar ik noem
expres geen maten. Je kunt dien wagen dus
zoo lang en zoo breed maken als je zelf
maar wilt en materiaal ter beschikking
hebt.
Bekijken jullie nu eerst eens even de
teekening, waar de geheele wagen op staat.
Zie je wel, het zijn alle eenvoudige lijnen!
Behalve de spatborden, is alles recht werk.
En dan natuurlijk de wielen, die zijn rond.
Ja, dat 's nogal glad!
We gaan den wagen van hout maken. Dus
jullie zorgen voor een kistje of wat losse
plankjes. Zie een beetje mooi hout uit te
zoeken, zonder scheuren en natuurlijk ge
schaafd!
Die tweede teekening lijkt zoo op het
eerste gezicht heel gewichtig. Maar, dat
valt allemaal best mee. Luister maar.
Om jullie te laten zien, hoe de wagen in
elkaar zit, heb ik van het chassis, dat is
het gedeelte van den wagen, waar de wielen
aan vastzitten en waar de bovenbouw, de
carrosserie, op gebouwd is, ook een teeke
ning gemaakt, maar dan, van boven ge
zien, dus feitelijk een soort van plattegrond.
Het chassis bestaat dus bij onzen wagen
uit twee deelen. Het voorste gedeelte is
dan voor de truck en het tweede gedeelte
voor den aanhangwagen. Nu eerst het
voorste gedeelte. Zooals je ziet, is dit een
heel stuk korter dan dat van den aan
hangwagen. Je neemt dus een plankje, bij
voorkeur nogal stevig en zaagt dit in het
model, zooals de buitenste lijnen der tee
kening aangeven. Het grijze vak met van
voren de schuine lijnen geeft dan precies
aan, hoe je daarop straks de motorkap en
de gesloten zitplaats voor den bestuurder
moet bouwen.
Onder dit plankje bevestig je een paar
latjes, welke je aan de uiteinden rond moet
maken en waaraan de wielen moeten ko
men, dus dit worden de assen. Dat latje
vooraan, dat is de bumper van den wagen,
je weet wel het stootblok. De motorkap
wordt eigenlijk een soort van kistje, alleen
moeten jullie het zóó maken, dat het met
de zijkanten eenigszins schuin naar voren
loopt, precies zooals het grijze vlak op de
teekening aangeeft. Bovenop de zijkanten
van de motorkap maak je dan een vlak-
liggend plankje terwijl je aan de voorzijde,
bij wijze van radiateur een rechtopstaand,
dikker plankje maakt, dat terzijde en aan
den bovenkant even buiten de kap uit
steekt. Nu nog de cabine of zit- en stuur
plaats van den chauffeur. Je maakt ook
hiervoor twee zijkanten en wel, zooals op
de teekening van den wagen, waar je dui
delijk den ingang en het raampje terzijde
kunt zien. Dan een plankje van achteren,
waar je ook nog een raampje inmaakt,
terwijl je de voorzijde geheel open kunt
laten. Bovenop komt dan nog het schuine
dak. Binnen in de cabine kun Je dan nog
een plankje maken om den bodem iets te
verhoogen en als je wilt kun je dan ook
nog een zitplaats maken door er eenvoudig
een plankje in te timmeren even onder de
zijraampjes. De spatborden maak je wel
het best van zwaar carton of blik.
Nu de aanhangwagen. Terwijl de wielen
bij de truck buitenwaarts zijn, zijn de
wielen van den aanhangwagen, zooge
naamd, ingebouwd. De bak wordt over deze
beide wielen heengebouwd. Nu zie je dui
delijk op de teekening het groote zwarte
van de truck en den aanhangwagen gelijk
komen, wat natuurlijk moet en tevens be
reik je, dat je een stevigen wagen krijgt,
waar je behoorlijk zware vrachten op kunt
vervoeren, althans als je ook zorgt, dat
de assen stevig zijn. De carosserie-bak van
den wagen levert natuurlijk verder geen
moeilijkheden op. Aan weerszijden een op
staande rand en ook een aan de voorzijde,
dus eigenlijk weer een soort van kist. Aan
de achterzijde kun je den bak open laten,
aardiger is echter, wanneer je daar een
plankje maakt, dat je met scharniertjes
bevestigt, zoodat je het op en neer kunt
klappen.
vlak. Dat wordt een apart plankje en hier
aan wordt van onderen de as bevestigd
voor de beide wielen. Nu maak je een
tweede plankje in het model, zooals de
grijze randen dit aangeven. Om ruimte
te besparen heb ik dus feitelijk den bodem
van den aanhangwagen zoo geteekend, als
zou je door het bovenste en grootere plankje
heen kunnen kijken. Want dit tweede en
grootere plankje komt niet onder maar
boven op het zwarte, waaraan de as zit. Aan
de voorzijde van dit bovenste plankje zaag
je dan dat stuk uit, waarin je een gaatje
maakt en waardoorheen je een schroef
moet steken. Deze schroef moet dan ook
weer passen in een gat, dat je van te voren
maakt in het achterste gedeelte van de
truck. Op deze wijze kun je dus den aanhang
wagen in alle bochten achter je truck mee
laten rijden. Door de constructie van den
dubbelen bodem van den aanhangwagen,
bereik je in de eerste plaats, dat de assen
Wanneer de wagen nu nog geschilderd
wordt, moet je het hout eerst goed af
schuren, zoodat het goed glad is. Je kunt
het natuurlijk een kleur geven die je zelf
het mooist vindt: rood, geel, of rood met
zwart. Kijk zelf maar eens.
De wielen kun je zelf zagen, maar maak
deze van behoorlijk dik hout en denk er
vooral om, dat het gat precies in het mid
den komt, want anders dansen de wielen
en dat is niet de bedoeling.
Zoo jongens, een heel stuk werk, maar
een aardig stuk speelgoed. Natuurlijk maak
je niet één, maar meerdere van die wagens
en dan in verschillende lengten. Je kunt
er b.v. ook één bij maken, die heelemaal
gesloten is, dan heb je de zijkanten van
den bak door te trekken of liever net zoo
hoog te maken als den bovenkant van de
cabine en dan een dak er op. Van achteren
dan 'n paar deurtjes en je hebt een grooten,
gesloten transportwagen. JOS.
m-
Zwarte Piet is in zijn eentje gaan wan
delen en stuit hier op een bord „verboden
toegang", aan een dikken boom vastge
spijkerd.
Plotseling ziet hij een eekhorentje,
dat watervlug den boom inschiet. Van
verre ziet hij tevens de dreigende fi
guur van den boschwachter aankomen.
„Boschwachter, is dat bosch verboden
toegang
„Natuurlijk, je kan toch lezen, hoop
ik!!"
„En mag je dan in de boomen klim
men?"
„Nee, wat denk je wel?"
„Nou, daarnet klom er eentje in dien
boom daar!"
„Waar is die kwajongen dan?"
„Kwajongen!? 't Is geen kwajongen,
't Is dat eekhoorntje, dat daar op dien
tak zit.
DROOCREKJE VOOR DE POPPENWASCh
Dit rekje maak je van middendoor ge
sneden plakken kurk en lucifers, die pun
tig afgesneden zijn. Als je de teekening
goed bekijkt, zie je wel hoe het moet. Het
waschgoed knip je van papier en vouwt 't
om, zoodat het kan hangen.
LilIllIllllllll
Hansje en Miekie waren boos op elkaar.
Mevrouw van Weede, Hansje's
moeder, had al een paar keer ge
zegd: „Is Miekie ziek? Ik heb haar in zoo
lang niet gezien." Hansje had maar wat
gemompeld, en was gauw weggeloopen. Ze
vond het zóó naar, dat ze er zelfs niet met
moeder over kon spreken. Stel je voor,
altijd waren Miekie Versteeg en zij vrien
dinnetjes geweest. Ze gingen samen naar
school en speelden op vrije middagen altijd
samen. En nude tranen sprongen
Hansje in de oogen! Het kwam door die
mooie briefkaart, die Hansje van Oom Dik
had gekregen. Miekie was boos geworden,
omdat Hans hem eerder aan Lettie Haak
had laten zien. Lettie had hem haar uit de
hand getrokken en toen pas kwam Miekie
er bij, en ineens was de mooie kaart stuk.
Dat was al erg genoeg, maar toen zei
Miekie: „lekker!" Meteen had ze haar arm
om Lettie geslagen en liepen die twee naar
school, terwijl Hansje alleen achterbleef
met haar verscheurde kaart. Dat Miekie
zóó onaardig kon zijn! Om vier uur keek
Hansje eens naar Miekie, maar die deed
net of ze niets zag en zoo gingen ze, voor
het eerst in hun schooltijd, elk alleen naar
huis.
't Viel mevrouw Versteeg ook op: „Waar
is Hansje?"
Miekie kreeg een vuurroode kleur en haar
moeder hield aan: „Is ze ziek?"
„Nee," kwam er toen aarzelend, „we zijn
boos op elkaar."
„Maar, kindje," zei moeder, „ik vind het
niets voor Hansje om boos te blijven."
Miekie's kleur werd nog dieper, en moeder
begreep dat ze zich schuldig voelde. Toch
wilde ze zich er liever niet mee bemoeien.
Miekie moest leeren zelf haar moeilijk
heid j es op te knappen. Ze was een echt
stijfkopje en het was goed dat ze de onaan
gename gevolgen daarvan ondervond.
Mevrouw sprak er niet verder over, maar
ze merkte wel, dat Miekie veel stiller was
dan anders en geen haast had om
's ochtends naar school te gaan. Op het
laatste oogenblik holde ze de deur uit en
kwam juist op 't nippertje. Hansje zat al
in de bank; ze keek niet op, want ze had
tranen in de oogen. Tot het laatst had ze
op 't gewone hoekje staan wachten tot ze
niet meer durfde, uit angst van te laat te
komen. Miekie wist dat niet en wrokte,
omdat Hansje haar niet begroette.
,,'t Kan me niets schelen," dacht ze, „in
't vrije kwartier ga ik met Lettie loopen."
En zoo bleef de oneenigheid voortbestaan.
De andere kinderen gingen er zich mee
bemoeien en dat vond Hansje vreeslijk;
ook Miekkie vond het vervelend, maar ze
kon haar stijve kopje niet buigen en deed
extra vroolijk, hoewel ze den zieligen blik
niet kon vergeten, waarmee Hansje haar
onder gymnastiek had aangekeken.
Na school liepen ze dus weer niet samen.
Hansje haastte zich om thuis te komen en
nu alles eens met moeder te bespreken. De
tranen liepen haar over de wangen, maar
ze merkte het niet eens. Ze had gezien dat
Miekie dicht achter haar liep met Letike,
altijd Letike, op wie ze anders altijd
schimpte, juist als zij, Hansje, iets goeds
van haar zei. Ze zag niet dat hun gemeen
schappelijke vijand, Jan Winters, naderde,
tot ze hem op eens hoorde roepen:
„Kijk eens wat een huilbaby! Die loopt
op straat te grienen! Ha, ha!" deed hij een
huilend kind na, terwijl hij aan Hansje's
vlecht trok.
Van schrfk stond Hansje stokstijf. Wat
moest ze beginnen, zoo alleen tegen dien
naren jongen. Samen, zij en Miekie, waren
ze best tegen hem opgewassen. Ze voelde
zich doodongelukkig, toen er plotseling
iemand naast haar op dook, die Jan met
haar schooltasch opzij duwde en de armen
om Hansje heensloeg, 't Was Miekie. Toen
deze haar vriendinnetje zoo bedreigd zag,
vergat ze alles en vóór ze het wist, was ze
er heengehold. Met de armen stijf om
Hansje heen, kefte ze als een klein hondje
tegen den grooten Jan, die daar niet op
had gerekend en het hazenpad koos.
Even keken de twee hem na; toen: als
vanzelfsprekend haakten ze de armen in
elkaar en liepen samen verder naar huis.
Hansje's moeder stond al voor het raam
uit te kijken. Ze had er geen vrede mee,
dat die oneenigheid zóó lang duurde. Maar
daar zag ze hem den hoek omslaan en voor
de deur hoorde ze Miekie als van ouds zeg
gen:
„Om kwart voor twee op 't hoekje,
hoor!"
BOB
HET UURTJE VOOR
JEUGD
koi'
ÜVAWj t
STRgNKi
UCR0O9EN
TOEGANG
n