IN EN OM HAARLEM
22 Urker-visschers staan terecht
DONDERDAG 16 NOVEMBER
De werkloosheid in Haarlem
VOOR! DEN kantonrechter
Orde-handhaving
Een schep kolen
Hij had niks gedaan
«rït
LINKS AF
VERBODEN
6-9.30
M.30-I9
Strooper
De voorrang in het geding
De eeuwigedronken man
Dronken achter het stuurrad
ALLIANCE FRANQAISE
Mr. Jean Albert Sorel over de zee
vaarders van Honfleur in de
XVe en XVIe eeuw
HET ONGELUK IN DE WILHEL-
M IN AST RAAT
De veroordeelde teekent hooger
beroep aan
Zilveren ambtsjubileum
HET ACHTERLICHT?
Wegens overtreding van de
schepen- en zeeongeval
lenwetten
In Duitschland moet de laatste man van
een troepenkolonne van een „achterlicht"
voorzien zijn. Ook iets voor ons land
Hechtenisstraffen en
geldboeten
Zware straffen
en hun bedrijf zullen moeten opgeven. Spr.
Nog een
dagen hechtenis.
OPENING CRISIS-TENTOON
STELLING
Van het comité „Kunst S. O. S."
MUZIEK
TOONKUNST Afd. HAARLEM
Tweede ledenconcert
Intrekking rijbewijs
In verschillende perioden zijner geschiedenis
heeft Haarlem een inzinking gekend van
zijn handel en industrie en evenals nu hield
die in den regel verband met den algemeenen
toestand van het land. Zoo heerschte er onmid
dellijk na het beleg in 1572 in onze stad een
groot gebrek, dat echter spoedig werd gevolgd
door een welvaart, die haar hoogtepunt in de
gouden eeuw bereikte. Tijdens en na de Napo
leontische oorlogen was de economische toe
stand ook allesbehalve florissant, en talrijk
waren b.v. in de dertiger en veertiger jaren der
vorige eeuw de pogingen van onze stadsbestuur
ders om de Haarlemsche industrie te bevorde
ren. Aan die pogingen dankt Haarlem het bezit,
gedurende een aantal jaren, van verschillende
katoendrukkerijen, waarvan de laatste, de fa
briek van Prévinaire, pas gedurende den we
reldoorlog den strijd om het bestaan heeft op
gegeven.
Zóó groot als de werkloosheid thans is, heeft
Haarlem echter nimmer een malaise gekend, en
zeker zijn de offers, die onze gemeente daarvoor
moet brengen, omvangrijker dan ooit.
De zware lasten, die op de burgers wegen,
houden nauw verband met het aantal werkloo-
zen en dat is te begrijpen, als men weet, dat de
steun, welken Haarlem aan zijn behoeftigen
uitkeert, opliep van drie ton in 1930 tot bij de
drie miUioen gulden in dit jaar. Zou dus het
werkloozencijfer en dat behoeft toch geen
vrome wensch te blijven terug vallen tot op
het getal van 1930, dan scheelt dat de gemeente
kas onmiddellijk een paar millioen gulden aan
uitkeering. En het is daarom niet te verwon
deren, dat in onze stad met spanning de curve
van het werkloozencijfer wordt gevolgd.
Momenteel is er reden tot juichen, omdat het
aantal ingeschrevenen bij de Arbeidsbeurs niet
nóg hooger wordt.
Sinds Februari van dit jaar toch valt er een
vrij geregelde, hoewel niet aanzienlijke, daling
te bespeuren. Maar in vergelijking met 1930 is
de toestand nog zeer somber.
Begin November 1930 waren er 1474 werk-
loozen ingeschreven bij de Haarlemsche Arbeids
beurs. Dit wordt een normaal aantal genoemd-
In 1931 bedroeg dit aantal echter 2963; in 1932
5043 en dit jaar, 1933, 4742, dus ongeveer 300
minder dan verleden jaar om dezen tijd. Wan
neer men weet, dat het maximum aantal inge
schrevenen dit jaar ruim 5700 is geweest (in de
maand Februari) en in het oog houdt, dat dit
kleinere aantal van 300 werkloozen niet aan toe
vallige omstandigheden te wijten is, maar voort
vloeit uft den algemeenen toestand, dan zal men
toegeven, dat er weliswaar nog geen reden is,
om een juichkreet aan te heffen, maar dat toch
misschien wel reden is, hoopvol de allernaaste
toekomst in te zien.
Hoe het zal loopen, weet intusschen niemand.
Gedurende het derde kwartaal van dit jaar was
de economische toestand van ons land en ook
van Haarlem nog zeer gedrukt. De verbetering,
welke het tweede kwartaal op verschillend ter
rein gebracht had, heeft geen grooten voort
gang gemaakt. Hier en daar viel zelfs in het
land een geringe terugslag te constateeren. Te
gen de jaren 1930, 1931 en een deel van 1932,
toen de toestand bijna van kwartaal op kwar
taal verergerde, steken de laatste vier, vijf
kwartalen echter gunstig af. Voorzoover de val
nog niet geheel tot staan is gekomen (zooals
bij den uitvoer) is het tempo toch sterk ver
minderd. Op verschillend gebied waren in het
derde kwartaal de cijfers in 1933 beter dan in
1932 en was het gunstige verschil grooter dan
tusschen de beide tweede kwartalen. Het totaal
aantal werkloozen, dat bü de arbeidsbeurzen in
ons geheele land is ingeschreven, bedroeg op het
einde van het kwartaal slechts weinig meer dan
aan het begin. In dit opzicht geeft de afgeloo-
pen zomer hetzelfde beeld te zien als die van de
jaren vóór de crisis van 1929, terwijl in 1930,
1931 en 1932 in dit jaargetijde de werkloosheid
reeds aanzienlijk steeg.
De 300 minder werkloozen, die Haarlem telt
in vergelijking met verleden jaar, hebben in
hoofdzaak werk gevonden in de bouwvakken. Er
zijn 156 werklooze timmerlieden minder, 47 met
selaars, 40 grondwerkers en 82 werklooze schil
ders. Voorts zijn er 80 werklooze metaalbewer
kers minder. Dit laatste vooral door de geluk
kige omstandigheid, dat de firma Beijnes veel
werk heeft.
Met de werkgelegenheid in de metaalnijver
heid gaat het echter in het bijzonder Haarlem
niet naar den vleeze. Er was hiet sinds vele
jaren een nogal beduidende metaalnijverheid.
Wij behoeven maar te herinneren aan de werf
Conrad, aan Beijnes, Figee en Gonnermann, de
verschillende scheepswerven. Al deze industrieën
hebben ontzaglijk onder den invloed van de
crisis geleder, en alhoewel, wat ons heele land
betreft, in de metaalnijverheid de vermindering
der werkloosheid, die in Februari was ingezet,
aanhield, kwam er voor Haarlem geen verbete
ring. Indien er intusschen in deze branche een
opleving van beteekenis kon plaats hebben, dan
zou dat voor Haarlem onmiddellijk een groote
uitkomst wezen. Het is waar, dat juist in het
bijzonder aan een heropleving van de Neder-
landsche metaalindustrie getwijfeld wordt, om
dat deze zwaar de internationale concurrentie
ondervindt, maar een lichtpunt is, dat Haarlem
een aantal metaalfabrieken rijk is, die op haar
speciaal gebied een prachtige reputatie hebben.
Voor den bouw van bagger- en tinmolens bezit
b.v. de Conrad" een wereldnaam en het is te
verwachten, dat zoodra de toestand maar even
oplaait, de voorraad molens een groote aanvul
ling zal behoeven. Dat de „Conrad" dan sterk
aan bod komt, is wel zeker. Verder zijn wij hier
StorkHijsch rijk geworden, die zich ook al vele
jaren met opdrachten van 'n bijzonder soort be
voordeeld zag, en waarom zouden wij de hoop
niet uitspreken, dat Figee er in zal slagen een
drukpersenindustrie van beteekenis in Haarlem
te stichten? Nu de heele wereld schreeuwt over
autarkie, zou het een welbegrepen autarkie zijn
als Nederland ook zijn voorraad drukpersen in
eigen'land zou kunnen aanvullen. Dit zou velen
Haarlemmers brood geven.
Intusschen is de toestand zóó, dat een vijfde
van de arbeidende bevolking momenteel zonder
werk is.
Voor den kantonrechter stond Woensdag
morgen de vischhandelaar W. uit IJmuiden te
recht, die op 10 October j.l. een bevel van den
halchef van het Staatsvisschershavenbedrijf
niet had opgevolgd.
De betrokken halchef verklaarde dat ver
dachte, omdat de ruimte in zijn pakhuis te
klein was, zijn manden met visch langs het
pakhuis in de zaal mocht zetten, maar daarbij
moest de rijweg vanzelfsprekend vrij blijven.
Dit nu was op 10 October niet gebeurd en daar
om had getuige verdachte last gegeven de man
den te verwijderen. Verdachte had hierop ge
antwoord: „Als het mij belieft" en liet alles
op zijn plaats staan.
De ambtenaar van het O. M. zeide in zijn
requisitoir, dat het in dit geval erom ging of
de directeur het recht heeft desnoods de
heele zaal te ontruimen. Hij achtte hier een
zeer strenge straf op zijn plaats, en eischte 30
boete.
Verdachte verdedigde zich met te zeggen, dat
hij voor orde en regel is. „U moet eens weten,
meneer de kantonrechter", riep hij uit, „wat
er een wanorde in de zaal heerscht."
„Een reden temeer voor u om mede te helpen,
dat de orde gehandhaafd blijft!" merkte de
kantonrechter droogjes op.
Het vonnis luidde 10 of 10 dagen, met den
goeden raad om voortaan beter op te passen
De bakker J. B. uit Velsen stond vervolgens
terecht, beschuldigd op 11 October, des mor
gens vóór zes uur, in zijn bakkerij te hebben
gewerkt, hetgeen in de wet verboden is.
Verdachte verklaarde, dat hij om half zes
des morgens was opgestaan en toen naar de
bakkerij was gegaan o merwater voor de
thee te halen. En passant had hij een schop
kolen op de den geheelen nacht doorbran
denden even geworpen. Helaas zag juist een
surveilleerende brigadier van politie dat ver
dachte aan het „werken" was in de bakkerij
met het naargeestige gevolg dat de bakker „op
den bon geslingerd werd". Verdachte erkende,
dat hetgeen hij gedaan had „werk" was ge
weest, maar vroeg hij in opperste verbazing af,
mag je tegenwoordig zelfs niet eens meer je
eigen theewater halen?
De ambtenaar van het O. M. meende dat de
wet hier formeel was overtreden en eischte 4
of 4 dagen. Het vennis luidde conform, terwijl
verdachte bovendien beloofde het nooit meer
te zullen doen
Een volgende verdachte was de 43-jarige
melkslijter N. B. uit Beverwijk, die beschuldigd
werd melk vervoerd te hebben op den open
baren weg zonder vergunning van de Crisis-
Zuivelcentrale.
Verdachte ontkende alles heftig. Hij had
Door de Politie te Amsterdam wordt ons medege
deeld, dat de nieuwe verkeersborden, aangebracht in de Leid-
schestraat te Amsterdam, de navolgende beteekenis hebben:
ROND WIT BORD, MET ROODEN RAND, VERTOONEN
DE EEN DOORGEHAALDE NAAR LINKS WIJZENDE, PIJL,
ALSMEDE DE AANWIJZING: „LINKSAF VERBODEN."
BeteekenisVerbod van het maken van de bocht naar
linies
ROND BLAUW BORD, MET ROODEN RAND, DOOR
TWEE DIAGONALEN IN VIER SEGMENTEN VERDEELD,
WAARIN DE AANWIJZING 8—9.30, 12—14 EN 16—19 UUR.
Beteekenis: Verbod van stilstaan met voertuigen, voor
tvelk doel ook, gedurende de uren 89.30,12—14 en 1619
uur.
ROND WIT BORD, MET ROODEN RAND, DOOR EEN
HORIZONTALE BALK IN TWEEëN VERDEELD, VERTOONENDE
EEN AFBEELDING VAN EEN HANDKAR EN EEN RIJTUIG,
ALSMEDE DE AANWIJZING 8—9.30 en 11.30—19 UUR.
BeteekenisUitsluiting voor het verkeer met handkarren
en door paarden getrokken rijtuigen, gedurende de uren
8—9.30 en 11.30—19.
ROND WIT BORD, MET ROODEN RAND, IN HET MID
DEN WAARVAN ZICH EEN DOORGEHAALDE LETTER P
BEVINDT.
Beteekenis: Parkeerverbod, d.w.s. verbod van stilstaan
met voertuigen voor andere doeleinden dan onmiddellijk
in- of uitlaten van passagiers of onmiddellijk laden of
lossen van goederen, gedurende het geheele etmaal.
geen melk vervoerd, ja, hij had zelfs geen melk
gehad
De Kantonrechter: „U ontkent dus alles.
Bent u er eigenlijk wel geweest, ja zelfs-staat
u op dit oogenbiik wel voor me?"
Ja, dit laatste kon verdachte (tot zijn spijt?)
niet ontkennen, maar hij hield toch stokstijf
vol, dat hij geen melk vervoerd had. „Er stond
den alleen maar wat leege bussen op mijn wa
gen en toen de agent de kranen omdraaide,
kwam er slechts een achtergebleven druppeltje
melk uit," verklaarde hij. „Dus zat er wel melk
in!" riposteerde de ambtenaar van het O. M.,
die ook deze overtreding van de wet een ernstig
feit noemde en daarom 25 of 20 dagen hech
tenis vroeg. „Er staat 10.000 gulden boete op
zoo'n overtreding, maar ik vraag slechts ƒ25",
voegde hij er bescheiden aan toe.
Verdachte stond ondertusschen voortdurend
met een vergunning van de Crisis-Zuivelcentrale
te zwaaien, welke helaas echter reeds ingetrok
ken bleek te zijn.
Verdachte kreeg 10 of 10 dagen. „Zorg dat
het nu niet meer gebeurt" werd er nog bij het
vonnis gevoegd..."..
De 24-jarige B. K., die in de Bloemendaal-
sche duinen gestroopt had, werd tot 25 of 20
dagen hechtenis veroordeeld; iemand, die
aardappelen zonder machtiging vervoerd had
tot 15 of 15 dagen met verbeurdverklaring der
aardappelen, en de 20-jarige J. B., die zich door
een vrachtauto op zijn fiets had laten voort
trekken tot 4 of 4 dagen, terwijl ritsen per
sonen, die zonder of met verblindende verlich
ting gereden hadden met varieerend van 1
tot 5 „beloond" werden.
Een Amsterdamsch chauffeur, die zonder
beide goede remmen reed, kreeg 20 of 20 da
gen en degenen, die het met één goede rem
wilden probeeren, kwamen er consequent ook
met de helft van deze boete af.
Het was weer een vruchtbare dagvoor
de Nederlandsche schatkist
i
Onder de vele verzetzaakjes, die de kanton
rechter Woensdagochtend te behandelen kreeg,
kwam o.m. dat van den 32-jarigen autobus
chauffeur voor. Deze had 9 Oct. op het Plein te
Halfweg geen voorrang verleend aan een voor
hem rijdend motorrijtuig, waar hij met een tus-
schenruimte van 5 meter achter had gereden.
Het 14 dagen geleden uitgesproken vonnis vond
de kantonrechter niets te hoog, terwijl verdachte
daartegenover zette zich van geen schuld be
wust te zijn. Hij had slechts, zooals hij zei, het
achterspatbord van den aangereden motor be
schadigd en enkele beschadigingen toegebracht
dit bij het naar rechts uitwijken aan een
tramhuisje.
De hierin staande dame, die eveneens getuigde,
had plotseling een groote autobus op het huisje
zien toekomen, waarop zij er precies nog kon
uitvluchten.
De Ambtenaar van het Openbaar Ministerie
merkte in zijn requisitoir op, dat hij het feit
zeer ernstig vond. Gelukkigerwijze waren er
geen menschen als slachtoffer gevallen. Maar
het achterop rijden met een geringe tusschen-
ruimte noemde de ambtenaar een vaak gemaak
te fout. Bovendien werd het leven van 32 pas
sagiers, die in de autobus zaten, in gevaar ge
bracht. Hij eischte 30 boete of 30 dagen.
De kantonrechter wees het verstekvonnis van
15 of 15 dagen toe.
H., uit Velsen, was al verscheidene malen door
den kantonrechter Wegens dronkenschap veroor
deeld. Druk gesticuleerend en pratend was deze
verdachte nu in verzet gekomen tegen een veer
tien dagen geleden uitgesproken vonnis, waar
in hU tot 14 dagen hechtenis veroordeeld was.
Hij verzocht veertien dagen uitstel om een re-
classeeringsrapport te kunnen overleggen.
Na deze mededeeling sprak de Ambtenaar
van het Openbaar Ministerie er zijn grootelijke
verbazing over uit dat verdachte nog iemand
gevonden had, die een goed woordje voor hem
wilde doen. Hij eischte opzending voor een jaar
naar een werkinrichting.
De kantonrechter vond de bij verstek gewe
zen straf niet te laag en veroordeelde hem tot
veertien dagen hechtenis.
De chauffeur D„ die op 1 September in de
gemeente Bloemendaal reed, had zich wat zwaar
laten tracteeren. Het rijke v olume van geest
rijk vocht, dat de man genoten had, kwam aan
het licht, doordat e i agent van politie opmerk
zaam werd op het achterlicht van verdachte's
wagen, dat niet brandde. D*e man was zoo
dronken, dat hij werd ingesloten.
Voor deze twee overtredingen moest de chauf
feur zich hedenmorgen voor den Haarlemschen
kantonrechter verantwoorden.
De Ambtenaar van het Openbaar Ministerie
eischte een strenge straf; voor de dronken
schap 14 dagen hechtenis en een jaar ontzeg
ging uit de bevoegdheid om een motorrijtuig te
besturen. Bovendien eischte hij voor de „licht"-
overtreding 15 boete.
Mr. v. Zutphen, verdachte's verdediger, be
pleitte een mildere straf. Hij drong aan op een
voorwaardelijke veroordeeling, vooral met het
oog op verdachte's gezin, dat broodeloos zou
worden, als uit de strafmaat voor den vader
een langdurige werkloosheidsperiode zou voort
vloeien.
De kantonrechter oordeelde het moeilijk om
bij zoo weinig verantwoordelijkheidsgevoel van
verdachte het verzoek van den verdediger in te
w'illigen. Hij veroordeelde -erdachte tot het be
talen van 2 geldboetes, ieder van 7.50, een
week hechtenis en de ontzegging van de be
voegdheid om een motorrijtuig te besturen voor
den tijd van zes maanden.
Alvorens den spreker voor deze eerste Win-
terconferentie bij de leden in te leiden, hield
de voorzitter der Haarlemsche afdeeling, de
heer J. A. Sauveur een pleidooi tot instand
houding der vereeniging. Evenmin als a^le an
dere vereenigingen, ontkomt ook de Haar
lemsche Alliance Frangaise, die eens 400 leden
telde, aan den crisis-invloed. Hij sprak echter
de hoop uit, dat allen er toe zouden meewer
ken de vereeniging in stand te houden, die over
twee jaar haar zilveren jubileum vieren gaat.
Daarna stelde hij den spreker van dezen
avond, mr. Jean Albert Sorel, advokaat aan
het Hof van Appel te Parijs aan het auditorium
voor, den zoon van den beroemden historicus,
die o.a. de bekende werken schreef over Char
lotte Corday en over de Princesse de Lamballe.
Met een fijngevoelige toespeling op onze eigen
nationale trots, de Hollandsche zeevaarders,
leidde mr. Sorel zijn waarlijk interessant his
torisch onderwerp in. Zelf een zoon van het
oude stadje aan de Normandische kust, dat
zulke oude brieven heeft, wist hij er het audi
torium geheel de sfeer en de ligging van te
beschrijven Ho.nfleur met z'n eeuwig verzande
haven, z'n dichte zee-nevels en mistige dagen,
z'n eeuwenoude huizen, z'n overanderd aspect.
Honfleur met de eigenaardige visschersbevol-
king, z'n geslotenheid voor den vreemdeling,
voor den „horzain", zooals men hem in Nor-
mandië noemt, z'n particularisme, dat het den
bijnaam bezorgde van ,,La Petit Chine".
Dan schetste hij het ontstaan van het oude
kuststadje, in de Xle eeuw, de inname door de
Engelschen gedurende den Honderdjarigen oor
log ,zijn terugkeer bij Frankrijk in 1449 en zijn
loem als zeehaven tot in den loop der 18e eeuw.
In groote trekken borstelde hij dan een tableau
van de meestberoemde ontdekkingsreiziger van
de zeevaarders van Honfleur, van een de Gon-
neville. een Denys en een Champlain, die ach
tereenvolgens belandden in Zuid-Amerika (Bra
zilië), in Canada, in New-Foundland.
Afbeeldingen naar oude gravures op het witte
doek geprojecteerd gaven een uitstekend idee
van den toestand van de haven en het stadje
Honfleur, dat de bewaarster is van zoovele
roemruchte historische herinneringen en monu
menten uit de grijze oudheid. Zóó de typische
houten kerk van Sainte Cathérine uit de vijf
tiende eeuw, gebouwd door de scheepsbouwers
van Honfleur, die, niet met steenen bouwwerk
op de hoogte, haar optrokken in den vorm van
een omgekeerde dubbele scheepskiel, en die met
den toren geen raad wetend, hem maar neer
zetten aan den overkant van het kerkplein.
Ongetwijfeld een zeer interessante lezing,
welke hier en daar met even geestige als fijn-
artistieke opmerkingen gekruid en voorgedragen
met even gevoelige bescheidenheid, de toehoor
ders die het schoone Normandië nog niet
mochten kennen, zeker naar een kennismaking
met het oude Honfleur zal hebben doen ver
langen.
Al was het alleen maar, zooals de heer Sau
veur het in zijn warm gevoeld dankwoord uit
drukte, om op de villa van de familie Sorel
„met open armen" te worden ontvangen.
J. S.
De 23-jarige M. K., uit Amsterdam, tweede
luitenant van de militaire administratie bij het
le Regiment Huzaren te Amersfoort, die op 14
Augustus te Haarlem het auto-ongeluk in de
Wilhelminastraat veroorzaakte, waarbij de 80-
jarige heer Traksel werd overreden en gedood,
en die door den Krijgsraa werd veroordeeld we
gens dood door schuld tot 150 boete, plus een
maand hechtenis voorwaardelijk met een jaar
proeftijd en verbod om motorrijtuigen te be
sturen voor den tijd van een jaar, is van zijn
vonnis in hooger beroep gekomen.
De zaak zal in tweede instantie behandeld
worden door het Hoog Militair Gerechtshof te
Den Haag.
28 Nov. zal het een kwarteeuw geleden zijn,
dat de heer W. A. G. Bots, geneesheer te Voor
hout, tot arts promoveerde aan de Gemeente
universiteit te Amsterdam. Vóór hij zijn praktijk
in Voorhout aanving, was hij twee jaren werk
zaam als assistent in het St. Franciscus-Zieken-
huis te Rotterdam. De heer Bots verheugt zich
te Voorhout in de algemeene achting, dank zijn
bekwaamheid, bereidwilligheid en sympathieke
persoonlijkheid.
Voor den Haarlemschen kantonrechter ston
den Woensdag 22 Urker-visschers terecht, aan
wie volgens de dagvaarding ten laste gelegd was,
dat zij als gezagvoerder van een visschersvaar-
tuig op 5 Juni j.l. de haven van IJmuiden had
den verlaten en naar de Noordzee waren ge
varen, terwijl zij niet in het bezit waren van
de vereischte vergunningen volgens de schepen
en zeeongevallenwetten.
De visschers waren niet verschenen, maar
hadden mr. J. Floor, advocaat te Utrecht, ge
machtigd voor hen op te treden. Als getuige
werd gehoord de heer D. Bakker, ambtenaar
bij de visscherijinspectie, die desgevraagd het
volgende mededeelde: De huidige schepenwet
is in 1909 uitgevaardigd. De toenmalige ambte
naren van de scheepvaartinspectie kwamen
voor een groote taak te staan want alle schepen
vielen onder de nieuwe wet. Het aantal ambte
naren was echter te klein om ook onmiddellijk
de kustvaart te kunnen controleeren. Langza
merhand werd in den loop der jaren de dienst
meer geregeld, zoodat de Minister van Water
staat in 1928 bepaalde, dat de wet ook op de
visscherijschepen, welke na October 1928 ge
bouwd waren, moest toegepast worden. Daarbij
stond automatisch vast, dat de schepen ook
onder de Zeeongevallenwet zouden vallen. Er
ontstond een hevige strijd tusschen de scheep
vaartinspectie en de Urker-visschers, die aan
de wettelijke bepalingen niet wilden voldoen.
Zij hadden zich nj. vrijwillig verzekerd bij de
Rijksverzekeringbank, maar de regeering eischte
van hen een zekerheidsstelling, opdat, als een
opvarende een ongeval kreeg, de wettelijke uit
keering ook zou geschieden. Daardoor werd de
premie voor de verzekering hooger dan tot dan
toe bij de R.V.B. het geval was. De Urkers
bleven weigeren en toen ^(jn vele individueele
processen-verbaal opgemaakt en vonnissen door
den kantonrechter gewezen. Eenige veroordeel
den hebben bij de Koningin gratie aangevraagd.
Daar er klachten bleven binnenkomen, dat de
vereischte premies niet betaald werden, is
opdracht gegeven de visschersschepen aan te
houden. De Urker-visschers bleven bezwaren
maken en pleegden overleg met de regeering,
die aan de bezwaren tegemoet is gekomen en
zoodanige regelingen getroffen heeft, dat de
premies lager werden. Een uitvoerige brief
wisseling werd over de onderhavige kwestie
gevoerd tusschen getuige en de vereeniging
„Visscherijbelangen" te Urk, waarbij nagenoeg
alle visschers zijn aangesloten. Op een ver
gadering van deze vereeniging is besloten om
„contracten van maatschap" tusschen de
eigenaren van de schepen en de bemanningen
op te maken, waardoor de bemanningerj mede
eigenaar van de schepen zouden worden en dus
volgens de wet niet verzekerd behoefden te
worden. Deze acten werden echter niet notarieel
opgemaakt, maar zijn niettemin toch den Mi
nister voorgelegd. De visscherijinspectie ver
leende ondertusschen alle mogelijke medewer
king en kreeg de 22 acten van maatschap toe
gestuurd (welke naar het hoofdkantoor te Den
Haag werden doorgezonden) met de toelichting,
dat het bestuur van de vereeniging instaat voor
de handteekeningen op de contracten.
Bovendien werden allerlei inlichtingen ge
vraagd over het sluiten van een wettelijke ver
zekering bij den staat, de hoogte van de pre
mies, enz., maar de verzekeringen zelf werden
niet gesloten. Opnieuw werd vele malen ge
waarschuwd. De vereeniging stuurde daarop een
request aan den Minister van Waterstaat,
waarop deze antwoordde, dat hij de vergun
ningen van de Urker visscherij niet tevens gel
dig kon verklaren voor de kustvisscherij zooals
gevraagd werd in het request, omdat de schepen
de Noordzee opvoeren en dus niet meer bin
nengaats bleven. Voorts deelde de Minister
mede, dat de visschers zich inderdaad konden
verzekeren bij een particuliere verzekering,
mits deze voldoende zekerheid heeft gesteld,
dat zij haar verplichtingen zal nakomen. De
Minister ontkende tenslotte dat de staatspremies
hooger zouden zijn.
Op dit ministerieel antwoord hebben de Urker-
visschers niets meer van zich laten hooren,
zoodat toen processen-verbaal tegen ze is op
gemaakt en de schepen in beslag zijn genomen.
De ambtenaar van het O. M. achtte het wet
tig en overtuigend bewijs in deze zaak geleverd.
De toestand onder de Urker-visschers werd ten
slotte zoo erg, dat de inspectie moest ingrijpen
en tot massavervolging overgaan. Aan de in
spectie valt hier niets te verwijten, die heeft
alle mogelijke medewerking verleend. Spr. had
van den Procureur-generaal een brief ontvangen
met het verzoek zeer zware straffen te eischen,
opdat ook de Urker-visschers zullen voelen,
dat zij zich aan de wet te houden hebben. In
verband met de groote belangen, die zoowel
met betrekking tot de schepenwet als de zee
ongevallenwet op het spel staan eischte hij
tegen ieder der verdachten tweemaal 14 dagen
hechtenis.
De verdediger, mr. Floor, wees erop, dat de
bemanningen van de visschersschepen „con
tracten van maatschap" gesloten hebben en
dus mede-eigenaar van de schepen zijn ge
worden. Voor hen behoeft dus geen verzeke
ring gesloten te worden. Spr. begreep niet
waarom de minister notarieele acten eischte,
daar dit volgens de wet niet noodig is. Spr.
concludeerde tenslotte tot vrijspraak.
De ambtenaar van het O.M. antwoordde
hierop, dat het niet gaat om het geval of de
wettelijke verzekering gesloten is maar om het
feit, dat de schepen de haven van IJmuiden
verlaten hebben, zonder dat de gezagvoerders
in het bezit waren van de vereischte vergun
ningen daarvoor.
In zijn dupliek merkte de verdediger nog op,
dat de wettelijke lasten zóó zwaar zijn,, dat de
Urker-visschers er niet aan kunnen voldoen
meende dat het hier een principieele kwestie
geldt, wat de ambtenaar van het O.M. be
streed. Deze laatste merkte op dat de minister
de vergunning tot uitvaren mag weigeren aan
wie hij wil en de Urkers hebben zich daaraan
te houden.
Op een opmerking van den verdediger dat
10 jaar lang geen enkel visschersvaartuig
onder de Schepenwet viel en nu ineens in den
moeilijksten crisistijd wel, antwoordde getuige
Bakker dat men in October 1928, dus nog in
den goeden tijd" met controleeren begonnen
is. Dat werkt nu door, maar is dat niet de
schuld van de Urkers zelf, die nog steeds niet
aan hun wettelijke verplichtingen hebben vol
daan? Er is niet willekeurig opgetreden, maar
men heeft om een maatstaf te vinden alleen
de schepen genomen, die na October 1928 ge
bouwd zijn. Met de oude schepen neemt men
nu nog zonder meer genoegen en deze cou
lance wordt nu op zoo'n wijze uitgespeeld.
De verdediger erkende tenslotte, dat de sche
pen inderdaad onder de wettelijke bepalingen
vallen en pleitte clementie ten opzichte van
de strafmaat in verband met de slechte tijds
omstandigheden. Voor herhaling van het mis
drijf bestaat geen kans, want de Urkers zullen
zich geheel aan het vonnis van den kanton
rechter onderwerpen.
Vervolgens stond de 56-jarige Urker schip
per De V. terecht, die zich aan vier van de
bovengenoemde overtredingen (resp. 2 van de
Schepen- en 2 van de Zee-ongevallenwet) had
schuldig gemaakt en zichzelf thans uitvoerig
daarover verdedigde. Hij oefende scherpe cri-
tiek op de gestes van de inspectie uit, waar
tegen de kantonrechter opmerkte, dat deze
toch zeer lankmoedig is opgetreden. Ook tegen
dezen verdachte werd tweemaal 14 dagen
hechtenis geëischt.
De kantonrechter direct uitspraak doende
achtte het ten laste gelegde bewezen en hield
rekening met de moeilijke tijdsomstandigheden.
Ingevolge de Schepenwet kon hq slechts hech-
tenisstraf voor overtredingen van deze wet op
leggen en veroordeelde daarom ieder der ver
dachten tot 7 dagen hechtenis. Voor de over
treding van de Zee-ongevallenwet verooordeelde
hq ieder der verdachten tot 50 boete of 10
Woensdagmiddag half drie werd in het
Frans Hals-Museum de crisis-tentoonstelling,
georganiseerd door het Teekengenootschap
„Kunst Zij ons doel" van werken van kunste
naars uit Haarlem en omstreken geopend door
den secretaris van 't hoofdcomité, den heer H.
F. Boot.
In zijn openingswoord merkte spr. o.m. op,
dat ongeveer een jaar geleden, toen het bestuur
van de federatie van Beeldende Kunstenaars
zag, dat de toestand ook voor de kunstenaars
belangrijk ernstiger werd, besloten werd, dezen
eenigszins draaglijk te maken.
Zij richten toen aan de geestelijke en wereld
lijke autoriteiten brieven, die een uitnoodiging
inhielden om op een vergadering naar midde
len te zoeken, die de kunstenaars in den nood
toestand tegemoet konden komen.
Dit was een min of meer stoute daad, die een
gespannen verwachting werd, welke door de
uitkomst verre overtroffen is.
Velen beantwoordden het schrijven en spra
ken hun waardeering uit voor het edel streven.
De besprekingsvergadering in het Stedelijk
Museum te Amsterdam, die nog door andere
gevolgd werd, droegen alle een levendig karak
ter en hadden tot resultaat, dat een hoofd
comité werd samengesteld, onder voorzitter
schap van jhr. D. O. Röell, die door hier aan
wezig te zijn blijk geeft, mede te leven met de
beweging, op gevaar af, het gezag, dat hij in de
kunstwereld geniet, in de waagschaal te leggen.
De medewerking der diverse leden van de
verschillende comité's, die ijverig aan het werk
zijn geslagen, is bekroond met een voor het
huidig oogenbiik onverwacht resultaat. In Den
Haag bracht de tentoonstelling 6000, in Ber
gen 25.000 en in Amsterdam 3500 op, ter
wijl in Dordrecht en Middelburg momenteel
tentoonstellingen loopen, waarvan de opbrengst
spr. nog niet bekend is. In Groningen, Zwolle
en Hilversuih zijn nog tentoonstellingen te
wachten.
Spr. bracht vervolgens dank aan den burge
meester en den Raad van Haarlem voor het
belangloos beschikbaar stellen van de zaal in
het Frans Hals Museum, aan den gastheer, den
directeur van het Museum, den leden van het
plaatselijk comité en aan Z. Excellentie den
Commissaris der Koningin, die als inwoner van
Haarlem gemeend heeft te moeten zwichten en
het eerevoorzitterschap op zich genomen heeft.
Dit alles stemde spr. tot groote dankbaarheid.
Hierna zette spr. nog een organisatorisch punt
recht, om tenslotte de medewerkende kunste
naars, die hun beste beentje voorgezet hadden,
te bedanken.
Onder de aanwezigen, die de openingsplech
tigheid medemaakten, merkten we o.m. op den
heer E. H. Tenckinck, commissaris van politie.
De burgemeester L. J. Boogmans, archivaris
van het Bisschoppelijk Museum, den heer J.
H. Sauveur, Fransch Consul, jhr. D. C. Röell,
conservator van het Rijksmuseum te Amster
dam, mr. P. Tideman en den heer E. H. Kre-
lage, die na de opening met de overige aan
wezigen een rondgang langs het tentoongestel
de werk maakten.
De tijd, dat op de kamermuziekavonden lou
ter buitenlanders optraden, is gelukkig voorbij.
Meer en meer wordt den Hollandschen artisten,
ook den jongeren onder hen, gelegenheid gege
ven, in hun eigen land op de officieele avonden,
voor het élite-publiek op te treden.
Opende de cyclus der Haarl. Toonkunst-
afdeeling met een avond door een groep leden
van het Amsterdamsch Conoertgebouw-orkest
onder leiding van Eduard van Beinum en met
medewerking van Jo Vincent, op het tweede
concert viel de eer van optreden te beurt aan
onze Haarlemsche alt-zangeres Annie Woud.
Op haar vorig concert vonden we dat, al lig
gen de Schubert-liederen haar van nature zeer
gunstig, die van Wolf het hoogtepunt vormden.
Ja, dit genre bleek toen haar force te zijn ge
worden. Ook troffen ons liederen van Mous-
sorgsky en wel in die mate, dat we in de toe
komst een algeheel opgaan in dit moderne gen
re verwachten.
't Verwonderde ons dan ook, dat Annie Woud
thans niets a la Moussorgsky, geen enkel Ri
chard Strauss-lied, waarmede zij destijds suc
ces behaalde, zong.
Hiermede willen we nog geenszins beweren,
dat het programma éénzijdig of niet aantrek
kelijk was. De zangeres bood ons liederen van
Schubert, Brahms, Wegener—Koopman en be
sloot met Wolf. Dus variatie voldoende, doch
we hopen toch, dat Annie Woud het moderne
genre niet geheel ter zijde zal gaan stellen.
Ietwat modern getint waren de liederen van
Wegener-Koopman. Mooi getroffen stemmin
gen, fraaie klankbeelden merkte men bij die
liedex-en op. Bovendien blijft het immer zang
muziek. Annie Woud gaf hier blijken van juist
stijlbegrip en groot aanpassingsvermogen. Het
is waarlijk bewonderenswaardig hoe zij haar
machtig stemorgaan beheerscht, de teederste en
transparante klanken kon ontwikkelen. Ook
wordt steeds het juiste karakter weergegeven.
Opvallend mooi was de typeering in „Der Wet-
terhahn" en de contrastwerking in het daarna
voorgedragen lied: „Die Einsame" van Dirk
Schafer. In het middendeel van dit lied kon
de zangeres haar orgaan eens in al zijn groot
heid ontplooien.
Ook Schubert gaf hier gelegenheid toe. „Die
Stadt" ving aan in de vereischte „Abenddam-
merung", doch het slotcouplet brengt een on
gekende stijging, die in Annie Woud's vertol
king buitengewoon imposant aandeed.
En „Prometheus" van Hugo Wolf is waarlijk
grootendeels een „Titaten"-werk. Welk een uit
houdingsvermogen, techniek, volume en muzi
kaliteit worden daarvoor vereischt? Voor Annie
Woud schijnt echter geen moeilijke opgave te
bestaan. Het klonk prachtig, ja, de hoog-o-pge-
voerde deelen zelfs verbijsterend. En wat bleef
in het pianissimo de articulatie duidelijk!
Van Brahms prijkten de „Vier ernste Gesan-
ge" op het programma. Wat is dat toch puur-
vergeesteüjkte muziek. Welk een prachtige af
sluiting vindt ze in het „Glaube, Hoffnung,
Liebe", die door de zangeres als het ware in
extase werd uitgejubeld.
Gaarne zullen we dezen cyclus nog eens van
haar hooren en verwachten dan een nog meer
doorvoelder en aangrijpender voordracht dan
thans.
Vermeldenswaard is ook het met een heilige
ingetogenheid gezongene: „Benedeit die Sel'ge
Mutter" en het schalks voorgedragene ,.Un-
fall", beide van Wolf.
Felix de Nobel begeleidde op uitmuntende
wijze. Het was immer een xiiterst homogeen
musiceeren. Een apart compliment voor zijn
heroiek spel in „Prometheus" is niet misplaatst
De talrijke aanwezigen betoonden zich zeer
voldaan. De zangeres onving vele bloemstukken.
O. K.
De bevoegdheid om motorrijtuigen te bestu
ren is ontzegd aan P. J. B. van Deursen, wo
nende alhier, voor een jaar, ingaande 2 No
vember.