Steun aan het groote gezin
Prikkeldraad
DIAMANT
Verhoogde heffing
suikeraccijns
Ongemotiveerde
aanval
Éli
Een aardig succes
KATHOLIEKE EISCH
Onder helderzienden
Bak- en Braadvet
DONDERDAG 23 NOVEMBER
Als de N.S.B.-leider
ontslag neemt
De keuze niet zoo moeilijk?
PASTOOR J. W. THOMPSON
BEDIEND
Verheffend is anders
Het belangwekkende rapport van
de Commissie-Romme voor
de R.K. Staatspartij
De kindertoeslag
Een redelijk bestaan
Mr. C. P. M. Romme
REGEERINGS-PERSIENST
Aanstelling van A. J. Lievegoed
tot chef
GEDENKSTEEN
Voor particuliere loonarbeiders
Een aparte groep: de kleine
zelfstandigen
Het Overheidspersoneel
Op wachtgeld
Dinsdagmiddag heeft de Tweede Kamer
zonder discussie het wetsontwerp aange
nomen tot voorloopige voortzetting der
heffing van enkele tijdelijke invoerrechten en
verhoogde invoerrechten en voor de op
centen op sommige invoerrechten en daar
mee eveneens dat tot tijdelijke voorziening
tot versterking van de middelen tot dekking van
de uitgaven des Rijkss.
Feitelijk was er over deze wetsontwerpen reeds
voldoende gesproken bü de schriftelijke en mon
delinge behandeling der Rjjksbegrooting, maar
de oplossing was toen nog niet gevonden, of
schoon er in het bijzonder van Katholieke zijde
groot bezwaar bestond tegen artikel 7 van de
tweede wet, waarbij de heffing van de opcenten
op den suikeraccijns verlengd werd tot en met
31 December 1938, dus voor vijf jaar.
Op 9 November zeide de heer Fleskens hier
over bij de algemeene beschouw'ingen:
Door Minister de Geer wérd het vorig jaar
een wetsontwerp ingediend tot tijdelijke heffing
van 30 opcenten op het tarief van alle invoer
rechten, waarvan de opbrengst werd geraamd
op 20.000.000. Met het oog op het verdrag van
Ouchy en mede in verband met de destijds aan
staande monetaire en economische conferentie
te Londen kwam de heer Colijn hiertegen in
verzet en verklaarde, dat de grootst mogelijke
meerderheid van zijn fractie zou tegenstemmen.
Met het gevolg, dat de beraadslagingen werden
geschorst.
Minister de Geer wijzigde zijn voorstel in dier
voege, dat de voorgestelde opcenten alleen maar
geheven zouden worden op het tarief van die
artikelen, welke hier te lande niet werden voort
gebracht. De mindere opbrengst (pl.m.
10.000.000) zou gehaald worden uit de heffing
van 20 opcenten op den accijns op suiker.
De Katholieke Kamerfractie is met de gewij
zigde voorstellen akkoord gegaan, onder uitdruk
kelijk beding, dat de verhoogde opcentenheffing
slechts voor één jaar zou gelden. Deze voor
waarde werd gesteld, door de Regeering onvoor
waardelijk geaccepteerd en in de vergadering
van 23 November hier in de Kamer nog eens
uitdrukkelijk onderstreept.
Onder deze omstandigheden heeft het mij in
hooge mate verwonderd, dat de tegenwoordige
Minister van Financiën toch nog met een ver
lenging van alle tijdelijke heffingen is gekomen.
Hij kon weten, dat bü mijn fractie onoverkome-
lü'ke bezwaren bestaan tegen handhaving van
den verhoogden suikeraccüns; dat deze bezwa
ren nog beduidend zijn toegenomen na de in
grijpende versterkingen der indirecte heffingen,
zooals die in de laatste dagen op het Nederland-
sche volk zijn gelegd. Ik denk hier vooral aan
de Omzetbelasting en aan de nieuwe heffingen
op het vleesch en op de suiker, ten behoeve
van het landbouwcrisisfonds. De Katholieke
Kamerfractie heeft dan ook zeer ernstige be
zwaren in deze de Regeering te volgen, niet om
haar moeilükheden in den weg te leggen, doch
om te voorkomen, dat tegen alle afspraak in
een zware last bestendigd blüft, die niet te ver
dedigen is, te meer niet waar hij zoo gemakke
lijk door een anderen maatregel kan vervangen
worden.
Op 14 November kwam de heer Aalberse, spre
kende in tweeden termijn, dit betoog nog eens
onderstrepen, toen hü nog een woord sprak over
den kinderaftrek dat is de herziening van de
inkomstenbelasting, die door de regeering reeds
is toegezegd in den geest als door de Katholieke
fractie bepleit ter verlichting van het groote
gezin en over den suikeraccüns.
Hü voegde daaraan toe: „Ik voor mü wensch
alleen dit te zeggen: ik reken er stellig op, dat
de Regeering onze critiek, ook al wordt ze niet
in daverenden vorm geuit, toch zeer ernstig
zal opnemen, ook al is ze bedoeld als de waar
schuwing der vriendschap."
Dienzelfden avond verscheen het verslag
over het wetsontwerp en daarin schreef
de minister nog, dat het standpunt der
Regeering met betrekking tot de opcenten op
den suiker-accüns uitvoerig is uiteengezet in de
Memorie van Antwoord betreffende Hoofdstuk
I der Rüksbegrooting voor 1934.
„Daar is uiteengezet, dat het allerminst vast
staat, dat de herziening van het tarief voor in
voerrechten een voldoende bate zal opleveren
om het verlies op te vangen, dat de schatkist
zou komen te lüden, wanneer zoowel de 30 op
centen op een aantal tariefposten als de 20 op
centen op den suiker-accüns kwamen te ver
vallen. De ondergeteekende wil intusschen
gaarne toezeggen, dat hü, indien de opbrengst
dier herziening in verband met den algemeenen
loop van zaken op het stuk der middelen zulks
zal blüken te veroorloven, zich gaarne zal be-
Üveren om een vermindering en zoo mogelijk
een algeheele afschaffing van deze opcenten te
bevorderen. Dat in verband met den loop van
zaken in het najaar van 1932 deze opcenten
daarvoor in de eerste plaats in aanmerking ko
men, erkent hü toch volmondig."
Veel verder was men hiermede niet; de zaak
bleef zooals ze was, zü het dan ook, dat de toe
zegging werd gedaan, dat de minister zich zou
beijveren. Den volgenden dag, 15 November,
zeide de heer Fleskens dan ook, eveneens spre
kende in tweeden termün:
„Ik weet niet welke de uiteindelijke plannen
van den Minister zullen zün. Ik heb nog altijd
hoop, kennende zijn streven tot samenwerking
met de geheele Kamer, dat hü zich nog eens
ernstig zal beraden om ten slotte een weg te
vinden, die tot bevrediging van de verschillende
partüen kan leiden.
Münerzijds wil ik den Minister geven de 30
opcenten op het tarief van invoerrechten van
alle artikelen.
Ik Wil den Minister geven de 30 opcenten op
het tarief van invoer alleen van die artikelen,
welke hier te lande niet worden voortgebracht.
Ik wil mijn volledige medewerking geven aan
een technische herziening van de Tariefwet.
Maar ik heb groote bezwaren tegen de be
stendiging van de 20 opcentenheffing op suiker.
Ik vertrouw, dat de Regeering ernstig reke
ning zal houden met de kalme en vooral vrien-
delüke, doch daarom niet minder ernstige waar
schuwing, welke door den leider mijner fractie
bij den aanvang van dit debat in tweeden ter
mün aan de Regeering is gegeven."
Minister Oud, die kort daarna aan het
woord kwam, begreep heel goed, dat het
der Katholieke fractie ernst was en
toonde zich zeer tegemoetkomend; in zün ant
woord klonk een heel andere toon dan in zijn
rede van 10 November en in het verslag van
den dag te voren. Sprekende over den suiker
accüns zeide hü:
„Maar nu zeg ik münerzijds, de zaak louter en
alleen beziende in de practische sfeer: zou het
nu practisch zün om, terwül wü staan aan den
vooravond van een herziening van het tarief van
invoerrechten, op het oogenblik, w'sllicht voor
enkele maanden, 30 opcenten op het tarief te
leggen, om dan straks weer een nieuwe veran
dering in ons tarief te brengen? Daarom geloof
ik, dat het mogelijk zal moeten zün, straks bij
de behandeling van het desbetreffend wetsont
werp in nader overleg tot een oplossing te ko
men, die den heer Fleskens zal geven wat hü
wenscht, waarbü ik hem zal geven dezen waar
borg, dat de 20 opcenten,op den suikeraccüns
niet zullen worden gelijkgesteld met de andere
tüdelüke heffingen en dus niet eenvoudig aan
een termijn van 5 jaar zullen worden gebonden.
Wellicht zullen wü komen kunnen tot een zoo
danige oplossing, dat zü voor korten tüd, dus
als overbruggingsmaatregel, zullen moeten die
nen, maar dat wü zekerheid zullen kunnen krij
gen, dat daarna zal worden voldaan aan het
verlangen van den heer Fleskens, dat ik op zich
zelf onderschrüf, omdat ook mij de verhooging
van de opcenten op den suikeraccüns zeer wei
nig sympathiek is geweest."
De minister heeft na deze woorden zelfs niet
gewacht tot de behandeling van het Wetsont
werp; neen, hij heeft op het departement ge
zocht naar een oplossing die de Kamer en in
het büzonder de Katholieke fractie zou kunnen
bevredigen, terwijl hü toch rekening kon houden
met zün bezwaar betreffende de steeds wüzi-
gende tarieven op de invoerrechten. Twee dagen,
nadat hü in de Kamer zijn zeer tegemoetkomen
de houding had aangenomen, is hü gekomen
met een nota van wüziging, waarbij de 30 op
centen op de invoerrechten slechts zouden gel
den voor 6 maanden; evenzoo de opcenten op
den accijns op suiker.
Op 1 Juli 1934 zullen deze dus automatisch
vervallen en zal er tevens bestaan een geheel
herzien tarief van invoerrechten. De opcenten
op de suiker zullen dus maar 6 maanden duren
in plaats van vüf jaar.
Met erkentelijkheid voor het werk van de
Katholieke fractie, mede ook tot verlichting
van de lasten der groote gezinnen bij de in
komstenbelasting, mogen we zeggen, dat dit
een aardig succes is, dat zonder veel ophef, of
(zooals de heer Aalberse zeide) zonder eischen-
stelling „in daverenden vorm" bereikt is.
Dit te méér, nu de geheele Kamer er zonder
stemming haar goedkeuring aan hechtte.
Naar aanleiding van de mededeeling, dat ir.
Mussert onder protest ontslag zou nemen, in
dien men hem van hoogerhand zou dwingen te
kiezen tusschen fascisten-leider of het hoofd
ingenieurschap van den Utrechtschen Provin
cialen Waterstaat, deelt men aan de „Volks
krant" mede, dat die keuze den heer Mussert
wel niet al te zwaar zal vallen, omdat hü tüdig
gezorgd zou hebben, dat een fonds is gevormd,
waardoor hij voor zijn leven financieel schade
loos zal worden gesteld voor het geval hü bo
vengenoemde keuze zou moeten doen.
Pastoor J. W. J. Thompson van de Parochie
van de H. Cunera te Nibbixwoud is van de
H.H. Sacramenten der Stervenden voorzien.
Pastoor Thompson is reeds geruimen tijd lü-
dende, maar heeft nu weer 'n zoodanigen aan
val gehad, dat de toestand gevaarhjk moet wor
den geacht.
Het is de plicht van de Katholieke
pers om de Katholieke belangen te
verdedigen, daar waar deze wor
den aangevallen of miskend. Hierbij dient
evenwel op den voorgrond te staan, dat dit
geschiedt met kennis van de juiste feiten,
want als de verdediging gevoerd wordt te
gen denkbeeldige aanvallen, dan wordt
er aan de Katholieke belangen veel groo-
ter nadeel berokkend dan door stilzwijgen
bij een werkelijken aanval.
Dit alles stellen we voorop, nu we iets
zeggen willen naar aanleiding van het
hoofdartikel in het dagblad „Ons Noor
den" van Vrijdag 17 November onder den
titel „Minister Deckers stelt teleur".
De schrijver onderneemt een scherpen
aanval op den minister, wiens verdedi
ging op Donderdagavond hij niet heeft
medegemaakt, zoodat hij deze geheel
grondt op een verslag in een ochtendblad
en verder op eenige voorstellingen, die
volslagen in strijd zijn met de feiten. Over
dezen aanval, naar aanleiding van het ge
beurde met de Katholieke Marinevereeni-
ging „St. Christophorus", mag men niet
gering denken, de aanval eindigt zelfs met
den eisch tot verwijdering van den mi
nister, waar de redactie (na aan een
eventueelen eisch tot verwijdering van
den vlootcommandant te hebben herin
nerd) schrijft:
Nu de minister van Defensie achteraf
zich schaart naast dezen vlootcomman
dant, zal deze consequentie desnoods
moeten worden uitgebreid.
Want als onze Kamerfractie pok hierin
weer berust, dan moet men zich over de
gevolgen van een dergelijke politiek on
der ons kiezerscorps niet verbazen.
Wat dit laatste betreft: we zouden lie
ver schrijven, dat als een Katholiek or
gaan zijn lëzers zóó voorlicht, als wij da
delijk zullen aantoonen, men zich met
recht mag afvragen, wat de gevolgen zijn
voor ons kiezerscorps.
De redactie schrijft: de minister heeft
gezegd, dat een Katholieke belangen-ver-
eeniging bij de Marine niet meer wordt
toegelaten; wij lezen:
„Er was hier geen misverstand bij
den vlootvoogd, aldus de minister, maar
bij den Kath. Bond. Die meende, op den
ouden voet te kunnen voortleven, on
danks het feit, dat hij een belangenver-
eeniging is. En 'n belangenvereeniging
zelfs een katholieke, hoewel deze het
gezag hooghoudt en krachtens haar be
ginsel tegen elke revolutionnaire pro
paganda gekant is, wordt bij de Marine
bhjkbaar niet meer toegelaten.
Als kath. militaire vereeniging, die zich
uitsluitend bezig houdt met de geestelij
ke godsdienstige belangen der militai
ren, mag de Kath. Bond blijven be
staan. Daartegen heeft de vlootvoogd
hoe buitengewoon welwillend van
hem geen bezwaar, aldus minister
Deckers.
Wat hier staat is zuiver fantasie; een
Katholieke belangenvereeniging toch is
Terstond na de verschüning van het rapport
der Commissie-Romme, welke tot taak had in
opdracht van het Bestuur der R.K. Staatspartij
het vraagstuk van den reeds zoovele jaren be
pleiten kindertoeslag te bestudeeren en daar
omtrent van advies te dienen, hebben wü de
voornaamste overwegingen en conclusies uit
gemeld rapport medegedeeld.
Gezien de belangrijkheid van dit rapport, dat
over enkele dagen een onderwerp van bespre
king zal uitmaken in den Partijraad der R.K.
Staatspartü, laten wij hieronder nog uitvoeri
ger eenige citaten van de studie der Commissie-
Romme volgen.
In het eerste hoofdstuk van het rapport
maakt de Commissie in een theoretische be
schouwing onderscheid tusschen arbeid en iedere
andere koopwaar; arbeid moet menschelijk op
gevat worden; de onderste grens van het loon
dient te worden gevormd door wat de mensch,
de werker, minimaal noodig heeft voor een re-
delük en zedelük bestaan.
Wat wordt nu voor het onderhouden van een
redelijk en zedelük minimum-bestaan vereischt?
Het is duidelijk, dat een één-vormig ant
woord daarop niet te geven valt. Immers, wat
de mensch noodig heeft, om bescheiden maar
fatsoenlük van rond te komen, hangt af van
de omstandigheden, waarin die mensch ver
keert, niet op de laatste plaats van de omstan
digheid of hü, behalve zichzelf, ook een gezin
te onderhouden heeft, voor welk geval het on
derhouden van het eigen persoonlijk bestaan
naar redelükheid tot de cnmogelükheden be
hoort tenzij tegelijkertüd het loon toereikend
is voor het onderhouden der gezinsleden. Wil
de arbeiders-huisvader met acht kinderen
die niet anders heeft gedaan dan overeenkom
stig zijn recht en zijn plicht een natuurlijk en
redelük gebruik maken van het huwelük, dat
hü op redelijken leeftijd heeft gesloten toe
komen aan datgene, waarop hij minstens recht
heeft, met name een loon, waarvan minimaal
zün gezin en hü zelf kunnen bestaan, dan be-
teekent dat, dat hü minimaaleen hooger loon
moet genieten dan het minimum-loon van den
arbeider, die vrouw en twee kinderen heeft.
De individueele werkgever heeft er nu voor te
zorgen, dat de arbeider inderdaad aan zün be
staansminimum toekomt.
Practisch zal evenwel de werkgever in de in
dividueele rechtsorde niet in staat zün, om die
zorg te effectueeren, wül practisch het uitkeeren
door den individueelen werkgever van verschil
lende loonminima aan elk zijner arbeiders, al
naar gelang van hun gezinsbehoeften tot de ori-
mogelükheden behoort.
De menschelijke arbeid is echter van nature
ook sociaal, de arbeid des enkelings onderdeel
van den gemeenschappelüken totalen arbeid.
En zoo komen we tot de beschouwing van de
vergelding van den arbeid in zün sociaal ver
band, de vergelding van den gemeenschappe-
lijken, den totalen arbeid, waarbü niet staat
individu tegenover individu, maar groep tegen
over groep en daarenboven elke groep tot elk
harer leden als zoodanig en omgekeerd.
Die totale arbeid moet beloond worden min
stens zoo, dat voor ieder van degenen, die tot
het geheel van dien arbeid bijdraagt, zün mi
nimum-bestaan, het bestaan van hem en zün
gezin, erin zit. De groep, die den totalen arbeid
ontvangt, is verschuldigd het aequivalent van
dien totalen arbeid, zünde minstens het noodige
voor het bestaans-minimum van elk dergenen,
die tot de arbeidersgroep behooren, d.w.z. derhal
ve voor het bestaans-minimum van hen en van
hunne gezinnen. Het aequivalent wordt büeen-
gebracht, doordat elk der groepsleden, die van
den totalen arbeid mee-ontvangt, zün evenredig
deel daaraan büdraagt; van dat totaal-büeen-
gebrachte komt aan elk dergenen, die tot de
arbeidersgroep behooren, zün deel, zün be
staans-minimum (van hem en zijn gezin) ten
goede, doordat naar het beginsel van ieder-
het-züne, ieder zün bestaans-minimum (van
hem en zijn gezin), dat totaal-büeengebrachte
wordt verdeeld.
De eenige afdoende voorziening zal zün:
De instelling van wettelük erkende gezinskas-
wèl toegestaan en deze behoeft zich niet
uitsluitend bezig te houden met de gees
telijke en godsdienstige belangen. Het
zelfde is het geval als de redactie later den
vlootcommandant laat zeggen,
„dat hij geen belangenvereeniging duldt
bij de marine, ook geen Katholieke, dus
jullie hebben je om te vormen tot een
zuiver godsdienstige vereeniging, die
zich niet meer met de marinezaken be
moeit. Ik wil ook niet meer, dat mari
nepersoneel daar in het bestuur zit en
ook niet in de redactie van het veree-
nigingsorgaan.
Den uitroep, dat dit alles niet helder en
verheffend is, heeft de redactie aan het
verkeerde adres geplaatst; het tegenover
gestelde toch is het geval. Volgens het re
glement van de belangenvereenigingen
moet het bestuur uitsluitend bestaan uit
marinepersoneel en mogen er geen buiten
staanders in zitten. Juist het omgekeerde
van hetgeen de redactie schrijft. Het is
dan ook in strijd met de waarheid als in
dit artikel geschreven wordt, dat de minis
ter den vlootaalmoezenier opdracht heeft
gegeven, de reorganisatie van den Katho
lieken Marinebond in de richting van een
uitsluitend godsdienstige vereeniging ter
hand te nemen. De minister zou daartoe
niet. eens de macht hebben. Wat de minis
ter gedaan heeft zullen we direct vertellen,
als we eerst den bewindsman zelf aan het
woord hebben gelaten.
Over het voorgevallene met de marine-
vereeniging St. Christophorus is zooveel
geschreven, dat we het noodzakelijk ach
ten, nu de handelingen verschenen zijn,
dit woordelijk weer te geven, want er mag
daarover geen misverstand bestaan. De
hoofdaalmoezenier van leger en vloot
heeft de kwestie onderzocht en deze was
het die rapporteerde, dat het z. g. conflict
berustte op een misverstand.
De minister zeide in de Kamer:
„Men verkeerde bij de leiding van St.
Christophorus in de meening, dat men
de oude werkwijze mocht volgen totdat
de vereeniging zou zijn gereorganiseerd
in dèn zin van het Reglement belangen
vereenigingen. Men is in die meening,
naar men zegt, komen te verkeeren op
een audiëntie, die ik aan het bestuur
van de Katholieke vereenigingen van le
ger en vloot heb verleend. Dat is een
misverstand; ik heb dat op die audiën
tie natuurlijk niet toegestaan. Voor al
le voorzichtigheid er is daar geen
stenografisch verslag van opgemaakt
is nog eens geïnformeerd bij de man
nen van de landmacht, en ook de man
nen van de landmacht verzekeren iets
dat zeer logisch is, want ik had het eeni
ge maanden te voren reeds schriftelijk
bepaald dat men zich in afwachting
van de reorganisatie der vereeniging
moest gedragen naar de beginselen,
neergelegd in het Reglement belar.gen-
Naar wü vernemen ligt het in het voornemen
van de regeering tot chef van den nieuw in re
stellen regeeringspersdienst te benoemen den
heer A. J. Lievegoed, redacteur der „Nieuwe
Rotterdamsche Courant", docent voor het dag
bladwezen aan de Rijksuniversiteit te Leiden
en oud-hoofdredacteur van de „Sumatrapost"
en „De Locomotief".
Voor den op de Avusbaan verongelukte
auto-renner Otto Nerz is een gedenksteen
onthuld.
vereenigingen. Maar de matrozen heb
ben dat dan verkeerd begrepen en de
commandant van de marine deed zijn
plicht, toen hij, constateerende, dat
maanden na de vaststelling van het Re
glement belangenvereenigingen „St.
Christophorus" nog leefde onder de oude
bepalingen en zich niet gedroeg, zooveel
mogelijk, naar de beginselen, in dat Re
glement neergelegd, de vereeniging er
op wees, dat men zich moest voegen, ook
in afwachting van de reorganisatie, naar
de voorschriften van het Reglement be
langenvereenigingen."
Men ziet dus hieruit, dat er wel een Ka
tholieke belangenvereeniging bij de Ma
rine mag bestaan, de minister stelt er zelfs
prijs op, hij heeft de besturen bij zich
laten komen om dat te vertellen. Alleen
toen men op den ouden voet doorging heeft
de commandant van de marine gewaar
schuwd. Nu kan men er over twisten of
dat wel taktisch is geschied, maar daar
op is de veroordeeling van het beleid in
„Ons Noorden" niet gegrond.
De minister zegt trouwens zeer duidelijk
in de Kamer:
„Het is geenszins de bedoeling geweest
van den commandant van de marine om
de Katholieke schepelingen te treffen
of het Katholieke vereenigingsievon als
zoodanig onmogelijk te maken of ernstig
te bemoeilijken. Hij, die dit zegt cf te
verstaan geeft, rechtstreeks of zijde
lings, doet onrecht aan den comman
dant van de marine. Deze commandant
van de marine is er nl. met mij van,
overtuigd, dat de militairen, die reeds
krachtens hun overtuiging verplicht, zijn
tot gehoorzaamheid aan de Overheid en
onderwerping aan het wettige gezag, een
kostelijk bezit vormen voor de weer
macht.
sen of kindertoeslagfondsen, met verplichte
deelneming, waaruit uitkeeringen wtorden ver
strekt vanaf het eerste kind.
De vraag rüst, of dit doel op korten termijn
bereikbaar is. Bü de beantwoording dezer vraag
stelt de Commissie voorop, dat wij h.i. leven in
een tüd, waarin morgen noodzakelijk te ver we
zenleken zal moeten zün Wat gisteren nog on
bereikbaar scheen; met betrekking tot de onder-
werpelüke materie schijnt het der Commissie
toe, dat deze overweging in het bijzonder klemt
en dat de ontwikkeling der economische en so
ciale omstandigheden steeds dringender een af
doende voorziening eischt. Daarnaast meent de
Commissie evenwel, dat toch ook rekening moet
worden gehouden met de mogelijkheid, dat aan
de verwerkelijking van de afdoende voorziening
zal moeten voorafgaan een begin van verwerke
lijking daarvan, en wel door de instelling van
wettelük erkende gezinskassen of kindertoeslag-
fondsen, niet met verplichte deelneming, maar
met beperkt-vrüwillige deelneming, en waaruit
uitkeeringen worden verstrekt niet vanaf het
eerste kind maar vanaf het derde of vierde
kind.
Dit laatste nu wordt uitgewerkt:
a. voor particuliere loonarbeiders;
b. voor kleine zelfstandigen.
Voor de groepen der particuliere loonarbeiders
zal de regeling volgens de commissie slechts van
kracht behooren te zün, voorzoover het loon een
bepaalde grens niet overschrijdt; bü stüging der
salarissen komt een grens, waarboven geen spe
ciale voorziening meer behoeft te worden ge
troffen.
De Commissie meent, dat voor de bepaling
van de maximum-loongrens rekening mag wor
den gehouden met de gezinsinkomsten, derhalve
ook medegeteld mogen Worden de inkomsten der
tot het gezin behoorende kinderen.
Voorts behoort de hoogte der uitkeering ver
band te houden met het ontwikkelingspeil van
den arbeider, in dier voege dat, binnen de
maximum-loongrens, de uitkeering hooger be
hoort te zün voor hem, die geschoolden arbeid
verricht en dus, in het algemeen gesproken, een
hooger ontwikkelings- en beschavingspeil heeft
bereikt, dan voor den ongeschoolden arbeider.
Intusschen meent de Commissie, dat het uit
practische overwegingen aanbeveling verdient,
zich ertoe te beperken, den toeslag in stijgende
lün te verbinden aan de, gebruikelüke, indeeling
in loongroepen.
De Commissie erkent, dat er groote bezwaren
bestaan tegen een regeling, volgens welke deel
neming niet verplicht wordt.
Die bezwaren zijn:
1. dat men het gevaar loopt te belemmeren
de in-dienstneming van huisvaders met groote
gezinnen, en een prikkel schept, dat bü de aan
stelling ongehuwden en gehuwden met kleine
gezinnen den voorrang krügen;
2. dat de toetreding, tot het fonds, van uit
verzekeringsoogpunt slechts risico's d.w.z.
van ondernemingen, die relatief veel huisvaders
met groote gezinnen in dienst hebben sterker
zal zün dan de deelneming van zgn. goede risi
co's, zoodat de dreiging bestaat, dat het fonds
een eenzijdig karakter, wat betreft de risico's,
gaat vertoonen;
3. dat de basis voor premiebetaling wankeler
is dan wanneer de deelneming verplicht is, wü'l
alleen in het laatste geval het mogelijk zal zijn,
om wetenschappelük, op den grondslag der sta
tistiek, de premies vast te stellen.
Er zal wil de regeling goed werken niet
te veel aan de vrijwilligheid van de werkgevers
mogen worden overgelaten. Daarom heeft de
Commissie de volgende regeling uitgewerkt:
Een wettelijke regeling opende de mogelük-
heid, dat een in een bedrüfstak uit het parti
culiere initiatief voortgekomen gezinskas ver
plichtend wordt gesteld voor alle bedrijfsge-
nooten.
De gezinskas strekke ertoe, aan de werkne
mers in de aangesloten ondernemingen een
bepaald percentage van en boven het door hen
te verdienen loon uit te keeren voor elk kind
beneden den leeftijd van 14 jaar, aanvangende
met het vierde kind. De voor de uitkeering be-
noodigde gelden worden, behoudens de inkom
sten uit de Staatsbüdrage, verkregen uit de
aangesloten ondernemingen, waarbij het werk
gevers- en het werknemers-element in het be-
drüf onderling zullen vaststellen, op welke
wüze die premie zal worden opgebracht.
De gezinskas worde zooveel mogelük bedrüfs-
gewüze opgebouwd. Daarnaast zü echter mo
gelijk de oprichting van een gemengde kas. Een
algemeene vereveningskas verbinde de verschil
lende kassen.
Naar de algemeene verplichte aansluiting bü
een gezinskas worde, vooral met het oog op de
Een wettelüke regeling opene de mogelük-
gelijk gestreefd.
Zoolang die algemeene verplichting niet be
staat en men derhalve vrij is al flan niet toe
te treden, worde een daaruit voortvloeiende
hoogere premie voor de aangeslotenen bü een
gemengde kas dan voor de aangeslotenen bü
een bedrijfskas opgevangen door een extra-
RÜksbijdrage.
Bü de stichting van een fonds voor kleine
zelfstandigen rüzen de practische bedenkingen,
als gevolg van het niet-verplicht-zü'n nog ern
stiger. Niettemin acht de Commissie het mo
gelijk dat langs den weg van de organisaties
van kleine zelfstandigen een zoodanige groeps
vorming wordt gewaarborgd, dat op den grond
slag daarvan kan worden opgebouwd een fonds
dat uit verzekerings-technisch oogpunt vol
doende wordt geacht en derhalve deelachtig
kan worden de wettelijke erkenning met den
daaraan verbonden steun.
Bü het falen van deze andere wijze van voor
ziening, acht de Commissie het 't best, dat de
Staat door middel van een bestemmingsbelas
ting op ongehuwden, kinderlooze en kinder-
arme gehuwden de noodige gelden büeenbrengt
in een zgn. kinder-rentefonds, om daaruit,
naar een percentage van het inkomen, een kin
derrente ten behoeve van de kinderrijke ge
zinnen uit te betalen.
Wat het Overheidspersoneel betreft, luidt het
oordeel der Commissie als volgt:
1. dat tot de richtlijnen, waarnaar de Regee
ring hare nieuwe bevoegdheid zal behooren te
hanteeren, mede zal moeten worden gerekend
het doen in acht nemen door de lagere orga
nen van den gezinsfactor in hare loon- en sa
larisregelingen, door opneming daarin van een
kindertoeslag;
2. dat, in aansluiting daaraan, het goed zal
wezen, om straks in de Ambtenarenwet, naast
de in art. 125 genoemde en bovenvermelde on
derwerpen, ook op te nemen als onderwerp,
waaromtrent een regeling door de lagere orga
nen moet worden vastgesteld: den kindertoe
slag.
In Zürich is iets verbazend leuks gebeurd
een kluchtspel gelük en misschien is
het leuks er nog niet afgeloopen:
aan genoemde Zwitsersche stad is de eer te-
beurt gevallen een intocht van helderzienden te
beleven; van heinde en verre zün de leden van
het helderziende gilde er tezamengestroomd om
te vergaderen en er hun clairvoyante kunsten te
toonen.
Een normaal, dus een troebeler-ziend mensch
heeft in zoo'n gezelschap natuurlük geen le
ven: de helderziende dames en heeren küken
hem dwars door z'n lichaam en z'n ziel heen;
ze weten precies, wat hü allemaal op z'n kerf
stok heeft, wat hü van z'n omgeving denkt en
welk lot, welk noodlot wellicht, hem wacht.
't Moet heel onbehaaghjk zün, zóó doorgeke
ken te worden.
Maar terzake:
het illustre gezelschap is in Zürich aan 'fc
vergaderen en aan 't experimenteeren gegaan,
en nu zou men veronderstellen, dat in een
dergelüken elitekring crème de la crème
ook het ongelooflükste, het phenomenaalste
gepraesteerd zou worden: klinkklare wonderen!
't Is echter excuseer, dat wü u een illusie
ontnemen moeten uitgeloopen op rumoer en
vechtpartijen:
tüdens de séances toch wilde de ééne helder
ziende al maar helderziender blüken aan de
andere, de wondermenschen trachtten elkaar te
overtroeven, met het gevolg, dat er wrüving
ontstond en de helderzienden elkander uit wraak
gingenontmaskeren, ten overstaan van
het publiek, dat zich verdiende loon! nu
eens duidelük bedrogen zag; de politie moest
eraan te pas komen om de vechtende wonder
menschen te scheiden en voorlopig heeft de
politie verordonneerd, dat er althans geen bui-
tenlandsche helderzienden meer toegelaten mo
gen worden.
Die keken waarschijnlük tè helder en waren
wellicht al te kwiek in het ontdekken van de
trucjes.
Toch niet slim overigens van die helderzien
den om in Zürich zulke grootsche séances op
touw te zetten: als helderzienden hadden ze
immers moeten weten, van wat voor 'n koüe
kermis ze uit Zürich zouden thuis komen!
Wij voor ons zien echter groot nut in derge-
lüke séances, en wü zouden willen voorstel
len, ook in Nederland een alles overbluffend
helderzieners-congres te organiseeren, waar
een ieder het beste van zün kunnen zou moe
ten praesteeren.
U zou eens zien:
evenals men dieven vangt met dieven, zoo
zou ook in Nederland blüken, dat men helder
zienden het best en het secuurst vangt met....
helderzienden.
En zulk een ontmaskering zou veler oogen
openen.
Intusschen, de geachte afgevaardigde
de heer van de Bilt mag te recht ver
trouwen, dat de zaak ook in Nieuwediep
wel in orde zal komen. Ik heb den hoofd
aalmoezenier van leger en vloot uitge-
noodigd in zake de reorganisatie van St.
Christophorus leidend en helpend op te
treden. Ik heb geen enkele reden om
aan te nemen, dat dit optreden niet zal
leiden tot een gunstigen uitslag.
Hieruit blijkt tevens, dat geen opdracht
is verstrekt aan den vlootaalmoezenier,
maar dat de hoofdaalmoezenier is uitge-
noodigd om leidend en helpend op te tre
den, teneinde St. Christophorus te maken
tot een belangenvereeniging, wat zij
nog niet is. Ze is nog een vakvereeniging
en gedroeg zich zoodanig naar het inzicht
van den commandant.
Ten slotte meent de redactie den heer
v. d. Bilt als een soort kroongetuige te
kunnen aanhalen voor haar gansch ver
keerde voorstellingen, waar zij schrijft:
„Het Kath. Kamerlid de heer v. d. Bilt
heeft hedennacht, na deze mededeeling
van den minister verklaard, dat op dit
beleid heel wat aan te merken is.
Inderdaad, men kon het moeilijk
zachter zeggen."
Ook hier weer juist het omgekeerde,
want blijkens de Handelingen zegt de heer
v. d. Bilt:
„Na hetgeen de minister gezegd heeft
over de personeelsorganisaties, de perso-
neelsvereenigingen, heb ik het vertrou
wen, dat deze zaak wel in orde zal ko
men, al zou ik misschien ten opzichte
van den bekenden brief van den vice-
admiraal te Den Helder nog eenige op
merkingen kunnen maken."
Precies wat wij reeds schreven: was de
brief, die zooveel stof heeft doen opwaaien,
wel taktisch? Maar voor de rest was men
volkomen bevredigd.
Indien men echter zijn lezers voorlicht
als in „Ons Noorden" geschiedde, dan
moet men er zich niet over verwonderen,
als het eens niet in orde zou komen;
maar dan ligt de schuld niet bij den be
windsman.
Van een bestrijding, als welke dezen te
beurt viel vanwege een Katholiek Dag
blad, meenen we te moeten zeggen: ver
heffend is anders.
Het gemeentebestuur van Rotterdam heeft
thans voor het personeel de gelegenheid open
gesteld vrijwillig ontslag te nemen. Indien te
weinig vrijwilligers zich aanmelden, zullen de
genen, die daarvoor in aanmerking komen, op
wachtgeld worden gesteld.
45 ets p. pond - 22 J ets p. half pond