De stad in St. Nicolaastijd
fis
i
Spelletjes op pakjesavond
1
1
BEKOORLIJKE LUISTER
-êj
TORENTJE BOUWEN
SINT NICOLAAS-NUMMER
De groote tijd van koopen en de
goede tijd van zaken doen
Geven en ontvangen
Edele motieven?
Een keisteen?
IP1II1P
«ii!
"v":
~"j -•&
m s.,&
Als Sint mij dit eens allemaal gafl
Poëzie
,,Ik ridder, kom van een ridder
en zeg tot een ridder.
Zingen met den sleutel
Het torentje
Zingen met den sleutel
Een heel oud spelletje
A
De tijd van de Sint Nicolaasdagen betee-
kent voor de groote stad de tijd van
de lichtstraling.
Het licht plaatst alles in een bekoorlijken
luister.
Als men overal de handen in beweging ziet
om de etalages uit te dossen met pronk en
praal, als men de mooiste waren ziet voor den
dag gehaald, als men smaak en reclamezin ziet
wedijveren om voor de winkelruiten een stil
leven te scheppen van voornaamheid en alles
zoo schikt en past en moeizaam vorderen gaat,
komt daar het glorierijke licht zijn schittering
leenen.
Lijk de zomerdag slechts zomerdag kan zijn
als boven de velden en roode daken het zonne
licht davert, zoo is het in deze dagen het ücht,
dat alles levenskleur moet geven, het felle licht,
dat met betoovering den menschen de illusie
geven moet van blijheid en opgewekte harte-
vreugde in deze dagen, omdat ook uit hen het
licht, dat de liefde is, uitstralen moet. Dat is
nog de poëzie van dezen tijd.
Dan heeft ook een stad nóg haar poëtische
dagen.
Is het zoeken naar dat weinige niet een be
kentenis van het overigens gemis daarvan.
Want het licht dat uitstraalt, vindt zijn bron
ln geen enkele kracht van traditie of louter
altruïsme.
Deze tijd is die van altruïsme, zegt men altijd
Als dat waar is, dan moet Sint Nïco'.aas, de
Roomsche heilige, wel bijzondere schutspatroon
wezen van onzen tijd.
Het aanzien van de stad in dezen tijd is ech
ter niet zoo mooi uit edele motieven Het is
de groote tijd van koopen en de goede tijd voor
zaken doen.
Vandaar al dat licht, die bekoring en betoove
ring, die de menschen bevangen zullen.
Het is niet meer dan louter egoïsme al dat
geschitter van veel licht. En slechts ien spe
culatie op hetgeen het hart der menschen roert,
de liefde en vriendschap tot zijn dieibare en
evenmensch.
De rest is maar ijdel geschitter. En alles
pronk en praal maar zonder poëzie.
Die schuilt alleen nog in het binnenste, in
het hart der menschen.
De poëzie van het Sinterklaasfeest leeft nog
voort in stille stedekes en op het platte lend.
Daar staat het nog in het teeken van de
romantiek.
In een dorp voel je dezen tijd aankomen,
zooals je in het voorjaar de lente voelt komen,
groot ongekend mysterie van weelde, van frls-
sche geuren en zacht melodieus gebeier van
duizenden zilveren klokken, heel. heel ver.
Zoo komt ook deze tijd geheimzinnig aange
slopen in de dorpen.
Als in de laat-Novemberdagen reeds en be
ginnend December de kleine, stille, onpreten-
teuze huizekes plots in een fantasie geraken
van telken jare weerom komende droomen. als
ongezien en ongemerkt plots bij het volk weer-
keeren de oude, eeuwenoude gebruiken, als ach
ter de poovere raamvlakte voorzichtig de koop
spullen worden opgetast en voor ons, grootste
delingen, bespottelijk worden opgepronkt, als
over de stille dorpsstraten de kinderen, met hun
klompen dof ploffend in den even gedooiden
aardegrond, in druk praten met roode gloei-
wangen komen afdrentelen en de kleine venster
raampjes met hun drieën reeds dekkend, schou
der aan schouder voor al het moois staan wak
ker te droomen, als achter de vol met groote
stijve speculazen beladen vensterbank de dorps
bakker genoeglijk zijn pijpje rookt en de blij
heid van den goeden tijd door zijn gezicht heen-
lacht, en de witte rookpluimen uit de schoor-
steenen van het dorpske opstijgen en op en
neder zweven boven de lage daken. groeD van
jaren en van rust, als in de vroegsehemer uit
de kleine raampjes het blijde licht pinkelt en
de jongens langs de huizen dwalen en zingen
hun oude liedjes, waarin de bodem waarop zij
geboren zijn, zijn stempel drukt, en galmen
met onbeschaafde stemmen in de stillen avond...
dan voelt men de romantiek van het ouderwet-
sche Sinterklaasfeest en wandelt men in een
tijd, die voor de stad reeds lang, heel lang
vervlogen is.
Ook het licht, het felle licht is slechts een
zacht, lief, aanminnig masker voor een gelaat,
wreed vertrokken van fel, heet egoïsme.
Zoo lacht de stad in deze dagen.
Sint Nicolaas is de groote dag van „geven".
Ook van ontvangen, maar voornamelijk
slechts voor kinderen en de vrouwen, die ook
meezingen mogen van „peertjes van den hoo-
gen boom".
Is het de groote dag voor de gevers, dan is
het de groote dag voor de koopers, en dus ook
voor de verkoopers. En daarom straalt de stad
in licht en luister en trekt zij zulk een opge
wekt gezicht.
Deze tijd is de groote tijd voor het aderlaten
der beurzen.
Wie in dezen tijd zijn geld weet binnen te
houden, is een gladde vogel.
Het best doet men, zoo men dat ook wezen
wil, niet buitenshuis te komen en niet zien.
wat er te zien valt. Of beter dat men niet laat
zien, want voor zich zelf is 't nog zoo moeilijk
niet te passen, maar anderen zien, verlangen en
begeeren en vragen maar aan Sinterklaas.
Aan Sinterklaas, dat is aan het -ste in u
zelf.
Wee die zijn hart gesloten houdt in deze
dagen, hij twijfele er aan, of in zijn borst geen
keisteen zit.
Het groote doel van iederen winkelman in
dezen tijd is, zijn waren zoo te étaleeren, dat
men voor den dubbelen drang, die /an binnen
uit en die van buiten bezwijken moet.
Zoo ziet men overal de menschen in de weer.
In de groote magazijnen, die heel het jaar
door reeds showrooms zijn geworden en waar
aparte vaklui zich alleen bezighouden met het
5
étaleeren, kan men wel haast niet meer boven
het peil van anders uit. Maar alles wordt toch
aangewend, met zorg en smaak geschikt en
uitgelezen, hetgeen nu de oogenlust moet
wezen. Men komt er toe om geheele winkel
ruimten zoo decoratief te omeeren. dat men zich
waant voor tableaux van een allermodernst
poppenspel, een moderne poppenkast voor de
grooten, die ook dikwerf kinderen sunnen zijn
en zeker net zoo hard kunnen bedelen en zani
ken, als ze iets willen hebben. En de groote
modemagazijnen, waar waarlijk prachtig en
onovertroffen wordt geëxposeerd en waar de
dames met hart en ziel staan te verlangen, zijn
tegelijk voor menigen man een ramp en een
middel om de verlangens van zijn vrouw maar
aldoor grooter en grooter te doen zijn. Hij zal
als hij met zijn vrouw voor de étalages zijn
bewondering staat te uiten, ze in zijn hart ver
vloeken als zijn grootste vijanden.
Zijn er ook die 't niet doen? Ik geloof van
wel.
Maar bovenal zijn het de speelgoedwinkels,
die in dezen tijd de meeste belangstelling weten
te verkrijgen.
Maar we dwalen de stad rond en komen ook
veel bij winkels, die veel nuttigs bieden. Want
ook dat wordt in dezen tijd veel gevraagd. En
we zien, hoe de groote magazijnen rijk zijn op
getooid met allerlei voor allerlei gebruik. Deze
willen het leven geven, wat het noodig heeft.
Langs alle zijden kijken ze u achter de win
kels aan. Zij vragen u. Zij roepen u. zij drin
gen u, kom! Kijk! Koop! Vooruit! Vooruit.
Kijk! Vooruit! Vooruit! Zij blijven stil staan,
maar zij zouden u bij den arm willen grijpen
en u niet loslaten, voordat ge hen gelaten hebt
het goud, het zilver, waardoor hun oogen zóó
schitteren van een gruwzame blijheid.
Sinterklaasfeest is 't feest van het altruïsme!
Sint Nicolaas de groote gever!
Waar brengt ge mij dan heen om te zien, het
poëtische, wat dit feest nog heeft, nog hebben
moet, ook in de groote steden!
Ik zag een paar jongens en een meisje was
er ook bij, met zwart beroet gezicht de winkels
afloopen en aan den uitgang bij de deur, zongen
ze het bekende deuntje van dezen tijd. Een der
jongens ondersteunde het kleurloos gezang door
het stompen met een stok op den vloer. Als ze
één, twee, drie iets krijgen, zijn ze weg. Als ze
één, twee, drie niets krijgen, zijn ze weg
En zoo vliegen ze de straten af, om zooveel
mogelijk op te halen.
Ze zien er slordig, erger, ze zien er smerig en
ties uit.
Ik zag ze uit een vieze slob komen.
Ze dragen kenteekenen van ontaarding.
De poëzie van het Sinterklaasfeest in de stad?
Toen ben ik maar opgehouden met te zoeken
en te denken.
En toen vond ik het poëtische van dit feest,
niet op de drukke straten, niet in de groot-
moderne zonnelichte winkels, niet in dien laat-
sten uitlooper van een volksgewoonte, die ook
al weer steunt op bedelzucht, maar in den
stillen huiselijken kring, waar ik de drie
kleintjes op hun bloote voetjes in hun hansopjes
bij den schoorsteen zag gehurkt en hoorde
roepen: „St. Nicolaas, bent daar al?"
Pa, wanneer komt Sint Nicolaas?
Als jullie heel zoet bent, komt bij volgen
den Zondag.
Ik wou dat het al Zondag was!
En u, moe?
En moe: „Nou, ik ook hoor!" en zij lachte
eens en keek naar pa en die lachte ook eens.
Maar dan moeten jullie allemaal veel van
moe houden!
En moe: „En heel veel van pa".
En de grootste van de drie, een bengel van
een jongen, wilde zeggen: „En u ook" maar
moe hield met een zoen die taal van naar eigen
hart in zijn mond.
Het was een oogenblik stil. Allen zagen el
kander aan.
„Ik geloof dat Sint Nicolaas voorbijging
jongens, op z'n mooie witte paard'"
Iets is er nog van overgebleven en dat is nog
het mooiste wel.
De dagen zijn voorbij, dat er nog geen ge-
zondbeidscommissiën waren, die er nadeel in
zagen, dat de banketbakkers het Sinterklaas
gebak vergulden lieten door jonge meisjes, die
op een verguld partij werden gevraagd. Waar
van Hildebrand in zijn Camera Obscura zoo'n
keurig tafereeltje heeft geschilderd.
Maar al zijn die dagen voorbij, lang reeds
voorbij en met ben vele goede, aardige, volks-
eigene gewoonten, die een rijkdom inhielden
van poëzie en schoonheid, de kern is blijven
bestaan.
Aan de huiselijke schouw kon het Sint Ni-
colaasfeest nog blijven bestaan.
En ieder, die het feest mint, zoeke de viering
ervan aan den huiselijken haard.
Als een feest van liefde, van mededeelzaam
heid, van goedheid.
De moderne stad schittert in deze dagen in
een aureool van licht.
Maar al die schittering is maar gehuurd, is
geen uiting van viering van een volk, komt
niet naar boven uit het innerlijke der volks
ziel, al die schittering is een middel om te ver
krijgen, waarnaar ze haakt: het goud.
Daarom trekt de stad in dezen tijd zoo'n vroo-
lijk gelaat.
Wie laat er zich door beetnemen?
Nog slechts enkele dagen en St. Nicolaas-
avond is weer daar. Reeds schitteren
ontelbare kinderoogen bij de gedachte
aan het naderende feest.
Maar niet alleen de kinderoogen schitte
ren. Neen, ook de groote kinderen en de vol
wassenen glunderen van pret, zoodra zij denken
aan de vele St. Nicolaasgrappen uit het ver
leden, en overal worden reeds snoode plannen
beraamd voor „Pakjesavond" 1933. Want
het is niet in de eerste plaats het geven en
ontvangen van geschenken en lekkernijen dat
't St. Nicolaasfeest zoo populair doet zijn bij
kleinen en grooten. Van oudsher zijn op dezen
avond alle familieleden en vrienden bij één der
hunnen om den huiselijken haard vereenigd, dan
wordt er gezongen en gelachen, dan wordt
ieder op zijn beurt in 't zonnetje gezet, dan
wordt er geplaagd en verwend, dan zijn voor
enkele uren alle zorgen, alle geleerdheid, alle
levensernst vergeten en zijn plotseling allen
weer kinderen geworden. In afwachting van
het bezoek van den Heiligen Bisschop, of nadat
de Sint z'n bezoek en milde gaven gebracht
heeft, zitten allen om de groote tafel bijeen,
en doen mee aan de spelletjes, gekozen terwille
van de 4 it 5-jarige kleuters: „Ik zie wat jij
niet ziet", kienspel, ganzebord of harlekijn-
spel (met dobbelsteenen). Waar deze ouderwet-
sche spelen niet meer in huis zijn, bedenkt men
iets anders
Van 4 hazelnoten maakt men midden op de
tafel een torentje, door 3 tegen elkaar te leg
gen en 1 er boven op. Vader geeft elk der aan
wezigen een noot en om beurten, de hand aan
den rand van de tafel, schiet men de noot tus-
schen duim en wijsvinger weg. Wie het torentje
ommikt, mag deze noten behouden. En vader
zet weer een torentje, tot de zak leeg is.
Nu komt Moeder met een zak aanzetten Er
zijn kersepitten in en met een ernstig gezicht
zegt ze: „Ik kan een veel mooier torentje ma
ken". En ze legt 6 kersepitten voor zich op
een rijtje, daarboven 5, enz. totdat het torentje
klaar is
Allen maken nu ook zoo'n torentje en dan
krijgt moeder een dobbelsteen en werpt deze
over tafel. Als de 4 boven komt strijkt zü voor
zichtig het rijtje van 4 weg en legt die vlak
bij zich. „Ziezoo die zijn alvast binnen" zegt
ze en werpt opnieuw. Nu gooit zij b.v. 1 en
neemt ook de bovenste weg. Zij mag verder
gaan tot ze een getal gooit, dat reeds wegge
nomen is. Dan is zij af en geeft den dobbel
steen aan den linkerbuurman of buurvrouw.
Zoo gaat de dobbelsteen rond. Als iemand zijn
torentje geheel binnen heeft, mag hij gewoon
verder gaan en begint dan aan het torentje van
degeen, die links van hem zit of als dit ook
reeds op is, van degene die daarnaast zit. Hij,
die aan 't slot de meeste kersepitten heeft is
winnaar.
Maar nu moet er, terwijl er chocolade ge
schonken wordt, weer eens gezongen worden.
Allen zitten in een kring om de tafel, of als er
heel veel kinderen by zyn, op den grond en
houden met beide handen een touw vast,
waarvan de uiteinden duideiyk zichtbaar aan
een geknoopt zyn. Ook kan by den knoop een
sleutel bevestigd worden. Als een lied wordt
ingezet, wordt het touw doorgegeven zoodat de
knoop of sleutel van hand tot hand gaat.
Zoodra het liedje uit is, houdt men het touw
stil. Hy die den sleutel heeft, moet een opgave
uitvoeren, door één der anderen genoemd, b.v
kopje duikelen, het plafond kussen, met 4 poo-
ten tegen den muur gaan staan, bü de buren
vragen hoe laat het is of als een muschje de
kamer rond huppen.
Ondertusschen zyn de kleintjes naar bed ge
bracht en moeder schuift weer bij. Nu komen
er weer wat drukker spelletjes, b.v.
Vloeipapiertje blazen. Allen schrij
ven een taak op een vloeipapiertje, b.v. onder
de tafel door kruipen, het huis of de kamer
rond hinkelen, allen aanwezigen de hand of een
zoen geven. De papiertjes worden losjes in el
kaar gekreukeld en in 't midden van de tafel
gelegd. Allen gaan weer aan 't blazen. Wie af
is, moet de opgeschreven taken uitvoeren.
Tot slot van den avond weet grootmoeder nog
een heel oud spelletje, waar nartelijk bij ge
lachen kan worden, zy neemt een sleutel en
terwijl zy dien aan degeen, die links van haar
zit, overhandigt, zegt zij:
„Ik ridder kom van een ridder en zeg tot een
ridder."
Opgave is nu, dat ieder den sleutel verder
doorgeeft, terwyi hij precies dezelfde woorden
spreekt. Als de sleutel geheel is rondgegeven, is
grootmoeder weer aan de beurt en zü zegt nu:
„Ik, ridder, kom van een ridder en zeg tot
een ridder, dat er een arend is gevonden."
Telkens als grootmoeder aan de beurt komt,
maakt zy den zin weer langer, door er een ken
merk van den arend bij te voegen, en zij kiest
juist de wonderlijkste kenmerken, b.v. een rood
borstje, een pimpelpaarse kuif, kanariegele poot
jes, een zacht-rose staart enz. enz.
Wie zich vergist, of door 't lachen niet ver
der kan, moet een knoop in z'n zakdoek doen
en dezen zakdoek met den knoop naar voren
opzetten. Nu mag hij niet meer zeggen: „Ik
ridder," maar „ik, éénhoornige ridder" en de
geen die op hem volgt moet zeggen: „Ik ridder,
kom van een éénhoornigen ridder en zeg tot
een ridder, dat er een arend is gevonden," enz.
Vergist een éénhoornige ridder zich. dan komt
er nog een knoop in z'n zakdoek en heet hij
„tweehoornige ridder."
Zoo wordt het steeds moeilijker. Eindelijk kan
niemand er meer wys uit, en dan is 't meteen
meer dan tyd dat de groote kinderen ook naar
bed gaan. De Sint Nicolaasavond is voorby en
de spelletjes biyven weer rusten tot den vol
genden familie-avond.
De winkel-etalages trekken in
dezen tijd wel heel in het bijzon
der de aandacht van het kleine
volkje. Met een tot het uiterste
gespannen aandacht turen ze
naar het uitgestalde speelgoed of
naar begeerde lekkernijen. De
meisjes praten onder elkaar af'
wat voor een pop zij op haar ver
langlijstje voor den Sint zullen
schrijven.
En hoe zorgvuldig wordt dit
papiertje gelegd in den schoen
onder den schoorsteen. Jongens
kijken met glanzende gezichten
naar de toestellen' die met be
hulp van een meccano-doos ge
construeerd kunnen worden, of
kijken met volle belangstelling
naar een electrischen trein, die
zich door grillige bochten slin
gert.
t.'s
Ook de belangstelling van de
ouderen gaat in deze dagen naar
de etalages uit. Als pa of ma met
de jongens of meisjes door de
straten slentert, heeft hij wel werk
om stil te staan. En hoe leeft hij
met zijn kinderen mee. Hij kan
ergens gewoonweg een half uur
voor een winkel blijven staan
En op de onmogelijkste vragen,
die door de kleinen worden ge
steld, trachten zij een bevredi
gend antwoord te geven. Of de
Sint nu wel dien winkel zou weten
waar die prachtige auto'tj es te
krijgen zijn of waar dat interes
sant poppenspel stond? In deze
dagen genieten de ouders met
hun kinderen mee.