De vrouw op het verlaten eiland JECOVITOL j <Kd im&aal mn dm dag Baby's Verkoudheid I HET KAPERSNEST MRS. CHRISTIE DIE DE MENSCHEN HAAT WILT GIJ OP DE HOOGTE BLIJVEN? RUYS HET SPOOKHUIS - Bevrijd! teling I 2# LEEST WAT ROOMSCHE BOEKEN SCHRIJVEN jan GRATIS PROEF-AANBOD VAN KRUSCHEN JOSEPH CONRAD VRIJDAG 1 DECEMBER Een zeven-en-zestigjarige miljoe- naire heeft een aantal kasteelen ingericht voor de dieren Brownsee Island, paradijs der dieren VapoRub GEIJKTE LEVERTRAAN De Duitsche spoorwegen De universiteit te Istamboel Vreemde arbeidskrach ten in Turkije Nieuwe locomotieven Steeds grootere snelheid depanter WILDE ME JU/ST DOODSCHIETEN, TOEN JE DAAR KWfyMENNUBE- CfUJP IK WATER MET RECHTER. CRI DER GEBEURD IS EN MET ZWEEL Goedkoop reizen in Düitschland Nieuwe grondwet in Oostenrijk AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL In Londen gaat er geen week voorbij zonder dat men hoort praten over „de dame op het verlaten eiland". Degenen die de „Lady of the loneley Isle" wel eens gezien hebben, zijn echter uiterst zeldzaam. De tal rijke kasteelen welke aan deze zeven-en-zestig jarige miljoenaire toebehooren, liggen door heel Engeland verspreid. Zij worden niet door menschen bewoond, maar zijn aan de dieren toegewijd. Mrs. Bonham Christie haat de menschen. Zij houdt slechts van de dieren. Haar kasteelen staan vol met opgezette dieren, de wanden zijn versierd met zeldzame huiden, met geweiden en met de veeren van exotische vogels. Door een toeval werd dezer dagen „Marston House" ontdekt, de voormalige woonplaats van den Graaf van Cork. „Marston House" bleek herschapen te wezen in een - rattenrijk. Vanaf haar verlaten eiland echter verbood Mrs Bon ham Christie wie dan ook hier binnen te treden. „Brownsee Island" heeft de „Lady of loneley Isle" veel geld gekost. Zij kocht haar eiland een jaar of vijf geleden. Zij betaalde er meer dan twee miljoen gulden voor. „Brownsee Is land" mag door geen menschelijke voeten be treden worden, het is het paradijs der dieren. Mrs. Christie onderhoudt een klein leger van bewakers die dag en nacht om het eiland roeien en eventueele nieuwsgierigen op een afstand houden. Onze collega Edgar Laytha is er intusschen in geslaagd op „Brownsee Island" door te drin gen en vertelt in het „Neues Wiener Journal" van zijn wedervaren. Hij vertrok uit Londen met een fazant on der zijn arm en door den bewakers wijs te ma ken dat het dier aan een geheimzinnige ziekte leed waarvan alleen Mrs. Christie de geneesmid delen bezat, wist hij tot het verlaten eiland door te dringen. Een zware muur is er omheen gebouwd welke tonnen gekost moet hebben. Een dam tegen de branding ter verdediging van de dieren tegen de zee. Het is einde October en tamelijk koud. Toch heb ik zelfs in de lente nooit zoo veel vo gels kunnen bewonderen als op „Brownsee Is land". Twee pinguins waggelen voor mij uit. Met mijn fazant onder den arm loop ik ze ker wel een half uur lang zonder een tr.ensch te ontdekken. Weiden, plassen, kreupelhout, boschjes, smalle en breedere paden, nergens een weg. Overal springen hazen uit het kreu pelgewas en vluchten in de weiden; zelfs hier waar niemand ze iets in den weg legt, schij nen ze den mensch niet te vertrouwen. Een massa voormalige Londensche katten leiden een lui en behaaglijk leventje. Zij zijn veel grooter en veel krachtiger dan haar broederen en zusteren in de Engelsche hoofdstad en spe len in de boomen zooals ik dat tot heden al leen maar apen zag doen, op de film. Tenslotte bereik ik het kasteel van „Brown see Island". Het herinnert aan de oud-Engel- sche landgoederen zooals de adel die m den tijd van Koningin Elisabeth bezat. De deuren zijn dicht, er zijn tralies voor de ramen en voor zoover ik door het spinrag naar binnen kan kijken, is ook daar alles opgezette dieren, hui den, geweien en veeren. (Later zou mij een der bewakers vertellen dat al de dieren die op „Brownsee Island" sterven, op deze manier worden bijgezet.) Nog nooit van mijn leven heb ik zulke magere Teere maagjes kunnen niet veel inwendige medicijnen verdragen. Behandel daarom baby's verkoudheid „uitwendig" met Vicks VapoRub. Als U borst en keel met deze verdampende zalf inwrijft, zal de kleine dreumes spoedig beteren. varkens gezien als op dit eiland. Zij schijnen de eenige te zijn wien dit paradijsbestaan geen goed doet. Ze loopen er als razenden in 't rond en moeten maar zien hoe ze aan den kost ko men. Ze hebben 't voordeel dat ze niet geslacht worden. Kippen, eenden, ganzen, het loopt al lemaal vrij rond en uit zijn levensvreugd op luidruchtige wijze. Vrees voor menschen kent dit pluimvee niet. Een gans knabbelt rustig een stuk van de chocolade af die ik haar voor houdt. „Stopp! Stopp!" Het is een schelle vrouwestem welke mij doet omzien. Juffrouw Ola Olassop, vroeger gym- nastiek-onderwijzeres en thans secretaresse van Mrs. Christie, laat zich de geschiedenis van mijn fazant en dier geheimzinnige ziekte niet op de mouw spelden en geeft mij in overweging om maar weer zoo gauw mogelijk naar Londen terug te keeren. Het is absoluut buitengesloten dat Mrs. Christie mij ontvangen zal. Zij wil niemand meer zien, zelfs haar secretaresse niet. Maar tenslotte laat juffrouw Ola Olasson zich toch overhalen om mij Mrs. Christie, zij het dan ook maar een oogenblik en zij het dan slechts uit de verte, te laten zien. Het is in den vooravond. Op een afstand van ongeveer honderdvijftig meter van het kas teel verwijderd, staat een schuur. Daar woont Mrs. Christie. Spoedig zal ze naar buiten ko men voor haar avondwandeling. Zij kent al de dieren van het eiland, zij kent al hun schuil plaatsen, en de dieren die in al die jaren nie mand zagen dan haar, kennen Mrs Chrtstie. Op een afstand van honderd meter gaat Mrs. Christie mij voorbij. Dichter kon ik haar niet benaderen, want zij wordt altijd vergezeld door haar hond en die zou mij anders ontdekken. Ik heb een verrekijker noodig om haar goed op te nemen. Zij heeft sneeuwwit haar. In haar linkerhand houdt ze een staf waarop een zak lantaarn gemonteerd is. Zij heeft een zeer waardige houding. Zij maakt den indruk van een koningin te zijn. 's Avonds zoekt ze de slaapplaatsen op van haar lievelingen. De hond die den naam draagt van ,„Lord Winchester", wijst haar den weg. Plots komt Mrs. Christie rechtstreeks pp mij af. Haar herder begint luid te blaffen. Ola Olasson grijpt mijn hand en trekt mü mee. In looppas kom ik aan een steiger van waar zij mij in een roeiboot duwt.... *t Is een kwestie van vitaminen I Ook tedfer volwassene kan JECÓVITOL gebruiken voor versterking. Deze zuivere, natuurlijke lever traan bevat minstens 50 eenheden Vitamine A. en 250 prophyl. 125 internat.) eenheden Vitamine D. Geijkt door een NederL Profes sor. Voor Uw gezondheid i Bij Apothekers en Drogisten a f -.75 p. Fl, BROCADES—STHEEMAN PHARMACIA en Uitg. Ver. De Directie der Duitsche spoorwegen be roemt er zich op, dat de Duitsche trein het veiligste vervoermiddel van de wereld is. 90.000 jaar lang zou een handelsreiziger zoo heeft de Reichsbahncentrale für den deutschen Reiseverkehr becijferd a 300 ki lometer op de Duitsche spoorwegen moeten reizen, om „waarschijnlijk" bij een spoorweg ongeval, buiten zijn eigen schuld, om het le ven te komen! In de drie laatste jaren hebben de Rijksspoorwegen gemiddeld 1,5 milliard per sonen per jaar vervoerd. In 1930 zijn drie, in 1931 één en in 1932 drie personen door een on geval om het leven gekomen! Het aantal per sonen, dat door eigen schuld (bijvoorbeeld door het springen op een reeds rijdenden trein) werd gedood, daalde van 109 in 1930 tot 91 in 1931 en 56 in 1932. Het aantal gewonden bedroeg respectievelijk 329, 222 en 175. De geheele gereorganiseerde universiteit te Istamboel, de vroegere Darulfoneum, is dezer dagen geopend. Niet minder dan 36 buitenlandsche hoog leeraren, meerendeels Duitschers, zullen op de universiteit colleges geven. De meesten dezer buitenlandsche professo ren hebben van internationale reputatie, doch zij waren door het Hitler-regiem gedwongen Düitschland te verlaten. De Turksche regeering heeft aan deze hoog leeraren een contract van 5 jaar gegeven, op voorwaarde, dat zij binnen drie jaar de Turk sche taal machtig zijn. Hun salarissen varieeren van 500 tot 800 Turksche ponden per maand. Deze hooge salarissen en andere daarmede verband houdende uitgaven, hebben de uit gifte noodzakelijk gemaakt van een leening van 200.000 Turksche ponden door de Universi teit. Een aantal Turksche professoren is van mee ning, dat hun buitenlandsche collega's te hoog worden betaald en zij dreigen met aftreden, indien hun eigen geringe salarissen niet wor den verhoogd. Eenige maanden geleden heeft het Turksche parlement een wet aangenomen, waarbij aan vreemdelingen wordt verboden zekere hand werken uit te oefenen. Binnenkort zal deze wet in werking treden. De meeste vreemdelingen, welke hierdoor worden getroffen zijn Grieken, verder Italia nen, Perzen, Bulgaren en Malthezers. Velen •van hen zijn evenwel in Turkije geboren en hebben hier hun geheele leven gewoond. Waarschijnlijk zullen zij in de gelegenheid worden gesteld naar hun land te gaan en eenige zijn reeds vertrokken, doch indien de wet wer kelijk wordt doorgevoerd, zal dit groote moei lijkheden mede brengen en men hoopt, dat de regeering het van kracht worden van de wet nog eenige maanden zal uitstellen. 3I1IIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIMIIIII llllll III llllll II III Mill llltllll: Goed gerekend dertig jaren In het politieke krijt ia, dan wordt een man van zestig Om zijn stalen jeugd benijd! Immers toch met dertig jaren In het politiek gareel Is een leeftijd van pas zestig Inderdaad nog niet zoo veel. Doch het knapste: al die jaren Stond hij, als bekwame gids, In de politieke wereld Van ons Neerland aan de spits! Edel was hij en een man ook, Edelman dus in 't kwadraat, Iets, waarvan hij ook getuigde Door het stellen van de daad! Hij deed vèèl in al die jaren En bewijzen zijn niet zoek. 't Gróótste is welieder ként toch I Jonkheer Ruys de Beerenbrouck? En 't verleden is een waarborg Voor hetgeen de toekomst biedt, Dus dat geeft met Ruys als staatsman Inderdaad een schoon verschiet! f 1 MARTIN BERDEN. I (Nadruk verboden) ÜUIIUIUUIUIUUUIUIUUIIUUUIIIUIIUIIIUIUIIUUUIUUIUIUIIIUIIIIIIIlf; Tot voor den oorlog was de trein met zijn snelheid van ongeveer 90 tot 110 K.M- per uur het snelste verkeersmiddel voor personen en goederen. Pas na den oorlog wer den de omnibus, de vrachtwagen en 't vliegtuig ernstige concurrenten. Weliswaar trachtten de spoorwegen het tegen de zware concurrentie vol te houden door verbeterde locomotieven, die met koolstof gestookt werden, door turbines en diesel-motoren, maar het viel toch niet te ver hinderen dat de auto, vooral de vrachtwagen, een steeds grootere plaats in het verkeer ging innemen. De Duitsche Rijksspoorwegen zijn met een groot programma voor den dag gekomen, waar voor twee milliard Mark worden uitgetrokken en dat ten doel heeft het spoorwegverkeer zoo wel te versnellen, alsook meer treinen in het verkeer te brengen. Men gaat heel anders te werk dan bijvoor beeld de Fransche spoorwegen doen. Die leggen er zich op toe om sterkere locomotieven te bouwen zooals de 3000 FK-machine, die op dé route ParijsCherbourg in dienst is genomen en over dit traject maar vier uren rijdt. Hier in Düitschland wil men echter de lange trei nen, waaraan wij totnutoe gewend zijn, slechts nog op de groote lijnen laten loopen, waar be hoefte bestaat aan slaap- en restauratiewagens. Op de routes die de steden onderling verbin den zullen in de toekomst steeds meer wagens in gebruik komen, zooals ze thans al tusschen Berlijn en Hamburg loopen met een snelheid van 150 K.M. per uur. Anders dan de locomo tieven hebben deze wagens, behalve hun groote Ben-el-Ebar viel uitgeput op den drempel van het huis, waar Bézareb in het sche meruur, te bidden zat. Bézareb, verrast, opende de deur. „Vrouwe," smeekte Ben-el-Ebar, „verberg me, vijanden vervolgen mij en dorsten naar mijn bloed." „Mijn huis staat open voor degenen die gast vrijheid vragen; de hemel zendt u, kom binnen." Hij trad binnen en eerbiedig de hand van Bézareb kussend, dankte hij: „Dat Allah uw goedheid beloone, dat hij be- scherme degenen, die gij liefhebt." „Ik heb nog maar één wezen op deze wereld, dat geheel mijn liefde heeft," sprak de oude vrouw, „het is Ismaël, mijn eenige zoon, een groote, knappe jongen als gijhij zal spoe dig hier zijn. Hebt ge honger, vreemdeling?" „Sinds zonsopgang heb ik niets meer gegeten De vrouw bracht hem vruchtengelei, honing koeken en melk. Zij bediende hem met voor komendheid en moederlijke zorg, blij hem ont rukt te hebben aan 't gevaar en hem zoo sma kelijk te zien eten. En Ben-el-Ebar, dankbaar bewogen, sprak eerbiedig: „Moge ook uw zoon, op zijn weg, zulk een gastvrij huis vinden." Bézareb ontsak de lamp, want de duisternis viel in. En bij het rosse schijnsel der olievlam zag zij iets dat haar verbleeken deed: „Bij Allahwat hebt gij daar, m'n jongen, bloed op uw boernoe?" Verlegen biechtte hij: „Ik heb gedood." „Allah zij U genadig!" „Helaas, ik heb geen moeder meer, maar als mijn moeder hebt gij het recht de waarheid te kennen." „Ik wil niet," protesteerde de vrouw. Maar Ben-el-Ebar hernam: „De zon stond op 't middagpunt en ik had sinds gisteren niet ge dronken. Mijn keel was droog als een borghari- wortel en voor een dronk water zou ik mijn gouden shorassan gegeven hebben. Toen ik aan den rand der woestijn, hier niet ver van daan, te Kohar-Moussor, bij een bron kwam, stond er een schimmel op het gaanpad te drin ken. Ik wilde het paard verwijderen, om een handvol water te scheppen, toen een man me bevelend toeriep: „Eerst het paard; als het ge dronken heeft, kunt gij z'n plaats innemen." Deze woorden verbitterden mij en driftig duw de ik het paard ter zijde. Maar de man sprong op me toe en sloeg me met z'n rijzweep in 't gelaat. Ik sloeg terug, maarmet m'n dolk. Mijn aanvaller viel neer. Doch z'n doodskreet was door z'n kameraden gehoord. Vanuit een tent in de nabijheid sprongen vier mannen te voorschijn. Er bleef me niets over dan op den schimmel te springen en in allerijl te vluchten. Hij was vlugger dan de paarden mijner achter volgers, maar ik heb hét beest moeten forcee- ren en ginds, bij den ingang der Palmenlaan, is het neergestort." Eensklaps zweeg de jonge man. Buiten klonk hoefgetrappel. Ben-el-Ebar sprong overeind; z'n gelaat was witter dan z'n boemoe. „Daar zijn ze," stamelde hij. Bézareb opende de deur van haar eigen ka- snelheid, ook nog het voordeel, van water en kolen onafhankelijk te zijn en 2000 K M. aan een stuk te kunnen rijden. (Een locomotief rijdt 300 K.M. achtereen). Deze wagens zullen ongeveer om de twee uur uit elk groot station vertrekken, wat natuur lijk een verbetering is voor het verkeer tus schen de steden onderling. De locomotief, voor zoover zij nog in de toe komst gebruikt zal worden, zal uiterlijk enkele grondige veranderingen ondergaan. Totnutoe werd de stroomlijnvorm enkel gebruikt voor auto's en voor de eerste nieuwe wagens op de spoorwegen. De nieuwe locomotieven krijgen thans ook dezen vorm. De machinist zit dan niet langer achter den ketel, maar heelemaal voorop; dit wordt vereischt door de grootere snelheid der nieuwe locomotieven, een snel heid die 150 K.M. bereikt. SAKKERLOOT,VADER, ME TEEN IS ER ONT SNAPT. NET t/VAS EEK MEESTERSTUK VAN U. ALLEN LEVEND TE .VANEEN. wcjok aa/TaanuyeÊt^ ijedanr schuw/o ann/e \ZOPOEK HEM ZOUDE/1 WE WETOïïüEpsp/r HEBBEN \OEEVLVEUmOATHHom yANDEZEN 'NGANö OE8&KHT/-/AD SKATEN zeals PATTEH/Nj —deiy ypt SN(J GAAN JU EN JE MEDEPUCHTICEN DAT OELD2 Wm DE STAP BRENGEN,IWAP VOOR WE VERTREK-1 KB/ HEB IK NOG WAT TE ZEMEN. IK ZOU VOOP ÖQÈD METJULUE KUNNEN AFREKENEN, MAAR DAT LAAT IK AAN DE WET OVER. JULUE MEBTOE- NOTO OP JE KERFSTOK OM OPOEHAMGEN TE WORPEN. /K NEB JULUE N'ETEENS DE HANDBOE/EN AANGEDAAN. MAAR DENK NLET, PAT /K D/T UIT MEDELIJDEN DOE. ALS JE PRO BEENT OM EP VAN DOOP TEGA/jN. DAN WEE JE OEBEEN TE.' IN MEER DAN EEN LAND STREEK WAAR K GEWEEST BENHföBEN WE ZE ALLEN AAN EEN BOOM OPGEHAN GEN, MAAR NU RUNNEN WE DAT NIET DOEN', WEZ/JN HIERIN EEN BESCHAAFD LAND IK O A ME ER NIETTEMIN IN PERSOONLIJK VAN OVER TUIGEN DA T DE WET HIER WORDT ANDEREN. IR pAHR UMIJN- f!CK,vnco/ AS- 1/M-L - r-r/ucn' \LEN INGESLOTEN)IR ZAL: EEN AAMTAL WH M'N hü decommlssa mannbn H/ERLATEH vooralle zekerheid als er iets noüjt ge beuren. ALS u ME noo d/O mocht hebben DAN BEN/R INEEN ON \MEZ/EMTJE HIER/ HU DE COMMISSI NS NOU STEEP5 HERIG, HEB LR MN HANDENVOL -DAT6 EEN HOOGST GE VAARLIJKE BENDE- iiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMHiiB mer, een heiligdom dat geen aanhanger van den Profeet mocht betreden. „Vlug. het moet," beval zij. Ben-el-Ebar gehoorzaamde en ging binnen. Om geen achterdocht te wekken, nam de vrouw het eetgerei van de tafel. Eenige ruiters hielden voor de woning stil. Een steeg af en klopte aan de deur. „Wie is daar?" Maar door het luikje zag Bézareb den ruiter in 't gelaat en herkende hem. „Zijt gij het, Ben-Barouki? Waar is Ismaël? Hij was toch met u?" De man antwoordde niet. Een vreeseli]k ver moeden flitste door haar brein. „Mijn zoon!" riep ze, „waar is mijn zoon? Wat is er met hem gebeurd?" Ben-Barouki wees op een roerlooze gestalte, die over het zadel van een der paarden hing. „Ziedaar uw zoon; een onver- laat heeft hem T\p qjlurh- vermoord, maar i Z-/G U L LvG 11 r hij zal gewroken I worden; we zijn den moordenaar 1 op 't spoor." Het lijk van Ismaël werd van het paard ge tild en in de veranda op een rustbed gelegd. Bézareb stortte zich weeklagend op het ontziel de lichaam en slaakte hartverscheurende kreten. Ben-Barouki was de woorden van den Koran indachtig: het tijdstip waarop het noodlot van iederen mensch vervuld wordt, staat bij Allah opgeteekend en riep uit: „Ween niet, Bézareb; de wil van Allah zij geheiligd; het stond geschreven." Hij wendde zich tot z'n makker en beval: „Te paard! We zullen de levenden troosten, zoodra we de dooden gewroken hebben." Een oogenblik daarna draafden ze verder. Toen de ruiters in een stofwolk waren verdwe nen, hief Bézareb het hoofd op. Voor haar stond Ben-el-Ebar, de armen over de borst gekruist. Droef klonk zijn stem: „Vrouwe, Allah leidde me hierheen; z'n raadsbesluiten zijn groot, wij zijn klein; Allah zij geprezen! Gij hebt den moordenaar van den zoon in uw macht; laat niet aan anderen de wrake. Hier is mijn dolk en hier mijn borst, stoot toe." Maar Bézareb opende weenend de deur en sprak: „Neen, als vrij man zijt ge hier ont vangen, als vrij man zult ge vertrekken. In mijn huis hebt ge niets te vreezen. Aan Allah alleen is de vergelding!" De jongeman verwijderde zich gebogen en als gebroken. En terwijl de gestalte van Ben-el- Ebar zich verloor onder de wuivende palmen, die hem in een geheimzinnig ruischen, z'n mis daad scheen te verwijten, begon Bézareb de gebeden der dooden te bidden voor haar kind. Van 1 December af verleenen de Duitsche Rijksspoorwegën een reductie van 25 pet. op alle lijnen aan buitenlanders en in den vreemde levende Duitschers, mits zij ten minste geduren de zeven dagen in Düitschland vertoeven. De reisbiljetten tegen verlaagd tarief zijn verkrijg baar bij alle vertegenwoordigingen van het ,-Mitteleuropaische Reisebüro (MER)" in het buitenland, alsook op Duitsche schepen. WEENEN, 30 Nov. (V.D.). Dr. Rehrl heeft in den Landdag van Salzburg verklaard dat de grondwet welke in voorbereiding is, ook de toestemming van het volk in den vorm van een volksstemming mogelijk zal maken. Indien U Kruschen nog steeds niet gepro beerd hebt probeer het dan nu eens op kosten van de fabrikanten. Zij hebben thans voor een beperkten tijd een aantal speciale „reuzen" pakken verkrijgbaar gesteld, waardoor het U gemakkelijk wordt gemaakt de werking van Kruschen zelf eens te ondervinden. Vraag dus uw apotheker of drogist naar het „reuzen" pak a 1.60, voordat deze allé zijn uitverkocht. Dit pak bevat nameliik den gewonen flacon Kruschen a 1.60 en nog een aparten proef- flacon, welke voldoende Is voor ongeveer een week. Open eerst den proefflacon. probeer dezen en wanneer U daarna niet volkomen overtuigd bent. dat Kruschen alJes doet wat er van be weerd wordt, is de gewone flacon nog ongeschon den. Breng dezen terug. Uw apotheker of drogist ls gemachtigd U uw heele uitgave 1.60 on middellijk en zonder omwegen terug te betalen. U hebt Kruschen geprobeerd zonder dat het U iets kostte. Kan het gemakkelijker? Let op dat op het etiket op de flesch, zoowel als op de bui tenverpakking de naam Rowntree Handels-Maat schappij Amsterdam voorkomt. (Adv.), A 11 °P dit blad ziJn gevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f hij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f *7£fï bij een ongeval met f OCfl m bij verlies van een hand 1 OC nf6wiTSSntw f 50*-heptfn *of arm 40mm anderen'5 vinger /1,11c CL DOTl 116 S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f OUmU* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen T i OUmm doodelyken afloop# &OUm een voet of een oog# duim of wijsvinger t/l/« been of arm f Mm g ROMAN VAN 17 (Korte inhoud van het voorafgaande: John Kemp. een Engelschman uit Kent, ont moet Carlos Rlego 'n vriend van den verloof de van zijn zuster Veronica, Ralph Rooksby Bij een achtervolging door de gendarmen vinden Carlos en zijn metgezel een schuil plaats bij Rooksby. Bij een bezoek aan Carlos werd Kemp gear-esteerd, maar la ter door Rangsley den leider van de smok kelaars, weer bevrijd. Kemp wijkt dan met Carlos uit naar Jamaica, waar hij werk tracht te vinden op de plantages van Rooksby, die door MacDonald worden beheerd. Ook komt hü hier in kennis met den rechter O' Brien en Don Ramon, die Kemp willen overha len dienst te nemen bij zeeroovers. Als hij hier niet op Ingaat, wordt hij overwel digd en aan boord van een schip gebracht. Hij weet echter spoedig te ontsnappen en wordt door een ander schip opgepikt. Natuurlijk, op het voorschip wisten ze niets van mijn aanwezigheid. De man, die mij het kabeltouw had toegeworpen een passagier, Majoor Cowper, met zijn vrouw en kind op weg naar het moederland was trots heengestapt zonder zich te verwaardigen zelfs maar een tweede maal naar mij om te kijken, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. iemand op tien mijl van de kust aan boord te zien klauteren. De stem op het voordek was intusschen tot bedaren gekomen en toen het achterdek langs den steven van het Spaansche schip gleed, stapte ik uit de schaduw der zeilen dicht op de verschansing toe en zeide, niet heel luid, dat hoefde niet, maar goed duidelijk: „Ik ben dan toch in ieder geval uit uw klau wen, mr. O'Brien, u zult n°g wel van me hooren, dat beloof ik u." Intusschen kwam nog een derde persoon van 't voordek naar achteren, een kort r°nd kereltje, grommend als een beer. de kapitein van het schip. Het Spaansche schip, dat met zijn zwarte zeilen de lage maan voor ons ver borg, hadden we al weer een geheel eind achter ons. Plotseling klonk een gejaagd roepen van zijn dek tot ons over: „Welk schip is dit." „Wat gaat jou dat aan? Kijk uit je oogen! De „Breeze" als je 't weten wilt. Wat heb je er mee voor?" riep de kleine kapitein woest. In den lichten wind raakten de schepen lang zamerhand meer en meer gescheiden. „Wat is je bestemming?" riep O'Brien's stem verder. De kleine zeeman lachte verbitterd. „Loop, met je botte onbeschaamdheid naar Havana en verder naar de maanOf wil je nog meer weten? Mijn naam is Lumsden en ik ben zes tig jaar oud, en als ik je hier had zou ik je, wel een kopje kleiner maken voor het in den weg komen, vervloekte Dago!" Buiten adem hield hij op. Toen wendde hij zich tot zijn passagier: „Dat is het Spaansche schip, dat die bloed dorstige piraten heeft gebracht, die vanmorgen opgehangen zijn, majoor. Het brengt de Spaan sche autoriteiten weer terug. Ze hadden zeker op Cuba geen oorlogsschip voor dat karweitje bij de hand. Zag u ooit Voor het eerst was zijn blik op mij gevallen en van verbazing sprong hij wel een voet de lucht in. „Wie is dat in 's hemels naam?" Zijn verbazing was begrijpelijk. Zonder zich te verwaardigen hem in te lichten, stapte de majoor trots weg. Voor zulke verklaringen was zijn persoon te verheven. Ik had nu die eer. Als trouwe bezoeker van Ramon's pakhuis, dat een verzamelplaats was voor de zeelui van Kingston, kende ik de gezichten en namen der meeste kapiteins der koopvaardij, die daar samenkwamen om te drinken en moppen te vertellen. Ook Lumsden kende ik en zelf was Ik hem niet onbekend. Ik vertelde hem de heele geschiedenis en al dien tijd krabde hij zich vol ongeloovige verbazing op het kale hoofd. De oude senor Ramon! Zoo'n achtenswaardig man. En ik was ontvoerd? Uit zijn magazijn? „Als ik u hier niet met eigen oogen in mijn roef zag, zou ik er geen woord van gelooven," verklaarde hij dwaas-ongeloovig. Maar hij was bereidwillig genoeg om mij nu naar Havana mede te nemen. VIERDE HOOFDSTUK Iets bijzonders of geheimzinnigs was er niet aan het schip, toen ik in het zonlicht wakker werd. Het was oud, traag en tamelijk klein.... Het voerde Lumsden (kapitein), Mercer (stuur man), een bemanning die niet beter of niet slechter scheen dan elke andere bemanning, en den ouden heer, die mij den vorigen avond het touw had toegeworpen en scheen te denken, dat hij daardoor zijn waardigheid had te kort ge daan. Het was een zekere majoor Cowper, die pas zijn West-Indisch regiment vaarwel had gezegd en vergezeld werd door zijn vrouw en een onaangenaam kind, een meisje met een spichtige gele vlecht, een mager halsje en bee- nige armen. Intusschen liet ih de dagen In nietsdoen voorbij glijden, mij enkel afvragend hoe ik het zou klaarspelen in Havana te blijven en met het meisje, dat mij bevrijd had, de lucht in te ademen van hetzelfde eiland. Misschien dat we elkaar nog wel eens ontmoetten wie weet?Ik was niet bang voor dien Ier Het kwam in het geheel niet bij mij op mij ooit te bekommeren om den koers, dien wü namen, tot wij op zekeren dag in het gezicht kwamen van de Cubaansche kust en ik Lumsden en Mercer den naam Rio Medio hoorde uitspreken De twee belachelijke oude kerels spraken over Mexicaansche kapers die daar hun verzamelplaats schenen te hebben. Ze wezen mij op de kaap en de baai. Er viel geen teeken van kaper of zeeroover te bekennen, zoover het oog reikte. Tijdens het bijdraaien met den wind waren we heel dicht de kust genaderd en daarna ging de wind liggen. Den halven nacht bleef ik roerloos staan leunen, tegen de reeling, kijkend naar het landGeen licht was zichtbaar. Eindelijk ging ik naar beneden en viel in slaap. Ik werd wakker met de gedachte, dat ik een buitengewoon rumoer gehoord had, gestamp en geschreeuw. Maar er heerschte een dood- sche stilte, toen ik ademloos luisterde. Eensklaps hoorde ik een licht petsen, alsof iemand nogal krachtig op den grond spuwde; daarop een opeenvolging van kreten; toen weer dat petsen, en boven me een sterker schreeuwen en nu ook een gestamp. Aan den anderen kant van het beschot begon een vrouw, toen het kleine meisje. Ik ijlde naar 't dek, maar het duurde eenigen tijd eer ik een idee kreeg van den toe stand. Majoor Cowpêr stond op het achterdek, hij zwaaide met een klein pistool en riep naar Lumsden, die met leege handen stond te zwaaien. Er was een hevig geschreeuw en ge roep voor en achter.Cowper snelde op mij toe en verklaarde dat iets, wat kon ik niet opmaken, een afschuwelijk schandaal was, en dat er vrouwen aan boord waren. Hij wees met zijn pistool naar de verschansing; ik merkte op dat de kolf met paarlemoer was ingelegd. Lumsden sprong op hem toe, klemde zich aan zijn kleeren, hem smeekend niet overijld te werk te gaan. Wij waren zoo dicht aan land. dat de branding langs de kust, schuimend en fonkelend, duidelijk zichtbaar was. Boven, uit een der naasten, klonk een ge roep: „Kijk uit! Ze schieten weer!" Toen eerst bemerkte ik een kwartmijl achter ons, tusschen het land en ons schip in, 'n klei nen schoener, tamelijk laag op het water, bui gend onder een wolk van witte zeilen een wonderlijk iets om naar te kijken. Het was als of ik nooit iets gezien had, dat zóó van leven en levensvreugde doortinteld scheen. Een sneeuwachtige streep krinkelde weg van den boeg bfj iederen golfslag. De boot kwam met grooten spoed nader en een rij gezichten dia onzen kant uitkeken, werd boven haar romp als een kransversiering zichtbaar. Ze zwenkte een beetje uit den koers en een kolom van rook schoot uit haar zijde; in het midden daarvan was een glans van smeulend vuur. Nu volgde weer het petsend geluid en er scheerde lets over de golfkoppen naast ons, waardoor kleine damp- kolommen ontstonden, die wegdreven op den wind.... De schoener zwenkte terug en koerste weer recht op ons aan. Een rumoer als brullend applaus steeg van boord op Lumsden sloeg de beide handen voor het gezicht. Ik hoorde Mercer naar voren orders uitgil len. Wij minderden zeil. De schoener loefde een beetje en schoof reeds ongeveer langs ons. Een roep als 'n metalen geschal, klonk er uit: „Als je niet bijdraait, laten wij je zinken! Bij God, we doen het!" Majoor Cowper naast me stond afschuwelijk te vloekenEensklaps begon hij iemand toe te roepen: „Naar beneden!.... Naar beneden alsjeblieft!^ .(Wordt vervolgd),

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 13