De vrouw op het verlaten eiland
JECOVITOL
j <Kd im&aal mn dm dag
Baby's Verkoudheid
I HET KAPERSNEST
MRS. CHRISTIE DIE DE
MENSCHEN HAAT
WILT GIJ OP DE HOOGTE BLIJVEN?
RUYS
HET SPOOKHUIS - Bevrijd!
teling I
2#
LEEST WAT ROOMSCHE BOEKEN SCHRIJVEN jan
GRATIS PROEF-AANBOD
VAN KRUSCHEN
JOSEPH CONRAD
VRIJDAG 1 DECEMBER
Een zeven-en-zestigjarige miljoe-
naire heeft een aantal kasteelen
ingericht voor de dieren
Brownsee Island,
paradijs der dieren
VapoRub
GEIJKTE LEVERTRAAN
De Duitsche spoorwegen
De universiteit te
Istamboel
Vreemde arbeidskrach
ten in Turkije
Nieuwe locomotieven
Steeds grootere snelheid
depanter
WILDE ME JU/ST
DOODSCHIETEN,
TOEN JE DAAR
KWfyMENNUBE-
CfUJP IK WATER
MET RECHTER.
CRI DER GEBEURD
IS EN MET ZWEEL
Goedkoop reizen in
Düitschland
Nieuwe grondwet in
Oostenrijk
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
In Londen gaat er geen week voorbij zonder
dat men hoort praten over „de dame op
het verlaten eiland". Degenen die de
„Lady of the loneley Isle" wel eens gezien
hebben, zijn echter uiterst zeldzaam. De tal
rijke kasteelen welke aan deze zeven-en-zestig
jarige miljoenaire toebehooren, liggen door
heel Engeland verspreid. Zij worden niet door
menschen bewoond, maar zijn aan de dieren
toegewijd.
Mrs. Bonham Christie haat de menschen. Zij
houdt slechts van de dieren. Haar kasteelen
staan vol met opgezette dieren, de wanden zijn
versierd met zeldzame huiden, met geweiden
en met de veeren van exotische vogels.
Door een toeval werd dezer dagen „Marston
House" ontdekt, de voormalige woonplaats van
den Graaf van Cork. „Marston House" bleek
herschapen te wezen in een - rattenrijk. Vanaf
haar verlaten eiland echter verbood Mrs Bon
ham Christie wie dan ook hier binnen te treden.
„Brownsee Island" heeft de „Lady of loneley
Isle" veel geld gekost. Zij kocht haar eiland
een jaar of vijf geleden. Zij betaalde er meer
dan twee miljoen gulden voor. „Brownsee Is
land" mag door geen menschelijke voeten be
treden worden, het is het paradijs der dieren.
Mrs. Christie onderhoudt een klein leger van
bewakers die dag en nacht om het eiland roeien
en eventueele nieuwsgierigen op een afstand
houden.
Onze collega Edgar Laytha is er intusschen
in geslaagd op „Brownsee Island" door te drin
gen en vertelt in het „Neues Wiener Journal"
van zijn wedervaren.
Hij vertrok uit Londen met een fazant on
der zijn arm en door den bewakers wijs te ma
ken dat het dier aan een geheimzinnige ziekte
leed waarvan alleen Mrs. Christie de geneesmid
delen bezat, wist hij tot het verlaten eiland
door te dringen.
Een zware muur is er omheen gebouwd welke
tonnen gekost moet hebben. Een dam tegen de
branding ter verdediging van de dieren tegen
de zee. Het is einde October en tamelijk koud.
Toch heb ik zelfs in de lente nooit zoo veel vo
gels kunnen bewonderen als op „Brownsee Is
land". Twee pinguins waggelen voor mij uit.
Met mijn fazant onder den arm loop ik ze
ker wel een half uur lang zonder een tr.ensch
te ontdekken. Weiden, plassen, kreupelhout,
boschjes, smalle en breedere paden, nergens
een weg. Overal springen hazen uit het kreu
pelgewas en vluchten in de weiden; zelfs hier
waar niemand ze iets in den weg legt, schij
nen ze den mensch niet te vertrouwen. Een
massa voormalige Londensche katten leiden
een lui en behaaglijk leventje. Zij zijn veel
grooter en veel krachtiger dan haar broederen
en zusteren in de Engelsche hoofdstad en spe
len in de boomen zooals ik dat tot heden al
leen maar apen zag doen, op de film.
Tenslotte bereik ik het kasteel van „Brown
see Island". Het herinnert aan de oud-Engel-
sche landgoederen zooals de adel die m den
tijd van Koningin Elisabeth bezat. De deuren
zijn dicht, er zijn tralies voor de ramen en voor
zoover ik door het spinrag naar binnen kan
kijken, is ook daar alles opgezette dieren, hui
den, geweien en veeren. (Later zou mij een der
bewakers vertellen dat al de dieren die op
„Brownsee Island" sterven, op deze manier
worden bijgezet.)
Nog nooit van mijn leven heb ik zulke magere
Teere maagjes kunnen niet veel inwendige
medicijnen verdragen. Behandel daarom baby's
verkoudheid „uitwendig" met Vicks VapoRub.
Als U borst en keel met deze
verdampende zalf inwrijft,
zal de kleine dreumes
spoedig beteren.
varkens gezien als op dit eiland. Zij schijnen
de eenige te zijn wien dit paradijsbestaan geen
goed doet. Ze loopen er als razenden in 't rond
en moeten maar zien hoe ze aan den kost ko
men. Ze hebben 't voordeel dat ze niet geslacht
worden. Kippen, eenden, ganzen, het loopt al
lemaal vrij rond en uit zijn levensvreugd op
luidruchtige wijze. Vrees voor menschen kent
dit pluimvee niet. Een gans knabbelt rustig
een stuk van de chocolade af die ik haar voor
houdt.
„Stopp! Stopp!"
Het is een schelle vrouwestem welke mij doet
omzien. Juffrouw Ola Olassop, vroeger gym-
nastiek-onderwijzeres en thans secretaresse van
Mrs. Christie, laat zich de geschiedenis van
mijn fazant en dier geheimzinnige ziekte niet
op de mouw spelden en geeft mij in overweging
om maar weer zoo gauw mogelijk naar Londen
terug te keeren. Het is absoluut buitengesloten
dat Mrs. Christie mij ontvangen zal. Zij wil
niemand meer zien, zelfs haar secretaresse
niet. Maar tenslotte laat juffrouw Ola Olasson
zich toch overhalen om mij Mrs. Christie, zij
het dan ook maar een oogenblik en zij het dan
slechts uit de verte, te laten zien.
Het is in den vooravond. Op een afstand van
ongeveer honderdvijftig meter van het kas
teel verwijderd, staat een schuur. Daar woont
Mrs. Christie. Spoedig zal ze naar buiten ko
men voor haar avondwandeling. Zij kent al
de dieren van het eiland, zij kent al hun schuil
plaatsen, en de dieren die in al die jaren nie
mand zagen dan haar, kennen Mrs Chrtstie.
Op een afstand van honderd meter gaat Mrs.
Christie mij voorbij. Dichter kon ik haar niet
benaderen, want zij wordt altijd vergezeld door
haar hond en die zou mij anders ontdekken.
Ik heb een verrekijker noodig om haar goed op
te nemen. Zij heeft sneeuwwit haar. In haar
linkerhand houdt ze een staf waarop een zak
lantaarn gemonteerd is. Zij heeft een zeer
waardige houding. Zij maakt den indruk van
een koningin te zijn.
's Avonds zoekt ze de slaapplaatsen op van
haar lievelingen. De hond die den naam draagt
van ,„Lord Winchester", wijst haar den weg.
Plots komt Mrs. Christie rechtstreeks pp mij
af. Haar herder begint luid te blaffen. Ola
Olasson grijpt mijn hand en trekt mü mee. In
looppas kom ik aan een steiger van waar zij
mij in een roeiboot duwt....
*t Is een kwestie van vitaminen I Ook tedfer
volwassene kan JECÓVITOL gebruiken voor
versterking. Deze zuivere, natuurlijke lever
traan bevat minstens 50 eenheden Vitamine
A. en 250 prophyl. 125 internat.) eenheden
Vitamine D. Geijkt door een NederL Profes
sor. Voor Uw gezondheid i
Bij Apothekers en Drogisten a f -.75 p. Fl,
BROCADES—STHEEMAN PHARMACIA
en Uitg. Ver.
De Directie der Duitsche spoorwegen be
roemt er zich op, dat de Duitsche trein het
veiligste vervoermiddel van de wereld is.
90.000 jaar lang zou een handelsreiziger
zoo heeft de Reichsbahncentrale für den
deutschen Reiseverkehr becijferd a 300 ki
lometer op de Duitsche spoorwegen moeten
reizen, om „waarschijnlijk" bij een spoorweg
ongeval, buiten zijn eigen schuld, om het le
ven te komen! In de drie laatste jaren hebben
de Rijksspoorwegen gemiddeld 1,5 milliard per
sonen per jaar vervoerd. In 1930 zijn drie, in
1931 één en in 1932 drie personen door een on
geval om het leven gekomen! Het aantal per
sonen, dat door eigen schuld (bijvoorbeeld door
het springen op een reeds rijdenden trein) werd
gedood, daalde van 109 in 1930 tot 91 in 1931
en 56 in 1932. Het aantal gewonden bedroeg
respectievelijk 329, 222 en 175.
De geheele gereorganiseerde universiteit te
Istamboel, de vroegere Darulfoneum, is dezer
dagen geopend.
Niet minder dan 36 buitenlandsche hoog
leeraren, meerendeels Duitschers, zullen op de
universiteit colleges geven.
De meesten dezer buitenlandsche professo
ren hebben van internationale reputatie, doch
zij waren door het Hitler-regiem gedwongen
Düitschland te verlaten.
De Turksche regeering heeft aan deze hoog
leeraren een contract van 5 jaar gegeven, op
voorwaarde, dat zij binnen drie jaar de Turk
sche taal machtig zijn.
Hun salarissen varieeren van 500 tot 800
Turksche ponden per maand.
Deze hooge salarissen en andere daarmede
verband houdende uitgaven, hebben de uit
gifte noodzakelijk gemaakt van een leening
van 200.000 Turksche ponden door de Universi
teit.
Een aantal Turksche professoren is van mee
ning, dat hun buitenlandsche collega's te hoog
worden betaald en zij dreigen met aftreden,
indien hun eigen geringe salarissen niet wor
den verhoogd.
Eenige maanden geleden heeft het Turksche
parlement een wet aangenomen, waarbij aan
vreemdelingen wordt verboden zekere hand
werken uit te oefenen. Binnenkort zal deze
wet in werking treden.
De meeste vreemdelingen, welke hierdoor
worden getroffen zijn Grieken, verder Italia
nen, Perzen, Bulgaren en Malthezers. Velen
•van hen zijn evenwel in Turkije geboren en
hebben hier hun geheele leven gewoond.
Waarschijnlijk zullen zij in de gelegenheid
worden gesteld naar hun land te gaan en eenige
zijn reeds vertrokken, doch indien de wet wer
kelijk wordt doorgevoerd, zal dit groote moei
lijkheden mede brengen en men hoopt, dat de
regeering het van kracht worden van de wet
nog eenige maanden zal uitstellen.
3I1IIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIMIIIII
llllll III llllll II III Mill llltllll:
Goed gerekend dertig jaren
In het politieke krijt
ia, dan wordt een man van zestig
Om zijn stalen jeugd benijd!
Immers toch met dertig jaren
In het politiek gareel
Is een leeftijd van pas zestig
Inderdaad nog niet zoo veel.
Doch het knapste: al die jaren
Stond hij, als bekwame gids,
In de politieke wereld
Van ons Neerland aan de spits!
Edel was hij en een man ook,
Edelman dus in 't kwadraat,
Iets, waarvan hij ook getuigde
Door het stellen van de daad!
Hij deed vèèl in al die jaren
En bewijzen zijn niet zoek.
't Gróótste is welieder ként toch
I Jonkheer Ruys de Beerenbrouck?
En 't verleden is een waarborg
Voor hetgeen de toekomst biedt,
Dus dat geeft met Ruys als staatsman
Inderdaad een schoon verschiet! f
1 MARTIN BERDEN.
I (Nadruk verboden)
ÜUIIUIUUIUIUUUIUIUUIIUUUIIIUIIUIIIUIUIIUUUIUUIUIUIIIUIIIIIIIlf;
Tot voor den oorlog was de trein met zijn
snelheid van ongeveer 90 tot 110 K.M-
per uur het snelste verkeersmiddel voor
personen en goederen. Pas na den oorlog wer
den de omnibus, de vrachtwagen en 't vliegtuig
ernstige concurrenten. Weliswaar trachtten de
spoorwegen het tegen de zware concurrentie
vol te houden door verbeterde locomotieven, die
met koolstof gestookt werden, door turbines en
diesel-motoren, maar het viel toch niet te ver
hinderen dat de auto, vooral de vrachtwagen,
een steeds grootere plaats in het verkeer ging
innemen.
De Duitsche Rijksspoorwegen zijn met een
groot programma voor den dag gekomen, waar
voor twee milliard Mark worden uitgetrokken
en dat ten doel heeft het spoorwegverkeer zoo
wel te versnellen, alsook meer treinen in het
verkeer te brengen.
Men gaat heel anders te werk dan bijvoor
beeld de Fransche spoorwegen doen. Die leggen
er zich op toe om sterkere locomotieven te
bouwen zooals de 3000 FK-machine, die op
dé route ParijsCherbourg in dienst is genomen
en over dit traject maar vier uren rijdt. Hier
in Düitschland wil men echter de lange trei
nen, waaraan wij totnutoe gewend zijn, slechts
nog op de groote lijnen laten loopen, waar be
hoefte bestaat aan slaap- en restauratiewagens.
Op de routes die de steden onderling verbin
den zullen in de toekomst steeds meer wagens
in gebruik komen, zooals ze thans al tusschen
Berlijn en Hamburg loopen met een snelheid
van 150 K.M. per uur. Anders dan de locomo
tieven hebben deze wagens, behalve hun groote
Ben-el-Ebar viel uitgeput op den drempel
van het huis, waar Bézareb in het sche
meruur, te bidden zat. Bézareb, verrast,
opende de deur.
„Vrouwe," smeekte Ben-el-Ebar, „verberg me,
vijanden vervolgen mij en dorsten naar mijn
bloed."
„Mijn huis staat open voor degenen die gast
vrijheid vragen; de hemel zendt u, kom binnen."
Hij trad binnen en eerbiedig de hand van
Bézareb kussend, dankte hij:
„Dat Allah uw goedheid beloone, dat hij be-
scherme degenen, die gij liefhebt."
„Ik heb nog maar één wezen op deze wereld,
dat geheel mijn liefde heeft," sprak de oude
vrouw, „het is Ismaël, mijn eenige zoon, een
groote, knappe jongen als gijhij zal spoe
dig hier zijn. Hebt ge honger, vreemdeling?"
„Sinds zonsopgang heb ik niets meer gegeten
De vrouw bracht hem vruchtengelei, honing
koeken en melk. Zij bediende hem met voor
komendheid en moederlijke zorg, blij hem ont
rukt te hebben aan 't gevaar en hem zoo sma
kelijk te zien eten. En Ben-el-Ebar, dankbaar
bewogen, sprak eerbiedig:
„Moge ook uw zoon, op zijn weg, zulk een
gastvrij huis vinden."
Bézareb ontsak de lamp, want de duisternis
viel in. En bij het rosse schijnsel der olievlam
zag zij iets dat haar verbleeken deed:
„Bij Allahwat hebt gij daar, m'n jongen,
bloed op uw boernoe?"
Verlegen biechtte hij: „Ik heb gedood."
„Allah zij U genadig!"
„Helaas, ik heb geen moeder meer, maar als
mijn moeder hebt gij het recht de waarheid te
kennen."
„Ik wil niet," protesteerde de vrouw.
Maar Ben-el-Ebar hernam: „De zon stond op
't middagpunt en ik had sinds gisteren niet ge
dronken. Mijn keel was droog als een borghari-
wortel en voor een dronk water zou ik mijn
gouden shorassan gegeven hebben. Toen ik
aan den rand der woestijn, hier niet ver van
daan, te Kohar-Moussor, bij een bron kwam,
stond er een schimmel op het gaanpad te drin
ken. Ik wilde het paard verwijderen, om een
handvol water te scheppen, toen een man me
bevelend toeriep: „Eerst het paard; als het ge
dronken heeft, kunt gij z'n plaats innemen."
Deze woorden verbitterden mij en driftig duw
de ik het paard ter zijde. Maar de man sprong
op me toe en sloeg me met z'n rijzweep in 't
gelaat. Ik sloeg terug, maarmet m'n dolk.
Mijn aanvaller viel neer. Doch z'n doodskreet
was door z'n kameraden gehoord. Vanuit een
tent in de nabijheid sprongen vier mannen te
voorschijn. Er bleef me niets over dan op den
schimmel te springen en in allerijl te vluchten.
Hij was vlugger dan de paarden mijner achter
volgers, maar ik heb hét beest moeten forcee-
ren en ginds, bij den ingang der Palmenlaan,
is het neergestort."
Eensklaps zweeg de jonge man. Buiten klonk
hoefgetrappel. Ben-el-Ebar sprong overeind; z'n
gelaat was witter dan z'n boemoe.
„Daar zijn ze," stamelde hij.
Bézareb opende de deur van haar eigen ka-
snelheid, ook nog het voordeel, van water en
kolen onafhankelijk te zijn en 2000 K M. aan
een stuk te kunnen rijden. (Een locomotief
rijdt 300 K.M. achtereen).
Deze wagens zullen ongeveer om de twee uur
uit elk groot station vertrekken, wat natuur
lijk een verbetering is voor het verkeer tus
schen de steden onderling.
De locomotief, voor zoover zij nog in de toe
komst gebruikt zal worden, zal uiterlijk enkele
grondige veranderingen ondergaan. Totnutoe
werd de stroomlijnvorm enkel gebruikt voor
auto's en voor de eerste nieuwe wagens op de
spoorwegen. De nieuwe locomotieven krijgen
thans ook dezen vorm. De machinist zit dan
niet langer achter den ketel, maar heelemaal
voorop; dit wordt vereischt door de grootere
snelheid der nieuwe locomotieven, een snel
heid die 150 K.M. bereikt.
SAKKERLOOT,VADER,
ME TEEN IS ER ONT
SNAPT. NET t/VAS EEK
MEESTERSTUK VAN
U. ALLEN LEVEND TE
.VANEEN.
wcjok aa/TaanuyeÊt^
ijedanr schuw/o ann/e
\ZOPOEK HEM ZOUDE/1 WE
WETOïïüEpsp/r HEBBEN
\OEEVLVEUmOATHHom
yANDEZEN
'NGANö OE8&KHT/-/AD
SKATEN zeals PATTEH/Nj
—deiy ypt
SN(J GAAN JU EN JE MEDEPUCHTICEN DAT OELD2
Wm DE STAP BRENGEN,IWAP VOOR WE VERTREK-1
KB/ HEB IK NOG WAT TE ZEMEN. IK ZOU VOOP
ÖQÈD METJULUE KUNNEN AFREKENEN, MAAR DAT
LAAT IK AAN DE WET OVER. JULUE MEBTOE-
NOTO OP JE KERFSTOK OM OPOEHAMGEN TE
WORPEN. /K NEB JULUE N'ETEENS DE
HANDBOE/EN AANGEDAAN. MAAR DENK NLET,
PAT /K D/T UIT MEDELIJDEN DOE. ALS JE PRO
BEENT OM EP VAN DOOP TEGA/jN. DAN WEE
JE OEBEEN TE.'
IN MEER DAN EEN LAND
STREEK WAAR K GEWEEST
BENHföBEN WE ZE ALLEN
AAN EEN BOOM OPGEHAN
GEN, MAAR NU RUNNEN WE
DAT NIET DOEN', WEZ/JN
HIERIN EEN BESCHAAFD LAND
IK O A ME ER NIETTEMIN
IN PERSOONLIJK VAN OVER
TUIGEN DA T DE WET HIER
WORDT
ANDEREN.
IR pAHR UMIJN-
f!CK,vnco/ AS- 1/M-L - r-r/ucn'
\LEN INGESLOTEN)IR ZAL:
EEN AAMTAL WH M'N hü decommlssa
mannbn H/ERLATEH
vooralle zekerheid
als er iets noüjt ge
beuren. ALS u ME noo
d/O mocht hebben
DAN BEN/R INEEN ON
\MEZ/EMTJE HIER/
HU DE COMMISSI
NS NOU STEEP5
HERIG, HEB LR MN
HANDENVOL -DAT6
EEN HOOGST GE
VAARLIJKE BENDE-
iiimiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMHiiB
mer, een heiligdom dat geen aanhanger van
den Profeet mocht betreden.
„Vlug. het moet," beval zij.
Ben-el-Ebar gehoorzaamde en ging binnen.
Om geen achterdocht te wekken, nam de vrouw
het eetgerei van de tafel.
Eenige ruiters hielden voor de woning stil.
Een steeg af en klopte aan de deur.
„Wie is daar?"
Maar door het luikje zag Bézareb den ruiter
in 't gelaat en herkende hem.
„Zijt gij het, Ben-Barouki? Waar is Ismaël?
Hij was toch met u?"
De man antwoordde niet. Een vreeseli]k ver
moeden flitste door haar brein.
„Mijn zoon!" riep ze, „waar is mijn zoon?
Wat is er met hem gebeurd?"
Ben-Barouki wees op een roerlooze gestalte,
die over het zadel van een der paarden hing.
„Ziedaar uw
zoon; een onver-
laat heeft hem T\p qjlurh-
vermoord, maar i Z-/G U L LvG 11 r
hij zal gewroken I
worden; we zijn
den moordenaar 1
op 't spoor."
Het lijk van Ismaël werd van het paard ge
tild en in de veranda op een rustbed gelegd.
Bézareb stortte zich weeklagend op het ontziel
de lichaam en slaakte hartverscheurende kreten.
Ben-Barouki was de woorden van den Koran
indachtig: het tijdstip waarop het noodlot van
iederen mensch vervuld wordt, staat bij Allah
opgeteekend en riep uit:
„Ween niet, Bézareb; de wil van Allah zij
geheiligd; het stond geschreven."
Hij wendde zich tot z'n makker en beval:
„Te paard! We zullen de levenden troosten,
zoodra we de dooden gewroken hebben."
Een oogenblik daarna draafden ze verder.
Toen de ruiters in een stofwolk waren verdwe
nen, hief Bézareb het hoofd op. Voor haar stond
Ben-el-Ebar, de armen over de borst gekruist.
Droef klonk zijn stem: „Vrouwe, Allah leidde
me hierheen; z'n raadsbesluiten zijn groot, wij
zijn klein; Allah zij geprezen! Gij hebt den
moordenaar van den zoon in uw macht; laat
niet aan anderen de wrake. Hier is mijn dolk
en hier mijn borst, stoot toe."
Maar Bézareb opende weenend de deur en
sprak: „Neen, als vrij man zijt ge hier ont
vangen, als vrij man zult ge vertrekken. In mijn
huis hebt ge niets te vreezen. Aan Allah alleen
is de vergelding!"
De jongeman verwijderde zich gebogen en als
gebroken. En terwijl de gestalte van Ben-el-
Ebar zich verloor onder de wuivende palmen,
die hem in een geheimzinnig ruischen, z'n mis
daad scheen te verwijten, begon Bézareb de
gebeden der dooden te bidden voor haar kind.
Van 1 December af verleenen de Duitsche
Rijksspoorwegën een reductie van 25 pet. op
alle lijnen aan buitenlanders en in den vreemde
levende Duitschers, mits zij ten minste geduren
de zeven dagen in Düitschland vertoeven. De
reisbiljetten tegen verlaagd tarief zijn verkrijg
baar bij alle vertegenwoordigingen van het
,-Mitteleuropaische Reisebüro (MER)" in het
buitenland, alsook op Duitsche schepen.
WEENEN, 30 Nov. (V.D.). Dr. Rehrl heeft
in den Landdag van Salzburg verklaard dat
de grondwet welke in voorbereiding is, ook de
toestemming van het volk in den vorm van een
volksstemming mogelijk zal maken.
Indien U Kruschen nog steeds niet gepro
beerd hebt probeer het dan nu eens op
kosten van de fabrikanten. Zij hebben thans
voor een beperkten tijd een aantal speciale
„reuzen" pakken verkrijgbaar gesteld, waardoor
het U gemakkelijk wordt gemaakt de werking
van Kruschen zelf eens te ondervinden.
Vraag dus uw apotheker of drogist naar het
„reuzen" pak a 1.60, voordat deze allé zijn
uitverkocht.
Dit pak bevat nameliik den gewonen flacon
Kruschen a 1.60 en nog een aparten proef-
flacon, welke voldoende Is voor ongeveer een
week. Open eerst den proefflacon. probeer dezen
en wanneer U daarna niet volkomen overtuigd
bent. dat Kruschen alJes doet wat er van be
weerd wordt, is de gewone flacon nog ongeschon
den. Breng dezen terug. Uw apotheker of drogist
ls gemachtigd U uw heele uitgave 1.60 on
middellijk en zonder omwegen terug te betalen.
U hebt Kruschen geprobeerd zonder dat het U
iets kostte. Kan het gemakkelijker? Let op dat
op het etiket op de flesch, zoowel als op de bui
tenverpakking de naam Rowntree Handels-Maat
schappij Amsterdam voorkomt.
(Adv.),
A 11 °P dit blad ziJn gevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f hij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f *7£fï bij een ongeval met f OCfl m bij verlies van een hand 1 OC nf6wiTSSntw f 50*-heptfn *of arm 40mm anderen'5 vinger
/1,11c CL DOTl 116 S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen f OUmU* verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen T i OUmm doodelyken afloop# &OUm een voet of een oog# duim of wijsvinger t/l/« been of arm f Mm g
ROMAN VAN
17
(Korte inhoud van het voorafgaande: John
Kemp. een Engelschman uit Kent, ont
moet Carlos Rlego 'n vriend van den verloof
de van zijn zuster Veronica, Ralph Rooksby
Bij een achtervolging door de gendarmen
vinden Carlos en zijn metgezel een schuil
plaats bij Rooksby. Bij een bezoek aan
Carlos werd Kemp gear-esteerd, maar la
ter door Rangsley den leider van de smok
kelaars, weer bevrijd. Kemp wijkt dan met
Carlos uit naar Jamaica, waar hij werk tracht
te vinden op de plantages van Rooksby, die
door MacDonald worden beheerd. Ook komt
hü hier in kennis met den rechter O' Brien
en Don Ramon, die Kemp willen overha
len dienst te nemen bij zeeroovers. Als hij
hier niet op Ingaat, wordt hij overwel
digd en aan boord van een schip gebracht.
Hij weet echter spoedig te ontsnappen en
wordt door een ander schip opgepikt.
Natuurlijk, op het voorschip wisten ze niets
van mijn aanwezigheid. De man, die mij het
kabeltouw had toegeworpen een passagier,
Majoor Cowper, met zijn vrouw en kind op weg
naar het moederland was trots heengestapt
zonder zich te verwaardigen zelfs maar een
tweede maal naar mij om te kijken, alsof het
de gewoonste zaak van de wereld was. iemand
op tien mijl van de kust aan boord te zien
klauteren.
De stem op het voordek was intusschen tot
bedaren gekomen en toen het achterdek langs
den steven van het Spaansche schip gleed,
stapte ik uit de schaduw der zeilen dicht op de
verschansing toe en zeide, niet heel luid, dat
hoefde niet, maar goed duidelijk:
„Ik ben dan toch in ieder geval uit uw klau
wen, mr. O'Brien, u zult n°g wel van me
hooren, dat beloof ik u."
Intusschen kwam nog een derde persoon van
't voordek naar achteren, een kort r°nd
kereltje, grommend als een beer. de kapitein
van het schip. Het Spaansche schip, dat met
zijn zwarte zeilen de lage maan voor ons ver
borg, hadden we al weer een geheel eind achter
ons. Plotseling klonk een gejaagd roepen van
zijn dek tot ons over:
„Welk schip is dit."
„Wat gaat jou dat aan? Kijk uit je oogen!
De „Breeze" als je 't weten wilt. Wat heb je
er mee voor?" riep de kleine kapitein woest.
In den lichten wind raakten de schepen lang
zamerhand meer en meer gescheiden.
„Wat is je bestemming?" riep O'Brien's stem
verder.
De kleine zeeman lachte verbitterd. „Loop,
met je botte onbeschaamdheid naar Havana en
verder naar de maanOf wil je nog meer
weten? Mijn naam is Lumsden en ik ben zes
tig jaar oud, en als ik je hier had zou ik je,
wel een kopje kleiner maken voor het in den weg
komen, vervloekte Dago!"
Buiten adem hield hij op. Toen wendde hij
zich tot zijn passagier:
„Dat is het Spaansche schip, dat die bloed
dorstige piraten heeft gebracht, die vanmorgen
opgehangen zijn, majoor. Het brengt de Spaan
sche autoriteiten weer terug. Ze hadden zeker
op Cuba geen oorlogsschip voor dat karweitje
bij de hand. Zag u ooit
Voor het eerst was zijn blik op mij gevallen
en van verbazing sprong hij wel een voet de
lucht in.
„Wie is dat in 's hemels naam?"
Zijn verbazing was begrijpelijk. Zonder
zich te verwaardigen hem in te lichten, stapte
de majoor trots weg. Voor zulke verklaringen
was zijn persoon te verheven. Ik had nu die
eer. Als trouwe bezoeker van Ramon's pakhuis,
dat een verzamelplaats was voor de zeelui van
Kingston, kende ik de gezichten en namen der
meeste kapiteins der koopvaardij, die daar
samenkwamen om te drinken en moppen te
vertellen. Ook Lumsden kende ik en zelf was Ik
hem niet onbekend. Ik vertelde hem de heele
geschiedenis en al dien tijd krabde hij zich vol
ongeloovige verbazing op het kale hoofd. De
oude senor Ramon! Zoo'n achtenswaardig man.
En ik was ontvoerd? Uit zijn magazijn?
„Als ik u hier niet met eigen oogen in mijn
roef zag, zou ik er geen woord van gelooven,"
verklaarde hij dwaas-ongeloovig.
Maar hij was bereidwillig genoeg om mij nu
naar Havana mede te nemen.
VIERDE HOOFDSTUK
Iets bijzonders of geheimzinnigs was er niet
aan het schip, toen ik in het zonlicht wakker
werd. Het was oud, traag en tamelijk klein....
Het voerde Lumsden (kapitein), Mercer (stuur
man), een bemanning die niet beter of niet
slechter scheen dan elke andere bemanning, en
den ouden heer, die mij den vorigen avond het
touw had toegeworpen en scheen te denken, dat
hij daardoor zijn waardigheid had te kort ge
daan. Het was een zekere majoor Cowper, die
pas zijn West-Indisch regiment vaarwel had
gezegd en vergezeld werd door zijn vrouw en
een onaangenaam kind, een meisje met een
spichtige gele vlecht, een mager halsje en bee-
nige armen.
Intusschen liet ih de dagen In nietsdoen
voorbij glijden, mij enkel afvragend hoe ik het
zou klaarspelen in Havana te blijven en met
het meisje, dat mij bevrijd had, de lucht in
te ademen van hetzelfde eiland. Misschien dat
we elkaar nog wel eens ontmoetten wie
weet?Ik was niet bang voor dien Ier
Het kwam in het geheel niet bij mij op mij
ooit te bekommeren om den koers, dien wü
namen, tot wij op zekeren dag in het gezicht
kwamen van de Cubaansche kust en ik
Lumsden en Mercer den naam Rio Medio hoorde
uitspreken De twee belachelijke oude kerels
spraken over Mexicaansche kapers die daar hun
verzamelplaats schenen te hebben. Ze wezen
mij op de kaap en de baai. Er viel geen teeken
van kaper of zeeroover te bekennen, zoover het
oog reikte. Tijdens het bijdraaien met den
wind waren we heel dicht de kust genaderd en
daarna ging de wind liggen.
Den halven nacht bleef ik roerloos staan
leunen, tegen de reeling, kijkend naar het
landGeen licht was zichtbaar.
Eindelijk ging ik naar beneden en viel in
slaap.
Ik werd wakker met de gedachte, dat ik een
buitengewoon rumoer gehoord had, gestamp
en geschreeuw. Maar er heerschte een dood-
sche stilte, toen ik ademloos luisterde. Eensklaps
hoorde ik een licht petsen, alsof iemand nogal
krachtig op den grond spuwde; daarop een
opeenvolging van kreten; toen weer dat petsen,
en boven me een sterker schreeuwen en nu ook
een gestamp. Aan den anderen kant van het
beschot begon een vrouw, toen het kleine
meisje. Ik ijlde naar 't dek, maar het duurde
eenigen tijd eer ik een idee kreeg van den toe
stand. Majoor Cowpêr stond op het achterdek,
hij zwaaide met een klein pistool en riep naar
Lumsden, die met leege handen stond te
zwaaien. Er was een hevig geschreeuw en ge
roep voor en achter.Cowper snelde op mij
toe en verklaarde dat iets, wat kon ik niet
opmaken, een afschuwelijk schandaal was, en
dat er vrouwen aan boord waren. Hij wees met
zijn pistool naar de verschansing; ik merkte op
dat de kolf met paarlemoer was ingelegd.
Lumsden sprong op hem toe, klemde zich aan
zijn kleeren, hem smeekend niet overijld te
werk te gaan. Wij waren zoo dicht aan land.
dat de branding langs de kust, schuimend en
fonkelend, duidelijk zichtbaar was.
Boven, uit een der naasten, klonk een ge
roep: „Kijk uit! Ze schieten weer!"
Toen eerst bemerkte ik een kwartmijl achter
ons, tusschen het land en ons schip in, 'n klei
nen schoener, tamelijk laag op het water, bui
gend onder een wolk van witte zeilen een
wonderlijk iets om naar te kijken. Het was als
of ik nooit iets gezien had, dat zóó van leven
en levensvreugde doortinteld scheen. Een
sneeuwachtige streep krinkelde weg van den
boeg bfj iederen golfslag. De boot kwam met
grooten spoed nader en een rij gezichten dia
onzen kant uitkeken, werd boven haar romp als
een kransversiering zichtbaar. Ze zwenkte een
beetje uit den koers en een kolom van rook
schoot uit haar zijde; in het midden daarvan
was een glans van smeulend vuur. Nu volgde
weer het petsend geluid en er scheerde lets over
de golfkoppen naast ons, waardoor kleine damp-
kolommen ontstonden, die wegdreven op den
wind.... De schoener zwenkte terug en
koerste weer recht op ons aan. Een rumoer als
brullend applaus steeg van boord op Lumsden
sloeg de beide handen voor het gezicht.
Ik hoorde Mercer naar voren orders uitgil
len. Wij minderden zeil. De schoener loefde een
beetje en schoof reeds ongeveer langs ons. Een
roep als 'n metalen geschal, klonk er uit:
„Als je niet bijdraait, laten wij je zinken!
Bij God, we doen het!"
Majoor Cowper naast me stond afschuwelijk
te vloekenEensklaps begon hij iemand toe
te roepen:
„Naar beneden!.... Naar beneden alsjeblieft!^
.(Wordt vervolgd),