Verspilling van grondstoffen Md wémlmn dag f 75.880.- r=\ ZADELHOFF f 25 - keerden wij heden uit I ONZE 257e UITKEERING GELDERSCHE ROOKWORST HET KAPERSNEST TREURIGE CIJFERS =3 JOSEPH CONRAD p- Onverantwoordelijke ontspan ningsmethode in de Ver- eenigde Staten Grenzenlooze roof bouw Eenige rijmpjes DRAISlflA-vANVALKEMBURG'S- A ••.LEVERTRAM LEEUWARDEN Moskou-Wladiwostok Gewezen Oostenrijkers Grove suiker" ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis-ongevallen-verzekering aan den Heer H. S. KETELAAR, van Oldenbarneveldtstraat 96, Amsterdam, wegens een aan hem overkomen verkeersongeval. Dit is WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAC VAN 1 aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS I h0°Siè.t....?" -= Het Portret INDERDAAD IETS FIJNS AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL De definitie van het begrip mensch: „een wezen, dat onredelijk kan handelen" lijkt bijzonder toepasselijk op sommige Amerikaansche ondernemers, die er achter ge komen zijn, dat onredelijk handelen in zekeren zin ongemeene genoegens oplevert; en daar zij uiterst belust zijn op genoegens, en weigeren te gelooven aan een keerzijde van de medaille, welke rasechte „money-maker" gelooft in derdaad nog aan een anderen levenszin dan winst doen zij dus redelijk met onredelijk te handelen. Reeds de lagere school prent de prille jeugd een diepen afschuw in voor de barbaarschheid van zekere historische noma denvolken, die er een vermaak in vonden om een landstreek in korten tijd kaal te laten grazen als een biljartbal, om daarna, zonder zich verder om de vernielde mogelijkheden van den misbruikten grond te bekommeren, een nieuw „afzet"-gebied op te zoeken. En men is er vrijwel onbekend mee, dat een hoogst- beschaafd volk aan de overzijde van den At- lantischen Oceaan, hetzelfde „systeem" op een moderne wijze toepast. Over den inhoud van de Pandora-doos, die de aarde heet, is reeds veel geschreven; en het staat vrijwel vast, dat de Amerikaansche kolenlagen met een hoog koolstofgehalte tot op een derde zijn uitgeput;evenzoo de gas- cokeslagen en de ijzererts-voorraden. De ruwe olie, die door 't toenemend verbruik door vlieg tuigen, schepen, tractoren steeds meer ge vraagd wordt, zal vermoedelijk in pl.m. 1950 zijn uitgeput. Maar wie vermoedt, dat men den mijnbouw nu zoo rationeel mogelijk aanlegt, en uit den grond alles tracht te halen wat er in zit, om toekomstige geslachten zooveel mo gelijk voor een catastrophe te behoeden, heeft het mis. Met een „après nous le déluge" wordt gulzig gegrepen naar het beste, dat de meeste winst oplevert, om het minder goede, dat meer bewerking vraagt, als waardeloos terzijde te werpen. Stuart Chase, die 'n grenzenlooze verspilling van steenkolen opmerkte, vond daarvoor drie voorname redenen: minderwaardige methoden bij het te voorschijn halen der grondstoffen, bij het ontwikkelen van stoom en warmte en een gebrek aan een systematische vereeniging van kool en waterkracht. Daarnaast merkt hij op, dat het winnen van nevenproducten: meststof fen, chemicaliën, kleurstoffen, teer etc. eenvou dig nagelaten wordt, waardoor de ongezond heid en leelijkheid der steden verhoogd wor den, omdat dit alles via de schoorsteenen over de stad wordt uitgestort. Het slechte toezicht bij den mijnbouw, de zwakke organisatie, ondoelmatige werkmethode, onverschilligheid bij transport, en vooral een onbeschrijfelijke nalatigheid bi) heft gebruik doen, zooals een mijnwerker schreef; „duizen den tonnen kool verloren gaan". Het Amerikaansche departement van Mijn bouw liet eens nagaan hoeveel procent van een gemiddelde ton kool een nuttig effect had, en het kwam tot het volgende inderdaad verras sende resultaat: 300 kg. Verlies by Transport 63 kg- Schoorsteenverlies 223 kg- Stralingsverlies 26 kg. 25 kg. Verlies bij omzetting van warmte in arbeidsvermongen 325 kg- 962 kg. Het nuttig effect van 1000 kg. kool bleek dus 3.8 pet. te zijn, vertegenwoordigende een gewicht van 38 kg. Wat daarnevens verloren gaat aan bijpro ducten moge blijken uit het volgende: Van de jaarlijksche productie, die 500 mill, tonnen kool oplevert, gaan verloren aan paar denkrachten 1000 mill- dollar, aan ammonium- sulphaat 280 mill., aan benzol en teer 400 mill, en aan overige verliezen nog 320 mill-; tezamen dus 2 milliard dollar excusez du peu. Het ideaal van de kolenexperts Gilbert en Pogne, volgens wie één ton kolen kan opleveren: 1 ton rook- en aschlooze verwarmingsstof, een voor raad kookgas voor een maand, brandstof voor een autotocht van 65 K.M-, voldoende mest stof voor een kleinen tuin benevens een flinke dosis teer en dat alles voor minder dan de ■elf dollar, die hij nu voor eenzelfde hoeveel heid minderwaardige brandstof moet betalen dat ideaal schijnt bij lange na nog niet bereikt. Met het aanboren van petroleum is het al net zoo. De geologie heeft een aparte studie gemaakt van de aardlagen, waarin zich dit nut tige vocht bevindt, en de juiste methode aan gewezen om de olie tot den laatste druppel toe aan de oppervlakte te brengen. Maar deze methode kost studie, tijd, bewer king; en van „kosten" wil de gouden-kalf-danser niet weten. Met leede oogen moeten de experts het onverantwoordelijke maar-raak-boren aan zien en erkennen: „Zonder keuze wordt geboord op velden, die zoo dicht bijeen liggen, dat de torens elkaar schijnen te raken twaalf op een veld, dat er nauwelijks drie bevatten kan; nergens weten schappelijke voorzorgen om het gas, dat de olie omhoog doet stijgen, vast te houden, een koortsachtig dooréénrennen met het gevolg, dat ongeveer de helft tot drievierden van de petroleum voor goed verloren gaat". „Wij heb ben velden verlaten, waarin zich nog veel olie bevond; we hebben toegelaten, dat enorme gas massa's verloren gingen; we hebben water laten stroomen over oliemoerassen en aldus velden verwoest, waaruit we honderdduizenden vaten olie hadden kunnen winnen." De houtproductie wordt in de V. S. zoo ener giek aangepakt, dat men, naar statistieken heb ben uitgewezen, over dertig jaar alle bosschen zal hebben uitgeroeid. Het jaarlijksch verbruik is komen vast te staan op 24.8 milliard kub. voet, terwijl nog 746 milliard kub. voet voor handen is. De jaarlijksche aanwas bedraagt nauwelijks een vierde van het verbruik; bevor dering en verbetering ervan valt nergens te bespeuren. 65 procent van het gekapte hout gaat verloren in het woud zelf en in de zaag molens. En ook hier weer een verwaarloozing van nevenproducten: olie, teer, houtskool en papierstof. Deze laatste wordt per schip uit Noorwegen aangevoerd, om vervolgens 1500 KM. per spoor vervoerd te worden, terwijl de houtafval vlakbij in de bosschen verrot. In vijf jaar tijds wist men bovendien door boschbran- den, ontstaan door nalatigheid, 56.000.000 acre boschterrein op te ruimen. Dit treurig verhaal kan nog aangevuld wor den met roofbouw op akkergrond, die bemest wordt met 14 K G. mest, waar men in Europa 100 K.G. aanwendt; met een systematisch uit roeien van vogels, waardoor de landbouwer overgeleverd wordt aan alle mogelijke soorten schadelijke insecten; met een verhaal van de vernietiging van visch, tengevolge van onver antwoordelijk té werk gaan by het visschen en de vergiftiging der kustwateren door de afval producten van met olie gestookte schepen. Stuart Chase heeft een kleine lijst samenge steld van de jaarlijksche verspilling bij de grond- stoffenproductie. Steenkool: 750 millioen ton. Waterkracht; 50 millioen pk. Olie: 1 000 millioen vaten. Gas: 66.000 millioen M3. Hout: 550 millioen M3. En wie zal een statistiek maken van roof bouw, gepleegd op arbeidskrachten; wie zal het aantal menschen tellen dat, ten gronde gericht Het Sint Nicolaasfeest is altijd een feest van verrassingen. De goedgeefsche Sint geeft dan gaarne een nuttig geschenk, dat hij gewoonlijk vergezeld doet gaan van 'n toepasselijk rijmpje Toevallig was ik dezer dagen in het pakhuis van Sinterklaas en daar Pieter het erg druk had was ik in de gelegenheid eenige rijmpjes over te schrijven. Hier zijn ze: Aan een oom: Hierbij zend ik u pantoffels En ik vond daartoe den moed, Wijl ik weet, dat gij gewoonlijk Alles op uw slofjes doet. Maar ik weet ook, dat pantoffels. Niet slechts enkel naar den schijn, Doch nog veel meer naar het wezen, Voor den man symbolisch zijn! Aam een meisje. Met een kookboek of een naaidoos, Weet ik, dat ik jou maar kwets. Je zoudt zeggen, die Sint Nic'laas Is ontzag'lijk ouderwetsch! Laatst was ik bij Greta Garbo En ik heb haar toen gevraagd Wat een meisje, tegenwoordig, 't Liefste heeft en 't liefste draagt. Want ik geef zoo graag iets nuttigs, Waar j'als meisje iets aan hebt En waarin je dan ook daag'Hjks, Steeds opnieuw, behagen schept. En wat Greta mij vertelde Is, wat jou beslist verrast: 'n Potje met een kilo menie En een nieuwe schilderskwast! t Aan een HBS-er. Op jouw leeftijd, tegenwoordig, Is men reeds volslagen man. Want je drinkt de schoone wijsheid Niet per maatje, doch per kan. In plusfour en met je „sorry" Ben je inderdaad net echt. Ook met politiek, bijvoorbeeld, Kan j'al aardig mee terecht. Maar toch vind ik het wel jammer. Dat Je jeugd niet veel beduidt, Want je had de kinderschoenen Nog niet aan of al weer uit! Om dat tijdvak in te halen Geef ik je hierbij een kans Met een uitgaaf van de sprookjes Van de ouwe mevrouw Gans! Aan een mevrouwtje. Lief mevrouwtje, voor uw schoentje Heb ik werkelijk iets passend. En ofschoon u niets zult wenschen, Is het toch nog wel verrassend. Neen, het is niet voor de keuken, Want dat ware toch niet tactisch. Daarin staat utheoretisch, Maar uw meisje doet het.practisch! Evenmin iets voor de baby. Dit behoort niet tot uw droomen, Want de eerste loopt al kranig En de tweede wil niet komen! Ach, u hebt ook reeds van alles, Jerseys, jumpers, shirts en bloesjes.... Doch, waar u van zult genieten Is een bon voor.... slagroomsoesjes! MARTIN BERDEN. MOSKOU, 2 Dec. (V. D.) Heden is de lucht postdienst Moskou—Wladiwostok officieel ge opend. Vanmorgen te vijf uur vertrok van het vliegveld te Moskou de Russische vlieger Rja- boesjenko met 220 K.G. post naar het Verre Oosten. Hij wordt nog vandaag te Kazan aan de Wolga verwacht, vanwaar de post over Si berië naar Wladiwostok wordt gevoerd. De postvluchten naar het Verre Oosten vin den voorloopig driemaal per maand plaats. WEENEN, I? Dec. (V. D.) Sedert de in wer king treding van de noodverordening betref fende het vervallen verklaren van de burger rechten van Oostenrijkers zijn, hoofdzakelijk wegens vlucht naar Duitschland, 2224 personen van het burgerrecht vervallen verklaard. In No vember alleen hebben 462 vervallenverklarin gen plaats gehad. door „rationeele" arbeidsmethoden, terecht kwam in de „witte zenuwlijdersdoos"? Waar de waterkracht voorloopig nog niet in staat is, om steenkool en petroleum te vervan gen, is deze verspilling van natuurschatten zui ver economisch gezien reeds onverantwoorde lijk, vooral met het oog op een nageslacht dat echter toch wel beperkt wordt. Uit een mo reel oogpunt is deze geringschatting van Gods gaven afschuwelijk maar wie stoort zich aan moreele. of „zelfs" economische wetten, als het gaat om Koning Dividend? Een poging, om wapenen en munitie over de Indische grens de Pensjaab binnen te smokke len, is verijdeld tengevolge van de waakzaam heid van een beambte der grenspolitie, die een man met 6 zwaar beladen ezels aanhield, en hem vroeg wat de pakken inhielden. „Grove suiker", luidde het antwoord. De be ambte onderzocht echter de pakken en ontdekte 10 bommen, 3 zakken met kruit, 1000 patronen, 17 geweren en 7 revolvers, waarvan eenige van Russisch maaksel. Het wachten duurde Cor Heukers vreeselyk lang. „Tien minuutjes", had de fotograaf gezegd, „dan zijn de foto's droog." De tien minuten leken haar een eeuwigheid, ook al omdat ze haast had. Ze moest naar de lezing, die precies drie uur begon. Tot vervelens toe had ze de wachtkamer rondgedrenteld en portret-op-portret bekeken. Ten langen laatste zette ze zich en nam een album van tafel, die ze onverschillig doorbladerde. Toen uitte ze een zachten kreet. Het gezicht van Frans Peters staarde haar aan. Ja, dit was Frans. Ouder dan zij hem gekend had, maar dezelfde flinke en open trekken, de krachtige mond, het blonde even golvende haar. Het was een bijzonder goed portret. Cor zuchtte even. Daar was de held van haar meisjesdroomen. Hoe oud was ze toen.... zes tien zeventien, toen hij nog bij hen op het dorp logeerde en zij in doodsangst naar hem toegerend was, omdat haar broertje hoog, te hdog in een boom geklommen was en er niet meer uitdurfde. Hoe moedig was hij naar boven geklauterd en had den jongen geholpen, die zich vastklem de, het niet waagde zich te verroeren. Daarna had ze hem nog een paar maal ge sproken. Had hij gevoeld hoe zij hem bewon derde, tegen hem opzag? Waarschijnlijk niet. Ze was zoo'n kind in dien tijd, maar gebleven was de herinnering, gebleven ook het wonder van den man, die eens moest komen voor haar, groot en sterk en krachtig. Vanuit het atelier klonken voetstappen, en toen deed Cor iets wat ze absoluut niet van plan was geweest, ze maakte' het portret los uit het album en toen de fotograaf haar de foto's overhandigde, rustte Frans Peters veilig in haar taschje. Ze kwam nog juist bijtijds voor de lezing en vond een plaats op de achterste rij naast Lotte Sprenger, die ze nauwelijks kende. Toen gebeurde het dat door een onvoorzich tige beweging haar taschje viel en met den inhoud ook het portret op den grond kwam te liggen. Lotte bukte zich, ze nam de foto, bekeek haar en met een strak gesloten gezicht gaf ze die aan Cor terug. Afschuwelijk, dacht Cor, tehvijl ze er hevig van bloosde, ze denkt natuurlijk dat ik verloofd ben en ik kan haar toch niet zeggen dat ik het gestolen heb. Met de pauze ging Lotte Sprenger weg. Ze had Cor 'n koud knikje gegeven. Op de gang IHHMMIHIHIHIHMMMMHIHHIMIMIHIMHMHMHMMHIHMMIMIHIHIHHHIMIMMHMHIMIMHMMHIMMIMUMIMMHHIHHHHMIMIHHMIIIMIMHIlHIHHIlHiM aiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiii i mm in i minim uiii hi muil in in mn ii mm ui Milium m ui ui ui au ii i ui ii mini ui mi ii ii ui in mi iiiiiiiiiiiiiiiiuiiii ui ui mum ui immuun minimi CAATD/E ALLE MJSDTP'O'eRS VERDEDIGT, DE KNAPSTE IN 7" MERLE LAND. WE heb ben elkaar ttoonoo/t ontmoet, maar ik HEB ZOO'N /DEE, PATWE TERDEGE NETEL- V. KAAR IN KENNM ZULLEN KOMEN töO,MIJNHEER FLETCHER, n 'kheb van u gehoord- SEniOMJEÏLM 0/TGEVAL TEM is't Niet. 'MD/O. IEDEREEN WEET, DAT M/J/iUEERMAN TOEN Z N [DE HOOFDEN VAN DIE BENDE ZUN ONT SNAPT. EN WAT ANNE BETREFT, HETOETU'- 0ENJS VANEEN KIND OCH KOM K/NOCDUJKE VERBEELDINGEN FANTAS/ÉN- OEEN jURVZALjm 'jELOOFAAH HECHTEN/'K DENK DAT MEN VAM MOORD ZAL 8E50/UIM6ET/, MAADDAtJ MOETEN DE LOKEN TE VOORSCHIJN GEBRACHT WORDEN. ZONDER L/JK OEEHBEW/JS VAR MOORD. CORPUS DELICTI ZOOMS (JWEET. WATHEBjEPAAR TE- <ÜEN/H TF BRENGEN. VRIENDLIEF C/C?peen WOORD Fe/N. JK LU TOE BH BEDRBóWTMOHZEC /ets anders, maar op EENO/NO moet K je W/JZEN. het mag VREENO UJREN, MAAR BR IS DJRWULS 60ED BNRECHTVAARD/Ó recht BESPROKEN IN deze ZO. LANDELIJKE GEMEENTEN. COEDtN AVON O7 v JEE beefden haar handen zoo erg, dat ze nauwelijks haar jas kon dichtknoopen. Twee kleurtjes brandden op haar wangen. „Het was een schandaal, een schan,daal om haar zoo te bedriegen. Cor Heukers met een portret van Frans in haar taschje. Het portret, dat hij voor haar had laten maken." Met driftige stappen liep ze voort. Ze zou jiet hem zeggen, nu dadelijk. Ze ging naar zijn kantoor. Het was een zeer opgewonden Lotte, die het privékantoor binnentrad. Verheugd liep Frans op haar toe. „Lotte, jij!" stak hij haar beide handen toe. Koel weerde zij hem af. „Ik moet je spreken." Frans zag dat er iets niet in orde was. „Ga zitten, Lotte, en vertel eens...." Ze besloot met de deur in huis te vallen. „Ken jij Cor Heukers?" „Cor Heukers...." stom verbaasd keek hij haar aan. Cor Heukers, nee, nooit van ge- Lotte lachte smadelijk. Ze loopt anders met een portret van jou in haar taschje. „Met een portret van mij?" „Ja, ja," driftig stampte haar voet op den grond, haar stem sloeg over. „Het portret dat je voor my hebt laten maken." „Maar dat kan niet, Lotte, ik ken geen meisje Heukers. Je moet Je vergissen." „Denk maar eens goed na of je haar kent, ze komt uit dat dorp waar je oom woont." Frans schudde zijn hoofd. „Nee," zeide hij: „ik ken haar niet." „En toch heeft ze een portret van jou," zei Lotte snijdend en ze kreeg een kleur ais vuur, toen ik het zag. Frans streek met zijn hand over zijn voor hoofd. „Cor Heukers" herhaalde hij. „Allemach tig, hy kende haar toch, een jong, aardig ding, jaren geleden was het, hij had haar broertje uit een boom gehaald. „Ja, Lotte, ik ken haar toch, laat 's kijken, vijf jaar geleden heb ik haar ontmoet." „Weet je wat jij bent," zei Lotte, en ze ging recht staan: „een valschaard en een bedrieger, eerst lieg je me voor dat je haar niet kent en nu je geen uitweg ziet, beken je. Bah, en met zoo'n man zou ik me verloven!" „Lotte, ik bezweer je dat er niets tusschen ons is, je gelooft me toch?" „En denk jij dat ik nog een oogenblik langer wil omgaan met zoo'n bedrieger?" zei ze hard. Ze draaide zich om. Ruw greep Frans haar handen. Ook hij was kwaad nu. Eerst had hij gedacht dat het een kleine jaloerschheid betrof, maar nu ze hem niet geloofde Hij keek haar aan; was dit het jonge meisje waarop hij zoo gebouwd had, dit: dat zachte en lieve kind. Hard en minachtend keek ze hem aan. „Laat me los, het is alles uit tusschen ons." „Weet goed wat je doet, Lotte, je bent nu voor geen reden vatbaar, ik geef je drie dagen en dan is voor mij ook alles uit." Haar oogleden knipoogden. Ze was gekrenkt in haar liefde, verbitterd, bedrogen. Ze kon niet helder denken. Dat portret in Cor Heuker's taschje, dat stak haar, dat maakte haar wreed. „Nooit kom ik terug, je bent niet te vertrou wen, ik vind je zóó minmet die harde woorden verliet ze hem. Verslagen ging Frans aan zijn bureau zitten. Het was een diepe en bittere teleurstelling voor hem, dat Lotte hem niet vertrouwde, maar nog erger had hem getroffen de hardheid en koud- heid van het meisje, in wier karakter hy warmte en teederheid vermoeid had. Binnen drie dagen ontving hy een brief van Lotte, waarin ze schreef met hem te breken, daar ze onmogeiyk gelukkig kon worden met een man, die haar nu reeds bedroog. „En toch," dacht Frans Peters, „moet ik te weten komen hoe die Cor aan myn portret komt." Hij besloot naar de volgende lezing te gaan, het zou al heel raar loopen als hy dat meisje niet zou zien. Haar gezichtje, het roodblonde haar en donkere oogen 6tonden hem nog dui- deiyk voor den geest. En zoo gebeurde het. De niets vermoedende Cor had dien dag een toevallige ontmoeting met Frans Peters. „Hoe is het mogeiyk," dacht ze verward, „hem opeens te ontmoeten; hij moest eens weten van het portret." Frans was besloten het haar op den man af te vragen, maar ze hadden zooveel te praten en op te halen, dat hij het vergat. Na dien keer volgden nog vele keeren. Hy leerde haar beter en beter kennen en op een dag, toen haar gelukkig gezicht hem toe lachte, vroeg hy haar, biy en zeker dat zyn keus goed was. Toen was het ook dat Cor hem zachtjes ver telde van den held h'arer droomen en het ge stolen portret. MERK 'been of armi i ij 1 '9 op dit blad zl1n Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen E Oflfifi by levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f MR/) by een ongeval met f OCH bij verlies van een hand f 1 oij verlies van een f Cfï A llC CtDOMKi S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen F verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen f doodeljjken afloop AiUlf* een voet of een oog duim of wijsvinger t/ bij een breuk van f40.- by verlies van 'n anderen vinger ROMAN VAN liiiiiiiniiiiiiMiiiiumiiiiiiiiiiiHiiiuiiiiiiuiiiMnitutiiuuMimuiiiHiiH» 19. (Korte inhoud van het voorafgaande: John Kemp. een Engelschman uit Kent, ont moet Carlos Rlego 'n vriend van den verloof de van zfln zuster Veronica, Ralph Rooksby Bit een achtervolging door de gendarmen vinden Carlos en zyn metgezel een schuil plaats bil Rooksby. By een bezoek aan Carlos werd Kemp gear-esteerd. maar la ter door Rangslev den leider van de smok kelaars. weer bevrijd Kemp wijkt dan met Carlos uit naar Jamaica, waar hy werk tracht te vinden op de plantages van Rooksby, die door MacDonald worden beheerd. Ook komt hy hier In kennis met den rechter O' Brien en Don Ramon, die Kemp willen overha len dienst te nemen bi! zeeroovers die Rlo Medio als basis hadden. Als hy hier niet op ingaat, wordt hl) sverweldlgd en aan boord van een schip gebracht. Hij weet echter spoedig te ontsnappen en wordt op gepikt door een ander schip, dat hem naar Havanna zal meenemen Nabij de Cubaan- sche kust worden zil echter door zeeroo vers, die onder beyel staan van een vriend van Carlos. Thomas de Castro, overvallen) Naderhand vond ik me naar adem snakkend öp myn rug liggen op het dek van den schoe ner. Een man of vijf hield my in bedwang. Castro stak een pistool in zyn gordel.... Hy stampte heftig met den voet en begon in het Spaansch te roepen: „Aan boord komen, -allemaal. Je hebt genoeg onheil gesticht, krankzinnige Lugarenos. Kom, we gaan." Als in een droom van woestheid en geweld, zag ik enkele mannen gereed den schoener af te stooten, en toen, in 'n hevigen drang, een drang van jeugdigen lust en kracht, dien ik my tot op dezen dag herinrer, wierp ik de mannen van mij af als kaf en stond vrij. Een gedeelte van een seconde, op het punt zelf te vallen, zag ik neer op knielende mannen. Het was een oogwenk maar, toen deed ik een sprong naar de reeling.... Ik klauterde woest: vóór my was het dek van de „Breeze." Juist één opgetogen oogenblik, had ik er het gezicht op en toen rees majoor Cowper voor myn oogen op. duwde mij terug op den schoener en tuimel de zelf mee. Twintig man wierpen zich op mijn lichaam. Ik liet alles met me doen, het einde was geko men. Ik had niet de kracht een vlieg af te schudden, mijn hart sloeg of myn ribben moes ten barsten. Op mijn rug liggend lukte het me nog te zegen: „Geef me lucht!" Het was me of ik zou sterven. Castro, in zijn mantel gehuld, stond over me heen gebukt. Ze hielden me tegen het dek geklemd en na korten tijd werd ik naar beneden gebracht en een hut van den schoener binnengedragen. Ze lieten me daar alleen, en langen tyd zat ik met mijn hoofd op myn armen. Ik had geen enkele gedachte; ik was van al dat stryden aJ te zeer uitgeput en er was ook niets om over te denken. Ik was er toe gekomen de ellende der omstandigheden te aanvaarden, en 't wSs alsof ik jaren ouder geworden was. Ik had ge zien hoe mannen elkanders gezicht open haalden om het bezit van knoopen, oude schoenen, Mercer's oude broek. Myn eigen toekomst boezemde mij in dien gemoedstoestand niet het minste belang in. Ik zat overeind en keek om my heen. Ik bevond my in een kleine, kale hut, ruw afgeschoten en buitengewoon vies. Op een plank boven een houten bank waren overal de vette afdrukken der hoofden, van die daar ge zeten hadden; de ruwe tafel waarop ik met myn armen leunde, was bedekt met een laag kaarsvet. Helder scheen het licht door een patrijspoort. Nu zag ik van een matras op den vloer de gestalte opryzen van een man; hij had een muziekinstrument by zich, een man doline met roode linten, die hy by me op de vette tafel legde. De man was ontstellend mager en zoo lang. dat zijn hoofd het roet van de zoldering veegde. Hy zeide: „Ha, ik wachtte erop, dat de cabaliero zou ontwaken." Hij stapte om het einde van de tafel, glipte tusschen tafel en wand, en greep my met ge- heimzinnigen ernst by den arm, terwyl hy langzaam naast mij plaats nam. Hij droeg een rood hemd, dat op de plaats waar zijn lange bruine krullen op zyn schouders vielen, eerder zwart te noemen was; het was versierd met dof geworden, vergulde taoopeo waarep de ietter» G. R. stonden, en waarschijnlijk vroeger van een of ander Engelsch schip gestolen. „Ik bid den Cabaliero te luisteren naar wat ik heb mede te deelen,'' zeide hij met diepen ernst. Ik kan het niet langer dragen neen, myn lijden kan ik niet langer meer dragen." Zijn gezicht was groot en van klassieken vorm, een strak gelijnd, tamelijk lang gezicht, met een reusachtigen neus, die van voren de doorsnede leek van een klok; hoefvormige wenk brauwen; oogen, met heel groote pupillen, die een purperachtig bruinen glans hadden als die van een paard. Zyn '/-zicht stond buitengewoon droevig, en hy begon te spreken met een gedra genheid van toon, of zijn borst een klankbord was. Hij gebruikte ontzaglijke lange zinnen, waarvan ik maar de helft begreep. „Wat is dan het onderscheid tusschen mij, Manuel del Popoio Isturiz en dezen Tomas Cas tro? De senor cabaliero kan het aanstonds zeggen. Zie mij slechts aan. Ik ben de knapste: vraag het slechts den vrouwen van Rit Medio en laat haar uitspraak doen. Die Castro is een Andalusiër, een vreemdeling. En wy, die dap peren van Rio Medio, wij dulden niet, dat een vreemdeling overwinningen behaalt op onze dames. Toch geven ze dien Andalusiër de voor keur omdat hy een nederig vriend is van den grooten Don. en hem een paar dagen het com mando gegeven is. Ik vraag u, senor, de onver zoenlijke tegenstelling tusschen mij, den leiden den kapitein van dit schip voor altyd, en hem, den vechtenden kapitein voor een paar dagen... Ben ik niet als het ware het brein en hij slechts liet mes? Ik vraag liet den senor Cabaliero?" Ik wist niet in het minst wat te antwoor den. Zyn groote oogen onderzochten peinzend myn gezicht. Ik moet als verbysterd hebben zit ten kijken. „Ik leg myn geval aan uw voeten," ver volgde hij. „U zult onze hoofdleider zyn en vanwege uw doorluchtige geboorte en befaamd vernuft, een voorname plaats innemen in den raad van notabelen. Is dit zoo niet? Zoo immers heeft de senor Juez O'Brien het beschikt? Wilt u mij 'n gewillig oor verleenen en myn on waardig lyden verlichten?" Langen tyd zag hij mij met smeekende oogen aan. Manuel dél Popoio, zooals hy zich noemde, streek het haar terug van zyn voorhoofd. Ik had opgemerkt dat zijn lokken met zwarte tressen doorvlochten waren, en dat hy groote vuile zyden manchetten droeg. „De cabaliero," vervolgde hij, terwyi hy zijn woorden met het getik van een langen witten vinger op tafel ondersteunde, „zal myn denk beelden aan de notabelen voorleggen. M-in oosi- tie is, zooals ik de eer had u te doen opmer ken, op het oogenblik ondraaglyk geworden Beschouw ook, hoe uw doorluchtigheid en ik samen zouden kunnen werken. Wat een verlich ting voor u en voor my. U zult dien Castro on draaglijk grof vinden. Maar ik, ik verzeker u, ik ben een man van smaak een improvisator een kunstenaar. Mijn zangen zijn beroemd. En toch Hy sloeg zijn armen over elkaar en wachtte; vervolgens zeide hij met zyn indrukwekkend ste stem: „Ik heb invloed bjj de mannen van Rio.... Ik zou een opstand kunnen verwekken. Wij, Cuba nen, zyn een jaloersch volk; wy houden er niet van dat vreemdelingen de besten van ons weg nemen, wij dulden het niet. Laat die Castro zich bedenken en in vrede aftrekken, ons en onze vrouwen verder met rust latend. Zoo als het spreekwoord zegt: Het is goed een brug te bouwen voor een vertrekkenden vyand." Hij begon mij nadenkend te begluren en zyn oogen begonnen meer en meer te schitteren. Die man was ondanks zyn potsierlyke aanstel lerij volkomen ernstig, daar was geen twyfel aan. „Ik heb een zachten geest," begon hy op nieuw, „een zachtmoedigen geest. Ik ben onder worpen aan de wettige overheden. Wat de senor Juez O'Brien my vraagt te doen, doe ik. Ik zou eenieder met een mes doorsteken, die den senor Juez zou willen lastig vallen; wy allen zouden dat doen. als recht en biliyk is. Maar die Castro, die Andalusiër, die byna zoo slecht is als een ketter! Als myn dag komt zal ik zyn armen en zyn voeten laten geeselen en ze in wrijven met roode peper. En al de mannen van Rio, die den vreemdeling haten, zullen iuieh°n... En ik zal kleine doornen onder zijn tong ste ken en zyn oogleden met een fijn schaartje af knippen en hem dan in de brandende zon doen zetten, Cacabellero. u zoudt mil nt-t beb een zachten geest. Ik ben een aangenaam gezel." Hij stond op en wrong zich langs de tafel. „Luister" zyn oogen lichtten op van genot „u zult my hooren. Het is goddeiyk o, het is heel aangenaam, zult u zeggen." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 13