Het Protestantisme in Italië X Prikkeldraad PIETER JELLES TROELSTRA THERMOGENE Ondanks alles.. DRIE HUIZEN IN ASCH Fantasieën van een Neder- landsch blad KOOPT KATHOLIEKE BOEKEN EN Boekh GIJ BEVORDERT DE EIGEN CULTUUR De partij der taktiek MAANDAG 4 DECEMBER Demping te Monniken dam DE SUIKERBIETENTEELT DE SUCCESVOLLE BESTRIJDER VAN HOEST KOUDE RHEU- MATIEK STEKEN IN DE ZIJ Brandspuiten weigerden ERGERLIJK OPTREDEN Kippen- en eendenhouderij Drie Polen gepakt FELLE BRAND TE GOUDA Post jager" overge dragen DE SALARIEERING VAN BEDIENDEN Onze Rom. corr. meldt ons d.d. 28 Nov.: De „Osservatore Romano", die de pro- testantsche propaganda in Italië voort durend en scherp op de vingers ziet en maar al te vaak allerlei ongerechtigheid daarin aan de kaak moet stellen, houdt zich in zijn nummer van hedenavond bezig met de fantasieën, die ongeveer twee maanden geleden in een deel van de Nederlandséhe protestantsche pers de ronde hebben ge daan. Het heeft wat geduurd, vóór die berichten hun weg naar Italië en vóór die verzinsels hun tegenspraak vonden. Beweren is nu eenmaal gemakkelijker dan bewijzen en om een lichtvaardige fantasie met grond te weerleggen, moet men zich soms een heel onderzoek getroosten. Het ging in het „Zoeklicht" en andere protestantsche bladen over een zekeren heer Pullen, die in de groote oorlogshaven La Spezia werkzaam is. „De heer Pullen", zoo schreef het „Zoek licht" „staat aan het hoofd van een merk waardige Protestantsche beweging, die haar invloed doet gelden over het ge- heele land. Zyn werk groeide snel en er ging zooveel invloed van hem uit in de stad Spezzia en het omliggende land, dat de Paus den bisschop van Sarzana naar Spezzia zond om aan dezen invloed paal en perk te stellen. De bisschop wendde zich nu tot den prefect, om dezen arbeid terstond te ver bieden en den heer Pullen het land uit te zetten. De prefect zei, dat hij de zaak zou onderzoeken. Daarna sprak hij den bisschop weer en zei: „Komt u over 20 jaar nog eens bij me en als u dan één twintigste gedaan hebt van al het goed, dat de heer Pullen voor de menschen in Spezzia gedaan heeft, dan zal ik uw voor stel in overweging nemen." De heer Pullen werd op deze wijze in staat gesteld ongehinderd zijn arbeid voort te zetten. En dit niet alleen, maar Mussolini en de fascistische regeering hebben de hoogste achting voor hem. Op een anderen keer werd een mede werker van den heer Pullen door dé fas cisten beschuldigd iets beleedigends ge zegd te hebben over de fascistische re geering. De fascisten in die stad verbrandden de kerk, wierpen de meubels uit zijn huis en verdreven hem uit de stad. De zaak werd onder Mussolini's aan dacht gebracht. Na onderzoek bleek de beschuldiging onwaar te zijn; nu werden de fascisten in die plaats veroordeeld om de kerk te herbouwen en de meubelen weer in het huis van den Evangelist te plaatsen." De „Osservatore Romano", die zich al eens met de protestantsche propaganda te La Spezia heeft bezig gehouden en zich ietwat verwondert over de voorliefde, die de buitenlandsche protestanten voor deze oorlogshaven toonen, heeft dus een' onder zoek gedaan naar de waarheid van deze verhalen. „Wij verklaren op de meest nadrukke lijke, volstrekte en onmiskenbare wijze, e® dagen alle Pullens aan deze of gene zijde van de Alpen uit om ons te logen straffen, wij verklaren allereerst, dat het een schaamtelooze onwaarheid is, dat ooit een prefect van Spezia het bovenvermelde antwoord, of iets dat er ook maar uit de verte op gelijkt, zou gegeven hebben aan Z. Exc. Mgr. Constantini of aan eenigen anderen bisschop of prelaat of priester. Op de tweede plaats stellen wij vast, dat niemand in La Spezia gehoord heeft van een Evangelist, die zou zijn verdreven, wiens kerk of zaal of iets dergelijks zou zijn ver brand, wiens meubelen uit zijn huis zouden zijn geworpen, en dat er vervolgens een onderzoek zou gedaan zijn en dat men nu zou veroordeeld zijn om weer op te bou wen. wat niet verbrand werd en meube len terug te brengen.... die niet zijn weg gehaald. Heel de rest getuigt eveneens van een zelfdewaarheidsliefde, namelijk: de belachelijke bewering, dat de bisschop van Sarzana, nog wel door den Paus zelf, naar La Spezia zou zijn gezonden om niemand minder dan een Pullen te bestrijden, terwijl de verheffing van de belangrijke en groote en volkrijke stad tot diocees algemeen be kend is; de al even absurde meening, dat er in Italië menschen zijn, zij het particu lieren of gezagspersonen, die eraan denken tot een bisschop te spreken op de wijze, die wordt toegeschreven aan den fascisti- schen prefect van Spezia; het beweerde on uitgesproken verwijt en de wél uitgespro ken uitdaging, die daarmee gericht zouden zijn tot de herderlijke werkzaamheid van Mgr. Constantini, die in zijn korten ambts tijd te La Spezia negen kerken heeft ge sticht, negen parochies ingesteld, die reli gieuze orden derwaarts heeft geroepen, een nieuw tehuis der Salesianen heeft geopend, en dit alles zonder de middelen, waarover de heer Pullen voor zijn bijzondere voorlief de te Spezia nog steeds beschikt. Wij hebben hier dus weer eens de hand gelegd op een van die authentieke en ka rakteristieke leugens, waarmede deze zoog. herders met dubbelen bodem hun werk zaamheid in het buitenland aanprijzen." Uitvoering van een beperkt plan: het Bloemendaal behouden De raad van de gemeente Monnikendam kwam in spoedvergadering bijeen onder leiding van den burgemeester, den heer J. Versteeg Jr. Deze deelde mede, dat de vergadering was be legd naar aanleiding van een ontvangen schrij ven van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen inzake grachtdemping en de van Ged. Staten terugontvangen bouwverorde ning met enkele opmerkingen. Op advies van den inspecteur der Volksgezondheid werden in de bouwverordening eenige wijzigingen aange bracht. Met de demping van het Bloemendaal zou een stadsgezicht van groote schoonheid verlo ren gaan. Daarentegen kon de Minister in de demping van den Niesenoortsburgwal berusten. Geadviseerd werd daarom het raadsbesluit tot algeheele demping in te trekken. Hiertoe werd besloten. De bedoeling is nu het beperkte plan uit te voeren, n.l. de gracht langs den Niesenoorts burgwal te dempen en een rioleering aldaar aan te leggen, alsmede in den berm van het Bloe mendaal. Nadat de raad in comité was geweest, werd voorgesteld, dit beperkte plan uit te voeren, d.i. demping van de Israëlietische begraafplaats tot de woning van den heer Abrahams; het werk in werkverschaffing uit te voeren en de riolee ring te laten uitmonden bij den Dam. De kosten bedragen ruim f 6000.waarvan f 4000. voor arbeidsloon. Hiertoe werd besloten. Geen aanvullende steunregelingen te verwachten De Commissie inzake steun aan de Suiker bietenteelt deelt mede, dat voor de suikerbie ten, waarvoor geen garantie beschikbaar is, geen aanvullende steunregelingen te verwachten zijn. Degenen, welke over dergelijke bieten be schikken, worden aangeraden om daarvoor een zoo goed mogelijke bestemming te zoeken, het zij voor veevoeder, hetzij op andere wijze. Hoewel dit buiten de bemoeiing van de Com missie ligt, maakt de commissie er op opmerk zaam, dat bij levering aan suikerfabrieken daarvoor slechts een lage prijs zal kunnen worden uitbetaald, daar het bedrag van den steun tot het maximum van 1710 millioen Kg. wordt en blijft gelimiteerd. VERKRIJGBAAR BIJ APOTH. EN DROG. Groote consternatie in het rustige Grootebroek op den Zondag morgen Zondagmorgen even over zevenen yerden de bewoners van een perceel aan den Straatweg te Grootebroek door voorbijgangers opmerk zaam gemaakt op eerste verschijnselen van brand. De plaatselijke brandweer werd gealarmeerd en was spoedig op de plek des onheils, doch zij kon niets uitrichten, daar motor- en handspuit het vertikte ook maar een enkel straaltje water te produceerenü Het huis brandde inmiddels tot den grond toe af, waardoor de bewoners, de fam. KI. Keeman, dakloos waren. De hevige Oostenwind dreigde echter steeds meer. Reeds was het aangrenzend perceel, be woond door het groote gezin W. Ooteman, door het vuur aangetast. Daar kwam hulp opdagen! De Enkhuizer brandweerbrigade, telefonisch verzocht, kwam met haar snelle autobrandspuit. Onmiddellijk werd de strijd tegen het vernietigend vuur aangebonden. Het kordaat en snel optreden had tot gevolg, dat tegen half elf de Enkhuizer brandwacht huiswaarts kon keeren. Niettemin was het perceel van Ooteman een prooi der vlammen geworden. Even na elven, dus nog geen uur later, moest wederom de hulp van Enkhuizen worden ingeroepen. Het weder aangrenzend perceel, bewoond door de fam. DuinKoomen, stond plots in lichte laaie. Een verborgen vuurhaard was plotseling opgelaaid en verraste d# bewoners. Ook dit perceel brandde tot den grond toe af. Gelukkig deden zich geen persoonlijke onge lukken voor. Een en ander veroorzaakte een groote con sternatie op het stille Zondagmorgenuur. Man te water geduwd en aan zijn lot overgelaten De rijkspolitie te Schoonhoven is er Zaterdag in geslaagd een verdachte op te sporen die Donderdagmiddag uit baldadigheid den 63-jari- gen gepensionneerden postbode W. C. Schou ten, aldaar van zijn fiets had geduwd. De man was te water geraakt en kon zich met moeite weer op den kant werken. Tegen den 20-jarigen M. J. C. S. te Lopik is procesverbaal opgemaakt, terzake van mishan deling. Hij was zonder om te zien doorgereden en had zich verder niet om zijn slachtoffer be kommerd. De uitkeering volgens de garantieregeling voor de week van 4 tot en met 9 December is vastgesteld op 40 ets. per 100 stuks uit te voe ren versche eendeneieren. Voor kippeneieren zal geen uitkeering plaats vinden. In zijn dezer dagen verschenen boek „Een halve eeuw van strijd" verhaalt de sociaal democratische afgevaardigde Schaper, hoe het socialisme in zijn leven kwam als „een nieuwe heilsleer zonder God". Hij las Multatuli en Büchner's befaamd werk „Kracht en Stof", terwijl de socialistische litte ratuur geheel van ongeloof Was „doordrenkt". Zoo ging zijn religie verloren en verviel hij tot atheïsme. Maar het gaf hem geen vrede. „Ondanks dit alles", zegt hij, „ben ik nooit absoluut los geworden van het godsgeloof". En dit verklaart hij dan o.m. uit de volgende over wegingen: „Welk verstand kan het grootsche mysterie van het heelal, van tijd en eeuwigheid doorgron den en omvatten' Hoe kan men begrijpen, dat in de toekomst, al die ontzaglijke eeuwen lang, de wereld zal voortbestaan zonder ons, zonder dat Ik, dat nu zich verdiept in alle grootsch- en schoonheden der natuur? Wat blijft er dan over van dat alles, als wij er geen besef meer van zullen hebben?" Deze ontboezeming brengt de verzuchting in herinnering, welke eenmaal de naar het onge loof afgegleden Fransche dichter Alfred de Musset in twijfel en vertwijfeling slaakte: „Mal- gré tout l'Infini me tourmente"! De idee, het besef der oneindigheid laat den denkenden mensch niet los. En zoo vond ook de sociaal-democraat Scha per geen rust bij het materialisme en ongeloo- vig dilettantisme van een Multatuli en een Büchner, noch bij de stofvergodende litteratuur zijner partij, welke het in die dagen van de daken verkondigde, dat men Kerk en godsdienst door het socialisme zou vervangen. Hoe klein was dat alles, hoe nietig, hoe on waar en troosteloos in het licht der eeuwigheid! P. S. De bontdiefstal te Rotterdam In Brussel zijn drie Polen, twee vrouwen en een man, aangehouden, die zeer waarschijnlijk de daders zijn van den brutalen bontdiefstal, die op 23 November bij den winkelier D. L. aan den Nieuwen Binnenweg te Rotterdam is gepleegd. Daar kwamen op dien morgen een heer en een dame binten, waarbij zich later een tweede juffrouw voegde. De dames konden geen keus maken, zoo vertelt „Het Volk", en van de ge legenheid, dat de „heer" met den winkelier een gesprek voerde, maakten de vrouwelijke „klan ten" gebruik, twee zilvervossen en vier bever- vellen, tot een gezamenlijke waarde van f 700 weg te kapen. Het signalement van het drietal kon vrij nauwkeurig worden- opgegeven. Vandaar dan ook, dat de Brusselsche politie in de drie Po len, den 33-jarigen Weiss en de vrouwen M. Weszendlilsky en G. Hoffmann, die zij als on- gewenschte vreemdelingen had aangehouden, het te Rotterdam gezochte trio meende te heb ben gevonden. De Rotterdamsche politie werd van een en ander verwittigd en een zuster van den winke lier L., die de vreemdelingen ook in den winkel had gezien, vertrok naar Brussel, en herkende daar in de gearresteerde Polen de bontdieven. In Stolwijkersluis bij Gouda heeft Zondag nacht een felle brand gewoed, waarbij twee woonhuizen en een als kuiperij ingerichte werkplaats in de asch werden gelegd. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat het gezin J. Bol zich slechts met moeite en in nachtgewaad in veiligheid kon stellen. Een paard, een auto, twee voertuigen en vier rijwielen werden een prooi der vlammen. Troelstra naar een der teekeningen van Marie de Roode 99 Aan Studiecomité Snelpost Nederland—Indië Zondagmorgen is de „Fostjager" door de firma Pander voor de uitvoering van de postvlucht naar Nederlandsch-Indië op 9 December a.s. aan het Studiecomité Snelpost NederlandIndië overgedragen. De luchtwaardigheidspapieren, door het de partement van Waterstaat afgegeven, zijn daar bij door den heer H. Pander aan den voorzitter van het Comité, den heer A. F. Bronsing over handigd. Daarna vond een zeer geslaagde demonstratie vlucht met den „Postjager" boven Schiphol De maatschappelijke beteekenis van het gezin De Nederlandsche Vereeniging van Christe lijke Kantoor- en Handelsbedienden en de Ne derlandsche Roomsch-Katholieke Bond van Handels-, Kantoor- en Winkelbedienden „St. Franciscus van Assisië" hebben zich dezer da gen door middel van een uitvoerig gemotiveerd schrijven tot de patroons gewend met het ver zoek om herstel der periodieke loonsverhoo- gingen. Gewezen wordt op zeer lage loonen van jeug dig personeel en de daaruit voortspruitende moreele en zedelijke gevaren. Gevraagd wordt een salaris, dat op huwbaren leeftijd het aan gaan van een bescheiden christelijk huwelijk mogelijk maakt. Daarbij wordt genoemd een be drag van 1-800 per jaar voor op behoorlijke wijze verrichten eenvoudigen arbeid op 25- jarigen leeftijd. Tevens wordt de nadruk gelegd op de maat schappelijke beteekenis van het gezin en in verband hiermede o.m. op den kindertoeslag, waarbij wordt gewezen op de verzwaarde lasten door de tijdsomstandigheden op de gezinnen, speciaal op het groote gezin, neerkomende. I en TJitg. Ver. De Nationaal-Socialistische beweging komt tegènwoordig voor haar demagogisch op» treden de eerepalm toe, schreef dezer dagen jhr. De Geer, Minister van Staat, in „De Nederlander". Zoo nijdig als nering wezen kan, beschuldigt de socialistische pers de fascistische van leuzen-stellerij. De eene demagoog verwijt hier den ander, dat hij zwart ziet van bedrog. „Toch is er graadverschil in den weerzin, dien beider methode wekt," merkt de oud-minister van Financiën op. „Bij den sociaal-democraat, gedrenkt in het historisch materialisme van Marx en in de daarop gefundeerde klassen- strijdsleer, zijn voorstellingen als deze allengs als spinrag in zijn hersens gaan zitten. Een jarenlange zelfbegoocheling doet hem de zaken aldus zien. Hij is, op zijn manier, te goeder trouw. Maar de nationaal-socialist, die het marxisme en den klassenstrijd heeft afgezwo ren, kan zulke malligheid niet gelooven. Bij hem is zij louter middel cm zich aanhang te verwerven ook onder de arbeiders. Daartoe praat hij de klassieke sprookjes der Marxisten na.'' Het is dezelfde taktiek, die andere fascisten doet aanpappen met den communist van Bu- rink te Rotterdam of den bolsjewist Frenay te Schiedam. Dezelfde taktiek, welke de N. S. B.- ers er toe verleidt om Troelstra, den apostel van den klassenstrijd, als voorlooper der fascis- terij te doodverven. Het komt zelfs voor, dat men te kennen geeft, de politieke erfenis van dezen revolutie-„held" uit 1918 aanvaard ta hebben, omdat de tegenwoordige sociaal-de mocraten de idealen van Pieter Jelles zouden verloochenen! Het spreekt vanzelf, dat men zulke knal effecten niet beproeft in katholieke of christe lijke gewesten van ons land. De taktiek brengt de N. S. B.-propagandisten er dan weer toe om met een zoogenaamden goeden katholiek of met een deserteur uit het Christelijk kamp op de proppen te komen. Op eiken visch hengelt men met ander aas en de vangst, hoe kan het anders, is nogal bevredigend; een visch is een maal stom. Alleen vragen wij ons af hoe zoo'n uiteen loopend gezelschap zich met elkaar vermeien zal. Hoe moet de katholiek zich voelen naast den anti-papist; hoe de kapitalist van het uitknijp- systeem naast zijn slachtoffer; hoe de militai- rist naast den pacifist; hoe de klassenstrijder naast den christen! Het is ons een raadsel, hoe er met zoo'n in al zijn samenstellende deelen verdeeld korpa op te marcheeren is. Het kan niet anders of door onderlinge verdeeldheid moet zoo'n bewei ging uiteenvallen. Men wijst misschien op het Duitsche voor voorbeeld, doch dat heeft geen zin. De vrij heidsliefde is den Duitscher niet ingeboren ala ons en de druk der omstandigheden op de sa menvoeging is daar door de algemeene ont reddering, door den maatschappelijken nood en de buitenlandsche verwikkelingen tienmaal zwaarder dan hier geweest. En ook ten aanzien van Duitschland valt et nog héél veel af te wachten!! De principieele inslag van ons volk is boven dien grooter dan elders; het rechtsgevoel mee* gescherpt en de nuchterheid grooter. Al die weerstanden zullen tenslotte sterker blijken dan de meest geslepen tactiek van da N. S. B. Brandstichting te Rotterdam? Im den nacht van Donderdag op Vrijdag heeft een brandje gewoed in de lunchroom. Victoria aan de Hoogstraat te Rotterdam. De brandweer heeft het brandje gebluscht met een gummi slang. In verband met dezen brand is na een poli tioneel onderzoek de eigenaar van de zaak de 30-jarige J. O. aangehouden en opgesloten als verdacht van brandstichting. Johan Winkles: „PIETER JEL LES TROELSTRA" Amster dam (Querido) 1933 159 blz. J. H. Sch uper„EEN HALVE EEUW VAN STRIJD", Deel I Groningen (Wolters) 1933 264 blz. Johan Winkler heeft drie jaar na den dood van Mr. Troelstra, dien hij lan gen tijd als secretaris had terzij ge staan, een piëteitvol boekje geschreven om „aan een hopelijk zeer breeden kring uit een te zetten wie de man was, en wat hij wilde, die wellicht meer dan iemand an ders zijn stempel gedrukt heeft op het po litieke leven van modern Nederland." Den grootsten leider van het Nederland sche socialisme beschreef hij als Fries, als Nederlander, als internationalist, als mensch en als politicus. Hij roemde hem als den eerlijksten vre desapostel in oorlogstijd (bl. 26) als een staatsman, die evenals Schaepman en Kuy- per aan het heele Nederlandsche volk toe behoort, (blz. 45) als den geestelijken af stammeling van Lasalle (blz. 53) als den man met de bovenpersoonlijke intuïtie, die de historische taak en de bestemming van het heele proletariaat belichaamde en on der woorden bracht (blz. 76), als den aristo craat van den geest, die wars was van alle oppervlakkige gemeenzaamheid en zijn le vensstaat te groot zag om zich af te ge ven met allerlei dingen en menschen, die niet ter zake deden (bl. 80), als iemand die niet behoorde tot die twijfelachtig groote figuren, met wier dood de beweging of de partij, die zij schiepen bijna gelijktijdig sterft (blz. 96), als den leider, zonder wien de sociaaldemocratische beweging in ons land wél zou zijn ontstaan, doch nooit ge heel zóó zou zijn geworden als zij werd (blz. 99), als den wegwijzer, wiens historische daad is, dat hij uit sectarisme, anarchisme en onbewustheid 'n belangrijk deel der Ne derlandsche arbeidersklasse opvoedde tot eenheid, organisatie en zelfbewustheid (blz. 104), als den parlementariër die echter nooit wilde onderschatten wat er buiten de Ka mer gebeurde en de relatieve waarde van den parlementairen arbeid steeds voor oogen hield (blz. 118) en als den profeet, die reeds in zijn strijd tegen Bolland vooruitliep op aen strijd tegen het fascisme, waarvan Bolland de Johannes de Dooper was (blz. 135). Hij herdacht het ontroerend afscheid van den 16en Mei 1930, waarbij duizen den mannen en vrouwen, wier leven zonder Troelstra zoo geheel anders geweest zou zijn, het werk een dag hadden laten rus ten om naar Den Haag te trekken en nog eens, voor het laatst den leider te volgen, aan wiens roepstem zij zoo vaak gevolg gaven, toen hij nog leefde. Toen Johan Winkler dezen mooien krans van bloemen had gevlochten om het hoofd van den bij vriend en tegenstander even sympathieken held; toen moet de gedach te wel ver van hem hebben gestaan, dat binnen enkele maanden na het verschijnen van zijn in n ruk neergeschreven dithy rambe reeds door een der oudste socia listen een zoodanigen kijk zou worden ge geven op de figuur van Troelstra, dat de nimbus rondom die gestalte sterk verblee- ken zou. Een ongelukkige of voor de critiek misschien een min of meer gelukkige samenloop van omstandigheden heeft de verschijning van Schaper's eerste deel „Herinneringen" zóó onmiddellijk doen vol gen op het lofdicht van Winkler, dat dit laatste in de donkerste schaduwpartijen van het eerste komt te staan. Want Scha per, die wel degelijk erkent, dat Troelstra „in een reeks van bijna 40 jaren ontzaglijk veel heeft gedaan om de socialistische be weging groot te maken en te doen gedijen", die dit alles volstrekt niet vergeet en het Nederlandsche proletariaat toeroept het ook niet te vergeten (blz. 262) Schaper, die later nog hoopt een mooier licht op zijn strijdmakker te kunnen werpen, geeft juist in dit deel van zijn boek een zóó scherp gerichte critiek op de houding van den leider juist op de meest markante oogenblikken der partij historie, dat het con trast tusschen zijn en Winkler's publicatie wel bijzonder in het oog loopt. Aanleiding voor Schapers scherpe critiek was de volgende passage uit Troelstra's Gedenkschriften, Deel III; waar hij schrijft over een partijconferentie in 1913: „Schaper's optreden op deze conferentie was van een buitengewone felheid; hij ging zoover te beweren, dat ik „tegen de groote momenten niet opgewassen was gebleken", zonder daarvoor eenige nadere motiveering aan te voeren. Ik zou op deze uiting op zich zelf niet hoeven in te gaan. Van Schaper verwacht men nu eenmaal niet allereerst bil lijke en goed-gemotiveerde oordeelen over personen. Nu Vliegen echter deze bewering overneemt, kan ik haar niet stilzwijgend la ten voorbijgaan"en „ontzeg ik iedereen het recht, met een klakkelooze beschuldiging als die van Schaper een streep te trekken door mijn gansche levenswerk." (Blz. 230-31). Waar Troelstra zelf Schaper's beschuldi ging aan de vergetelheid ontrukte, dwong hij een van zijn oudste mede-leiders tot een motiveering van zijn oordeel. In het kort komt deze motiveering, die meer dan 60 pagina's van Schaper's boek beslaat, hierop neer. Vier groote momenten waren er in het leven der S.D.A.P.: de spoorwegstaking van 1903; de behandeling van de wet op het arbeidscontract in 1906; de aanbieding van drie ministerportefeuilles in 1913 en de re- volutiepoging in 1918. Op deze vier groote momenten nu was Troelstra, „deze bekwa me en geniale man, de kluts kwijt en dan bleek hij niet steeds opgewassen tegen zijn taak. Zijn zwak zenuwgestel overheerschte hem dan. Naar critiek wilde hij wel luiste ren, voor raad was hij vatbaar; doch altijd binnen zekere beperkte grenzen. En al spoe dig noemde hij den invloed van een te genstander in de Partij „tegenleiding", per soonlijk tegen hem gericht." (blz. 196). In het woelige kwartaal onmiddellijk na de spoorwegstaking van 1903 was het Troel stra, die tegen het uitdrukkelijk advies van de meer nuchter denkende partij bestuurs leden bleef coquetteeren met anarchis tische en vrij-socialistische elementen met het gevolg, dat het niet-socialistische deel van het Nederlandsche volk onnoodig tegen de S.D.A.P. werd opgehitst terwijl de linksch-radicale „bondgenooten" voortdu rend trachtten den socialisten een hak te zetten om uit de „samenwerking" munt te slaan voor hun eigen standje. In de kwestie van het arbeidscontract liet Troelstra het heele uit zijn partij gê- vormde comité van actie tegen de opname van de desbetreffende bepalingen in het B. W. in de Kamer eenvoudig alleen staan. Zonder eenige waarschuwing vooraf des avoueerde hij Tak en de zijnen, zoodat de interne organisatie der partij naar buiten den indruk maakte van een kinderkamer janboel, waarin Troelstra weigerde de rol van juf te spelen. Toen Dr. Bos na den uitslag der verkie zingen van 1913 den sociaal democraten liefst drie portefeuilles in het kabinet aan bood, was het weer Troelstra, die zonder voldoende overleg met zijn medebestuurs leden, den formateur een weifelend ant woord gaf, die naderhand nog enkele ma len van meening veranderde over het al of niet aannemen van het aanbod en die tenslotte, tegen het oordeel van het par tijbestuur, de heele zaak deed afketsen, zeer tot nadeel waarschijnlijk van de heele verdere ontwikkeling der socialistische be weging. Had de S.D.A.P. immers haar man nen gehad in het kabinet Cort van der Lin den, hoeveel zou dan niet vooral tijdens den oorlog gedaan kunnen zijn tot berei king van haar ideaal? Aan de tragedie van Troelstra's optreden in 1918, toen hij in een opwelling van re- volutionnair sentiment, den greep naar de macht aankondigde hoeft slechts terloops herinnerd te worden. Deze „groote vergis sing" van den grooten man is zóó vaak en uitentreure tot in den laatsten tijd toe ge bruikt, als hetzemiddel tegen de sociaal democratie, dat zij als „voldoende bekend" mag worden verondersteld. Schaper, die la ter Troel stra's figuur in de Kamer goed te praten kreeg en op het congres daarom nog als de kwade hond werd beschouwd, memoreert de geschiedenis nog eens in haar geheel, met vermelding van enkele le zenswaardige, nog niet gepubliceerde docu menten, die een beoordeeling van zijn hou ding in die dagen bevatten. Uit de feiten zelf spreekt naar zijn mee ning duidelijk gehoeg, dat hij niet te ver ging toen hij Troelstra's optreden op de groote momenten van de partijhistorie als ongeschikt en Winkler's uitlating, dat Troelstra iemand was „die zijn eigen partij meer dan wie ooit steeds gehoorzaamde" (blz. 23) als onjuist kwalificeerde. Rijst de vraag: heeft Schaper dit alles opgerakeld uit pure zucht naar zelfrecht vaardiging alleen? Uitsluitend om zich nog te meten met een doode dien hij bij leven als zijn vriend behandelde? De heele toon van zijn boek geeft hierop een ontkennend antwoord. Schaper is een ander mensch dan Troel stra. Meer nuchter en de gevolgen van be paalde houdingen voor de practijk afwe gend minder academisch en met theore- tiseerende twijfels de kwestie benaderend. Troelstra is tot het laatste deel van zijn Gedenkschriften academicus gebleven. Schaper is de man uit en door de practijk van den strijd, de opvoeding en de leiding geschoold tot een kenner niet van boe ken en theorieën op de eerste plaats doch van menschen. En daarin kon juist Troelstra zich zoo vaak vergissen schrijft zijn bewonderaar Winkler (blz. 77). In de omstandigheden, waarin hun beider mei moires tot stand kwamen, ligt bovendien een duidelijk verschil tusschen de twee leiders figuren. Troelstra schreef aan het einde van zijn leven, toen hij zich eenmaal definii tief had teruggetrokken uit de politiek: Schaper staat nog midden in de arena en zijn boek draagt er de sporen van. Met eerlijke en onbevangen vrijmoedigheid spreekt hij herhaaldelijk zijn oordeel uit over problemen van de S.D.A.P.-nu: gei toetst aan zijn eigen ervaringen. Vele van zijn herinneringen kan merf zoo toepassen op socialistische vraagstuk* ken van den dag. Ook zijn heriAeringen aan Troelstra. Zelf trekt hij slechts een detail-conclu- sie. „Voor de kennis van de psychologie de» massa is het goed zulke dingen nog eens te memoreeren" schrijft hij (blz. 260) en hij waarschuwt „dat blinde vereering nood* lottig kan worden voor een geheel volk, zoo* wel als voor een strijdende klasse" (blz, 262). De groote consequentie echter laat hg aan anderen over: de consequentie, dat het gevaarlijk is, en dat het zich altijd vroeg of laat aan de partij wreekt, wanneer zij roekeloos speelt met het vuur der sa* menwerking met linksch-radicalen, der wei felende houding in het aanvaarden van mede-verantwoordelijkheid en der revolu tie. Als men zich de feiten uit het laatste jaar der socialistische partijhistorie voor oogen haalt zal men in Troelstra's houding veel, zeer veel stof tot nadenken vinden. Daar om heeft Schaper geschreven en niet willen zwijgen. Hij moge geen roepende blijven in de woestijn. HANS HERMANS,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5