Instelling van een verkeersfonds Rentabiliteit der spoorwegen ar De mijnindustrie bedreigd De schulden van Indië SCHADE RAIL VERKEER m DONKERE TOEKOMST WOENSDAG 6 DECEMBER De algemeene belastingbetaler moet de sommen opbrengen, om 't spoorwegbedrijf in het leven te houden Wat voor motorrijtuigen verschuldigd is Geen afrekening met railverkeer f 9 millioen Ingrijpende maatregelen noodig Voor de provincies Minister Ir. J. A. Kalfj Commissie van Advies Uitstel behandeling wetsontwerp De belastingen De mijnen kunnen den ongelijken strijd met het buitenland niet volhouden Geen bedrijfsraad Pensioenregeling Geen Bedrijfsraad Maatregelen ter vermindering van de lasten gevraagd Betaling voor motor rijtuigen Lamme Goedzak Prof. R. Ligtenberg O.F.M. Donderdagmorgen plechtige uit vaart en begrafenis te Katwijk a.d. Rijn Mgr. W. Bouter Zijn koperen priesterfeest Doodgebleven in den trein Waarschijnlijk hartverlamming De overval in den trein Dader nog voortvluchtig BETER BEVAARBAAR Plannen tot vergrooting der capa citeit van den Ouden Usel SCHEEPVAART LIGT STIL Op het IJselmeer BEPERKING RIJSTINVOER N Ingediend is een wetsontwerp tot instelling Tan een verkeersfonds. Aan de memorie van toelichting wordt het Volgende ontleend: Van overheidswege zal het verkeer moeten worden «ge zien als één geheel en zullen maatrege len van coördinatie van verschillende verkeers middelen in het leven moeten worden geroepen, zoodat de verliezen van de gemeenschap ge ringer worden, maar tevens waarborgen wor den gegeven, dat het vervoer tegen matigen prijs plaats vindt. In het Rijksbudget moet worden uitgedrukt, dat het verkeer een eenheid is en dat alleen in samenwerking een goed resultaat te krijgen is. Dit streven wordt belichaamd in de oprichting van een verkeersfonds, waarin de voorzienin gen worden getroffen ter versterking van het onderling verband der verkeersmiddelen te land, te water en door de lucht. Komt dit fonds tot stand, dan zullen alle Rijksuitgaven voor het verkeer over de spoorwegen, de tramwegen, de waterwegen, de landwegen en door de lucht ten laste van dit fonds komen, welke uitgaven dan vooreerst zullen moeten worden gedekt door de inkomsten, welke de verschillende ver- keeren aan het Rijk opbrengen. Het instellen van een verkeersfonds brengt mee het opheffen van het wegenfonds. De op brengst der wegen- en die der rijwielbeiasting zullen niet uitsluitend voor wegenverbetering worden gebruikt, maar zullen, met de andere inkomsten van het verkeersfonds, tot bestrij ding der gezamenlijke uitgaven voor het verkeer dienen. De eigenaardige verhoudingen op het gebied der waterwegen maken het moeilijk, reeds nu het waterverkeer, evenals het motor- en rijwiel- verkeer, rechtstreeks door een verkeersbelasting te treffen en aan de Rijkskosten van het ver keer te laten meebetalen. Het waterverkeer is zoo groote eischen aan het Rijksbudget gaan stellen, dat de gewone dienst de noodigc gel den niet meer kon leveren en men groote werken op den kapitaaldienst der Rijksbegroo- ting bracht, waardoor de druk op den gewonen dienst eerst langzaam voelbaar wordt. Maar naast deze vergemakkelijkte financiering be hoort te staan de nauwkeurige overweging van de rentabiliteit der op langer termijn gefinan cierde werken, omdat men anders het recht niet heeft, den toekomstigen belastingbetaler te be lasten. De berekening van de rentabiliteit der water wegen verkeert nog slechts in haar kinder schoenen. Zij is voor het eerst op grootere schaal toegepast voor de ontworpen Twente kanalen, waarbij de moeilijkheden van zulk een berekening eerst recht zijn gebleken. Ook zal meer aandacht moeten worden geschonken aan de gevolgen van de opening van nieuwe verkeerswegen voor de rentabiliteit van be staande. En het luchtverkeer, dat zoovele voordeelen biedt, zal zich zoodanig ontwikkelen, dat de uitgaven der overheid daarvoor niet uitslui tend tot winst aanleiding geven, maar aan andere verkeersmiddelen verlies kunnen be rokkenen. Al zijn de groote tekorten van spoor- en tramwegondernemingen niet alleen aan de concurrentie der andere verkeersmiddelen te wijten en heeft met name de algemeene crisis een geweldige vermindering van het spoorweg vervoer ten gevolge, moeilijk kan worden be streden, dat de spoor- en tramwegen zwaar zijn getroffen door het zich snel ontwikkelende wegverkeer. Door den motor is in Nederland het spoor wegmonopolie van reizigers en ijlgoederenver- voer e.d. verdwenen en daarmee vervalt de rechtsgrond om den spoorweg tegenover dat monopolie allerlei beperkende en bezwarende bepalingen op te leggen, zooals spoor- en tram- wetgeving en concessies thans nog doen. Op dat gebied kan een wijziging een goede uit werking op de geldelijke uitkomsten hebben. Wie vraagt, of het einde der spoorwegpe riode niet nadert en of niet met het railver keer moet worden afgerekend (met aanvaar ding van geweldige kapitaalverliezen), stelle zich voor, welken invloed afschaffing van het railverkeer zou hebben op het wegverkeer. Van overneming van het railverkeer door het weg verkeer kan geen sprake zijn. Nederland kan het in het algemeen belang niet zonder spoor weg stellen en de algemeene belastingbetaler moet dus, zoo noodig, de sommen opbrengen, noodig om, nadat alle andere bronnen zijn uit geput, het spoorwegbedrijf in het leven te houden. Erkent men eenmaal de noodzakelijkheid van eten spoorweg in het algemeen belang, dan vloeit daaruit vanzelf voort eenige gebonden heid van d en spoorweg in den vorm van ex ploitatieplicht, vervoersplicht en vereischte goedkeuring van tarieven, welke invloed oefe nen op de rentabiliteit der spoorwegen. Dit sluit volstrekt niet in, dat de spoorweg in den tegen woord gen omvang moet worden gehand haafd. Als terugbrenging van het spoorwegbe drijf tot geringeren omvang noodig of toe laatbaar blijkt zonder het algemeen belang te schaden, zal men niet mogen schromen dit te bevorderen. De sterke mate van gebondenheid van den spoorweg moet niet aan andere vervoermidde len worden opgelegd. Een zoo ingrijpende be moeienis zou hun rentabiliteit onnoodig be ïnvloeden en een kostbare overheidsinmenging in het leven roepen. De overheidsbemoeienis moet zich zooveel mogelijk beperken tot wat noodig is voor een veilig verkeer en zich dus bezig houden met regelingen ten aanzien van dienst- en rusttijden, van hoedanigheid van materiaal er. keurig daarvan, enz. Door de oprichting van een Ver keersfonds, waartoe thans een wets ontwerp is ingediend, worden voor zieningen getroffen ter versterking van het onderling verband der ver keersmiddelen te land, te water en door de lucht De minister herinnert voorts aan den sedert 1926 voor autobusdiensten bestaanden vergun ningsplicht. Voor vrachtautodiensten is een dergelijk voorstel aanhangig. De voorsprong van de overige vervoermidde len op den spoorweg rechtvaardigt het doen meebetalen door die overige vervoermiddelen in de kosten van het spoorwegverkeer. Daarom is aan de instelling van het ver keersfonds een wijziging van de auto- en rij wielbelasting verbonden, welke verwacht wordt, ongeveer 9 millioen op te brengen. Deze belastingverhooging zal, naar aangeno men wordt, het autoverkeer niet een schade toebrengen, die de door dit vervoer bestaan bare en vee1 al kleine industrieele bedrijven en handelszaken in hun bestaan zou bedreigen. De verhooging is, hoewel zij van invloed zal zijn op den omvang van het autoverkeer, niet van dien aard, dat het vervoer met motorrij tuigen een terugslag zal ondervinden, die de meest economische bediening van het verkeer zou verstoren. Eindelijk benadert zij, naar de van spoorwegzijde gedane opgave, eenigszins de schade, welke het motorverkeer door het verschil in gebondenheid aan den spoorweg toebrengt. Voorts moeten ingrijpende maatregelen in het spoorwegbedrijf zelf worden genomen ter verkleining van het tekort. De regeering meent, dat zij met bekwamen spoed met de ordening moet beginnen. Zij zal zich dan daarbij laten bijstaan door een com missie van advies, die maatregelen moet voor bereiden en op de uitvoering ervan moet toe zien. Dat de minister van waterstaat, aan wien het beheer van het verkeersfonds zal worden opgedragen, niet zal nalaten, met belangheb benden overleg te plegen of te doen plegen, ligt voor de hand. Bij alle maatregelen inzake verkeer zal hij zich verder mede laten leiden door de finan- cieele gevolgen voor de Rijksbegrooting. Nam men geen ingrijpende maatregelen, dan zou het verkeer aan het Rijk in 1934 koster ƒ56.142.365, te kwijten uit den gewonen dienst, en 16.453.150 uit den kapitaaldienst. In de millioennota heeft de minister van financiën uiteengezet, dat in dezen toestand niet kan worden berust en dat de instelling van het verkeersfonds de gelegenheid moet bieden, de verkeerskosten met 32.5 millioen te verminde ren. Een der middelen hiertoe is de genoemde hoogere heffing van de motorrijtuigenbelas ting (de vroegere wegenbe'asting) en van de rijwielbelasting ten bedrage van 9 millioen. Op welke wijze de rest van de 32.5 millioen zal worden gevonden, zal bij de begrooting van het verkeersfonds, bij welker indiening tevens de begrootingen van waterstaat en van het we genfonds zullen worden gewijzigd, worden uit eengezet. Er is geen aanleiding de provinciën te doen deelen in de opbrengst van de belastingver- hoogingen. Anderzijds is het niet logisch, indien uit na dere bestudeering van het verkeer in zijn geheel moet worden besloten, minder aan wegenverbe tering uit te geven, dan naar verhouding van 1934 op de ontwerpbegroting van het wegen fonds was uitgetrokken, de wegenverbetering der provincies op den ouden voet door te laten gaan. In aanmerking nemende, dat voor de wegen verbetering (zonder de bruggen) op de begroo ting van het wegenfonds voor 1934 rond 9 mil lioen en op die van waterstaat millioen is uitgetrokken, wat bij een totaal aan opbrengst van rijwiel- en wegenbelasting van 30 millioen 9. 5/30ste dier opbrengst uitmaakt; achten de ministers het billijk, dat de provinciale uitkee- ring eerst aan beperking onderhevig zou zijn, wanneer voor de Rijkswegenverbetering minder dan 9.5/30ste van de belastingopbrengsten zou worden uitgetrokken. Bij de vaststelling van het bedrag voor we genverbetering wordt geen rekening gehouden met uitgaven voor den bouw van bruggen over de groote rivieren. De regeering acht het natio nale belang van de verbinding van het noorden en zuiden des lands zoo gewichtig, dat zij voor nemens is, deze in elk geval zoo krachtig mo gelijk voort te zetten. De inzichten betreffende de coördinatie van het verkeer zullen echter van grooten invloed zijn op de wijze van finan ciering van den bouw der bruggen. De groote kracht, welke van het Verkeers fonds voor de gehesle regeling van het verkeer zal uitgaan, zal onder leiding van den minister van Waterstaat en onder zijn verantwoordelijk heid moeten uitgaan van het werk, dat de cen trale commissie van advies zal verrichten. Het ligt in het voornemen, in deze commissie te be noemen de hoofdambtenaren van het ministerie van Waterstaat, die bij de verzorging van het verkeer betrokken zijn en zich meer in het bij zonder bezig houden met het verkeer over het water, over de landwegen, over de spoor- en tramwegen en door de lucht, een vertegenwoor diger van de directie der Nederlandsche Spoor wegen, een van den minister van financiën en een van het bedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie. Deze commissie zal zoo noodig verkeersonder nemingen moeten kunnen dwingen, haar in te lichten omtrent het beheer, de exploitatie en de werking dier ondernemingen. Teneinde nog nader te kunnen overwegen of een vergunningstelsel voor vrachtauto's en de Lang genoeg heeft zij haar nieuwsgierigheid al moeten bedwingen! Wat zou Sint gebracht hébben? aanvullende bepalingen van het vergunning stelsel voor autobussen, zooals die zijn neerge legd in het ontwerp van wet tot wijziging van de wet op de openbare vervoermiddelen, onge wijzigd zouden passen in een ordening van het verkeer, zooals de minister van Waterstaat zich voorstelt, zou aan uitstel van behandeling van dit wetsontwerp door hem de voorkeur worden gegeven. Naar 's-Ministers oordeel zal reeds aan eenige bezwaren der ongebreidelde concur rentie, welke de bestaande middelen van ver voer te water en over rails van het motor- verkeer ondervinden, worden tegemoetgekomen door de hoogere heffingen, welke in het bijzon der het zware verkeer zullen treffen, nu bij de opstelling van de nieuwe bepalingen is uitge gaan van de grondgedachte, dat, hoe zwaarder het veTkeer en hoe volumineuzer de vervoer middelen, zooveel te grooter de eischen, waar aan de weg moet voldoen en de uitgaven om dezen daarvoor geschikt te maken. Terwijl dus eenerzijds de grondslag per 100 kilogram voor de verschillende wagèntypen is verhoogd, zijn anderzijds de belastingen verzwaard, naar ge lang het eigen gewicht toeneemt en dus ook het laadvermogen grooter wordt. Ingevolge het ontwerp zullen rijwielen met aanhangmotoren in den vervolge belast worden als motorrijwielen. Van de belasting van personenauto's wordt de grondslag van f 6 op f 8 gebracht. Voor auto bussen van f 8 op f 10, doch bovendien wordt een belasting geheven per zitplaats (die van den bestuurder niet medegeteld), waardoor de auto bussen van zeer groote afmetingen, welke het verkeer op den weg bemoeilijken en daardoor wegverbreeding en bochtverbetering te eerder noodig maken, meer overeenkomstig die gevol gen worden belast. Voor vrachtauto's is aanvankelijk gezocht naar een systeem, waarbij het laadvermogen een grooter gewicht in de schaal kon leggen. Een belastinggrondslag naar het laadgewicht brengt echter bij de toepassing groote bezwa ren mede en blijkt voorshands niet nood g, in dien bij toeneming van het eigen gewicht de belastinggrondslag eenige progressie vertoont. Deze progressie is dan zoo gekozen, dat voor wagens met verschillend laadgewicht een belas ting zal worden betaald, welke, indien men de ze omslaat over eigen gewicht en gemiddelde lading, per 100 kilogram ongeveer dezelfde is. Bij het tot dusverre bestaande stelsel nam de ze eenheidsbelasting af naarmate het laadge wicht grooter werd. Ook de motorrijtuigen op twee wielen met duozit en met zijspan vragen meer van den weg dan alleen uit hun gewicht zou volgen. Het wordt daarom meer in overeenstemming geacht met de eischen, welke zij aan den weg doen stellen, indien zij zwaarder dan voorheen wor den belast. Tot dusver werden tractoren en aanhang wagens door de toepassing der oude wei zeer bevoordeeld tegenover vrachtauto's, terwijl zij juist de meeste ruimte op den weg vragen en op smalle wegen het moeilijkst voorbij te rij den zijn. Aan deze ongelijkheid wordt een ein- Maandag 4 December 1933 vergaderde de Contact-Commissie voor het Mijnbedrijf. Aan de hand van een door den R. K. Mijn- werkersbond tot de Contact-Commissie gericht schrijven werd uitvoerig gesproken over den al- gemeenen toestand van de mijnindustrie. De vergadering gaf eenparig als hare over tuiging te kennen, dat de steeds verder gaande contingenteering van Nederlandsche kolen in het buitenland een beperking van vreemde ko len hier te lande noodzakelijk maakt. De mijn ondernemingen hebben geen middel onbeproefd gelaten om de moeilijkheden te overwinnen. Zij hebben haar personeel aanzienlijk ingekrom pen en op verschillende ontginningszetels een sterke verkorting van de werkweek toegepast. Alles is voorts gedaan om de productiekosten te verlagen ten einde in staat te zijn aan de felle concurrentie het hoofd te bieden. Aan deze middelen is evenwel een grens. De toestand is thans zoodanig geworden, dat, als de Re geering niet ingrijpt, de mijnen den ongelij ken strijd tegen het buitenland niet langer kunnen volhouden. De Contact-Commissie ziet niet voorbij, dat bij de contingenteering var, brandstoffen verschillende belangen betrokken zijn, waarmede de Regeering rekening heeft te houden. Dit neemt intusschen niet weg, dai met recht verwacht mag worden, dat de Re geering dezen belangrijken tak van nijverheid zal weten te beschermen tegenover maatrege len van het buitenland, we'ke de Nederland sche mijnen in haar bestaan bedreigen. Zou bij de nu loopende onderhandelingen over ver nieuwing van het handelsverdrag met Duitsch- land, welk land 75 pet. invoert van den tota len kolenimport hier te lande, geen voor onze mijnindustrie bevredigende regeling worden ge troffen, dan moet het buitengesloten worden geacht door maatregelen tegenover andere ko- lenimporteerende landen onzen mijnen vol doenden steun te bieden en moet de toekomst van onze mijnindustrie donker worden inge zien. Onder de middelen, waardoor de Regeering de mijnen eenigszins zou kunnen tegemoet ko men, werd mede genoemd de heffing van een recht van br.itenlandsche steenkolen, zooals ook van de uit eigen bodem gewonnen kolen in den vorm van mijnrecht geheven wordt. Ook werd de nadruk gelegd op het groote belang, dat met den aanleg der havenwerken aan het Julianakanaal en van de verbindingen daarmede zoodanige spoed wordt betracht, dat zij bij het gereedkomen van dezen waterweg in gebruik kunnen worden genomen. Met betrekking tot de nieuwe pensioenrege ling voor de mijnarbeiders bracht de voorzitter in herinnering, dat het door de Pensioencom missie ontworpen schema thans bij het Alge meen Mijnwerkersfonds wordt uitgewerkt m den vorm van een reglementswijziging. Inmid dels moet door de Contact-Commissie nog tot oplossing worden gebracht de kwestie van de financiering van het Aanvullingsfonds Wat betreft het tijdstip, waarop de nieuwe rege ling in werking kan treden, merkten de direc ties op, dat. hoewel zij erkennen zich verbon den te nebben in de hoogere pensioenlasten haar deel op te brengen, de middelen daartoe bij den tegenwoordigen bedrfjfstoestand niet aanwezig zijn. Voorts moet rekening worden gehouden met het feit, dat ook van de vele arbeiders, wier inkomsten door de verzuim- diensten aanzienlijk zijn gedaa'd, bezwaarlijk hoogere premies kunnen worden geheven. In deze omstandigheden achten de directies het onvermijdelijk, dat met de invoering van dt nieuwe pensioenregeling gepaard gaat een ver mindering van de overige lasten der sociale verzekering. Hiervoor komen allereerst in aan merking de bijdragen ten behoeve van de ziek- teverzeKaring, welkt een dusdanige hoogte heb ben bereikt dat zij voor werklieden en onder nemingen niet meer te dragen zijn. De vertegenwoordigers van den R. K. Mijn- werkersbond drongen er op aan, thans inzake het Aanvul' ingsfonds een beslissing te nemen zoodat de voorbereiding van de nieuwe rege ling daarop niet behoeft te wachten. Wat den gang van zaken bij de ziekenkassen betreft, er kenden de afgevaardigden van alle vakbonden dat deze onbevredigend is, al verschilden zij van meening over de oorzaken daarvan en over de middelen om in dezen toestand verbe tering te brengen. Nu het Dagelijksch Bestuur van het Algemeen Mijnwerkersfonds zich met deze. kwestie bezig houdt, dient het resultaat daarvan te worden afgewacht. Inzake het Aan- vullingsfonds zal thans aan het A'gemeen Mijn- werkersfonds verzocht worden omtrent die ver strekkingen, waarover in de Pensicencommissie overeenstemming is verkregen, de noodige reglementaire bepalingen te ontwerpen. De financiering van de uit het Aanvullingsfonds te verleenen toeslagen zal in een binnenkort te houden nieuwe vergadering een punt van bespreking uitmaken. Vervolgens kwam in behandeling een schrij ven van den R. K. Mijnwerkersbond, waarin werd voorgesteld het daarheen te leiden, dat op de mijnindustrie de Bedrijfsradenwet wordt toegepast. De directies bleken van oordeel, dat voorshands geen voldoende reden bestaat om de Contact-Commissie, welke bevredigend werkt, den vorm te geven van een bedrijfs raad. Naar hare meening kwamen andere be drijven, waar niet reeds, zooals in de mijn industrie, een georganiseerd overleg bestaat, voor toepassing der Bedrijfsradenwet eerder in aanmerking. In ieder geval zouden de direc ties willen afwachten, welke ondervinding daar mede elders wordt opgedaan. De vertegenwoordigers van den R. K. Bond betreurden dit standpunt. Zij zagen in de Be drijfsradenwet een middel om het reeds in het mijnbedrijf bestaande overleg tusschen werk gevers en werknemers tot verdere ontwikkeling te brengen en de samenwerking tusschen beide partijen beter tot haar recht te laten komen. Zjj drongen er bij de directies op aan, deze aangelegenheid nader in beraad te nemen. Aangaande een van den Prot. Christ. Bond ingekomen verzoek om een extra-uitkeering voor de mijnwerkers, deelden de directies me de, dat zij blijkens haar houding in vorige ja ren in het algemeen sympathiek staan tegen over eeu uitkeering met Kerstmis, doch tot haar leedwezen in deze moeilijke tijden daar voor geen gelden kunnen beschikbaar stellen Met den door den R. K. Bond geuiten wensch om, indien weder tot ingrijpende maat regelen, zooals massaal ontslag of nieuwe oe- perking van de arbeidsweek, moet worden over gegaan. daarover vooraf overleg te plegen met de Vakbonden, zal zooveel mogelijk rekening worden gehouden. BATAVIA, 5 Dec. (Aneta). Het lid van der» Volksraad, de heer H. H. Kan, diende bij de Regeering schriftelijke vragen in, waarin onder aanvoering van een achttal overwegin gen. o.a. dat de schuldenlast van Ned.- Indië tegen het einde van 1934 ongeveer f 1.600.000.000.— zal bedragen, dat na consoli datie der geheele landschuld aan rente en af lossing zal moeten worden betaald,/ 115.000.000 per jaar, dat de landsinkomsten in de komende jaren ondanks alle drukkende, niet meer voor opvoering vatbare lasten, ten hoogste 250.000.000.zullen bedragen, dat dus voor aanzienlijke tekorten telkenjare nog zal moe ten worden geleend, dat hierdoor Nederland gevaar loopt n'et in staat te zijn om als voor aanstaande koloniale mogendheden haar schoonen plicht en heilige roeping te vervullen om land en volk van Ned.-Indië tot voort schrijdende ontwikkeling en welstand te bren gen, gevraagd wordt, of de Regeering bereid is eerbiediglijk doch dringend een beroeD te doen op het Opperbestuur, dat het de Regeering van het moederland moge behagen voor alles maat regelen te nemen ter verkrijging van een ver mindering der schulden- en rentelasten van Ned.-Indië. de gemaakt volgens het ontwerp. Opleggers en aanhangwagens worden beide als vrachtauto s belast. Ook de rijwielen veroorzaken schade aan de bedrijfsui.komsten der bestaande vervoermid delen. Het is dus billijk, dat zij door een klei ne verhooging der rijwielbelasting, welke eerst 1 Augustus 1934 zal ingaan, zullen bijdragen tot het dekken van het tekort op het Verkeers fonds. Blijkens het voorgestelde art. 5 van het ont werp zal de motorrijtuigenbelasting voor een vol jaar bedragen: a. voor een motorrijtuig op twee of drie wie len: ind»en het eigen gew»cht niet meet be draagt dan 60 K. G. f 13.50; boven 60 tot en me» 120 K. G. f27.boven 120 tot en met 500 K.G. f 40.—; boven 500 K. G. per 100 KG. e.gen gewicht f 8. b. voor een motorrijtuig op meer dan drie wielen en ingericht voor het vervoer van met meer dan zes personen, den bestuurder daar onder niet begrepen, per 100 K.G. eigen ge wicht ƒ8.—, doch tenminste ƒ64.—; c. voor een motorrijtuig op meer dan drie wielen en ingericht voor het vervoer van meer dan zes personen, den bestuurder daaronder niet begrepen, per 100 K.G. eigen gewicht 10.—; en daarboven, indien het rijtuig is ingericht voor het vervoer van niet meer dan tien per sonen, 250 per zitplaats; meer dan tien per sonen en niet meer dan 20 personen 25.—, benevens ƒ3.per zitplaats boven tien; meer dan 20 en niet meer dan 30 personen 55.—, benevens ƒ3.50 per zitplaats boven twintig; meer dan 30 en niet meer dan 40 personen ƒ90.benevens ƒ4.— per zitplaats boven der tig; meer dan 40 personen 130.—, benevens 4.50 per zitplaats boven veertig. d voor een motorrijtuig op meer dan drie wielen, niet vallende onder de omschrijving van de letters b en c, indien het eigen gewicht be draagt niet meer dan 1000 K.G. per 100 KG. eigen gewicht ƒ9.doch ten minste ƒ72.—; boven 1000 tot en met 2000 K.G. 90—, benevens 10.— voor elke 100 K.G. bo ven 1000 K.G.; boven 2000 tot en met 3000 K.G. 190.benevens 11.vcor elke 100 K.G. boven 2000 K.G.; boven 3000 tot en met 4000 K.G. 300.benevens 12.voor elke 100 K.G. boven 3000 K.G.; boven 4000 tot en met 5000 K.G. 420.benevens 13.voor elke 100 K.G. boven 4000 K.G.; boven 5000 tot en met 6000 K.G. 550.benevens 14. voor elke 100 K.G. boven 5000 K. G.; meer dan 6000 K.G. 690.benevens 15 voor elke 100 K.G. boven 6000 K G. De belasting voor een motorrijtuig op twee wielen wordt verhoogd: indien het is ingericht voor het vervoer van méér dan één persoon, met ƒ5.en indien door middel van dat mo torrijtuig een rij- of voertuig of zijspan wordt voortbewogen, met 13.50. België heeft tegenover Argentinië zijn conse quenties getrokken. De monetaire maatregelen der Argentijnsche regeering leidden tot een vrijwel algeheele blok keering van de buitenlandsche schuldvorde ringen. Thans is de Belgische regeering tot retorsie maatregelen overgegaan. Alle in België verblijvende personen, die van Argentinië koopen, moeten over de Belgische Nationale Bank het aan de verkoopers verschul digde bedrag storten. Uit deze bedragen zullen dan de Belgische exporteurs naar Argentinië betaald worden. Voor Nederland schuilt hierin een vingerwij zing, merkt „De Standaard" hier zeer terecht op. Over 1932 werd door Argentinië bij ons inge voerd voor 98.709.632 gulden, terwijl wij naar Argentinië slechts voor ruim 7 millioen, voor 7.870 058, exporteerden. Zoo sterk is dus de passiviteit van onze han delsbalans. dat slechts 7.97 van den invoer door uitvoer gedekt is. In België is Lamme Goedzak dood! Nog wel in zijn geboorteland! Zou hü dan in Nederland nog kunnen tieren? Het stoffelijk overschot van Prof. R. Ligten berg O.P.M., die Maandagmiddag plotseling 13 overleden in de pastorie van Mozes en Aaron te Amsterdam, is gistermorgen per auto over gebracht naar de R. K. H. B. S. te Leiden. Hier zullen Woensdagavond te Metten worden gezongen. Donderdagmorgen om tien uur volgt in het St. Willibrorduscoilege te Katwijk aan den Rijn de plechtige uitvaartdienst, waarna be grafenis op het Kerkhof der Franciscanen aldaar. Omtrent het afsterven van prof. dr. R. Ligtenberg O.F.M. vernemen wij nog, dat de professor zich reeds eenige dagen ziek voelde. Maandagmiddag was er een lichte verbetering in zijn toestand gekomen. Hij besloot toen in gezelschap van zijn ordebroeder dr. van Egmond uit de pastorie van „Mozes en Aaron", waar hij enkele dagen had doorgebracht, weer naar zijn woonplaats aan de R.K. H.B.S. te Leiden te vertrekken. Juist toen men gereed stond de pastorie te verlaten, is prof. Ligtenbirg in elkaar gezakt. Het H. Oliesel werd hem nog toegediend. Reeds vijf minuten later was de dood ingetreden. Er heeft zich een Comité gevormd om aan Z. H. Exc. Mgr. W. Bouter, bisschop van Nellore (Br.-Indië), ter gelegenheid van zijn 12 Vi-jarig priesterfeest een huldeblijk aan te bieden. Het Comité is als volgt samengesteld: Mgr. M. J. P. Möllmann, vic.-gen van het bisdom Haarlem, eere-voorzicter; J. Th. Lagerwey, pas toor, Amsterdam, voorzitter, postgiro 31011; L. Beune, kapelaan; Dr. Ludger Brenninkmeyer; Herman Smit Cz.; J. B. M. van Vlijmen; J. B. Th. van Woesik, kapelaan; A. M. M. Olsthoorn van Woesik, penningmeesteresse, Da Costa- kade 44, Amsterdam W. (- ostgiro 13500, Gem. Giro O. 302). Het Comité zou het op prijs stellen de bijdra gen vóór 25 December te mogen ontvangen. Maandagmorgen te half negen werd aan het station te Amersfoort aangifte gedaan, dat in een coupé van den uit Zwolle aankomenden trein, iemand van het treinpersoneel dood was gebleven. Bij onderzoek bleek dat te zijn de hoofdconducteur J. W. U. uit Zwolle. De mede passagiers zagen den man tusschen Ermelo en Nijkerk onwel worden. In Nijkerk was de man al dood, zooals daar door den dokter werd geconstateerd. Na een tweede onderzoek door den directeur van den G.G.D. werd de doode overgebracht naar het lijkenhuis van de algemeene begraaf plaats te Amersfoort. De oorzaak van het overlijden is vermoede lijk hartverlamming, waaraan de strenge koude wel niet vreemd zal zijn. Naar aanleiding van den aanslag, welke Maandagavond in een derde klasse coupé van een van Utrecht naar Amsterdam op weg zijn- den trein onder Abcoude door een onverlaat is gepleegd op een 50-jarigen Amsterdammer, den heer L. de Jong, secretaris-penningmeester van den Bond in de Kleedingindustrie, verne men wij nader, dat de burgemeester van Ab coude, jhr. mr. C. Dedel, met een achttal veld wachters, die daarbij gebruik maakten van po litiehonden, den geheelen nacht in Abcoude en omgeving heeft gezocht naar den ontvluchten dader. Het onderzoek werd zeer bemoeilijkt door het feit, dat door de vorst alle sloten en sloot jes met een dikke ijslaag bedekt waren, zoodat de pleger van den overval een gunstige gele genheid heeft gehad om te ontsnappen zonder een spoor achter te laten. In dit verband is het zeer vel mogelijk, dat hij een p&sseerenden automobilist heeft aangevrepei» en met dezen is meegereden. In deze richting wordt dan ook gezocht. Bij de Regeering zijn plannen aanhangig ge maakt om, bij wijze van werkverschaffing, over te gaan tot een belangrijke vergrooting van de capaciteit van den Ouden IJssel, waardoor deze bevaarbaar zal worden voor schepen tot ruim 400 ton, thans 200 ton. De besprekingen dienaangaande hebben plaats tusschen Regeering, het waterschap vcor den Ouden IJssel en de Ned. Heidemaatschappij. In afwachting van de uitvoering dezer plan nen zal terstond worden overgegaan tot het wegnemen van den grootsten hinderpaal voor de scheepvaart op deze rivier, n.l. den hoogen sluisdrempel te Doesburg. Hiervoor zal daar ter plaatse een tweede schutkolk worden gebouwd, waardoor het overladen en lichten van vracht schepen overbodig wordt. De scheepvaart op het IJselmeer ligt thans geheel stil. In den afgeloopen nacht is niets meer in of uitgegaan door de sluizen te Schel- lingwoude. Alleen bij Marken ligt nog een vaar tuig in het ijs vast, dat geladen is met aard appelen. De A. N. W. B. deelt mede: De schipbrug te Hedel is weggenomen. De overtocht geschiedt per pont. Volgens het „Handelsblad" zullen van alle rijst, die sinds 1 December ingevoerd is, ver hoogde invoerrechten worden geheven en zal zij tevens onder de contingenteering vallen. Aan betrokkenen is daarvan reeds mededee- ling gedaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 9