Instelling van een verkeersfonds
Rentabiliteit der spoorwegen
ar
De mijnindustrie bedreigd
De schulden van
Indië
SCHADE RAIL VERKEER
m
DONKERE TOEKOMST
WOENSDAG 6 DECEMBER
De algemeene belastingbetaler
moet de sommen opbrengen,
om 't spoorwegbedrijf in
het leven te houden
Wat voor motorrijtuigen
verschuldigd is
Geen afrekening met
railverkeer
f 9 millioen
Ingrijpende maatregelen
noodig
Voor de provincies
Minister Ir. J. A. Kalfj
Commissie van Advies
Uitstel behandeling
wetsontwerp
De belastingen
De mijnen kunnen den ongelijken
strijd met het buitenland
niet volhouden
Geen bedrijfsraad
Pensioenregeling
Geen Bedrijfsraad
Maatregelen ter vermindering van
de lasten gevraagd
Betaling voor motor
rijtuigen
Lamme Goedzak
Prof. R. Ligtenberg
O.F.M.
Donderdagmorgen plechtige uit
vaart en begrafenis te
Katwijk a.d. Rijn
Mgr. W. Bouter
Zijn koperen priesterfeest
Doodgebleven in den
trein
Waarschijnlijk hartverlamming
De overval in den trein
Dader nog voortvluchtig
BETER BEVAARBAAR
Plannen tot vergrooting der capa
citeit van den Ouden Usel
SCHEEPVAART LIGT STIL
Op het IJselmeer
BEPERKING RIJSTINVOER
N
Ingediend is een wetsontwerp tot instelling
Tan een verkeersfonds.
Aan de memorie van toelichting wordt het
Volgende ontleend:
Van overheidswege zal het verkeer moeten
worden «ge zien als één geheel en zullen maatrege
len van coördinatie van verschillende verkeers
middelen in het leven moeten worden geroepen,
zoodat de verliezen van de gemeenschap ge
ringer worden, maar tevens waarborgen wor
den gegeven, dat het vervoer tegen matigen
prijs plaats vindt.
In het Rijksbudget moet worden uitgedrukt,
dat het verkeer een eenheid is en dat alleen in
samenwerking een goed resultaat te krijgen is.
Dit streven wordt belichaamd in de oprichting
van een verkeersfonds, waarin de voorzienin
gen worden getroffen ter versterking van het
onderling verband der verkeersmiddelen te
land, te water en door de lucht. Komt dit fonds
tot stand, dan zullen alle Rijksuitgaven voor
het verkeer over de spoorwegen, de tramwegen,
de waterwegen, de landwegen en door de lucht
ten laste van dit fonds komen, welke uitgaven
dan vooreerst zullen moeten worden gedekt
door de inkomsten, welke de verschillende ver-
keeren aan het Rijk opbrengen.
Het instellen van een verkeersfonds brengt
mee het opheffen van het wegenfonds. De op
brengst der wegen- en die der rijwielbeiasting
zullen niet uitsluitend voor wegenverbetering
worden gebruikt, maar zullen, met de andere
inkomsten van het verkeersfonds, tot bestrij
ding der gezamenlijke uitgaven voor het verkeer
dienen.
De eigenaardige verhoudingen op het gebied
der waterwegen maken het moeilijk, reeds nu
het waterverkeer, evenals het motor- en rijwiel-
verkeer, rechtstreeks door een verkeersbelasting
te treffen en aan de Rijkskosten van het ver
keer te laten meebetalen. Het waterverkeer is
zoo groote eischen aan het Rijksbudget gaan
stellen, dat de gewone dienst de noodigc gel
den niet meer kon leveren en men groote
werken op den kapitaaldienst der Rijksbegroo-
ting bracht, waardoor de druk op den gewonen
dienst eerst langzaam voelbaar wordt. Maar
naast deze vergemakkelijkte financiering be
hoort te staan de nauwkeurige overweging van
de rentabiliteit der op langer termijn gefinan
cierde werken, omdat men anders het recht niet
heeft, den toekomstigen belastingbetaler te be
lasten.
De berekening van de rentabiliteit der water
wegen verkeert nog slechts in haar kinder
schoenen. Zij is voor het eerst op grootere
schaal toegepast voor de ontworpen Twente
kanalen, waarbij de moeilijkheden van zulk
een berekening eerst recht zijn gebleken. Ook
zal meer aandacht moeten worden geschonken
aan de gevolgen van de opening van nieuwe
verkeerswegen voor de rentabiliteit van be
staande.
En het luchtverkeer, dat zoovele voordeelen
biedt, zal zich zoodanig ontwikkelen, dat de
uitgaven der overheid daarvoor niet uitslui
tend tot winst aanleiding geven, maar aan
andere verkeersmiddelen verlies kunnen be
rokkenen.
Al zijn de groote tekorten van spoor- en
tramwegondernemingen niet alleen aan de
concurrentie der andere verkeersmiddelen te
wijten en heeft met name de algemeene crisis
een geweldige vermindering van het spoorweg
vervoer ten gevolge, moeilijk kan worden be
streden, dat de spoor- en tramwegen zwaar
zijn getroffen door het zich snel ontwikkelende
wegverkeer.
Door den motor is in Nederland het spoor
wegmonopolie van reizigers en ijlgoederenver-
voer e.d. verdwenen en daarmee vervalt de
rechtsgrond om den spoorweg tegenover dat
monopolie allerlei beperkende en bezwarende
bepalingen op te leggen, zooals spoor- en tram-
wetgeving en concessies thans nog doen. Op
dat gebied kan een wijziging een goede uit
werking op de geldelijke uitkomsten hebben.
Wie vraagt, of het einde der spoorwegpe
riode niet nadert en of niet met het railver
keer moet worden afgerekend (met aanvaar
ding van geweldige kapitaalverliezen), stelle
zich voor, welken invloed afschaffing van het
railverkeer zou hebben op het wegverkeer. Van
overneming van het railverkeer door het weg
verkeer kan geen sprake zijn. Nederland kan
het in het algemeen belang niet zonder spoor
weg stellen en de algemeene belastingbetaler
moet dus, zoo noodig, de sommen opbrengen,
noodig om, nadat alle andere bronnen zijn uit
geput, het spoorwegbedrijf in het leven te
houden.
Erkent men eenmaal de noodzakelijkheid
van eten spoorweg in het algemeen belang, dan
vloeit daaruit vanzelf voort eenige gebonden
heid van d en spoorweg in den vorm van ex
ploitatieplicht, vervoersplicht en vereischte
goedkeuring van tarieven, welke invloed oefe
nen op de rentabiliteit der spoorwegen. Dit
sluit volstrekt niet in, dat de spoorweg in den
tegen woord gen omvang moet worden gehand
haafd. Als terugbrenging van het spoorwegbe
drijf tot geringeren omvang noodig of toe
laatbaar blijkt zonder het algemeen belang te
schaden, zal men niet mogen schromen dit te
bevorderen.
De sterke mate van gebondenheid van den
spoorweg moet niet aan andere vervoermidde
len worden opgelegd. Een zoo ingrijpende be
moeienis zou hun rentabiliteit onnoodig be
ïnvloeden en een kostbare overheidsinmenging
in het leven roepen. De overheidsbemoeienis
moet zich zooveel mogelijk beperken tot wat
noodig is voor een veilig verkeer en zich dus
bezig houden met regelingen ten aanzien van
dienst- en rusttijden, van hoedanigheid van
materiaal er. keurig daarvan, enz.
Door de oprichting van een Ver
keersfonds, waartoe thans een wets
ontwerp is ingediend, worden voor
zieningen getroffen ter versterking
van het onderling verband der ver
keersmiddelen te land, te water en
door de lucht
De minister herinnert voorts aan den sedert
1926 voor autobusdiensten bestaanden vergun
ningsplicht. Voor vrachtautodiensten is een
dergelijk voorstel aanhangig.
De voorsprong van de overige vervoermidde
len op den spoorweg rechtvaardigt het doen
meebetalen door die overige vervoermiddelen
in de kosten van het spoorwegverkeer.
Daarom is aan de instelling van het ver
keersfonds een wijziging van de auto- en rij
wielbelasting verbonden, welke verwacht wordt,
ongeveer 9 millioen op te brengen.
Deze belastingverhooging zal, naar aangeno
men wordt, het autoverkeer niet een schade
toebrengen, die de door dit vervoer bestaan
bare en vee1 al kleine industrieele bedrijven en
handelszaken in hun bestaan zou bedreigen.
De verhooging is, hoewel zij van invloed zal
zijn op den omvang van het autoverkeer, niet
van dien aard, dat het vervoer met motorrij
tuigen een terugslag zal ondervinden, die de
meest economische bediening van het verkeer
zou verstoren. Eindelijk benadert zij, naar de
van spoorwegzijde gedane opgave, eenigszins
de schade, welke het motorverkeer door het
verschil in gebondenheid aan den spoorweg
toebrengt.
Voorts moeten ingrijpende maatregelen in
het spoorwegbedrijf zelf worden genomen ter
verkleining van het tekort.
De regeering meent, dat zij met bekwamen
spoed met de ordening moet beginnen. Zij zal
zich dan daarbij laten bijstaan door een com
missie van advies, die maatregelen moet voor
bereiden en op de uitvoering ervan moet toe
zien. Dat de minister van waterstaat, aan wien
het beheer van het verkeersfonds zal worden
opgedragen, niet zal nalaten, met belangheb
benden overleg te plegen of te doen plegen,
ligt voor de hand.
Bij alle maatregelen inzake verkeer zal hij
zich verder mede laten leiden door de finan-
cieele gevolgen voor de Rijksbegrooting. Nam
men geen ingrijpende maatregelen, dan zou
het verkeer aan het Rijk in 1934 koster
ƒ56.142.365, te kwijten uit den gewonen dienst,
en 16.453.150 uit den kapitaaldienst. In de
millioennota heeft de minister van financiën
uiteengezet, dat in dezen toestand niet kan
worden berust en dat de instelling van het
verkeersfonds de gelegenheid moet bieden, de
verkeerskosten met 32.5 millioen te verminde
ren. Een der middelen hiertoe is de genoemde
hoogere heffing van de motorrijtuigenbelas
ting (de vroegere wegenbe'asting) en van de
rijwielbelasting ten bedrage van 9 millioen.
Op welke wijze de rest van de 32.5 millioen
zal worden gevonden, zal bij de begrooting van
het verkeersfonds, bij welker indiening tevens
de begrootingen van waterstaat en van het we
genfonds zullen worden gewijzigd, worden uit
eengezet.
Er is geen aanleiding de provinciën te doen
deelen in de opbrengst van de belastingver-
hoogingen.
Anderzijds is het niet logisch, indien uit na
dere bestudeering van het verkeer in zijn geheel
moet worden besloten, minder aan wegenverbe
tering uit te geven, dan naar verhouding van
1934 op de ontwerpbegroting van het wegen
fonds was uitgetrokken, de wegenverbetering
der provincies op den ouden voet door te laten
gaan.
In aanmerking nemende, dat voor de wegen
verbetering (zonder de bruggen) op de begroo
ting van het wegenfonds voor 1934 rond 9 mil
lioen en op die van waterstaat millioen is
uitgetrokken, wat bij een totaal aan opbrengst
van rijwiel- en wegenbelasting van 30 millioen
9. 5/30ste dier opbrengst uitmaakt; achten de
ministers het billijk, dat de provinciale uitkee-
ring eerst aan beperking onderhevig zou zijn,
wanneer voor de Rijkswegenverbetering minder
dan 9.5/30ste van de belastingopbrengsten zou
worden uitgetrokken.
Bij de vaststelling van het bedrag voor we
genverbetering wordt geen rekening gehouden
met uitgaven voor den bouw van bruggen over
de groote rivieren. De regeering acht het natio
nale belang van de verbinding van het noorden
en zuiden des lands zoo gewichtig, dat zij voor
nemens is, deze in elk geval zoo krachtig mo
gelijk voort te zetten. De inzichten betreffende
de coördinatie van het verkeer zullen echter
van grooten invloed zijn op de wijze van finan
ciering van den bouw der bruggen.
De groote kracht, welke van het Verkeers
fonds voor de gehesle regeling van het verkeer
zal uitgaan, zal onder leiding van den minister
van Waterstaat en onder zijn verantwoordelijk
heid moeten uitgaan van het werk, dat de cen
trale commissie van advies zal verrichten. Het
ligt in het voornemen, in deze commissie te be
noemen de hoofdambtenaren van het ministerie
van Waterstaat, die bij de verzorging van het
verkeer betrokken zijn en zich meer in het bij
zonder bezig houden met het verkeer over het
water, over de landwegen, over de spoor- en
tramwegen en door de lucht, een vertegenwoor
diger van de directie der Nederlandsche Spoor
wegen, een van den minister van financiën en
een van het bedrijf der Posterijen, Telegrafie
en Telefonie.
Deze commissie zal zoo noodig verkeersonder
nemingen moeten kunnen dwingen, haar in
te lichten omtrent het beheer, de exploitatie en
de werking dier ondernemingen.
Teneinde nog nader te kunnen overwegen of
een vergunningstelsel voor vrachtauto's en de
Lang genoeg heeft zij
haar nieuwsgierigheid al
moeten bedwingen! Wat
zou Sint gebracht
hébben?
aanvullende bepalingen van het vergunning
stelsel voor autobussen, zooals die zijn neerge
legd in het ontwerp van wet tot wijziging van
de wet op de openbare vervoermiddelen, onge
wijzigd zouden passen in een ordening van het
verkeer, zooals de minister van Waterstaat zich
voorstelt, zou aan uitstel van behandeling van
dit wetsontwerp door hem de voorkeur worden
gegeven. Naar 's-Ministers oordeel zal reeds
aan eenige bezwaren der ongebreidelde concur
rentie, welke de bestaande middelen van ver
voer te water en over rails van het motor-
verkeer ondervinden, worden tegemoetgekomen
door de hoogere heffingen, welke in het bijzon
der het zware verkeer zullen treffen, nu bij de
opstelling van de nieuwe bepalingen is uitge
gaan van de grondgedachte, dat, hoe zwaarder
het veTkeer en hoe volumineuzer de vervoer
middelen, zooveel te grooter de eischen, waar
aan de weg moet voldoen en de uitgaven om
dezen daarvoor geschikt te maken. Terwijl dus
eenerzijds de grondslag per 100 kilogram voor
de verschillende wagèntypen is verhoogd, zijn
anderzijds de belastingen verzwaard, naar ge
lang het eigen gewicht toeneemt en dus ook het
laadvermogen grooter wordt.
Ingevolge het ontwerp zullen rijwielen met
aanhangmotoren in den vervolge belast worden
als motorrijwielen.
Van de belasting van personenauto's wordt de
grondslag van f 6 op f 8 gebracht. Voor auto
bussen van f 8 op f 10, doch bovendien wordt
een belasting geheven per zitplaats (die van den
bestuurder niet medegeteld), waardoor de auto
bussen van zeer groote afmetingen, welke het
verkeer op den weg bemoeilijken en daardoor
wegverbreeding en bochtverbetering te eerder
noodig maken, meer overeenkomstig die gevol
gen worden belast.
Voor vrachtauto's is aanvankelijk gezocht
naar een systeem, waarbij het laadvermogen
een grooter gewicht in de schaal kon leggen.
Een belastinggrondslag naar het laadgewicht
brengt echter bij de toepassing groote bezwa
ren mede en blijkt voorshands niet nood g, in
dien bij toeneming van het eigen gewicht de
belastinggrondslag eenige progressie vertoont.
Deze progressie is dan zoo gekozen, dat voor
wagens met verschillend laadgewicht een belas
ting zal worden betaald, welke, indien men de
ze omslaat over eigen gewicht en gemiddelde
lading, per 100 kilogram ongeveer dezelfde is.
Bij het tot dusverre bestaande stelsel nam de
ze eenheidsbelasting af naarmate het laadge
wicht grooter werd.
Ook de motorrijtuigen op twee wielen met
duozit en met zijspan vragen meer van den weg
dan alleen uit hun gewicht zou volgen. Het
wordt daarom meer in overeenstemming geacht
met de eischen, welke zij aan den weg doen
stellen, indien zij zwaarder dan voorheen wor
den belast.
Tot dusver werden tractoren en aanhang
wagens door de toepassing der oude wei zeer
bevoordeeld tegenover vrachtauto's, terwijl zij
juist de meeste ruimte op den weg vragen en
op smalle wegen het moeilijkst voorbij te rij
den zijn. Aan deze ongelijkheid wordt een ein-
Maandag 4 December 1933 vergaderde de
Contact-Commissie voor het Mijnbedrijf.
Aan de hand van een door den R. K. Mijn-
werkersbond tot de Contact-Commissie gericht
schrijven werd uitvoerig gesproken over den al-
gemeenen toestand van de mijnindustrie.
De vergadering gaf eenparig als hare over
tuiging te kennen, dat de steeds verder gaande
contingenteering van Nederlandsche kolen in
het buitenland een beperking van vreemde ko
len hier te lande noodzakelijk maakt. De mijn
ondernemingen hebben geen middel onbeproefd
gelaten om de moeilijkheden te overwinnen. Zij
hebben haar personeel aanzienlijk ingekrom
pen en op verschillende ontginningszetels een
sterke verkorting van de werkweek toegepast.
Alles is voorts gedaan om de productiekosten
te verlagen ten einde in staat te zijn aan de
felle concurrentie het hoofd te bieden. Aan
deze middelen is evenwel een grens. De toestand
is thans zoodanig geworden, dat, als de Re
geering niet ingrijpt, de mijnen den ongelij
ken strijd tegen het buitenland niet langer
kunnen volhouden. De Contact-Commissie ziet
niet voorbij, dat bij de contingenteering var,
brandstoffen verschillende belangen betrokken
zijn, waarmede de Regeering rekening heeft
te houden. Dit neemt intusschen niet weg, dai
met recht verwacht mag worden, dat de Re
geering dezen belangrijken tak van nijverheid
zal weten te beschermen tegenover maatrege
len van het buitenland, we'ke de Nederland
sche mijnen in haar bestaan bedreigen. Zou
bij de nu loopende onderhandelingen over ver
nieuwing van het handelsverdrag met Duitsch-
land, welk land 75 pet. invoert van den tota
len kolenimport hier te lande, geen voor onze
mijnindustrie bevredigende regeling worden ge
troffen, dan moet het buitengesloten worden
geacht door maatregelen tegenover andere ko-
lenimporteerende landen onzen mijnen vol
doenden steun te bieden en moet de toekomst
van onze mijnindustrie donker worden inge
zien.
Onder de middelen, waardoor de Regeering
de mijnen eenigszins zou kunnen tegemoet ko
men, werd mede genoemd de heffing van een
recht van br.itenlandsche steenkolen, zooals ook
van de uit eigen bodem gewonnen kolen in den
vorm van mijnrecht geheven wordt.
Ook werd de nadruk gelegd op het groote
belang, dat met den aanleg der havenwerken
aan het Julianakanaal en van de verbindingen
daarmede zoodanige spoed wordt betracht, dat
zij bij het gereedkomen van dezen waterweg
in gebruik kunnen worden genomen.
Met betrekking tot de nieuwe pensioenrege
ling voor de mijnarbeiders bracht de voorzitter
in herinnering, dat het door de Pensioencom
missie ontworpen schema thans bij het Alge
meen Mijnwerkersfonds wordt uitgewerkt m
den vorm van een reglementswijziging. Inmid
dels moet door de Contact-Commissie nog tot
oplossing worden gebracht de kwestie van de
financiering van het Aanvullingsfonds Wat
betreft het tijdstip, waarop de nieuwe rege
ling in werking kan treden, merkten de direc
ties op, dat. hoewel zij erkennen zich verbon
den te nebben in de hoogere pensioenlasten
haar deel op te brengen, de middelen daartoe
bij den tegenwoordigen bedrfjfstoestand niet
aanwezig zijn. Voorts moet rekening worden
gehouden met het feit, dat ook van de vele
arbeiders, wier inkomsten door de verzuim-
diensten aanzienlijk zijn gedaa'd, bezwaarlijk
hoogere premies kunnen worden geheven. In
deze omstandigheden achten de directies het
onvermijdelijk, dat met de invoering van dt
nieuwe pensioenregeling gepaard gaat een ver
mindering van de overige lasten der sociale
verzekering. Hiervoor komen allereerst in aan
merking de bijdragen ten behoeve van de ziek-
teverzeKaring, welkt een dusdanige hoogte heb
ben bereikt dat zij voor werklieden en onder
nemingen niet meer te dragen zijn.
De vertegenwoordigers van den R. K. Mijn-
werkersbond drongen er op aan, thans inzake
het Aanvul' ingsfonds een beslissing te nemen
zoodat de voorbereiding van de nieuwe rege
ling daarop niet behoeft te wachten. Wat den
gang van zaken bij de ziekenkassen betreft, er
kenden de afgevaardigden van alle vakbonden
dat deze onbevredigend is, al verschilden zij
van meening over de oorzaken daarvan en
over de middelen om in dezen toestand verbe
tering te brengen. Nu het Dagelijksch Bestuur
van het Algemeen Mijnwerkersfonds zich met
deze. kwestie bezig houdt, dient het resultaat
daarvan te worden afgewacht. Inzake het Aan-
vullingsfonds zal thans aan het A'gemeen Mijn-
werkersfonds verzocht worden omtrent die ver
strekkingen, waarover in de Pensicencommissie
overeenstemming is verkregen, de noodige
reglementaire bepalingen te ontwerpen. De
financiering van de uit het Aanvullingsfonds
te verleenen toeslagen zal in een binnenkort
te houden nieuwe vergadering een punt van
bespreking uitmaken.
Vervolgens kwam in behandeling een schrij
ven van den R. K. Mijnwerkersbond, waarin
werd voorgesteld het daarheen te leiden, dat
op de mijnindustrie de Bedrijfsradenwet wordt
toegepast. De directies bleken van oordeel, dat
voorshands geen voldoende reden bestaat om
de Contact-Commissie, welke bevredigend
werkt, den vorm te geven van een bedrijfs
raad. Naar hare meening kwamen andere be
drijven, waar niet reeds, zooals in de mijn
industrie, een georganiseerd overleg bestaat,
voor toepassing der Bedrijfsradenwet eerder in
aanmerking. In ieder geval zouden de direc
ties willen afwachten, welke ondervinding daar
mede elders wordt opgedaan.
De vertegenwoordigers van den R. K. Bond
betreurden dit standpunt. Zij zagen in de Be
drijfsradenwet een middel om het reeds in het
mijnbedrijf bestaande overleg tusschen werk
gevers en werknemers tot verdere ontwikkeling
te brengen en de samenwerking tusschen beide
partijen beter tot haar recht te laten komen.
Zjj drongen er bij de directies op aan, deze
aangelegenheid nader in beraad te nemen.
Aangaande een van den Prot. Christ. Bond
ingekomen verzoek om een extra-uitkeering
voor de mijnwerkers, deelden de directies me
de, dat zij blijkens haar houding in vorige ja
ren in het algemeen sympathiek staan tegen
over eeu uitkeering met Kerstmis, doch tot
haar leedwezen in deze moeilijke tijden daar
voor geen gelden kunnen beschikbaar stellen
Met den door den R. K. Bond geuiten
wensch om, indien weder tot ingrijpende maat
regelen, zooals massaal ontslag of nieuwe oe-
perking van de arbeidsweek, moet worden over
gegaan. daarover vooraf overleg te plegen met
de Vakbonden, zal zooveel mogelijk rekening
worden gehouden.
BATAVIA, 5 Dec. (Aneta). Het lid van der»
Volksraad, de heer H. H. Kan, diende bij de
Regeering schriftelijke vragen in, waarin
onder aanvoering van een achttal overwegin
gen. o.a. dat de schuldenlast van Ned.-
Indië tegen het einde van 1934 ongeveer
f 1.600.000.000.— zal bedragen, dat na consoli
datie der geheele landschuld aan rente en af
lossing zal moeten worden betaald,/ 115.000.000
per jaar, dat de landsinkomsten in de komende
jaren ondanks alle drukkende, niet meer voor
opvoering vatbare lasten, ten hoogste
250.000.000.zullen bedragen, dat dus voor
aanzienlijke tekorten telkenjare nog zal moe
ten worden geleend, dat hierdoor Nederland
gevaar loopt n'et in staat te zijn om als voor
aanstaande koloniale mogendheden haar
schoonen plicht en heilige roeping te vervullen
om land en volk van Ned.-Indië tot voort
schrijdende ontwikkeling en welstand te bren
gen, gevraagd wordt, of de Regeering bereid is
eerbiediglijk doch dringend een beroeD te doen
op het Opperbestuur, dat het de Regeering van
het moederland moge behagen voor alles maat
regelen te nemen ter verkrijging van een ver
mindering der schulden- en rentelasten van
Ned.-Indië.
de gemaakt volgens het ontwerp. Opleggers en
aanhangwagens worden beide als vrachtauto s
belast.
Ook de rijwielen veroorzaken schade aan de
bedrijfsui.komsten der bestaande vervoermid
delen. Het is dus billijk, dat zij door een klei
ne verhooging der rijwielbelasting, welke eerst
1 Augustus 1934 zal ingaan, zullen bijdragen tot
het dekken van het tekort op het Verkeers
fonds.
Blijkens het voorgestelde art. 5 van het ont
werp zal de motorrijtuigenbelasting voor een
vol jaar bedragen:
a. voor een motorrijtuig op twee of drie wie
len: ind»en het eigen gew»cht niet meet be
draagt dan 60 K. G. f 13.50; boven 60 tot en
me» 120 K. G. f27.boven 120 tot en met
500 K.G. f 40.—; boven 500 K. G. per 100 KG.
e.gen gewicht f 8.
b. voor een motorrijtuig op meer dan drie
wielen en ingericht voor het vervoer van met
meer dan zes personen, den bestuurder daar
onder niet begrepen, per 100 K.G. eigen ge
wicht ƒ8.—, doch tenminste ƒ64.—;
c. voor een motorrijtuig op meer dan drie
wielen en ingericht voor het vervoer van meer
dan zes personen, den bestuurder daaronder
niet begrepen, per 100 K.G. eigen gewicht
10.—;
en daarboven, indien het rijtuig is ingericht
voor het vervoer van niet meer dan tien per
sonen, 250 per zitplaats; meer dan tien per
sonen en niet meer dan 20 personen 25.—,
benevens ƒ3.per zitplaats boven tien; meer
dan 20 en niet meer dan 30 personen 55.—,
benevens ƒ3.50 per zitplaats boven twintig;
meer dan 30 en niet meer dan 40 personen
ƒ90.benevens ƒ4.— per zitplaats boven der
tig; meer dan 40 personen 130.—, benevens
4.50 per zitplaats boven veertig.
d voor een motorrijtuig op meer dan drie
wielen, niet vallende onder de omschrijving van
de letters b en c, indien het eigen gewicht be
draagt niet meer dan 1000 K.G.
per 100 KG. eigen gewicht ƒ9.doch ten
minste ƒ72.—; boven 1000 tot en met 2000 K.G.
90—, benevens 10.— voor elke 100 K.G. bo
ven 1000 K.G.; boven 2000 tot en met 3000
K.G. 190.benevens 11.vcor elke 100
K.G. boven 2000 K.G.; boven 3000 tot en met
4000 K.G. 300.benevens 12.voor elke
100 K.G. boven 3000 K.G.; boven 4000 tot en
met 5000 K.G. 420.benevens 13.voor
elke 100 K.G. boven 4000 K.G.; boven 5000 tot
en met 6000 K.G. 550.benevens 14.
voor elke 100 K.G. boven 5000 K. G.; meer dan
6000 K.G. 690.benevens 15 voor elke 100
K.G. boven 6000 K G.
De belasting voor een motorrijtuig op twee
wielen wordt verhoogd: indien het is ingericht
voor het vervoer van méér dan één persoon,
met ƒ5.en indien door middel van dat mo
torrijtuig een rij- of voertuig of zijspan wordt
voortbewogen, met 13.50.
België heeft tegenover Argentinië zijn conse
quenties getrokken.
De monetaire maatregelen der Argentijnsche
regeering leidden tot een vrijwel algeheele blok
keering van de buitenlandsche schuldvorde
ringen.
Thans is de Belgische regeering tot retorsie
maatregelen overgegaan.
Alle in België verblijvende personen, die van
Argentinië koopen, moeten over de Belgische
Nationale Bank het aan de verkoopers verschul
digde bedrag storten. Uit deze bedragen zullen
dan de Belgische exporteurs naar Argentinië
betaald worden.
Voor Nederland schuilt hierin een vingerwij
zing, merkt „De Standaard" hier zeer terecht
op.
Over 1932 werd door Argentinië bij ons inge
voerd voor 98.709.632 gulden, terwijl wij naar
Argentinië slechts voor ruim 7 millioen, voor
7.870 058, exporteerden.
Zoo sterk is dus de passiviteit van onze han
delsbalans. dat slechts 7.97 van den invoer
door uitvoer gedekt is.
In België is Lamme Goedzak dood!
Nog wel in zijn geboorteland!
Zou hü dan in Nederland nog kunnen tieren?
Het stoffelijk overschot van Prof. R. Ligten
berg O.P.M., die Maandagmiddag plotseling 13
overleden in de pastorie van Mozes en Aaron
te Amsterdam, is gistermorgen per auto over
gebracht naar de R. K. H. B. S. te Leiden.
Hier zullen Woensdagavond te Metten worden
gezongen. Donderdagmorgen om tien uur volgt
in het St. Willibrorduscoilege te Katwijk aan
den Rijn de plechtige uitvaartdienst, waarna be
grafenis op het Kerkhof der Franciscanen
aldaar.
Omtrent het afsterven van prof. dr. R.
Ligtenberg O.F.M. vernemen wij nog, dat de
professor zich reeds eenige dagen ziek voelde.
Maandagmiddag was er een lichte verbetering
in zijn toestand gekomen. Hij besloot toen in
gezelschap van zijn ordebroeder dr. van Egmond
uit de pastorie van „Mozes en Aaron", waar hij
enkele dagen had doorgebracht, weer naar zijn
woonplaats aan de R.K. H.B.S. te Leiden te
vertrekken. Juist toen men gereed stond de
pastorie te verlaten, is prof. Ligtenbirg in
elkaar gezakt. Het H. Oliesel werd hem nog
toegediend. Reeds vijf minuten later was de
dood ingetreden.
Er heeft zich een Comité gevormd om aan
Z. H. Exc. Mgr. W. Bouter, bisschop van Nellore
(Br.-Indië), ter gelegenheid van zijn 12 Vi-jarig
priesterfeest een huldeblijk aan te bieden.
Het Comité is als volgt samengesteld: Mgr.
M. J. P. Möllmann, vic.-gen van het bisdom
Haarlem, eere-voorzicter; J. Th. Lagerwey, pas
toor, Amsterdam, voorzitter, postgiro 31011; L.
Beune, kapelaan; Dr. Ludger Brenninkmeyer;
Herman Smit Cz.; J. B. M. van Vlijmen; J. B.
Th. van Woesik, kapelaan; A. M. M. Olsthoorn
van Woesik, penningmeesteresse, Da Costa-
kade 44, Amsterdam W. (- ostgiro 13500, Gem.
Giro O. 302).
Het Comité zou het op prijs stellen de bijdra
gen vóór 25 December te mogen ontvangen.
Maandagmorgen te half negen werd aan
het station te Amersfoort aangifte gedaan, dat
in een coupé van den uit Zwolle aankomenden
trein, iemand van het treinpersoneel dood was
gebleven. Bij onderzoek bleek dat te zijn de
hoofdconducteur J. W. U. uit Zwolle. De mede
passagiers zagen den man tusschen Ermelo en
Nijkerk onwel worden. In Nijkerk was de man
al dood, zooals daar door den dokter werd
geconstateerd.
Na een tweede onderzoek door den directeur
van den G.G.D. werd de doode overgebracht
naar het lijkenhuis van de algemeene begraaf
plaats te Amersfoort.
De oorzaak van het overlijden is vermoede
lijk hartverlamming, waaraan de strenge koude
wel niet vreemd zal zijn.
Naar aanleiding van den aanslag, welke
Maandagavond in een derde klasse coupé van
een van Utrecht naar Amsterdam op weg zijn-
den trein onder Abcoude door een onverlaat is
gepleegd op een 50-jarigen Amsterdammer, den
heer L. de Jong, secretaris-penningmeester
van den Bond in de Kleedingindustrie, verne
men wij nader, dat de burgemeester van Ab
coude, jhr. mr. C. Dedel, met een achttal veld
wachters, die daarbij gebruik maakten van po
litiehonden, den geheelen nacht in Abcoude en
omgeving heeft gezocht naar den ontvluchten
dader. Het onderzoek werd zeer bemoeilijkt door
het feit, dat door de vorst alle sloten en sloot
jes met een dikke ijslaag bedekt waren, zoodat
de pleger van den overval een gunstige gele
genheid heeft gehad om te ontsnappen zonder
een spoor achter te laten. In dit verband is het
zeer vel mogelijk, dat hij een p&sseerenden
automobilist heeft aangevrepei» en met dezen
is meegereden. In deze richting wordt dan ook
gezocht.
Bij de Regeering zijn plannen aanhangig ge
maakt om, bij wijze van werkverschaffing, over
te gaan tot een belangrijke vergrooting van de
capaciteit van den Ouden IJssel, waardoor deze
bevaarbaar zal worden voor schepen tot ruim
400 ton, thans 200 ton.
De besprekingen dienaangaande hebben plaats
tusschen Regeering, het waterschap vcor den
Ouden IJssel en de Ned. Heidemaatschappij.
In afwachting van de uitvoering dezer plan
nen zal terstond worden overgegaan tot het
wegnemen van den grootsten hinderpaal voor
de scheepvaart op deze rivier, n.l. den hoogen
sluisdrempel te Doesburg. Hiervoor zal daar ter
plaatse een tweede schutkolk worden gebouwd,
waardoor het overladen en lichten van vracht
schepen overbodig wordt.
De scheepvaart op het IJselmeer ligt thans
geheel stil. In den afgeloopen nacht is niets
meer in of uitgegaan door de sluizen te Schel-
lingwoude. Alleen bij Marken ligt nog een vaar
tuig in het ijs vast, dat geladen is met aard
appelen.
De A. N. W. B. deelt mede: De schipbrug te
Hedel is weggenomen. De overtocht geschiedt
per pont.
Volgens het „Handelsblad" zullen van alle
rijst, die sinds 1 December ingevoerd is, ver
hoogde invoerrechten worden geheven en zal
zij tevens onder de contingenteering vallen.
Aan betrokkenen is daarvan reeds mededee-
ling gedaan.