Communistische propaganda Prikkeldraad De Sowjet-vrienden Een bezoek aan het al-oude Trier MOEILIJKE OMSTANDIGHEDEN VRIJDAG 8 DECEMBER Goede devotionaliën De vorst houdt aan Liberale klacht NIEUWS VAN DEN K. R. O. 9j SCHUUR AFGEBRAND EERSTE KAMER Oud-minister Bosboom Ondanks den tijdelijken tegenwind, gaat de communistische propaganda iets minder luidruchtig dan voor heen maar met dezelfde hardnekkigheid voort. Pas is in de hoofdstad een roode- jeugd-betooging gehouden en het maand schrift „Rusland van heden" kondigt nieuwe acties aan. Dit periodiek staat onder redactie van Gerard Vanter (pseu doniem van G. J. M. van 't Reve) te Am sterdam. Daarnaast worden van tijd tot tijd boekwerkjes uitgegeven, getiteld: „Feiten uit de Sowjet-Unie", waarin naar Rusland vertrokken arbeiders-delegaties zoogenaamd hare bevindingen weer geven. In het bestuur der „Vereeniging van Vrienden der Sowjet-Unie, die het maand schrift exploiteert, hebben zitting: L. van Lakerveld, lid van het hoofdbestuur van de C.P.H. en landelijk secretaris van de Intern. Roode Hulp, en S. Chr. Vollinga. Het secretariaat is gevestigd: Singel 359 te Amsterdam, waar ook zijn gevestigd de secretariaten van de Liga tegen Imperia lisme en vóór Koloniale Onafhankelijk heid, van de I.R.H. en van den Strijdhond tegen Fascisme. Volgens mededeelingen van een der be stuursleden zouden er thans in Nederland 40 afdeelingen bestaan met een totaal van 14000 leden, waarvan ongeveer 15 pet. be- hoorende tot de S.D.A.P. Men streeft er naar, dat standpunt van a-politieke, bo ven de partijen staande, organisatie bovenal te handhaven bij de uitzending van delegaties van arbeiders naar Rus land. Zoo was bij de laatste in Mei naar Rusland gezonden arbeidersdelegatie be paald, dat niet meer dan één gedelegeerde communist mocht zijn en de rest zoo mo gelijk voor 30 pet. uit modern georgani- seerden en 50 pet. andersgeorganiseerden, werkloozen, en niet-georganiseerden. Het S.D.A.P. gemeenteraadslid P. Lan- gendijk, te Enschede, die deel pit maakte van deze delegatie en na terugkeer op bij eenkomsten van de V-V.S.U. e.d. uitbundig zijn lof verkondigde over alles, wat hij in Rusland had gezien, werd deswege als lid van de S.D.AP. geroyeerd. Een invloedrijk persoon in die beweging is ook F. M. Knoote, wonende in een villa aan den Schouwweg no. 82, te Wassenaar: hij fungeert als uitgever van het orgaan van de V.V.S.U., terwijl bekend is, dat op zijn erf film-opnamen worden gemaakt. Want een machtig propaganda-middel in de organisatie blijft de film, en dan wel in het bijzonder de Russische film en in het algemeen die films, die wegens haar revolutionnaire strekking door de centrale commissie voor de filmkeuring voor open bare opvoering worden verboden. De V.V.S.U. houdt daarvoor besloten bijeen komsten, alleen toegankelijk voor hare leden (met een zeer lage contributie voor het lidmaatschap) in de groote steden ge woonlijk op Zondagmorgen, in een groot bioscooptheater. Gelukkig verleenen in den laatsten tijd de meeste bioscoopeigenaren geen medewerking meer en stellen zij voor dergelijke vertooningen hun theaters niet meer beschikbaar. Ten einde den invoer van Russische films mogelijk te maken, is onlangs opge richt de Internationale Film Onderneming (I.F.O waarvan de leiding in handen be rust van hoofdbestuursleden van de V.V. S.U. Technisch leider is Joris Ivens. Volgens mededeeling in „Rusland van heden" zullen in het komend seizoen door de V.V.S.U. worden vertoond de volgende Sowjet-filmen: „Komsomol", film over de Sowjet-jeugd, van J- Ivens; „De Pop met de Millioenen", „De Witte Adelaar", ,,Aan de oevers van de Taiga", „Rubicon", „Het feest van den heiligen Gregorius" en „Judas". In beide laatste filmen wordt de geestelijk heid op de meest ergerlijke wijze bespot en elke godsdienst door het slijk gehaald. Op de bijeenkomsten van de V.V.S.U. wordt in den regel, behalve het vertoonen van een film, nog een of andere toespraak of declamatie gehouden ter verheerlijking van de toestanden in Sow jet-Rusland en een zang-, of tooneeluitvoering gegeven, door de agit. prop. troepen. Meermalen staan, b.v. in Amsterdam, deze vertooningen op uit artistiek oogpunt gezien hoog peil, vooral als medewerking wordt verleend door erkende kunstenaars met zeer geavanceer de communistische neigingen als: Louis van Gasteren en zijn echtgenoote, Mevr. Menagé Challa, e.d. In de hoofdstad ver leent op deze bijeenkomsten dikwijls mede werking de communistische balletgroep „Dynamo", onder leiding van Coen Hissink en het muziekkorps „De Roodhemden". Het blijft zaak, acht te geven op deze artistieke propaganda, waar vooral het gespannen gemoedsleven, dat minder rede neert dan op het gevoel leeft, ontvanke lijk blijkt voor de Sovjet-besmetting. Kinder gr ent je naar het ontwerp van Kat. Becker Prachtig muzikaal programma! Zondagavond, 10 December, zingt te 9.00 uur voor den K. R. O. de jonge Nederlandsche alt Hans Gruys met het Stedelijk Orkest van Maastricht onder leiding van Henri Hermans: „Les Prières" van A. Caplet. Dit werk, dat steeds door Berthe Seroen op zulk een uitne mende wijze werd vertolkt, wordt thans van Hans Gruys met bijzondere belangstelling tege moet gezien. Dinsdag, 12 December, te 9.00 uur zingt Else Rij kens voor den K. R. O.-microfoon met bege leiding van het K. R. O.-Orkest onder leiding van Johan Gerritsen. Deze Nederlandsche zan geres, die ook in het buitenland een zeer goeden naam heeft, trad in Nederland meermalen met het Concertgebouw-Drkest en de andere groote orkesten op. Vrijdag, 15 December, zal om 8.30 uur voor de K. R. O.-microfoon een der grootste uit de ry der wereldvermaarde pianisten met het K. R. O.- Orkest onder leiding van Johan Gerritsen con certeeren. Marguerite Long speelt dien avond het Piano concert in f-moll van Fred. Chopin. Juist ook door haar Chopin-vertolking heeft Marguerite Long een wereldberoemden naam gemaakt. Inbreker aangehouden Het is de politie te Venlo gelukt den als ver dacht van den diefstal met inbraak in de „Ne- dinsco"-fabriek te Venlo aan te houden den twintig-jarigen L. H. uit Well. De jongeman bekende. Ook de vermiste werktuigen zijn terug- ••w&f&vm-tt' MWIIWH.-.•..Mtmstw De beroemde „Porta Nigrate Trier, uit den tijd der Romeinen Trier! de oudste stad van Duitschland. Van den oostkant naderend stoppen we voor „het" monument van Trier, de „Porta Nigra", zoo schrijft Jan van Don gen Jr. in „Van Bouwen en Sieren", Grootsch en geweldig in zijn goed gecon- serveerden ruïneuzen staat treft ons dit Romeinsch bouwwerk door zijn massalen opbouw en zijn fijne verhoudingen. Het is een waar genot dit bouwwerk van alle zijden te bezien. Des avonds baadt het in een zee van licht uit van alle zijden op gestelde schijnwerpers en wordt dan fan tastisch en onwezenlijk met zijn diepe ga ten als oogholten in een doodshoofd en zijn onnatuurlijke schaduwen. De straten waren overvuld met pelgrims, allen gesierd met het officieele en voorge schreven pelgrimskruis. Door bemiddeling van het bêvaartcomi- té konden we ons een slaapplaats voor den nacht verzekeren. Een jochie als Nazi ge kleed, vergezelde ons als gids. Niet de „Stahlhelm" maar „Hitier" heeft de zaken op pooten gezet, was zijn meermalen her haalde mededeeling, en daartoe beperkte zich onze conversatie. Den anderen dag hebben we op de voor geschreven wijze ons bezoek gebracht aan den Dom waarin de H. Rok ter vereering was uitgesteld; die officieele weg vorderde ruim vier uren drentelen, afwisselend mas saal biddend en zingend en begeleid door schetterende muziekkorpsen. De stem van den reus deed op het binnenplein van den Dom zijn dienst. Hierna zouden we zoo spoedig mogelijk deze thans onhebbelijk druk bevolkte stad verlaten. Het is hier de plaats om hulde te bren gen aan het beêvaartcomité voor de wijze waarop het, door een subcomité ad hoe, leiding heeft gegeven aan de kunstzinnige verzorging van drukwerken en devotiona liën. Gewoon als we zijn aan de onbelemmerde bespotting van Heiligen en devotionaliën door de wijze waarop deze worden uitge beeld of gebezigd, denk aan de kruis- en andere beelden „met muziek", de bonbons gevuld met Lourdeswater enz. enz., trof ons hier het opschrift op verschillende win kels, hetwelk vermeldde dat de daar ver kochte voorwerpen waren goedgekeurd door het „kunstcomité" onderafdeeling van het beêvaartcomité. Alle met een dergelijk opschrift voorziene zaken, en dat waren de meeste, vertoonden en verkochten slechts werkelijk goede voor werpen, hoewel daarnaast in een enkele zaak ook wel afbeeldingen „mit nachts leuchtendem Rock" werden naar voren ge bracht. Onverdeeld was onze waardeering voor wat hier het Beêvaartcomité had tot stand gebracht en hoofddoel van dit artikel is dan ook om hierop eens de aandacht te vestigen en 'n voorbeeld te stellen voor tal- looze comité's in binnen- en buitenland. Dit voorbeeld verdient hulde en navolging Tusschen den tekst beelden we diverse der hierboven bedoelde artikelen af met als tegenvoorbeeld een afbeelding van de jong ste devotie-uiting, een beeld van O. L. Vr. van Beauraing, uitgave P. H. van de Velde te Venlo; spot dit voorbeeld niet met alles wat naar vroomheid, heiligheid en waarde zweemt? Ziet ge in 't voetstuk die koperen nagelkoppen die.... een opgeplakt papier tjevasthouden doch den schijn moeten wekken alsof het een koperplaatje is? Wat zou Bernadette wel van dit bééld zeggen? Dit gipsen wangedrocht, ik schaamde me zelf om het te koopen, kost nog 2.50. Zie daarnaast het devote beeldje der H. Hele na, goed van vorm en uitstekend gekleurd. Zoo zouden er nog tallooze voorbeelden aan te halen zijn. Ligt het niet op den weg der groep „beel dende kunst" de A.K.K.V. om juist in de zen tijd, waar vele kunstenaars werkloos zijn, eens ernstig te trachten om dit kwaad in den wortel aan te tasten en zoo mogelijk geheel en al uit te roeien? Waarom moeten wij voor een goed beeldje in Holland steeds een hoogen prijs betalen? Kan dat niet anders worden? Waarom zou een beeldje, ontworpen door een bevoegd kunstenaar, zooveel duurder moeten zijn dan het hier boven gewraakt voorbeeld? Dat zijn vragen en gevoelens welke zich aan ons voordeden bij ons bezoek aan Trier; vanaf het eenvoudige papieren processie vaantje tot de duurste voorwerpen toe was alles verzorgd en gekeurd. Nogmaals onze hulde voor dit bereikte resultaat en dit krachtige voorbeeld! Op hoop van navolging! Om half tien Donderdagavond werden de be woners van het Oostelijk gedeelte van Rotter dam opgeschrikt door een feilen vuurgloed, die het vermoeden deed rijzen, dat er aan de oost zijde van de stad een zware hrand moest woe den. Bij onderzoek bleek, dat een groote schuur, staande op een uitgebreid complex tuinderijen, liggende aan den 's-Gravenweg, in brand stond. Deze schuur behoorde toe aan den heer B. Graafland. Er was een zeer groote partij riet matten en gereedschap in opgeslagen. Aange wakkerd door den feilen wind was de schuur in een minimum van tijd een laaiende vuurzee. De brandweer werd door het personeel van den eigenaar niet toegelaten op het terrein. Boven dien stond de schuur op ongeveer 700 meter afstand van den weg. De brandweer moest dus onverrichterzake terugkeeren. De schuur liet men afbranden. Het zal geleidelijk kouder worden In den toestand komt weinig verandering. Het gebied van hoogen luchtdruk ligt station- nair in het hooge Westen en breidt zich telkens naar Centraal Europa uit. De eveneens station- naire depressie voor de kust van Portugal en in het Westen der Middellandsche Zee onder houden op het geheele vasteland van Europa een luchtstroom uit het Oosten, die de koude uit Centraal en Oost Europa naar het Westen voert. In het Noorden volgt daarentegen de eene de pressie de andere op en wordt de vorst beurte lings door de warme Westenwinden verjaagd, om daarna by het wederom stygen van de ba- om daarna bij 't wederom stygen van den ba- weër tot streng toe te nemen. In het Westen van IJsland bleef de temperatuur constant bo ven 5 graden Celsius. In Engeland bleef de temperatuur boven het vriespunt. De vliegtuig waarnemingen in het Oosten geven alle groote koude in de bovenlucht aan, die met groote snelheden naar het Westen gevoerd wordt. Ook bij ons is de wind in de bovenlucht zeer sterk (95 K.M. per uur op 4000 M.). Het is te voor zien dat het vorstweer nog eenige dagen aan houden zal en dat het geleideiyk kouder zal worden. Onjuiste beschuldiging? Naar aanleiding van het bericht omtrent de fraude, die gepleegd zou zijn door twee afdee- lings penningmeesters van vakbonden te Res teren, vernam „Het Volk", dat er omtrent den penningmeester van de Ned. Ver- van Fa brieksarbeiders een mystificatie in het spel moet zijn. De bonds-verificateur heeft bij de laatste controle de gelden, die aanwezig moesten zijn volgens de door den penningmeester bijgehou den administratie, aanwezig bevonden en deze gelden zijn dan ook, zooals gebruikelijk is, aan den verificateur afgedragen. Het bericht luidde, dat de administratie reeds maanden achter zou zijn. D. uchtvaartterrein Noord-Nederland By het afdeelingsonderzoek der Eerste Kamer van het onteigeningsontwerp voor uitbreiding en verbetering van het in de gemeente Eeldé gelegen luchtvaart terrein Noord-Nederland uitte men zyr> voldoening over de voortvarendheid, door de bij deze aangelegenheid betrokken autori teiten betoond. Men sprak de hoop uit, dat de ontworpen plannen spoedig mogen worden ten uitvoer gelegd. Kinderprentje van Kat. Becker Minister De Wilde tracht de verschillen de Nederlandsche Omroepen tot meer samenwerking te dwingen en hy schynt de zaak nogal krachtig aan te pakken, doelbewust en overtuigd van het algemeen be lang, dat by meer samenwerking in den aether betrokken is. Men weet het: alleen de A. V. R. O. wilde van die samenwerking niet weten en hield zich als een mokkende Achilles teruggetrokken in zijn tent. Totdat deze omroep thans tot samenwerking gedwongen zal worden en zich, graag of niet graag, wel bij een ministerieel besluit zal moeten neerleggen, evenals indertijd bij de zendtijdverdeeling. De A. V. R. O.-pers kan er echter nog maar steeds niet aan wennen, dat er ook andere, ge lijkberechtigde omroepen in Nederland bestaan, en zoo vernemen wy in deze dagen naar aan leiding van de besprekingen met minister De Wilde weer de klacht, dat by de komende re organisatie de kostbare „eenheid" niet zal wor den verkregen, dat de „verdeeldheid" zal voort duren, enz. Het liberale „Vaderland" weeklaagt: „De organisatie zal verbrokkeld blyven over verschillende vereenigingen met hun verschil lende programma's. Wij zullen behouden een algemeene A.V.R.O.-richting en daarnaast de drie gekleurde omroepen der orthodox-protes- tantsche, der roomsch-katholieke en der so ciaal-democratische vereeniging, om van de kleinere groepen te zwijgen. Aan het hoofdeuvel wordt niets verholpen. Ook niet aan dezen mis stand, dat b.v. de sociaal-democratische poli tieke partij er wel aan het woord wordt gelaten, doch de liberale niet, of zoo goed als nie1. Een nationale omroep zal het niet worden. Elke ver- vereeniging, behalve de A. V. R. O., zal voor haar eigen standje blijven spreken en er zal geen samenbinding van krachten zyn om het gehalte der programma's en de uitvoering daar van zoo hoog mogeiyk op te voeren. Met Argus- oogen zullen de Radio-omroep controlecom missie en de Algemeen programmacommissie met hun ambtenaren moeten blijven waken te gen een aantasting van de nationaliteitsidee, 'n ondermyning van het gezag, afbreuk van onze reputatie in het buitenland en denigratie van bepaalde groepen onzer bevolking." De liberale „Nieuwe Rott. Crt." zegt hetzelf de in eenigszins andere woorden en brengt even eens vooral de klacht naar voren, dat ook bij de nieuwe regeling de liberalen niet in den aether zullen zyn. Zonderling betoog! We spreken er nu maar niet van, dat de AVRO natuurlijk eigeniyk deliberale om roep is, die het liberalisme heusch wel aan het woord laat komen; indien de liberalen niet ge organiseerd zyn in de AVRO, zoo vragen wy: in welken omroep dan wel? Of moeten wy een zoekplaatje teekenen: Ra, ra, waar zijn de liberale luisteraars in Nederland? Wij hooren thans voor 't eerst, dat de AVRO zoo bescheiden is, in tegenstelling met de an dere omroepen, die zoo brutaal „vodt eigen 0 standje" spreken! Het is waarlijk bedroevend, dat men aan AVRO-zijde thans nóg niet weet, dat het Neder landsche volk geen „algemeenen", geen „neu tralen" omroep wil, omdat er in geesteiyke zaken nu eenmaal geen algemeenheid, geen neutraliteit bestaat. Toch zal men 't aan die zyde eenmaal moeten leeren en erkennen. Komisch doet het intusschen aan, dat de li berale pers, die alle „politiek" uit den aether verbannen wil, zich erover beklaagt, dat ook na de reorganisatie de liberalen geen eigen plaats in den aether zullen hebben! Naar ons bezien van de zaak, hebben zij die plaats daar wel zeer degelijk, n.l. door middel van de AVRO maar hoe mag men zich er over beklagen, iets niet te bezitten dat vloekwaardig is en dat men in anderen zoozeer afkeurt?! Academische examens LEIDEN. Cand.-ex. Indisch recht, de heer J. Th. van der Zijl. N. Bosboom: „IN MOEILIJKE OMSTANDIGHEDEN" Aug. 1914Mei 1917" Gorinchem (J. Noorduyn) 1933 416 blz. Oud-minister Bosboom, wiens naam zich vele landstormers uit de eerste jaren der mobilisatie nog zullen herinneren, de man, die het bewind voerde over het departement van Oorlog in de jaren 19131917, heeft een boek uitgege ven1), waarin zijn herinneringen uit de moeilijke dagen van zijn ministerschap worden opgediept. Een lijvig werk met vooral veel leger-technische bijzonderhe den en waaruit den leek in militaire aan gelegenheden duidelijk kan worden, hoe moeilijk en hoe zwaar de taak van een oorlogsminister in een vredelievend land kan zijn. Bepaald interessant zijn in dit opzicht enkele voorbeelden, die Bosboom geeft, van de wijze, waarop de Kamer zich bezig hield met de encadreering van het leger. Bij den aanvang van de mobilisatie was dit het zwakke punt in onze militaire or ganisatie. Manschappen waren er wel, maar er bestond een grondig tekort aan officie ren, zoowel kwantitatief als kwalitatief. Dit laatste volgens Bosboom vooral ten gevolge van de maatregelen, door zijn voorganger, Colijn, in 1913 genomen en die een massa-bevordering in alle rangen ten gevolge hadden, zoodat men van „het jubeljaar van Colijn" sprak. (blz. 90) De maatregelen, in oorlogstijd genomen om spoedig een aantal beschikbare officie ren ter beschikking te krijgen, maatregelen die een numerieke uitbreiding van het kader beoogden, konden het gehalte niet ge lijktijdig opvoeren, zoodat de spoeling nóg dunner werd. In de Kamer nu werd deze aangelegen heid meermalen ter sprake gebracht, o.a. door den heer Marchant, die van oordeel was: „dat onder de gegeven omstandigheden, nu het land in oorlogsgevaar verkeerde, andere eischen voor de bevordering moesten worden gesteld dan in vredestijd; minder geschikte officieren moesten door betere worden vervan gen; op de verantwoordelyke posten moesten eerste klas mannen worden gesteld." Zoo dachten ook anderen in de Kamer erover, daarbij min of meer voorbijziende, dat de bevorderingswet op de landmacht reeds bepalingen bevatte, die den vorm der geschiktheid tot commandeeren aan de ter bevordering voorgedragen officieren aanlegde. De moeilijkheden in deze materie waren echter voor den minister niet gering. Hij schrijft er zelf over: „Een groot werkgever of directeur van een particuliere belangrijke onderneming haalt voor de benoeming van zyn staf, inlichtingen waar hy dat wil; bij de keuze uit eigen per soneel veelal op persoonlijke bekendheid ge grond, is hy vrij. Hoe anders is dat in een lichaam als het leger, waar alles groeit uit een onverbrekelijk hiërarchiek verband, waarin men gebonden is aan wetten en voorschriften en waar, meer dan ergens de keuze speculatief is."Daarby komt, dat het oordeel der chefs vaak wordt beheerscht door ik zou bijna zeggen een vrees om zich aan koud water te branden. De kennismaking met vele beoordeelingslysten heeft by mij den indruk bevestigd van het bestaan eener zekere virtuo siteit in het vermyden van een ongeschikt- verklaring. Zulk een verklaring toch kan den chef aan vele onaangenaamheden bloot stellen." (bl. 97) Deze moeilijkheden weerhielden echter den minister niet, om af en toe officieren of hoofd-officieren, wier ongeschiktheid tot het aanvoeren van een leger-onderdeel ge bleken was of bij voortduring bleek, te pensioeneeren of niet voor bevordering voor te dragen. Geheel in de lijn van de wen- schen der Kamerleden. - Jrm-mTh Wil Nu deed zich echter het verschijnsel voor, dat juist de Kamerleden, die aangedrongen hadden op de bezetting van alle officiers- posten met geschikte menschen, voortdu rend iets aan te merken hadden, wanneer oregeschikten zich verongelijkt melden. Bosboom noemt ongeveer een tiental ge vallen waarbij zich dit voordeed. Een zelfs zóó, dat inlichtingen werden gevraagd door den heer Duymaer van Twist over het niet bevorderen van iemand, dien men van spionnage en complotteer en verdacht. Voor het verkrijgen van het bewijs van deze daden wachtte men echter een gunstig oogenblik af, zoodat zeker zoo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan de zaak mocht worden gegeven. Het vragenstellend Ka merlid bleef echter maar vragen en vond tenslotte in den heer Marchant een mede wreker der belaagde onschuld. Tenslotte kwamen aanwijzingen over bedoelden per soon binnen, die een voldoende motivee ring voor zijn niet-bevordering bevatten. De Kamer toonde plotseling, dat zij heele- maal geen haast had. De commissie, die met het onderzoek van het dossier was belast, wachtte een jaar met haar rapport; erkende toen dat door niet bevordering den betreffenden sergeant geen onrecht was aangedaan; erkende vervolgens, dat de omstandigheden, die destijds een niet-be vordering motiveerden nog aanwezig waren en.... „noodigde tenslotte den minister (toen Alting von Geusau) uit een benoe ming van adressant tot reserve-luitenant opnieuw in overweging te willen nemen!" (blz. 104). Deze kleine voorvallen uit de Kamer van toen, hoe begrijpelijk overigens ook na de inzinking der oorlogspsychose, hebben minister Bosboom wel eenigszins onrede lijk verbitterd tegenover dit lichaam. Zijn oordeel is verre van malsch. Hij meent o.a., dat „de bevordering van het reservekader, waaronder zoontjes, neefjes en vriendjes, sommigen Kamerleden niet stiel genoeg ging" (blz. 88) en daarom de belangstelling in de kaderopleiding zoo groot was. Elders zegt hij, dat ieder, die in de volksvertegenwoordiging een maand meer oefentijd voor het leger vroeg, een militai- rist was en ieder, die verkorting voorstond tot een militairen specialist werd gestem peld. (blz. 40) Het klinkt bitter. En toch: ligt in dit laatste niet een juiste kenschetsing van de mentaliteit der door- dik-en-dun-ontwapenaars, die met allerlei sentimenteele argumenten de taak van den Staat tot zelfverdediging trachten omver te redeneeren. Ook in andere gedeelten van zijn boek klinkt het oordeel van dezen oud-minister over de parlementariërs zeer geringschat tend. Zij begrepen niet, dat het land ook na de stormachtige dagen van Augustus 1914 langen tijd zóózeer in gevaar bleef, dat het geboden was de volle wapenmacht op de been te houden, omdat óf Engeland óf Duitschland onze kustlijn zou bezet ten als de bewaking daarvan maar even naliet. Wel bemoeiden zich ae heeren met de praatjes, dat er papieren zolen in de schoenen der soldaten zouden zitten, met het ongezonde van puttees, die jagers N.B. ook dragen, met de slaapgelegenheden en de keuken der kazernes, in de beoordeeling waarvan zij elkaar zóó geheel en al tegen spraken, dat de minister zich afvraagt of zij niet beter in de koffiekamer hun debet en credit hadden kunnen vereffenen, zoo dat de openbare vergadering zich met nut tiger zaken kon bezighouden. De tevreden heidsbetuigingen èn van den hoofdaalmoe zenier pastoor Evers en van den veldpredi ker in algemeenen dienst, aanvankelijk Ds. Talma, later Ds. de Visser, konden sommige Kamerleden er niet van weerhouden tóch af en toe klachten over de geestelijke ver zorging van het leger te uiten. Men scheen ook niet te begrijpen of te willen begrijpen, dat de minister in 's lands belang geen me dedeelingen kon en mocht doen aangaande den materiaal-voorraad van de Nederland sche gewapende macht. Allen tegenspreken- den verklaringen van den minister ten spijt, hielden zij tenslotte tóch vol, dat er tus schen hem en den opperbevelhebber een gebrek aan verstandhouding heerschte. Typisch brengt dit boek de gewaarwor dingen tot uiting van een militair open, eerlijk, slagvaardig in het groote die zich in de politiek ziet geplaatst als een kat in een zeer vreemd pakhuis en weinig of niets waardeeren kan van den parlementairen arbeid, die zoo héél anders is dan die in het leger en waarvan hij alleen maar de kleine kanten ziet. Hij voelt speldeprikken in plaats van degenhouwen en dat irriteert dezen ronden man zóó, dat hij er zestien jaar na dato zich nog kwaad om kan maken. Echt een boek van een militair. Onwen nig in de burgerlijke omgeving van de Tweede Kamer, die juist in oorlogsdagen vele werkelijk groote dingen tot stand heeft gebracht. In zijn critiek op het par lement en dat is eigenlijk de draad, die door héél het boek loopt behoeven deze herinneringen geen weerlegging. Voor ie mand die de heele parlementaire geschie denis dier dagen kent weerlegt het zichzelf door zijn, den persoon des schrijvers in tusschen volstrekt niet onsympathiek ty- peerende, eenzijdigheid.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5