zadel nm Jid tmfiaal mn dm dag IS SpcvtJi Hoe Chigi zijn gasten overblufte GELDERSCHE ROOKWORST 1 HET KAPERSNEST HET GOUDEN VAATWERK iNDEN TIBER DE VOETGANGER ■DE LIJDT SCHIPBREUK Jim neemt Annie mee MAANDAG 11 DECEMBER De kunst van Rafaël Strijd tegen den nevel De geheele spreektaal- schat JOSEPH CONRAD Door een kunstig gespannen net werden de schatten echter weer opgevischt MERK INDERDAAD IETS FIJNS Typhusepidemïe in Chili Bijproducten der goud mijnen DRAlSIfiA-vANVALKEMBURG'S A .-iLEVERTR JA Afitl/c, ZE! DE OUDE j/n, dit een boot, die (het ZAL NIET LA Hó DOREN OP\ WE ZULLEN HAAR V/NORN, DE NRT MUNHEER WAR.BOOCKS MUN BOOT VUEOT DOOR. HEj) WATER. J- VOOR £>E NATIONALE t l DRANft FEL AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Agostino Chigi dien het volk „II Magni- fico" prijst, heeft de rijkste kooplieden en de rijkste bankiers van Europa. Afrika en Azië die hij aan zijn tafel noodde, In stomme verbazing gebracht. De gouden va ten waarin de uitgezochtste spijzen waren op gediend, de gouden bekers waaruit de gasten de geurigste wijnen dror.ken, de gouden borden waarvan zij aten. al deze pracht en al deze Weelde werd, na eiken gang opnieuw, door de open vensters naar buiten geworpen en ver dween in de gulzige grijze wateren van den Tiber. Daverend heeft Agostino Chigi gelachen toen zijn gasten zich lieten overbluffen door zoo veel spilzucht. Ze waren rijk, allemaal ontzag lijk rijk, maar nooit hadden ze geweten nooit hadden ze gedroomd zelfs dat iemand rijk ge noeg kon zijn om zoo te verkwisten. En scha terend had Agostino Chigi den schilder der schilders, Raffaello Sanzio, zijn geheim toever trouwd: hij wierp niets weg. Hij verkwistte niets. Hij was rijk en „grand seigneur", maar was ook koopman en op de centen. Netten had hij laten spannen in den Tiber. De schatten welke zijn dienaren voor de oogen der rijkste kooplieden en der rijkste bankiers uit Europa, Afrika en Azië in den Tiber wierpen, werden door zijn knechten weer opgevischt. Maar Agostino Chigi dien het volk „II Mag- nifico" prijst, ziet dat Raffael zijn schatering niet deelt. En dan wil hij zich uitspreken, want hij is geen kale pronker, geen zielige bluffer. HU spreekt: „Het leven is kort en opdat ik er behagen ln vinde, moet ik het vullen met schatten en met tooverpracht als een sprookje. Eens zal, als alle anderen, ook ik moeten verdwUnen. Maar zoo lang ik er nog ben, wil ik toonen dat ik er ben. En ik Wil ook dat de menschen later er nog eens aan zullen denken dat ik er eens geweest ben. Ik weet dat ik geen netten kan uitzetten in den stroom des tUds waarin wU allemaal, een voor een, onze levensdagen weg werpen. De tUd wischt alles uit. Ik ben de rijkste man ter wereld, maar wat zal er van mU blijven? is de grootste schilder ter we reld en toch. ook uw roem zal sterven. Onster felijk is God alleen. Ik denk er dan ook niet aan een kostbaar grafteeken op te richten dat toch maar tot stof vervallen zou. Ik smUt met gek} en mooie dingen en ik zal dat blijven doen zoe lang ik leef. En dan....! Raffael, Raffael, voor ons is er geen net!" De oude zeeman van een der tweemasters van Agostino Chigi doet Raffael zUn droef verhaal. „Met de grootste bezorgdheid, Maestro, had den wU uw wonderlUk doek geladen. De zee was rustig toen wU uit Ostia afvoeren naar Palermo, waar wU uw meesterwerk behouden hoopten af te leveren aan het klooster van Santa Maria dello Spasimo. Maar midden in den nacht begon het te spoken. Op onze knieën hebben wU in den stroomenden regen liggen bidden. Ik weet niet of de stuurman misschien onder de vermoeienis bezweken is. Plotseling loopt het schip op een rots. De kiel barst open als een rUpe kers- Er is gekraak, geschreeuw, de storm en de golven loeien. Wan neer de dageraad aanbreekt blyken slechts en kelen weerstaan te hebben aan het geweld van het water en van den wind. Ik roep om uw schilderU. maar het is verloren gegaan. Ver loren met heel de lading en met mUn twee jongens. Toorn niet, Maestro. Toorn niet, ik had alles willen geven om uw meesterwerk te redden" Raffael beheerscht zich moeilijk- HU haalt de schouders op, zegt dat het niet zoo erg is en dat God het zoo heeft gewild, maar het is alleen om de tranen weg te praten uit de trouwe oogen van den ouden zeeman. De mon niken van Palermo moeten geduld oefenen. HU zal zUn penseelen bij elkaar zoeken en een nieuw meesterwerk scheppen. En langzaam rijst de schilderU weer voor hem op. Hij ziet den Christus die diep gebogen wankelt onder het Kruis op den weg naar Calvarië. Ja, hU gelooft wel dat hU de juiste lUnen, de juiste kleuren nog eens zal weten te vinden. De zeeman hoeft zich verder geen zorgen te ma ken- De wereld is vol schilderUen van Raffael, een meer of een minder, wat komt het er eigen- lijk op aan? „Maar het was uw mooiste doek, Maestro!" „Ach kom, als dat zoo was, dan zou God die alles ziet, niet hebben toegestaan dat het in de golven verloren ging." Rome jubelt om het wonder. Aan het strand bU Genua is een kist aan gespoeld en visschers vor.den daarin een schil derU: Christus die diep gebogen wankelt on der het Kruis op den weg naar Calvarië. Het gerucht van een schipbreuk waarby' een schilderU van Raffael verloren ging, drong reeds tot Genua door. Men roept: Mirakel! Mirakel. Men loopt ter kerke. En eenige dagen later heeft Raffaello di Sanzio zijn doek terug. Geen rots en geen branding heeft het bescha digd. Wind en water hebben het geëerbiedigd. De oude zeeman is de eerste die Raffael ge luk wenscht: „Maestro, had ik het u niet gezegd? Uw kunst is goddelUk. God heeft uw werk gezegend!" En dan komt Agostino Chigi: „Het net, het net! Het net is er!" En wanneer Raffael hem niet begrijpt: „Ja, het net is er- Het net dat de menschen voor de vergetelheid bewaart en datgene van hen vereeuwigt wat waard is vereeuwigd te worden. Dat net is de kunst, de goddelUke kunst, mUn groote vriend. God heeft gewild dat u zUn schilder zou wezen en hU heeft uw kunst gezegend. Uw schilderijen. Maestro, zUn eeuwig, zU zullen weerstaan aan den tijd. Ik bid u, maak voor mU een grafteeken in de kerk van Santa Maria del Popoio. Leg in uw werk dat voor de eeuwigheid bestemd is. mUn aan denken vast. De wereld zal vergaan, maar uw werken niet. God's wil blUkt uit het wonder dat uw meesterwerk voor den ondergang behoedde. Laat mU, Raffael, begraven worden in een ander meesterwerk van u. Dan zal ik rustig voortgaan de levensdagen die mU nog resten, door het venster te werpen in den stroom van den tijd. Ze zullen niet allemaal voor goed ver loren gaan. Ik heb mUn net uitgezet." Dit jaar is men in Londen den strijd tegen den nevel met nieuwe wanhoop begonnen. Tot nu toe werden ieder seizoen nieuwe middelen tegen den mist uitgevonden, en steeds bleken ze onvoldoende te zyn. Een van de beste me thoden is, nog die van den onlangs gestorven Hamburgschen professor Wigand. Hij 6laagde er in, met behulp van op vrachtwagens ge monteerde toestellen breede banen boven een vliegveld mistvrU te maken. Het nadeel van dit systeem is echter, dat niet alle soorten ne vel er zich mee uit den weg laten ruimen en dat het bovendien maar voor korten tUd helpt. Het proefde berust in beginsel op de samen drukking van den nevel door middel van elec- triciteit. De gecomprimeerde druppels vallen op den grond, zoodat inderdaad het luchtruim dat even te voren met zwaren damp was af gesloten, na de behandeling weeer zicht biedt. Wanneer de mist beweegt, wordt het resultaat evenwel dadelijk te niet gedaan. Alleen bij stil- staanden bodemnevel bestaat eenige kans op succes. Bovendien kost een ontmictingsinstal- latie veel geld, en daarom is tegenwoordig de gebruikelijke voorzorgsmaatregel: het geven van signalen, de verkieslijkste. Het is ons gemakkelijker nevel te maken dan hem te verdrijven. De kosten, die één dag mist in een groote stad tengevolge heeft, loo- pen in de millioenen. Te Londen kost een zwa re mist twaalf millioen gulden per dag. Een ernstige typhus-epldemie teistert sedert drie maanden Chili. Volgens niet-officieele op gaven zijn tengevolge van deze epidemie meer dan 2000 personen om het leven gekomen. Volgens voorzichtige schattingen zUn onge veer 5000 personen door de ziekte aangetast. Gebleken is dat de epidemie uitgebroken is onder de wea-kloozen der stad en vervolgens verspreid is over de boerderUen en de mUnen van het land. De geneeskundige autoriteiten ontmoeten groote moeilUkhedcn voornamelUk door de vU- andigheid van een aantal Indiaansche inboor lingen, die weigeren aangetaste personen te laten isoleeren en desinfecteeren. Eenige hunner hebben zelfs de geneeskundige inspecteurs aangevallen, zoodat deze de hulp van de gewapende macht moesten inroepen. De mijnen op den Witwatersrand in Zuid- Afrika zUn de voornaamste goudproduceei'ende mU'nen der wereld. Het belang, dat in het goud gesteld wordt, dat jaarlijks voor een waarde van £45.000.000 uit de mUnen gehaald wordt, is van dien aard, dat zelden gewag gemaakt wordt van andere mineralen, die tegelijk met het gele metaal gevonden worden. Het is een feit, dat weinig menschen weten, dat de mij nen iets anders dan goud produceeren. Onder deze andere mineralen zUn diamant, zilver en iridium van economisch gewicht. De enkele diamanten die soms in het goudhoudend erts gevonden worden zijn van zeer fUne kwaliteit en behalen steeds goede prUzen. Bovendien is het goud gemengd met 10 procent zilver, dat van het goud wordt gescheiden. De hoeveel heid iridium, het metaal dat gebruikt wordt voor het maken van de zachte punten van onze vulpenhouders wordt ook in verbinding met het goud gevonden. Het grootste gedeelte van den wereldvoorraad van iridium wordt in derdaad verkregen uit de goudmijnen van den Witwatersrand. DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP LEEUWARDEN minimum imminmu „Het ls aan voetgangers verbo- den op den openbaren weg te gaan of zich daarop te bevinden op zoodanige wijze, dat de vrijheid of de veiligheid van het verkeer wordt belemmerd of ln gevaar ge- bracht." Het verkeer is goed geregeld, 1 Het verkeer per as en wièll En om dit maar goed te leiden 1 Geeft men zich met hart en ziel. Afgezien van stippellijnen, Stopbord en het lichtsignaal, Staan er overal agenten, i Armbewegend, magistraal. I Het verkeer is troetelkindje. Het verkeer is favoriet. Echter voor de wandelaren G-lden dit soort rcnels niet. I Nu, na jaren, komt men eind'lijk Met verkeersoepaling aan, Waaruit blijkt, dat men 't beseft heeft, Dat er wandelaars bestaan! Dit besef heeft men gekregen i Door die wond're statistiek: Zóóveel dooden en gewonden, i Offers der verkeers-techniek. Veiligheid voor hen, die loopen i Veiligheid voor 't voetverkeer Dus men trekt nu tegen auto's En de fietsen eens van leer? i U vergist u! slecht verbodjes, Al wat lóópt wordt nu verplicht. De verordening is enkel Tegen juist icie lóópt gericht! U mag dit niet, u mag dat niet, i Zus en zoo niet, sta en wacht, I Want waar 't verkeer belemmert i Wordt in gevaar gebracht! Waarom niet een stapje verder, I Positiever en spontaan: Voortaan is het streng verboden Lóópend over straat te gaan! 1 MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) 5iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii(iiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii5i Een bUna onoverkomeHjke muur scheidt een bezoeker van een land, zoolang hU niet de kran ten van dit land kan lezen. In verband hier mede heeft het Comité voor Taalonderzoek aan de universiteit te New-York een interessant besluit genomen. Men geeft in het bijzonder voor studeerende buitenlanders een speciale krant uit, welke den titel American News" draagt en zich daardoor kenmerkt, dat zy zich slechts van 'n vocabulaire van precies negenhon derd woord bedient, geen woord meer. En toch geen zinconstructie, die niet met deze negen honderd woorden mogelUk is. De krant verschUnt en vervult haar taak. Bo vendien heeft zU een interessante beteekenis, doordat zU n.l. bewUst, dat het geheele cultuur leven zich in 900 woorden laat vatten. Meer heeft men werkelijk niet noodig, zelfs dan niet als men zeer beschaafd is. Dit herinnert aan de stelling van een Engelsch taalgeleerde, dat een Engelsch arbeider met driehonderd tot vierhon derd woorden uitkomt. Een ambtenaar met zes honderd woorden en een wetenschappely'k ge vormd man met negenhonderd woorden en eenige vakuitdrukkingen. MUn vriend, Stephen Cockburn, is genees heer, doch oefent in z'n vrUen tijd het beroep uit van amateur-detective. Nu en dan neemt hU een of meer dagen vacantie en gaat dan naar een of ander dorp, waar een onopgehelderd misdrijf de gemoederen bezig houdt. Hij tracht dan dat misdrUf op te hel deren. Eenige jaren geleden ging hij een paar da gen doorbrengen in Ailburns. HU vroeg me of ik lust had mee te gaan. Ik accepteerde dit aanbod gretig. Nadat Cockburn z'n zaken in de stad geregeld had, vertrokken we. Den naam van het plaatsje waar we heen gingen, had ik nooit eerder gehoord. Mijn vriend had de gewoonte de reden van z'n excursies pas te vertellen als we op de plaats van bestemming waren aangekomen. Onderweg haalde hU een brief uit z'n zak, dien hU aandachtig doorlas. Gedurende de ge heele reis sprak hij echter geen woord tegen mU. Na een paar uur sporens kwamen we aan een klein station, waar de bode van den burge meester ons wachtte. De burgemeester zelf was verhinderd, vertelde ons de jonge man. Cockburn zeide me dat de brief, dien hU onderweg gelezen had, van den burgemeester was en hU achtte nu ook het oogenblik geko men om mU te vertellen waarom hU Ailburns als doel van z'n uitstapje had gekozen. „BUna iederen avond schitteren er op het water, dat uit het nieuwe reservoir komt, kleine lichtjes," zoo begon hij. Ik lachte. .Luister verder," hernam hU. „Het ernstige van de zaak is echter, dat de bUgeloovige vis- schersbevolking hardnekkig weigert het water te drinken. Zij beweert dat het water betoo- verd is. De gevolgen zijn niet uitgebleven. Eeni ge kinderen kregen typhus door het drinken van slootwater." We gingen naar het reservoir, kórt voor de duisternis inviel, en keken nauwkeurig of we ook iets konden ontdekken dat de geheimzin nige lichten veroorzaakte. Maar we vonden niet de geringste aanleiding. Het reservoir, dat 50 meter lang en 20 meter breed was, werd gevoed door twee beekjes, die van de hocger gelegen heuvels kwamen. Toen het donker werd, verscholen we ons in de boschjes, om te zien of de lichten soms door iemand werden gebracht. We zaten daar al meer dan twee uur, maar er was nog niets ge beurd. Juist waren we van plan huiswaarts te keeren. toen we een flauw lichtschijnsel zagen midden op het water. Dit lichtschUnsel werd steeds helderder en scheen zich langs de opper vlakte voort te bewegen. Na een halve minuut ongeveer was het licht weer verdwenen. Ik verwonderde mij zeer over het verschijnsel en begreep maar niet hoe het vlammetje op het water kon blUven branden. Cockburn werd opgewonden en hield z'n schepnet gereed om het licht op te vangen, als het weer mocht ver schijnen. Het duurde dan ook niet lang of daar was het .weer, nu aan 't eind van het reservoir. M'n vriend rende naar het water, maar vóór hU met z'n net er kon komen, was het al weer verdwenen. Hij herhaalde deze poging nog eenige malen, maar steeds met negatief resul taat. Eensklaps hoorden we een eigenaardig gesis vlak bU ons. Cockburn wierp z'n net vlug over het vlammetje, maar toen hy het net naar zich toehaalde, was het licht alweer uit. We roken een branderige lucht en in het net zat een groot gat. „Waar zou dat brandend goedje toch van daan komen?" riep Cockburn. HU kwam tot de overtuiging dat de een of andere grappenmaker den dorpelingen een poets wilde bakken. We besloten den volgenden dag de omgeving goed te onderzoeken. Toen we thuis kwamen, onderzocht dr. Cock burn nauwkeurig het water. Hij vond er niets bUzonders in, behalve een spoor van potasch. „Dat wordt veroorzaakt door de geheimzin nige brandstof," verklaarde hij. Den volgenden dag gingen we weer, nu voor zien van een flinken voorraad proviand en een paar boeken, om den tUd te dooden, naar het reservoir. We zochten een plekje op in het bosch, waar we beschut zaten, maar zóó, dat TEGEN ALLE WEEEEN WIND BESTAND IS PA T VERZEKER IE JE fMS JE WILT KAN JE ER WEL EEN REIS OM DE WERELD NEE NAKEN. MAAR WA TK ZEOOEN WIL A N/HE, DE- ZE 6R00TE STAD /S NIETS VOOR JE WE ZULLEN DE Rl VIER OPVAREN EN HIER OF DAAR OPEEN &EWOON DE PjAATj) LANDEN, WAAR JE VERBlNP/NONET JE FAMINE KONT KRUóEH Mf/JNHFER WAR BUCKS, AN/i/EVOOOO l DIE HAAR VOOREER TUD JE B/JKF/J TUSSEN IN DE Si AD OËS TUURD HEEFT OAAT HAAR HALEN EN HOORT, pATZE met jim, den ouden bootsman een Tochtje op pe rivier haakt, nu ze WATLAH6U/T8UJFT WORDT HU ONOE- ROST. HIJ HOORTEEN SNEL VARENDE 500? EN CAAT OPZOEK NAAR AHNlE GRKta we toch alles monden zien wat er in de buurt van het reservoir gebeurde. Ofschoon er nie mand in de nabijheid kwam, verschenen dien avond de lichten weer precies zooals te voren. Teleurgesteld en ontmoedigd gingen we naar huis. Voor mU was de zaak al afgeloopen, maar Stephen Cockburn gaf den moed nog niet op. Onderweg viel hem iets in, waaraan hU niet eerder gedacht had. „We hebben nu wel 't reservoir in 't oog ge houden, maar we moeten ook acht slaan op de beide beken, die het voeden," merkte hij op. Den volgenden dag volgden we de beide beek jes tot aan hun oorsprong, maar ook hier von den we niets verdachts. Zelfs Cockburn was nu wanhopig. Dien nacht kreeg hU echter weer een idee. 's Morgens aan 't ontbUt vroeg hU den burge meester of er ook iemand was geweest die zich verzet had tegen het bouwen van het reservoir. „Ja," luidde het antwoord, „een oude dokter in ruste. HU is lid van den ge- meenteraad en i rr„* jj-i het scheelde i Het llcht °P maar weinig of I hU had de ande- het Water ren bepraat den I bouw van een nieuw waterseservoir op te geven. Ik heb nooit begrepen waarom hU er zc6 Degen was, ai kostte het bouwwerk dan ook veel geld. Maar ik ge loof dat de oude man niet heelemaai meer goed wUs is." „Waar woont hij?" vroeg Cockburn. „Ongeveer 200 meter stroomopwaarts; de beekjes die het water aanvoeren, loopen over zUn grond." „Dat ziet er verdacht uit," meende mUn vriend. „We moeten den ouden man in 't oog houden. Het zou me niet verwonderen, als hU de oorzaak was van dit ongewone verschUnsel." Na het ontbijt liepen- we vlug naar het huis van den ouden dokter. Vóór we ons in diens tuin verdekt opstelden, plaatste Cockburn in iedere beek een stevig net, zoodat alles wat op het water dreef, in het net moest achterblUven. Het duurde tot 's avonds 7 uur voor de oude man uit z'n huis kwam. Hy ging naar het wa ter en legde in elk der beekjes, met tusschen- poozen van tien minuten, een klein voorwerp. We konden echter niet zien wat het was. Hij bleef ze na staan kijken en wreef zich daarbij vergenoegd in de handen. Eindelijk het leek ons een eeuw toe ging hij z'n huis weer bin nen en we begaven ons zoo vlug mogeiyk naar de netten. In beide bevonden zich een twaalf tal kleine balletjes, ter grootte van een knikker. In triomf brachten wy' ze bij den burgemeester. Daar haalde Cockburn z'n zakmes te voorschUn en sneed een der balletjes door. Met een kreet van phn Het hij het vallen. „Potasch," zei hU, toen het begon te bran den. „Wat een ezel ben ik! Ik weet toch hoe brandbaar dit goed is!" Toen begreep ik het. Potasch is een metaal, dat de eigenschap heeft te branden, als het met water in aanraking komt. „Maar wat is die witte stof om de potasch heen?" vrceg de burgemeester. „Ik denk dat het gelatine is," antwoordde mijn vriend. „Nu hebt u zeker alles begrepen, niet waar?" „Tot mijn spUt niet, dokter. „Welnu," hernam Stephen Cocburn, „de ge latine zit om de potasch heen, om die droog te houden. Maar aangezien gelatine in water oplosbaar is, smelt het langzaam, waardoor ten slotte het metaal vrU komt, dat onmiddellUk vlam vat en in draaiende beweging geraakt, hetgeen eveneens een eigenschap is van dit bij zondere metaal. De oude dokter laat dë* balle tjes in het water vallen met tusschenpoozen, zoodat niet alles tegelUk gaat branden. Dat zou de illusie natuuriyk bederven. Sommige hebben een dikkere laag gelatine dan de andere, ook al weer om dezelfde reden. Op die manier bereikt hij dat de toeschou wer denkt dat er slechts éèn licht brandt, dal steeds aan en uit gaat en van plaats verandert. Ik geloof dat er niet veel tegen den ouden man gedaan zal kunnen worden. HU wist wel dat het hem voor goed z'n vrUheid en misschien meer zou kosten, als hij een poging deed om het water te vergiftigen. Daarom volgde hU deze methode, die op de bijgeloovige visschers- bevolking z'n uitwerking niet miste. Zoo heeft hij gedacht zich te wreken." En Cockburn had gelyk. De oude dokter werd gearresteerd, maar men liet hem spoedig weer op vrUe voeten. Korten tUd daarna vernam ik dat hU verhuisd was naar een ander deel van 't land. A 11 L. 't op dit blad zijn Ingevolge de verzelceringsvoorwaarden tegen f Oftjflfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f NCfi bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 Of oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f A fi bij verlies van 'n AllS QOOTITIS S ongevallen verzekerd voor een der volgende ui tkeeringen OWUl/m" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen Wt/." cloodelijken afloop# een voet of een oog# i luim of wijsvinger t/l/»"been of arm Tt/." anderen vinger otiiiiiimiiiiifiiittiiiMiiiiiiiHiiiiiiiiitiiiiimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuniHHiu ROMAN VAN 25 (Korte inhoud van het voorafgaande: Kemp een Engelschman uit Kent wükt met Carlos Rlego uit naar Jamaica, geholpen door den verloofde van zijn zuster Veronica Ralph Rooksby. Hier komt hij in kennis met den rechter O' Brien en met Don Ramon, die Kemp willen overhalen dienst te nemen bil zeeroovers, die Rlo Medio als basis hebben. Als hii hier niet op ingaat, wordt h!1 over. weldlgd en aan boord van een schip ge bracht. HU weet echter spoedig te ontsnap pen en wordt opgepikt door een ander schip, dat hem naar Havanna zal meene men. Nabil de Cubaansche kust worden zn echter door zeeroovers. die onder bevel staav. van een vriend van Carlos. Thomas de Castro, overvallen. John Kemp wordt ge vangen genomen en met het kaperschip naar Rio Medio gebracht Hier leidt men hem aan het ziekbed van Carlos) Het van de wereld teruggetrokken leven, dat haar vader sedert den dood van haar moeder was gaan leiden, had bU het klimmen der jaren een groote een zaamheid geschapen om hem heen. Ja, die «mart had het gedaan en de lage kuiperUen van dien man. dien voortvluchtige, een klap- looper van haar moeder's familie door de gunst van haar moeder in Don Balthasar's welwillendheid aanbevolen. Ja!.... Hij had vóór haar dood zelfs op dat heilig gemoed zijn giftigen invloed deen gelden door zUn devote praktUken en dat lijden voor zijn geloof, waar hU altijd mee pronkte.... ZUn geloof!.... O, de huichelaar!.... Zyn eenig geloof was haat haat tegen Engeland. Daar zou hU alles voor opofferen. Zyn grootste weldoeners zou hU er voor ten verderve voeren en ten onder brengen die ongeluksmensch „Senor neef," zeide ze, hij zou, als hU Ron, vergif droppelen in iedere heldere bron water van uw land...." „Glimlachen, Don Juan!" Haar ingehouden heftigheid had mU betoo- verd gehouden, en het zilveren lachje, dat haar woeste tirade plotseling afbrak, was op myn geest als de pUniijke uitwerking van een kras. De twee anderen ke'-en van hun kaarten op. „Ik doe, of ik moet lachen, om bU die vrouw geen achterdocht te wekken,verklaarde zU vlug. „Vroeger hield ik van haar." Niemand had zU meer in haar omgeving, die zU kon vertrouwen en liefhebben. Het was of da heele wereld blind bleef voor de schande- lyke natuur van dien man. Hij had zich meester gemaakt van den geest van haar armen vader. Ik keek naar den ouden Don, die juist met bevende hand een snuifje nam uit een gouden snuifdoos, terwijl da duenna, heel bleek en recht, geduldig wachtte. „Het leek. of niets dien man kon tegen houden," ging Seraohina's stem naast mU voort: .noch vrees, noch dankbaarheid. Hij scheen de menschen te betooveren. HU was de gevolmachtigde van een voorname klooster orde. Je moest niet vragen hoe. Don Carlos wist zulke dingen neg beter dan zU. Daarby had hy den gouverneur in zün macht.... Poel! die intriges, die intriges!" Ik zag haar kleine hand, geklemd om den gesloten waaier. „ZUn brutaliteit was grenzen- loos. HU verkwistte hun rykdom," ging zU voort. „Zoo'n vermetelheid!...." HU oefende gezag uit over haar vader; hy gaf voor af te stammen van de Iersche koningen; en senor, my'n Engelsche neef. hU waagt het zelfs te din gen naar mUn persoon. Het kaartspel was afgeloopen. „Liever dood," liet zU zich ontvallen met een fluistering van kalme vastberadenheid. Zij nam afscheid met een diepe buiging. Met waskaarsen in zilveren kandelaars uit de erfenis van den tweeden onderkoning van Mexico voor hun zwarte gezichten, rang schikten de bedienc'en zich in een rU Ik had haar groet heel eerbiedig beantwoord en bleef staan met verontwaardiging en afschuw in mUn hart voor de toestanden in haar huis. Van mU heengaande, knielde zU neer voor haar vader en boog het hoofd om zyn zegen te ontvangen De majordomus ging den stoet nu voor. Met breed geruisch van zUde en met elk een kaarsvlam naast haar zwarte, strakke ge stalten verwijderden zich de beide vrouwen. - Vóór ze op de breede trap, uit het gezicht ver dwenen, scheen Don Balthasar, die volk aaien roerloos over zUn snuifdoos heengebogen ge- staaa had. plotseling te ontwaken; haastig maakte hU in de lucht over zyn dochter nog maals een kruisteeken. In de bovengalerU werden ze tusschen de zuilen weer zichtbaar. Ik zag haar hoofd, fier van houding, omgeven door de zwarte kant. Ik zag de witte bloem in heur haar. Myn oogen hief ik omhoog. Het was het opstreven van heel mUn wezen in dien éénen blik. Had zU heel even haar gelaat naar me toegewend? Inbeel ding! De dubbele deur boven sloot dicht met een klinkend geluid, dat weergalmde langs de holle zuilengangeh. Zij was verdwenen. Don Balthasar nam mUn arm en wandelde driemaal het binnenhof rond. KlaarblijkelUk een dageiyksche plechtigheid. Zoo dikwUls hy zijn arm van mijn arm terugtrok om z;in snuif doos voor den dag te halen, stonden wij stil, tot hij weer klaar was. Dit was het vreemdste van al, het meest treffende, het meest verras sende, dat hy aldus op mijn leunde, alsof bU het jaren gedaan had. Vóór my moest hy een ander gehad hebben. Carlos ja, Carlos. irtuurlUk. Hij snrak een beetje onsamenhangend, met een onzeker schaduwbewegen over zUn gedach ten, alsof al het licht van zU'n geest flikkerde Tel'ik een lamp op 't mint van uit, te dooven. Ik herinner me, dat hU me één keer. in eer. soort semelen ernst, vroeg of ik wel eens ge hoord had van een Ierschen koning, Brian Borhu; maar hU scheen aan mUn antwoord niet de minste waarde te hechten of er geen acht op te slaan en bleef verder zwijgen tot dat hij my aan de deur van myn kamer wel terusten toewenschte. Omringd door 't kaarslicht, schreed hy verder naar zyn appartementen, voorafgegaan door zUn majordomus, die evenzeer gebukt liep van ouderdom als hU, hoewel de Afrikaan een vasten stap had. TWEEDE HOOFDSTUK Op zekeren avond had Carlos na een droevig stilzwygen gezegd: „Er zit niets anders op.... Als de crisis komt moet je haar ontvoeren aan het ongeluk en de ellende, die haar boven het hoofd hangen. Je moet haar uit Cuba zien tp krUgen: hier is geen veiligheid voor haar." Het benam my den adem. „Maar waar moe ten wU dan heengaan, Carlos?" vroeg ik, mij over hem heen buigend. „Naar naar Engeland!" fluisterde hU- Dien avond was hy uiterst afgemat door de benauwenissen van den naderenden dood. Met veel inspanning prevelde hfj nog een paar woorden over den Spaanschen gezant te Londen, die een verwant was van de Riego's; toen gaf hU het op en bleef stil liggen voor mijn beangste oogen. De zuster kwam verschrikt uit de kamerdonkerte toeloopenDroevig starend naar zyn geliefden penitent, gaf pater Antonio my een teeken te vertrekken. Castro was nog niet weg; hU zat buiten de groote deur en groette op gedempten toon. „Senor," voegde hij er aan toe. „Ik breng iederen dag verslag uit aan Don Carlos: maar vandaag ben ik heelcinaal niet toegelaten. Doch wat ik te zeggen .heb ls ook voor uw ooren bestemd. Ik wilde u alleen maar zeggen, senor. dat er van avond (ik ben er juist een rond gang wezen maken) veel gepraat is in de achterbuurten van een kwaadwilligen ketter, die onze stad is binnengeslopen; over een Engelschman, begeerig dat gespuis te hangen, kortom over u." „Wat denk je van het geval, Castro." vroeg ik. „Ik raad den senor aan nu binnen het paleis te biyven. Niets kan dat ongedierte den moed geven u hier te komen zoeken. De poort blijft gesloten; de vuurwapens zyn altijd gela den, en Cesar is een scherpzinnige neger. Maar ik denk, dat eerder de maan pit den hemel zal vallen, dan dat ze zoo iets durven.... BlUf in Casa Riego, dat zeg ik ik, Tomas Castro." Hij zwaaide de punt van zUn mantel over zUn linker schouder, en ging mU voor tot de deur van myn kamer. Hier vervolgde hy, na een: „God behoede u, senor," zUn weg verder de zuilengang langs. Vóór ik de deur van myn kamer gesloten had, viel het my in. dat hU naar het gedeelte der galerij ging, waarop Seraphina's vertrekken uitkwamen. Waarom? Wat kon hU daar noodig hebben? Ik schaam my niet bUzonder, over mUn plot- selingen argwaan tegen hem je kon moeilU'fc weten, wien je moest vertrouwen maar ik schaam my wel een beetje te moeten te- kennen dat ik, mijn schoenen uitwerpend, naar buiten sloop nm hem te bespieden. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7