zadel nm
Jid tmfiaal mn dm dag
IS
SpcvtJi
Hoe Chigi zijn gasten overblufte
GELDERSCHE
ROOKWORST
1 HET KAPERSNEST
HET GOUDEN VAATWERK
iNDEN TIBER
DE VOETGANGER
■DE
LIJDT SCHIPBREUK
Jim neemt Annie mee
MAANDAG 11 DECEMBER
De kunst van Rafaël
Strijd tegen den nevel
De geheele spreektaal-
schat
JOSEPH CONRAD
Door een kunstig gespannen net
werden de schatten echter
weer opgevischt
MERK
INDERDAAD IETS FIJNS
Typhusepidemïe in
Chili
Bijproducten der goud
mijnen
DRAlSIfiA-vANVALKEMBURG'S
A .-iLEVERTR
JA Afitl/c, ZE! DE OUDE
j/n, dit een boot, die
(het ZAL NIET LA Hó DOREN OP\
WE ZULLEN HAAR V/NORN,
DE NRT MUNHEER WAR.BOOCKS
MUN BOOT VUEOT DOOR. HEj)
WATER. J-
VOOR £>E
NATIONALE
t l DRANft
FEL
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Agostino Chigi dien het volk „II Magni-
fico" prijst, heeft de rijkste kooplieden
en de rijkste bankiers van Europa.
Afrika en Azië die hij aan zijn tafel noodde,
In stomme verbazing gebracht. De gouden va
ten waarin de uitgezochtste spijzen waren op
gediend, de gouden bekers waaruit de gasten de
geurigste wijnen dror.ken, de gouden borden
waarvan zij aten. al deze pracht en al deze
Weelde werd, na eiken gang opnieuw, door de
open vensters naar buiten geworpen en ver
dween in de gulzige grijze wateren van den
Tiber.
Daverend heeft Agostino Chigi gelachen toen
zijn gasten zich lieten overbluffen door zoo
veel spilzucht. Ze waren rijk, allemaal ontzag
lijk rijk, maar nooit hadden ze geweten nooit
hadden ze gedroomd zelfs dat iemand rijk ge
noeg kon zijn om zoo te verkwisten. En scha
terend had Agostino Chigi den schilder der
schilders, Raffaello Sanzio, zijn geheim toever
trouwd: hij wierp niets weg. Hij verkwistte
niets. Hij was rijk en „grand seigneur", maar
was ook koopman en op de centen. Netten had
hij laten spannen in den Tiber. De schatten
welke zijn dienaren voor de oogen der rijkste
kooplieden en der rijkste bankiers uit Europa,
Afrika en Azië in den Tiber wierpen, werden
door zijn knechten weer opgevischt.
Maar Agostino Chigi dien het volk „II Mag-
nifico" prijst, ziet dat Raffael zijn schatering
niet deelt. En dan wil hij zich uitspreken, want
hij is geen kale pronker, geen zielige bluffer.
HU spreekt:
„Het leven is kort en opdat ik er behagen
ln vinde, moet ik het vullen met schatten en
met tooverpracht als een sprookje. Eens zal,
als alle anderen, ook ik moeten verdwUnen.
Maar zoo lang ik er nog ben, wil ik toonen dat
ik er ben. En ik Wil ook dat de menschen later
er nog eens aan zullen denken dat ik er eens
geweest ben. Ik weet dat ik geen netten kan
uitzetten in den stroom des tUds waarin wU
allemaal, een voor een, onze levensdagen weg
werpen. De tUd wischt alles uit. Ik ben de
rijkste man ter wereld, maar wat zal er van
mU blijven? is de grootste schilder ter we
reld en toch. ook uw roem zal sterven. Onster
felijk is God alleen. Ik denk er dan ook niet
aan een kostbaar grafteeken op te richten dat
toch maar tot stof vervallen zou. Ik smUt met
gek} en mooie dingen en ik zal dat blijven doen
zoe lang ik leef. En dan....! Raffael, Raffael,
voor ons is er geen net!"
De oude zeeman van een der tweemasters
van Agostino Chigi doet Raffael zUn droef
verhaal.
„Met de grootste bezorgdheid, Maestro, had
den wU uw wonderlUk doek geladen. De zee
was rustig toen wU uit Ostia afvoeren naar
Palermo, waar wU uw meesterwerk behouden
hoopten af te leveren aan het klooster van
Santa Maria dello Spasimo. Maar midden in
den nacht begon het te spoken. Op onze
knieën hebben wU in den stroomenden regen
liggen bidden. Ik weet niet of de stuurman
misschien onder de vermoeienis bezweken is.
Plotseling loopt het schip op een rots. De kiel
barst open als een rUpe kers- Er is gekraak,
geschreeuw, de storm en de golven loeien. Wan
neer de dageraad aanbreekt blyken slechts en
kelen weerstaan te hebben aan het geweld van
het water en van den wind. Ik roep om uw
schilderU. maar het is verloren gegaan. Ver
loren met heel de lading en met mUn twee
jongens. Toorn niet, Maestro. Toorn niet, ik
had alles willen geven om uw meesterwerk
te redden"
Raffael beheerscht zich moeilijk- HU haalt
de schouders op, zegt dat het niet zoo erg is
en dat God het zoo heeft gewild, maar het is
alleen om de tranen weg te praten uit de
trouwe oogen van den ouden zeeman. De mon
niken van Palermo moeten geduld oefenen. HU
zal zUn penseelen bij elkaar zoeken en een
nieuw meesterwerk scheppen.
En langzaam rijst de schilderU weer voor
hem op. Hij ziet den Christus die diep gebogen
wankelt onder het Kruis op den weg naar
Calvarië.
Ja, hU gelooft wel dat hU de juiste lUnen, de
juiste kleuren nog eens zal weten te vinden. De
zeeman hoeft zich verder geen zorgen te ma
ken- De wereld is vol schilderUen van Raffael,
een meer of een minder, wat komt het er eigen-
lijk op aan?
„Maar het was uw mooiste doek, Maestro!"
„Ach kom, als dat zoo was, dan zou God die
alles ziet, niet hebben toegestaan dat het in
de golven verloren ging."
Rome jubelt om het wonder.
Aan het strand bU Genua is een kist aan
gespoeld en visschers vor.den daarin een schil
derU: Christus die diep gebogen wankelt on
der het Kruis op den weg naar Calvarië.
Het gerucht van een schipbreuk waarby' een
schilderU van Raffael verloren ging, drong
reeds tot Genua door. Men roept: Mirakel!
Mirakel. Men loopt ter kerke. En eenige dagen
later heeft Raffaello di Sanzio zijn doek terug.
Geen rots en geen branding heeft het bescha
digd. Wind en water hebben het geëerbiedigd.
De oude zeeman is de eerste die Raffael ge
luk wenscht:
„Maestro, had ik het u niet gezegd? Uw kunst
is goddelUk. God heeft uw werk gezegend!"
En dan komt Agostino Chigi:
„Het net, het net! Het net is er!"
En wanneer Raffael hem niet begrijpt:
„Ja, het net is er- Het net dat de menschen
voor de vergetelheid bewaart en datgene van
hen vereeuwigt wat waard is vereeuwigd te
worden. Dat net is de kunst, de goddelUke
kunst, mUn groote vriend. God heeft gewild
dat u zUn schilder zou wezen en hU heeft uw
kunst gezegend. Uw schilderijen. Maestro, zUn
eeuwig, zU zullen weerstaan aan den tijd. Ik
bid u, maak voor mU een grafteeken in de kerk
van Santa Maria del Popoio. Leg in uw werk
dat voor de eeuwigheid bestemd is. mUn aan
denken vast. De wereld zal vergaan, maar uw
werken niet. God's wil blUkt uit het wonder dat
uw meesterwerk voor den ondergang behoedde.
Laat mU, Raffael, begraven worden in een
ander meesterwerk van u. Dan zal ik rustig
voortgaan de levensdagen die mU nog resten,
door het venster te werpen in den stroom van
den tijd. Ze zullen niet allemaal voor goed ver
loren gaan. Ik heb mUn net uitgezet."
Dit jaar is men in Londen den strijd tegen
den nevel met nieuwe wanhoop begonnen. Tot
nu toe werden ieder seizoen nieuwe middelen
tegen den mist uitgevonden, en steeds bleken
ze onvoldoende te zyn. Een van de beste me
thoden is, nog die van den onlangs gestorven
Hamburgschen professor Wigand. Hij 6laagde
er in, met behulp van op vrachtwagens ge
monteerde toestellen breede banen boven een
vliegveld mistvrU te maken. Het nadeel van
dit systeem is echter, dat niet alle soorten ne
vel er zich mee uit den weg laten ruimen en
dat het bovendien maar voor korten tUd helpt.
Het proefde berust in beginsel op de samen
drukking van den nevel door middel van elec-
triciteit. De gecomprimeerde druppels vallen
op den grond, zoodat inderdaad het luchtruim
dat even te voren met zwaren damp was af
gesloten, na de behandeling weeer zicht biedt.
Wanneer de mist beweegt, wordt het resultaat
evenwel dadelijk te niet gedaan. Alleen bij stil-
staanden bodemnevel bestaat eenige kans op
succes. Bovendien kost een ontmictingsinstal-
latie veel geld, en daarom is tegenwoordig de
gebruikelijke voorzorgsmaatregel: het geven
van signalen, de verkieslijkste.
Het is ons gemakkelijker nevel te maken
dan hem te verdrijven. De kosten, die één dag
mist in een groote stad tengevolge heeft, loo-
pen in de millioenen. Te Londen kost een zwa
re mist twaalf millioen gulden per dag.
Een ernstige typhus-epldemie teistert sedert
drie maanden Chili. Volgens niet-officieele op
gaven zijn tengevolge van deze epidemie meer
dan 2000 personen om het leven gekomen.
Volgens voorzichtige schattingen zUn onge
veer 5000 personen door de ziekte aangetast.
Gebleken is dat de epidemie uitgebroken is
onder de wea-kloozen der stad en vervolgens
verspreid is over de boerderUen en de mUnen
van het land.
De geneeskundige autoriteiten ontmoeten
groote moeilUkhedcn voornamelUk door de vU-
andigheid van een aantal Indiaansche inboor
lingen, die weigeren aangetaste personen te
laten isoleeren en desinfecteeren.
Eenige hunner hebben zelfs de geneeskundige
inspecteurs aangevallen, zoodat deze de hulp
van de gewapende macht moesten inroepen.
De mijnen op den Witwatersrand in Zuid-
Afrika zUn de voornaamste goudproduceei'ende
mU'nen der wereld. Het belang, dat in het goud
gesteld wordt, dat jaarlijks voor een waarde
van £45.000.000 uit de mUnen gehaald wordt, is
van dien aard, dat zelden gewag gemaakt
wordt van andere mineralen, die tegelijk met
het gele metaal gevonden worden. Het is een
feit, dat weinig menschen weten, dat de mij
nen iets anders dan goud produceeren. Onder
deze andere mineralen zUn diamant, zilver en
iridium van economisch gewicht. De enkele
diamanten die soms in het goudhoudend erts
gevonden worden zijn van zeer fUne kwaliteit
en behalen steeds goede prUzen. Bovendien is
het goud gemengd met 10 procent zilver, dat
van het goud wordt gescheiden. De hoeveel
heid iridium, het metaal dat gebruikt wordt
voor het maken van de zachte punten van
onze vulpenhouders wordt ook in verbinding
met het goud gevonden. Het grootste gedeelte
van den wereldvoorraad van iridium wordt in
derdaad verkregen uit de goudmijnen van den
Witwatersrand.
DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP
LEEUWARDEN
minimum
imminmu
„Het ls aan voetgangers verbo-
den op den openbaren weg te gaan
of zich daarop te bevinden op
zoodanige wijze, dat de vrijheid of
de veiligheid van het verkeer
wordt belemmerd of ln gevaar ge-
bracht."
Het verkeer is goed geregeld,
1 Het verkeer per as en wièll
En om dit maar goed te leiden
1 Geeft men zich met hart en ziel.
Afgezien van stippellijnen,
Stopbord en het lichtsignaal,
Staan er overal agenten,
i Armbewegend, magistraal.
I Het verkeer is troetelkindje.
Het verkeer is favoriet.
Echter voor de wandelaren
G-lden dit soort rcnels niet.
I Nu, na jaren, komt men eind'lijk
Met verkeersoepaling aan,
Waaruit blijkt, dat men 't beseft
heeft,
Dat er wandelaars bestaan!
Dit besef heeft men gekregen
i Door die wond're statistiek:
Zóóveel dooden en gewonden,
i Offers der verkeers-techniek.
Veiligheid voor hen, die loopen
i Veiligheid voor 't voetverkeer
Dus men trekt nu tegen auto's
En de fietsen eens van leer?
i U vergist u! slecht verbodjes,
Al wat lóópt wordt nu verplicht.
De verordening is enkel
Tegen juist icie lóópt gericht!
U mag dit niet, u mag dat niet,
i Zus en zoo niet, sta en wacht,
I Want waar 't verkeer belemmert i
Wordt in gevaar gebracht!
Waarom niet een stapje verder,
I Positiever en spontaan:
Voortaan is het streng verboden
Lóópend over straat te gaan!
1 MARTIN BERDEN
1 (Nadruk verboden)
5iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii(iiiiniiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii5i
Een bUna onoverkomeHjke muur scheidt een
bezoeker van een land, zoolang hU niet de kran
ten van dit land kan lezen. In verband hier
mede heeft het Comité voor Taalonderzoek aan
de universiteit te New-York een interessant
besluit genomen. Men geeft in het bijzonder
voor studeerende buitenlanders een speciale
krant uit, welke den titel American News"
draagt en zich daardoor kenmerkt, dat zy zich
slechts van 'n vocabulaire van precies negenhon
derd woord bedient, geen woord meer. En toch
geen zinconstructie, die niet met deze negen
honderd woorden mogelUk is.
De krant verschUnt en vervult haar taak. Bo
vendien heeft zU een interessante beteekenis,
doordat zU n.l. bewUst, dat het geheele cultuur
leven zich in 900 woorden laat vatten. Meer
heeft men werkelijk niet noodig, zelfs dan niet
als men zeer beschaafd is. Dit herinnert aan de
stelling van een Engelsch taalgeleerde, dat een
Engelsch arbeider met driehonderd tot vierhon
derd woorden uitkomt. Een ambtenaar met zes
honderd woorden en een wetenschappely'k ge
vormd man met negenhonderd woorden en
eenige vakuitdrukkingen.
MUn vriend, Stephen Cockburn, is genees
heer, doch oefent in z'n vrUen tijd het
beroep uit van amateur-detective. Nu en
dan neemt hU een of meer dagen vacantie en
gaat dan naar een of ander dorp, waar een
onopgehelderd misdrijf de gemoederen bezig
houdt. Hij tracht dan dat misdrUf op te hel
deren.
Eenige jaren geleden ging hij een paar da
gen doorbrengen in Ailburns. HU vroeg me of
ik lust had mee te gaan. Ik accepteerde dit
aanbod gretig. Nadat Cockburn z'n zaken in
de stad geregeld had, vertrokken we. Den naam
van het plaatsje waar we heen gingen, had
ik nooit eerder gehoord. Mijn vriend had de
gewoonte de reden van z'n excursies pas te
vertellen als we op de plaats van bestemming
waren aangekomen.
Onderweg haalde hU een brief uit z'n zak,
dien hU aandachtig doorlas. Gedurende de ge
heele reis sprak hij echter geen woord tegen
mU. Na een paar uur sporens kwamen we aan
een klein station, waar de bode van den burge
meester ons wachtte. De burgemeester zelf was
verhinderd, vertelde ons de jonge man.
Cockburn zeide me dat de brief, dien hU
onderweg gelezen had, van den burgemeester
was en hU achtte nu ook het oogenblik geko
men om mU te vertellen waarom hU Ailburns
als doel van z'n uitstapje had gekozen.
„BUna iederen avond schitteren er op het
water, dat uit het nieuwe reservoir komt, kleine
lichtjes," zoo begon hij.
Ik lachte.
.Luister verder," hernam hU. „Het ernstige
van de zaak is echter, dat de bUgeloovige vis-
schersbevolking hardnekkig weigert het water
te drinken. Zij beweert dat het water betoo-
verd is. De gevolgen zijn niet uitgebleven. Eeni
ge kinderen kregen typhus door het drinken
van slootwater."
We gingen naar het reservoir, kórt voor de
duisternis inviel, en keken nauwkeurig of we
ook iets konden ontdekken dat de geheimzin
nige lichten veroorzaakte. Maar we vonden niet
de geringste aanleiding.
Het reservoir, dat 50 meter lang en 20 meter
breed was, werd gevoed door twee beekjes, die
van de hocger gelegen heuvels kwamen. Toen
het donker werd, verscholen we ons in de
boschjes, om te zien of de lichten soms door
iemand werden gebracht. We zaten daar al
meer dan twee uur, maar er was nog niets ge
beurd. Juist waren we van plan huiswaarts te
keeren. toen we een flauw lichtschijnsel zagen
midden op het water. Dit lichtschUnsel werd
steeds helderder en scheen zich langs de opper
vlakte voort te bewegen. Na een halve minuut
ongeveer was het licht weer verdwenen.
Ik verwonderde mij zeer over het verschijnsel
en begreep maar niet hoe het vlammetje op
het water kon blUven branden. Cockburn werd
opgewonden en hield z'n schepnet gereed om
het licht op te vangen, als het weer mocht ver
schijnen. Het duurde dan ook niet lang of daar
was het .weer, nu aan 't eind van het reservoir.
M'n vriend rende naar het water, maar vóór
hU met z'n net er kon komen, was het al weer
verdwenen. Hij herhaalde deze poging nog
eenige malen, maar steeds met negatief resul
taat.
Eensklaps hoorden we een eigenaardig gesis
vlak bU ons. Cockburn wierp z'n net vlug over
het vlammetje, maar toen hy het net naar zich
toehaalde, was het licht alweer uit. We roken
een branderige lucht en in het net zat een
groot gat.
„Waar zou dat brandend goedje toch van
daan komen?" riep Cockburn.
HU kwam tot de overtuiging dat de een of
andere grappenmaker den dorpelingen een poets
wilde bakken. We besloten den volgenden dag
de omgeving goed te onderzoeken.
Toen we thuis kwamen, onderzocht dr. Cock
burn nauwkeurig het water. Hij vond er niets
bUzonders in, behalve een spoor van potasch.
„Dat wordt veroorzaakt door de geheimzin
nige brandstof," verklaarde hij.
Den volgenden dag gingen we weer, nu voor
zien van een flinken voorraad proviand en een
paar boeken, om den tUd te dooden, naar het
reservoir. We zochten een plekje op in het
bosch, waar we beschut zaten, maar zóó, dat
TEGEN ALLE WEEEEN
WIND BESTAND IS PA T
VERZEKER IE JE
fMS JE WILT KAN JE ER WEL EEN
REIS OM DE WERELD NEE NAKEN.
MAAR WA TK ZEOOEN WIL A N/HE, DE-
ZE 6R00TE STAD /S NIETS VOOR JE
WE ZULLEN DE Rl VIER OPVAREN EN
HIER OF DAAR OPEEN &EWOON DE PjAATj)
LANDEN, WAAR JE VERBlNP/NONET
JE FAMINE KONT KRUóEH
Mf/JNHFER WAR BUCKS, AN/i/EVOOOO
l DIE HAAR VOOREER TUD JE B/JKF/J
TUSSEN IN DE Si AD OËS TUURD HEEFT
OAAT HAAR HALEN EN HOORT, pATZE
met jim, den ouden bootsman een
Tochtje op pe rivier haakt, nu ze
WATLAH6U/T8UJFT WORDT HU ONOE-
ROST. HIJ HOORTEEN SNEL VARENDE 500?
EN CAAT OPZOEK NAAR AHNlE
GRKta
we toch alles monden zien wat er in de buurt
van het reservoir gebeurde. Ofschoon er nie
mand in de nabijheid kwam, verschenen dien
avond de lichten weer precies zooals te voren.
Teleurgesteld en ontmoedigd gingen we naar
huis. Voor mU was de zaak al afgeloopen, maar
Stephen Cockburn gaf den moed nog niet op.
Onderweg viel hem iets in, waaraan hU niet
eerder gedacht had.
„We hebben nu wel 't reservoir in 't oog ge
houden, maar we moeten ook acht slaan op
de beide beken, die het voeden," merkte hij op.
Den volgenden dag volgden we de beide beek
jes tot aan hun oorsprong, maar ook hier von
den we niets verdachts. Zelfs Cockburn was
nu wanhopig. Dien nacht kreeg hU echter weer
een idee.
's Morgens aan 't ontbUt vroeg hU den burge
meester of er ook iemand was geweest die zich
verzet had tegen het bouwen van het reservoir.
„Ja," luidde het antwoord, „een oude dokter
in ruste. HU is
lid van den ge-
meenteraad en i rr„* jj-i
het scheelde i Het llcht °P
maar weinig of I
hU had de ande- het Water
ren bepraat den I
bouw van een
nieuw waterseservoir op te geven. Ik heb nooit
begrepen waarom hU er zc6 Degen was, ai kostte
het bouwwerk dan ook veel geld. Maar ik ge
loof dat de oude man niet heelemaai meer
goed wUs is."
„Waar woont hij?" vroeg Cockburn.
„Ongeveer 200 meter stroomopwaarts; de
beekjes die het water aanvoeren, loopen over
zUn grond."
„Dat ziet er verdacht uit," meende mUn
vriend. „We moeten den ouden man in 't oog
houden. Het zou me niet verwonderen, als hU
de oorzaak was van dit ongewone verschUnsel."
Na het ontbijt liepen- we vlug naar het huis
van den ouden dokter. Vóór we ons in diens
tuin verdekt opstelden, plaatste Cockburn in
iedere beek een stevig net, zoodat alles wat op
het water dreef, in het net moest achterblUven.
Het duurde tot 's avonds 7 uur voor de oude
man uit z'n huis kwam. Hy ging naar het wa
ter en legde in elk der beekjes, met tusschen-
poozen van tien minuten, een klein voorwerp.
We konden echter niet zien wat het was. Hij
bleef ze na staan kijken en wreef zich daarbij
vergenoegd in de handen. Eindelijk het leek
ons een eeuw toe ging hij z'n huis weer bin
nen en we begaven ons zoo vlug mogeiyk naar
de netten. In beide bevonden zich een twaalf
tal kleine balletjes, ter grootte van een knikker.
In triomf brachten wy' ze bij den burgemeester.
Daar haalde Cockburn z'n zakmes te voorschUn
en sneed een der balletjes door. Met een kreet
van phn Het hij het vallen.
„Potasch," zei hU, toen het begon te bran
den. „Wat een ezel ben ik! Ik weet toch hoe
brandbaar dit goed is!"
Toen begreep ik het. Potasch is een metaal,
dat de eigenschap heeft te branden, als het
met water in aanraking komt.
„Maar wat is die witte stof om de potasch
heen?" vrceg de burgemeester.
„Ik denk dat het gelatine is," antwoordde
mijn vriend. „Nu hebt u zeker alles begrepen,
niet waar?"
„Tot mijn spUt niet, dokter.
„Welnu," hernam Stephen Cocburn, „de ge
latine zit om de potasch heen, om die droog
te houden. Maar aangezien gelatine in water
oplosbaar is, smelt het langzaam, waardoor ten
slotte het metaal vrU komt, dat onmiddellUk
vlam vat en in draaiende beweging geraakt,
hetgeen eveneens een eigenschap is van dit bij
zondere metaal. De oude dokter laat dë* balle
tjes in het water vallen met tusschenpoozen,
zoodat niet alles tegelUk gaat branden. Dat zou
de illusie natuuriyk bederven. Sommige hebben
een dikkere laag gelatine dan de andere, ook
al weer om dezelfde reden.
Op die manier bereikt hij dat de toeschou
wer denkt dat er slechts éèn licht brandt, dal
steeds aan en uit gaat en van plaats verandert.
Ik geloof dat er niet veel tegen den ouden
man gedaan zal kunnen worden. HU wist wel
dat het hem voor goed z'n vrUheid en misschien
meer zou kosten, als hij een poging deed om
het water te vergiftigen. Daarom volgde hU
deze methode, die op de bijgeloovige visschers-
bevolking z'n uitwerking niet miste. Zoo heeft
hij gedacht zich te wreken."
En Cockburn had gelyk. De oude dokter werd
gearresteerd, maar men liet hem spoedig weer
op vrUe voeten.
Korten tUd daarna vernam ik dat hU verhuisd
was naar een ander deel van 't land.
A 11 L. 't op dit blad zijn Ingevolge de verzelceringsvoorwaarden tegen f Oftjflfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f NCfi bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 Of oij verlies van een f Cfk bij een breuk van f A fi bij verlies van 'n
AllS QOOTITIS S ongevallen verzekerd voor een der volgende ui tkeeringen OWUl/m" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen Wt/." cloodelijken afloop# een voet of een oog# i luim of wijsvinger t/l/»"been of arm Tt/." anderen vinger
otiiiiiimiiiiifiiittiiiMiiiiiiiHiiiiiiiiitiiiiimtiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuniHHiu
ROMAN VAN
25
(Korte inhoud van het voorafgaande: Kemp
een Engelschman uit Kent wükt met Carlos
Rlego uit naar Jamaica, geholpen door den
verloofde van zijn zuster Veronica Ralph
Rooksby. Hier komt hij in kennis met den
rechter O' Brien en met Don Ramon, die
Kemp willen overhalen dienst te nemen bil
zeeroovers, die Rlo Medio als basis hebben.
Als hii hier niet op ingaat, wordt h!1 over.
weldlgd en aan boord van een schip ge
bracht. HU weet echter spoedig te ontsnap
pen en wordt opgepikt door een ander
schip, dat hem naar Havanna zal meene
men. Nabil de Cubaansche kust worden zn
echter door zeeroovers. die onder bevel staav.
van een vriend van Carlos. Thomas de
Castro, overvallen. John Kemp wordt ge
vangen genomen en met het kaperschip
naar Rio Medio gebracht Hier leidt men
hem aan het ziekbed van Carlos)
Het van de wereld teruggetrokken leven,
dat haar vader sedert den dood van
haar moeder was gaan leiden, had bU
het klimmen der jaren een groote een
zaamheid geschapen om hem heen. Ja, die
«mart had het gedaan en de lage kuiperUen
van dien man. dien voortvluchtige, een klap-
looper van haar moeder's familie door de
gunst van haar moeder in Don Balthasar's
welwillendheid aanbevolen. Ja!.... Hij had
vóór haar dood zelfs op dat heilig gemoed zijn
giftigen invloed deen gelden door zUn devote
praktUken en dat lijden voor zijn geloof, waar
hU altijd mee pronkte.... ZUn geloof!.... O,
de huichelaar!.... Zyn eenig geloof was
haat haat tegen Engeland. Daar zou hU
alles voor opofferen. Zyn grootste weldoeners
zou hU er voor ten verderve voeren en ten
onder brengen die ongeluksmensch
„Senor neef," zeide ze, hij zou, als hU Ron,
vergif droppelen in iedere heldere bron water
van uw land...." „Glimlachen, Don Juan!"
Haar ingehouden heftigheid had mU betoo-
verd gehouden, en het zilveren lachje, dat haar
woeste tirade plotseling afbrak, was op myn
geest als de pUniijke uitwerking van een kras.
De twee anderen ke'-en van hun kaarten op.
„Ik doe, of ik moet lachen, om bU die vrouw
geen achterdocht te wekken,verklaarde zU
vlug. „Vroeger hield ik van haar."
Niemand had zU meer in haar omgeving, die
zU kon vertrouwen en liefhebben. Het was of
da heele wereld blind bleef voor de schande-
lyke natuur van dien man. Hij had zich
meester gemaakt van den geest van haar
armen vader. Ik keek naar den ouden Don, die
juist met bevende hand een snuifje nam uit
een gouden snuifdoos, terwijl da duenna, heel
bleek en recht, geduldig wachtte.
„Het leek. of niets dien man kon tegen
houden," ging Seraohina's stem naast mU
voort: .noch vrees, noch dankbaarheid. Hij
scheen de menschen te betooveren. HU was de
gevolmachtigde van een voorname klooster
orde. Je moest niet vragen hoe. Don Carlos
wist zulke dingen neg beter dan zU. Daarby had
hy den gouverneur in zün macht.... Poel! die
intriges, die intriges!"
Ik zag haar kleine hand, geklemd om den
gesloten waaier. „ZUn brutaliteit was grenzen-
loos. HU verkwistte hun rykdom," ging zU
voort. „Zoo'n vermetelheid!...." HU oefende
gezag uit over haar vader; hy gaf voor af te
stammen van de Iersche koningen; en senor,
my'n Engelsche neef. hU waagt het zelfs te din
gen naar mUn persoon.
Het kaartspel was afgeloopen.
„Liever dood," liet zU zich ontvallen met
een fluistering van kalme vastberadenheid.
Zij nam afscheid met een diepe buiging.
Met waskaarsen in zilveren kandelaars uit
de erfenis van den tweeden onderkoning van
Mexico voor hun zwarte gezichten, rang
schikten de bedienc'en zich in een rU Ik had
haar groet heel eerbiedig beantwoord en bleef
staan met verontwaardiging en afschuw in mUn
hart voor de toestanden in haar huis.
Van mU heengaande, knielde zU neer voor
haar vader en boog het hoofd om zyn zegen te
ontvangen De majordomus ging den stoet nu
voor. Met breed geruisch van zUde en met elk
een kaarsvlam naast haar zwarte, strakke ge
stalten verwijderden zich de beide vrouwen. -
Vóór ze op de breede trap, uit het gezicht ver
dwenen, scheen Don Balthasar, die volk aaien
roerloos over zUn snuifdoos heengebogen ge-
staaa had. plotseling te ontwaken; haastig
maakte hU in de lucht over zyn dochter nog
maals een kruisteeken.
In de bovengalerU werden ze tusschen de
zuilen weer zichtbaar. Ik zag haar hoofd, fier
van houding, omgeven door de zwarte kant. Ik
zag de witte bloem in heur haar. Myn oogen
hief ik omhoog. Het was het opstreven van heel
mUn wezen in dien éénen blik. Had zU heel
even haar gelaat naar me toegewend? Inbeel
ding! De dubbele deur boven sloot dicht met
een klinkend geluid, dat weergalmde langs de
holle zuilengangeh. Zij was verdwenen.
Don Balthasar nam mUn arm en wandelde
driemaal het binnenhof rond. KlaarblijkelUk
een dageiyksche plechtigheid. Zoo dikwUls hy
zijn arm van mijn arm terugtrok om z;in snuif
doos voor den dag te halen, stonden wij stil,
tot hij weer klaar was. Dit was het vreemdste
van al, het meest treffende, het meest verras
sende, dat hy aldus op mijn leunde, alsof
bU het jaren gedaan had. Vóór my moest hy
een ander gehad hebben. Carlos ja, Carlos.
irtuurlUk.
Hij snrak een beetje onsamenhangend, met
een onzeker schaduwbewegen over zUn gedach
ten, alsof al het licht van zU'n geest flikkerde
Tel'ik een lamp op 't mint van uit, te dooven.
Ik herinner me, dat hU me één keer. in eer.
soort semelen ernst, vroeg of ik wel eens ge
hoord had van een Ierschen koning, Brian
Borhu; maar hU scheen aan mUn antwoord
niet de minste waarde te hechten of er geen
acht op te slaan en bleef verder zwijgen tot
dat hij my aan de deur van myn kamer wel
terusten toewenschte.
Omringd door 't kaarslicht, schreed hy
verder naar zyn appartementen, voorafgegaan
door zUn majordomus, die evenzeer gebukt liep
van ouderdom als hU, hoewel de Afrikaan een
vasten stap had.
TWEEDE HOOFDSTUK
Op zekeren avond had Carlos na een droevig
stilzwygen gezegd: „Er zit niets anders op....
Als de crisis komt moet je haar ontvoeren aan
het ongeluk en de ellende, die haar boven het
hoofd hangen. Je moet haar uit Cuba zien tp
krUgen: hier is geen veiligheid voor haar."
Het benam my den adem. „Maar waar moe
ten wU dan heengaan, Carlos?" vroeg ik, mij
over hem heen buigend.
„Naar naar Engeland!" fluisterde hU-
Dien avond was hy uiterst afgemat door de
benauwenissen van den naderenden dood. Met
veel inspanning prevelde hfj nog een paar
woorden over den Spaanschen gezant te
Londen, die een verwant was van de Riego's;
toen gaf hU het op en bleef stil liggen voor
mijn beangste oogen. De zuster kwam verschrikt
uit de kamerdonkerte toeloopenDroevig
starend naar zyn geliefden penitent, gaf pater
Antonio my een teeken te vertrekken.
Castro was nog niet weg; hU zat buiten de
groote deur en groette op gedempten toon.
„Senor," voegde hij er aan toe. „Ik breng
iederen dag verslag uit aan Don Carlos: maar
vandaag ben ik heelcinaal niet toegelaten.
Doch wat ik te zeggen .heb ls ook voor uw ooren
bestemd. Ik wilde u alleen maar zeggen, senor.
dat er van avond (ik ben er juist een rond
gang wezen maken) veel gepraat is in de
achterbuurten van een kwaadwilligen ketter, die
onze stad is binnengeslopen; over een
Engelschman, begeerig dat gespuis te hangen,
kortom over u."
„Wat denk je van het geval, Castro." vroeg
ik.
„Ik raad den senor aan nu binnen het
paleis te biyven. Niets kan dat ongedierte den
moed geven u hier te komen zoeken. De poort
blijft gesloten; de vuurwapens zyn altijd gela
den, en Cesar is een scherpzinnige neger. Maar
ik denk, dat eerder de maan pit den hemel
zal vallen, dan dat ze zoo iets durven.... BlUf
in Casa Riego, dat zeg ik ik, Tomas Castro."
Hij zwaaide de punt van zUn mantel over
zUn linker schouder, en ging mU voor tot de
deur van myn kamer. Hier vervolgde hy, na
een: „God behoede u, senor," zUn weg verder
de zuilengang langs. Vóór ik de deur van myn
kamer gesloten had, viel het my in. dat hU
naar het gedeelte der galerij ging, waarop
Seraphina's vertrekken uitkwamen. Waarom?
Wat kon hU daar noodig hebben?
Ik schaam my niet bUzonder, over mUn plot-
selingen argwaan tegen hem je kon moeilU'fc
weten, wien je moest vertrouwen maar ik
schaam my wel een beetje te moeten te-
kennen dat ik, mijn schoenen uitwerpend, naar
buiten sloop nm hem te bespieden.
(Wordt vervolgd)