(Kit m&aal van den dag
'o
Het land waar de zon vandaan komt
V
HONIG'S BOUILLONBLOKJES th cms 6 voor lOct.
I HET KAPERSNEST
IN HET VERLEDEN LIGT
HET HEDEN
VOL
DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK
Jim en Annie zeilen door!
WOENSDAG 13 DECEMBER
Een leerrijk album
Saneering van China's
economie
VOOR DE
NATIONALE
DRANK
Parijsche Jaarbeurs
vlinder I
MUM HEER WARBUCK TRACHT/N DE
haven inlichtingen omtrent de klei
ne ANMlt IN TE WINNEN.
De Australische tarwe-
export
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
JOSEPH CONRAD
Japan, het uiterlijk snel ver-Westerschte
Aziatische Keizerrijk, dat op het oogenblik
bezig is aan den uitbouw van zijn machts
positie in het verre Oosten, zal, wanneer de
onrustbarende teekenen niet bedriegen, weldra
een rol van wereldbeteekenis gaan spelen. Of
Japans toekomst een triomfale dan wel een
catastrofale zal zijn, valt moeilijk te voorspel
len. Maar hoe die toekomst ook moge uitval
len, de terugslag en de invloed daarvan zuilen
zich in geheel de wereld doen gelden, in het
bijzonder in ons Insulinde, welks belangen ten
nauwste zijn verbonden met de ontwikkeling
der economische, politieke en militaire machts
verhoudingen rondom en in den Pacific. Een
eerste vereischte om eenig inzicht en begrip van
die ontwikkeling te krijgen is, dat men zich zoo
goed mogelijk op de hoogte tracht te stellen
van den aard en het wezen, van de zeden en
gewoonten, van de beschaving en de mentali
teit van da Japanners en van de omstandig
heden en het geografisch milieu, waarin zij
leven. Het derde album, dat door de N.V. Zeep
fabrieken „Het Anker", vil. Gebr. Dobbelmann
te Nijmegen in de serie: „De Wereld in Beeld"
ls uitgegeven, en dat gewijd is aan „het land,
waar de zon vandaan komt" kan daarbij uit
stekend als hulpmiddel dienen. De tekst werd
door Mr. H. K. Westendorp, den bekennen
voorzitter der Vereeniging van vrienden der
Aziatische Kunst geschreven. Op onderhouden
de en bevattelijke wijze deelt hij daarin mede
van zijn kennis, welke hij zoowel door studie
als door reizen heeft vergaard.
Dat zijn belangstelling op de eerste plaats en
tn hoofdzaak uitgaat naar het oude, zuiver Azi
atische Japan met zijn hoogontwikkelde beel
dende kunst, zijn religieus en maatschappelijk
Tempellantarens aan den meeroever.
(Uit „Japan" door mr. K. Westendorp)
ceremonieel en zijn meest karakteristieke eigen
aardigheden, spreekt wel van zelf. In de hoofd
stukken over bouwkunst, beeldhouwkunst, schil
derkunst, kleinkunst en tooneel is Mr. Westen
dorp zichtbaar in zijn element. Men voelt daar
in, hoe zeer het hem spijt, dat hij zich tot
groote beknoptheid moet beperken over onder
werpen, welke hem zoozeer ter harte gaan en
waarover hij moeilijk uitgepraat zou kunnen
komen. De z.gn. „Groote Verandering", de
overname van Westersche cultuurvormen, weise
zich in de tweede helft der negentiende eeuw in
Japan voltrok, beschouwt hij vanuit het oog
punt van den aestheet, die daardoor veel
autochtone schoonheid te loor ziet gaan. Over
het moderne Japan, dat in uiterlijken schijn
althans zich heeft aangepast aan de Wesier-
sche techniek en „beschaving", zonder even
wel zijn innerlijk, zuiver Oostersch karakter te
verliezen, vindt men betrekkelijk weinig in dit
boek. Alleen de laatste hoofdstukken over To
kio, over landbouw, handel en industrie en over
arbeidstoestanden en over het visioen van Hl-
deyeshi waarin de politieke en economische ex-
pansiezucht van het hedendaagsche Japan een
historisch psychologische verklaring vindt, be
treden vluchtig dit terrein, dat vol politiexe
voetangels en klemmen ligt. Het is kennelijk de
bedoeling van mr. Westendorp geweest zich
buiten alle actueele politieke vraagstukken van
den dag te houden, en zijn boek, dat van
iarffs
l;:
Japansch meisje, dat een wensch om den
poot van een tempelvos bindt. (Uit „Japan"
door mr. K. Westendorp)
groote geestdrift getuigt voor de cultureele en
natuurlijke schoonheden van Japan, wint daar
door aan objectiviteit en genietbaarheid. Trou
wens, wat hij over land en volk over de Ja-
pansche mythologie en geschiedenis verhaalt,
maakt indirect veel duidelijk van wat op het
oogenblik de Japanners drijft en bezielt. De
geschiedenis van Japan is een zeer bloedige en
Aziatisch wreede. Naast de groote, tot halfgoden
of complete godheden geworden Keizers heb
ben de Shoguns als feitelijke heerschers er een
belangrijke rol in gespeeld. Zou men de plank
zoover misslaan, wanneer men den huidigen
machtigen minister van oorlog Araki, die het
oude Shinto-isme propageert ter bevordering
van een bijna religieuze vaderlandsliefde, min
of meer als een Shogun beschouwt? Er gaan in
Japan steeds fanatieker klinkende stemmen op
om Araki tot dictator te maken. Indien dat zou
gebeuren, zou dan de analogie niet bijzonder
treffend worden? In het verleden ligt het he
den, deze zegswijze geldt ook voor Japan. De
Hollanders hebben in het verleden van Japan
geruimen tijd een merkwaardigen invloed uitge
oefend, omdat zij, toen Japan nog voor de bui
tenwereld hermetisch gesloten was, de eenige
vreemdelingen waren, die op Japansch grond
gebied mochten verblijven om handel te drij
ven. Mr. Westendorp vermeldt echter niet, dat
de Hollanders dit voorrecht hadden weten te
verwerven door het kruis te vertrappen. Het
verblijf van de Hollanders op het eiland Des-
hima is dus allerminst een reden om zich daar
op te verhoovaardigen, want het werd gekocht
voor een prijs, welke alleen gewetenlooze geld
zucht bereid is te betalen.
Het inleidend woord, dat de Japansche ge
zant te Den Haag voor dit met interessant
fotomateriaal en een aantal fraaie aquarellen
van Mevr. WestendorpOsieck verluchte al
bum schreef, en waarin deze verklaart, dat se
dert jaren in Nederland geen boek verschenen
is, dat Japan op zoo veelzijdige wijze behan
delt, laat deze instructieve en welverzorgde uit
gave volkomen recht wedervaren. Zij is popu
lair in den goeden zin des woords. De rirma
Dobbelmann te Nijmegen zal er dan ook wel
evenveel succes mee oogsten als met haar vo
rige, voortreffelijke albums over: '„Onze Over-
zeesche Gewesten" en „De Indische Cultures",
welke door de hoogste autoriteiten op koloniaal
gebied in den lande werden geprezen.
L.
Een industriecentrum in het dal
van Yang-tse
De Chineesche gezant in Londen, Dr. Quo
Tai-Chi, deed in een interview interessante me-
dedeelingen over de pogingen der Chineesche
Nationale Regeering om, ondanks alle moeilijk
heden, den landbouw en de industrie in China
te saneeren. Vooral wat den landbouw betreft is
deze taak buitengewoon zwaar, want de eco
nomische toestand onder de landbouwende-be-
volking van China, die ongeveer tachtig procent
der geheele bevolking uitmaakt, is door de ge
weldige rampen der laatste jaren, de overstroo
mingen der Gele i'ivier in 1931, de voortduren
de droogte en de militair politieke verwarrin
gen allerellendigst. Toch heeft men moedig
het werk aangevat en aldus verschillende maat
regelen getroffen, ten gunste van den landbouw.
Er is een saneermgscommissie benoemd, die tot
taak heeft de toestanden in den landbouw door
het systematisch invoeren van coöperatieve en
wetenschappelijke methoden te verbeteren.
Om deze pogingen der Regeering te steunen,
heeft de Chineesche Bankvei'eeniging een bij
zonder stabiliseeringscomité gevormd, om de
boeren goedkoope credieten te verleenen. Een
landbouwkundig centraal proefstation werd op
gericht en tot ondersteuning van de zijdeteelt
werden regeeringsobligaties uitgegeven.
Wat nu de industrie betreft, heeft de Natio
nale regeering een vier-jaren plan ontworpen,
om in het Yangste-dal een industriecentrum te
vestigen. Er zullen kolen, petroleum, koper en
ammoniak-zwavelzuur gewonnen en suiker, pa
pier en porcelein in dit gebied geproduceerd
v/orden.
Verschillende plannen hebben reeds een defi
nitieven vorm aangenomen, b.v. de oprichting
van een staats-ijzer en staalfabriek, een cen
trale machine werkplaats, een ammoniak-,
zwavelzuurfabriek en een fijngarenspinnerij
en 'weverij. Verschilende buitenlandsche fir
ma's hebben zich bereid verklaard, de machi
nes welke voor deze plannen benoodigd zijn,
tegen langjarig crediet of in huurkoop te leve
ren. Verder bestaan er plannen tot oprichting
van een alcohol-distilleerderij, een groot hydro-
electrisch bedrijf en een auto-fabriek. Evenzoo
worden maatregelen getroffen om de levering
der noodzakelijke grondstoffen, kolen, katoen
enz. te verzekeren.
Verder ligt het in het streven der Nationale
Regeering een modem straten- en wegennet te
bouwen. Op dit gebied zijn reeds prachtige re
sultaten bereikt en zullen verdere positieve
maatregelen getroffen worden. De lengte van
de straten en wegen in China is, tot einde 1932
op 10.090 mijlen gebracht.
Een commissie tot wegenbouw werd samen
gesteld. Het onlangs gevestigde bureau van
openbare wegen werd belast met de taak, de
algemeene plannen voor den aanleg van inter
provinciale wegen uit te werken en voor de uit
voering daarvan zorg te dragen.
De vrees, dat de industrialissering van China
den invoer van buitenlandsche waren geheel
zou lam leggen, werd door Dr. Quo Pai-Chi
ongegrond genoemd. Eer het tegendeel is het
geval, daar een China, tot grooteren welstand
door z'n industrialiseering geraakt, veel meer
van het buitenland zou kunnen afnemen dan
vroeger.
Ü'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
iiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiini:
Het klinkt eigenaardig,
Misschien wel te dol:
Het Huis van Bewaring
Zit doorloopend vol!
Zelfs zit-plaats te weinig!
Men zoekt daarom thans,
Voor zittende gasten
Een soort dependance-
In 't Huis van Bewaring
Gaat daag'lijks de bel
Van gasten op zoek naar
Gedwongen hotel!
Het zaakje rendeert er,
Al klinkt het naïef.
Dit zakensuccesje
Is slechts negatief!
Men klaagt over crisis,
Doch 't is essentieel,
Daar heeft men een crisis
Bestaand door te veel!
De tijden verand'ren,
De mensch eveneens,
Maar over de wijze
Schijnt men het niet eens!
Want zij, die daar zitten,
Verspeelden hun rol.
En dat het er veel zijn
Bewijst thans het: vol!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
ui Minimin mi mi mui nu tv
De Parijsche Jaarbeurs zal in 1934 gehouden
worden van 9 tot 24 Mei. De voorbereidselen
worden reeds getroffen om een nog grooter
aantal exposanten dan in 1933, toen dit reeds
8000 bedroeg, uit 33 landen, te kunnen plaat
sen. Sommige afdeelingen zijn reeds geheel be
sproken en men verwacht, dat óe technische
groepen, speciaal op het gebied van nieuwe
uitvindingen en alle soorten machine-onder-
deelen, buitengewoon uitgebreid zullen zijn.
In den „Salon des Vins" zal men de schoon
ste en grootste verzameling van Fransche wij
nen, die ooit bijeengebracht werd, kunnen be
wonderen. De afdeeling „Meubelen", welke on
betwistbaar jaarlijks de belangrijkste manifes
tatie der wereld in de meubelindustrie is, wordt
ondergebracht in een afzonderlijke hall van
215 M. lang en 60 M. breed. Er zal o. a. weder
een concours van reclamebiljetten georgani
seerd worden, evenals een internationaal con
cours van nieuwe uitvindingen, waaraan in 1933
733 personen deelnamen, onder wie 340 buiten
landsche uitvinders. Men verwacht het bezoek
van verschillende buitenlandsche ministers van
handel en talrijke en belangrijke delegaties van
industrieel en en handelaren uit de voornaam
ste landen der wereld.
óór den oorlog was Frits Winter trein
machinist. Meestal reed hij op het traject
BerlijnKeulen. Toen kwam de oorlog en
met den oorlog de economische crisis. Frits kon
nergens werk krijgen. Daar schoot hem eens
klaps te binnen dat hij nog een oom in Ame
rika had. Hij schreef hem direct een brief. Het
antwoord was kort maar bevredigend. Dit laat
ste in zoover, dat het schrijven vergezeld ging
van een flink getal bankbiljetten. Nu regelde
Frits met bekwamen spoed z'n zaken en voer
over den Atlantischen Oceaan naar de Vereenig-
de Staten, naar Kentucky.
Hij zag echter al heel gauw in dat ook in
het land van den dollar iemand de gebraden
duiven maar niet zoo in den mond vliegen. Na
eenigen tijd gelukte het hem toch, ofschoon
niet zonder veel moeite, een vaste betrekking
als treinmachinist te krijgen en ofschoon een
Duitscher, was hij na een half jaar, zoowel bij
z'n collega's als bij z'n superieuren, goed gezien.
Zeer bevriend was hij met z'n stoker. Beiden
waren mannen, die stipt hun plicht vervulden.
Daarom verzette de chef zich niet tegen hun
vriendschap en gebeurde het maar zelden, dat
Frits met een anderen stoker dan z'n vriend
Bob reed.
Bob was het type van een Noord-Amerikaan:
lang en mager, maar gespierd. Wanneer Frits
op de locomotief kwam, dan zat Bob reeds op
z'n gemak op de machine en zag van tijd tot
tijd op den manometer, om te zien hoeveel druk
de „oude rammelkast" al had.
Op zekeren dag keek Frits dan ook verwon
derd op, toen hij bij het binnentreden van de
locomotiefloods Bob dicht bij den ingang op een
bank zag zitten.
„Wat scheelt er aan. Bob?" vroeg hij, „is het
je daarboven te heet?"
„Neen, maar we hebben nog meer dan twee
uren tijd; waarom zou ik me dan nu al druk
maken met stoken?"
„Maar man, hoe kom je er aan? Het is nu
tien minuten over zeven en om acht uur drie
rijden we uit de loods."
„Een oogenblikje," antwoordde Bob, „het zal
anders uitkomen dan je denkt. De dikke Jim
heeft zich ziek gemeld en daarom krijgen we z'n
trein; negen uur vier en veertig uit de loods."
„Naar Kit-Karsen?"
„Ja, en terug."
Men kon het Frits aanzien, dat hem dat niet
beviel.
„Bobby," sprak hij, „met dit ellendige regen
en stormweer moeten we nu door die ver-
wenschte bergen stoomen; en dat nog wel in
't donker."
„We rijden over San-Francisco," zoo liet Bob
zich hooren; „als we op de plaats onzer be
stemming komen, is het inmiddels dag gewor
den en stormt het niet meer."
Nadat hij dit bi) wijze van troost gezegd had,
klom hij op den tender en begon kolen te
scheppen.
Frits zag op z'n horloge: negen uur acht en
dertig. Nog zes minuten.
De stationschef liep langzaam op 't perron
heen en weer.
„Wel allemachtig!" riep Bob met een diepen
zucht. Hij zat op z'n bankje en schoof een ge
weldig stuk pruimtabak achter z'n sterke kiezen.
„Wat scheelt er aan, Bobby? Is er niet ge
noeg?" vroeg Frits. Deze vragen sloegen op
Bob's tabaksvoorraad.
„Ben je mal?" luidde de wedervraag, „een
millioen vierhonderdduizend dollars zou niet
genoeg zijn?"
„Wat vertel je me daar? Ik bedoelde je
pruimtabak!"
„En ik bedoel het geld dat hier achter ons ligt
en dat we moeten vervoeren; die mooie ronde
dollars, ze zijn voor Kit-Karsen bestemd; ar
beidsloon voor den bouw van den nieuwen
spoorweg. Morgen is 't Zaterdag."
Frits lachte, zonder goed te begrijpen.
Bobby wilde nog wat zeggen, maar het sig
naal van vertrek ging naar de hoogte; machi
nist en stoker moesten op hun post zijn.
Frits had nu tijd gehad om na te denken
ook hij dacht nu aan 't geld, dat achter in den
postwagen lag. Al rijdend door den donkeren
nacht, gingen vier uren voorbij. Onophoudelijk
kletterde de regen tegen de kleine, ovale ruiten,
waardoor Frits met gespannen aandacht bijna
onafgebroken keek.
„Wat drommel, Bob," riep Frits, „we moeten
nu toch gauw over de groote hangbrug komen.
We zijn Sheridan al voorbij. We zijn nu dicht
bij den tunnel, met aan weerszijden de rotsen."
Bob stond op en ging achter Frits staan.
„Daar is de rots," sprak hij; „wil je niet even
remmen? In dien tunnel spelen zich soms rare
dingen af, en vlak achter den tunnel ligt de
brug. Daar is het dikwijls ook niet pluis."
„Dwaasheid, Bobby. Na de brug gaan we de
hoogte in, dan rijden we vanzelf langzamer en
zoo.
De verdere woorden bleven hem in de keel
steken. Reeds meerdere seconden stoomde de
trein door den donkeren tunnel en daar doem
de eensklaps bij 't licht der schijnwerpers een
monsterachtig groote zwarte gestalte voor de
blikken der ontstelde mannen op. De gestalte
gleed langs de wanden van den tunnel met de
zelfde snelheid
als de trein; zij l
kreeg plotseling j TA )U
armen, waarmee f-"6 xvmottt
ze werkte en
dreigende geba-
ren maakte, alsof i
ze den trein tot
stilstand wilde dwingen. Voor een paar secon
den verdween ze nu en dan, om dan weer in
't schelle licht der schijnwerpers haar dreigen
de gebaren te hervatten.
.Lieve hemel!" riep Bobby.
Frits gespierde hand trok den hefboom van
de rem over; de luchtkleppen vlogen open, er
werd tegenstoom gegeven. De rem knarste, een
schok, en de trein stond stil.
Bob sprong van de machine en Frits sprong
hem na. Hij viel over iets, stond op en liep ver
der. De regen striemde hem in 't gezicht. Nu
was hij aan 't eind van den tunnel gekomen;
eenige passen verder lag de brug en achter de
brug gaapte de bodemlooze afgrond. Weer strui
kelde hij; hij hoorde het schuiven van een
stuk ijzer op steenen. Hij bukte en nam een
voorwerp van den grond op: een schroeven-
draair. Hij keek scherp uit naar de rails en een
huivering voer hem door de leden. Op de plek
waar de spoorbaan de brug bereikte, waren de
dwarsbalken en de verbindingsstukken tusschen
de spoorrails met geweld verwijderd.
Frits keek op en zag Bob naast zich staan.
Ook op diens gelaatstrekken stond duidelijk
de schrik te lezen, die zich van hem had mees
ter gemaakt.
Op dit oogenblik kwam een aantal passagiers
aangeloopen. Er klonken uitroepen van ver
bazing en ontsteltenis; hier en daar verwen-
schingen. Sommigen vroegen angstig wat er
gaande was.
Frits wilde een verklaring van het gebeurde
geven en begon: „ja heeren, dat is
„Zwijg, kerel," fluisterde Bob hem in t oor;
„kijk liever eens naar den linker schjjn-wer-
per."
Frits keek op en keek in 't schelle licht.
Daar vloog in 't dikke glas een nachtvlinder
heen en weer. Telkens als 't onrustige dier
krampachtig z'n vleugel heen en weer bewoog,
gleed langs den wand van den tunnel een reus
achtige zwarte schaduw, die dreigend en on
heilspellend allerlei armbewegingen maakte....
„Goddank," zei Bobby met een zucht, „dat
stomme dier heeft ons allen gered."
QUI, QCH WAT EEN TO£-
TAMPl DBZE OF 0ENE
HIER MOET TOCH WE Tl
WAAR ZE IS. MAAR HOE
KAN IK DJEMEMSCHUi
AAN *T SPREKENKRUOTH:
DAT 15 DE KWESTIE.
NU ANNIE, WE HEBBEN LEVENS
MIDDELEN IN OVERVLOED HET ij, ToOJ
EEN KRAHiCE BOOT; EEN HBERLuk
BR/ESJE EN EEN PRACHTIGE ZEE
IK VIND HET HIER
EEN PRETTIG LEVEN
TJE! EEN ALLER AA d>.
D/OST TE HUM-
HEELE OCEAAN VLAK
VOOR JE
WA T KAN EEN MENSCH NE ER VER
LANDEN 9
tS ZE SONS HIER OE WEENT
HE DUNKT VAN tVEL MAMWAAR/S
ZE 0
HMMCS
De oogst-schatting van het Australische Mi
nisterie van Landbouw voor tarwe bedraagt 185
millioen bushell; het binnenlandsch verbruik
voor Australië bedraagt ongeveer vijftig mil
lioen bushel, zoodat 135 millioen bushel voor
export beschikbaar zijn, hetgeen ongeveer 28
millioen bushel meer is dan het vorige jaar, of
dertig millioen bushel meer dan het Australi
sche quotum. De xegeering staat daardoor voor
een dilemma, omdat zij door de Australische
Farmer- en Landparty sterk aangevallen wordt.
ZU heeft nu een wetsontwerp in voorberei
ding, welke den uitvoer verbiedt, met uitzon
dering van speciale uitvoervergunningen en die
tevens het opslaan van een deel van den oogst
19331934 gebiedt. Dit zou dan noodgedwongen
tot een aanbouw-beperking in 1934 leiden. Hier
tegen verzet de Farmerparty izch ten sterkste,
zoodat nog niet te overzien is, wat uit het tarwe-
vraagstuk voortkomen zal.
DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP IEDERE FLE5CH
A 11* op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Oflflfl hij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 'JCfi bij een ongeval met OCfl by verlies van een hand 1 OC oy verlies van een Cl1 bij een breuk van Afl by verlies van 'n
zillS GD OTITIS S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen O V verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen 0\f»~ doodelijken. afloop £t een. voet of een oog# IZtO»" duim of wijsvinger «#l/»~been of arm# ttU»m anderen, vinger
AIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIItllllllllllHlllllllllllllltlllllMIIIIIIIIIIIIIIIIHIMIIIIIIIIC
ROMAN VAN
37
(Korte inhoud van het voorafgaande: Kemp
een Engelschman uit Kent wijkt met Carlos
Riego uit naar Jamaica, geholpen door den
verloofde van zijn zuster Veronica Ralph
Rooksbv Him komi hij ln kennis met den
rechter O' Brlen en met Don Ramon, die
Kemp willen overhalen dienst te nemen bit
zeeroovers. die Rio Medio als basis hebben
Als hit hier niet op ingaat, wordt hi.1 over.
weldigd en aan boord van een schip ee-
bracht Hii weet echter spoedie te ontsnap
pen en wordt opgepikt door een andet
schip dat hem naar Havanna zal meene
men. Nabil de Cubaansche kust worden zti
echter door zeeroovers. die onder bevel staar,
van een vriend van Carlos Thomas de
Castro, overvallen John Kemp wordt ge
vangen eenomen en met het kaperschln
naar Rio Medio gebracht, waar hij gastvrij
ontvangen wordt door Don Balthasar. Hier
leidt men hem aan het ziekbed van Carlos).
Droefheid kwam over zyn gelaat, over zyn
Öogen; iedereen scheen inslaap. Hy raapte al zijn
krachten bijeen. „Mijn zoon." riep hy eensklaps
op beslisten toon, „ik roep u op, my in dit
nachtelijk uur te volgen naar het ziekbed van
Don Carlos. Ik, nederig priester, het onwaardig
werktuig van God's genade, doe op u een be
roep hem een gerustheid te brengen, die myn
hulp hem niet vermag te geven, zyn tyd is nog
maar kort,"
Ik stond op, ontsteld door zyn plechtigen
toon door iets van een verborgen beteekenis in
zyn woorden.
„Ligt hij op sterven?" riep ik.
„Hy moet zyn gedachten van de aarde los
maken; en als er geen andere weg is...."
„Wat weg? Wat wordt er van mij verwacht?"
„Mpn zoon, uw ontroering heb ik immers
bemerkt. Wy, die aangesteld zyn om 's men-
schen zwakheden te leeren kennen, onderschei
den ook spoedig de teekenen der innigste ge
voelens.... Ik moet u zeggen, dat myn geliefde
dochter in Christus, Senorita Seraphina Riego nu
vertoeft by Don Carlos, praktisch het hoofd der
familie, sinds zyne excellentie Don Balthasar
verkeert in een toestand van, laat ik zeggen,
kinderlijke onnoozelheid."
„Wat bedoelt u, pater?" stamelde ik.
„zy wacht op u, zy, met Don Carlos," sprak
hy, my aanziende. En daar zyn plechtigheid
my scheen beroofd te hebben van het vermogen
om te loopen, voegde hy er met zyn gewonen
eenvoud aan toe; „Wel, myn zoon, zy is, mag
ik zeggen, niet geheel onverschillig tegenover
uw persoon."
Ik had niet schieiyker in den stoel kunnen
neervallen, wanneer de goede pater een pistool
op myn borst had afgeschoten. Hy ging heen;
en opspringend zag ik een jongenman in zwart
fluweel met witte kant, V8n den grooten, zon
der ïyst in den muur gezetten spiegel uit my
aanstaren, als een Spaansche geestverschy-
ning, met myn eigen Engelsche gezicht.
Toen ik de kamer uitsnelde, was de maan ge
daald beneden den rand van het dak en lag de
geheele binnenplaats van Casa Riego zwart
onder de sterren, met enkel een gelen licht-
schyn van de lamp onder het poortgewelf,
vallend op de trappen. De gestalte van den
priester was uit het gezicht verdwenen en een
verwyderd geklop op een deur scheen, vermengd
met myn voetstappen, deel uit te maken van
net bonzen van mijn hart. Beneden riep een
stem aan de poort: „Wie gaat daar?" Maar ik
rende door. Twee schrale lichten brandden
voor Carlos' deur aan het einde van de lange
gang en twee van Seraphina's kamerjuffers
deinsden terug van de groote mahoniehouten
paneelen, toen ik naderde.
Ik hield stil of ik een indringer was; van al
de personen in de ziekenkamer bewoog geen
enkele het hoofd. De stilte der kaarsen, der
dingen, der lucht, scheen te zyn overgegaan
in Seraphina's gelaat. Zy stond in strakke hou
ding onder óe zware opgeslagen gordynen en
zag er zeer Spaansch en romantisch uit 111
haar korten zwarten costuumrok, en een zwar
ten kanten shawl, om hoofd, schouders en
armen geslagen en tot het middel afhangend.
Carlos, die opzat, met zachte, donzen kus
sens in zyn rug, sprak niet «net haar, maar
scheen dit gedaan te hebben. De blos op zyn
wangen, de vurige glans zyner oogen, gaven
hem een uiterlijk van bezieling, byna van
vreugde, een soort verteerende vlamachtige
schittering. Zij wachtten op mij. Met al zijn
vurigheid en schyn van leven was al hetgeen
hy doen kon zijn witte hand oplichten, 'n paar
duim boven de zijden SDrei, die zijn leden zacht
dekte, als een groot purperkleed. Er was iets
vreugt^gs en tegelijk iets wreeds in dat stuk
kleurigheid, zoo in tegenstelling met het doode-
lijk wit van het linnengoed, de somberheid
van het uitgemergeld gelaat, en het donkere
hoofd. De verwarde schaduwen en dof gewor
den pracht van blazoenen en draperieën hoog
aan het plafond met lussen vastgehecht, vielen
in zware onbeweeglijke plooien strak neer op
den gepolysten vloer, die het kaarslicht weer
kaatste als een watervlakte of liever een vlak
stuk ys.
Pater Antonio begon heel diep en ernstig my
toe te spreken;
„Kom nader, myn zoon, nader by. Wy
vertrouwen de natuurlyke gevoelens van mede
lijden, die in ieder menschenhart staan inge
plant, den adel van uw afkomst, de eer van uw
ridderlykheid, en den onverdelgbaren moed,
die als door de nooit aflatende genade van
God, de zonen van uw gezegend en ongelukkig
land onderscheidt." Zijn zware stem, nog ver
diept door de plechtigheid der woorden, beefde
en werd heesch. Er was een landelyke waardig
heid in zyn ruige gestalte, zyn breed gezicht,
in het gebaar van zijn opgeheven hand. „U moet
beloven, ten opzichte van senorita Seraphina,
de inspraken van ons geweten, geleid door het
leergezag van ons geloof te eerbiedigen, en u
te voegen naar de gedragslyn der Kerk, in
zaken die het heil der zielen aangaan...
Belooft u?"
Hy wachtte. Carlos' oogen brandden donker
naar myn gezicht. Wat vroegen ze van my?...
Dit was niets. Natuurlyk zou ik haar gewe
tensbezwaren eerbiedigen haar gewetensbe
zwaren ook al zou myn hart breken.
„Ik beloof het; ik beloof, zelfs ten koste van
lijden en ongeluk, nooit iets te zullen vragen,
dat tegen haar geweten is."
Carlos' stem klonk zwakjes: „Ik sta voor hem
in, pater Antonio." Toen scheen hij af te dwa
len met een gefluister, dat wy tweeën, zwak
opvingen: „Hy lykt op zyn zuster. O, godde-
lyke
En by dit öoodsch gezucht, deze ademhaling,
met het licht getik der rozenkrans-kralen, in de
hand der zuster, viel een stilte over de kamer.
groot als de stilte van een wereld van onbekend
geloof, ongeweten liefde en stille droombeelden,
van onuitgesproken hartstochten en geheime
motieven, als er leven in onze onpeilbare
harten.
Seraphina had my een snellen blik toegewor
pen den eersten blik dien ik meer had ge
voeld dan gezien. Carlos spande zich nog eens
in, verhief zich wat en legde haar hand in de
mijne.
Seraphina's hand lag kalm in mijn palm
warm. zacht, levend; heel het leven, de heele
wereld, alle geluk, het eenig verlangen maar
ik durfde myn greep niet vaster sluiten, bang
voor de ydelheid van myn verwachtingen, hui
verend voor de innige gelukzaligheid in de
stoutmoedige daad. Pater Antonio ik kon
geen ander woord gebruiken huilde. Hii
was nu enkel een teerhartig, eenvoudig oud
man, meer niet.
.„Tegenover God nu, Don Juan.... Ik ben
maar een arm priester, doch bekleed met een
heilig ambt, een geweldige macht. Senor, het is
een jong meisjeIk heb haar liefgehad kis
myn eigen kind; want ik heb haar trouwens
in het doopsel het geestelyk leven gegeven: D
bent haar bescherming verschuldigd; daarvoor
is het, tegenover God, Senor
Het leek of Carlos het bewustzyn had verlo
ren. zyn oogen waren gesloten, zijn gezicht
leek een beeldhouwwerk. Maar langzamerhand
verscheen op zyn lippen een zweem van een
glimlach, teeder, iets spottend zelfs. Met een
langzame beweging hief hy zyn oogleden op,
met een beroep van heel zyn vermoeide ziel
op my. Ik ging naar voren, om over hem heen
te buigen. De vloer, het groote bed, de heele
kamer scheen te rijzen en te dalen: vóór
Seraphina myn hand had laten glippen, had
ik een lichten, vluchtigen druk gevoeld. By
het snelle hameren van het bloed aan myn
slapen dacht ik krankzinnig te zullen worden.
Carlos sloeg zyn arm om myn hals; de kalme
ernst des doods was op zyn lippen, die juist
myn oor raakten en zich verwyderden te zamen
met het verre geluid der woorden die verloren
gingen in het verschiet van een andere wereld.
„Als een Engelschman, Juan."
„Op myn eerewoord, Carlos."
tV/oLcit vervolgd)