Bij een zilveren jubileum Louis M. Weterings Onze Jubilaris Louis Weterings Engelands economische positie A TARIEVEN SLOOPEN! RUDT VSIÜG DONDERDAG 14 DECEMBER Een welbesteed jour nalistiek leven Technische Hoogeschool Schaper over zijn boek De gouden standaard was nooit bestemd om te dienen voor het overmaken der oor<- logsbetalingen Een rede van Balfour Sir Arthur Balfour Opleving Oordeel wordt gevreesd Mr. M. A. M. Waszink Nog geen gunstige wending Het verkeersfonds1 TWEEDE KAMER R.K. MEER UITGEBREID L. O. Morgen gedenkt de heer Louis M. We terings zijn zilveren journalisten- jubilé. Wegens den Adventstijd is de viering uitgesteld tot de Januari-maand, wanneer dagblad-directeuren, publicisten en leden van corporaties uit de journalis ten-wereld een gepasten weerklank zullen geven aan de feestelijke stemming. Dat Z. D. H. Mgr. M. P. J. Möllmann, vicaris-ge neraal van het Bisdom Haarlem, een Mi nister van Staat, een Minister in actieven dienst, oud-Ministers en leden van de Eer ste en Tweede Kamer, hooge kerkelijke autoriteiten en aanzienlijke Katholieken uit het geheele land in een eere-comité zitting namen, om luister aan den feestdag te ge ven, bewijst de beteekenis van dezen Jubi laris voor Kerk en Maatschappij. Want sedert hij de roeping volgde, wel ke in zijn aanleg lag, aangemoedigd door den klassieken Rector van het Amsterdam- sche Jezuïetengymnasium dr. R. van Op- penraay S.J. wiens paedagogische kijk de karakters en talenten onder zijn leerlingen bijzonder wist te leiden, heeft de heer We terings contact gekregen met alle geledin gen der samenleving. Als raadsverslagge- ver in de bedrijvige hoofdstad leerae hij quaesties en menschen aanvoelen en bere deneeren, als redacteur van een groot dag blad, later als hoofdredacteur van een dag blad in N.-Brabant het bedrijf meester worden, dat zijn natuurlijke voorbereiding werd voor de hooge functies, thans door hem bekleed. Terwijl hij zijn blad, de „Nieuwe Haar- lemsche Courant", als een model van een gewestelijke courant redigeerde, wis ten zijn collega's van andere bladen hem te vinden voor allerlei adviezen, hielp hij de tegenwoordige kringvorming in de R K. Journalisten-vereeniging voort, werd hij in de Commissie-prof. Blom door den Ned. Journalistenkring gehaald voor de mede zeggenschap in het dagbladbedrijf, en in de commissie-Belinfante vor de concen tratie in het dagbladwezen, en leidde vele jaren als voorzitter de Haarlemsche Jour nalisten-vereeniging, wier eere-voorzitter hij nóg is. Want zijn scherpzinnig en eerlijk oordeel, zijn milde humaniteit, zijn aan moediging van jongere kunstenaars, litte ratoren en journalisten waren de natuur lijke introducties tot de sympathieën, welke thans prijs stellen op zijn jubel-viering. Het zou een afzonderlijke kroniek vor deren der ontwikkeling van een karakter en de reactie op soms gecompliceerde en niet altijd gemakkelijke feiten, om het ge leidelijk overgaan van den journalist in den journalist-dagblad-directeur bij te hou den. Maar in deze uiteenloopende zorgen en bemoeiingen moeten wij relief geven aan de erkentelijkheid, die zich de Jubilaris in het bijzonder verwierf jegens „De Tijd". Nu de katholieke journalistiek in de hoofdstad des lands op weg is het ideaal te bereiken, waarnaar in alle kringen en klas sen van geloofsgenooten verlangend is uitgezien, dan is deze heerlijke toe stand zeker niet het minste te danken aan het moedige initiatief van den directeur-hoofdredacteur der „Spaarne- stad", die immers op een beslissend oogen- blik ingreep teneinde den roemloozen on dergang van het oude katholieke hoofd orgaan „De Tijd" te voorkomen. Het is een openbaar geheim, dat de geste der groote uitgeverij, die „De Tijd" voor het katholieke volk behield en die „De Amstel- bode" hervormde tot het groote volksblad „De Nieuwe Dag", haar grooten pleitbezor ger heeft gevonden in den heer Weterings, die, gesteund door een krachtig idealisme, de vele zakelijke bedenkingen wist te over winnen en de mogelijkheid aantoonde van wat een steeds schoonere werkelijkheid zou worden. Hij behield voor de Nederlandsche katholieken een cultuurgoed, waaraan zij, blijkens hun vele betuigingen van leedwe zen bij de geruchten eener aanstaande ver dwijning. blijkens hun talrijke gelukwen- schen en vreugdeuitingen bij de verzeke ring des voortbestaans, blijkens hun stij gende belangstelling voor het behoudene, zeer bijzonder waren gehecht. De goede behoudszin, door deze geste aan den dag gelegd, teekent volkomen het ka rakter van den man, die inmiddels zoo wei nig conservatief is, dat mede door zijn toe doen en onder zijn beheer, de uitgeverij „De Spaarnestad" met snelle sprongen vorderde tot het model van een geheel mo dern ingericht grootbedrijf. Deze zelfde be houdszin tegenover het cultureel waarde volle had de heer Weterings immers ook getoond in zijn actie voor het voortbestaan van een geïllustreerd katholiek familieblad, dat hij een tijdlang persoonlijk ondei zijn leidirife nam. Dezelfde behoudszin sprak uit zijn intense bemoeiingen ten gunste van de goede volkslectuur in tijdschrift, boek en blad, uit zijn grooten ijver voor de op lossing van de zedelijke vraagstukken, aan de orde gesteld door de film, uit zijn on- vermoeibaren arbeid voor de katholieke pers in hoofdstad en provincie. Het eigenlijke voorwerp van dezen gezon den en edelen behoudszin is op de allereer ste plaats de zuiverheid van het katholieke volksgeweten. Nu hij mag terugzien op een vijf-en twintig-jarige arbeidzaamheid als katho liek publicist, die- gewerkt heeft in verschil lende steden des lands, en die als geen ander het journalistieke „vak" leerde ken nen in alle geledingen en onderdeelen, ver dient de heer Weterings niet alleen een warme hulde, doch tevens een groote er kentelijkheid. Hij heeft meegewerkt aan den opbouw door zijn groote waakzaamheid vooral over de fundamenten van het ka tholieke leven in de maatschappij. Gaarne gaat hij in zijn artikelen terug naar de grondbeginselen onzer levensbeschouwin gen, teneinde zijn inzicht in actueele vraag stukken zoo stevig mogelijk te baseeren. De overtuigingskracht van zijn stijl, en van zijn gansche persoonlijkheid, ligt vooral bij die gedurige zekerheid, welke hij zijn lezers geeft, dat men met hem op veilig terrein is. Hij verantwoordt zijn meening en wanneer zijn ambt hem dwingt, die meening scherp te stellen en te verdedigen tegenover andermans inzicht, vindt hij steeds weer zijn polemische kracht in de logica, waarmee hij verwijst naar de grond beginselen van de katholieke levensopvat ting. In zijn schrijfwijze kenmerkt de heer We terings zich als een eenvoudig man. Hij houdt niet van weidsche gebaren en zeker niet van holle woorden, hij houdt ervan de dingen zoo simpel mogelijk te noemen bij hun gewonen naam. Ingewikkelde vraag stukken verheldert hij voor zijn vele lezers door het volgen zijner gebruikelijke metho de: hij toont in simpele taal de gronden eener mogelijke oplossing. Daarbij richt hij zich tot het fijnste onderdeel van het ka tholieke bewustzijn: het geweten. Dit ge weten is het individueel eigendom van ieder mensch, maar er is ook het volksge weten, dat de daden van de menigte be- heerscht. De heer Weterings, die nooit ge zocht heeft, een eclectische beroemdheid te verwerven, houdt met dit breede volks geweten altijd rekening. Hij kent er het volle belang van. Hij weet welke gevaren ons dreigen, wanneer het besmet wordt door de massale inwerking van het kwaad. Vandaar zijn strijd tegen de prikkellectuur, tegen de wufte illustratie, tegen de zede- looze film. Maar eenvoudig logisch van inzicht als hij is, begreep de heer Weterings van het begin af aan, dat een geweten niet wordt opgevoed, versterkt en gezuiverd door louter negativisme. Hij streefde altijd naar ae positieve daad. De plaats, die ingenomen werd door het kwade, trachtte hij steeds te veroveren voor het goede. Er zal voor de werkers van de Vereenigde Katholieke Pers nog gelegenheid komen, hun gevoelens van erkentelijkheid en waar deering jegens den jubilaris uit te drukken, maar ook in deze kolommen een hartelijk ad muitos annos! Louis M. Weterings werd op 1 October 1884 te Utrecht geboren. Hij volgde de humaniora aan 't St. Ig- natiuscollege der E.E. Paters Jezuïeten te Amsterdam een school, waaruit zoovelen zijn voortgekomen, die thans ons katholieke volk leiden en voorlichten en onder scheidde. zich met zijn broer J. Weterings, den lateren al te vroeg ontslapen conrector der R. K. Leergangen te Tilburg, door een bijzondere intelligentie: het was den jongen, leergierigen gymnasiast een lust te mogen studeeren onder leiding van den onverge- telijken rector Dr. van Oppenraay; het moeten daar voor den gymnasiast heerlijke studie-jaren geweest zijn, toen zijn jonge geest genoot van de vele Vergiliaansche, Horatiaansche, Homerische en Sophokleïsche schoonheden; thans nog, wanneer hij aan dat mooie jeugdverleden terugdenkt wel licht met heimwee daarnaar terugdroomt geraakt hij in vuur en wordt hij de ge zellige causeur.als zoo vaak. Na den gymnasiumtijd stonden verschil lende studierichtingen voor hem open, maar hij had zijn hart aan de journalistiek verpand: journalist wilde hij zijn met hart en ziel, journalist en niets anders. Moe RKERfc Toen kwam, op een gelukkig moment op een moment, dat beslissend zou zijn voor heel dit leven tot stand het con tact met den onstuimigen Rector Thomp son, hoofdredacteur van „De Maasbode" met den man, die op te zweepen, te be geesteren wist; op 15 December 1908 werd de heer Weterings benoemd tot Amster- damsch redacteur van „De Maasbode". Het was daar in Amsterdam voor „De Maasbode" geen gemakkelijke tijd; noemde men aan de Beurs den naam van dit blad, dan kon men de vraag verwachten, of dat „die krant uit Maastricht" was! Maar de heer Weterings sloeg er zich doorheen, schreef met ongelooflijke energie raadsoverzichten, kunstbeschouwingen en alle mogelijke andere van helderen geest getuigende, puntige artikelen, welke den Amsterdammer maar interesseeren kon den; „De Maasbode" kreeg naam in Am sterdam, te méér, doordat de krant per 1 Januari 1909 met ochtendblad verscheen. Moeilijk was het Amsterdamsche werk, onontgonnen was er het terrein voor een Rotterdamsch blad met ochtend- en avond editie, maar de heer Weterings had succes, zóó, dat de directie van de krant hem ook verzocht om artikelen van meer algemee- nen aard, vooral ('t was intusschen oor logstijd geworden) op economisch gebied. Zijn reputatie als wereldstad- en groot- blad-journalist deed hem gemakkelijk voor de intellectueele leidersfunctie in aan merking komen, toen in Tilburg, heel grootsch opgezet, het „Nieuwsblad voor het Zuiden" werd opgericht; van 1 Januari 1917 tot 1 Maart 1919 vervulde de heer Weterings hier het hoofdredacteurschap; het toenmalige Zuiden bleek echter een zoo groot opgezet dagblad niet te kunnen ab- sorbeeren; het blad bleef, zij het in veel bescheidener omvang en beteekenis, be staan, maar de heer Weterings toog weer naar zijn Noorden om er als hoofdredac teur van de „Nieuwe Haarlemsche Cou rant" een nieuwe rol te gaan spelen. Hier heeft zich de journalist Weterings uitgeleefd en zag hij zich tot steeds hoo- gere functies geroepen; op 30 Mei 1928 werd hij benoemd tot directeur-hoofd redacteur van „De Spaarnestad", wat be- teekent, dat hem de directe of indirecte in tellectueele leiding (de „eindredactie", zou men in de anti-revolutionnaire wereld zeggen) van alle Spaarnestad-organen, dagbladen en periodieken werd toever trouwd. In 1931-'32 werd zijn arbeidsveld nog wij der uitgestrekt, doordat in genoemd jaar de „Vereenigde Katholieke Pers" tot stand kwam met haar zes katholieke bladen ..De Tijd", „Het Centrum", „De Nieuwe Dag", de „Nieuwe Haarlemsche Courant", het „Noord-Hollandsch Dagblad" en het „Dag blad voor Arnhem". Ondanks deze journalistieke veelheid blijft de belangstelling van den heer Wete ring op ieder deel en onderdeel van het journalistieke bedrijf gericht en vindj; hij zelfs nog tijd om de lezers geregeld voor te lichten in ethische, godsdienstige, so ciale en vele andere vraagstukken, en dat alles met een rust en bezonkenheid, welke men in een iedere minuut door de be- drijfspraktijk geplaagden directeur niet veronderstellen zou. Deze intellectueele vitaliteit doet ons ofschoon we nog maar aan den vooravond van dit jubileum staan alweer met vol vertrouwen stevenen naarhet volgend jubileum! DELFT, 14 Dec. Geslaagd voor het candi- daatsexamen voor werktuigkundig ingenieur: W. A. Goselings, geb. te Meester Cornelis. Verdediging tegen soc.-dem. critiek Zooals men weet, heeft de heer J. H. Schaper, de bekende veteraan van de sociaal-democrati sche beweging in ons land, lid en eerste onder voorzitter van de Tweede Kamer, onlangs het eerste deel van zijn boek met herinneringen ge publiceerd. In „Het Volk" is over dat boek een zeer scherp artikel verschenen, vol verwijter aan Schaper's adres, in hoofdzaak het feit betref fend, dat hij een niet malsche critiek op Troelstra heeft geoefend. De schrijver van dat artikel was Troelstra's oud-secretaris, dr H. B. Wiardi Beeckman. De ..Avondpost" heeft over deze zaak een interview gehad met den heer Schaper, die allereerst opmerkte, dat de socialistische pers hem niet om een antwoord op de op hem uit gevoerde critiek gevraagd heeft. Minder goed gezind „Maar," aldus de heer Schaper, „zij kan mij blijkbaar niet vinden; trouwens, vrijwel de geheele sociaal-democratische pers is gelijkge schakeld". „Het is geen prettig artikel voor u, dat van den heer Beeckman". „Neen. Eerlijk gezegd had ik een weinig- enthousiaste beoordeeling van mijn boek wel verwacht, maar zoo grof en zoo hatelijk had ik mij die toch niet voorgesteld. Ik gevoel, dat het klaarblijkelijk de bedoeling is ge weest om mij te kwetsen. Hier is trouwens niet alleen de heer Wiardi Beekman aan het woord; hij is door de verantwoordelijke re dactie op mij losgelaten, zooals vroeger Duys wel eens in de Kamer op mij losgelaten is, toen ik er een afwijkende en onafhankelijke meening uitte." „Maar", zeide de interviewer „waarom zou de redactie van de Arbeiderspers u minder goed gezind zijn?" „Och, op het jongste congres heb ik haar openlijk gecritiseerd over de wijze, waarop zij in verschillende gevallen haar taak opvatte, o.a. wat de bestrijding van artikelen van prof. Goudriaan en prof. Bonger betreft. Ook is men misschien gebeten op mij, omdat ik in de Rid derzaal ben geweest bij de opening der Staten- Generaal." „Uw aanwezigheid daar was een sym pathieke daad". „Ik heb geen enkele reden om onaan genaam te zijn jegens de Koningin. Boven dien ben ik onder-voorzitter van de Tweede Kamer. De Koningin, die mij meer dan eens ontving, is voor mij altijd zeer hoffelijk ge weest. Ik herinner mij dat ik eens bij haar was geroepen; zij was toen aan de rechter hand gewond en droeg die in een doek. maar toen ik binnenkwam, stond zij op, liep mij bijna tot de deur tegemoet, reikte mij de linkerhand en begroette mij hartelijk. Ik heb geen reden om weg te blijven uit de Ridder zaal". Waarom critiek De interviewende redacteur vroeg voorts naar de bedoeling van Schaper's critiek op Troelstra. Daarop antwoorde de heer Schaper: ..Het tegenwoordige en het opgroeiende ge slacht, dat toch al onder den invloed is van onze gevaarlijke tijden, waarin van twee zijden met revolutie wordt gedreigd, heeft juist daarom hoog noodig een blik te slaan op het jongste verleden. Het heeft er. in zijn eigen belang, behoefte aan om te leeren. hoe soms revoluties worden voorbereid en in elkaar gezet. Het kan dan zien. hoe ondoordachtheid en gebrek aan werkelijk heidsbesef een beweging kunnen veroorzaken, die noodlottig moet worden voor volk en land. voor iedereen, bovenal voor de arbeiders zélf. Men beseffe wél, dat in November 1918. ondanks de nuchtere feiten, en ondanks den werkelijkheidszin van velen (waarender een Oudegeest, die steeds in zulke momenten zijn koelbloedigheid heeft bewaard, waaronder ook Vliegen en Albardal een half dozijn personen toch nog de revolutie wilde doorzetten, hetgeen tot schromelijke gevolgen had kunnen leiden. Wie zal de ellende schetsen, die daarvan had kunnen komen? Deze les heeft bet arbeidende volk noodig te weten en daarom heb ik ge schreven". „In het parlement is van die rpvolutie- beweging anders niet veel overgebleven „Precies, juist het parlement bracht klaarheid en oplossing", zei de heer Schaper. „Daar waren degelijke redeneering en rustige beproeving noodig. Daar had men met bekwame tegenstanders te doen. Daar had men aan fanfares en wilde toejuichingen niet genoeg. In het Koloniaal Museum te Amsterdam sprak Sir Arthur Balfour, Bart, Dinsdag voor de leden van het Genootschap NederlandEnge land, de Maatschappij voor Nijverheid en Han del en de Vereeniging „Hou en Trouw" een rede uit over „Economische Veranderingen in Groot- Brittanië." De spreker werd ingeleid door den heer Crone, voorzitter van de Kamer van Koophandel te Amsterdam. Spr. begon met een overzicht te geven van de economische ontwikkeling van Engeland in verhouding tot de andere landen vóór en tij dens den oorlog. Betreffende den toestand kort na den oorlog gaf spr. een overzicht aan de hand van cijfers. De wereldstatistiek van import en export leert ons thans aldus spreker dat het totaalbe drag van deze beide in 1929 bedroeg rond 39 milliard pond, in 1932 een kleine 28 milliard pond. De wereldhandel had in 1932 dns nog slechts de waarde van 38"/n van die van 1929. Engelands aandeel daarin bedroeg 15,3°/o, van Nederland 3,1"/». De wereldhandel viel tusschen 1929 en 1932 naar de geldswaarde gemeten, te rug van 100 op 53, naar de hoeveelheid geme ten, in dezelfde periode van 100 op 73,5. Op het oogenblik dat Engeland in 1914 aan den oorlog deelnam, bedroeg zijn nationale schuld 657 millioen pond, zijn nationaal inko men 200 millioen pond, zijn plaatselijke belas tingen, die een directen druk oefenden op de kosten der productie, bedroegen 70 millioen pond. In 1918 bedroeg Engelands schuld 5 mil- liard 871 millioen pond, sindsdien is deze nog met een kleine twee milliard pond toegenomen. Het nationale inkomen schommelt om de 800 millioen pond, de plaatselijke belastingen zijn gerezen tot 157)4 millioen pond. In tegenstelling tot de jaren voor den oorlog, toen Engeland beschikte over een handelsbalans met een actief saldo van 100 a 200 millioen pond, vertoonde de balans in 1931 een passief van 104 millioen. Engeland is na herhaalde waarschuwingen gedwongen gewegst zijn tradi- tioneele vrijhandelspolitiek op te geven. Ook in de scheepsbouwindustrie zullen derge lijke maatregelen tegenover de bescherming van den buitenlandschen scheepsbouw niet uit kun nen blijven. De invoering van tarieven heeft in Engeland trapsgewijs plaatsgevonden. Spr. gaf hiervan een overzicht; meh wil komen tot drie klassen van invoerrechten. De eerste, met de hoogste rech ten toe te passen op landen, die bij voortduring weigeren om aan Engelands nijverheid een re delijke kans voor import te geven: de tweede, met aanzienlijk lager rechten voor landen, waar mede redelijke handelsverdragen tot stand zou den zijn te brengen en die geneigd zijn weder- keerige voorrechten toe te staan. Spr. is ervan overtuigd, dat Nederland tot deze groep zou behooren; de derde, Engeland zijn dominions en koloniën, welkegroep ten doel heeft om ieder deel van het Empire zooveel mogelijk in staat te stellen zich toe te leggen op die tak ken van nijverheid of landbouw, waarvoor het 't meest geschikt is. Spr. zou hier een vierde klasse aan toe willen voegen voor landen, die elkaar wederkeerig een volledigen vrijhandel willen aanbieden, maar natuurlijk rijst daarbij de moeilijke kwestie van „het land van oor sprong". Spr. geeft als zijn meening te kennen, dat de tarieven weer naar beneden moeten, wil men tot een oplossing van de crisis komen. De clausule der meestbegunstiging kon dan opnieuw de standaardformule worden voor alle handelsverdragen. Wil de handel bloeien, dan behoort hij internationaal te zijn met zoo min mogelijk belemeringen. De bevolking der aarde behoort in de richting van den vrijhandel te worden opgevoed. Spr. denkt dat het Engeland en Nederland door hun lange vriendschap ten- Slotte niet moeilijk zal vallen, middelen te vin den om tusschen hen beiden de handelsmoei lijkheden uit den weg te ruimen. Uitvoerig bespreekt spr. vervolgens het los laten van den Gouden Standaard door Enge land. Het is spr.'s overtuiging dat de Gouden Standaard, mits goed toegepast, de beste tot nu toe uitgedachte standaard is voor internatio nalen handel. Nederland heeft blijk gegeven ook die meening te zijn toegedaan. Het is dan ook niet de Gouden Standaard, die ten opziente van ons tekort is geschoten, maar omge keerd. De Gouden Standaard was nooit be stemd om te dienen bij het overmaken van oorlogsschulden, die grooter in omvang waren dan de wereldgoudvoorraad en vanzelfsprekend was hij daartegen niet bestand. De verscher ping van de onjuiste verdeeling van den goud voorraad door Amerika moet noodzakelijkerwijs de algemeene wederinvoering van den Gouden Standaard voor onbepaalden tüd vertragen. Het is voortreffelijk, dat Frankrijk, Neder land en Zwitserland hardnekkig aan het goud vasthouden, zoodat er een kern overblijft, waar toe de andere landen kunnen terugkeeren. De sombere voorspellingen van vele economen, toen Engeland den Gouden Standaard verliet, zijn niet vervuld. Ondanks de twee millioen werkloozen van het oogenblik, vinden er veel meer menschen werk in de industrie dan in eenigen vroegeren tijd. Echter waren Engelands fundamenten takken van bedrijf, als katoen, wol, ijzer en staal, ma- chinefabricage en scheepsbouw er, tot de recen te opleving, zeer slecht aan toe. Deze opleving, begonnen in het begin van dit jaar, heeft zich gaandeweg verder uitgestrekt, zoodat er op het oogenblik 600.000 minder werkloozen ingeschre ven zijn dan aan het begin van dit jaar. Zelfs de scheepsbouw, misschien de nauwkeurigst re- ageerende barometer van handel en bedrijf, toont de laatste weken verbetering. Voor matige kosten kan nu een schip gebouwd worden, dat door grooter ladingscapaciteit en grooter snel heid, veel economischer zal zijn. Dit moet tot een groote opleving in den scheepsbouw lei den, zoodra de reeders vertrouwen krijgen, dat de internationale handel economisch nieuwe tonnage behoorlijk kan gebruiken. Door de op leving der staalindustrie en de plotselinge vraag naar groote hoeveelheden oud ijzer is het weer loonend geworden on-economische schepen te sloopen. De oorzaak van deze opleving in han del en bedrijf die zich ondanks alle onzeker heid tot den wereldhandel uitstrekt, moet lig gen in een betrekkel.%ken terugkeer van ver trouwen. Ook de verbetering der goederenprijzen in de landbouw- en metaalgroep ligt mede ten grondslag aan de gunstiger omstandigheden van den handel. Een merkwaardig voorbeeld van herstel le vert Australië. In twee jaar tijd is het land door rigoreuze bezuinigingen, enz. van den rand van het bankroet (deficit 1.300.000 pond) geko men tot een surplus van 3.547.000 pond, zoodat de belastingen met 7)4 millioen pond vermin derd worden. De financieele structuur van Nederland en Engeland schijnt spr. zoo gezond, dat wanneer het Amerikaansche experiment tot een finan cieele crisis zou leiden, dit den genoemden lan den geen schade zou doen. Toch zou een collaps in Amerika op het prijspeil een gevaarlijken invloed kunnen heb ben. De rede van den heer Balfour werd door de talrijke aanwezigen met zeer veel belangstel ling gevolgd. De bijeenkomst werd bijgewoond door den Britschen gezant, sir Herbert Montgomery, aen secretaris van de Britsche Legatie, Mr. Roberts, den heer Laming, Commercial Secretary, den heer Fentener van Vlissingen, voorzitter van de Internationale Kamer van Koophandel, dr. Hirschfeld, vertegenwoordiger van den Minister van Economische Zaken en door den Engel- schen Consul-generaal Robinson. De heer Gottfried Crone, voorzitter van de Kamer van Koophandel en mr. K. Jansma, spraken woorden van dank tot den spreker. A... is A een aapje?... Welneen, in het moderne Verkeers-A. B. C. is A: 'n Achtelooze automobilist. Vervolgens is A: Alcohol en daarna: Aanrijding. Daar werd dan ook, ten aanhoore van het heele volk, een eind aan de illusie gemaakt. Dit moch ten onze anti-parlementariërs van heden wel eens bedenken: hoe het parlement de reyolutie kan doen mislukken". „Ik kon niet langer wachten", zei de heer Schaper verder. „Bedenk u even, hoe Troel stra in zijn levensgeschiedenis over mij heeft geschreven inzake mijn houding op bepaalde momenten. In het vervolg van ons gesprek gaf de heer Schaper nog als zijn meening te kennen, dat 'men in zijn partij blijkbaar een onafhankelijk oordeel over zaken en personen en beginselen vreest, ook wat het tweede deel betreft, dat in menig opzicht nog meer urgent zal zijn, „en gevaarlijk voor hen, die de tactiek van sommige leiders volgen." „Toch zal ik", zei hij, „zij het dan ook met gematigdheid, mijn meening over den tegenwoordigen gang van zaken in de partij wel eens weergeven. De zaak van het socia lisme en van de democratie gaat mij boven alles. Juist in deze moeilijke tijden, met hun raadselachtige en pijnlijke gebeurtenissen ten Oosten van ons is het plicht zijn meening te zeggen en desnoods zijn waarschuwende stem te laten hooren. Ik heb de S. D. A. P. mede opgericht, bij haar geboorte heb ik stormen moeten trotseeren, ik laat de partij niet zon der meer sloopen door onbekwaamheid en ge brek aan moed". De interviewer deelde den heer Schaper mede, wat een man, die sinds zeer vele jaren sociaal democraat is, juist dezer dagen letterlijk had gezegd: „Ik ben en ik blijf lid van de partij, al was het maar uit oude getrouwheid maar het staat bij mij vast. dat zij rijp is voor scheuring en rijp om gelijkgeschakeld te wor den". Dat vond de heer Schaper wel een krasse uitlating, maar overigens wilde hij liever op het vervolg van zijn boek niet vooruitloopen en zijn meening over verschillende punten liever bewaren tot het tweede deel. Maar dat hij met zonder bezorgdheid is inzake bepaalde gebeur tenissen in zijn partij, bleek den interviewer duidelijk. Naar wij vernemen, heeft Mr. Waszink, burge meester van Roermond en oud-minister van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, wiens ern- stigen toestand wij Woensdag meldden, een on- rustigen nacht gehad. Heden is Mr. Waszink on der behandeling van een hartspecialist gesteld. Vergadering van belanghebbenden De indiening van het wetsontwerp tot in stelling van een „Verkeersfonds" heeft den A.N.W.B.-Toeristenbond voor Nederland, den B.B.N. (Bond van Bedrijfsautohouders in Ne derland) en den K.N.A.C. (Koninklijke Neder landsche Automobiel Club) aanleiding gegeven tot het uitschrijven van een openbare vergade ring, welke op een nader te bepalen datum te 's-Gravenhage zal worden gehouden en tot bij woning waarvan belanghebbenden op ruime schaal zullen worden uitgenoodigd. De bovengenoemde Verkeersbonden stellen zich op het standpunt, dat dit wetsontwerp van zoo ingrijpenden aard is voor ons verkeerswezen, het bedrijfsleven, den landbouw en de industrie, dat een bespreking van de strekking en de even- ïueele gevolgen van dit wetsontwerp zich niet dient te beperken tot de kringen dezer Bonden. Zij meenen, dat het geheele Nederlandsche volk een dusdanig groot direct of indirect belang heeft bij het motorvervoer, dat het noodzakelijk is, duidelijk en onomwonden de consequenties van het ingediende wetsontwerp aan belangheb benden voor oogen te stellen. Waar een dergelijke bespreking geheel ligt in de lijn der onlangs met medewerking der Verkeersbonden opgerichte Algemeene Neder landsche Verkeers Federatie, zal deze aan de bedoelde vergadering ook haar medewerking verleenen. T.z.t. zullen uitnoodigingen verzonden worden tot bijwoning van deze vergadering, welke ove rigens voor iederen belangstellende toegankelijk zal zijn. Heden geen avondvergadering De voorzitter zal aan de Tweede Kamer voor stellen de vergadering hedenavond niet voort te zetten. De twintigste jaarlij ksche algemeene vergade ring van de Vereeniging voor R. K. Meer Uit gebreid Lager Onderwijs wordt gehouden op Woensdag 27 Dec. a.s., in het Jaarbeursgebouw te Utrecht. Om half tien wordt in de kapel van de Eerw. Broeders van St. Joannes de Deo (Mariaplaats) een H. Mis opgedragen voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der Vereeniging. Om haif elf opening der vergadering. De agenda vermeldt o. tn.: Verslag secretaris en penningmeester. Bestuursverkiezing. De heer H. H. Mooren treedt volgens rooster af. Deze stelt zich herkiesbaar. De eerw. soeur Pauline bedankt als bestuurslid, terwijl door het overlijden van den eerw. br. Victricius z.g. eveneens een vaca ture is ontstaan. Ingekomen zijn de namen van de volgende candidaten: zr. Augustinus, Til burg; de heer Baake, Amersfoort; de heer Beek man, Den Haag; br. Lorenzo, Den Haag. Lezing: „Onderwijzer of Opvoeder" door den zeereerw. zeergel. 'heer dr. J. de Vreeze S.J., leeraar aan het College der Paters jezuïeten, Huize Katwijk, Den Haag. Voorts: ,,De godsdienstvakken bij de opleiding en het examen" door den zeereerw. heer W. R. de Jong, algemeen inspecteur van het R. K. Onderwijs in het Aartsbisdom Utrecht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5