Bij een zilveren jubileum
Louis M. Weterings
Onze Jubilaris Louis Weterings
Engelands economische positie
A
TARIEVEN SLOOPEN!
RUDT VSIÜG
DONDERDAG 14 DECEMBER
Een welbesteed jour
nalistiek leven
Technische Hoogeschool
Schaper over zijn boek
De gouden standaard was nooit
bestemd om te dienen voor
het overmaken der oor<-
logsbetalingen
Een rede van Balfour
Sir Arthur Balfour
Opleving
Oordeel wordt gevreesd
Mr. M. A. M. Waszink
Nog geen gunstige wending
Het verkeersfonds1
TWEEDE KAMER
R.K. MEER UITGEBREID L. O.
Morgen gedenkt de heer Louis M. We
terings zijn zilveren journalisten-
jubilé. Wegens den Adventstijd is de
viering uitgesteld tot de Januari-maand,
wanneer dagblad-directeuren, publicisten
en leden van corporaties uit de journalis
ten-wereld een gepasten weerklank zullen
geven aan de feestelijke stemming. Dat
Z. D. H. Mgr. M. P. J. Möllmann, vicaris-ge
neraal van het Bisdom Haarlem, een Mi
nister van Staat, een Minister in actieven
dienst, oud-Ministers en leden van de Eer
ste en Tweede Kamer, hooge kerkelijke
autoriteiten en aanzienlijke Katholieken uit
het geheele land in een eere-comité zitting
namen, om luister aan den feestdag te ge
ven, bewijst de beteekenis van dezen Jubi
laris voor Kerk en Maatschappij.
Want sedert hij de roeping volgde, wel
ke in zijn aanleg lag, aangemoedigd door
den klassieken Rector van het Amsterdam-
sche Jezuïetengymnasium dr. R. van Op-
penraay S.J. wiens paedagogische kijk de
karakters en talenten onder zijn leerlingen
bijzonder wist te leiden, heeft de heer We
terings contact gekregen met alle geledin
gen der samenleving. Als raadsverslagge-
ver in de bedrijvige hoofdstad leerae hij
quaesties en menschen aanvoelen en bere
deneeren, als redacteur van een groot dag
blad, later als hoofdredacteur van een dag
blad in N.-Brabant het bedrijf meester
worden, dat zijn natuurlijke voorbereiding
werd voor de hooge functies, thans door
hem bekleed.
Terwijl hij zijn blad, de „Nieuwe Haar-
lemsche Courant", als een model van
een gewestelijke courant redigeerde, wis
ten zijn collega's van andere bladen hem
te vinden voor allerlei adviezen, hielp hij
de tegenwoordige kringvorming in de R K.
Journalisten-vereeniging voort, werd hij in
de Commissie-prof. Blom door den Ned.
Journalistenkring gehaald voor de mede
zeggenschap in het dagbladbedrijf, en in
de commissie-Belinfante vor de concen
tratie in het dagbladwezen, en leidde vele
jaren als voorzitter de Haarlemsche Jour
nalisten-vereeniging, wier eere-voorzitter
hij nóg is. Want zijn scherpzinnig en eerlijk
oordeel, zijn milde humaniteit, zijn aan
moediging van jongere kunstenaars, litte
ratoren en journalisten waren de natuur
lijke introducties tot de sympathieën, welke
thans prijs stellen op zijn jubel-viering.
Het zou een afzonderlijke kroniek vor
deren der ontwikkeling van een karakter
en de reactie op soms gecompliceerde en
niet altijd gemakkelijke feiten, om het ge
leidelijk overgaan van den journalist in
den journalist-dagblad-directeur bij te hou
den. Maar in deze uiteenloopende zorgen en
bemoeiingen moeten wij relief geven aan de
erkentelijkheid, die zich de Jubilaris in het
bijzonder verwierf jegens „De Tijd".
Nu de katholieke journalistiek in de
hoofdstad des lands op weg is het ideaal te
bereiken, waarnaar in alle kringen en klas
sen van geloofsgenooten verlangend is
uitgezien, dan is deze heerlijke toe
stand zeker niet het minste te danken
aan het moedige initiatief van den
directeur-hoofdredacteur der „Spaarne-
stad", die immers op een beslissend oogen-
blik ingreep teneinde den roemloozen on
dergang van het oude katholieke hoofd
orgaan „De Tijd" te voorkomen. Het is een
openbaar geheim, dat de geste der
groote uitgeverij, die „De Tijd" voor het
katholieke volk behield en die „De Amstel-
bode" hervormde tot het groote volksblad
„De Nieuwe Dag", haar grooten pleitbezor
ger heeft gevonden in den heer Weterings,
die, gesteund door een krachtig idealisme,
de vele zakelijke bedenkingen wist te over
winnen en de mogelijkheid aantoonde van
wat een steeds schoonere werkelijkheid zou
worden. Hij behield voor de Nederlandsche
katholieken een cultuurgoed, waaraan zij,
blijkens hun vele betuigingen van leedwe
zen bij de geruchten eener aanstaande ver
dwijning. blijkens hun talrijke gelukwen-
schen en vreugdeuitingen bij de verzeke
ring des voortbestaans, blijkens hun stij
gende belangstelling voor het behoudene,
zeer bijzonder waren gehecht.
De goede behoudszin, door deze geste aan
den dag gelegd, teekent volkomen het ka
rakter van den man, die inmiddels zoo wei
nig conservatief is, dat mede door zijn toe
doen en onder zijn beheer, de uitgeverij
„De Spaarnestad" met snelle sprongen
vorderde tot het model van een geheel mo
dern ingericht grootbedrijf. Deze zelfde be
houdszin tegenover het cultureel waarde
volle had de heer Weterings immers ook
getoond in zijn actie voor het voortbestaan
van een geïllustreerd katholiek familieblad,
dat hij een tijdlang persoonlijk ondei zijn
leidirife nam. Dezelfde behoudszin sprak uit
zijn intense bemoeiingen ten gunste van
de goede volkslectuur in tijdschrift, boek
en blad, uit zijn grooten ijver voor de op
lossing van de zedelijke vraagstukken, aan
de orde gesteld door de film, uit zijn on-
vermoeibaren arbeid voor de katholieke
pers in hoofdstad en provincie.
Het eigenlijke voorwerp van dezen gezon
den en edelen behoudszin is op de allereer
ste plaats de zuiverheid van het katholieke
volksgeweten.
Nu hij mag terugzien op een vijf-en
twintig-jarige arbeidzaamheid als katho
liek publicist, die- gewerkt heeft in verschil
lende steden des lands, en die als geen
ander het journalistieke „vak" leerde ken
nen in alle geledingen en onderdeelen, ver
dient de heer Weterings niet alleen een
warme hulde, doch tevens een groote er
kentelijkheid. Hij heeft meegewerkt aan
den opbouw door zijn groote waakzaamheid
vooral over de fundamenten van het ka
tholieke leven in de maatschappij. Gaarne
gaat hij in zijn artikelen terug naar de
grondbeginselen onzer levensbeschouwin
gen, teneinde zijn inzicht in actueele vraag
stukken zoo stevig mogelijk te baseeren. De
overtuigingskracht van zijn stijl, en van
zijn gansche persoonlijkheid, ligt vooral
bij die gedurige zekerheid, welke hij zijn
lezers geeft, dat men met hem op veilig
terrein is. Hij verantwoordt zijn meening
en wanneer zijn ambt hem dwingt, die
meening scherp te stellen en te verdedigen
tegenover andermans inzicht, vindt hij
steeds weer zijn polemische kracht in de
logica, waarmee hij verwijst naar de grond
beginselen van de katholieke levensopvat
ting.
In zijn schrijfwijze kenmerkt de heer We
terings zich als een eenvoudig man. Hij
houdt niet van weidsche gebaren en zeker
niet van holle woorden, hij houdt ervan de
dingen zoo simpel mogelijk te noemen bij
hun gewonen naam. Ingewikkelde vraag
stukken verheldert hij voor zijn vele lezers
door het volgen zijner gebruikelijke metho
de: hij toont in simpele taal de gronden
eener mogelijke oplossing. Daarbij richt hij
zich tot het fijnste onderdeel van het ka
tholieke bewustzijn: het geweten. Dit ge
weten is het individueel eigendom van
ieder mensch, maar er is ook het volksge
weten, dat de daden van de menigte be-
heerscht. De heer Weterings, die nooit ge
zocht heeft, een eclectische beroemdheid
te verwerven, houdt met dit breede volks
geweten altijd rekening. Hij kent er het
volle belang van. Hij weet welke gevaren
ons dreigen, wanneer het besmet wordt
door de massale inwerking van het kwaad.
Vandaar zijn strijd tegen de prikkellectuur,
tegen de wufte illustratie, tegen de zede-
looze film. Maar eenvoudig logisch van
inzicht als hij is, begreep de heer Weterings
van het begin af aan, dat een geweten niet
wordt opgevoed, versterkt en gezuiverd door
louter negativisme. Hij streefde altijd naar
ae positieve daad. De plaats, die ingenomen
werd door het kwade, trachtte hij steeds te
veroveren voor het goede.
Er zal voor de werkers van de Vereenigde
Katholieke Pers nog gelegenheid komen,
hun gevoelens van erkentelijkheid en waar
deering jegens den jubilaris uit te drukken,
maar ook in deze kolommen een hartelijk
ad muitos annos!
Louis M. Weterings werd op 1 October
1884 te Utrecht geboren.
Hij volgde de humaniora aan 't St. Ig-
natiuscollege der E.E. Paters Jezuïeten te
Amsterdam een school, waaruit zoovelen
zijn voortgekomen, die thans ons katholieke
volk leiden en voorlichten en onder
scheidde. zich met zijn broer J. Weterings,
den lateren al te vroeg ontslapen conrector
der R. K. Leergangen te Tilburg, door een
bijzondere intelligentie: het was den jongen,
leergierigen gymnasiast een lust te mogen
studeeren onder leiding van den onverge-
telijken rector Dr. van Oppenraay; het
moeten daar voor den gymnasiast heerlijke
studie-jaren geweest zijn, toen zijn jonge
geest genoot van de vele Vergiliaansche,
Horatiaansche, Homerische en Sophokleïsche
schoonheden; thans nog, wanneer hij aan
dat mooie jeugdverleden terugdenkt wel
licht met heimwee daarnaar terugdroomt
geraakt hij in vuur en wordt hij de ge
zellige causeur.als zoo vaak.
Na den gymnasiumtijd stonden verschil
lende studierichtingen voor hem open,
maar hij had zijn hart aan de journalistiek
verpand: journalist wilde hij zijn met hart
en ziel, journalist en niets anders.
Moe RKERfc
Toen kwam, op een gelukkig moment
op een moment, dat beslissend zou zijn
voor heel dit leven tot stand het con
tact met den onstuimigen Rector Thomp
son, hoofdredacteur van „De Maasbode"
met den man, die op te zweepen, te be
geesteren wist; op 15 December 1908 werd
de heer Weterings benoemd tot Amster-
damsch redacteur van „De Maasbode".
Het was daar in Amsterdam voor „De
Maasbode" geen gemakkelijke tijd; noemde
men aan de Beurs den naam van dit blad,
dan kon men de vraag verwachten, of dat
„die krant uit Maastricht" was!
Maar de heer Weterings sloeg er zich
doorheen, schreef met ongelooflijke energie
raadsoverzichten, kunstbeschouwingen en
alle mogelijke andere van helderen geest
getuigende, puntige artikelen, welke den
Amsterdammer maar interesseeren kon
den; „De Maasbode" kreeg naam in Am
sterdam, te méér, doordat de krant per
1 Januari 1909 met ochtendblad verscheen.
Moeilijk was het Amsterdamsche werk,
onontgonnen was er het terrein voor een
Rotterdamsch blad met ochtend- en avond
editie, maar de heer Weterings had succes,
zóó, dat de directie van de krant hem ook
verzocht om artikelen van meer algemee-
nen aard, vooral ('t was intusschen oor
logstijd geworden) op economisch gebied.
Zijn reputatie als wereldstad- en groot-
blad-journalist deed hem gemakkelijk
voor de intellectueele leidersfunctie in aan
merking komen, toen in Tilburg, heel
grootsch opgezet, het „Nieuwsblad voor het
Zuiden" werd opgericht; van 1 Januari
1917 tot 1 Maart 1919 vervulde de heer
Weterings hier het hoofdredacteurschap;
het toenmalige Zuiden bleek echter een zoo
groot opgezet dagblad niet te kunnen ab-
sorbeeren; het blad bleef, zij het in veel
bescheidener omvang en beteekenis, be
staan, maar de heer Weterings toog weer
naar zijn Noorden om er als hoofdredac
teur van de „Nieuwe Haarlemsche Cou
rant" een nieuwe rol te gaan spelen.
Hier heeft zich de journalist Weterings
uitgeleefd en zag hij zich tot steeds hoo-
gere functies geroepen; op 30 Mei 1928
werd hij benoemd tot directeur-hoofd
redacteur van „De Spaarnestad", wat be-
teekent, dat hem de directe of indirecte in
tellectueele leiding (de „eindredactie", zou
men in de anti-revolutionnaire wereld
zeggen) van alle Spaarnestad-organen,
dagbladen en periodieken werd toever
trouwd.
In 1931-'32 werd zijn arbeidsveld nog wij
der uitgestrekt, doordat in genoemd jaar
de „Vereenigde Katholieke Pers" tot stand
kwam met haar zes katholieke bladen ..De
Tijd", „Het Centrum", „De Nieuwe Dag",
de „Nieuwe Haarlemsche Courant", het
„Noord-Hollandsch Dagblad" en het „Dag
blad voor Arnhem".
Ondanks deze journalistieke veelheid
blijft de belangstelling van den heer Wete
ring op ieder deel en onderdeel van het
journalistieke bedrijf gericht en vindj; hij
zelfs nog tijd om de lezers geregeld voor
te lichten in ethische, godsdienstige, so
ciale en vele andere vraagstukken, en dat
alles met een rust en bezonkenheid, welke
men in een iedere minuut door de be-
drijfspraktijk geplaagden directeur niet
veronderstellen zou.
Deze intellectueele vitaliteit doet ons
ofschoon we nog maar aan den vooravond
van dit jubileum staan alweer met
vol vertrouwen stevenen naarhet
volgend jubileum!
DELFT, 14 Dec. Geslaagd voor het candi-
daatsexamen voor werktuigkundig ingenieur:
W. A. Goselings, geb. te Meester Cornelis.
Verdediging tegen soc.-dem.
critiek
Zooals men weet, heeft de heer J. H. Schaper,
de bekende veteraan van de sociaal-democrati
sche beweging in ons land, lid en eerste onder
voorzitter van de Tweede Kamer, onlangs het
eerste deel van zijn boek met herinneringen ge
publiceerd.
In „Het Volk" is over dat boek een zeer
scherp artikel verschenen, vol verwijter aan
Schaper's adres, in hoofdzaak het feit betref
fend, dat hij een niet malsche critiek op
Troelstra heeft geoefend. De schrijver van dat
artikel was Troelstra's oud-secretaris, dr H. B.
Wiardi Beeckman.
De ..Avondpost" heeft over deze zaak een
interview gehad met den heer Schaper, die
allereerst opmerkte, dat de socialistische pers
hem niet om een antwoord op de op hem uit
gevoerde critiek gevraagd heeft.
Minder goed gezind
„Maar," aldus de heer Schaper, „zij kan mij
blijkbaar niet vinden; trouwens, vrijwel de
geheele sociaal-democratische pers is gelijkge
schakeld".
„Het is geen prettig artikel voor u, dat
van den heer Beeckman".
„Neen. Eerlijk gezegd had ik een weinig-
enthousiaste beoordeeling van mijn boek wel
verwacht, maar zoo grof en zoo hatelijk had
ik mij die toch niet voorgesteld. Ik gevoel,
dat het klaarblijkelijk de bedoeling is ge
weest om mij te kwetsen. Hier is trouwens
niet alleen de heer Wiardi Beekman aan het
woord; hij is door de verantwoordelijke re
dactie op mij losgelaten, zooals vroeger Duys
wel eens in de Kamer op mij losgelaten is,
toen ik er een afwijkende en onafhankelijke
meening uitte."
„Maar", zeide de interviewer „waarom
zou de redactie van de Arbeiderspers u minder
goed gezind zijn?"
„Och, op het jongste congres heb ik haar
openlijk gecritiseerd over de wijze, waarop zij
in verschillende gevallen haar taak opvatte, o.a.
wat de bestrijding van artikelen van prof.
Goudriaan en prof. Bonger betreft. Ook is men
misschien gebeten op mij, omdat ik in de Rid
derzaal ben geweest bij de opening der Staten-
Generaal."
„Uw aanwezigheid daar was een sym
pathieke daad".
„Ik heb geen enkele reden om onaan
genaam te zijn jegens de Koningin. Boven
dien ben ik onder-voorzitter van de Tweede
Kamer. De Koningin, die mij meer dan eens
ontving, is voor mij altijd zeer hoffelijk ge
weest. Ik herinner mij dat ik eens bij haar
was geroepen; zij was toen aan de rechter
hand gewond en droeg die in een doek. maar
toen ik binnenkwam, stond zij op, liep mij
bijna tot de deur tegemoet, reikte mij de
linkerhand en begroette mij hartelijk. Ik heb
geen reden om weg te blijven uit de Ridder
zaal".
Waarom critiek
De interviewende redacteur vroeg voorts naar
de bedoeling van Schaper's critiek op Troelstra.
Daarop antwoorde de heer Schaper:
..Het tegenwoordige en het opgroeiende ge
slacht, dat toch al onder den invloed is van
onze gevaarlijke tijden, waarin van twee zijden
met revolutie wordt gedreigd, heeft juist daarom
hoog noodig een blik te slaan op het jongste
verleden.
Het heeft er. in zijn eigen belang, behoefte
aan om te leeren. hoe soms revoluties worden
voorbereid en in elkaar gezet. Het kan dan zien.
hoe ondoordachtheid en gebrek aan werkelijk
heidsbesef een beweging kunnen veroorzaken,
die noodlottig moet worden voor volk en land.
voor iedereen, bovenal voor de arbeiders zélf.
Men beseffe wél, dat in November 1918.
ondanks de nuchtere feiten, en ondanks den
werkelijkheidszin van velen (waarender een
Oudegeest, die steeds in zulke momenten zijn
koelbloedigheid heeft bewaard, waaronder ook
Vliegen en Albardal een half dozijn personen
toch nog de revolutie wilde doorzetten, hetgeen
tot schromelijke gevolgen had kunnen leiden.
Wie zal de ellende schetsen, die daarvan had
kunnen komen? Deze les heeft bet arbeidende
volk noodig te weten en daarom heb ik ge
schreven".
„In het parlement is van die rpvolutie-
beweging anders niet veel overgebleven
„Precies, juist het parlement bracht
klaarheid en oplossing", zei de heer Schaper.
„Daar waren degelijke redeneering en rustige
beproeving noodig. Daar had men met bekwame
tegenstanders te doen. Daar had men aan
fanfares en wilde toejuichingen niet genoeg.
In het Koloniaal Museum te Amsterdam
sprak Sir Arthur Balfour, Bart, Dinsdag voor
de leden van het Genootschap NederlandEnge
land, de Maatschappij voor Nijverheid en Han
del en de Vereeniging „Hou en Trouw" een rede
uit over „Economische Veranderingen in Groot-
Brittanië."
De spreker werd ingeleid door den heer Crone,
voorzitter van de Kamer van Koophandel te
Amsterdam.
Spr. begon met een overzicht te geven van
de economische ontwikkeling van Engeland in
verhouding tot de andere landen vóór en tij
dens den oorlog. Betreffende den toestand kort
na den oorlog gaf spr. een overzicht aan de
hand van cijfers.
De wereldstatistiek van import en export leert
ons thans aldus spreker dat het totaalbe
drag van deze beide in 1929 bedroeg rond 39
milliard pond, in 1932 een kleine 28 milliard
pond. De wereldhandel had in 1932 dns nog
slechts de waarde van 38"/n van die van 1929.
Engelands aandeel daarin bedroeg 15,3°/o, van
Nederland 3,1"/». De wereldhandel viel tusschen
1929 en 1932 naar de geldswaarde gemeten, te
rug van 100 op 53, naar de hoeveelheid geme
ten, in dezelfde periode van 100 op 73,5.
Op het oogenblik dat Engeland in 1914 aan
den oorlog deelnam, bedroeg zijn nationale
schuld 657 millioen pond, zijn nationaal inko
men 200 millioen pond, zijn plaatselijke belas
tingen, die een directen druk oefenden op de
kosten der productie, bedroegen 70 millioen
pond. In 1918 bedroeg Engelands schuld 5 mil-
liard 871 millioen pond, sindsdien is deze nog
met een kleine twee milliard pond toegenomen.
Het nationale inkomen schommelt om de 800
millioen pond, de plaatselijke belastingen zijn
gerezen tot 157)4 millioen pond.
In tegenstelling tot de jaren voor den oorlog,
toen Engeland beschikte over een handelsbalans
met een actief saldo van 100 a 200 millioen
pond, vertoonde de balans in 1931 een passief
van 104 millioen. Engeland is na herhaalde
waarschuwingen gedwongen gewegst zijn tradi-
tioneele vrijhandelspolitiek op te geven.
Ook in de scheepsbouwindustrie zullen derge
lijke maatregelen tegenover de bescherming van
den buitenlandschen scheepsbouw niet uit kun
nen blijven.
De invoering van tarieven heeft in Engeland
trapsgewijs plaatsgevonden. Spr. gaf hiervan een
overzicht; meh wil komen tot drie klassen van
invoerrechten. De eerste, met de hoogste rech
ten toe te passen op landen, die bij voortduring
weigeren om aan Engelands nijverheid een re
delijke kans voor import te geven: de tweede,
met aanzienlijk lager rechten voor landen, waar
mede redelijke handelsverdragen tot stand zou
den zijn te brengen en die geneigd zijn weder-
keerige voorrechten toe te staan. Spr. is ervan
overtuigd, dat Nederland tot deze groep zou
behooren; de derde, Engeland zijn dominions
en koloniën, welkegroep ten doel heeft om
ieder deel van het Empire zooveel mogelijk in
staat te stellen zich toe te leggen op die tak
ken van nijverheid of landbouw, waarvoor het
't meest geschikt is. Spr. zou hier een vierde
klasse aan toe willen voegen voor landen, die
elkaar wederkeerig een volledigen vrijhandel
willen aanbieden, maar natuurlijk rijst daarbij
de moeilijke kwestie van „het land van oor
sprong".
Spr. geeft als zijn meening te kennen, dat
de tarieven weer naar beneden moeten, wil men
tot een oplossing van de crisis komen.
De clausule der meestbegunstiging kon dan
opnieuw de standaardformule worden voor alle
handelsverdragen. Wil de handel bloeien, dan
behoort hij internationaal te zijn met zoo min
mogelijk belemeringen. De bevolking der aarde
behoort in de richting van den vrijhandel te
worden opgevoed. Spr. denkt dat het Engeland
en Nederland door hun lange vriendschap ten-
Slotte niet moeilijk zal vallen, middelen te vin
den om tusschen hen beiden de handelsmoei
lijkheden uit den weg te ruimen.
Uitvoerig bespreekt spr. vervolgens het los
laten van den Gouden Standaard door Enge
land. Het is spr.'s overtuiging dat de Gouden
Standaard, mits goed toegepast, de beste tot nu
toe uitgedachte standaard is voor internatio
nalen handel. Nederland heeft blijk gegeven
ook die meening te zijn toegedaan. Het is dan
ook niet de Gouden Standaard, die ten opziente
van ons tekort is geschoten, maar omge
keerd. De Gouden Standaard was nooit be
stemd om te dienen bij het overmaken van
oorlogsschulden, die grooter in omvang waren
dan de wereldgoudvoorraad en vanzelfsprekend
was hij daartegen niet bestand. De verscher
ping van de onjuiste verdeeling van den goud
voorraad door Amerika moet noodzakelijkerwijs
de algemeene wederinvoering van den Gouden
Standaard voor onbepaalden tüd vertragen.
Het is voortreffelijk, dat Frankrijk, Neder
land en Zwitserland hardnekkig aan het goud
vasthouden, zoodat er een kern overblijft, waar
toe de andere landen kunnen terugkeeren. De
sombere voorspellingen van vele economen, toen
Engeland den Gouden Standaard verliet, zijn
niet vervuld.
Ondanks de twee millioen werkloozen van het
oogenblik, vinden er veel meer menschen werk
in de industrie dan in eenigen vroegeren tijd.
Echter waren Engelands fundamenten takken
van bedrijf, als katoen, wol, ijzer en staal, ma-
chinefabricage en scheepsbouw er, tot de recen
te opleving, zeer slecht aan toe. Deze opleving,
begonnen in het begin van dit jaar, heeft zich
gaandeweg verder uitgestrekt, zoodat er op het
oogenblik 600.000 minder werkloozen ingeschre
ven zijn dan aan het begin van dit jaar. Zelfs
de scheepsbouw, misschien de nauwkeurigst re-
ageerende barometer van handel en bedrijf,
toont de laatste weken verbetering. Voor matige
kosten kan nu een schip gebouwd worden, dat
door grooter ladingscapaciteit en grooter snel
heid, veel economischer zal zijn. Dit moet tot
een groote opleving in den scheepsbouw lei
den, zoodra de reeders vertrouwen krijgen, dat
de internationale handel economisch nieuwe
tonnage behoorlijk kan gebruiken. Door de op
leving der staalindustrie en de plotselinge vraag
naar groote hoeveelheden oud ijzer is het weer
loonend geworden on-economische schepen te
sloopen. De oorzaak van deze opleving in han
del en bedrijf die zich ondanks alle onzeker
heid tot den wereldhandel uitstrekt, moet lig
gen in een betrekkel.%ken terugkeer van ver
trouwen.
Ook de verbetering der goederenprijzen in
de landbouw- en metaalgroep ligt mede ten
grondslag aan de gunstiger omstandigheden
van den handel.
Een merkwaardig voorbeeld van herstel le
vert Australië. In twee jaar tijd is het land door
rigoreuze bezuinigingen, enz. van den rand
van het bankroet (deficit 1.300.000 pond) geko
men tot een surplus van 3.547.000 pond, zoodat
de belastingen met 7)4 millioen pond vermin
derd worden.
De financieele structuur van Nederland en
Engeland schijnt spr. zoo gezond, dat wanneer
het Amerikaansche experiment tot een finan
cieele crisis zou leiden, dit den genoemden lan
den geen schade zou doen.
Toch zou een collaps in Amerika op het
prijspeil een gevaarlijken invloed kunnen heb
ben.
De rede van den heer Balfour werd door de
talrijke aanwezigen met zeer veel belangstel
ling gevolgd.
De bijeenkomst werd bijgewoond door den
Britschen gezant, sir Herbert Montgomery, aen
secretaris van de Britsche Legatie, Mr. Roberts,
den heer Laming, Commercial Secretary, den
heer Fentener van Vlissingen, voorzitter van de
Internationale Kamer van Koophandel, dr.
Hirschfeld, vertegenwoordiger van den Minister
van Economische Zaken en door den Engel-
schen Consul-generaal Robinson.
De heer Gottfried Crone, voorzitter van de
Kamer van Koophandel en mr. K. Jansma,
spraken woorden van dank tot den spreker.
A... is A een aapje?...
Welneen, in het moderne
Verkeers-A. B. C. is A:
'n Achtelooze automobilist.
Vervolgens is A: Alcohol
en daarna: Aanrijding.
Daar werd dan ook, ten aanhoore van het heele
volk, een eind aan de illusie gemaakt. Dit moch
ten onze anti-parlementariërs van heden wel
eens bedenken: hoe het parlement de reyolutie
kan doen mislukken".
„Ik kon niet langer wachten", zei de
heer Schaper verder. „Bedenk u even, hoe Troel
stra in zijn levensgeschiedenis over mij heeft
geschreven inzake mijn houding op bepaalde
momenten.
In het vervolg van ons gesprek gaf de heer
Schaper nog als zijn meening te kennen, dat
'men in zijn partij blijkbaar een onafhankelijk
oordeel over zaken en personen en beginselen
vreest, ook wat het tweede deel betreft, dat
in menig opzicht nog meer urgent zal zijn,
„en gevaarlijk voor hen, die de tactiek van
sommige leiders volgen."
„Toch zal ik", zei hij, „zij het dan ook
met gematigdheid, mijn meening over den
tegenwoordigen gang van zaken in de partij
wel eens weergeven. De zaak van het socia
lisme en van de democratie gaat mij boven
alles. Juist in deze moeilijke tijden, met hun
raadselachtige en pijnlijke gebeurtenissen ten
Oosten van ons is het plicht zijn meening
te zeggen en desnoods zijn waarschuwende
stem te laten hooren. Ik heb de S. D. A. P. mede
opgericht, bij haar geboorte heb ik stormen
moeten trotseeren, ik laat de partij niet zon
der meer sloopen door onbekwaamheid en ge
brek aan moed".
De interviewer deelde den heer Schaper mede,
wat een man, die sinds zeer vele jaren sociaal
democraat is, juist dezer dagen letterlijk had
gezegd: „Ik ben en ik blijf lid van de partij,
al was het maar uit oude getrouwheid maar
het staat bij mij vast. dat zij rijp is voor
scheuring en rijp om gelijkgeschakeld te wor
den". Dat vond de heer Schaper wel een krasse
uitlating, maar overigens wilde hij liever op
het vervolg van zijn boek niet vooruitloopen en
zijn meening over verschillende punten liever
bewaren tot het tweede deel. Maar dat hij met
zonder bezorgdheid is inzake bepaalde gebeur
tenissen in zijn partij, bleek den interviewer
duidelijk.
Naar wij vernemen, heeft Mr. Waszink, burge
meester van Roermond en oud-minister van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen, wiens ern-
stigen toestand wij Woensdag meldden, een on-
rustigen nacht gehad. Heden is Mr. Waszink on
der behandeling van een hartspecialist gesteld.
Vergadering van belanghebbenden
De indiening van het wetsontwerp tot in
stelling van een „Verkeersfonds" heeft den
A.N.W.B.-Toeristenbond voor Nederland, den
B.B.N. (Bond van Bedrijfsautohouders in Ne
derland) en den K.N.A.C. (Koninklijke Neder
landsche Automobiel Club) aanleiding gegeven
tot het uitschrijven van een openbare vergade
ring, welke op een nader te bepalen datum te
's-Gravenhage zal worden gehouden en tot bij
woning waarvan belanghebbenden op ruime
schaal zullen worden uitgenoodigd.
De bovengenoemde Verkeersbonden stellen zich
op het standpunt, dat dit wetsontwerp van zoo
ingrijpenden aard is voor ons verkeerswezen, het
bedrijfsleven, den landbouw en de industrie, dat
een bespreking van de strekking en de even-
ïueele gevolgen van dit wetsontwerp zich niet
dient te beperken tot de kringen dezer Bonden.
Zij meenen, dat het geheele Nederlandsche volk
een dusdanig groot direct of indirect belang
heeft bij het motorvervoer, dat het noodzakelijk
is, duidelijk en onomwonden de consequenties
van het ingediende wetsontwerp aan belangheb
benden voor oogen te stellen.
Waar een dergelijke bespreking geheel ligt
in de lijn der onlangs met medewerking der
Verkeersbonden opgerichte Algemeene Neder
landsche Verkeers Federatie, zal deze aan de
bedoelde vergadering ook haar medewerking
verleenen.
T.z.t. zullen uitnoodigingen verzonden worden
tot bijwoning van deze vergadering, welke ove
rigens voor iederen belangstellende toegankelijk
zal zijn.
Heden geen avondvergadering
De voorzitter zal aan de Tweede Kamer voor
stellen de vergadering hedenavond niet voort
te zetten.
De twintigste jaarlij ksche algemeene vergade
ring van de Vereeniging voor R. K. Meer Uit
gebreid Lager Onderwijs wordt gehouden op
Woensdag 27 Dec. a.s., in het Jaarbeursgebouw
te Utrecht.
Om half tien wordt in de kapel van de Eerw.
Broeders van St. Joannes de Deo (Mariaplaats)
een H. Mis opgedragen voor het geestelijk en
tijdelijk welzijn der Vereeniging.
Om haif elf opening der vergadering. De
agenda vermeldt o. tn.: Verslag secretaris en
penningmeester. Bestuursverkiezing. De heer H.
H. Mooren treedt volgens rooster af. Deze stelt
zich herkiesbaar. De eerw. soeur Pauline bedankt
als bestuurslid, terwijl door het overlijden van
den eerw. br. Victricius z.g. eveneens een vaca
ture is ontstaan. Ingekomen zijn de namen van
de volgende candidaten: zr. Augustinus, Til
burg; de heer Baake, Amersfoort; de heer Beek
man, Den Haag; br. Lorenzo, Den Haag.
Lezing: „Onderwijzer of Opvoeder" door den
zeereerw. zeergel. 'heer dr. J. de Vreeze S.J.,
leeraar aan het College der Paters jezuïeten,
Huize Katwijk, Den Haag.
Voorts: ,,De godsdienstvakken bij de opleiding
en het examen" door den zeereerw. heer W. R.
de Jong, algemeen inspecteur van het R. K.
Onderwijs in het Aartsbisdom Utrecht.