UITVERKOCHT!
Prikkeldraad
In vier dagen naar Indië
Pelikaan" vestigt nieuw record
IPBKÉlMllIM Volbracht
HOTEL ATLANTA
Handelspolitieke
her-oriënteering
VOOR DE KERSTDAGEN
Om de sensatie?
Van de honderd uren waren
bemanning en vliegtuig er
vijfenzeventig in de
lucht
Pracht prestatie
Zij moet en zal mogelijk zijn
VRIJDAG 22 DECEMBER
Recht de leidraad
BRUSSEL
BOEKT THANS VOOR HET
NIEUWJAARS-RÉVEILLON!
Onze mijnindustrie
Audiëntie
Smirnoff
HOE MEN NAAR INDIË VLIEGT
De geweldige prestatie van Smirnoff c.s. brengt de Indië-vluchten in 't brandpunt van belangstelling
Eere wien eere toekomt
N Ifissii'
en van Indië kan men nog zeer vreemdsoortige
opmerkingen vernemen. Daarom heeft de K.L.
M. het denkbeeld gehad eens een zeer nauw
keurige teekening te laten vervaardigen van
een Indië-vaarder (Fokker F XVIII), waarvan
wij hier de verklarende tekst geven. Wij zien
hier de reizigers in de ruime kajuit, languit op
hun ligstoelen, of rechtop een boek lezend, of
uitkijkend. De gezagvoerder controleert zijn be
stek op de kaartentafel, de radiotelegrafist zit
aan het draadlooze zend- en ontvangstation. De
tweede vlieger is op wacht, de werktuigkundige
staat in zijn tweede functie, die van steward,
bij de provisiekast. Want onderweg worden
koude en warme dranken en een eenvoudige
maaltijd opgediend.
In het ruim voor en achter liggen de post
zakken opgestapeld. Overjassen hangen in een
kast achter het toilet. De koffers van de reizi
gers en bemanning zijn in de kajuit onder en
achter de stoelen geplaatst.
Zoo reist men snel en geriefelijk, 's Middags
komt men aan op het eindstation van de dag
etappe, waar kamers in een behoorlijk hotel zijn
besproken en het avondeten wacht.
Geen geweld aan dit begrip gedaan
Aan de Memorie van Antwoord aan de Eer
ste Kamer inzake de tijdelijke korting op de
Indische pensioenen wordt het volgende ont
leend:
Erkennend, dat het „recht" de leidraad moet
zijn voor de handelingen van den wetgever,
vermag de minister nochtans niet in te zien,
dat door het ontwerp aan dit begrip geweld
zou worden aangedaan.
De voor het door sommige leden gedeeld
standpunt van de professoren Aalberse en Klein-
tjens aangevoerde gronden acht de minister
niet houdbaar, evenmin als de door eenige an
dere leden aangehangen meening, dat art. 177
der grondwet zich tegen korting op pensioen
zou verzetten. De geschiedenis van dit artikel
wijst duidelijk uit, dat het op de gewone
Staatsschulden betrekking heeft.
Dat bij de pensioenverhooging in 1920 het
bestaan van moreele gronden voor deze verbe
ter: |g van de, door de levensduurte in het ge
drang gekomen, positie van de gepensionneer-
den van regeeringswege zou zijn ontkend, moet
de minister betwisten. De maatregel zelf bewijst
het tegendeel en doet juist uitkomen, dat de
Overheid tegenover haar gewezen dienaren niet
onder alle omstandigheden dezelfde verplich
tingen nakomt als tegenover de houders van
haar schuldbrieven. Van het aamleggen van
een nieuw criterium is thans in het geheel
geen sprake-
Door vrijstelling van de pensioenen beneden
1000 's jaars zou het op den pensioenlast te
besparen bedrag niet kunnen worden bereikt
zonder een onredelijk zware aantasting van
de hoogere pensioenen.
De onderstelling, dat zich een vrij groot aan
tal gewezen Indische ambtenaren met hooge
pensioenen in het buitenland gevestigd hebben,
wordt door de den minister ter beschikking
staande gegevens niet bevestigd.
Wat betreft de berekening van de korting
over pensioenen, welke met een zg. „smarte-
geld" zijn verhoogd, laat de formuleering van
art. 3 van het ontwerp, naar het oordeel van
den minister, geen twijfel aangaande de juist
heid van de meening, dat het smartegeld ge
heel buiten beschouwing dient te blijven, zoo
dat dit gedeelte- van het pensioen, bij vergelij
king van de pensioenen van vóór en na 1920,
niet voor correctie in aanmerking kan komen.
Ongunstige cijfers over November
Blijkens de zoo juist verschenen officieele
cijfers bedroeg de totale netto productie der
gezamenlijke steenkolenmijnen over Novemt>er:
1.047.110.459 ton steenkolen.
Het aantal werkdagen, waarop het bedrijf
gedurende de maand November regelmatig
werd uitgeoefend bedroeg op de onderschei
dene Staatsmijnen 25 (Stm. Wilhelmina 23),
Domaniale Mijn 23, Mijnen Laura en Vereeni-
ging 19, Oranje Nassau Mijnen I en II 19,
Oranje Nassau Mijnen III en IV 20 Mijnen
Willem-Sophia 21.
Het totaal aantal arbeiders bedroeg op 1
December: ondergronds 22.242 en bovengronds
10.711, totaal 32.953 man.
Deze cijfers wijzen opnieuw op eene verslech
tering van de positie onzer nationale mijnin
dustrie. Immers, de productie bleef ten aanzien
van dezelfde maand in 1932, toen zij 1.114.405.08
ton bedroeg, ruim 70.000 ton ten achter, het
aantal mijnwerkers, dat op 1 November van dit
jaar al gedaald was tot 33.159, daalde opnieuw
met 206 man, terwijl het gemiddeld aantal
werkdagen per mijn zich op ongeveer 22,25 da
gen per maand handhaafde.
Z. H. Exc. de Bisschop van Breda zal Zaterdag
dezer week en Zondag, Dinsdag, Woensdag en
Zaterdag der volgende week géén audiëntie ver-
leenen.
Een liberaal dagblad te Amsterdam pu
bliceerde Woensdagmorgen IX een ietwat
sensationeel telegram, dat uittreksels be
vatte van het debat in de Belgische Kamer bij
de begrooting van Openbare Werken. „Honderd
millioen Francs in het water," stond er boven
het bericht, doch in de nabijheid stonden de
berichten over de politieschandalen zoodat ieder
moest vermoeden, dat er een nieuw schandaal
gaande was. De liberale afgevaardigde Marquet
zoo heette het klaagde namelijk „Open
bare Werken" aan, dat er bij het bouwen van
de haven te Ostende 100 millioen verloren
waren gegaan. De katholieke afgevaardigden
protesteerden tegen deze woorden.
Dan schrijft de liberale correspondent verder:
De heer Marquet zeide:
„Wacht U maar. Ik zal U een kleine
geschiedenis vertellen. Toen ik laatst met
den ambtenaar van het departement van
verkeerswezen over de schandalen sprak»
die zich in het departement voordoen,
zeide deze: „Zoo, komen er bij ons óók
schandalen voor? Ik dacht dat dat alleen
in het departement van openbare werken
het geval was."
Deze woorden van den liberalen afge
vaardigde wekten op de katholieke banken
een storm van protest. De minister van
Openbare Werken, de heer Sap, sprong
rood van woede en verontwaardiging
overeind en riep den spreker toe: „Bij
zonderheden alstublieft. Gij werpt een
verdenking op het ambtenarencorps; dat
is ontoelaatbaar." De heer Marquet
wachtte rustig tot de verontwaardiging
der katholieke afgevaardigden eenigszins
was gezakt en zei toen: „Indien ik veer
tien dagen geleden had gezegd, dat de
commissarissen van politie omkoopbaar
waren, zou men mij óók uitgejouwd heb
ben. De minister windt zich op, omdat ik
zeg dat er te Ostende 100 millioen francs
in het water zijn gegooid, maar als hij in
mijn plaats was, zou hij precies spreken
als ik. De haven en de sluizen zijn ge
bouwd door onkundigen of door gauw
dieven. Gij kunt kiezen, meneer de mi
nister!"
Tot zoover de correspondent.
En wat blijkt thans?
Wij knippen uit de „Standaard" van Brussel
volgend verslag van de bedoelde Kamerzitting:
De heer Marquet (Lib.) dankt den
minister voor alles wat hij reeds ten voor-
deele van de kuststreek heeft gedaan se
dert hij aan openbare werken is. Maar hij
heeft ernstige opmerkingen te maken in
verband met de visscherhaven en de
vischmijn te Ostende. Die werken hebben
meer dan 100 millioen gekost. De stad
Ostende kan ze niet overnemen. Er werd
een onderzoek gedaan. En daar waar men
cement had moeten vinden heeft men
klei aangetroffen. Deze werken dagteeke-
nen van over 13 jaar, dus is de ipipistfr.
noch zijn voorganger er aansprakelijk Q
voor.
De heer Marquet spreekt dan zeer on- i
gelukkige woorden uit. Hij zegt dat er in
openbare werken veel is gekonkelfoesd.
De heer Sap. minister, protesteert
krachtdadig. Dat kan ik niet laten
zeggen!
De heer Marquet. Ik spreek niet van
uwe administratie. Ik neem aan dat uwe
ambtenaren, ook onder uw voorganger
boven alle verdenking staan; maar ik be
doel vroeger. En men ziet wat er thans
bij de politie gebeurt
(Geweldig protest op de meeste banken)
De heer Sap, minister: Uwe taal is on
duldbaar. Ik protesteer met de uiterste
krachtdadigheid. Morgen zullen misschien x
in het land die verdachtmakingen wortel
schieten. Dat mag niet en ik verdedig mijn
ambtenaren tegen alle ongewettigde ver
dachtmakingen. (Zeer wel! op vele ban
ken. Noem feiten).
De heer Marquet weidt verder uit over
de gebrekkigheden van de Visschershaven
en de vischmijn en hoopt dat de minister
zal zorgen dat die netelige kwestie tot een
ieders voldoening zal geregeld worden.
Dus dit als kersversch opgediende schandaal
in het liberale blad dateert van13 jaar
terug en de liberal© afgevaardigde Marquet
hieeft niets dan lof voor den tegenwoordigen
bewindsman, Minister Sap, dankt hem voor
zijn beleid en wijst het verre van zich, dat
zijn (der ministers) administratie niet in orde
zou zijn. En zoo voorts.
Wat voor doel heeft zulk een falikante, om
niet harder woord te gebruiken, berichtgeving
van den liberalen correspondent?
de stoere Pelikaan-piloten op deze vlucht ont
wikkelden, een verrassing. Gewoekerd werd
met vliegcapaciteit, dag- en werkverdeeling.
Men slaagde er in het etmaal-gemiddelde,
zooals dat voor de zooveel snellere „Zilver
meeuw" was opgemaakt, te evenaren. Rust
heeft de bemanning zich nauwelijks gegpnd.
Met bewonderenswaardig doorzettingsvermogen
heeft zij een tempo gehandhaafd dat waarlijk
verbluffend mag heeten en toch zonder risico's
van welken aard ook, te aanvaarden.
In den recordtijd van precies vier etmalen
werden de af te leggen 14374 K.M. genomen,
hedenmorgen kwam men na den reuzensprong
behouden op Indischen bodem aan.
Hulde aan het wakkere viermanschap, hulde
aan den stoeren vogel, de „Pelikaan", die alle
natuurwetten met voeten heeft getreden of juis
ter geslagen, door even snel te vliegen als een
„Zilvermeeuw".
Bravo „Pelikaan".
Omtrent het reizen per vliegtuig bestaan bij
het publiek nog de wonderlijkste voorstellingen
en vooral omtrent het reizen per K.L.M. naar
iiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Aneta-Vaz Dias meldt, dat volgens
bij de K.L.M. ontvangen telegram
de „Pelikaan" heden te 16.20 uur
plaatselijke tijd te Batavia is aange
komen. (Dit is 9.10 Amsterdam-
sche tijd).
Met een buitengewoon doorzettingsvermogen
hebben de beide bestuurders van de „Pelikaan,"
de heeren Smirnoff en Soer, om de Kerstpost
Uit Nederland, die oorspronkelijk met de „Zil
vermeeuw" zou worden vervoerd waarbij la
ter de post van den „Postjager" onderweg nog
werd opgepikt in versnelde vlucht naar Indië
te brengen, hun taak voltracht. Maandagoch
tend vroeg uit Amsterdam vertrokken, bevon
den de beide vliegers zich reeds hedenmorgen
boven Nederlandsch-Indië en hebben zij dus
in ruim vier etmalen den afstand van ongeveer
14000 K.M. afgelegd.
Volgens de bij de K. L. M. ontvangen tele
grammen is de „Pelikaan" Donderdagmiddag
13.30 uur Amsterd. Tijd te Bangkok aangeko
men. Te 17.50 uur A. T. vertrok de „Pelikaan"
naar Alorstar, waar het toestel te kwart over 11
Donderdagavond A. T. arriveerde. Vijf minuten
na middernacht A. T. startte de „Pelkaan" en
arriveerde te half zes hedenmorgen te Singa
pore. Twintig minuten later vertrok het toestel
weer voor de laatste étappe naar Nederlandsch-
Indië. Te kwart over zes hedenmorgen A. T.
zetten Smirnoff en Soer de „Pelikaan" op het
vliegveld in Palembang neer en reeds te 6.38
uur stegen zij weer op, voor de vlucht naar
Batavia, waarmede de Kerstvlucht zal zijn vol
bracht.
Kranige prestatie
Smirnoff en Soer, de beide bestuurders van
de „Pelikaan", hebben, bijgestaan door den
mecanicien Grosfeld en den radio-telegrafist
Beukering, met het volbrengen van deze vlucht
een recordvlucht gemaakt. Op Maandag 18
December, des morgens te half 5, zijn zij met
de „Pelikaan" van Schiphol vertrokken. Vrijdag
ochtend te 9-32 uur Amsterd. Tijd zijn zij be
houden te Batavia geland. De totale vlucht is
derhalve gemaakt in 101 uur en 2 minuten.
Deze prestatie dwingt te meer eerbied af,
daar de vlucht geschiedde met een gewoon
verkeersvliegtuig van de K. L. M„ zoodat de
vlugge overtocht niet in de eerste plaats is te
danken aan de snelheid van het vliegtuig, doch
aan de wilskracht en het doorzettingsvermogen
van de bemanning, die op zoo schitterende
wijze de opdracht, welke zij van de directie van
de K. L. M. heeft ontvangen, heeft uitgevoerd.
Dit blijkt ook uit de vlieguren, welke gemaakt
zijn. Door onduidelijkheid wat de tijdaangifte
betreft, in eenige telegrammen en het ontbre
ken van het juiste tijdstip van vertrek uit Cal
cutta, kan nog niet nauwkeurig worden nage
gaan, hoeveel vlieguren gemaakt zijn. Volgens
een globale berekening echter wijkt dit aantal
niet van het normale aantal, dat pp de lucht
lijn naar Nederlandsch-Indië wordt gevlogen,
af. Het aantal vlieguren zal zeer waarschijnlijk
ruim 74 hebben bedragen bij een gemiddelde
van 75 vlieguren per vlucht. Het blijkt dus, dat
de bemanning, sinds het vertrek uit Amsterdam
van de ruim 100 uren ongeveer 75 uur in de
lucht is geweest.
Tot dusver werd een postvlucht naar Neder
landsch-Indië nog niet in zoo korten tijd vol
bracht. Het record was tot dusver zeven dagen.
Enthousiasme
De K. L. M.-directie in Den Haag heeft he
denochtend getelefoneerd met de bemanning van
de „Pelikaan", die haar mededeelde, dat zij zich
wel gevoelde. Alleen had men behoefte om wat
te slapen.
Nog deelde de directie ons mede, dat de ont
vangst van de „Pelikaan" te Batavia buitenge
woon enthousiast is geweest.
Ten teekqn van vreugde over den aankomst
te Batavia na zoo buitengewoon snelle reis van
de „Pelikaan" was heden aan het Hoofdgebouw
der K. L. M. aan den Hofvijver te 's-Graven-
hage het „Orange blange bleu" uitgestoken.
Van de directie der K. L. M. vernamen wij,
dat terwijl de reis werd volbracht in 4 etmalen.
4 uur 40 minuten (dit is 100.40 minuten) de
eigenlijke vliegtijd heeft bedragen 74.42.
De aankomst te Batavia geschiedde 55 minu
ten eerder dan was voorzien in het reisschema
van de „Zilvermeeuw", terwijl bovendien de
„Pelikaan" 1.30 uur later van Schiphol was ver
trokken.
Teleurstellingen vergeten
Twee teleurstellingen kort na elkaar kreeg
onze luchtvloot in deze dagen te boeken. De
„Postjager" met zooveel geestdrift begroet en
uitgeleide gedaan, faalde reeds den eersten dag,
de „Zilvermeeuw" gereed voor den start, om
de Kerstpost te vervoeren naar ons Rijk van
Overzee, bleek motorziek en te elfder ure moest
de plaatsvervanger worden ingelascht. Zooveel
tegenslag ineens had onze luchtvaart, welker
ontwikkeling ateds zoo voorspoedig was ge
weest tot dusver niet gekend.
Toen startte Maandag J.I., geheel onver
wachts, van het nachtduistere vliegveld Schip
hol de „Pelikaan" en sloeg de vlucht, die voor
de „Zilvermeeuw" niet bleek weggelegd. De „Pe
likaan" stond voor een zware taak. Ver weg in
Indië wachtte men op de post uit het Moeder
land: onder de tropenzon, in de broei-warme
steden, op het land, in de cultures zag men met
spanning uit naar het nieuws van vrienden en
verwanten, dat iets van de blije kerststemming
aan den huiselijken aard, van onder het ouder
lijk dak zou meebrengen. Het ging om kost
bare uren, het ging om dagen, noodig om de
post tijdig voor het groote feest te verspreiden.
Voor de „Zilvermeeuw", die een kruissnelheid
van 250 K.M. per uur kon ontwikkelen, was
deze taak weggelegd. Nu moest „de Pelikaan"
met een kruissnelheid van nauwelijks 200 K.M.
eenzelfde prestatie leveren.
De bemanning van „de Pelikaan" heeft het
stoute stukje volbracht. Smirnoff, Soer, van
Beukering en Grosfeld komt de eer toe. Zij
hebben door hun prachtige vlucht de teleur
stellingen van „Postjager" en „Zilvermeeuw"
doen vergeten.
Reeds de eerste dagen bleek het tempo, dat
In het licht van de in een vorig artikel
gegeven cijfers is ook een her-oriëntee
ring van den Nederlandschen uitvoer-
handel naar onze meening dringend gebo
den. Wij bedoelen hiermede een bree-
dere spreiding van den uitvoer
over een grooter aantal landen.
Zooals bekend is de Nederlandsche uit
voer in hoofdzaak gebaseerd op de ons
omringende landen. Wel bijna van onzen
uitvoer gaat naar de vier nabuurstaten,
welke cijfers in de laatste jaren practisch
geen verandering hebben ondergaan. Wij
meenen, dat dit laatste zeer te betreuren
is. Het is toch onmiskenbaar, dat het we
reldcentrum bezig is zich te verplaatsen.
Bevond zich dit, om met zeeën te spreken,
in de laatste decennia zeker rondom den
Atlantischen Oceaan, er zijn alle aanwijzin
gen, dat dit zich wellicht reeds spoedig naar
den Stillen Oceaan zal verplaatsen.
Voor de positie van Nederland is dit van
buitengewoon groote beteekenis. Tot dus
verre hadden wij een zeer gunstige plaats.
Wanneer het wereldcentrum zich echter
verplaatsen zou, is het daarmede afgeloo-
pen.
Europa is fcls het ware een stervend
werelddeel en wanneer wij ons blijven be
perken tot den Europeeschen handel zoo
zullen wij met dit werelddeel van het
wereldtooneel verdwijnen.
De geschiedenis heeft daarvan voorbeel
den te over geleverd. Uiteraard zullen wij
bij een verplaatsing van het wereldcentrum
als gevolg van onze ligging nimmer meer
een zoo gunstige positie verkrijgen, maar
wij kunnen ons zeer versterken door reeds
thans zoo veel mogelijk contact te zoeken
met die landen, die in de toekomst in een
gunstige positie zullen gaan verkeeren.
Temeer achten wij zulks voor ons land
noodzakelijk, omdat Nederland wat betreft
de ontwikkeling van zijn internationalen
handel een merkwaardige uitzondering
maakt op de andere Europeesche staten.
Deze laatste hebben zich in toenemende
mate voor den buiten-Europeeschen han
del geïnteresseerd.
Dat Nederland dit zoo weinig deed, ligt
ons inziens behalve in onzen landaard
ook in de groote welvaart, welke wij na den
wereldoorlog mochten genoeten.
Het steunen op de vier nabuurstaten lijkt
ons niet slechts voor de toekomst, maar ook
voor het heden zeer bezwaarlijk. Het land
immers wordt er veel kwetsbaarder door,
terwijl daarnevens de andere landen hun
relaties in jonge gebieden versterken of
aanknoopen.
Wij zouden er dan ook zeer vóór zijn,
onzen uitvoerhandel te richten op gebieden
als Zuid-Amerika, de landen rondom de Mid-
dellandsehe Zee (waar zeer veel belangstel
ling voor het Nederlandsche product be-
saat) en Oost- en Zuid-Oost-Europa.
Het is merkwaardig, dat de handelsza
ken, welke hier gevestigd zijn en met die
landen zaken doen, zich vrijwel uitsluitend
in Duitsche handen bevinden. Dit heeft
voor ons een buitengewoon groot nadeel,
omdat deze huizen meest Duitsche produc
ten verkoopen en ook van onze scheepvaart
verbindingen een karig gebruik maken. In
den laatsten tijd is ook Engeland bijzonder
actief op dit gebied.
Zullen andere belangen zich
eventueel tegen een dergel ij k
her-oriënteeringsplan verzet
ten? Wij voor ons zijn overtuigd, dat zulks
in geenendeele het geval zal zijn. Neder
landsch-Indië b.v. zal daarvan niet de min
ste schade ondervinden, omdat dit land tot
dusverre nimmer op bepaalde landen
georiënteerd is geweest. Men pro
duceerde marktproducten en wist veelal
zelf niet waar deze heengingen. Ook daar
is men reeds met een belangrijke verande
ring bezig.
Men weet, dat Nederland om tot een zoo
gunstig mogelijke scripsregeling met
Duitschland te komen aan dit land een
zekeren extra-export van rogge naar Neder
land toestond. Het is zeer goed mogelijk,
dat deze concessie b.v. ten koste van een
Argentijnsch contingenzou gaan maar
daar staat tegenover, dat onze handels
balans met Argentinië voor ons dermate on
gunstig is, dat zelfs indien de rogge-export
zou wegvallen er nog een groote wanver
houding zou blijven bestaan.
Daarbij diene men wel te bedenken, dat
wanneer men het systeem van
een georganiseerden ruilhan
del gaat toepassen, wat onze
Regeering toch feitelijk doet,
men altijd in een wikken en we
gen moet vervallen,-daar men
nimmer aan A iets kan geven,
dat men niet van B moet afne
men. Op het oogenblik heerscht er groote
beweeglijkheid in de internationale ruilhan-
delspolitiek. Tenslotte moet men altijd be
denken, dat indien wij het niet doen, an
dere Europeesche landen zich van het ver
keer buiten Europa meester maken.
Gegeven echter de theoretische wen-
schelijkheid van een uitbreiding van
het handelsverkeer met de buiten-Euro-
peesche landen die een heroriënteering
van het Nederlandsche handelsverkeer zou
noodzakelijk maken dan blijft toch de
groote practische moeilijkheid, dat aan uit
breiding van het handelsverkeer met deze
jonge landen velerlei risico's zijn verbon
den. In het algemeen zal dit slechts dan
zonder groote teleurstelling kunnen ver-
loopen, wanneer men een vertegenwoordiger
ter plaatse heeft, die daar een aantal Ne
derlandsche huizen vertegenwoordigt. Dit
systeem volgen de midden-Europeesche
landen ook ten onzent en naar wij meenen
te weten met groot succes. Veelal zijn die
vertegenwoordigers tevens onofficieele re-
geeringspersonen en dat hebben wij ook
zeker noodig.
Onze handelsvertegenwoordiging in het
buitenland is zeer miniem en de consulaire
ambtenaren hebben het veel te druk met
de behartiging van de belangen van ter
plaatse wonende Nederlanders en de hun
verder opgedragen werkzaamheden.
De gezantschappen hebben een geheel
ander werkterrein. Een dergelijke
uitbreiding van den export zou
dan ook zeer gestimuleerd kun
nen worden door handelsverte
genwoordigers naar deze lan
den te zenden. x
Wij zien deze menschen niet uitsluitend
werkzaam als handelswaarnemers, maar
zouden hun een meer actieve taak willen
toebedeelen in den geest van de Oost-Euro-
peesche handelsvertegenwoordigingen.
Deze hebben naast het weergeven van
toestanden het totstandbrengen van trans
acties tot taak. Het zijn dus eigenlijk een
soort agenten. Bij het tot stand komen van
dergelijke transacties verkeeren wij in zoo
verre in een gunstige positie, dat de han
delsbalans met die landen altijd in ons na
deel is uitgevallen.
Nu geven wij onmiddellijk toe en het is
goed dit nog eens te onderstrepen, daar dit
door anderen wel eens vergeten wordt
dat jonge agrarische landen altijd een ac
tieve handelsbalans hebben, maar niette
min kan dit feit door toepassing van de
clearingwet toch altijd een veiligheidsklep
bieden voor het nakomen der betalingen.
Wij meenen als conclusie dit te mo
gen vaststellen: noodzakelijk is een
her-oriënteering van onzen buitenland-
schen handel. De cijfers van in- en uitvoer
leeren, dat velerlei mogelijkheden zich op
dit terrein voordoen. In het kader onzer
nieuwe handelspolitiek die uitgaat van
het wederkeerigheidsbeginsel past een
uitbreiding van den export naar die landen,
welker handelsbalans t.o.v. ons land sterk
actief is. Dit zijn vooral de jonge agrarische
staten en met name de Zuid-Amerikaansche
republieken. Voor de uitbreiding van dit
handelsverkeer is ons land nog niet voldoen
de ingericht. Op de bovenaangegeven wijze
kan daarin worden voorzien, terwijl men
tenslotte juist in de activiteit der handels
balans een effectief middel heeft om door
toepassing der clearingwet het credietrisico
tot een minimum te beperken. Naar onze
overtuiging ligt hier voor onze Regeering
nog een terrein braak, dat nadere en in
tensieve exploratie verdient, welk werk
mede door het particulier initiatief behoort
te worden ter hand genomen.
Dr. J. A. M. VAN STAAY
I