De H. Bernadette Soubïrous
5p(ytJi
Md wïfiaal
mndmda§
EEN INTERVIEW MET
Mgr. LEMAITRE
^eilecMcuidsclmJcu^
KERSTMIS
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl
DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK
een onbewoond eiland
HET KAPERSNEST
JOSEPH CONRAD
ZATERDAG 23 DECEMBER
De genezing van den bisschop was
een der wonderen, die in het
proces der heiligverkla
ring als geldig wer
den erkend
Bezoek bij Clemenceau
VOOR DE
NATIONAtE
DRANK
Vrijgezellenbelasting
Bulgaarsche munt-
politiek
Radiolessen in Egypte
Overstrooming in
Marokko
Liever gevangen
Chineezen in Italië
R. K. Universiteit
blauwtje
Korte berichten
INDISCHE POSTVLUCHTEN
Rieten dak door ratten vernielt.
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
ROMAN VAN
It zag Bernadette voor het eerst toen zij
reeds gestorven was. Ik was toen op het
klein-seminarie en wij knielden bij haar
baar. Dat is het begin. Later, op het groot
seminarie, onderging ik den invloed van een
Marist, pater Douce, die de biechtvader der
Heilige was geweest. Dkt werkte al meer uit.
Ik werd priester, kapelaan en pastoor, echter
slechts in de parochieele bediening, zeventien
lange jaren moest ik wachten voor mijn Bis
schop er zijn toestemming toe gaf dat ik naar
de Missie ging. En van dat oogenblik dateert
mijn groote vereering voor Bernadette Soubi-
rous.
Deze woorden zijn van Mgr. Lemaitre, den
Aartsbisschop van Carthago. Op voorspraak
der H. Bernadette Soubirous werd hij wonder
baarlijk genezen en deze genezing was een der
wonderen welke in het proces der heiligver
klaring van Bernadette als geldig werden er
kend. Een medewerker der „Echo de Paris"
bezocht hem, nadat hij de plechtigheid der
heiligverklaring in Sint Pieter had bijgewoond.
Moreel is het leven van den missionaris be
geesterend. Physiek is dat echter niet steeds
het geval. Wat mij betreft, in mijn dierbare
Tibar-missie (Soedan), was het binnen enkele
maanden twee malen achtereen volkomen
.miserere" met me. De dokters gaven mij op,
lk werd bediend en drie maanden lang sjouwde
men met mijn armelijk karkas dwars door
Afrika.
Maar ja, afstel wordt uitstel. Er zijn men-
schen die nooit sterven, omdat zij deze ge
wichtige gebeurtenis telkens en telkens weer
uitstellen tot den dag van morgen. Ten slotte
werd de Goudkust bereikt. Over één ding kon
den de dokters het maar niet eens worden,
namelijk over de plaats waar men mij begra
ven zou. Intusschen kreeg ik warme compres-
sen en waarachtig, de boel kwam los. Den vol
genden morgen stapte ik uit bed en reed op
een motor.
Maar genezen was ik nog niet. Bij de goede
broeders van Sint-Jan-de-Deo moest prof. Le-
talle mij een goed deel van mijn ingewanden
ontnemen. Te Rochefort-en-Yvelines werd ik
£en slotte nog eens open gemaakt, echter
alleen opdat men vaststellen kon dat er niets
meer aan mij te doen viel. De wonde was
nauwelijks geheeld, toen Clemenceau me bij
zich riep. Of dwalen we dan te ver van Berna
dette af? Niet?
Nu, goed dan. Clemenceau liet me bij zich
komen. Ik kon nauwelijks op mijn beenen
staan, maar ik voelde me toch heel goed. „En
daar zitten we dan in de kooi van den tijger",
dacht ik, beneden aan zijn trap. Tusschen
haakjes gezegd, mijn waarde lezer, men noemt
Clemenceau nu wel altijd den Tijger, maar hij
was niet anders dan een ongetemde merrie.
Een goede stalknecht en een vriendelijk woord
en, nu ja, dan stijgerde hij nog wel een beetje,
maar practisch hoefde je niet meer te doen
dan op zijn rug te springen. En dat deed ik
dan ook.
Tijger of merrie, toen ik binnen kwam stond
Clemenceau half achter de deur van zijn
werkkamer verscholen en ik merkte hem pas
op toen hij mij toebulderde:
„Hier ben ik. Kent u mij niet? Heeft u nooit
een foto van mij gezien?"
„Nooit, monsieur le Président, zelfs geen
caricatuur."
„Zoo. D is oud-koloniaal?"
„Sinds twintig jaren."
„Wilt u met mij samenwerken?"
„Gaarne, monsieur le Président. Ik zal u
alles geven wat er in mijn hoofd zit, mits u
me alles zeggen laat wat ik op mijn hart heb."
Ik zeide hem alles wat ik al zoo dikwijls en
al zoo lang had willen zeggen over mijn goede
zwartjes.die brave kerels zijn, maar al te vaak
worden afgestooten door een slechte behande
ling.
„Doet u voor ze wat u kan. Voortaan moet
u die zwarten lief hebben in mijn plaats."
„Monsieur le Président, ik kan bijna niet
op mijn beenen staan."
Maar hij scheen mij niet te hooren.
„Ik benoem u dus tot inspscteur-generaal dei-
zwarte troepen. En dan is dat dus ook weer
geregeld."
En zoo kreeg^ ik dus vrij onverwacht twee
sterren op mijn kraag. Ik ben sindsdien nog
dikwijls bij den Tijger geweest.
Intusschen leefde ik twaalf jaren van water
en pap. Ik was geen dag gezond en de dokters
zeiden dat er eenmaal een scheur zou ontstaan
in mijn ingewanden en dat het dan binnen
twee dagen met me afgeloopen zou wezen. Het
was den 3en Augustus 1925 dat ik de overbren
ging van het lichaam der Heilige bijwoonde.
Ik bad niet voor mijn genezing, want ik had
me verzoend met de gedachte dat God mijn
ziekte beter achtte voor mijn apostolaat. Daar
entegen baden de zusters van Nevers die mij
kenden, omdat ik te Guérigny hun pastoor was
geweest, voor mij. En dat is alles. Ik voelde
niets, geen kramp, geen pijn, niets. Alleen
merkte ik na twee, drie uren dat ik geen Jast
meer had van mijn kwaal. De avond kwam en
ik sliep als een kind. Twee dagen later wist
ik dat alles weer normaal functionneerde. Ik
was genezen.
Maar ik wilde zekerheid hebben. Aan tafel
bij onze Witte Paters in de rue Friant vroeg
ik om salade. Ik wierp daar zout overheen,
peper, azijn, mosterd, en at toen het heele ge
val op. De paters waren allesbehalve op hun
gemak.
„Van een dokter", zei ik overmoedig: „zou ik
de bewijzen vragen dat ik genezen ben, en ik
zie niet in waarom ik die bewijzen niet van
den hemel zou mogen vragen. Ik wil weten
waar ik mij aan te houden heb. Loopt ailes
goed af, dan ben ik genezen. Loopt het niet
goed af...."
Maar het liep goed af. De een-en-zestig
kilo's van een stervende werden de een-en-
negentig kilo's die u hier voor u ziet. Het ge
val van die gepeperde salade is in de offi-
cieele stukken van het heiligverklaringsproces
vermeld.
Ik heb de Heilige Bernadette niet uit het
oog verloren. Zij zal nog vele wonderen voor
mij moeten doen, vooral in Tunis. Nog pas een
treffend geval: het kind van een officier, twee
jaren oud, het gezichtje was al heelemaal
zwart. De dokters zeggen den vader dat het
een kwestie is van uren. Ik laat de kleine een
relikwie opleggen van onze Heilige en de
kleine meid staat op, begint te spelen, is kern
gezond!
O, de Heilige Bernadette is met mij nog
niet klaar. Ik zal haar wel aan het werk hou
den.
1 DOOS 20 CT.-TUBE 35 en 60 CT.' I
Ongetrouwde buitenlanders, die in Duitsch-
land wonen, zullen voortaan ook de vrijgezel
len-belasting moeten betalen. Uit deze speciale
belasting verstrekt de regeering een leening
van 1000 Mark aan Duitsche paartjes, die wil
len trouwen.
In Bulgarije zullen de bestaande zilveren
munten worden ingetrokken en vervangen
worden door nieuwe munten met minder zil
vergehalte. De regeering hoopt op deze wijze
een winst te maken van ongeveer 25 millioen
leva, welk bedrag gebruikt zal worden om de
achterstallige salarissen en pensioenen var.
rijksambtenaren uit te keeren.
umimmmmm
lillllllllllllllllUH
Eng'len brachten zingend glorie
i Aan het Kindje in den stal
En zij zongen: laat het vrede,
Vrede wezen overal!
Herders hoorden het gejubel
En zij gingen vol ontzag
Om te kijken en te bidden
Waar dad God'lijk Kindje lag.
Zooveel jaren zijn verloopen,
Zooveel eeuwen zijn geweest
En wij voelen toch weer altijd
I Deze grootheid van dit feest.
't Was een wonderbaar gebeuren
E En zoo zeldzaam ongewoon,
Want het Woord was Vleesch geworden
En het Vleesch was God de Zoon. f
Het gebeier van de klokken
Brengt ons weer dat schoon gedacht
Van hetgeen toen ging gebeuren
In dien wondervollen nacht.
Niet als Kindje, doch als Christus,
Die voor ons gestorven is,
Vinden wij dan onzen Heiland
In de nachtelijke Mis.
Thans zijn wij het, die aanbidden
En verheugd ter kerke gaan.
En wij bieden onze liefde
Als het goud den Christus aan.
Maar ook vragen wij dat liefde
't Wint van afgunst, haat en nijd,
Dat het vrede zij op aarde,
Juist vooral in onzen tijd!
MARTIN BERDEN 1
I (Nadruk verboden)
aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiMiimiiiiiiiiiiiiiijl
De Egyptische regeering zal ten behoeve van
dorpbewoners per radio officieele lessen doen
geven over landbouw- en hygiënische vraag
stukken. In verband hiermede wordt gemeld
dat in 2000 dorpen in Egypte radiotoestellen
zullen worden geplaatst.
Tengevolge van hevige regens is de omgeving
der stad grootendeels overstroomd.
De Moorsche hoogepriester heeft alle inlan
ders opgeroepen om in de moskeeën voor het
ophouden van den regen te bidden.
De verbindingen tusschen Tanger en Casa
blanca zijn verbroken.
De gevangenissen van Cyprus zijn vol met ge
vangenen, die hun straf hebben uitgezeten, doch
doch weigeren ontslagen te worden.
In de gevangenis ontvangen zij een vast loon,
zoodat zij na twaalf jaar een som van bijna
400 gulden hebben gespaard, waartoe een land
arbeider het nooit kan brengen.
Een Chineesche militaire delegatie heeft een
bezoek gebracht aan een groot aantal industri-
eele instellingen en vliegvelden.
Tijdens een diner, waaraan verschillende
autoriteiten deelnamen, gaf generaal Yang
uiting aan zijn bewondering voor hetgeen hu
tijdens zijn bezoek in Italië had waargenomen,
alsmede voor het Fascistisch bewind en den
Duce.
Nijmegen. Geslaagd voor het candidaats-exa-
men in de Rechten, d'e heeren F. C. W. van
Campen te Nijmegen, H. O. v. d. Bruggen te
Den Bosch en C. J. M. van Hees te Rozendaal.
Aan den overkant van de straat was een
nieuw dienstmeisje gekomen.
Toen ik op een morgen m'n gordijnen
optrok, had ik het in de gaten. IJverig stond
ze de stoep te boenen, en ze zag er wét elegant
uit. Vooral dat kleine witte schortje flatteerde
haar bijzonder.
Ik had niet bijster veel verstand van meis
jes, maar wat ik hier zag, dat was toch wel iets
buitengewoons.
Ontzet vroeg ik me af hoe het toch mogelijk
was, dat zóó'n meisje als dienstbode ergens
moest gaan werken; waarom reed ze niet in een
auto? Waarom kon die leelijke ouwe tang van
den kruidenier haar achterste deel wel in de
heerlijke autokussens draaien, en moest dit
zeldzaam wezentje de straat schrobben? Onge
hoord!
Ik werd op slag zoo half om half commu
nist.
Zonde en jammer vond ik het, toen de stoep
gedaan was, en ze haar emmer en bezem op
pakte en 't huis inging.
Gelukkig echter kwam ze even later weer
terug om het koper te poetsen.
Ik volgde al haar handelingen aandachtig,
ik zag hoe ze den knop van de bel poetste, de
plaat van de brievenbus en vond dat 't nog nooit
zoo mooi geglommen had.
Plotseling in een opwelling van moed, schoof
ik luidruchtig 't raam open. Ze keek echter niet
op of om, en bleef maar rustig aan het poet
sen.
Toen na een poosje, keek ze toevallig mijn
kant uit en ik grijnsde haar vriendelijk toe.
Ze werd rood tot achter haar ooren en glim
lachte verlegen terug. Helaas scheen ze toen
juist klaar te zijn met poetsen; ze grabbelde
haar rommeltje bij elkaar en ging naar binnen.
Enfin, de eerste kennismaking was gedaan
en ik maakte het onwrikbaar besluit, haar zoo
spoedig mogelijk van mijn liefde te overtuigen.
Opeens schrok ik uit mijn gepeins op.
Negen doffe slagen dreunden door de kamer.
Alle duivels, 9 uur! Denk je nou, dat ik bij
zulke dingen nog op den tijd let?
Negen uur! Wat zou de baas weer foeteren.
Ik rende de gang in, slingerde me in m'n
jas, kletste mijn hoed op m'n kop en stoof de
deur uit.
Ik wierp nog een onderzoekenden blik naar
den overkant, maar er was niets te bekennen
dan de stijve witte gordijntjes en de groote
clivia.
Op het kantoor kreeg lk een flinken uitbran
der van m'n chef, met de belofte dat ik voör-
loopig niet op opslag behoefde te rekenen.
Enfin, die standjes gaan allemaal voorbij,
maar mijn liefde ging niet voorbij!
Onophoudelijk zat ik aan haar te denken,
aan haar knap gezichtje, aan haar wit schortje,
dat haar zoo flatteerde.
Ik had zóó'n goeie bui, ondanks mijn chef,
dat mijn collega's er niets van begrepen en me
meewarig aan zaten te gapen.
Ik moest ehkele zéér zakelijke brieven tikken
en zette boven één: „Liefste lieveling"; met
een rood hoofd draaide ik het velletje er weer
uit en frommelde 't gauw in de prullemand,
heelemaal onderin.
Ik noemde de typiste (een afschuwelijk spec-
takel) per ongeluk: „schat", hetgeen me nog
twee vrije avonden gekost heeft.
Eindelijk was het dan vijf uur; als eerste
stond ik op straat. Thuisgekomen, ging ik da-
delijk voor het raam zitten en toen mijn kost-
juffrouw mij het middagmaal bracht, schoof
ik de tafel zóó, dat ik nog precies op de groote
bruine deur aan den overkant kon kijken.
Zoo zat ik dan enkele uren naar dien ingang
te staren, maar wie zich liet zien, niet mijn
hartsvriendin.
Ik kreeg hoofdpijn, mijn oogen begonnen te
tranen, en ik zag niets anders meer, dan een
groote bruine vlek, met een kleine, glimmende
gele vlek er midden in.
Eindelijk om
MiiimiiiiiimmiiiiiMiiiMHiimiiMiim tutu
n uur of acht s
de"r achte- ZeldzaUHl
iiiiiiiiiiiiiMiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ziek naar achte
ren en 'n mooi i
blank gezichtje
werd zichtbaar.
Daar was ze!!
Ze zag er bepaald elegant uit, in haar kort
manteltje en met haar lichte zijen kousjes.
Als een hongerige leeuw, die op voedsel uit
gaat, kleedde ik me vlug aan en stapte naar
buiten.
Ongeveer bij het park haalde ik haar in.
Heel beleefd (ben ik trouwens altijd) dopte
ik diep en' boog als een knipmes.
„Dag juffrouw," begon ik, en lachte vriende
lijk.
Ze keek op, en lachte terug, maar.... zei
niets.
Daardoor werd ik gew^dig van mijn stuk ge
bracht en ik viel plotseling met de deur in huis:
„Ik bemin je."
Weer een glimlach, maar geen geluid.
Haha! speelde het door mijn brein, ze ver
staat geen Hollandsch! Dan zullen we het maar
eens over een anderen boeg gooien, en harts
tochtelijk begon ik weer;
„Ich liebe dich."
Niks hoor, geen asem.
„I love you."
Weer mis!
„Je vous aime."
Nog steeds dezelfde vriendelijke glimlach.
Toen werd ik woedend, mijn talenvoorraad
was uitgeput en ik schreeuwde:
„Ik haat je!!"
Ook daar scheen ze niets om te geven.
Met denzelfden vriendelijken glimlach open
de zij haar handtaschje, duwde mij een kaartje
in' mijn handen, knikte, en ging verder
Verbaasd staarde ik op het witte ding en las:
mejuffrouw A. Mooyman, verpleegde van het
doofstommen-instituut „Canisius", Amsterdam.
DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP IEDERE ELESCH
(WALS WE NU
NIE T OP EEN EE
LAND ZITTEN,
DAN WEETIK HEI
NIET HET!SAAN
ALLEKANTEN
SLECHTS WATER
WAT ZICH AAN JE
VERTOONT
JE HEBT GELIJK ANNIEJ
HET 15 EEN TROPISCH^
EILAND EN VOORZOO-
VER IK KAN NAGAAN, IS
ER GEEN LEVENDE ZIEL
GEEN SPOOR VANEEN
HUN) OF EEN TEN TL
INTUSSCHEN VERWIJDERDE ZICH HET
STOOMJACHT VAN MIJNHEER WARBUCKS,
HOE LANGER HOE VERDER VAN DE PLAATS
WAAD ANN/E SCHIPBREUK GELEDEN HAD.
NEEN, NIETS DAN WA>\
TER\ OEEN ZEIL, ZELFS
GEEN SLIERT ROOK IK
DENK DAT WE HIER
VASTOETOOYERD ZITTEN.
KIJK. HET IS HIER RUSTIC
EN BEHA0ELUKOOKj EN
DAN AL D/E PALMBOONEN,
VEEL MOOIER DAN JE ZE
IN DE BIOSCOOP ZIET
ZIE JE NIETS,
I KAPITEIN?
GEENLAHD.
GEEN SCHIP?
Vrijdagmorgen is in het Capitool te Rome
het Eerste Europeesche Congres van Aziatische
studenten door Mussolini geopend. Mussolini
sprak de openingsrede in het Italiaansch uit en
herhaalde haar onmiddellijk daarna zelf in het
Engeisch.
Te Neustadt bij Koburg is Vrijdagmiddag in
de poppenfabriek van Ernst Liebermann een
ketel ontploft, ten gevolge waarvan zes perso
nen werden gewond.
Er wordt een onderzoek ingesteld naar de
oorzaak van het ongeluk.
Uit Moskou wordt gemeld, dat te Alma Ata
5 ambtenaren wegens sabotage en contra-revo-
lutionnair optreden zijn veroordeeld tot den
dood door den kogel.
De Pruisische minister-president heeft toe
stemming gegeven uit de concentratiekampen
Esterwegen, Boergermeer en Neu Bustrum,
welke gelegen zijn in de buurt van Papenburg
in de groote moerasstreken ter weerszijden van
de Ems bij de Nederlandsche grens, ongeveei
1500 gedetineerden in vrijheid te stellen.
De vice-president van den Italiaanschen Se
naat, de minister van staat en oud-ambassa
deur, Bonin Longare, is op 71-jarigen leeftijd
overleden.
De „Rijstvogel" op de thuisreis vloog Donder
dag van Singapore naar Bangkok.
De „Leeuwerik", die Donderdagochtend van
Schiphol is vertrokken, is in den namiddag te
Marseille aangekomen.
(Ingezonden Mededeeling)
Het rieten dak van een boerderij in de buurt van
Alkmaar vertoonde aan de binnenzijde groote gaten,
die door ratten werden veroorzaakt. Ten einde raad
nam de eigenaar een proef met Rodent, met het ge
volg dat hij 's morgens tal van doode ratten vond en
nadien geen rat meer heeft gehoord of gezien. Eén
doosje Rodent heeft hem voor honderden guldens
reparatiekosten gevrijwaard. Laat Uw eigendommen
niet door dit schadelijke ongedierte vernielen. Maak
voor goed een eind aan de rattenpiaag door aanwen
ding van Rodent Het trekt ratten en muizen on
weerstaanbaar aan. Koop nog heden een enkele doos
i 50 ct ol een dubbele doos a 90 ct en morgen zult
U van rat en muis bevrijd zijn. O. a. bij alle dro
gisten. Imp.: Fa. B. Meindersma - Den Haag. B 47
A 11 0 A#l n TtG ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen 9 flfljfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 'TCEfï bij een ongeval met 9C/1 bij verlies van een hand 1 OLE Dif verlies van een Cfï bil een breuk van Ai\ bil verlies van 'n
/illtC Uüüïl Tie S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T OUVU.- verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen O U. - doodely ken af loop ZU. - een Voet of een oog lil - dulmof wijsvinger OU.-leen olim 40.- 7
oogen# «#<#•- üooüelyken alloop I een Voet of een oog# Z tS. duim of wijsvinger t#l/. "been of
anderen vinger
36.
(Korte Inhoud van het voorafgaande; Kemp.
een Engelschman uit Kent wükt met Carlos
Rlego uit naar Jamaica, geholpen door den
verloofde van zijn zuster Veronica Ralph
Rooksbv Hier komt hij In kennis met den
rechter O' Brlen en met Don Ramon, die
Kemp wtllen overhalen dienst te nemen bli
zeeroovers. die Rlo Medio als basis hebben
Als tlII hier niet op ingaat, wordt hl) over
weldigd en aan boord van een schip ge
bracht. Hij weet te ontsnappen en wordt op
gepikt door een ander schip dat hem naar
Havana meeneemt. Nabij Cuba worden zij
echter door zeeroovers, die onder bevel staan
van een vriend van Carlos Thomas de Castro,
overvallen. John. Kemp wordt door het ka
perschip naar Rio Medio gebracht, waar hij
gastvri) ontvangen wordt door Don Balthasar
Hier leidt men hem aan het sterfbed van
Carlos. Het gepeupel eischt de uitlevering
van Kemp en doet als Carlos luist gestor
ven is. een aanval op het huis, waarbit Don
Balthasar door een kogel wordt getroffen
en stervend Ineenzakt).
Vroeg op den dag had ik een kort gesprek
met Seraphina. Z(j was vastbesloten. Lang voor
het donker werd, glipte ik pater Antonio's
kamer binnen, waar ik moest wachten tot het
oogenblik gekomen was om mij tusschen de
groep der andere Broeders van Barmhartigheid
te mengen. Eenmaal met de lijken in de
crypte der kathedraal, moest ik daar op
Seraphina wachten, en samen zouden we door
een zijdeur naar de kust ontsnappen.
Om iederen bespieder op een dwaalspoor te
brengen (drie Lugarenos moesten aanwezig zijn
om toe te zien bij het kisten der lijken) zette
Cesar twee van onze negers met geladen mus
ketten op wacht voor de deur van mijn leege
kamer, als om mij te beschermen.
De Lugarenos zouden den Godsvrede, door
den bisschop geregeld, eerbiedigen.
Buiten de drie was geen ander het huis bin
nen gegaanReeds vroeg in den avond lagen
hun zwartharige vrouwen met haar ruwe ge
zichten en weemoedige oogen, in hun mantilla's
gekleed, op den steenen vloer van de kathe
draal. Zij baden voor de zielerust van Sera-
phina's vader, dien ouden man, die onbereik
baar, bijna onzichtbaar, en als op oneindigen
afstand, onder hen had geleefd. Zij hadden
hem vereerd, terwijl velen van hen nimmer een
blik op zijn persoon hadden gericht.
Het was ten slotte Tomas Castro, wien de
eer van de heele zaak toekwam. Juist nadat
het goed donker geworden was, bracht hij mij
de zwarte habijten, een paar zware pistolen en
den zwaren staf van het kruis.
„En, senor," zei hij grijnzend, „als u ver
langt nog ooit uw hoofd aan uw moeders borst
te vlijen; als u uw zuster wilt weerzien, die
helaas, door haar betooveren van mijn Carlos,
de oorzaak is van al onze ellende; als u dat
akelig land van jullie, dat de beleefdheid mi)
verbiedt te vervloeken, terug wilt zien zou
ik u willen verzoeken niet de krankzinnige dol
heid van uw natie Ips te laten breken te mid
den van die dieven en schurken.
Hij gluurde gespannen in de gebrilde oog
gaten van mijn kap en legde zijn hand aan het
gevest van zijn zwaard. Zijn kleine gestalte, van
kin tot knie strak gekleed in zwart fluweel,
wiegde in het licht van de matte lamp zachtjes
naar voren en achteren, en zijn koddige scha
duw gleed onrustig over de wanden van de
groote kamer. Hij stond mij een minuut lang
in stilte te beschouwen, keerde zich toen sier
lijk om en trok met een gebaar van spottenden
eerbied de deur voor mij open.
Snel gingen we voor den laatsten keer over
de zuilengangen door het pikdonker naar het
groote poortgewelfDe log neerkomende staf
van mijn zwaar kruis ontlokte holle echo's aan
de tegels. In de diepte van een soort kelder,
achter ons, verlicht door een matte lantaarn,
wachtten de negers om de deuren te ontsluiten.
Castro begon prevelend zijn rozenkrans te bid
den.
Er kwam een spookachtige rij gestalten,
zwart van het hoofd tot de voeten, met groote
fantastisch glurende ooggaten, het groote gewelf
der zaal binnen. Boven hen bewoog zich de
ontzaglijke zwarte doodkist. Het was zoo'n
onstellend en onverwacht gezicht, dat ik hen,
niet meer bij machte mij te verroeren, stond
aan te gapen, tot ik mij eensklaps herinnerde,
dat ik eveneens zoo'n gedaante was. Toen greep
juist Tomas Castro mij met een uitroep van
ongeduld bij den arm en trok mij mee.
De groote deuren waren geluidloos open ge
worpen, en de zwarte, met kleine lichtjes be
spikkelde nacht lag voor mij In de poortomlijs
ting. Castro ontblootte plotseling zijn zwaard
en zijn grooten hoed over zijn verminkten arm
hangend, stapte hij, als een sombere gestalte
van smart, de breede trappen af. In den
eigenaardigen, somberen stoet, die als een fabel
achtig en ontzaglijk monster achter mij aan-
deinde, volgde ik hém.
Mijn hart sloeg zoo hevig, dat 't In mijn
hoofd onstuimig woelde, toen ik eindelijk dit
huis verliet. Het kwam mij bijna ongeloofelijk
voor, dat men niets bijzonders aan mij zou zien,
daar ik zelf door mijn oogglazen zeer buiten
gewoon duidelijk zag. Maar deze „Broeders van
Barmhartigheid," vormden een geheime ver-
eeniging waarvan de leden slechts bekend
waren aan den geestelijken leider, die hen om
beurten koos. terwijl ze ook zelfs elkander niet
kendenHun goede werken van naasten
liefde werden op die manier geheel in 't ge
heim gedaan. Nu was toevallig hun geestelijke
leider niemand anders dan pater Antonio. Aan
den voet der paleistrappen, terzijde van onzen
weg, stond de groote glazen staatsiekoets, die
het wezen bevatte dat mijn heele wereld was,
zelfs nu onzichtbaar voor mij, onbereikbaar.
En daar, tusschen ons in, omhooggehouden door
de sombere, spookachtige gedaanten, was on
zichtbaar, onbereikbaar en boven allen men-
schelijken troost, al wat zij had liefgehad.
In het geschitter van ontelbare lichten blonk
het kostbare tuig der witte muilezels, wachtend
om de groote koets achter ons med^ te voeren.
Een dubbele rij toortsen zette den weg af naar
de kathedraal, en een groote groep van onze
negers, stelde zich op om de koets.
Buiten de rijen van den stoet lag heel de ben
de van 't gemeen in roode jassen met hun
vrouwen en kinderen, heel de bevolking van
Aldea Bajo te zuchten en te kreunen.
Zij kwamen met ons in beweging, de witte ezels
trappelden onstuimig, de koets schommelde.
Voor mij uit ging de opgetuigde, sierltjk-kod-
dige gestalte van den goeden Tomas, het
zwaard omhoog, met nog steeds jeugdig en zwie
rige bewegingenVoor hem weer waren de
witte gewaden van veel priesters, een groep
hoog gedragen kaarsen, een fraai met juweelen
bezet kruis, en een groot heiligenbeeld, op
meer dan schouderhoogte gedragen, waarvan
de lijnen verloren gingen in de duisternis boven
ons. Voor mij, onder mijn kap, was het smoor-
heet; maar ik scheen voort te gaan, te volgen,
meegesleept te worden zonder eigen wil.
Het leek een ontzaglijk lange tocht; en toen
we eindelijk de trappen der kathedraal beklom
men, hoorde ik eensklaps een heeschen roep:
„Weg met den ketter!" Mijn hart stond stil...
Koortsig omklemde ik de greep van een der
pistolen, die niet los wilde uit de plooien van
het zwarte laken. Maar, het sprak wel vanzelf,
de kreet was slechts in het algemeen bedoeld.
Mij dachten ze veilig opgesloten in het paleis.
De plotselinge warmte, de stilte, de warme
geur van wierook, en de lichtgloed maakten
mij eensklaps als bedwelmd; mijn ooren gons
den, ik hoorde vreemde geluiden.
De kathedraal was één massa hoofden. Heel
Rio Medio was tegenwoordig of dromde nog
achter ons binnen. De betere klasse drong
samen om al het goudwerk, het bonte marmer,
de wassen bloemen, het zwart en purper
tapijtwerk dat zich welfde over de twee zwarte
baren in het koor. Achter in het onverlichte
schip der kerk, hield het gespuis van O.Brien
de wacht bij de deuren.
Ik volgde de stille gestalte van Tomas Castro
tot aan den bisschopszetel midden in het koor.
Hier waren we voor de overigen verborgen,
door het woud van kaarsen rondom de katafalk.
Door 't midden van de groote kerk, hoog boven
de hoofden van het knielende volk kwam. dei
nend, de groote lijkkist, waarvan de dragers in
't felle licht hun somber uiterlijk grootendeels
verloren. Toen ze de kist op de baar neerlieten,
greep Castro mij plotseling bh mijn mouw en
trok mij ongemerkt in de schaduw van den
bisschoppelijken zetel. Bh de snelle plaatsver
wisseling had ik even het gezicht op een kleine,
zwarte gedaante, die grenzenloos klein en nietig
in die stille plaats, grenzenloos eenzaam, van
het hoofd tot de voeten in 't zwart gehuld,
alleen zich voortbewoog in het midden van het
schip.
(Wordt vervolgd)