In 't midden van den nacht
Ingrijpen noodig
Albarda vraagt
Medische kroniek
ZATERDAG 23 DECEMBER
LEEKENPREEKEN
WHST ER IN VENETIË
mm
10
Gearresteerd notaris
Allerlei akten zou hij vervalscht
hebben
H. H. WIJDINGEN
Toch zou men Beerta's raad niet
te zwaar moeten vallen
Kommervolle positie
Maar de socialistische pers geeft
door onverantwoordelijke
berichtgeving voet aan
wantrouwen
Raak antwoord aan de
soci's
Kwaadwillige fantasie
Einde van Beerta's raad
Spiritus uit aardappelen
De practise he uitvoering wordt
nagegaan
Onverantwoordelijk
Eieren en pluimvee
Bestuursleden van centrales
benoemd
Josephine naar Parijs
Hier niet meer in trek?
ZEDENMISDRIJF
Slachtoffer bezweken
DOOR VRACHTAUTO
DOODGEREDEN
Bij het onoplettend oversteken
van den weg
OPLICHTERSBENDE GEPAKT
Zij gaven een mystiek tintje
aan de zaak
GARAGE UITGEBRAND
ORGAAN IN BESLAG
GENOMEN
Sterilisatie
In het bisdom Haarlem
zyi.
Ook in Venetië wintert het. Op de Piazza di San Marco ligt de sneeuw niet
alleen op hoopen geveegd, maar de over strooming maakt het zelfs mogelijk om
er een tochtje per gondel te maken
Nu wij dit jaar volgens het verlangen van
den H. Vader Pius XI het negentien
de eeuwfeest van Christus' sterven vie
ren, wordt onze aandacht dit keer meer dan an
ders getrokken op den geboortedatum van 25
December, waarop de christenheid al sinds on
heugelijke tijden haar Kerstmis houdt.
Wij weten, dat het Kerstfeest in de eerste
jaren van de jonge kerk geen vasten dag had;
al spoedig en wel meer dan drie eeuwen lang
op den 6den Januari werd gevierd en daarna
in de Westersche kerk altijd op 25 December
herdacht werd. Als met zoovele andere kerke
lijke gebruiken en feestdagen paste de jeug
dige kerk ook dit hoogtij aan de gedachtenwe-
reld van Romeinen en Germanen aan, welke
heidensche volken in de laatste week van De
cember den geboortedag van den zonnegod
vierden. Wat was er gemakkelijker dan het
bijgeloof aan den „onverwonnen zonnegod" te
veranderen in het ware geloof aan Christus,
het Licht der wereld?
Een feest van licht is Kerstmis voor de chris
tenheid gebleven. Heel de Kerstliturgie is er
op ingesteld. In het eerste gebed van de
nachtmis bidt de priester al dadelijk tot God
„die dezen heiligen nacht met de stralen van
het ware licht hebt laten verlichten." En de
tweede Mis vangt aan met Isaias' voorspelling:
„een licht zal heden over ons lichten" terwijl
de derde offerande sluit met het evangelie van
St. Jan, waarin omtrent den pas geboren Chris
tus zoo plechtig wordt getuigd: in Hem was het
leven en het leven was het licht der menschen:
en het licht schijnt in de duisternissen en de
duisternissen hebben het (licht) niet begre
pen." Het licht in het duister, ziedaar in een
enkel woord heel de beteekenis van het Kerst
feest, van de herdenking van het grootste we
reldgebeuren, van de geboorte van Gods Zoon,
samengevat! Het licht in den nacht! Zooals
de kerk ons in de octaafmis van eersten Kerst
dag met de poëzie uit het hooglied toezingt:
Terwijl alles rondom in diepe stilte verzonken
was en de nacht op zijn baan de helft van zijn
reis had volbracht, is O God, Uw almachtig
Woord uit den hemel van koninklijke zetels
nedergedaald.
In 't midden van den nacht verscheen een
engel aan de wakende herders en de hemel
werd klaar als de dag. En in dien nacht werd
de Christus geboren. Zoo kwam het licht in de
wereld: en die donkere nacht en die werke
lijke duisternis, die slapende menschen in dat
onvergelijkelijk oogenblik waren werkelijkheid
en symbool tegelijkertijd.
Hoe dikwijls hebben wij de beteekenis van
dit historisch feit al overpeinsd; en altijd weer
bekoort het ons en laat ons niet los: in zekeren
nacht, nu negentien eeuwen geleden, was de
volheid der tijden gekomen en werd door de
geboorte van een Godmensch aan de wereldge
schiedenis een radicale wending, aan de maat
schappij een ander aanschijn gegeven.
De vraag, waarom God, juist het vijftiende
regeeringsjaar van keizer Tiberius uitkoos om
den voorlooper van Zijn Zoon op aarde te zen
den, of, breeder opgevat, waarom het vierdui
zend jaar moest duren eer de menschheid na
Adam's val werd verlost, heeft vele denkende
geesten alle christen-eeuwen door bezig ge
houden. Er is op de eerste plaats een histori
sche verklaring. De periode omstreeks Christus'
geboorte kunnen wij beschouwen als het tijdvak
van een afgeleefde beschaving. De Grieksch-Ro-
meinsche wereld was verouderd, er moest ver
nieuwing komen. In tal van uitingen dier da
gen spreekt een verlangen naar een oplossing
van onontwarbare maatchappelijke problemen,
meer nog naar verlossing uit angstwekkende
geestesconflicten.
Het geloof aan de goden was den ontwikkelden
al lang ontzonken en de besten onder hen bra
ken zich voortdurend het hoofd over de waarde
van dit en de bestaanbaarheid van een ander
leven. Er waren andere teekenen; de
scheiding der volkeren van de oude wereld
had door de eenheid van het Ro-
meinsche imperium opgehouden te bestaan, ter
wijl het Grieksch de ééne gemeenschappelijke
voertaal van alle ontwikkelden was geworden.
Het machtsideaal van de Romeinen en het
schoonheidsideaal van de Grieken was bereikt;
de loop der historie drong naar een andere,
grootere macht, om de menschheid naar een
•ooger plan te voeren.
Maar waarom kwam de Verlosser zoo laat,
eerst na duizenden jaren? Waarom liet Hij zich
door de beste en edelste onder de menschen
zoo lang, met smartelijk verlangen wachten?
Dit is een vraag, antwoordt dr. Kirsch in zijn
„Kirchengeschichte" die reeds vroeg tot de
eerste christenen werd gericht en verschillend
door hen werd beantwoord. Reeds een onbe
kende schrijver uit den allereersten christen
tijd antwoordt: de menschheid moest eerst tot
de volle erkenning van haar ellende en van
haar behoefte aan een Verlosser komen. De
tijden der zware dwalingen en zonden en de
daaruit voortvloeiende schrikkelijke gevolgen
moesten haar de oogen hiervoor openen, in
welk een afgrond zij gestort was, welke ellende
zij over zich had afgetrokken; de verloren zoon
moest eerst het vaderland leeren zoeken. God
had geen welgevallen in de zonde, maar Hij
duldde ze uit lankmoedigheid en vormde eerst
in den mensch den zin voor gerechtigheid, op
dat, eerst wanneer wij uit onze eigen werken de
overtuiging zouden geput hebben, dat wij het
leven onwaardig zijn, eerst dan Gods goedheid
het ons kon geven; en, nadat wij in onszelf on
dervonden hadden, dat wij uit eigen krachten
het Rijk Gods niet kunnen verwerven, ons de
mogelijkheid daartoe door Gods macht en
grootheid gegeven zou worden. Als de maat vol
was en de boosheid haar hoogste punt had be
reikt, als de menschheid rijp scheen voor het
gerecht en den dood, dan trad de goddelijke
liefde in haar volle, hemelsche grootte naar
voren in de verlossing van het verloren ge
slacht door den eenig geboren Zoon Gods. En
waar de zonde groot was, daar was de genade
nog grooter.
Gods daden treden niet direct en onvoorbe
reid aan het licht, maar zij ontwikkelen zich
naar een hoog en verheven plan trapsgewijze
en door menschelijke werktuigen in den tijd.
De geheele vóór-christelijke geschiedenis was
een meer of mindere voorbereiding op Christus,
die zich zoowel in den ontwikkelingsgang van
het joodsche volk, van zijn afzondering tot
zijn toenadering tot de heidensche volkeren,
alsook in het zoeken en streven van deze laat-
sten, in het bijzonder van de edelste geesten
onder hen. Maar de nieuwe genade, die in het
jodendom voor de menschheid werd voorbereid
en waarvoor de menschen in het heidendom
bereid werden gemaakt, moest hun niet met ge
weld worden opgedrongen, doch vrijwillig door
hen worden aanvaard. Daarom moesten zij
hiervoor uiterlijke en innerlijke aanknoopings-
punten vinden. In de wet van Mozes was stof
en inhoud van Gods eischen aan den mensch,
in den grondvorm gegeven. Overigens hadden
de beste en edelste menschen van den vóór-
christelijken tijd geen absoluut nadeel van de
late komst van den Verlosser. Immers het ge
loof aan den toekomstigen Redder der
wereld was voor hen hetzelfde als voor latere
geslachten het geloof aan den verschenen
Verlosser was: ook zij konden in en door Chris
tus zaligheid verwerven. Zelfs afgezien van
de vroome joden waren er menschen, die de
in hun hart geplante natuurwet onderhielden.
„Er was wel geen ander volk, zegt Augustinus,
dat in waarheid „volk Gods" werd genoemd,
zooals het volk van Israël; maar zelfs de joden
kunnen niet ontkennen, dat er ook onder an
dere volken eenige menschen waren, die wel
niet in de aardsche maar toch in de hemelsche
gemeenschap tot de ware Israëlieten behoorden,
zooals reeds het voorbeeld van den Idumaeër
Job aantoont. Ik twijfel er niet aan, of God
heeft er voor gezorgd, dat wij aan dezen eenen
man kunnen zien, hoe er ook onder andere
volkeren menschen konden zijn, die een Gode
welgevallig leven leidden, en zóó tot het gees
telijk Jeruzalem behoorden. Dit werd, paar wij
kunnen aannemen, aan niemand verleend, dan
aan hem aan wien de eene Middelaar tusschen
God en de menschen, n.m. de Mensch Christus
Jezus, door God geopenbaard werd; die, als
komende in het vleesch aan de oude heiligen
even goed voorspeld werd als Hij ons als ver
schenen Godmensch werd geopenbaard opdat
een en hetzelfde geloof allen die voor de Stad,
voor het huis en voor den Tempel Gods zijn
uitverkoren, door Hem tot God zouden worden
gevoerd." In het aangezicht der eeuwigheid
echter, dus voor God, voor Wien duizend jaren
gelijk zijn aan één dag, Die alles, ook het bin
nenste der menschenhaflen vooruitziet, zegt
dezelfde Kerkvader, is de vraag naar onze late
verlossing van even weinig beteekenis als de
vraag naar de late s,hepping van den mensch.
Op het hoogfeest van heden kan het zijn nut
hebben ons in deze verheven gedachten een
wijle te verdiepen. Christus werd geboren in
de volheid der tijden; zooals St. Paulus zegt;
toen de nacht, welke over de wereld sinds
Adams zondenval hing, op het midden van zijn
baan gekomen was, dat wil zeggen, toen het
licht begon door te breken en de tijd zich keer
de naar den dageraad. Want wat er in den
Kerstnacht zelf gebeurde aan Josef en Maria,
aan de herders en de wijzen uit het Oosten, was
een wonderbare verschijning voor enkelen.
Voor de rest van de wereld bleef het nog lang
donkere nacht. Eerst moest Christus op
groeien en sterven om nog eenige honderden
in het op de aarde verschenen Licht te doen
gelooven. En dan gaan er nog eeuwen voorttij
eer dat licht tot in alle hoeken der toen be
kende aarde doordringt en wordt erkend. Maar
tenslotte is de nacht overgegaan en heeft het
licht in volle glorie gestraald.
Ontzagwekkende gedachte voor onzen tijd!
Het licht is voor allen opgegaan, het straalt
rijk en overheerlijk in Gods kerk en toch: mil-
lioenen sluiten hun oogen en hun harten. Is
het niet, of het vervolg van St. Jan's evangelie
voor onzen tijd geschreven is: Hij was het ware
licht, dat allen mensch verlicht, komend in
deze wereld. Hij was in de wereld en de we
reld is door Hem gemaakt en de wereld heeft
Hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigendom
en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.
Drijft deze Kerstnacht ons niet om met vu
rige verlangens en gebeden den Hemel een
heilig geweld aan te doen, opdat het licht nog
helderder moge schitteren in Gods kerk. wat
zeggen wil, dat zij, die Hem wel hebben aan
genomen, door een stichtender voorbeeld die
millioenen mogen trekken naar de waarheid
en ook deze afgedwaalden en verblinden Hem
mogen aannemen en de macht mogen ontvan
gen kinderen Gods te worden?
HOMO SAPIENS.
Omtrent de arrestatie van den notaris M. J.
F. F. P., die gearresteerd is, als verdacht zich te
hebben schuldig gemaakt aan onregelmatighe
den in de uitoefening van zijn ambt, vernemen
wij nóg nader, dat hij zich moet hebben schul
dig gemaakt aan vervalsching van acten, o.a.
betreffende hypotheken en dat hij daarbij op
geraffineerde wijze te werk zou zijn gegaan. De
onregelmatigheden kwamen aan het licht, nadat
een belanghebbende, die zich door de manipu
laties van den notaris zeer benadeeld achtte,
daaromtrent een klacht bij de politie had inge
diend.
Omtrent den omvang van de onregelmatighe
den had het onderzoek nog geen voldoende ge
gevens opgeleverd.
Blijkens het Voorloopig Verslag der Eerste
Kamer betreffende het wetsontwerp tot voor
ziening in het bestuur der gemeente Beerta
was men het ook in die Kamer vrij algemeen
eens, dat het oogenblik van ingrijpen was aan
gebroken.
Niettemin waren sommige leden van oordeel
dat men den gemeenteraad van Beerta niet te
zwaar moet vallen, daar de omstandigheden een
goed functionneeren der gemeentelijke huis
houding ten zeerste hebben bemoeilijkt. Deze
leden wezen erop, dat Beerta in hoofdzaak een
arbeidersbevolking heeft, vandaar dat de fi-
nancieele positie, vooral in den moeilijken tijd.
welken wij thans beleven, kommervol was, ter
wijl desondanks allerlei behoeften om bevredi
ging vroegen, waaraan niet kon worden vol
daan.
Ook waren zij niet overtuigd, dat het dage-
lijksch bestuur der gemeente er met kracht
naar heeft gestreefd om aan de verlangens v. d,
gemeenteraad zooveel mogelijk tegemooet te
komen. Ware zulks wel het geval geweest, dan
zou de verhouding in de gemeente wellicht
beter zijn geweest en meer samenwerking in
den gemeenteraad hebben bestaan, waardoor
tot de hier voorgestelde maatregelen niet had
behoeven te worden overgegaan. Hoe dat ook
zij, de leden, hier aan het woord, waren van
oordeel, dat deze maatregelen uitsluitend in
uiterste noodzaak mogen worden toegepast.
Intusschen waren er leden, die zich minder
gemakkelijk met het wetsontwerp konden ver
eenigen en zich ten deele zelfs daar tegen ver
klaarden. Zij waren n.l. van oordeel, dat de
argumenten, door den minister aangevoerd
voor het nemen van deze buitengewone en bij
zonder krasse maatregelen, niet voldoende
klemmend waren. Immers, de minister heeft al
leen voorbeelden van financieelen aard gege
ven, ten bewijze, dat de gemeenteraad van
Beerta zijn taak heeft verwaarloosd. Juist de
moeilijke financieele positie waarin deze ge
meente verkeert, en de eigenaardige samenstel
ling der bevolking hadden, volgens hen, tot
een beter begrijpen moeten manen en behoo-
ren te doen zoeken naar een andere oplossing.
Te meer keerden zij zich tegen de thans
voorgestelde maatregelen omdat de financieele
Door den heer Albarda zijn, zooals gemeld,
vragen gesteld in verband met in Frankrijk
verspreide geruchten over wapens en munitie,
welke naar Nederland zouden zijn uitgevoerd
of hier te lande zouden zijn vervaardigd met
het doel naar Duitschland te worden doorge
zonden en betreffende de tegen de versprei
ding van dergelijke geruchten van Regeerings-
wege te nemen maatregelen.
De Minister van Justitie, de heer Van Schalk,
heeft thans de vragen beantwoord.
Dat onder de huidige omstandigheden uit
Frankrijk 500 legertanks en een aantal kanon
nen naar Nederland zouden zijn uitgevoerd
met blijkbaar clandestiene bestemming
naar Duitschland is zóó kennelijk een verzin
sel, dat naar de juistheid daarvan geen on
derzoek behoeft te worden ingesteld, zoo merkt
de minister op.
Mededeelingen vr.n Charles Reber in het
Parijsche blad „La République" zijn slechts
als uitingen van kwaadwillige of ziekelijke
fantasie te beschouwen.
moeilijkheden, waarin onderscheidene gemeen
ten thans verkeeren, ten deele veroorzaakt zijn
door het Rijk, hetwelk de gemeenten op kosten
jaagt, en zij vreesden, dat de regeering, na
eenmaal in deze richting te zijn gegaan, zou
voortgaan het nu voorgestelde middel ter hand
te nemen, daartoe geleid ook door andere rede
nen dan financieele moeilijkheden der betrok
ken gemeente.
Zooals gemeld, had de communistische raads
fractie te Beerta den burgemeester verzocht, een
vergadering van den gemeenteraad uit te schrij
ven ter bespreking van het (thans door de
Tweede Kamer aanvaarde) wetsontwerp, waar
bij Beerta onder curateele gesteld werd.
De vergadering is echter niet door kunnen
gaan wegens het niet aanwezig zijn van het
vereischte aantal leden.
Zoo kwam het einde!
Onder voorzitterschap van den heer J. L.
Nysingh te de Wijk is dezer dagen de maan-
delijksche vergadering van de Eerste Afdeeling
van het Kon. Ned. Landbouw-Comité gehou
den.
Ingekomen was een afschrift van een schrij-
van van de Nederlandsche Mij. ter bevorde
ring van de vlasindustrie, gericht aan den Mi
nister van Economische Zaken, betreffende
steun aan de vlasteelt.
De vergadering ging er mede accoord, dat
ten aanzien van den vlassteun de continuatie
der geldende steunregeling zal worden aange
drongen.
Mededeeling werd gedaan van het besluit
van de vergadering van Dag. Besturen der C.
L. O. de regeering te verzoeken de proefnemin
gen van prof. Sprenger te Wageningen, in
zake het verwerken van fruit op dranken fi
nancieel te steunen.
Opgemerkt werd, dat het hier een zaaK
geldt van groot belang voor- de fruitkweekers.
aangezien als gevolg van de vraag der fabri
kanten, die zich met de fabricage van fruit
dranken bezig houden, voor minder kwaliteit
fruit tamelijk bevredigende prijzen worden ge
maakt.
De vergadering ging accoord met het stand
punt van den F. N. Z„ zoodat men zich kan
vereenigen met een extra-uitkeering over de
ken van modern geschut niet wel bruikbaar
meer zijn, en dat verder nog door Reber ge
noemde „wapenfabrieken" zijn een metaalhan-
del, een fabriek van zuiggasinstallaties en een
oxygeenfabriek, dan kan men zich wellicht
eenig denkbeeld vormen van de waarheid der
geruchten omtrent vervaardiging en export
van oorlogsmateriaal door die inrichtingen.
Het „Ingenieurskantoor voor Scheepsbouw"
waar naast Nederlandsche ingenieurs ook
Duitsche ingenieurs werkzaam zijn, maakt ont
werpen voor scheepsbouw, onderzeeërs, enz.,
doch heeft, voor zoover is gebleken en hetgeen
ook voor de hand ligt, over die fabrieken geen
technisch toezicht.
Ook de telkens weder opduikende berichten
over vervoer naar Duitschland van de „wa-
penvoorraden" van de N. V. Siderius van uit
de opslagplaats te Krimpen aan den IJssel,
kunnen niet anders worden beschouwd dan als
pogingen om den naam van ons land in het
buitenland afbreuk te doen. De half afge
werkte kanonloopen en gietstukken van een
verouderd staalsoort liggen nog steeds te Krim
pen.
Onlangs nog heeft de Regeering aanleiding
gevonden om in verband met in Frankrijk
hardnekkig opduikende, onware berichten over
de wapenindustrie in Nederland en bewape
ning van Duitschland door Nederland door
Harer Majesteits gezant te Parijs een tegen
spraak te doen uitvaardigen. Of het mogelijk
zal zijn de onware berichten in het buiten
land te volgen en of de Regeering het zich tot
taak heeft te rekenen deze bij herhaling tegen
te spreken, valt te betwijfelen.
Veel zou reeds in de goede richting zjjn be
reikt, indien kon worden bevorderd, dat een
eind werd gemaakt aan zekere onverantwoor
delijke Nederlandsche berichtgeving, welke
voet geeft aan het in het buitenland gekoes
terd wantrouwen.
Daarbij worde gewezen op het artikel „De
weg terug, 1918—1933, Draaibanken voor ka
nonnen, te Martenshoek bewaard, worden weg
gehaald, Geheimzinnig vervoer naar Duitsch
land", in de „Vooruit" van 27 October J.I., en
op het met photo's verlucht hoofdartikel „Ver
voer wapenvoorraden", in de „Vooruit" van
Zaterdag 2 December j.l„ avondblad, waarin,
nog wel samengeweven met een overzicht van
den inhoud van het bovenvermeld démenti,
een even onjuist als tot valsche conclusies
suggereerend relaas omtrent de „voorraden"
de bruikbaarheid van het materiaal, het ver
voer daarvan, enz. wordt gegeven, en welk
artikel zeer geschikt is, om aan de verkeerde
geruchten in het buitenland nieuwen steun te
geven.
consumptiemelk tot een bedrag, dat overeen
stemt met de meerdere productiekosten van
deze melk boven de industrie-melk.
Besloten werd aan de andere Centrale Land
bouw Organisaties voor te stellen de ingeko
men rapporten inzake de fabricage van spiri
tus uit aardappelen en de verwerking van
aardappelen op aardappelvlokken, nader te be
spreken met den voorzitter der Nederlandsche
Aardappelcentrale, teneinde -aldus beter te
kunnen nagaan hoe het staat met de mogelijk
heid tot practische uitvoering dezer plannen.
De Minister van Economische Zaken heeft
benoemd tot leden van het Bestuur der Stich
ting Eieren-Import-Centrale: J. Westrik, bur
gemeester van Barneveld-Voorthuizen, voorzit
ter, J. M. Breukers, Roermond, J. Goede Szn.,
Landsmeer, leden van het dageüjksch bestuur
J. T. Jansen, Amsterdam en B. H. Vos, En
schede.
Tot directeur is benoemd ir. P. Ubbels, te
Beekbergen, gem. Apeldoorn.
Tot bestuursleden van de Stichting Neder
landsche Pluimvee-Centrale zijn benoemd: G.
W. Stroink, voorzitter, Steenwijkerwold, W.
Jansen, te Horst (L.), G. Koning, Almen (Gld.),
leden van het dagelijksch bestuur W. R. Drost,
te Kwadijk, K. Eriks, te Leeuwarden, P. J. van
Haaren, Tilburg, D. J. Holstein, Apeldoorn, H.
Koudijs, Bameveld, mr. H. W. J. Sannes, te
Hollandsche Rading. Tot directeur is benoemd
ir. K. Bos, te Beekbergen (gem. Apeldoorn).
Naar wij vernemen is Josephine Baker na de
voorstelling van Donderdagavond te Rotterdam
met haar gezelschap vertrokken en is de tournaé
door ons land, waarvoor zij met den Haagschen
impressario dr. De Koos een contract had, dat
liep tot 31 December a.s., plotseling afgebroken.
De reeds aangekondigde voorstellingen van he
denavond in het Gebouw voor Kunst en Weten
schappen te Den Haag en Zaterdagavond in het
Concertgebouw te Amsterdam gaan niet door.
Woensdagavond om half elf kwam aan 't gast
huis te Delft een auto, waarin twee mannen en
een meisje zaten. Naar de aanwezige genees
heer constateerde, was het meisje levenloos.
Een der twee mannen, de 22-jarige chauf
feur G. uit Zoetermeer, vertelde, dat hij met
zijn meisje, de 22-jarige V., uit Pijnacker, een
ritje had gemaakt en dat zij onwel was ge
worden.
Hij was toen naar een dokter gereden, die
hem naar het gasthuis had verwezen.
Bij onderzoek is echter gebleken, dat het hier
een overtreding van art. 25 Ibis betreft.
Als medeplichtige zijn nog gearresteerd de
27-jarige koopman van de G. uit Zoetermeer en
de vrouw, in wier woning het misdrijf is ge
pleegd.
De verdachten worden ter beschiking van de
Justitie gesteld.
De 38-jarige wielrijdster, mej. De Rooy uit
Rucphen, is bij het onoplettend oversteken van
den Rijksweg BredaRoosendaal door een
vrachtauto, welke van de veemarkt te Etten
kwam, overreden, hoewel de chauffeur door
krachtig remmen nog getracht had de aan
rijding te voorkomen. De vrouw werd met een
ernstige hoofdwonde opgenomen en, nadat ge
neeskundige en geestelijke hulp assistentie had
den verleend, naar haar woning vervoerd.
Eenige uren na het ongeluk is het slachtoffer
overleden.
CHERIBON, 22 Dec. (Aneta). Het Binnen -
landsch Bestuur heeft in de dessa Manis-Lor
in het Koeningansche een oplichtersbende, be
staande uit tien personen, allen familieleden,
gearresteerd. De bende hield koempoelans
(vergaderingen) en slametans (feesten) waarop
de komst van den Iman Mahdi binnen vier
maanden werd aangekondigd. Twee der oplich
ters beweerden dat de geest van de Soenans
Kasepoehan en Kanoman in hen was gevaren,
terwijl ook aan de overige familieleden een
taiystiek tintje was gegeven, teneinde de goed-
geloovige bevolking op te lichten. Vele djimans,
welke werden vereerd, werden in beslag ge
nomen.
Het ingrijpen van het Bestuur smoorde de
pogingen tot oplichting in den kiem. Het geval
heeft geen politieke ondergrond.
Vrijdagmorgen omstreeks elf uur brak brand
uit in de garage van den heer K. de Vrij,
staande op de Zijl te Joure. De vlammen sloegen
over naar het hotel „Het Tolhuis", waarvan de
bijbehoorende tooneelzaal ernstige schade op
liep. De garage brandde geheel uit. De materi-
eele schade is groot. Het hotel kreeg veel wa
terschade.
PADONG, 22 Dec. (Aneta) De politie nam
het blad „Medan Poeteri", het orgaan van de
leerlingen van een particuliere normaalschool
te Forf-de-Kock in beslag. Deze school was
opgericht door Mochtar Loefthi en de voort
zetting daarvan was verboden op grond van de
wilde scholenordonnantie.
Zooals men uit de couranten heeft kunnen
vernemer, is de Duitsche regeering van
plan tl ans de gezondheid van het Duit
sche ras met ernst ter hand te nemen. Men wil
een gezonde kern in het volk hebben, en de
kwestie is, hoe men daartoe geraxen kan. Ter
wijl nog kort geleden de opinie algemeen ver
breid was, dat de omgeving en de opvoeding
zeer veel aan de geestelijke en lichamelijke ont
wikkeling af doen, staat thans het geheele of-
ficieele Duitschland op het standpunt, dat de
erfelijkheid het allervoornaamste is. Om nu een
goed nageslacht te bekomen, zouden de waarde
volle elementen zich sterker moeten voortplan
ten, en de ziekelijke elementen zouden in 't ge
heel geen nakomelingschap moeten krijgen. Dit
alles zijn eugenetische vraagstukken: eugenese
of eugenetiek is de wetenschap, die zich bezig
houdt met de oorzaken en de voorwaarden voor
een goed nageslacht. Deze wetenschap stelt nu
uit den aard van de zaak twee methoden voor,
om tot een gezond en sterk nageslacht te ko
men; n.l. de bevordering van de goede elemen
ten en de verhindering van de ziekelijke ele
menten. Maar het eerste is moeilijker dan het
tweede. Wanneer er in Duitschland echtparen
zijn, waarvan de ouders beiden gezond, krach
tig, vroolijk harmonisch ontwikkeld en econo
misch goed gesitueerd zijn, dan zou de regee
ring deze echtparen natuurlijk moeten kunnen
bewegen, om veel kinderen te krijgen. Maar
daartoe laten die Duitschers zich in 't algemeen
niet overhalen. Het kinderaantal der ontwik
kelde Duitschers, professoren, leeraren, advo
caten, artsen, hoogere ambtenaren is ontstel
lend gering. En toch kan men zonder aarzeling
zeggen, dat de hoogst gesitueerde, meest ont
wikkelde standen in den regel de meest gezonde
en talentvolle elementen bevatten.
Natuurlijk zijn thans alle Duitschers openlijk
sterk voor de gezondmaking van het ras, maar
of de individueele Duitscher thans van de ge
boortebeperking zal afzien dat moet nog af
gewacht worden.
In elk geval de Duitsche regeering meent,
dat het beter is, om maar dadelijk te beginnen
met de sterilisatie, de onvruchtbaarmaking van
de ziekelijke elementen.
Om nu de zaak goed en principieel te beoor-
deelen, moet men twee punten onderscheiden.
En wel de wetenschappelijke kwestie en vervol
gens de zedelijke kwestie.
De wetenschap kan tot het resultaat komen,
dat een bepaalde ziekte, b.v. een soort krank
zinnigheid erfelijk is, of dat in elk geval een
krankzinnig ouder een bijzonder groote kans
heeft om krankzinnige kinderen te krijgen. In
dien de wetenschap dat constateert en als
het zóó eenvoudig was, kon de eerste de beste
burgerman dat ook wel constateeren dan is
het een feit. En de wetenschap zou daaraan
de conclusie kunnen vastknoopen, dat onvrucht
baarmaking van zulke individuen verhindert,
dat er een groot aantal krankzinnigen in de
maatschappij komt. En ook daarin zou de we
tenschap gelijk hebben.
Welke ziekten worden nu door de Duitsche
Regeering onder het oog genomen? De Duitsche
wet op de sterilisatie noemt; aangeboren zwak
zinnigheid, schizophrenie, manisch-depressieve
krankzinnigheid, erfelijke epilepsie, choxea van
Huntington, blindheid, doofheid en ernstige
misvormingen en ernstig alcoholisme. Wanneer
nu naar de ervaring der medische wetenschap
met groote waarschijnlijkheid verwacht kan
worden, dat de nakomelingen van deze lijders
aan ernstige lichamelijke of geestelijke, erfe
lijke ziekten zullen komen te lijden, dan is de
wet van toepassing, dan mogen die rijders on
vruchtbaar gemaakt worden. Of dit al of niet
zal geschieden, wordt beslist door een aparte
rechtbank, een „Erbgesundheitsgericht". Daarin
hebben zitting drie personen: één rechter, één
arts-ambtenaar en één arts, die speciale studie
van de erfelijkheidsleer heeft gemaakt.
Deze rechtbanken kunnen getuigen oproepen;
ook den huisarts van den „bekiaagde". Deze
huisarts, of welke arts dan ook, kan zich jiiet
op zijn ambtsgeheim beroepen. De zittingen van
de erf-gezondheids-rechtbank zijn niet open
baar. Al degenen, die aan de oeslissing over
sterilisatie deelnemen, zijn tot geheimhouding
verplicht. Degene, die de operatie uitvoert, en
zij die daaraan medewerken, zijn ook tot ge
heimhouding verplicht. De toestemming van
den betrokken persoon is niet vereischt, directe
dwang is geoorloofd.
Let wel, deze wet is niet van toepassing op
misdadigers; de sterilisatie geldt dan ook, offi
cieel, niet als iets oneervols.
Het aantal personen, dat voor sterilisatie in
aanmerking komt, wordt door Dr. Gütt op één
millioen geschat. Deze is geen gewone dokter,
maar Ministerialrat, die ook in den ol'ficieelen
gezondheidsdienst een belangrijke plaats be
kleedt.
Zeer nauwkeurig zal men waarschijnlijk by
het uitzoeken der candidaten voor de sterili
satie wel niet te werk gaan. Wei zeide Dr. Gütt,
dat men beginnen zal alleen de ernstige geval
len uit te kiezen, n.l. patiënten, van wie men
verwachten kan, dat zij binnenkort wél eens
kinderen zouden «kunnen krijgen.
In Amerika althans is men niet altijd even
precies. De Nederlandsche geneesheer Dr. G. P.
Frets heeft onlangs een bezoek aan verschil
lende Amerikaansche eugenetici gebracht en
ook gestichten bezocht, waar de sterilisatie uit
gevoerd werdl). In een der gestichten, waar
een vrouweiyke dokter directrice is, is het steeds
een bijzonder soort patiënten, die gesteriliseerd
worden, n.l. „vrouwen, die al een kind hebben,
voordat ze trouwen, en niet zelf in staat zyn,
om kinderen te onderhouden en op te voeden".
„Uitgebreide stamboomen, waaruit de erfelijke
minderwaardigheid van de patiënten blijkt,
worden niet gemaakt."
Dus heel zeker van de erfelijkheid dezer zwak
zinnigheid bij vrouwen is men niet. (Zeer merk
waardig is, wat Dr. Frets vertelt van een onder
houd met Morgan, den bekenden onderzoeker
van de erfelijkheid, die voor enkele maanden
den Nobel-prijs mocht ontvangen. Deze twij
felde aan de toepassing van de eugenese, vooral
wat de sterilisatie betrof.)
In Duitschland zal het ook wel niet altijd
even nauwkeurig toegaan, dit kan haast niet
anders. De rechtbank bestaat ujt drie leden,
waarvan er één lid speciale studie gemaakt
heeft van de erfelijkheidsleer. Wat wil dat
zeggen? Misschien heeft hij jaren en jaren door
gebracht met proefnemingen op muizen of
marmotjes; maar blijkbaar hangt dan toch van
het oordeel van dezen man in hoofdzaak de be
slissing af. Dit is een eerste bezwaar.
Er moet volgens de wet een groote waar-
schy'nlijkheid zijn, dat het nageslacht ernstige
lichamelijke of geestelijke, erfelijke ziekten zal
hebben. Wat is „groote waarschijnlijkheid"? Is
60 pet. waarschijnlijkheid reeds groot, of alleen
maar 90 pet. Dat staat niet in de wet, en daar
mee is de deur voor de willekeur geopend.
Let wel: het kan den Duitschers, of denDuit-
schen wetgevers in hun tegenwoordigen ge
moedstoestand natuurlijk niets schelen, of die
minderwaardigen de operatie wel prettig vin
den. Maar er zyn ook menschen, die de zaak
anders aanzien. Wat te denken van de geheim
zinnigheid? Alles gaat in het geheim en een
ieder moet zwijgen.
Dit alles doet den buitenstaander zich ver
bazen over de doldriftigheid van deze Duitsche
Regeering. En stond nu de zaak van de erfelijk
heid nog maar wetenschappelijk vast! Het te
gendeel is waar. Daarover stel ik mij voor in een
volgend artikel te spreken.
TH. H. SCHLICHTING.
1) Zie de Mei-Aflevering van het Tijdschrift
„Mensch en Maatschappij",
Z.H.Exc. de Bisschop van Haarlem heeft he
den in de kapel van het Theologicum te War
mond het H. Priesterschap toegediend aan de
weleerw. heeren A. C. G. Berkhout, C. J. Berk
hout, A. O. Cras, C. J. J. J. Herzberg en J. G.
Welsch.
Vervolgens de H Wijding van het Diaconaat
aan de eerw. heeren Th. de Wit en B A. van
Wanneer men, zoo zegt minister Van Schaik,
slechts bedenkt, dat de bedoelde maatschappij
„Siderius" by gebrek aan emplooi sinds eenige
maanden niet meer als wapenfabricante werk
zaam is en als zoodanig wordt geliquideerd;
dat de fabriek van de Muinck Keizer geen
machinefabriek, doch een jjzergieterü is, ge
vestigd te Utrecht, en niet zooals Reber
verklaart te Martenshoek; dat te Martens
hoek een opslagplaats is van destijds opge
kochte oude draaibanken, die voor het bewer-