In 't midden van den nacht Ingrijpen noodig Albarda vraagt Medische kroniek ZATERDAG 23 DECEMBER LEEKENPREEKEN WHST ER IN VENETIË mm 10 Gearresteerd notaris Allerlei akten zou hij vervalscht hebben H. H. WIJDINGEN Toch zou men Beerta's raad niet te zwaar moeten vallen Kommervolle positie Maar de socialistische pers geeft door onverantwoordelijke berichtgeving voet aan wantrouwen Raak antwoord aan de soci's Kwaadwillige fantasie Einde van Beerta's raad Spiritus uit aardappelen De practise he uitvoering wordt nagegaan Onverantwoordelijk Eieren en pluimvee Bestuursleden van centrales benoemd Josephine naar Parijs Hier niet meer in trek? ZEDENMISDRIJF Slachtoffer bezweken DOOR VRACHTAUTO DOODGEREDEN Bij het onoplettend oversteken van den weg OPLICHTERSBENDE GEPAKT Zij gaven een mystiek tintje aan de zaak GARAGE UITGEBRAND ORGAAN IN BESLAG GENOMEN Sterilisatie In het bisdom Haarlem zyi. Ook in Venetië wintert het. Op de Piazza di San Marco ligt de sneeuw niet alleen op hoopen geveegd, maar de over strooming maakt het zelfs mogelijk om er een tochtje per gondel te maken Nu wij dit jaar volgens het verlangen van den H. Vader Pius XI het negentien de eeuwfeest van Christus' sterven vie ren, wordt onze aandacht dit keer meer dan an ders getrokken op den geboortedatum van 25 December, waarop de christenheid al sinds on heugelijke tijden haar Kerstmis houdt. Wij weten, dat het Kerstfeest in de eerste jaren van de jonge kerk geen vasten dag had; al spoedig en wel meer dan drie eeuwen lang op den 6den Januari werd gevierd en daarna in de Westersche kerk altijd op 25 December herdacht werd. Als met zoovele andere kerke lijke gebruiken en feestdagen paste de jeug dige kerk ook dit hoogtij aan de gedachtenwe- reld van Romeinen en Germanen aan, welke heidensche volken in de laatste week van De cember den geboortedag van den zonnegod vierden. Wat was er gemakkelijker dan het bijgeloof aan den „onverwonnen zonnegod" te veranderen in het ware geloof aan Christus, het Licht der wereld? Een feest van licht is Kerstmis voor de chris tenheid gebleven. Heel de Kerstliturgie is er op ingesteld. In het eerste gebed van de nachtmis bidt de priester al dadelijk tot God „die dezen heiligen nacht met de stralen van het ware licht hebt laten verlichten." En de tweede Mis vangt aan met Isaias' voorspelling: „een licht zal heden over ons lichten" terwijl de derde offerande sluit met het evangelie van St. Jan, waarin omtrent den pas geboren Chris tus zoo plechtig wordt getuigd: in Hem was het leven en het leven was het licht der menschen: en het licht schijnt in de duisternissen en de duisternissen hebben het (licht) niet begre pen." Het licht in het duister, ziedaar in een enkel woord heel de beteekenis van het Kerst feest, van de herdenking van het grootste we reldgebeuren, van de geboorte van Gods Zoon, samengevat! Het licht in den nacht! Zooals de kerk ons in de octaafmis van eersten Kerst dag met de poëzie uit het hooglied toezingt: Terwijl alles rondom in diepe stilte verzonken was en de nacht op zijn baan de helft van zijn reis had volbracht, is O God, Uw almachtig Woord uit den hemel van koninklijke zetels nedergedaald. In 't midden van den nacht verscheen een engel aan de wakende herders en de hemel werd klaar als de dag. En in dien nacht werd de Christus geboren. Zoo kwam het licht in de wereld: en die donkere nacht en die werke lijke duisternis, die slapende menschen in dat onvergelijkelijk oogenblik waren werkelijkheid en symbool tegelijkertijd. Hoe dikwijls hebben wij de beteekenis van dit historisch feit al overpeinsd; en altijd weer bekoort het ons en laat ons niet los: in zekeren nacht, nu negentien eeuwen geleden, was de volheid der tijden gekomen en werd door de geboorte van een Godmensch aan de wereldge schiedenis een radicale wending, aan de maat schappij een ander aanschijn gegeven. De vraag, waarom God, juist het vijftiende regeeringsjaar van keizer Tiberius uitkoos om den voorlooper van Zijn Zoon op aarde te zen den, of, breeder opgevat, waarom het vierdui zend jaar moest duren eer de menschheid na Adam's val werd verlost, heeft vele denkende geesten alle christen-eeuwen door bezig ge houden. Er is op de eerste plaats een histori sche verklaring. De periode omstreeks Christus' geboorte kunnen wij beschouwen als het tijdvak van een afgeleefde beschaving. De Grieksch-Ro- meinsche wereld was verouderd, er moest ver nieuwing komen. In tal van uitingen dier da gen spreekt een verlangen naar een oplossing van onontwarbare maatchappelijke problemen, meer nog naar verlossing uit angstwekkende geestesconflicten. Het geloof aan de goden was den ontwikkelden al lang ontzonken en de besten onder hen bra ken zich voortdurend het hoofd over de waarde van dit en de bestaanbaarheid van een ander leven. Er waren andere teekenen; de scheiding der volkeren van de oude wereld had door de eenheid van het Ro- meinsche imperium opgehouden te bestaan, ter wijl het Grieksch de ééne gemeenschappelijke voertaal van alle ontwikkelden was geworden. Het machtsideaal van de Romeinen en het schoonheidsideaal van de Grieken was bereikt; de loop der historie drong naar een andere, grootere macht, om de menschheid naar een •ooger plan te voeren. Maar waarom kwam de Verlosser zoo laat, eerst na duizenden jaren? Waarom liet Hij zich door de beste en edelste onder de menschen zoo lang, met smartelijk verlangen wachten? Dit is een vraag, antwoordt dr. Kirsch in zijn „Kirchengeschichte" die reeds vroeg tot de eerste christenen werd gericht en verschillend door hen werd beantwoord. Reeds een onbe kende schrijver uit den allereersten christen tijd antwoordt: de menschheid moest eerst tot de volle erkenning van haar ellende en van haar behoefte aan een Verlosser komen. De tijden der zware dwalingen en zonden en de daaruit voortvloeiende schrikkelijke gevolgen moesten haar de oogen hiervoor openen, in welk een afgrond zij gestort was, welke ellende zij over zich had afgetrokken; de verloren zoon moest eerst het vaderland leeren zoeken. God had geen welgevallen in de zonde, maar Hij duldde ze uit lankmoedigheid en vormde eerst in den mensch den zin voor gerechtigheid, op dat, eerst wanneer wij uit onze eigen werken de overtuiging zouden geput hebben, dat wij het leven onwaardig zijn, eerst dan Gods goedheid het ons kon geven; en, nadat wij in onszelf on dervonden hadden, dat wij uit eigen krachten het Rijk Gods niet kunnen verwerven, ons de mogelijkheid daartoe door Gods macht en grootheid gegeven zou worden. Als de maat vol was en de boosheid haar hoogste punt had be reikt, als de menschheid rijp scheen voor het gerecht en den dood, dan trad de goddelijke liefde in haar volle, hemelsche grootte naar voren in de verlossing van het verloren ge slacht door den eenig geboren Zoon Gods. En waar de zonde groot was, daar was de genade nog grooter. Gods daden treden niet direct en onvoorbe reid aan het licht, maar zij ontwikkelen zich naar een hoog en verheven plan trapsgewijze en door menschelijke werktuigen in den tijd. De geheele vóór-christelijke geschiedenis was een meer of mindere voorbereiding op Christus, die zich zoowel in den ontwikkelingsgang van het joodsche volk, van zijn afzondering tot zijn toenadering tot de heidensche volkeren, alsook in het zoeken en streven van deze laat- sten, in het bijzonder van de edelste geesten onder hen. Maar de nieuwe genade, die in het jodendom voor de menschheid werd voorbereid en waarvoor de menschen in het heidendom bereid werden gemaakt, moest hun niet met ge weld worden opgedrongen, doch vrijwillig door hen worden aanvaard. Daarom moesten zij hiervoor uiterlijke en innerlijke aanknoopings- punten vinden. In de wet van Mozes was stof en inhoud van Gods eischen aan den mensch, in den grondvorm gegeven. Overigens hadden de beste en edelste menschen van den vóór- christelijken tijd geen absoluut nadeel van de late komst van den Verlosser. Immers het ge loof aan den toekomstigen Redder der wereld was voor hen hetzelfde als voor latere geslachten het geloof aan den verschenen Verlosser was: ook zij konden in en door Chris tus zaligheid verwerven. Zelfs afgezien van de vroome joden waren er menschen, die de in hun hart geplante natuurwet onderhielden. „Er was wel geen ander volk, zegt Augustinus, dat in waarheid „volk Gods" werd genoemd, zooals het volk van Israël; maar zelfs de joden kunnen niet ontkennen, dat er ook onder an dere volken eenige menschen waren, die wel niet in de aardsche maar toch in de hemelsche gemeenschap tot de ware Israëlieten behoorden, zooals reeds het voorbeeld van den Idumaeër Job aantoont. Ik twijfel er niet aan, of God heeft er voor gezorgd, dat wij aan dezen eenen man kunnen zien, hoe er ook onder andere volkeren menschen konden zijn, die een Gode welgevallig leven leidden, en zóó tot het gees telijk Jeruzalem behoorden. Dit werd, paar wij kunnen aannemen, aan niemand verleend, dan aan hem aan wien de eene Middelaar tusschen God en de menschen, n.m. de Mensch Christus Jezus, door God geopenbaard werd; die, als komende in het vleesch aan de oude heiligen even goed voorspeld werd als Hij ons als ver schenen Godmensch werd geopenbaard opdat een en hetzelfde geloof allen die voor de Stad, voor het huis en voor den Tempel Gods zijn uitverkoren, door Hem tot God zouden worden gevoerd." In het aangezicht der eeuwigheid echter, dus voor God, voor Wien duizend jaren gelijk zijn aan één dag, Die alles, ook het bin nenste der menschenhaflen vooruitziet, zegt dezelfde Kerkvader, is de vraag naar onze late verlossing van even weinig beteekenis als de vraag naar de late s,hepping van den mensch. Op het hoogfeest van heden kan het zijn nut hebben ons in deze verheven gedachten een wijle te verdiepen. Christus werd geboren in de volheid der tijden; zooals St. Paulus zegt; toen de nacht, welke over de wereld sinds Adams zondenval hing, op het midden van zijn baan gekomen was, dat wil zeggen, toen het licht begon door te breken en de tijd zich keer de naar den dageraad. Want wat er in den Kerstnacht zelf gebeurde aan Josef en Maria, aan de herders en de wijzen uit het Oosten, was een wonderbare verschijning voor enkelen. Voor de rest van de wereld bleef het nog lang donkere nacht. Eerst moest Christus op groeien en sterven om nog eenige honderden in het op de aarde verschenen Licht te doen gelooven. En dan gaan er nog eeuwen voorttij eer dat licht tot in alle hoeken der toen be kende aarde doordringt en wordt erkend. Maar tenslotte is de nacht overgegaan en heeft het licht in volle glorie gestraald. Ontzagwekkende gedachte voor onzen tijd! Het licht is voor allen opgegaan, het straalt rijk en overheerlijk in Gods kerk en toch: mil- lioenen sluiten hun oogen en hun harten. Is het niet, of het vervolg van St. Jan's evangelie voor onzen tijd geschreven is: Hij was het ware licht, dat allen mensch verlicht, komend in deze wereld. Hij was in de wereld en de we reld is door Hem gemaakt en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigendom en de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Drijft deze Kerstnacht ons niet om met vu rige verlangens en gebeden den Hemel een heilig geweld aan te doen, opdat het licht nog helderder moge schitteren in Gods kerk. wat zeggen wil, dat zij, die Hem wel hebben aan genomen, door een stichtender voorbeeld die millioenen mogen trekken naar de waarheid en ook deze afgedwaalden en verblinden Hem mogen aannemen en de macht mogen ontvan gen kinderen Gods te worden? HOMO SAPIENS. Omtrent de arrestatie van den notaris M. J. F. F. P., die gearresteerd is, als verdacht zich te hebben schuldig gemaakt aan onregelmatighe den in de uitoefening van zijn ambt, vernemen wij nóg nader, dat hij zich moet hebben schul dig gemaakt aan vervalsching van acten, o.a. betreffende hypotheken en dat hij daarbij op geraffineerde wijze te werk zou zijn gegaan. De onregelmatigheden kwamen aan het licht, nadat een belanghebbende, die zich door de manipu laties van den notaris zeer benadeeld achtte, daaromtrent een klacht bij de politie had inge diend. Omtrent den omvang van de onregelmatighe den had het onderzoek nog geen voldoende ge gevens opgeleverd. Blijkens het Voorloopig Verslag der Eerste Kamer betreffende het wetsontwerp tot voor ziening in het bestuur der gemeente Beerta was men het ook in die Kamer vrij algemeen eens, dat het oogenblik van ingrijpen was aan gebroken. Niettemin waren sommige leden van oordeel dat men den gemeenteraad van Beerta niet te zwaar moet vallen, daar de omstandigheden een goed functionneeren der gemeentelijke huis houding ten zeerste hebben bemoeilijkt. Deze leden wezen erop, dat Beerta in hoofdzaak een arbeidersbevolking heeft, vandaar dat de fi- nancieele positie, vooral in den moeilijken tijd. welken wij thans beleven, kommervol was, ter wijl desondanks allerlei behoeften om bevredi ging vroegen, waaraan niet kon worden vol daan. Ook waren zij niet overtuigd, dat het dage- lijksch bestuur der gemeente er met kracht naar heeft gestreefd om aan de verlangens v. d, gemeenteraad zooveel mogelijk tegemooet te komen. Ware zulks wel het geval geweest, dan zou de verhouding in de gemeente wellicht beter zijn geweest en meer samenwerking in den gemeenteraad hebben bestaan, waardoor tot de hier voorgestelde maatregelen niet had behoeven te worden overgegaan. Hoe dat ook zij, de leden, hier aan het woord, waren van oordeel, dat deze maatregelen uitsluitend in uiterste noodzaak mogen worden toegepast. Intusschen waren er leden, die zich minder gemakkelijk met het wetsontwerp konden ver eenigen en zich ten deele zelfs daar tegen ver klaarden. Zij waren n.l. van oordeel, dat de argumenten, door den minister aangevoerd voor het nemen van deze buitengewone en bij zonder krasse maatregelen, niet voldoende klemmend waren. Immers, de minister heeft al leen voorbeelden van financieelen aard gege ven, ten bewijze, dat de gemeenteraad van Beerta zijn taak heeft verwaarloosd. Juist de moeilijke financieele positie waarin deze ge meente verkeert, en de eigenaardige samenstel ling der bevolking hadden, volgens hen, tot een beter begrijpen moeten manen en behoo- ren te doen zoeken naar een andere oplossing. Te meer keerden zij zich tegen de thans voorgestelde maatregelen omdat de financieele Door den heer Albarda zijn, zooals gemeld, vragen gesteld in verband met in Frankrijk verspreide geruchten over wapens en munitie, welke naar Nederland zouden zijn uitgevoerd of hier te lande zouden zijn vervaardigd met het doel naar Duitschland te worden doorge zonden en betreffende de tegen de versprei ding van dergelijke geruchten van Regeerings- wege te nemen maatregelen. De Minister van Justitie, de heer Van Schalk, heeft thans de vragen beantwoord. Dat onder de huidige omstandigheden uit Frankrijk 500 legertanks en een aantal kanon nen naar Nederland zouden zijn uitgevoerd met blijkbaar clandestiene bestemming naar Duitschland is zóó kennelijk een verzin sel, dat naar de juistheid daarvan geen on derzoek behoeft te worden ingesteld, zoo merkt de minister op. Mededeelingen vr.n Charles Reber in het Parijsche blad „La République" zijn slechts als uitingen van kwaadwillige of ziekelijke fantasie te beschouwen. moeilijkheden, waarin onderscheidene gemeen ten thans verkeeren, ten deele veroorzaakt zijn door het Rijk, hetwelk de gemeenten op kosten jaagt, en zij vreesden, dat de regeering, na eenmaal in deze richting te zijn gegaan, zou voortgaan het nu voorgestelde middel ter hand te nemen, daartoe geleid ook door andere rede nen dan financieele moeilijkheden der betrok ken gemeente. Zooals gemeld, had de communistische raads fractie te Beerta den burgemeester verzocht, een vergadering van den gemeenteraad uit te schrij ven ter bespreking van het (thans door de Tweede Kamer aanvaarde) wetsontwerp, waar bij Beerta onder curateele gesteld werd. De vergadering is echter niet door kunnen gaan wegens het niet aanwezig zijn van het vereischte aantal leden. Zoo kwam het einde! Onder voorzitterschap van den heer J. L. Nysingh te de Wijk is dezer dagen de maan- delijksche vergadering van de Eerste Afdeeling van het Kon. Ned. Landbouw-Comité gehou den. Ingekomen was een afschrift van een schrij- van van de Nederlandsche Mij. ter bevorde ring van de vlasindustrie, gericht aan den Mi nister van Economische Zaken, betreffende steun aan de vlasteelt. De vergadering ging er mede accoord, dat ten aanzien van den vlassteun de continuatie der geldende steunregeling zal worden aange drongen. Mededeeling werd gedaan van het besluit van de vergadering van Dag. Besturen der C. L. O. de regeering te verzoeken de proefnemin gen van prof. Sprenger te Wageningen, in zake het verwerken van fruit op dranken fi nancieel te steunen. Opgemerkt werd, dat het hier een zaaK geldt van groot belang voor- de fruitkweekers. aangezien als gevolg van de vraag der fabri kanten, die zich met de fabricage van fruit dranken bezig houden, voor minder kwaliteit fruit tamelijk bevredigende prijzen worden ge maakt. De vergadering ging accoord met het stand punt van den F. N. Z„ zoodat men zich kan vereenigen met een extra-uitkeering over de ken van modern geschut niet wel bruikbaar meer zijn, en dat verder nog door Reber ge noemde „wapenfabrieken" zijn een metaalhan- del, een fabriek van zuiggasinstallaties en een oxygeenfabriek, dan kan men zich wellicht eenig denkbeeld vormen van de waarheid der geruchten omtrent vervaardiging en export van oorlogsmateriaal door die inrichtingen. Het „Ingenieurskantoor voor Scheepsbouw" waar naast Nederlandsche ingenieurs ook Duitsche ingenieurs werkzaam zijn, maakt ont werpen voor scheepsbouw, onderzeeërs, enz., doch heeft, voor zoover is gebleken en hetgeen ook voor de hand ligt, over die fabrieken geen technisch toezicht. Ook de telkens weder opduikende berichten over vervoer naar Duitschland van de „wa- penvoorraden" van de N. V. Siderius van uit de opslagplaats te Krimpen aan den IJssel, kunnen niet anders worden beschouwd dan als pogingen om den naam van ons land in het buitenland afbreuk te doen. De half afge werkte kanonloopen en gietstukken van een verouderd staalsoort liggen nog steeds te Krim pen. Onlangs nog heeft de Regeering aanleiding gevonden om in verband met in Frankrijk hardnekkig opduikende, onware berichten over de wapenindustrie in Nederland en bewape ning van Duitschland door Nederland door Harer Majesteits gezant te Parijs een tegen spraak te doen uitvaardigen. Of het mogelijk zal zijn de onware berichten in het buiten land te volgen en of de Regeering het zich tot taak heeft te rekenen deze bij herhaling tegen te spreken, valt te betwijfelen. Veel zou reeds in de goede richting zjjn be reikt, indien kon worden bevorderd, dat een eind werd gemaakt aan zekere onverantwoor delijke Nederlandsche berichtgeving, welke voet geeft aan het in het buitenland gekoes terd wantrouwen. Daarbij worde gewezen op het artikel „De weg terug, 1918—1933, Draaibanken voor ka nonnen, te Martenshoek bewaard, worden weg gehaald, Geheimzinnig vervoer naar Duitsch land", in de „Vooruit" van 27 October J.I., en op het met photo's verlucht hoofdartikel „Ver voer wapenvoorraden", in de „Vooruit" van Zaterdag 2 December j.l„ avondblad, waarin, nog wel samengeweven met een overzicht van den inhoud van het bovenvermeld démenti, een even onjuist als tot valsche conclusies suggereerend relaas omtrent de „voorraden" de bruikbaarheid van het materiaal, het ver voer daarvan, enz. wordt gegeven, en welk artikel zeer geschikt is, om aan de verkeerde geruchten in het buitenland nieuwen steun te geven. consumptiemelk tot een bedrag, dat overeen stemt met de meerdere productiekosten van deze melk boven de industrie-melk. Besloten werd aan de andere Centrale Land bouw Organisaties voor te stellen de ingeko men rapporten inzake de fabricage van spiri tus uit aardappelen en de verwerking van aardappelen op aardappelvlokken, nader te be spreken met den voorzitter der Nederlandsche Aardappelcentrale, teneinde -aldus beter te kunnen nagaan hoe het staat met de mogelijk heid tot practische uitvoering dezer plannen. De Minister van Economische Zaken heeft benoemd tot leden van het Bestuur der Stich ting Eieren-Import-Centrale: J. Westrik, bur gemeester van Barneveld-Voorthuizen, voorzit ter, J. M. Breukers, Roermond, J. Goede Szn., Landsmeer, leden van het dageüjksch bestuur J. T. Jansen, Amsterdam en B. H. Vos, En schede. Tot directeur is benoemd ir. P. Ubbels, te Beekbergen, gem. Apeldoorn. Tot bestuursleden van de Stichting Neder landsche Pluimvee-Centrale zijn benoemd: G. W. Stroink, voorzitter, Steenwijkerwold, W. Jansen, te Horst (L.), G. Koning, Almen (Gld.), leden van het dagelijksch bestuur W. R. Drost, te Kwadijk, K. Eriks, te Leeuwarden, P. J. van Haaren, Tilburg, D. J. Holstein, Apeldoorn, H. Koudijs, Bameveld, mr. H. W. J. Sannes, te Hollandsche Rading. Tot directeur is benoemd ir. K. Bos, te Beekbergen (gem. Apeldoorn). Naar wij vernemen is Josephine Baker na de voorstelling van Donderdagavond te Rotterdam met haar gezelschap vertrokken en is de tournaé door ons land, waarvoor zij met den Haagschen impressario dr. De Koos een contract had, dat liep tot 31 December a.s., plotseling afgebroken. De reeds aangekondigde voorstellingen van he denavond in het Gebouw voor Kunst en Weten schappen te Den Haag en Zaterdagavond in het Concertgebouw te Amsterdam gaan niet door. Woensdagavond om half elf kwam aan 't gast huis te Delft een auto, waarin twee mannen en een meisje zaten. Naar de aanwezige genees heer constateerde, was het meisje levenloos. Een der twee mannen, de 22-jarige chauf feur G. uit Zoetermeer, vertelde, dat hij met zijn meisje, de 22-jarige V., uit Pijnacker, een ritje had gemaakt en dat zij onwel was ge worden. Hij was toen naar een dokter gereden, die hem naar het gasthuis had verwezen. Bij onderzoek is echter gebleken, dat het hier een overtreding van art. 25 Ibis betreft. Als medeplichtige zijn nog gearresteerd de 27-jarige koopman van de G. uit Zoetermeer en de vrouw, in wier woning het misdrijf is ge pleegd. De verdachten worden ter beschiking van de Justitie gesteld. De 38-jarige wielrijdster, mej. De Rooy uit Rucphen, is bij het onoplettend oversteken van den Rijksweg BredaRoosendaal door een vrachtauto, welke van de veemarkt te Etten kwam, overreden, hoewel de chauffeur door krachtig remmen nog getracht had de aan rijding te voorkomen. De vrouw werd met een ernstige hoofdwonde opgenomen en, nadat ge neeskundige en geestelijke hulp assistentie had den verleend, naar haar woning vervoerd. Eenige uren na het ongeluk is het slachtoffer overleden. CHERIBON, 22 Dec. (Aneta). Het Binnen - landsch Bestuur heeft in de dessa Manis-Lor in het Koeningansche een oplichtersbende, be staande uit tien personen, allen familieleden, gearresteerd. De bende hield koempoelans (vergaderingen) en slametans (feesten) waarop de komst van den Iman Mahdi binnen vier maanden werd aangekondigd. Twee der oplich ters beweerden dat de geest van de Soenans Kasepoehan en Kanoman in hen was gevaren, terwijl ook aan de overige familieleden een taiystiek tintje was gegeven, teneinde de goed- geloovige bevolking op te lichten. Vele djimans, welke werden vereerd, werden in beslag ge nomen. Het ingrijpen van het Bestuur smoorde de pogingen tot oplichting in den kiem. Het geval heeft geen politieke ondergrond. Vrijdagmorgen omstreeks elf uur brak brand uit in de garage van den heer K. de Vrij, staande op de Zijl te Joure. De vlammen sloegen over naar het hotel „Het Tolhuis", waarvan de bijbehoorende tooneelzaal ernstige schade op liep. De garage brandde geheel uit. De materi- eele schade is groot. Het hotel kreeg veel wa terschade. PADONG, 22 Dec. (Aneta) De politie nam het blad „Medan Poeteri", het orgaan van de leerlingen van een particuliere normaalschool te Forf-de-Kock in beslag. Deze school was opgericht door Mochtar Loefthi en de voort zetting daarvan was verboden op grond van de wilde scholenordonnantie. Zooals men uit de couranten heeft kunnen vernemer, is de Duitsche regeering van plan tl ans de gezondheid van het Duit sche ras met ernst ter hand te nemen. Men wil een gezonde kern in het volk hebben, en de kwestie is, hoe men daartoe geraxen kan. Ter wijl nog kort geleden de opinie algemeen ver breid was, dat de omgeving en de opvoeding zeer veel aan de geestelijke en lichamelijke ont wikkeling af doen, staat thans het geheele of- ficieele Duitschland op het standpunt, dat de erfelijkheid het allervoornaamste is. Om nu een goed nageslacht te bekomen, zouden de waarde volle elementen zich sterker moeten voortplan ten, en de ziekelijke elementen zouden in 't ge heel geen nakomelingschap moeten krijgen. Dit alles zijn eugenetische vraagstukken: eugenese of eugenetiek is de wetenschap, die zich bezig houdt met de oorzaken en de voorwaarden voor een goed nageslacht. Deze wetenschap stelt nu uit den aard van de zaak twee methoden voor, om tot een gezond en sterk nageslacht te ko men; n.l. de bevordering van de goede elemen ten en de verhindering van de ziekelijke ele menten. Maar het eerste is moeilijker dan het tweede. Wanneer er in Duitschland echtparen zijn, waarvan de ouders beiden gezond, krach tig, vroolijk harmonisch ontwikkeld en econo misch goed gesitueerd zijn, dan zou de regee ring deze echtparen natuurlijk moeten kunnen bewegen, om veel kinderen te krijgen. Maar daartoe laten die Duitschers zich in 't algemeen niet overhalen. Het kinderaantal der ontwik kelde Duitschers, professoren, leeraren, advo caten, artsen, hoogere ambtenaren is ontstel lend gering. En toch kan men zonder aarzeling zeggen, dat de hoogst gesitueerde, meest ont wikkelde standen in den regel de meest gezonde en talentvolle elementen bevatten. Natuurlijk zijn thans alle Duitschers openlijk sterk voor de gezondmaking van het ras, maar of de individueele Duitscher thans van de ge boortebeperking zal afzien dat moet nog af gewacht worden. In elk geval de Duitsche regeering meent, dat het beter is, om maar dadelijk te beginnen met de sterilisatie, de onvruchtbaarmaking van de ziekelijke elementen. Om nu de zaak goed en principieel te beoor- deelen, moet men twee punten onderscheiden. En wel de wetenschappelijke kwestie en vervol gens de zedelijke kwestie. De wetenschap kan tot het resultaat komen, dat een bepaalde ziekte, b.v. een soort krank zinnigheid erfelijk is, of dat in elk geval een krankzinnig ouder een bijzonder groote kans heeft om krankzinnige kinderen te krijgen. In dien de wetenschap dat constateert en als het zóó eenvoudig was, kon de eerste de beste burgerman dat ook wel constateeren dan is het een feit. En de wetenschap zou daaraan de conclusie kunnen vastknoopen, dat onvrucht baarmaking van zulke individuen verhindert, dat er een groot aantal krankzinnigen in de maatschappij komt. En ook daarin zou de we tenschap gelijk hebben. Welke ziekten worden nu door de Duitsche Regeering onder het oog genomen? De Duitsche wet op de sterilisatie noemt; aangeboren zwak zinnigheid, schizophrenie, manisch-depressieve krankzinnigheid, erfelijke epilepsie, choxea van Huntington, blindheid, doofheid en ernstige misvormingen en ernstig alcoholisme. Wanneer nu naar de ervaring der medische wetenschap met groote waarschijnlijkheid verwacht kan worden, dat de nakomelingen van deze lijders aan ernstige lichamelijke of geestelijke, erfe lijke ziekten zullen komen te lijden, dan is de wet van toepassing, dan mogen die rijders on vruchtbaar gemaakt worden. Of dit al of niet zal geschieden, wordt beslist door een aparte rechtbank, een „Erbgesundheitsgericht". Daarin hebben zitting drie personen: één rechter, één arts-ambtenaar en één arts, die speciale studie van de erfelijkheidsleer heeft gemaakt. Deze rechtbanken kunnen getuigen oproepen; ook den huisarts van den „bekiaagde". Deze huisarts, of welke arts dan ook, kan zich jiiet op zijn ambtsgeheim beroepen. De zittingen van de erf-gezondheids-rechtbank zijn niet open baar. Al degenen, die aan de oeslissing over sterilisatie deelnemen, zijn tot geheimhouding verplicht. Degene, die de operatie uitvoert, en zij die daaraan medewerken, zijn ook tot ge heimhouding verplicht. De toestemming van den betrokken persoon is niet vereischt, directe dwang is geoorloofd. Let wel, deze wet is niet van toepassing op misdadigers; de sterilisatie geldt dan ook, offi cieel, niet als iets oneervols. Het aantal personen, dat voor sterilisatie in aanmerking komt, wordt door Dr. Gütt op één millioen geschat. Deze is geen gewone dokter, maar Ministerialrat, die ook in den ol'ficieelen gezondheidsdienst een belangrijke plaats be kleedt. Zeer nauwkeurig zal men waarschijnlijk by het uitzoeken der candidaten voor de sterili satie wel niet te werk gaan. Wei zeide Dr. Gütt, dat men beginnen zal alleen de ernstige geval len uit te kiezen, n.l. patiënten, van wie men verwachten kan, dat zij binnenkort wél eens kinderen zouden «kunnen krijgen. In Amerika althans is men niet altijd even precies. De Nederlandsche geneesheer Dr. G. P. Frets heeft onlangs een bezoek aan verschil lende Amerikaansche eugenetici gebracht en ook gestichten bezocht, waar de sterilisatie uit gevoerd werdl). In een der gestichten, waar een vrouweiyke dokter directrice is, is het steeds een bijzonder soort patiënten, die gesteriliseerd worden, n.l. „vrouwen, die al een kind hebben, voordat ze trouwen, en niet zelf in staat zyn, om kinderen te onderhouden en op te voeden". „Uitgebreide stamboomen, waaruit de erfelijke minderwaardigheid van de patiënten blijkt, worden niet gemaakt." Dus heel zeker van de erfelijkheid dezer zwak zinnigheid bij vrouwen is men niet. (Zeer merk waardig is, wat Dr. Frets vertelt van een onder houd met Morgan, den bekenden onderzoeker van de erfelijkheid, die voor enkele maanden den Nobel-prijs mocht ontvangen. Deze twij felde aan de toepassing van de eugenese, vooral wat de sterilisatie betrof.) In Duitschland zal het ook wel niet altijd even nauwkeurig toegaan, dit kan haast niet anders. De rechtbank bestaat ujt drie leden, waarvan er één lid speciale studie gemaakt heeft van de erfelijkheidsleer. Wat wil dat zeggen? Misschien heeft hij jaren en jaren door gebracht met proefnemingen op muizen of marmotjes; maar blijkbaar hangt dan toch van het oordeel van dezen man in hoofdzaak de be slissing af. Dit is een eerste bezwaar. Er moet volgens de wet een groote waar- schy'nlijkheid zijn, dat het nageslacht ernstige lichamelijke of geestelijke, erfelijke ziekten zal hebben. Wat is „groote waarschijnlijkheid"? Is 60 pet. waarschijnlijkheid reeds groot, of alleen maar 90 pet. Dat staat niet in de wet, en daar mee is de deur voor de willekeur geopend. Let wel: het kan den Duitschers, of denDuit- schen wetgevers in hun tegenwoordigen ge moedstoestand natuurlijk niets schelen, of die minderwaardigen de operatie wel prettig vin den. Maar er zyn ook menschen, die de zaak anders aanzien. Wat te denken van de geheim zinnigheid? Alles gaat in het geheim en een ieder moet zwijgen. Dit alles doet den buitenstaander zich ver bazen over de doldriftigheid van deze Duitsche Regeering. En stond nu de zaak van de erfelijk heid nog maar wetenschappelijk vast! Het te gendeel is waar. Daarover stel ik mij voor in een volgend artikel te spreken. TH. H. SCHLICHTING. 1) Zie de Mei-Aflevering van het Tijdschrift „Mensch en Maatschappij", Z.H.Exc. de Bisschop van Haarlem heeft he den in de kapel van het Theologicum te War mond het H. Priesterschap toegediend aan de weleerw. heeren A. C. G. Berkhout, C. J. Berk hout, A. O. Cras, C. J. J. J. Herzberg en J. G. Welsch. Vervolgens de H Wijding van het Diaconaat aan de eerw. heeren Th. de Wit en B A. van Wanneer men, zoo zegt minister Van Schaik, slechts bedenkt, dat de bedoelde maatschappij „Siderius" by gebrek aan emplooi sinds eenige maanden niet meer als wapenfabricante werk zaam is en als zoodanig wordt geliquideerd; dat de fabriek van de Muinck Keizer geen machinefabriek, doch een jjzergieterü is, ge vestigd te Utrecht, en niet zooals Reber verklaart te Martenshoek; dat te Martens hoek een opslagplaats is van destijds opge kochte oude draaibanken, die voor het bewer-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5