STA DSNIEUWS
2U veufiaal van den dag
DIAMANT
ZADELHOFF
LA
GELDERSCHE
ROOKWORST
HET KAPERSNEST
WOENSDAG 27 DECEMBER
BAK- EN BRAADVET
JOSEPH CONRAD
EEN MOOIE DAAD
Van de georganiseerde technici
ST. FRANCISCUS LIEFDEWERK
Ouderstriduum en Kerstfeest
viering
MUZIEK
HAARLEMS GEMENGD KOOR
W eihnachts-Orator ium
NAMIDDAGCONCERT H.O.V.
Soliste: Hanny Scheffelaar Klots
(viool)
VOOR DE TAFEL i
NATIONALE
w DRANK J
St. Josephsgezellenver. Haarlem 1
45 ets p. pond
22J ets p. hall
pond
INDERDAAD IETS FIJNS
1 -
Alleabonné'songel™f3000.-ïlï&no££750doo^T™1^? f250.- W&f 125.-f50.-ll*Tbo?ukX f40«Sd*» vmg«
A.R.K.A.
Afd. Bloembollenstreek
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
ZONDER
VOOftUITB
Door de plaatselijke afdeelingen van den Bond
van Technisch en Opzichthoudend Personeel,
den Ned. Bond van Technici, den Ned. R. K.
Bond van Technici en de Ned. Vereeniging van
Christ. Technici, werd voor korten tyd terug
een commissie benoemd, welke tot taak had
voor te bereiden de stichting van een technisch
schijnbureau te Haarlem.
De bedoeling van dit bureau moest zijn de
vele werklooze technische werknemers te Haar
lem in de gelegenheid te stellen hunne kennis
op peil te houden, zoo mogelijk, uit te breiden,
met de bedoeling om by gunstige conjunctuur-
wijziging wederom het oude beroep met succes
te kunnen beoefenen.
Na vele voorbereidingen is men er thans in
geslaagd het bureau definitief te stichten. Be
sloten is het schijnbureau met ingang van
Maandag 8 Januari as. in werking te stellen.
De stichting is mede mogelijk gemaakt door
de groote medewerking van het Gemeentebe
stuur van Haarlem, welke leslokalen in de
school aan de Botermarkt beschikbaar stelde, de
directie van het Provinciaal Electriciteitsbednjf
van Noord-Holland, welke een belangrijke sub
sidie verleende en de Haarlemsche industrie,
met name de Fa.'s J. J. Beijnes, gebr. Figee en
Storkhijsch-Conrad, welke het bureau voorzag
van alle teekenkamerbenoodigdheden en boven
dien nog een belangrijke subsidie verleende.
Woensdagavond vóór Kerstmis zette de S-
F. L.'schola cantorum minor in de Franciscus-
kapel aan de Zoetestraat het „Veni Creator" in.
Het triduum van de ouders der SFL'jongens
van Haarlem-Centrum en van Haarlem-Noord
was begonnen, onder leiding van Pater F-
Esser O. E. S. A„ conrector van het R- K.
Lyceum aan den Zijlweg.
Gedurende drie achtereen volgende avonden
luisterde de overvolle kapel naar het welspre
kend woord van den Augustijnermonnik, die
met nadruk wees op de godsdienstige op
voedingstaak der ouders.
Telkens na een kort Lof begaven zich de
aanwezigen naar een der groote benedenzalen,
waar de Lazaristenmissionaris, Pater N. Roo-
zen, in smakelijkvoorgedragen causerieën
China liet zien, via heel duidelijke lantaarn
plaatjes, met zijn aard en gewoonten. De groote
uitgestrekte familie der frêle pindamannetjes
trok ieders belangstelling
Der traditie getrouw was op den vooravond
van Kerstmis een „Stimmungsabend" georgani
seerd voor jongens van zaal A. Een der S- F. L.-
lectoren las met diep gevoel 'n treffend Kerst
verhaal voor.
Op den eersten Kerstdag had de sluiting van
het ouderstriduum plaats.
De ouders der jongens van Haarlem-Centrum
kwamen weer naar de Franciscuskapel in de
Zoetestraat; het een oogpunt van plaatsruimte
tactiek gingen die van Haarlem-Noord naar de
Barbarakapel op het Soendaplein.
In de Franciscuskapel las, om acht uur,
Pater Esser twee H. H. Missen voor de jongens
der zalen A, B en C, waaronder de meesten
ter H Tafel naderden. Na de H. Mis verza-
3
melden zich de jongens aan een bijzonder
smakelijk Kerstontbijt. Een saucijsophiel be
gunstiger had het S- F. L. in staat gesteld dien
morgen èn jongens èn ouders (van Haarlem-
Centrum en van Noord) op warme saucijsen
broodjes te tracteeren..
De plechtige H. Mis van kwart over negen
werd gezongen door de schola cantorum major
onder leiding van haar nieuwen magister can-
tus. Tegenwoordig waren, behalve de jongens
van Rivotorte, ruim negentig ouders van Cen
trum.
Na het Evangeliehield Pater Esser een tref
fende Kerstpredicatie, waarin hij wees op de
welsprekende stem van het zwijgend Kind in
de kribbe.
Met hun jongens gingen vele ouders ter H.
Communie.
Na het zingen van een Kerstlied trokken de
ouders naar de groote benedenzaal, waar een
Kerstontbijt gereed stond. Hiervoor, alsmede
voor de smakelijke tafelgarneering, hadden
eenige rappe dameshanden gezorgd.
Aan het eind van het ontbijt vertolkte een
der aanzittenden de dankbaarheid der ouders:
de woordvoerder memoreerde de heerlijke tri-
duum-avonden en dankte in hartelijke bewoor
dingen het monastiek driemanschap der Paters
Esser, Roozen en Smits. Vergezeld van een
traditioneel, mollig gedeesemd Kerstbrood trok
ieder der ouders huiswaarts.
Inmiddels had Pater Smits drie H.H. Missen
gelezen in de Barbarakapel, voor de jongens
van Haarlem-Noord en hun ouders. Ook hier
naderden vele ouders met hun jongens ter H-
Tafel. Nadat eenige bekende Kerstliederen
waren gezongen, gingen de jongens (evenals
iederen Zondag) ontbijten in de puddingfabriek
„de hinde". Per autobus trokken de vier en
vijftig ouders naar het Franciscushuis in de
Gen. de la Reystraat, waar (dank zij de hulp
van eenige dames) eenzelfde Kerstontbijt ge
serveerd werd als in de Zoetestraat. Ook dit
huis verlieten allen met een Kerstbrood.
Den tweeden Kerstdag was het „gewone
Zondagsdienst". Des avonds werd bov<endien
een film afgedraaid en werden versnaperingen
rondgediend.
Zoo kan het Haarlemsch St. Franciscus
Liefdewerk met voldoening en dankbaarheid
terugzien op het Ouderstriduum en op het
Kerstfeest van jongens en ouders, daaTtoe in
staat gesteld door SFL-vrienden en SFL-be-
gunstigers. die met klinkende munt gereageerd
hebben op de Kerstkattebel van het S. F. L-
Sedert eenige jaren voert Haarlems Gemengd
Koor een groot gedeelte van het z.g. Weihnachts
Oratorium van Bach uit. Van de 6 Cantates wer
den de vijfde cn de zesde nimmer gezangen en
om een meer grootsche afsluiting te verkrijgen
(het slotkoraal der vierde Cantate maakt niet
den indruk van een finale) hei haaide men het
aanvangskcor der derde:
„Herrscher des Himmels".
Deze oplossinng van het afsluitingsprobleem
wordt niet algemeen gevolgd. Daar de vierde
Cantate de miftst waardevolle is, zingt men
ook wel eens de mooiste fragmenten uit de
vijfde en de zesde na de derde Cantate.
Thans was aangekondigd een toevoeging van
andere fragmenten. Deze bestond in hoofdzaak
uit het koor: „Ehre sei dir, Gott", waarmede
het vijfde deel begint, als finale. Terwijl ver
viel de sopraan-aria met de echo: „Flösst,
mein Heiland" en het duet voor sopraan en
bas: „Herr, dein Mitleid".
Genoemd koor uit de vijfde Cantate leent
zich wel voor algeheele afsluiting, het klinkt
grootsch en verheven, is een ware lofzang, die
DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP
een pompeuzen indruk maakt. De coupure in
het Da Capo-gedeelte vonden we overbodig,
het toonaardverschil met het voorafgaande ko
raal geen groot bezwaar.
Daar het geheel onder leiding van dirigent
Booda stond, kregen we wederom diens bijna
traditioneel geworden opvatting, die nogal eens
verschilt met die van den heer Dresden. Op de
eerste plaats was Dresden's nuanceering, bij
zonder die der koralen, meer overwogen, ze deed
natuurlijker aan. Dan was de voordracht van
sommige koralen niet zoo overgevoelig. Het
koraal „Wie soil ich dich empfangen" werd
thans b.v. in een o.i. te gerekt tempo genomen
en met een voordracht gezongen, die ons ge
kunsteld toeleek.
Ook werd wederom het „Frieden auf Erden"
van het eerste „Ehre sei Gott" in een ver
traagd tempo genomen, waardoor dit onder
deel, dat toch al rustiger van rhythme en melo
die is geschreven, aan uitdrukkingskracht ver
liest. En behooren bij het slotkoraal van het
eerste deel geen trompetten? De tusschenspelen
klonken tegenover den koorklank te simpel.
Ten slotte werd het vorig jaar met meer
döcrzichtigen forte-klank gezongen. Het koor
ontwikkelde nu weliswaar 'n prachtig ^u, doch nog
al massalen klank. Enkele malen kon zoo iets
imponeeren, op den duur mist het zijn uitwer
king.
Men kreeg tevens te veel hoogtepunten door
te talrijke f.f.'s.
Hiertegenover staat dat het koor zijn taak
uitmuntend beheerschte en doorgaans met
animo zong, het orkest, ook de hoboïsten en
vooral niet te vergeten de trompettist, lofwaar
dig spel ten gehoore gaf en de solisten in me«-
nig opzicht voldeden.
Mejuffrouw Theodora Versteegh stond tech
nisch en muzikaal bovenaan. Steeds boeide zij
door haar correcten, doorvoelden zang. Louis
Bogtman vervulde de basparty en gaf blijk
reeds een goede Bach-vertolker te zijn, al kan
zijn voordracht nog aan verdieping winnen.
Tenor Kees Smulders zong de recitatieven iets
te lyrisch en veelal te zacht voor de groote con
certzaal. De aria: „Frohe Hirten" kon ons be
ter bekoren.
Zooals gewoonlijk was de zaal goed bezet met
een aandachtig en dankbaar publiek.
O. K.
Deze Zondagmiddag voor Kerstmis was 'n
mooie gelegenheid om het Kerst-concert van A.
Corelli (Concerto Grosso no. 8) eens ten ge
hoore te brengen. Aanvankelijk was de ge-
wenschte eenheid nog wel eens zoek, mislukten
bijvoorbeeld een paar rallentendo, tengevolge
van al te individueele concentratie in de strij
kerspartijen, maar de musici kwamen er allengs
beter in en in de zeer fraaie slotdeelen, waar
van vooral het Adagio en de Pastorale te rele-
veeren zijn, beluisterden we de noodige homo
geniteit. Het Concertino bestond uit de heeren
Hans Byvanck, Leendert de Graaf en Louis van
Maanen, terwijl achter het Clavecimbel Jan
Booda had plaatsgenomen. Ze vervulden de hun
toevertrouwde partijen verdienstelijk, al kon de
klank van de cello ons niet bijster bekoren. Di
rigent Adam liet allen in de hulde deelen.
In het Vioolconcert in C-dur van A. Vivaldo
vond Hanny Scheffelaar Klots gelegenheid om
van haar bijzondere violistische gaven te doen
blijken. Vooral het Andante doloroso werd ont
roerend mooi en innig door haar geïnterpre
teerd, waarbij het nu goed ingespeelde orkest
haar uitstekend assisteerde. De soliste, wier so-
liede stokvoering en muzikale opvatting we hier
reeds meermalen onderstreepten, werd lang en
warm voor haar kunstzinnige daad gehuldigd,
en kreeg bloemen. M'n kleine jongen zei, dat
het juist was alsof er iemand zong. En deze
spontane opmerking is 'n groot compliment.
De scheidingsstreep op het programma stelde
de pauze vóór het derde programma-nummer,
dat bestond uit het Maestoso en het Adagio-
Andante uit Beethoven's „Die Geschöpfe des
Prometheus". Maar dit wfts blijkbaar 'n druk
fout en er waren blijkbaar ook instrumentalis
ten, die er bijna door werden.
zich reppen rr
nog hun plaal
al niet doen
Concertino, althans solistische partijen, met zorg
vervuld door mevr. A. W. Stelwagen, harp, Joh.
Spies, fluit, A. Strikkers, clarinet, G. Albert,
fagot! en Louis van Maanen, cello. Beethoven's
melodieuze werk met de bekende zangerige pas
sages viel een accurate interpretatie ten deel.
M'n boven reeds vermelde kleine jon gen «be
weerde wel, dat Koning David toch het mooiste
harp speelde, maar daar behoefd mevr. Stel
wagen zich geen verwijt van te maken. De jeugd
vermeit zich blijkbaar graag in zulke gratuite
historische vergelijkingen, die in ieder geval
even charmant zijn als oorspronkelijk.
Na de pauze trad Hanny ScheffelaarKlots
nog op in het geestige werk van Saint Saëns
voor viool en orkest: Introduction et Rondo
Capriccioso. Ook hier frappeerde haar spel door
juiste muzikale intuïtie en technisch brilliante
weergave, die het orkest slechts éénmaal ver
raste. Doch de tweede maal waren de musici op
hun qui vive. Soliste en orkest oogstten met dit
werk een dankbaar en welverdiend applaus.
Het goed geslaagde concert werd l>esloten met
de 2de Arlésienne Suite van Bizet, waarin bij
het Menuet harp en fluit 'n fraaie partij ver
vulden.
J. O.
insdagmorgen (tweeden Kerstdag) werd in de
kapel van het R. K. Lyceum aan den Zijlweg
een gezongen H. Mis opgedragen met algemeene
H. Communie voor de St. Josephgezellen-ver-
eeniging Haarlem 1 tot intentie van de dona
teurs.
Hierna vond in het vereenigingsgebouw aan
de Jansstraat in een zaal welke in Kerststem
ming omgetooverd was een algemeen ontbijt
plaats, waarbij de heer Klein Schiphorst, secre
taris der St. Josephgezellenvereeniging, in een
kernachtige toespraak de leden verzocht niet
aan den Nat. Soc. groet mee te doen, doch hun
heil të zoeken bij Kolping.
Des avonds had in bovengenoemd gebouw een
Kerstavond plaats.
Na eenige Kerstliederen en andere muziek
nummers, goed gespeeld door de muziekvereeni-
ging „Utile Dulci" onder leiding van den heer
J. Jutjes, volgden wederom eenige Kerstliederen
gezongen door het pas opgerichte zangkoor „St.
Caeiclia" vond de plechtige installatie plaats
van 24 nieuwe leden.
Hierna werd het woord gevoerd door den se
nior, den heer -F. Knape, die de plechtige instal
latie als lid van de St. Josephgezellen-vereeni-
ging verklaarde.
Na de pauze werd door de gezellen-tooneelver-
eeniging „Sint Genesius" het dramatisch too-
neelspel met het gelukkige eind getiteld „De
Brief" uitgevoerd. Dit spel in twee bedrijven
werd, niettegenstaande de zeer korte voorberei
ding, uitmuntend gespeeld en oogstte dan ook
veel succes.
Het corpulente oude mannetje aan een der
tafeltjes van het deftige restaurant keek
met spanning naar hetgeen zich buiten
voor z'n oogen afspeelde. Een groote menigte
had zich verzameld, toen een rechercheur een
zakkenroller op heeterdaad had betrapt en even
later de boosdoener onder den ijzeren greep van
den politieman werd weggeleid.
De oude man staarde voor zich uit. Wat een
schelm, zoo'n jongen. Maar daar kon men
eigenlijk met over oordeelen. Misschien was hij
gedwongen door ellende, misschien ook niet. Hij
kon ook een avonturier zijn. Op dit oogenblik
werd hij uit z'n overpeinzingen opgeschrikt
door iemand anders, die aan hetzelfde tafeltje
wilde plaats nemen.
„Is deze plaats onbezet?" vroeg een vriende
lijke stem, en opkijkend zag hü een charmant
jongmensch, gehuld in een kostbare bontjas.
„Ja, zeker, mijnheer," antwoordde de oude
man haastig. Hij zat zoo alleen en eenig ge
zelschap in zoo'n groote ruimte, scheen hem
niet onverschillig.
„Dank u, dan zal ik m'n jas maar even uit
trekken," zei de ander en hij hing z'n jas aan
den kapstok, naast het eenvoudige jasje van
den ouden man.
Eenige oogenblikken gingen in stilzwijgen
voorbij, alvorens hét corpulente heertje zich
vriendelijk tot den jongen man richtte en zei:
„Hoe kunnen sommige jonge menschen toch
hun leven vergooien, vindt u niet?"
De ander keek hem vragend aan.
„Ik zeg, dat zooveel jongelui reeds vroeg voor
de gevangenis worden groot gebracht."
„Hoe bedoelt u dat?" vroeg de aangesproke
ne, terwijl hij een sigarenkoker te voorschijn
haalde.
„Nou, heel eenvoudig, dagelijks zien we er
tal van voorbeelden van. Ik weet niet, of u het
zoo juist gezien heeft, maar geen tien minuten
geleden werd een jongeman op heeterdaad be
trapt op zakkenrollerij
„O," viel de ander hem in de rede, „nu be
grijp ik u; ja zeker, ja, ja, dat is maar ai te
waar. Maar a propos, kan ik u misschien die
nen?" Hij stak z'n overbuur z'n sigarenkoker
toe en deze nam er met een lichte buiging een
sigaar uit. De gulle gever vervolgde:
„Ja, mijnheer, wat dat betreft, neen, het is
heel gewoon als je een inbraak pleegt en nog
meer ben je in tel, wanneer je een geraffi
neerde oplichting op touw zet. Neen, de tijd,
dat je met den nek werd aangezien is voorbij.
Je zou haast zeggen, dat ze die zaakjes in de
hand werken."
„Juist, zeer juist opgemerkt," meende de oude
heer en liet er onmiddellijk op volgen: „Tegen
woordig is het heelemaal geen schande meer."
De jonge man blies behaaglijk een rookwolk
weg, als wilde hij te kennen geven dat hij het
roerend met den ander eens was.
„Maar om op het geval van daar straks terug
te komen, het was een snuiter van nog geen
twintig jaar en u had dat gezicht eens moeten
zien. Hij keek net alsof hij de eerlijkste man
van de wereld was.
„Had hij een mijnheer gerold?"
„Ja, maar heel toevallig had deze hem in de
gaten."
„Nu, dan is hij ook nog een groen in t vak!"
„Wat zegt u vak? Ik moet zeggen, een mooi
vak! Maar bij mij was hij even goed in de val
geloopen."
„Hoe zoo?"
„Ja, natuurlijk. Ten eerste, zorg ik er voor,
dat ik er nooit tè netjes, d.w.z. chique uitzie,
want daar letten ze het eerste op."
„Dat is waar."
„En dan is er nog een reden, waarom ze bij
mij niet de minste kans hebben. In m'n jas
heb ik zóó'n diepen zak, dat, als ze het zouden
wagen hun handen in m'n zak te steken, ze er
nooit meer uit zouden komen."
„Een prachtig idee," lachte de ander.
„Misschien denkt u, wat is die man dom om
zoo iets te zeggen, maar ik heb wel zooveel
menschenkennis, dat lk met éen oogopslag zie,
dat ik met een keurig net persoon te doen heb.
Dat zie ik onmiddellijk mijnheer, dus daarom
yprtroiiw ik u zoniipr gor-^ion m-n geheim
PFPFRMIINT
de praatzieke oude
EN MOEDELOOS,
P WARBUCK5 TE-
HET PUTiT IS
TE MAKEN.
ALLEMACHTIO.' PAAP
UOTHET KARKAS VAK
DIE ZEILBOOT VAN
DEK OUDEN NED ÓE-
LUKKIO DREVEN WE
ÜAUW WE6,AHDER<>
ZOUDEN WE OP EEN
'DIEPTE OE5T007EK.
UN.
MAAR HET
ER ZULLEN
PLANKEN
IN ORDE
HIER. IKK
HEBBEN
LAND NIET
BOOT KAN
DIE UIT.
MERK
man, „u bent nog jong en onbedreven, u weet
niet half wat er op deze wereld te koop is.
Maar ik moet zeggen, ik tref het anders wel
vandaag. Vanmorgen had ik ook zoo'n geintje
aan de hand. Ik ging ng.ar mijn kantoor, en
op de tram was het zóó verduiveld druk, en
dan is het opletten hoor! Ik hield m'n handen
strak tegen m'n lijf gedrukt, want het was van
daag beursdag en ik had een dik gespekte por
tefeuille in m'n zak...."
„Maar," viel de Jonge man in, „u behoeft toch
niet bang te zijn, als u zoo'n diepen zak hebt."
„Nu mijnheer, het is toch maar zaak om op
te passen, je kan nooit weten. Maar om op dien
vent terug te ko-
•llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlItllH
men, ik had hem f
dadelijk in de ga- T\p ffl/Tft tyipf
ten. Wat deed hij TTIUTI lllEl
zenuwachtig! I
Dan zocht hy CleTl UlCpCTl ZÜK
weer haastig z'n
zakken na, dan
weer schoof hij z'n boord recht, die heelemaal
niet scheef zat. Nou, maar ik heb hem niet
uit het oog verloren."
„U bent een voorzichtig man," zei de ander
goedkeurend.
„Ja, dat moet wel in den tegenwoordigen tijd.
Ik kan het u wel in vertrouwen zeggen, maar
ik zal blij wezen, als ik vanavond op mijn vil
laatje, weer veilig en wel bij moeder de vrouw
zit. Och, het is zoo gevaarlijk, zooveel geld bij
Je te hebben: enfin, oppassen is de boodschap."
„Natuurlijk."
„Ik zou den kerel, die het waagde mij m'n
geld te ontfutselen, den nek omdraaien, het
geld, waar ik zoo voor heb geploeterd. Ach m'n
goede mijnheer, het Is toch gespuls tegenwoor
dig en anders niet."
De oude heer werd driftig en sloeg met de
handen op tafel, zoodat de glazen trilden.
„Ja, wat dat betreft," zei de elegante jonge
man, „ik ben dezelfde meening toegedaan als
u. Het is alles volkomen waar wat u zegt. O,
ik verzeker u, als het mij mocht gebeuren, ik
zou den vent tegen den grond slaan."
„Zeker, ze verdienen niet anders."
„Maar u gaat veilig en wel naar huis; ze
denken toch niet, dat zoo'n eenvoudig manne
tje, permitteer me, dat ik het zeg, zooveel geld
bij zich heeft."
De oude heer stond op met de verontschul
diging, dat hy zich een oogenblik moest ver
wijderen.
Toen hij terugkwam, was de elegante jonge
man spoorloos verdwenen, en de oude zag dat
hij er met z'n jasje vandoor was gegaan. HU
ging echter doodbedaard aan het tafeltje zitten,
klopte even en rekende met den kellner af.
Daarna liep hij met een glimlach op het ge
rimpeld gelaat naar den kapstok, en trok de
prachtige bontjas aan.
„Ziezoo," mompelde hij, „dat ls weer een
mooie jas die kan ik best met dat koude weer
aan m'n lyf hebben. Och, wat zal die goede
jongen opkijken, als hij tot de ontdekking komt,
dat de oude man inderdaad een zeer diepen
zak in z'n jas heeft, maar een zak zonder bo
dem en zonder portefeuille.
De alg. R. K. Ambtenarenvereeniging, afd.
Bloembollenstreek, hield in het Bruine Paard te
Sassenheim haar laatste vergadering van dit
jaar.
Hoewel de agenda o.m. een lezing door den
geestelijk adviseur vermelde, was de opkomst
door omstandigheden niet groot.
De voorzitter deelde mede, dat in Februari a.s.
het tweede jaarfeest op eenvoudige wijze zal
worden herdacht. Het bestuur stelt zich voor
een eenvoudigen feestavond te organiseeren,
waarbij de dames zullen worden uitgenoodigd.
Vervolgens werd medegedeeld, dat het bestuur
bij het aanbieden der begrooting zal komen met
een voorstel tot verlaging van de contributie.
Hierop hield de geestelijk adviseur der afdee-
ling, de Weleerw. heer kapelaan Westerkamp
een causerie over het Fascisme en Katholicisme,
welk onderwerp allergrootste belangstelling had.
Na een korte pauze werden vele vragen naar
aanleiding van de causerie gesteld.
igevallen verzekerd voor een der volgende uitaeermgen i wovw. veme» vm uci»
ROMAN VAN
iiuHinuMniiimniiiiiiiHiiiMiiiuiiiHliuwWg
37
(Korte inhoud van het voorafgaande: Kemp,
een Engelschman uit Kent willet met Carlos
Riego uit naar Jamaica, geholpen door den
verloofde van zijn zuster Veronica Ralph
Rooksby. Hier komt hii in kennis met den
rechter O'Brien en met Don Ramon, die
Kemp willen overhalen dienst te nemen bij
zeeroovers, die Rio Medio als basis hebben.
Als hij hier niet op Ingaat, wordt hü over
weldigd en aan boord van een schip ge
bracht. Hii weet te ontsnappen en wordt op
gepikt door een ander schip dat hem naar
Havana meeneemt. Nabil Cuba worden zij
echter door zeeroovers, die onder bevel staan
van een vriend van Carlos Thomas de Castro,
overvallen. John. Kemp wordt door het ka
perschip naar Rio Medio gebracht, waar hii
gastvrij ontvangen wordt door Don Balthasar
Hier leidt men hem aan het sterfbed van
Carlos. Het, gepeupel elscht de uitlevering
van Kemp en doet als Carlos luist gestor
ven ls. een aanval op het huis, waarbi! Don
Balthasar door een kogel wordt getroffen
en stervend Ineenzakt).
Langen tijd had ik naast den bisschopszetel
verborgen gestaan, toen ik eensklaps de zwarte
gestalte alleen in de galerij op mij zag neer
kijken uit de loggia der Riego's. Plotseling
gevoelde ik een buitengewone kalmte; zij keek
op mij neer met nietsziende oogen, maar ik wist
en voelde, dat zij mij nu zou volgen tot het
einde der wereld. Ik voelde geen enkelen twijfel
meer aan het welslagen van onze onderne
ming; met zoo'n standvastig wezen was er geen
mislukking meer mogelijk.
Eensklaps voelde ik, achter den bisschops
zetel om, een hand de mijne raken en een
stem zeide: „Het is tijd!" Heel zacht, alsof het
bij de plechtigheid hoorde, werd ik om den
zetel heen getrokken naar een deur in den
wand. We daalden langs een smalle wenteltrap
in de duisternis van een crypte, slechts verlicht
door de kleine, blauwe vlam van een olielamp.
Boven ons hoorden we geluiden als de donder
geweldig, sidderend. Wij bevonden ons onmid
dellijk onder het koor.
Na een oogenblik wachtens, ontstond een ge
schuifel van kleeren, van ingehouden voet
stappen, en hoorde ik een lichten uitroep met
ruwe stem geuit.
Toen werd een steen in t gewelf van zijn
plaats bewogen, en straalde van het koor een
gloed van licht naar omlaag.
Naast mi) zag ik Seraphina's gezicht schit
terend verlicht omhoog kijken. En Tomas
Castro zeide:
„Vlug, vlug.... de gebeden zijn bijna af ge
loopen; er zullen menschen op straat zya"
Van boven zette een machtige stem in.
En een koor van stemmen sleepte na. De
punt van een groote, met zwart fluweel beklee-
de kist gleed boven ons hoofd naar omlaag;
touwen zaten er om heen. Mijn geleider had in
de schemerige verte naast een witmarmeren
plaat in den dikken muur een deur geopend.
De kist boven ons bewoog weer een weinig
terug; de touwen werden met rammelend ge
luid opnieuw bevestigd.
Een droge, vormelijke stem intoneerd van
boven:
„Erit Justus. Ab auditione.
Bij de open deur rammelde de broeder met
de sleutels: „Komen, komen," riep hy onge
duldig.
Ik was vreeselijk bang dat Seraphina op t
zien der kist zou gaan gillen en flauw vallen, of
zou weigeren de plaats te verlaten. Er was maar
heel weinig tijdDe piraten stroomden mis
schien reeds voor uit de kathedraal, terwijl w\j
hier aan den achterkant kwamen.
Maar Seraphina glipte naar de open deur;
een adem van frissche lucht bereikte ons.Zij
keek eenmaal om. De kist hing nu recht boven
de opening en sloot het licht af- Tomas Castro
nam haar bij de hand.
„Kom mee.... kom mee," zeide hfl met bui
tengewone teederheld.
Hij had krampachtig staan snikken. Wij
gingen enkele treden op en achter ons sloot
de deur met een geluid als een zucht van ver
lichting.
Snel schreden wij door de volkomen zwart
heid en eenzaamheid van het verlaten strand
tusschen de oude stad en het dorp.
Een boot lag half in het water. Links van
pns huiverde over het stille water het licht van
een schoener tegenover Casa Riego.
Eensklaps zei Tomas Castro;
„De Senorita heeft nog nooit een voet op
den open grond gezet."
Dadelijk tilde ik haar in de boot.
„Afstooten, Tomas, afstooten!" zeide ik met
heftig kloppend hart....
VIERDE DEEL
LIER EN ZWAARD
EERSTE HOOFDSTUK.
Eerst nog een licht, byna onhoorbaar kner
sen, een zwak, schurend geluid, een fluisterend
ruiselen van zand en, zonder schok of plons
begon de boot te drijven.
Het was donker. De roeispaan behoedzaam
indompelend, gaf ik nogmaals een stoot tegen
de hellende kust. Seraphina zat in haar manlel
gedoken, bewegingloos en Tomas Castro aan
den boeg maakte geen enkel geluid. Ik hoorde
hem niet eens adem halen. Alles scheen overge
laten aan mij. Opnieuw aangedreven, bracht de
boot een licht gekabbel teweeg en myn uitge
latenheid van zooeven had in een enkel
oogenblik plaats gemaakt voor al de kwellingen
van den hevigsten angst.
Eensklaps werd mijn blik getroffen door de
maan, die over de zwarte helling van het ge
bergte een gloed verspreidde als van 'n bosch-
brand. Nog een oogenblik en de baai zou over
stroomd worden met licht, en de schoener, die
aan de kust voor Casa Riego geankerd lag. was
geen tachtig yards van ons af. Ik dompelde miln
riem geluidloos in het nat. Castro roeide met
z'n eene hand.
De misten, die van het laagland kwamen op
stijgen, vulden de baai maar gedeeltelijk en ik
kon ze op 't water zien drijven als een zilverig
witten, spookachtigen muur. Wy drongen er in
door èn werden onmiddellijk van de kust af
onzichtbaar.
Castro, die vlug roeide, draaide zijn hoofd
om en gromde wat bij het zien van een rood
schijnsel, heel laag in den mist. Er brandde een
vuur op de lage landtong, waar Nichols, de
Nieuw-Schotlander, het geschut had opge
steld dat zooveel schade had toegebracht aan
de schepen van admiraal Rowley. Het waren
maar enkele losse stukken geweest en een ge
deelte der kanonnen was al weer weggeno
men.... Maar het vuur waarschuwde ons dat
er enkele menschen op de plek aanwezig waren.
We hielden een oogenblik op met roeien en
Castro legde mij uit, dat er altijd vuur brandde,
wanneer er maar één schip van die dieven in
touw was. En ze waren allicht met ccn stuk
of vier man om het vuur te onderhouden.
Dezen eigen nacht was Manuel del Popoio
met een groot aantal roelbooten van huis om
den Indië-vaarder op te wachten, die men sedert
den middag de kust had zien naderen. Die was
nu door de windstilte een gemakkelijke
buit. Misschen waren ze reeds aan het plun
deren.
Dit feit had onze vlucht tot nog toe nog be
gunstigd.
Een beelen tijd hadden we kalm geroeid. De
roode vlek van het licht op de landtong werd
grooter en grooter, terwijl de verminderde gloed
van het kaarslicht uit de open deuren der
kathedraal met oranjeachtig gestraal door den
mist heendrong.
„De boot moet uitgehoosd worden!" merkte
ik fluisterend op.
Castro legde zijn riem neer en kwam op de
roeibank aan. Hoe goed wij voor onze vlucht
waren ingericht, blijkt wel hieruit, dat er zelfs
niet de halve schaal van een cocosnoot aan
boord was. Een aarden kruik, gestopt met een
bundel gras, bevatte heel onzen voorraad versch
drinkwater.Castro nam hem weg, bukte
zich en trachtte met zijn grooten slappen hoed
te hoozen. Ik denk, dat hij het ondoenlijk vond,
want eensklaps rukte hij aan een van zijn vier
kante schoenen en trok hem uit. Dien gebruikte
hy nu om het water uit scheppen, wel vloe
kend, maar uit eerbied voor Seraphina, slechts
heel binnensmonds. Ik bleef zachtjes door
roeien.
Alles hing er van af zonder een enkel geluld
door de engte van de baai te glippen. De
mannen op de landtong hadden geen middelen
tot achtervolging, maar, als zy iets hoorden
of zagen, konden zy een waarschuwing roepen
naar de'schepen buiten de baai. Daar lagen
de werkeiyke gevaren myn voornaamste be
zorgdheid.
Een zeemist kwam opzetten!.... Was het ons
noodlottig of gunstig?
Het beantwoordde ten minste aan onze on
middellijke behoefte verborgen te zyn. en dit
was mij voldoende, waar heel onze toekomst
afhing van elke voorbygaande minuut.
(Wordt vervolgd)