STA DSNIEUWS 2U veufiaal van den dag DIAMANT ZADELHOFF LA GELDERSCHE ROOKWORST HET KAPERSNEST WOENSDAG 27 DECEMBER BAK- EN BRAADVET JOSEPH CONRAD EEN MOOIE DAAD Van de georganiseerde technici ST. FRANCISCUS LIEFDEWERK Ouderstriduum en Kerstfeest viering MUZIEK HAARLEMS GEMENGD KOOR W eihnachts-Orator ium NAMIDDAGCONCERT H.O.V. Soliste: Hanny Scheffelaar Klots (viool) VOOR DE TAFEL i NATIONALE w DRANK J St. Josephsgezellenver. Haarlem 1 45 ets p. pond 22J ets p. hall pond INDERDAAD IETS FIJNS 1 - Alleabonné'songel™f3000.-ïlï&no££750doo^T™1^? f250.- W&f 125.-f50.-ll*Tbo?ukX f40«Sd*» vmg« A.R.K.A. Afd. Bloembollenstreek AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ZONDER VOOftUITB Door de plaatselijke afdeelingen van den Bond van Technisch en Opzichthoudend Personeel, den Ned. Bond van Technici, den Ned. R. K. Bond van Technici en de Ned. Vereeniging van Christ. Technici, werd voor korten tyd terug een commissie benoemd, welke tot taak had voor te bereiden de stichting van een technisch schijnbureau te Haarlem. De bedoeling van dit bureau moest zijn de vele werklooze technische werknemers te Haar lem in de gelegenheid te stellen hunne kennis op peil te houden, zoo mogelijk, uit te breiden, met de bedoeling om by gunstige conjunctuur- wijziging wederom het oude beroep met succes te kunnen beoefenen. Na vele voorbereidingen is men er thans in geslaagd het bureau definitief te stichten. Be sloten is het schijnbureau met ingang van Maandag 8 Januari as. in werking te stellen. De stichting is mede mogelijk gemaakt door de groote medewerking van het Gemeentebe stuur van Haarlem, welke leslokalen in de school aan de Botermarkt beschikbaar stelde, de directie van het Provinciaal Electriciteitsbednjf van Noord-Holland, welke een belangrijke sub sidie verleende en de Haarlemsche industrie, met name de Fa.'s J. J. Beijnes, gebr. Figee en Storkhijsch-Conrad, welke het bureau voorzag van alle teekenkamerbenoodigdheden en boven dien nog een belangrijke subsidie verleende. Woensdagavond vóór Kerstmis zette de S- F. L.'schola cantorum minor in de Franciscus- kapel aan de Zoetestraat het „Veni Creator" in. Het triduum van de ouders der SFL'jongens van Haarlem-Centrum en van Haarlem-Noord was begonnen, onder leiding van Pater F- Esser O. E. S. A„ conrector van het R- K. Lyceum aan den Zijlweg. Gedurende drie achtereen volgende avonden luisterde de overvolle kapel naar het welspre kend woord van den Augustijnermonnik, die met nadruk wees op de godsdienstige op voedingstaak der ouders. Telkens na een kort Lof begaven zich de aanwezigen naar een der groote benedenzalen, waar de Lazaristenmissionaris, Pater N. Roo- zen, in smakelijkvoorgedragen causerieën China liet zien, via heel duidelijke lantaarn plaatjes, met zijn aard en gewoonten. De groote uitgestrekte familie der frêle pindamannetjes trok ieders belangstelling Der traditie getrouw was op den vooravond van Kerstmis een „Stimmungsabend" georgani seerd voor jongens van zaal A. Een der S- F. L.- lectoren las met diep gevoel 'n treffend Kerst verhaal voor. Op den eersten Kerstdag had de sluiting van het ouderstriduum plaats. De ouders der jongens van Haarlem-Centrum kwamen weer naar de Franciscuskapel in de Zoetestraat; het een oogpunt van plaatsruimte tactiek gingen die van Haarlem-Noord naar de Barbarakapel op het Soendaplein. In de Franciscuskapel las, om acht uur, Pater Esser twee H. H. Missen voor de jongens der zalen A, B en C, waaronder de meesten ter H Tafel naderden. Na de H. Mis verza- 3 melden zich de jongens aan een bijzonder smakelijk Kerstontbijt. Een saucijsophiel be gunstiger had het S- F. L. in staat gesteld dien morgen èn jongens èn ouders (van Haarlem- Centrum en van Noord) op warme saucijsen broodjes te tracteeren.. De plechtige H. Mis van kwart over negen werd gezongen door de schola cantorum major onder leiding van haar nieuwen magister can- tus. Tegenwoordig waren, behalve de jongens van Rivotorte, ruim negentig ouders van Cen trum. Na het Evangeliehield Pater Esser een tref fende Kerstpredicatie, waarin hij wees op de welsprekende stem van het zwijgend Kind in de kribbe. Met hun jongens gingen vele ouders ter H. Communie. Na het zingen van een Kerstlied trokken de ouders naar de groote benedenzaal, waar een Kerstontbijt gereed stond. Hiervoor, alsmede voor de smakelijke tafelgarneering, hadden eenige rappe dameshanden gezorgd. Aan het eind van het ontbijt vertolkte een der aanzittenden de dankbaarheid der ouders: de woordvoerder memoreerde de heerlijke tri- duum-avonden en dankte in hartelijke bewoor dingen het monastiek driemanschap der Paters Esser, Roozen en Smits. Vergezeld van een traditioneel, mollig gedeesemd Kerstbrood trok ieder der ouders huiswaarts. Inmiddels had Pater Smits drie H.H. Missen gelezen in de Barbarakapel, voor de jongens van Haarlem-Noord en hun ouders. Ook hier naderden vele ouders met hun jongens ter H- Tafel. Nadat eenige bekende Kerstliederen waren gezongen, gingen de jongens (evenals iederen Zondag) ontbijten in de puddingfabriek „de hinde". Per autobus trokken de vier en vijftig ouders naar het Franciscushuis in de Gen. de la Reystraat, waar (dank zij de hulp van eenige dames) eenzelfde Kerstontbijt ge serveerd werd als in de Zoetestraat. Ook dit huis verlieten allen met een Kerstbrood. Den tweeden Kerstdag was het „gewone Zondagsdienst". Des avonds werd bov<endien een film afgedraaid en werden versnaperingen rondgediend. Zoo kan het Haarlemsch St. Franciscus Liefdewerk met voldoening en dankbaarheid terugzien op het Ouderstriduum en op het Kerstfeest van jongens en ouders, daaTtoe in staat gesteld door SFL-vrienden en SFL-be- gunstigers. die met klinkende munt gereageerd hebben op de Kerstkattebel van het S. F. L- Sedert eenige jaren voert Haarlems Gemengd Koor een groot gedeelte van het z.g. Weihnachts Oratorium van Bach uit. Van de 6 Cantates wer den de vijfde cn de zesde nimmer gezangen en om een meer grootsche afsluiting te verkrijgen (het slotkoraal der vierde Cantate maakt niet den indruk van een finale) hei haaide men het aanvangskcor der derde: „Herrscher des Himmels". Deze oplossinng van het afsluitingsprobleem wordt niet algemeen gevolgd. Daar de vierde Cantate de miftst waardevolle is, zingt men ook wel eens de mooiste fragmenten uit de vijfde en de zesde na de derde Cantate. Thans was aangekondigd een toevoeging van andere fragmenten. Deze bestond in hoofdzaak uit het koor: „Ehre sei dir, Gott", waarmede het vijfde deel begint, als finale. Terwijl ver viel de sopraan-aria met de echo: „Flösst, mein Heiland" en het duet voor sopraan en bas: „Herr, dein Mitleid". Genoemd koor uit de vijfde Cantate leent zich wel voor algeheele afsluiting, het klinkt grootsch en verheven, is een ware lofzang, die DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP een pompeuzen indruk maakt. De coupure in het Da Capo-gedeelte vonden we overbodig, het toonaardverschil met het voorafgaande ko raal geen groot bezwaar. Daar het geheel onder leiding van dirigent Booda stond, kregen we wederom diens bijna traditioneel geworden opvatting, die nogal eens verschilt met die van den heer Dresden. Op de eerste plaats was Dresden's nuanceering, bij zonder die der koralen, meer overwogen, ze deed natuurlijker aan. Dan was de voordracht van sommige koralen niet zoo overgevoelig. Het koraal „Wie soil ich dich empfangen" werd thans b.v. in een o.i. te gerekt tempo genomen en met een voordracht gezongen, die ons ge kunsteld toeleek. Ook werd wederom het „Frieden auf Erden" van het eerste „Ehre sei Gott" in een ver traagd tempo genomen, waardoor dit onder deel, dat toch al rustiger van rhythme en melo die is geschreven, aan uitdrukkingskracht ver liest. En behooren bij het slotkoraal van het eerste deel geen trompetten? De tusschenspelen klonken tegenover den koorklank te simpel. Ten slotte werd het vorig jaar met meer döcrzichtigen forte-klank gezongen. Het koor ontwikkelde nu weliswaar 'n prachtig ^u, doch nog al massalen klank. Enkele malen kon zoo iets imponeeren, op den duur mist het zijn uitwer king. Men kreeg tevens te veel hoogtepunten door te talrijke f.f.'s. Hiertegenover staat dat het koor zijn taak uitmuntend beheerschte en doorgaans met animo zong, het orkest, ook de hoboïsten en vooral niet te vergeten de trompettist, lofwaar dig spel ten gehoore gaf en de solisten in me«- nig opzicht voldeden. Mejuffrouw Theodora Versteegh stond tech nisch en muzikaal bovenaan. Steeds boeide zij door haar correcten, doorvoelden zang. Louis Bogtman vervulde de basparty en gaf blijk reeds een goede Bach-vertolker te zijn, al kan zijn voordracht nog aan verdieping winnen. Tenor Kees Smulders zong de recitatieven iets te lyrisch en veelal te zacht voor de groote con certzaal. De aria: „Frohe Hirten" kon ons be ter bekoren. Zooals gewoonlijk was de zaal goed bezet met een aandachtig en dankbaar publiek. O. K. Deze Zondagmiddag voor Kerstmis was 'n mooie gelegenheid om het Kerst-concert van A. Corelli (Concerto Grosso no. 8) eens ten ge hoore te brengen. Aanvankelijk was de ge- wenschte eenheid nog wel eens zoek, mislukten bijvoorbeeld een paar rallentendo, tengevolge van al te individueele concentratie in de strij kerspartijen, maar de musici kwamen er allengs beter in en in de zeer fraaie slotdeelen, waar van vooral het Adagio en de Pastorale te rele- veeren zijn, beluisterden we de noodige homo geniteit. Het Concertino bestond uit de heeren Hans Byvanck, Leendert de Graaf en Louis van Maanen, terwijl achter het Clavecimbel Jan Booda had plaatsgenomen. Ze vervulden de hun toevertrouwde partijen verdienstelijk, al kon de klank van de cello ons niet bijster bekoren. Di rigent Adam liet allen in de hulde deelen. In het Vioolconcert in C-dur van A. Vivaldo vond Hanny Scheffelaar Klots gelegenheid om van haar bijzondere violistische gaven te doen blijken. Vooral het Andante doloroso werd ont roerend mooi en innig door haar geïnterpre teerd, waarbij het nu goed ingespeelde orkest haar uitstekend assisteerde. De soliste, wier so- liede stokvoering en muzikale opvatting we hier reeds meermalen onderstreepten, werd lang en warm voor haar kunstzinnige daad gehuldigd, en kreeg bloemen. M'n kleine jongen zei, dat het juist was alsof er iemand zong. En deze spontane opmerking is 'n groot compliment. De scheidingsstreep op het programma stelde de pauze vóór het derde programma-nummer, dat bestond uit het Maestoso en het Adagio- Andante uit Beethoven's „Die Geschöpfe des Prometheus". Maar dit wfts blijkbaar 'n druk fout en er waren blijkbaar ook instrumentalis ten, die er bijna door werden. zich reppen rr nog hun plaal al niet doen Concertino, althans solistische partijen, met zorg vervuld door mevr. A. W. Stelwagen, harp, Joh. Spies, fluit, A. Strikkers, clarinet, G. Albert, fagot! en Louis van Maanen, cello. Beethoven's melodieuze werk met de bekende zangerige pas sages viel een accurate interpretatie ten deel. M'n boven reeds vermelde kleine jon gen «be weerde wel, dat Koning David toch het mooiste harp speelde, maar daar behoefd mevr. Stel wagen zich geen verwijt van te maken. De jeugd vermeit zich blijkbaar graag in zulke gratuite historische vergelijkingen, die in ieder geval even charmant zijn als oorspronkelijk. Na de pauze trad Hanny ScheffelaarKlots nog op in het geestige werk van Saint Saëns voor viool en orkest: Introduction et Rondo Capriccioso. Ook hier frappeerde haar spel door juiste muzikale intuïtie en technisch brilliante weergave, die het orkest slechts éénmaal ver raste. Doch de tweede maal waren de musici op hun qui vive. Soliste en orkest oogstten met dit werk een dankbaar en welverdiend applaus. Het goed geslaagde concert werd l>esloten met de 2de Arlésienne Suite van Bizet, waarin bij het Menuet harp en fluit 'n fraaie partij ver vulden. J. O. insdagmorgen (tweeden Kerstdag) werd in de kapel van het R. K. Lyceum aan den Zijlweg een gezongen H. Mis opgedragen met algemeene H. Communie voor de St. Josephgezellen-ver- eeniging Haarlem 1 tot intentie van de dona teurs. Hierna vond in het vereenigingsgebouw aan de Jansstraat in een zaal welke in Kerststem ming omgetooverd was een algemeen ontbijt plaats, waarbij de heer Klein Schiphorst, secre taris der St. Josephgezellenvereeniging, in een kernachtige toespraak de leden verzocht niet aan den Nat. Soc. groet mee te doen, doch hun heil të zoeken bij Kolping. Des avonds had in bovengenoemd gebouw een Kerstavond plaats. Na eenige Kerstliederen en andere muziek nummers, goed gespeeld door de muziekvereeni- ging „Utile Dulci" onder leiding van den heer J. Jutjes, volgden wederom eenige Kerstliederen gezongen door het pas opgerichte zangkoor „St. Caeiclia" vond de plechtige installatie plaats van 24 nieuwe leden. Hierna werd het woord gevoerd door den se nior, den heer -F. Knape, die de plechtige instal latie als lid van de St. Josephgezellen-vereeni- ging verklaarde. Na de pauze werd door de gezellen-tooneelver- eeniging „Sint Genesius" het dramatisch too- neelspel met het gelukkige eind getiteld „De Brief" uitgevoerd. Dit spel in twee bedrijven werd, niettegenstaande de zeer korte voorberei ding, uitmuntend gespeeld en oogstte dan ook veel succes. Het corpulente oude mannetje aan een der tafeltjes van het deftige restaurant keek met spanning naar hetgeen zich buiten voor z'n oogen afspeelde. Een groote menigte had zich verzameld, toen een rechercheur een zakkenroller op heeterdaad had betrapt en even later de boosdoener onder den ijzeren greep van den politieman werd weggeleid. De oude man staarde voor zich uit. Wat een schelm, zoo'n jongen. Maar daar kon men eigenlijk met over oordeelen. Misschien was hij gedwongen door ellende, misschien ook niet. Hij kon ook een avonturier zijn. Op dit oogenblik werd hij uit z'n overpeinzingen opgeschrikt door iemand anders, die aan hetzelfde tafeltje wilde plaats nemen. „Is deze plaats onbezet?" vroeg een vriende lijke stem, en opkijkend zag hü een charmant jongmensch, gehuld in een kostbare bontjas. „Ja, zeker, mijnheer," antwoordde de oude man haastig. Hij zat zoo alleen en eenig ge zelschap in zoo'n groote ruimte, scheen hem niet onverschillig. „Dank u, dan zal ik m'n jas maar even uit trekken," zei de ander en hij hing z'n jas aan den kapstok, naast het eenvoudige jasje van den ouden man. Eenige oogenblikken gingen in stilzwijgen voorbij, alvorens hét corpulente heertje zich vriendelijk tot den jongen man richtte en zei: „Hoe kunnen sommige jonge menschen toch hun leven vergooien, vindt u niet?" De ander keek hem vragend aan. „Ik zeg, dat zooveel jongelui reeds vroeg voor de gevangenis worden groot gebracht." „Hoe bedoelt u dat?" vroeg de aangesproke ne, terwijl hij een sigarenkoker te voorschijn haalde. „Nou, heel eenvoudig, dagelijks zien we er tal van voorbeelden van. Ik weet niet, of u het zoo juist gezien heeft, maar geen tien minuten geleden werd een jongeman op heeterdaad be trapt op zakkenrollerij „O," viel de ander hem in de rede, „nu be grijp ik u; ja zeker, ja, ja, dat is maar ai te waar. Maar a propos, kan ik u misschien die nen?" Hij stak z'n overbuur z'n sigarenkoker toe en deze nam er met een lichte buiging een sigaar uit. De gulle gever vervolgde: „Ja, mijnheer, wat dat betreft, neen, het is heel gewoon als je een inbraak pleegt en nog meer ben je in tel, wanneer je een geraffi neerde oplichting op touw zet. Neen, de tijd, dat je met den nek werd aangezien is voorbij. Je zou haast zeggen, dat ze die zaakjes in de hand werken." „Juist, zeer juist opgemerkt," meende de oude heer en liet er onmiddellijk op volgen: „Tegen woordig is het heelemaal geen schande meer." De jonge man blies behaaglijk een rookwolk weg, als wilde hij te kennen geven dat hij het roerend met den ander eens was. „Maar om op het geval van daar straks terug te komen, het was een snuiter van nog geen twintig jaar en u had dat gezicht eens moeten zien. Hij keek net alsof hij de eerlijkste man van de wereld was. „Had hij een mijnheer gerold?" „Ja, maar heel toevallig had deze hem in de gaten." „Nu, dan is hij ook nog een groen in t vak!" „Wat zegt u vak? Ik moet zeggen, een mooi vak! Maar bij mij was hij even goed in de val geloopen." „Hoe zoo?" „Ja, natuurlijk. Ten eerste, zorg ik er voor, dat ik er nooit tè netjes, d.w.z. chique uitzie, want daar letten ze het eerste op." „Dat is waar." „En dan is er nog een reden, waarom ze bij mij niet de minste kans hebben. In m'n jas heb ik zóó'n diepen zak, dat, als ze het zouden wagen hun handen in m'n zak te steken, ze er nooit meer uit zouden komen." „Een prachtig idee," lachte de ander. „Misschien denkt u, wat is die man dom om zoo iets te zeggen, maar ik heb wel zooveel menschenkennis, dat lk met éen oogopslag zie, dat ik met een keurig net persoon te doen heb. Dat zie ik onmiddellijk mijnheer, dus daarom yprtroiiw ik u zoniipr gor-^ion m-n geheim PFPFRMIINT de praatzieke oude EN MOEDELOOS, P WARBUCK5 TE- HET PUTiT IS TE MAKEN. ALLEMACHTIO.' PAAP UOTHET KARKAS VAK DIE ZEILBOOT VAN DEK OUDEN NED ÓE- LUKKIO DREVEN WE ÜAUW WE6,AHDER<> ZOUDEN WE OP EEN 'DIEPTE OE5T007EK. UN. MAAR HET ER ZULLEN PLANKEN IN ORDE HIER. IKK HEBBEN LAND NIET BOOT KAN DIE UIT. MERK man, „u bent nog jong en onbedreven, u weet niet half wat er op deze wereld te koop is. Maar ik moet zeggen, ik tref het anders wel vandaag. Vanmorgen had ik ook zoo'n geintje aan de hand. Ik ging ng.ar mijn kantoor, en op de tram was het zóó verduiveld druk, en dan is het opletten hoor! Ik hield m'n handen strak tegen m'n lijf gedrukt, want het was van daag beursdag en ik had een dik gespekte por tefeuille in m'n zak...." „Maar," viel de Jonge man in, „u behoeft toch niet bang te zijn, als u zoo'n diepen zak hebt." „Nu mijnheer, het is toch maar zaak om op te passen, je kan nooit weten. Maar om op dien vent terug te ko- •llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlItllH men, ik had hem f dadelijk in de ga- T\p ffl/Tft tyipf ten. Wat deed hij TTIUTI lllEl zenuwachtig! I Dan zocht hy CleTl UlCpCTl ZÜK weer haastig z'n zakken na, dan weer schoof hij z'n boord recht, die heelemaal niet scheef zat. Nou, maar ik heb hem niet uit het oog verloren." „U bent een voorzichtig man," zei de ander goedkeurend. „Ja, dat moet wel in den tegenwoordigen tijd. Ik kan het u wel in vertrouwen zeggen, maar ik zal blij wezen, als ik vanavond op mijn vil laatje, weer veilig en wel bij moeder de vrouw zit. Och, het is zoo gevaarlijk, zooveel geld bij Je te hebben: enfin, oppassen is de boodschap." „Natuurlijk." „Ik zou den kerel, die het waagde mij m'n geld te ontfutselen, den nek omdraaien, het geld, waar ik zoo voor heb geploeterd. Ach m'n goede mijnheer, het Is toch gespuls tegenwoor dig en anders niet." De oude heer werd driftig en sloeg met de handen op tafel, zoodat de glazen trilden. „Ja, wat dat betreft," zei de elegante jonge man, „ik ben dezelfde meening toegedaan als u. Het is alles volkomen waar wat u zegt. O, ik verzeker u, als het mij mocht gebeuren, ik zou den vent tegen den grond slaan." „Zeker, ze verdienen niet anders." „Maar u gaat veilig en wel naar huis; ze denken toch niet, dat zoo'n eenvoudig manne tje, permitteer me, dat ik het zeg, zooveel geld bij zich heeft." De oude heer stond op met de verontschul diging, dat hy zich een oogenblik moest ver wijderen. Toen hij terugkwam, was de elegante jonge man spoorloos verdwenen, en de oude zag dat hij er met z'n jasje vandoor was gegaan. HU ging echter doodbedaard aan het tafeltje zitten, klopte even en rekende met den kellner af. Daarna liep hij met een glimlach op het ge rimpeld gelaat naar den kapstok, en trok de prachtige bontjas aan. „Ziezoo," mompelde hij, „dat ls weer een mooie jas die kan ik best met dat koude weer aan m'n lyf hebben. Och, wat zal die goede jongen opkijken, als hij tot de ontdekking komt, dat de oude man inderdaad een zeer diepen zak in z'n jas heeft, maar een zak zonder bo dem en zonder portefeuille. De alg. R. K. Ambtenarenvereeniging, afd. Bloembollenstreek, hield in het Bruine Paard te Sassenheim haar laatste vergadering van dit jaar. Hoewel de agenda o.m. een lezing door den geestelijk adviseur vermelde, was de opkomst door omstandigheden niet groot. De voorzitter deelde mede, dat in Februari a.s. het tweede jaarfeest op eenvoudige wijze zal worden herdacht. Het bestuur stelt zich voor een eenvoudigen feestavond te organiseeren, waarbij de dames zullen worden uitgenoodigd. Vervolgens werd medegedeeld, dat het bestuur bij het aanbieden der begrooting zal komen met een voorstel tot verlaging van de contributie. Hierop hield de geestelijk adviseur der afdee- ling, de Weleerw. heer kapelaan Westerkamp een causerie over het Fascisme en Katholicisme, welk onderwerp allergrootste belangstelling had. Na een korte pauze werden vele vragen naar aanleiding van de causerie gesteld. igevallen verzekerd voor een der volgende uitaeermgen i wovw. veme» vm uci» ROMAN VAN iiuHinuMniiimniiiiiiiHiiiMiiiuiiiHliuwWg 37 (Korte inhoud van het voorafgaande: Kemp, een Engelschman uit Kent willet met Carlos Riego uit naar Jamaica, geholpen door den verloofde van zijn zuster Veronica Ralph Rooksby. Hier komt hii in kennis met den rechter O'Brien en met Don Ramon, die Kemp willen overhalen dienst te nemen bij zeeroovers, die Rio Medio als basis hebben. Als hij hier niet op Ingaat, wordt hü over weldigd en aan boord van een schip ge bracht. Hii weet te ontsnappen en wordt op gepikt door een ander schip dat hem naar Havana meeneemt. Nabil Cuba worden zij echter door zeeroovers, die onder bevel staan van een vriend van Carlos Thomas de Castro, overvallen. John. Kemp wordt door het ka perschip naar Rio Medio gebracht, waar hii gastvrij ontvangen wordt door Don Balthasar Hier leidt men hem aan het sterfbed van Carlos. Het, gepeupel elscht de uitlevering van Kemp en doet als Carlos luist gestor ven ls. een aanval op het huis, waarbi! Don Balthasar door een kogel wordt getroffen en stervend Ineenzakt). Langen tijd had ik naast den bisschopszetel verborgen gestaan, toen ik eensklaps de zwarte gestalte alleen in de galerij op mij zag neer kijken uit de loggia der Riego's. Plotseling gevoelde ik een buitengewone kalmte; zij keek op mij neer met nietsziende oogen, maar ik wist en voelde, dat zij mij nu zou volgen tot het einde der wereld. Ik voelde geen enkelen twijfel meer aan het welslagen van onze onderne ming; met zoo'n standvastig wezen was er geen mislukking meer mogelijk. Eensklaps voelde ik, achter den bisschops zetel om, een hand de mijne raken en een stem zeide: „Het is tijd!" Heel zacht, alsof het bij de plechtigheid hoorde, werd ik om den zetel heen getrokken naar een deur in den wand. We daalden langs een smalle wenteltrap in de duisternis van een crypte, slechts verlicht door de kleine, blauwe vlam van een olielamp. Boven ons hoorden we geluiden als de donder geweldig, sidderend. Wij bevonden ons onmid dellijk onder het koor. Na een oogenblik wachtens, ontstond een ge schuifel van kleeren, van ingehouden voet stappen, en hoorde ik een lichten uitroep met ruwe stem geuit. Toen werd een steen in t gewelf van zijn plaats bewogen, en straalde van het koor een gloed van licht naar omlaag. Naast mi) zag ik Seraphina's gezicht schit terend verlicht omhoog kijken. En Tomas Castro zeide: „Vlug, vlug.... de gebeden zijn bijna af ge loopen; er zullen menschen op straat zya" Van boven zette een machtige stem in. En een koor van stemmen sleepte na. De punt van een groote, met zwart fluweel beklee- de kist gleed boven ons hoofd naar omlaag; touwen zaten er om heen. Mijn geleider had in de schemerige verte naast een witmarmeren plaat in den dikken muur een deur geopend. De kist boven ons bewoog weer een weinig terug; de touwen werden met rammelend ge luid opnieuw bevestigd. Een droge, vormelijke stem intoneerd van boven: „Erit Justus. Ab auditione. Bij de open deur rammelde de broeder met de sleutels: „Komen, komen," riep hy onge duldig. Ik was vreeselijk bang dat Seraphina op t zien der kist zou gaan gillen en flauw vallen, of zou weigeren de plaats te verlaten. Er was maar heel weinig tijdDe piraten stroomden mis schien reeds voor uit de kathedraal, terwijl w\j hier aan den achterkant kwamen. Maar Seraphina glipte naar de open deur; een adem van frissche lucht bereikte ons.Zij keek eenmaal om. De kist hing nu recht boven de opening en sloot het licht af- Tomas Castro nam haar bij de hand. „Kom mee.... kom mee," zeide hfl met bui tengewone teederheld. Hij had krampachtig staan snikken. Wij gingen enkele treden op en achter ons sloot de deur met een geluid als een zucht van ver lichting. Snel schreden wij door de volkomen zwart heid en eenzaamheid van het verlaten strand tusschen de oude stad en het dorp. Een boot lag half in het water. Links van pns huiverde over het stille water het licht van een schoener tegenover Casa Riego. Eensklaps zei Tomas Castro; „De Senorita heeft nog nooit een voet op den open grond gezet." Dadelijk tilde ik haar in de boot. „Afstooten, Tomas, afstooten!" zeide ik met heftig kloppend hart.... VIERDE DEEL LIER EN ZWAARD EERSTE HOOFDSTUK. Eerst nog een licht, byna onhoorbaar kner sen, een zwak, schurend geluid, een fluisterend ruiselen van zand en, zonder schok of plons begon de boot te drijven. Het was donker. De roeispaan behoedzaam indompelend, gaf ik nogmaals een stoot tegen de hellende kust. Seraphina zat in haar manlel gedoken, bewegingloos en Tomas Castro aan den boeg maakte geen enkel geluid. Ik hoorde hem niet eens adem halen. Alles scheen overge laten aan mij. Opnieuw aangedreven, bracht de boot een licht gekabbel teweeg en myn uitge latenheid van zooeven had in een enkel oogenblik plaats gemaakt voor al de kwellingen van den hevigsten angst. Eensklaps werd mijn blik getroffen door de maan, die over de zwarte helling van het ge bergte een gloed verspreidde als van 'n bosch- brand. Nog een oogenblik en de baai zou over stroomd worden met licht, en de schoener, die aan de kust voor Casa Riego geankerd lag. was geen tachtig yards van ons af. Ik dompelde miln riem geluidloos in het nat. Castro roeide met z'n eene hand. De misten, die van het laagland kwamen op stijgen, vulden de baai maar gedeeltelijk en ik kon ze op 't water zien drijven als een zilverig witten, spookachtigen muur. Wy drongen er in door èn werden onmiddellijk van de kust af onzichtbaar. Castro, die vlug roeide, draaide zijn hoofd om en gromde wat bij het zien van een rood schijnsel, heel laag in den mist. Er brandde een vuur op de lage landtong, waar Nichols, de Nieuw-Schotlander, het geschut had opge steld dat zooveel schade had toegebracht aan de schepen van admiraal Rowley. Het waren maar enkele losse stukken geweest en een ge deelte der kanonnen was al weer weggeno men.... Maar het vuur waarschuwde ons dat er enkele menschen op de plek aanwezig waren. We hielden een oogenblik op met roeien en Castro legde mij uit, dat er altijd vuur brandde, wanneer er maar één schip van die dieven in touw was. En ze waren allicht met ccn stuk of vier man om het vuur te onderhouden. Dezen eigen nacht was Manuel del Popoio met een groot aantal roelbooten van huis om den Indië-vaarder op te wachten, die men sedert den middag de kust had zien naderen. Die was nu door de windstilte een gemakkelijke buit. Misschen waren ze reeds aan het plun deren. Dit feit had onze vlucht tot nog toe nog be gunstigd. Een beelen tijd hadden we kalm geroeid. De roode vlek van het licht op de landtong werd grooter en grooter, terwijl de verminderde gloed van het kaarslicht uit de open deuren der kathedraal met oranjeachtig gestraal door den mist heendrong. „De boot moet uitgehoosd worden!" merkte ik fluisterend op. Castro legde zijn riem neer en kwam op de roeibank aan. Hoe goed wij voor onze vlucht waren ingericht, blijkt wel hieruit, dat er zelfs niet de halve schaal van een cocosnoot aan boord was. Een aarden kruik, gestopt met een bundel gras, bevatte heel onzen voorraad versch drinkwater.Castro nam hem weg, bukte zich en trachtte met zijn grooten slappen hoed te hoozen. Ik denk, dat hij het ondoenlijk vond, want eensklaps rukte hij aan een van zijn vier kante schoenen en trok hem uit. Dien gebruikte hy nu om het water uit scheppen, wel vloe kend, maar uit eerbied voor Seraphina, slechts heel binnensmonds. Ik bleef zachtjes door roeien. Alles hing er van af zonder een enkel geluld door de engte van de baai te glippen. De mannen op de landtong hadden geen middelen tot achtervolging, maar, als zy iets hoorden of zagen, konden zy een waarschuwing roepen naar de'schepen buiten de baai. Daar lagen de werkeiyke gevaren myn voornaamste be zorgdheid. Een zeemist kwam opzetten!.... Was het ons noodlottig of gunstig? Het beantwoordde ten minste aan onze on middellijke behoefte verborgen te zyn. en dit was mij voldoende, waar heel onze toekomst afhing van elke voorbygaande minuut. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 7