De verdeeling der uren
Md im&aal am dm da§
5 tfoQRZÏCHTIoS
HONIG'S BOUILLONBLOKJES th cms 6 voor lOct.
j HET KAPERSNEST I
MOEILIJK VRAAGSTUK
HET OUDE JAAR
LIJDT SCHIPBREUK
Frisch aan den arbeid!
ZATERDAG 30 DECEMBER
Ingenieuze uurwerken, die overal
gelijk mee loopen, behalve
met de zon
De middelbare tijd
"VOOR DE tafel!
NATIONALE
k DRANft J
DRAI5
e
IAvanVALKENBURG'S-
■RAATI
C; LEEUWARDEN
Hongaarsche expeditie
naar Ethiopië
Kanker in Turkije
Amerika vraagt glazen
(Tkmoet zeoóen,
ladinooobderen
WNNEN DRA OEN.
landkrijoei
Vadertje" warbucks ts oedwonoen
het park
Restaurant DORRIUS
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
JOSEPH CONRAD
Ja, 'savonds merk je het al gauw, dat de
dagen langer worden, maar het duurt een
heele poos voor je er 's ochtends wat van
ziet." Zoo sprak de conducteur op het tram-
Dalcon, de plaats waar de meeste levenswaar
heden worden verkondigd. Doch hij vervolgde:
.►Ach, u moet maar denken, dat zijn de nevels
van den nacht, die zijn zoo gauw niet weg," en
dat waren helaas zeer onwijze woorden.
De waarneming van den wagenbestuurder
was opvallend juist, maar niet zijn conclusie,
omdat hij er onkundig van was hoe de heeren
sterrenkundigen, wier goede trouw bij hem
boven alle verdenking verheven stond, den tijd
verknippen en bijrekken, om er nette gelijke
dagen van 24 uur van te maken.
De astronomen, geplaatst voor het vraagstuk
der tijdmeting en dagverdeeling moesten reke
ning houden met het feit, dat de gewone men-
schen vóór en nó twaalf even lang zon wensch-
ten te zien, doch zagen zich anderzijds in
hun loffelijk streven gedwarsboomd door de
omstandigheid, dat alle dagen niet even lang
zijn. Het is den leek wellicht nooit opgevallen,
maar als het horloge 's middags twaalf uur
aanwijst, staat de zon practisch nooit in het
Zuiden. Tusschen het oogenblik, waarop de
zon gisteren in het Zuiden stond, heden in het
Zuiden staat en morgen in het Zuiden zal
staan, liggen geen gelijke tijdsduren. Het oogen
blik waarop de zon in het Zuiden staat, heet
de bovendoorgang van de zon en tot eeuwige
schande van de dagvorstinne moet hier worden
voorgesteld: de tijdsruimten tusschen twee
zonsbovendooa-gangan (de zoogenaamde ware
zonnedagen) duren niet even lang.
Hoe dat komt? De zon doorloopt de ecliptica
volgens de tweede wet van wijlen Keppler
(15711630) met ongelijke snelheid en boven
dien maken ecliptica en equator met elkander
een hoek. Mocht dit den lezer niet recht dui
delijk zijn, hij piekere er niet over, maar ont-
houde slechts dit eene: alle zonnedagen duren
niet even lang!
Sommige sterrenkundigen, boos geworden op
deze dartele zon, wilden haar boycotten en
meenden een andere geschikte tijdmaat bij de
hand te hebben. Onze trouwe moeder aarde
mag wel eens een dal van tranen worden ge
noemd, ze heeft toch minstens één goede eigen
schap. De tijd dien zij noodig heeft om één
maal om haar as te draaien, is altijd precies
gelijk en wel: 23 uur 56 min. 4 sec. Bovenge
noemde vertoornde astronomen wierpen zich
dus met heiligen ijver op dezen tijdsduur,
riepen Sirius, de grootste ster aan het firmament
tot tijdsbepaler uit en noemden het oogenblik
van bovendoorgang van Sirius twaalf uur ofte
wel middag. Het systeem was niet onverdienste
lijk, doch het hield geen rekening met het ver
langen der burgerij, die den middag inderdaad
midden op den dag wilde hebben. Men ging
niet accoord met een tijdmeting, die de uren
met het vorderen der seizoenen langzaam over
den dag verschoof en zoo bracht deze methode
(o.a. een der jeugdzonden van Tyche Brahe
1546—1601) het nooit verder dan de studeer
kamer, waar zij was uitgebroeid.
Vooropstellende, dat de verdeeling der uren
zich bij het zonlicht moest aanpassen, ont
wierpen en vervaardigden enkele Italiaansche
klokkenmakers uurwerken, die met bovenge
noemde onregelmatigheden van de zon reke
ning hielden. De klokken waren werkelijk in
genieus bedacht, dat dient gezegd. De regeling
werd verkregen door een uurwerkje in het
slingergewicht, dat een klein gewichtje deed
rijzen en dalen en zoo den slingertijd verlengde
of verkortte, doch het resultaat was droevig.
De uurwerken liepen gelijk met alles, behalve
met de zon en hadden daarbij een zeer leelijke
gewoonte. Had men vergeten ze> op te winden,
en stonden ze enkele dagen stil, dan mccht
men een jaar wachten eer men ze weer op kon
winden, want anders was de datumverdeeling
achter. Tegenwoordig vindt men ze nog in en
kele musea, met het leugenachtige bijschrift:
loopt gelijk met de ware zon. Zooals gezegd, de
vinding was alleraardigst, maar het resultaat
zóó teleurstellend, dat het bijschrift: loopt ge
lijk met de ware zon, eenvoudig humbug is.
Met deze ervaring rekening houdend, heeft
men de zaak anders aangevat en den gemicjiel-
den duur van een zonnedag een dag genoemd-
Kon men de zaak nu zoo inrichten, dat de
ware middag niet te ver van den klok-middag
viel, dan was het pleit gewonnen, hadden de
alledaagsche menschen hun dierbaren zonne
tijd en konden de klokkenmakers zich onledig
houden met de meer vruchtdragende fabricatie
van klokken, die alle dagen even hard moesten
loopen.
Deze opzet slaagde. Daar de zon nu eens
sneller en dan weer langzamer dan haar ge
middelde loopt, slaagde men er in den waren
middag niet te ver van den kunstmatigen
middag te laten vallen en om dit bedrog een
theoretischen grondslag te geven, beweerde
men, dat de klokken liepen volgens een nieuw
uitgevonden hemellichaam: de middelbare zon.
Het is waar, dit hemellichaam bestaat niet.
Geen oog heeft het ooit aanschouwd, geen oog
zal het ooit aanschouwen, maar dit is niet
minder waar: als het niet bestond, moest het
worden uitgevonden. Het doorloopt in een jaar
den hemelequator met gelijke, of zooals dat
officieel heet, eenparige snelheid en onthoudt
zich zorgvuldig van alle onregelmatigheden,
waarmee andere hemellichamen behept zijn.
Staat deze middelbare zon nu in het Zuiden,
dan staat de werkelijke zon, de zon die wij zien
schijnen, er op sommige tijden van het jaar
enkele minuten voor, op andere tijden van het
jaar er enkele minuten voorbij en het bedrag
van dit tijdsverloop heet de tijdvereffening.
Omdat de ware zon nu eens voor de middel
bare zon uitloopt, dan weer achter de middel
bare zon aan komt sukkelen, moest men on
derscheiden, of men de tijdvereffening bij den
waren zonnetijd moest optellen of aftrekken
en daarom zet men in de zeevaartkundige al
manakken, waar de tijdvereffening te vinden
is, vóór het bedrag van idem zooveel min. zoo
veel sec-, het teeken 4- of het teeken
Moet men de tijdvereffening bij den waren
tijd optellen, om den middelbaren tijd te vin
den, dan noemt men haar positief en geeft
haar het teeken Moet men de tijdvereffe
ning daarentegen van den waren tijd aftrekken
om den middelbaren tijd te vinden, dan noemt
men haar negatief en geeft haar het teeken
Met andere woorden: is het op de klok
twaalf uur en staat de zon nog niet in het
Zuiden, dan noemt men het verschil, de tijd-
vereffening, positief, andersom negatief.
De tijdvereffening is nu over één jaar:
1 Januari 3 minuten.
12 Februari ±4-14 min. positief maximum.
15 April 0.
14 Mei 4 min. negatief maximum.
19 Juni 0.
26 Juli ±4-6 min. positief maximum.
1 September 0.
3 November 16 min. negatief maStimum.
25 December 0.
1 Januari ±4-3 min.
We zetten overal het teeken omdat de
nauwkeurige waarden elk jaar verschillen en
zelfs de data der maxima en minima kunnen
bij het verschuiven der jaren en schrikkeljaren,
één dag opschuiven.
Deze tijdvereffening is nu de schuld van het
door den wagenbestuurder opgemerkte ver
schijnsel. Beschouwt men de tijden van zons
ondergang voor een plaats op de breedte van
Amsterdam, dan krijgt men volgens den tijd
van de ware zon:
20 November 17 uur 11 min.
10 December, 15 uur 48 min.
2 Januari. 15 uur 48 min.
23 Januari, 17 uur 11 min.
Men ziet dus, hoe op twee data, die even ver
van den koristen dag verwijderd zijn, de zon
even lang zichtbaar is, maar beschouwttmen nu
dezelfde zaak volgens den tijd dien de klokken
aanwijzen, den middelbaren tijd, dan komt het
bedrog aan het licht:
20 November, 16 uur 57 min.
10 December, 15 uur 41 min.
2 Januari, 15 uur 52 min.
23 Januari, 17 uur 23 min.
Dezelfde oorzaak, die de zon schijnbaar zoo
laat doet ondergaan, doet haar eveneens later
opgaan. De wagenbestuurder zocht devoorzaak
van het late licht worden, ondanks het lengen
der dagen, bij den nevel, maar de nevel deed
het niet. Het midden van den dag valt niet op
den middag en dat leveren ons de sterrenkun
digen, die met hun middelbaren tijd en hun
tijdvereffening de dagen uniformeerden en de
goe-gemeente bij den neus namen. Of zouden
de trouwe voorstanders van den zonnetijd we
ten, dat hun bloedeigen horloge hen tusschen
3 November en 1 Februari voor een dik half
uur zuiveren zonnetijd oplicht?
Het Hongaarsche Aardrijkskundige Genoot
schap heeft besloten een wetenschappelijke
expeditie te organiseeren naai de onbekende
gebieden van Ethiopië.
Dr. Benda, wordt met de voorbereiding be
last. De leden der expeditie worden uit jeug
dige Hongaarsche geleerden gerecruteerd.
De expeditie zal de gebieden van Tigre Se-
mien en Amhara bereizen.
£11111111111111
lllllllllllllir
Kijk, wij staan weer aan het einde
Van het uitgediende jaar-
Drie en dertig gaat verdwijnen,
Vier en dertig ligt al klaar.
Toen dit jaar, een jaar geleden,
Met den eersten dag begon, I
Was er niemand, die kon zeggen I
Hoe dit oude worden kon, I
Niemand kende toen natuurlijk f
Het verloop van een jaar strijd,
Maar hetgeen toen moest gebeuren
Is vandaag verleden tijd!
Nu weet ieder wat een jaar is,
Dat als lang begonnen wordt,
Maar wanneer je achteruit kijkt,
Blijkt het inderdaad toch kort. 1
Bracht het jaar u wat u wenschte, 1
Voorspoed, zegen en geluk?
Of voelt u van alle maanden
Even maal zooveel den druk?
Goed of slechtach, wees niet
somber,
Want gewoonlijk wdt het biedt
Hangt maar af van welke zijde
U het oude jaar beziet.
Die een jaar weet te benutten
Ilèèft er van geprofiteerd,
Ook al was het dan maar enkel,
Dat het hem iets heeft geleerd!
Zelfs degeen. die somber neerzit,
Klagend, zuchtend van voorbij,
Kan nu weer opnieuw beginnen
Met een schoon gepoetste lei!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
niiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiMiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË
Te Istanboel zal begonnen worden met den
bouw van het eerste, kanker-ziekenhuis, dat zal
worden uitgerust met de jongste medische en
heelkundige toestellen.
Deze inrichting is dringend noodig in Turkije,
daar volgens een rapport van professor Nissen,
een der uit Duitschland gevluchte hoogleeraren,
die aan de universiteit te Istanboel zijn ge
plaatst, de kankerverschijnselen in Turkije
sterk toenemen.
Naar schatting zal het ongeveer 1 lA jaar du
ren, voordat alle hotels, restaurants en bars in
de Vereenigde Staten van het glaswerk zijn
voorzien dat zij noodig hebben, in verband met
de opheffing van het drankverbod.
Een der grootste fabrieken te Toledo (Ohio)
is reeds vijf maanden met het uitvoeren der
orders ten achter.
DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP
Het was noch het uur, noch het geschikte
seizoen om in het Park te gaan wande
len, daarom mogen we aannemen, dat de
jonge dame, die op een der banken aan den
weg gezeten was, slechts gehoorzaamd had aan
een plotselinge impulsie, om zich neer te
vleien op den gehalveerden boomstam en een
weinig te genieten van het komende lenteweer
Zij rustte daar peinzend en stil. Een zekere me
lancholie lag over haar gezichtje gespreid:
waarschijnlijk sinds korten tijd, want haar
wangen hadden de fijne, jeugdige tint behou
den, en haar lippen waren speelsch gekruid.
Een slanke jonge man kwam door het Park
langs het pad, waar het meisje in gedachten
verzonken zat, op den voet gevolgd door een
zeer slordig gekleeden jongen, die met het ver
voer van een handkoffertje was belast.
Toen hij de jongedame bespeurde, werd de
man beurtelings rood en bleek. Hij sloeg haar
strak gade en liep langzaam door. Z'n sympa-
tieke oogen drukten vage hoop en bezorgdheid
uit. Het meisje gaf geen teeken, dat ze zich
van z'n tegenwoordigheid of bestaan bewust
was en hij passeerde haar op enkele meters af
stand. Twintig schreden verder bleef hij on
verwacht staan en zette zich zuchtend neer op
de punt van een andere bank. De jongen
gooide het handkoffertje op het mos en staarde
z'n leidsman met listige oogen verbaasd aan.
Diep adem halend, wischte de man z'n voor
hoofd af.
Met trillende stem zei hij tot den jongen:
„Je moet een boodschap voor me overbrengen
aan de jonge dame op dien boomstam daar.
Zeg haar, dat ik op weg ben naar het station
voor mijn reis naar San-Francisco, waar ik me
bij een expeditie hoop te voegen om in Alaska
beren te jagen. Zeg haar, dat ik langs dezen
weg voor de laatste maal een beroep doe op
haar rechtvaardigheidsgevoel, want weet je. ze
heeft me uitdrukkelijk verboden haar te schrij
ven of aan te spreken. Zeg haar, dat ik 't in
strijd met haar karakter acht, in zoover ik dit
meen te kennen, om iemand zonder eenigen
beweeggrond te verachten en te negeeren en bij
voorbaat alle qjmns op rechtvaardiging uit te
sluiten, terwijl het slachtoffer z'n kop suf
Pfinst om te ontdekken, waaraan hij zoon in
fame behandeling te danken heeft. Zeg haar.
dat ik haar strenge bevelen heb durven over
treden in de stellige hoop, dat ze op 't aller
laatste oogenblik nog van opinie zou verande
ren. Ga naar haar toe, en zeg wat ik je voor
gekauwd heb"
De teleurgestelde minnaar liet een gulden
in de hand van "t boefje vallen. Het smoezelig
gezicht van den jongen kleurde diep en
de heldere, scherpzinnige oogen keken flikke
rend naar het blanke zilver in z'n vuile vuist.
Daarna zette hij t haastig op een loopen. On
beschroomd naderde hij de jonge dame op den
gehalveerden boomstam en tikte tegen de klep
van z'n oude motorpet, die schuin op z'n ach
terhoofd gedrukt stond. Ze nam hem koel op,
niet vijandig, maar ook niet aanmoedigend
„Juffrauw," zei het veelbelovend jongmensch,
„die zwerver daar op die bank het me hier
beengestuurd om 'n steppie te dansen en 'n
flauwe kulletje te singe. Als je geen kennis an
die fent heb en ie je de keel uithangt, hè je
't maar te segge, en 'n smeris is in drie mi
nuten bij je. As je van z'n bestaan afweet en
't eerlijk spul is, zal 'k je segge, wat ie mijn
gesegt heb om u te segge
De belangstelling der jonge dame was gewekt.
„Een dans en een lied," zei ze met een be
dachtzame lieve stem, welke haar woorden in
een doorzichtig kleed van uiterst fijne ironie
scheen te hullen. „Een nieuw idee, een nieuwe
troubadour, veronderstel ik. Ja, ik heb dien
mijnheer vroeger gekend en denk 't dus wel
buiten een politieagent te kunnen stellen. Je
moogt met je dans en je lied aanvangen, als je
't maar niet al te luidruchtig doet. 't Is nog
wel wat te vroeg voor een openlucht-vaude
ville en ik voel er uiteraard bitter weinig voor
de attentie van 't publiek te trekken."
„Soo," hernam de edele boodschapper, z'n
magere schouders ophalend, „je begrijp wel wat
ik bedoel, 't Is abseluut geen gein. Ik mos je
vertelle, as dat ie z'n mesjette en boorde-
kncopies in die tasch heb voor een pief-poef
paf partijtje met 'n kaper op de kust. En dan
DAT PIT EEN PRAlU
T'O VLOT HET
ZAL EEti FLINKE
r IN DIEN 5 TERKEN
5TROOM 15 HET NOB
LUK OENOEO, OP OH
BEEN TE BLUVEH.
IR PENK NIET DAT
WE DE KISTEN EN
HET ZWAARDERE
OOED NAAR PE KUS.
ZOUDEN KUNNEN
BRENOEN.
f MAAR MET
DIT VLOT KUN
NEN WH DE
HEELE LA-
D'NO DROOCi
EN WEL AAN
ANDERSOAAT PE
HEELE BOEL KCRJE
ONDERDIEK/ST
ZIT VOL MET BROOD
ZOO, DENK JE
DAT ANNIE?
DAT KOMT, OM
DAT DE OUDE
J/M AAN HET
KORTSTEE/ND
TREKT.
E KIST IS LANO
ZOO ZWAAR N/6
5 IK DACHT.
DE HAVEN BINNEN TE LOOPEN. OM DE
STORMSCHADE AAN HET JACHT TE LA
TEN HERSTELLEN.
gaat ie meewe schiete op de Vijverberg in t
Haagie. Hij see, dat ie je geen rosse briefies
meer schrijve mog en dat je 'm verboje had
nog langer over 't tuinmuurtje te hange, en
nou wil ie nog een laatste kansie wage. Hij see,
dat ie luch foor je geworre was en je nie wou
vertelle hoe de keet in mekaar sat. HU see,
dat je 'm de sak gegeve had en ie het er geen
sjoege van waarom."
De interesse in de oogen der bekoorlijke
ionge dame was volstrekt niet verminderd. Mis
schien was dit wel te wijten aan de originaliteit
ot vermetelheid van den meeuwen-jager, door
tegen alle regels
van conventie
door tusschen- THv]lp
komst van zoo'n in
boodschapper, z'n
wenschen aldus i
kenbaar te ma-
ken. Ze vestigde
haar blik cp een verlaten standbeeld in het
kale park en zei tot den pienteven koerier:
„Zeg aan dien mijnheer, dat ik geen ver
klarende omschrUving van m'n idealen behoef
te geven. Hij weet heel goed wat ze geweest
zfin en wat ze nóg zUn. In zoover ze op dit ge
val betrekking hebbend, noem ik loyaliteit en
waarheid de allergrootste. Zeg hem, dat ik mUn
hart aan een nauwgezet onderzoek heb onder
worpen en mij er thans op beroem, zoowel z'n
feiten als z'n behoeften te kennen. En daarom
weiger ik absoluut z'n pleitrede aan te hooren,
hoe deze ook moge zijn. M'n besluit om hem
te vergeven is niet genomen dan na een zwa-
ren gewetensstrijd. De motieven, die mq daartoe
noopten, zijn niet gegrondvest op losse praat
jes van derden, verre van daar. En daarom
vond ik het niet noodzakelük hem te beschul
digen van unfaire practUken. Nu hij er echter
op aandringt datgene te vernemen wat hij reeds
weet, zal ik mU verwaardigen de situatie nader
uiteen te zetten. Zeg hem, dat ik dien avond
door de achterdeur der serre binnentrad om
een roos voor m'n moeder te plukken. Zeg hem,
dat ik hem met juffrouw Nagtglas onder den
rose oleander zag. Het was een prachtige scène
maar de pose en houding vanb eide personen
was te welsprekend en evident, dan dat er een
andere dan een bepaalde uitleg aan kon wor
den gegeven. Ik verliet de serre en ter zelfder
tijd de roos en m'n ideaal. Je kunt dezen dans
en dit lied aan je impressario overbrengen."
Het veelbelovend jongmensch keek met een
half toegenepen oog de jonge dame aan en zei:
„Ik snap geen snars van al die stadsche woor
den die je daar uitkraamde, juffrau, hoe see je
dat ook weer: prose, plose?
„Pose.... je moogt 't ook een vorm van
adhaesie noemen, ofo, 't kan me niet sche
len wat."
Het kiezelzand schuurde onder de versleten
schoenen van het jochie. Hij stond weer voor
z'n tUdelijken patroon. De oogen van den man
blikten hongerig in z'n guitige kijkers.
„Se heb er tabak van om na je smoessies te
luisteren, want de meissies motte er altUd onder
lije. Se see, dat ze je in de smieze had onder
een rooie oliekan ergens in de serre. Se wou
een bossie rosies plukke voor d'r ouwe frouw en
zag je scharrele met een ander meissie. Se see,
dat ze maar effe te kaike had om te wete waar
de aap zat. Je mos maar ophoepele na 't spoor."
De jonge man floot tusschen da tanden en
z'n oogen lichtten eensklaps op. Hij stak z'n
hand gejaagd in den binnenzak van z'n jas en
haalde een pakje brieven te voorschijn. Vlug
wipte hjj er een uit en overhandigde hem met
een rijksdaalder aan een jongen.
„Geef haar dien brief," zei hij, bereid van
aandoening, „en vraag vooral of ze dien lezen
wil. Zeg haar dat 't alles zal ophelderen. Zij
had meer vertrouwen in haar ideaal moeten
stellen, dan zou haar en mij veel leed bespaard
zijn gebleven. Zeg haar dat de waarheid, die ze
altijd zoo verheerlijkt heeft, ongeschonden in
den strijd is gebleven. Zeg haar dat ik smacht
naar een antwoord."
De boodschapper boog zich naar de dame.
„Hij von 't niet, „wat-joe-kol", dè. je 'm zoo
gauw bevit heb. Hij see dat ie geen hinge.'aar
was en as je dit papier geleze heb, sal je sebiet
sien dat-ie gelijk heb."
De jonge dame ontvouwde den brief en be
gon te lezen:
„Beste dokter Rostam. Hiermede heb ik de
eer u mijn erkentelijkheid te betuigen voor de
vriendelijke hulp aan m'n lieve dochter ver
leend, toen ze vorige week Vrijdag tijdens de
receptie bij mevrouw Platen weer een lichte
hartkwaal te verduren had. Wanneer u haar
niet toevallig had kunnen opvangen, terwijl ze
viel, en de juiste medische behandeling had
kunnen toepassen, zou ze het zeker niet over
leefd hebben. Ik zou het bijzonder prettig'vin
den. wanneer zij zich in 't vervolg onder uw
patiënten zou mogen rekenen.
Met ware hoogachting Louis Nagtglas."
De dame gaf hem met een bruusk gebaar den
brief terug.
„HÜ wil wete waar-ie-aan toe is," zei de jon
gen met een schelmschen blik: „wat mot ik nou
segge?"
De oogen van het meisje blikten hem glim
lachend aan en twee heete tranen rolden langs
haar wangen.
„Seg die zwerrever op die bank," zei ze ein
delijk met trillende stem, „dat z'n meissie op
'm wacht."
NZ Voorburgwal bh Spui, Adam
PLATS OU JOUR EN a LA CARTE
ill 7 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Ofiflfh bij levenslange geheele ongeschiktheid i
JxllS CL Q O Title S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van belde armen, beide beenen
tot werkendoor 7C/Ï bij een ongeval met JJC/I bij verlies van een hand 1 O C olj verlies van een C/l by een breuk van A/l bij verlies van 'n
of belde oogen OU»m doodelijken afloop# £iO\/»m een voet of een oog# 1 tf. duim of wijsvinger been of arm Tri/»" anderen vinger
ROMAN VAN
minimum
40
(Korte inhoud van het voorafgaande: Kemp.
een Engelschman uit Kent wijkt met Carlos
Rlego uit naar Jamaica, geholpen door den
verloofde van zijn zuster Veronica Ralph
Rooksbv. Hier komt hli 1c kennis met den
rechter O'Brien en met Don Ramon, die
Kemp willen overhalen dienst te nemen b!1
zeeroovers. die Rlo Medio als basis hebben
Als hij hier niet op Ingaat, wordt hit over.
weldigd en aan boord van een schip ge
bracht. HU weet te ontsnappen en wordt op-
genikt door een ander schip dat hem naar
Havana meeneemt. Nabil Cuba worden zn
echter door zeeroovers, die onder bevel staan
van een vriend van Carlos Thomas de Castro,
overvallen. John. Kemp wordt door het ka
perschip naar Rlo Medio gebracht, waar hi!
gastvrll ontvangen wordt door Don Balthasar
Hier leidt men hem aar het sterfbed van
Carlos. Het gepeupel eischt de uitlevering
van Kemn en doet als Carlos tuist gestor
ven Is. een aanval op het huls. waarbll Don
Balthasar door een kogel wordt getroffen
en stervend Ineenzakte Carlos maakt dan
het plan. om zich tUdens de begrafenis
plechtigheden als de aandacht afgeleid is.
met Don Balthasnr's dochter Seraflna ln
veiligheid te brengen).
Minuten verliepen slechts enkele ongetwij
feld maar we hoorden geen geluid. De rus
teloosheid van het wachten deed ons nu onze
riemen op goed geluk indompelen, zonder doel.
zonder te kunnen oordeelen, of wij zee- of land
waarts. in Noordelijke of Zuidelijke richting
of enkel maar in een kring ronddreven. Een
keer joegen we in opgewonden vaart een ge-
plons na, dat een vliegende visch moet zijn
geweest. Ik hing met mijn hoofd gebogen over
mijn werklooze roeispaan, toen Seraphina mij
aanraakte.
„Ik zie wat!" zeide ze, over den boeg heen-
wijzend. Castro, zoowel als ik, die in horizon
tale richting over het water gluurden, zagen
niets. Geen schaduwvlek. Bovend'en. als ze zoo
dichtbij waren zouden we iets hebben moeten
hooren.
„Ik geloof dat het land ls!" fluisterde zij.
„Je kijkt zoo te laag, Juan."
Zoodra ik meer omhoog keek, zag ik het
eveneens, donker en vooroverhangend als een
lage rotswand. Waar waren we in s hemels
naam op uitgedraaid? Een oogenblik was ik uit
het veld geslagen. Rcode lichtflikkeringen
dansten, flauwtjes zichtbaar, boven de gedaante
uit.
Toen herkehde ik waarnaar ik keek. We
hadden het schip gevonden.
De mist was zoo ondiep, dat daarboven de
rand van een zwaren vierkanten achtersteven
met als balustrade heel de bekroning van
rasterwerk en schoren uitstak in de helder
heid als het balkon van een onzichtbaar ge
bouw, terwijl de steven zelf met de wanden
van de romp in de dikke witte laag beneden
verborgen bleef. En als ik mijn hoofd achter
over wierp, zag ik zelfs de neerg ..«ten zenen,
parelgrijze kanteelen van schaduw, lang en
bewegingloos naar de maan omhoogrijzen.
Voorzichtig, als had ik verwacht geen ant
woord te zullen ontvangen, praaide ik: „Hola,
een boot!"
Mijn roepen scheen een groot aantal mannen
te doen opspringen, te oordeelen naar het
leven dat ontstond en de woorden die ik van
boven tot mij hoorde komen. Uitroepen van ver
wondering en ontstelenis: „Hé, wat? Worden
we nu gepaaid?"
„Schip in de buurt?"
„In 't Engelsch, sir."
„Wij zijn de piraten ontvlucht,' riep lk, „redt
ons, neem ons aan boord!"
„Dat lijkt me verdacht," hoorde lk iemand
zeggen.
„Ga op zoek naar den kapitein, een van
allen," beval een gezaghebbende stem. „Hij is
naar beneden gegaan. Verschrik mevrouw niet..
Roep hem bedaard."
Gesprekken op vertrouowelijken, zachten toon
volgden.
„Hem zien?" Onmogelijk, sir." „Ik ben be
nieuwd, waar die slimmerd zit." „Aan den
achtersteven, geloof ik, sir." Die vervloekte
mist, hij ligt op het water zoo dik als erwten
soep."
Ik wachtte en na een soort geheimzinnige
stilte, hoorde lk een streng: „Blijf op afstand!
Wij kunnen u niet opnemen.'
Toen trad een omstandigheid ln, die ons
het leven redde.
Het-schip werd plotselig door Manuel's zee
roovers overvallen en zou verloren zijn geweest
zonder onzen ovenompelenden aanval in den
rug van den vijand. Door panischen schrik be
vangen sloeg deze op de vlucht en wij werden
nu met open armen ontvangen en met dank
betuigingen overladen.
DERDE HOOFDSTUK
Eindelijk, Seraphina, dit is een tehuis. Alles
is geleden, zeide ik; zij stor.d nu naast mij op
het dek. Den zwarten mantel trok zi1 van het
hoofd en haar blank gezichtje verscheen boven
het sombere zwart van haar rouwkleederen. In
stilte keek zij om zich heen naar den mist,
naar de groepen ruwe mannen, en de vegen
licht, die eveneens waren als iets ruws, iets
geweldigs. Zij zeide mets, maar liet haar hand
rusten op mijn arm.
Voor haar, met haar groot verdriet, was dit
nu het tehuis, dat ik aanbood. Ze keek terug
naar de verschansing. Ik dacht dat ze weer
naar de boot terug moest verlangen. Ik zeide:
„De menschen in dit schip zijn te vertrouwen
en mij vertrouw je toch ook.
Zij antwoordde: „Ik kan op je vertrouwen;
het is mijn plicht op jou te vertrouwen, en dit
is nu mijn tehuis."
Enkel door de aanraking van haar hand op
mijn arm was het, dat ik alle hoop had. dat
zij op mij vertrouwde, om mijn persoon, afge
zien van de wenschen van den gestorven Car
los, den gestorven vader en het gewicht van
haar gestorven traditie's, die haar nooit iets
anders meer konden zijn dan een herinnering.
O, ze droeg het zoo goed; fier en hoog op
gericht hield zjj haar hoofd. De deur van de
kajuit ging open en een stijve vrouwenfiguur
stond strak ernstig in het licht van de ope
ning. In dit licht scheen Seraphina voor 't
eerst op het dek goed zichtbaar. Een erbar
melijke stem begon te roepen:
„SenoritaSsnorltaen nog eens, op
dringenden, hartverscheurden toon: „Seno
rita!...."
Het was de stem van Manuel zelf, die kort
geleden, bij zijn mislukten aanval, door de En-
gelschen was gevangen genomen.
Op dit oogenblik kwam de kapitein van het
schip, een gezet man, die zich Williams
noemde, in gezelschap van zijn stuurman
Sebright genaamd, eenigszins bedremmeld naar
het scheen, op me toe, om zijn verontschuldi
ging te maken dat hij zoolang had gewacht
ons op te nemen.
Hakkelend, vervolgde hij:
„Ik bedoel enkel maar, dat mijn vrouw...."
Hij stopte even. Daarna zei hij: „Ze kreeg het
in haar hoofd deze vaart mede te maken. Voor
den eersten keerEn nu jullie op die manier
alleen in een open boot te zien komen! 't Is
niet wat ze gewend is."
Op dit oogenblik werd de kajuitdeur weer ge
opend en de gestalte van de dame, die ik
tevoren gezien had, kwam weer tegen t licht te
voorschijn.
„Excellenza, lk heb mogen staan onder de
poort van de Casa zelf, ln waarheid, Excellenza.
O, wend niet het licht van uw gelaat van mij
af." Manuel, die een minuut lang stil geweest
was, begon onmiddellijk weer met zijn smeekin
gen, in de hoop, denk ik, dat ze, nu de deur
geopend was, Seraphina's ooren zouden berei
ken.
„Wat moeten we doen, Owen?...." vroeg de
vrouw met een kalmte, die mij erg harteloos
leek.
Het zag er precies uit of ze iemand „in huls"
had, een erg twijfelachtig iemand, die je weer
zou trachten kwijt te raken, zoodra het met het
minste gevoel van naastenliefde maar viel
overeen te brengen.
„Mevrouw," zeide lk tamelijk koel, „ik doe
een beroep op uw vrouwelijk gevoel van mede
lijden
„Zoo is het juist, dat de aartsvijand zijn
strikken zet," viel zij met eenigszins trillenae
stem in.
„Senonta, ik heb u zien opgroeien." nep Ma
nuel weer. „Uw vader, die nu bij de Heiligen is,
gaf mij aalmoezen, toen ik een jongen was....
Wilt u ze iemand laten vermoorden, voor wien
uw vader...."
„Strikken, allemaal strikken. Kan daar zegen
op rusten, als ze bij nacht, alleen, met een jon
gen man, haar natuurlij^ beschermers ont
vlucht?... Hoe kunnen wij in overstemming
met onzen plicht...."
„Zij komt recht van het pas gedolven graf
van haar vader; en ik ben haar eenige bescher
mer," zei ik.
(Wordt vervolgd)