De verdeeling der uren Md im&aal am dm da§ 5 tfoQRZÏCHTIoS HONIG'S BOUILLONBLOKJES th cms 6 voor lOct. j HET KAPERSNEST I MOEILIJK VRAAGSTUK HET OUDE JAAR LIJDT SCHIPBREUK Frisch aan den arbeid! ZATERDAG 30 DECEMBER Ingenieuze uurwerken, die overal gelijk mee loopen, behalve met de zon De middelbare tijd "VOOR DE tafel! NATIONALE k DRANft J DRAI5 e IAvanVALKENBURG'S- ■RAATI C; LEEUWARDEN Hongaarsche expeditie naar Ethiopië Kanker in Turkije Amerika vraagt glazen (Tkmoet zeoóen, ladinooobderen WNNEN DRA OEN. landkrijoei Vadertje" warbucks ts oedwonoen het park Restaurant DORRIUS AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL JOSEPH CONRAD Ja, 'savonds merk je het al gauw, dat de dagen langer worden, maar het duurt een heele poos voor je er 's ochtends wat van ziet." Zoo sprak de conducteur op het tram- Dalcon, de plaats waar de meeste levenswaar heden worden verkondigd. Doch hij vervolgde: .►Ach, u moet maar denken, dat zijn de nevels van den nacht, die zijn zoo gauw niet weg," en dat waren helaas zeer onwijze woorden. De waarneming van den wagenbestuurder was opvallend juist, maar niet zijn conclusie, omdat hij er onkundig van was hoe de heeren sterrenkundigen, wier goede trouw bij hem boven alle verdenking verheven stond, den tijd verknippen en bijrekken, om er nette gelijke dagen van 24 uur van te maken. De astronomen, geplaatst voor het vraagstuk der tijdmeting en dagverdeeling moesten reke ning houden met het feit, dat de gewone men- schen vóór en nó twaalf even lang zon wensch- ten te zien, doch zagen zich anderzijds in hun loffelijk streven gedwarsboomd door de omstandigheid, dat alle dagen niet even lang zijn. Het is den leek wellicht nooit opgevallen, maar als het horloge 's middags twaalf uur aanwijst, staat de zon practisch nooit in het Zuiden. Tusschen het oogenblik, waarop de zon gisteren in het Zuiden stond, heden in het Zuiden staat en morgen in het Zuiden zal staan, liggen geen gelijke tijdsduren. Het oogen blik waarop de zon in het Zuiden staat, heet de bovendoorgang van de zon en tot eeuwige schande van de dagvorstinne moet hier worden voorgesteld: de tijdsruimten tusschen twee zonsbovendooa-gangan (de zoogenaamde ware zonnedagen) duren niet even lang. Hoe dat komt? De zon doorloopt de ecliptica volgens de tweede wet van wijlen Keppler (15711630) met ongelijke snelheid en boven dien maken ecliptica en equator met elkander een hoek. Mocht dit den lezer niet recht dui delijk zijn, hij piekere er niet over, maar ont- houde slechts dit eene: alle zonnedagen duren niet even lang! Sommige sterrenkundigen, boos geworden op deze dartele zon, wilden haar boycotten en meenden een andere geschikte tijdmaat bij de hand te hebben. Onze trouwe moeder aarde mag wel eens een dal van tranen worden ge noemd, ze heeft toch minstens één goede eigen schap. De tijd dien zij noodig heeft om één maal om haar as te draaien, is altijd precies gelijk en wel: 23 uur 56 min. 4 sec. Bovenge noemde vertoornde astronomen wierpen zich dus met heiligen ijver op dezen tijdsduur, riepen Sirius, de grootste ster aan het firmament tot tijdsbepaler uit en noemden het oogenblik van bovendoorgang van Sirius twaalf uur ofte wel middag. Het systeem was niet onverdienste lijk, doch het hield geen rekening met het ver langen der burgerij, die den middag inderdaad midden op den dag wilde hebben. Men ging niet accoord met een tijdmeting, die de uren met het vorderen der seizoenen langzaam over den dag verschoof en zoo bracht deze methode (o.a. een der jeugdzonden van Tyche Brahe 1546—1601) het nooit verder dan de studeer kamer, waar zij was uitgebroeid. Vooropstellende, dat de verdeeling der uren zich bij het zonlicht moest aanpassen, ont wierpen en vervaardigden enkele Italiaansche klokkenmakers uurwerken, die met bovenge noemde onregelmatigheden van de zon reke ning hielden. De klokken waren werkelijk in genieus bedacht, dat dient gezegd. De regeling werd verkregen door een uurwerkje in het slingergewicht, dat een klein gewichtje deed rijzen en dalen en zoo den slingertijd verlengde of verkortte, doch het resultaat was droevig. De uurwerken liepen gelijk met alles, behalve met de zon en hadden daarbij een zeer leelijke gewoonte. Had men vergeten ze> op te winden, en stonden ze enkele dagen stil, dan mccht men een jaar wachten eer men ze weer op kon winden, want anders was de datumverdeeling achter. Tegenwoordig vindt men ze nog in en kele musea, met het leugenachtige bijschrift: loopt gelijk met de ware zon. Zooals gezegd, de vinding was alleraardigst, maar het resultaat zóó teleurstellend, dat het bijschrift: loopt ge lijk met de ware zon, eenvoudig humbug is. Met deze ervaring rekening houdend, heeft men de zaak anders aangevat en den gemicjiel- den duur van een zonnedag een dag genoemd- Kon men de zaak nu zoo inrichten, dat de ware middag niet te ver van den klok-middag viel, dan was het pleit gewonnen, hadden de alledaagsche menschen hun dierbaren zonne tijd en konden de klokkenmakers zich onledig houden met de meer vruchtdragende fabricatie van klokken, die alle dagen even hard moesten loopen. Deze opzet slaagde. Daar de zon nu eens sneller en dan weer langzamer dan haar ge middelde loopt, slaagde men er in den waren middag niet te ver van den kunstmatigen middag te laten vallen en om dit bedrog een theoretischen grondslag te geven, beweerde men, dat de klokken liepen volgens een nieuw uitgevonden hemellichaam: de middelbare zon. Het is waar, dit hemellichaam bestaat niet. Geen oog heeft het ooit aanschouwd, geen oog zal het ooit aanschouwen, maar dit is niet minder waar: als het niet bestond, moest het worden uitgevonden. Het doorloopt in een jaar den hemelequator met gelijke, of zooals dat officieel heet, eenparige snelheid en onthoudt zich zorgvuldig van alle onregelmatigheden, waarmee andere hemellichamen behept zijn. Staat deze middelbare zon nu in het Zuiden, dan staat de werkelijke zon, de zon die wij zien schijnen, er op sommige tijden van het jaar enkele minuten voor, op andere tijden van het jaar er enkele minuten voorbij en het bedrag van dit tijdsverloop heet de tijdvereffening. Omdat de ware zon nu eens voor de middel bare zon uitloopt, dan weer achter de middel bare zon aan komt sukkelen, moest men on derscheiden, of men de tijdvereffening bij den waren zonnetijd moest optellen of aftrekken en daarom zet men in de zeevaartkundige al manakken, waar de tijdvereffening te vinden is, vóór het bedrag van idem zooveel min. zoo veel sec-, het teeken 4- of het teeken Moet men de tijdvereffening bij den waren tijd optellen, om den middelbaren tijd te vin den, dan noemt men haar positief en geeft haar het teeken Moet men de tijdvereffe ning daarentegen van den waren tijd aftrekken om den middelbaren tijd te vinden, dan noemt men haar negatief en geeft haar het teeken Met andere woorden: is het op de klok twaalf uur en staat de zon nog niet in het Zuiden, dan noemt men het verschil, de tijd- vereffening, positief, andersom negatief. De tijdvereffening is nu over één jaar: 1 Januari 3 minuten. 12 Februari ±4-14 min. positief maximum. 15 April 0. 14 Mei 4 min. negatief maximum. 19 Juni 0. 26 Juli ±4-6 min. positief maximum. 1 September 0. 3 November 16 min. negatief maStimum. 25 December 0. 1 Januari ±4-3 min. We zetten overal het teeken omdat de nauwkeurige waarden elk jaar verschillen en zelfs de data der maxima en minima kunnen bij het verschuiven der jaren en schrikkeljaren, één dag opschuiven. Deze tijdvereffening is nu de schuld van het door den wagenbestuurder opgemerkte ver schijnsel. Beschouwt men de tijden van zons ondergang voor een plaats op de breedte van Amsterdam, dan krijgt men volgens den tijd van de ware zon: 20 November 17 uur 11 min. 10 December, 15 uur 48 min. 2 Januari. 15 uur 48 min. 23 Januari, 17 uur 11 min. Men ziet dus, hoe op twee data, die even ver van den koristen dag verwijderd zijn, de zon even lang zichtbaar is, maar beschouwttmen nu dezelfde zaak volgens den tijd dien de klokken aanwijzen, den middelbaren tijd, dan komt het bedrog aan het licht: 20 November, 16 uur 57 min. 10 December, 15 uur 41 min. 2 Januari, 15 uur 52 min. 23 Januari, 17 uur 23 min. Dezelfde oorzaak, die de zon schijnbaar zoo laat doet ondergaan, doet haar eveneens later opgaan. De wagenbestuurder zocht devoorzaak van het late licht worden, ondanks het lengen der dagen, bij den nevel, maar de nevel deed het niet. Het midden van den dag valt niet op den middag en dat leveren ons de sterrenkun digen, die met hun middelbaren tijd en hun tijdvereffening de dagen uniformeerden en de goe-gemeente bij den neus namen. Of zouden de trouwe voorstanders van den zonnetijd we ten, dat hun bloedeigen horloge hen tusschen 3 November en 1 Februari voor een dik half uur zuiveren zonnetijd oplicht? Het Hongaarsche Aardrijkskundige Genoot schap heeft besloten een wetenschappelijke expeditie te organiseeren naai de onbekende gebieden van Ethiopië. Dr. Benda, wordt met de voorbereiding be last. De leden der expeditie worden uit jeug dige Hongaarsche geleerden gerecruteerd. De expeditie zal de gebieden van Tigre Se- mien en Amhara bereizen. £11111111111111 lllllllllllllir Kijk, wij staan weer aan het einde Van het uitgediende jaar- Drie en dertig gaat verdwijnen, Vier en dertig ligt al klaar. Toen dit jaar, een jaar geleden, Met den eersten dag begon, I Was er niemand, die kon zeggen I Hoe dit oude worden kon, I Niemand kende toen natuurlijk f Het verloop van een jaar strijd, Maar hetgeen toen moest gebeuren Is vandaag verleden tijd! Nu weet ieder wat een jaar is, Dat als lang begonnen wordt, Maar wanneer je achteruit kijkt, Blijkt het inderdaad toch kort. 1 Bracht het jaar u wat u wenschte, 1 Voorspoed, zegen en geluk? Of voelt u van alle maanden Even maal zooveel den druk? Goed of slechtach, wees niet somber, Want gewoonlijk wdt het biedt Hangt maar af van welke zijde U het oude jaar beziet. Die een jaar weet te benutten Ilèèft er van geprofiteerd, Ook al was het dan maar enkel, Dat het hem iets heeft geleerd! Zelfs degeen. die somber neerzit, Klagend, zuchtend van voorbij, Kan nu weer opnieuw beginnen Met een schoon gepoetste lei! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiMiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË Te Istanboel zal begonnen worden met den bouw van het eerste, kanker-ziekenhuis, dat zal worden uitgerust met de jongste medische en heelkundige toestellen. Deze inrichting is dringend noodig in Turkije, daar volgens een rapport van professor Nissen, een der uit Duitschland gevluchte hoogleeraren, die aan de universiteit te Istanboel zijn ge plaatst, de kankerverschijnselen in Turkije sterk toenemen. Naar schatting zal het ongeveer 1 lA jaar du ren, voordat alle hotels, restaurants en bars in de Vereenigde Staten van het glaswerk zijn voorzien dat zij noodig hebben, in verband met de opheffing van het drankverbod. Een der grootste fabrieken te Toledo (Ohio) is reeds vijf maanden met het uitvoeren der orders ten achter. DE BEREIDINGSWIJZE STAAT OP Het was noch het uur, noch het geschikte seizoen om in het Park te gaan wande len, daarom mogen we aannemen, dat de jonge dame, die op een der banken aan den weg gezeten was, slechts gehoorzaamd had aan een plotselinge impulsie, om zich neer te vleien op den gehalveerden boomstam en een weinig te genieten van het komende lenteweer Zij rustte daar peinzend en stil. Een zekere me lancholie lag over haar gezichtje gespreid: waarschijnlijk sinds korten tijd, want haar wangen hadden de fijne, jeugdige tint behou den, en haar lippen waren speelsch gekruid. Een slanke jonge man kwam door het Park langs het pad, waar het meisje in gedachten verzonken zat, op den voet gevolgd door een zeer slordig gekleeden jongen, die met het ver voer van een handkoffertje was belast. Toen hij de jongedame bespeurde, werd de man beurtelings rood en bleek. Hij sloeg haar strak gade en liep langzaam door. Z'n sympa- tieke oogen drukten vage hoop en bezorgdheid uit. Het meisje gaf geen teeken, dat ze zich van z'n tegenwoordigheid of bestaan bewust was en hij passeerde haar op enkele meters af stand. Twintig schreden verder bleef hij on verwacht staan en zette zich zuchtend neer op de punt van een andere bank. De jongen gooide het handkoffertje op het mos en staarde z'n leidsman met listige oogen verbaasd aan. Diep adem halend, wischte de man z'n voor hoofd af. Met trillende stem zei hij tot den jongen: „Je moet een boodschap voor me overbrengen aan de jonge dame op dien boomstam daar. Zeg haar, dat ik op weg ben naar het station voor mijn reis naar San-Francisco, waar ik me bij een expeditie hoop te voegen om in Alaska beren te jagen. Zeg haar, dat ik langs dezen weg voor de laatste maal een beroep doe op haar rechtvaardigheidsgevoel, want weet je. ze heeft me uitdrukkelijk verboden haar te schrij ven of aan te spreken. Zeg haar, dat ik 't in strijd met haar karakter acht, in zoover ik dit meen te kennen, om iemand zonder eenigen beweeggrond te verachten en te negeeren en bij voorbaat alle qjmns op rechtvaardiging uit te sluiten, terwijl het slachtoffer z'n kop suf Pfinst om te ontdekken, waaraan hij zoon in fame behandeling te danken heeft. Zeg haar. dat ik haar strenge bevelen heb durven over treden in de stellige hoop, dat ze op 't aller laatste oogenblik nog van opinie zou verande ren. Ga naar haar toe, en zeg wat ik je voor gekauwd heb" De teleurgestelde minnaar liet een gulden in de hand van "t boefje vallen. Het smoezelig gezicht van den jongen kleurde diep en de heldere, scherpzinnige oogen keken flikke rend naar het blanke zilver in z'n vuile vuist. Daarna zette hij t haastig op een loopen. On beschroomd naderde hij de jonge dame op den gehalveerden boomstam en tikte tegen de klep van z'n oude motorpet, die schuin op z'n ach terhoofd gedrukt stond. Ze nam hem koel op, niet vijandig, maar ook niet aanmoedigend „Juffrauw," zei het veelbelovend jongmensch, „die zwerver daar op die bank het me hier beengestuurd om 'n steppie te dansen en 'n flauwe kulletje te singe. Als je geen kennis an die fent heb en ie je de keel uithangt, hè je 't maar te segge, en 'n smeris is in drie mi nuten bij je. As je van z'n bestaan afweet en 't eerlijk spul is, zal 'k je segge, wat ie mijn gesegt heb om u te segge De belangstelling der jonge dame was gewekt. „Een dans en een lied," zei ze met een be dachtzame lieve stem, welke haar woorden in een doorzichtig kleed van uiterst fijne ironie scheen te hullen. „Een nieuw idee, een nieuwe troubadour, veronderstel ik. Ja, ik heb dien mijnheer vroeger gekend en denk 't dus wel buiten een politieagent te kunnen stellen. Je moogt met je dans en je lied aanvangen, als je 't maar niet al te luidruchtig doet. 't Is nog wel wat te vroeg voor een openlucht-vaude ville en ik voel er uiteraard bitter weinig voor de attentie van 't publiek te trekken." „Soo," hernam de edele boodschapper, z'n magere schouders ophalend, „je begrijp wel wat ik bedoel, 't Is abseluut geen gein. Ik mos je vertelle, as dat ie z'n mesjette en boorde- kncopies in die tasch heb voor een pief-poef paf partijtje met 'n kaper op de kust. En dan DAT PIT EEN PRAlU T'O VLOT HET ZAL EEti FLINKE r IN DIEN 5 TERKEN 5TROOM 15 HET NOB LUK OENOEO, OP OH BEEN TE BLUVEH. IR PENK NIET DAT WE DE KISTEN EN HET ZWAARDERE OOED NAAR PE KUS. ZOUDEN KUNNEN BRENOEN. f MAAR MET DIT VLOT KUN NEN WH DE HEELE LA- D'NO DROOCi EN WEL AAN ANDERSOAAT PE HEELE BOEL KCRJE ONDERDIEK/ST ZIT VOL MET BROOD ZOO, DENK JE DAT ANNIE? DAT KOMT, OM DAT DE OUDE J/M AAN HET KORTSTEE/ND TREKT. E KIST IS LANO ZOO ZWAAR N/6 5 IK DACHT. DE HAVEN BINNEN TE LOOPEN. OM DE STORMSCHADE AAN HET JACHT TE LA TEN HERSTELLEN. gaat ie meewe schiete op de Vijverberg in t Haagie. Hij see, dat ie je geen rosse briefies meer schrijve mog en dat je 'm verboje had nog langer over 't tuinmuurtje te hange, en nou wil ie nog een laatste kansie wage. Hij see, dat ie luch foor je geworre was en je nie wou vertelle hoe de keet in mekaar sat. HU see, dat je 'm de sak gegeve had en ie het er geen sjoege van waarom." De interesse in de oogen der bekoorlijke ionge dame was volstrekt niet verminderd. Mis schien was dit wel te wijten aan de originaliteit ot vermetelheid van den meeuwen-jager, door tegen alle regels van conventie door tusschen- THv]lp komst van zoo'n in boodschapper, z'n wenschen aldus i kenbaar te ma- ken. Ze vestigde haar blik cp een verlaten standbeeld in het kale park en zei tot den pienteven koerier: „Zeg aan dien mijnheer, dat ik geen ver klarende omschrUving van m'n idealen behoef te geven. Hij weet heel goed wat ze geweest zfin en wat ze nóg zUn. In zoover ze op dit ge val betrekking hebbend, noem ik loyaliteit en waarheid de allergrootste. Zeg hem, dat ik mUn hart aan een nauwgezet onderzoek heb onder worpen en mij er thans op beroem, zoowel z'n feiten als z'n behoeften te kennen. En daarom weiger ik absoluut z'n pleitrede aan te hooren, hoe deze ook moge zijn. M'n besluit om hem te vergeven is niet genomen dan na een zwa- ren gewetensstrijd. De motieven, die mq daartoe noopten, zijn niet gegrondvest op losse praat jes van derden, verre van daar. En daarom vond ik het niet noodzakelük hem te beschul digen van unfaire practUken. Nu hij er echter op aandringt datgene te vernemen wat hij reeds weet, zal ik mU verwaardigen de situatie nader uiteen te zetten. Zeg hem, dat ik dien avond door de achterdeur der serre binnentrad om een roos voor m'n moeder te plukken. Zeg hem, dat ik hem met juffrouw Nagtglas onder den rose oleander zag. Het was een prachtige scène maar de pose en houding vanb eide personen was te welsprekend en evident, dan dat er een andere dan een bepaalde uitleg aan kon wor den gegeven. Ik verliet de serre en ter zelfder tijd de roos en m'n ideaal. Je kunt dezen dans en dit lied aan je impressario overbrengen." Het veelbelovend jongmensch keek met een half toegenepen oog de jonge dame aan en zei: „Ik snap geen snars van al die stadsche woor den die je daar uitkraamde, juffrau, hoe see je dat ook weer: prose, plose? „Pose.... je moogt 't ook een vorm van adhaesie noemen, ofo, 't kan me niet sche len wat." Het kiezelzand schuurde onder de versleten schoenen van het jochie. Hij stond weer voor z'n tUdelijken patroon. De oogen van den man blikten hongerig in z'n guitige kijkers. „Se heb er tabak van om na je smoessies te luisteren, want de meissies motte er altUd onder lije. Se see, dat ze je in de smieze had onder een rooie oliekan ergens in de serre. Se wou een bossie rosies plukke voor d'r ouwe frouw en zag je scharrele met een ander meissie. Se see, dat ze maar effe te kaike had om te wete waar de aap zat. Je mos maar ophoepele na 't spoor." De jonge man floot tusschen da tanden en z'n oogen lichtten eensklaps op. Hij stak z'n hand gejaagd in den binnenzak van z'n jas en haalde een pakje brieven te voorschijn. Vlug wipte hjj er een uit en overhandigde hem met een rijksdaalder aan een jongen. „Geef haar dien brief," zei hij, bereid van aandoening, „en vraag vooral of ze dien lezen wil. Zeg haar dat 't alles zal ophelderen. Zij had meer vertrouwen in haar ideaal moeten stellen, dan zou haar en mij veel leed bespaard zijn gebleven. Zeg haar dat de waarheid, die ze altijd zoo verheerlijkt heeft, ongeschonden in den strijd is gebleven. Zeg haar dat ik smacht naar een antwoord." De boodschapper boog zich naar de dame. „Hij von 't niet, „wat-joe-kol", dè. je 'm zoo gauw bevit heb. Hij see dat ie geen hinge.'aar was en as je dit papier geleze heb, sal je sebiet sien dat-ie gelijk heb." De jonge dame ontvouwde den brief en be gon te lezen: „Beste dokter Rostam. Hiermede heb ik de eer u mijn erkentelijkheid te betuigen voor de vriendelijke hulp aan m'n lieve dochter ver leend, toen ze vorige week Vrijdag tijdens de receptie bij mevrouw Platen weer een lichte hartkwaal te verduren had. Wanneer u haar niet toevallig had kunnen opvangen, terwijl ze viel, en de juiste medische behandeling had kunnen toepassen, zou ze het zeker niet over leefd hebben. Ik zou het bijzonder prettig'vin den. wanneer zij zich in 't vervolg onder uw patiënten zou mogen rekenen. Met ware hoogachting Louis Nagtglas." De dame gaf hem met een bruusk gebaar den brief terug. „HÜ wil wete waar-ie-aan toe is," zei de jon gen met een schelmschen blik: „wat mot ik nou segge?" De oogen van het meisje blikten hem glim lachend aan en twee heete tranen rolden langs haar wangen. „Seg die zwerrever op die bank," zei ze ein delijk met trillende stem, „dat z'n meissie op 'm wacht." NZ Voorburgwal bh Spui, Adam PLATS OU JOUR EN a LA CARTE ill 7 op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen Ofiflfh bij levenslange geheele ongeschiktheid i JxllS CL Q O Title S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen verlies van belde armen, beide beenen tot werkendoor 7C/Ï bij een ongeval met JJC/I bij verlies van een hand 1 O C olj verlies van een C/l by een breuk van A/l bij verlies van 'n of belde oogen OU»m doodelijken afloop# £iO\/»m een voet of een oog# 1 tf. duim of wijsvinger been of arm Tri/»" anderen vinger ROMAN VAN minimum 40 (Korte inhoud van het voorafgaande: Kemp. een Engelschman uit Kent wijkt met Carlos Rlego uit naar Jamaica, geholpen door den verloofde van zijn zuster Veronica Ralph Rooksbv. Hier komt hli 1c kennis met den rechter O'Brien en met Don Ramon, die Kemp willen overhalen dienst te nemen b!1 zeeroovers. die Rlo Medio als basis hebben Als hij hier niet op Ingaat, wordt hit over. weldigd en aan boord van een schip ge bracht. HU weet te ontsnappen en wordt op- genikt door een ander schip dat hem naar Havana meeneemt. Nabil Cuba worden zn echter door zeeroovers, die onder bevel staan van een vriend van Carlos Thomas de Castro, overvallen. John. Kemp wordt door het ka perschip naar Rlo Medio gebracht, waar hi! gastvrll ontvangen wordt door Don Balthasar Hier leidt men hem aar het sterfbed van Carlos. Het gepeupel eischt de uitlevering van Kemn en doet als Carlos tuist gestor ven Is. een aanval op het huls. waarbll Don Balthasar door een kogel wordt getroffen en stervend Ineenzakte Carlos maakt dan het plan. om zich tUdens de begrafenis plechtigheden als de aandacht afgeleid is. met Don Balthasnr's dochter Seraflna ln veiligheid te brengen). Minuten verliepen slechts enkele ongetwij feld maar we hoorden geen geluid. De rus teloosheid van het wachten deed ons nu onze riemen op goed geluk indompelen, zonder doel. zonder te kunnen oordeelen, of wij zee- of land waarts. in Noordelijke of Zuidelijke richting of enkel maar in een kring ronddreven. Een keer joegen we in opgewonden vaart een ge- plons na, dat een vliegende visch moet zijn geweest. Ik hing met mijn hoofd gebogen over mijn werklooze roeispaan, toen Seraphina mij aanraakte. „Ik zie wat!" zeide ze, over den boeg heen- wijzend. Castro, zoowel als ik, die in horizon tale richting over het water gluurden, zagen niets. Geen schaduwvlek. Bovend'en. als ze zoo dichtbij waren zouden we iets hebben moeten hooren. „Ik geloof dat het land ls!" fluisterde zij. „Je kijkt zoo te laag, Juan." Zoodra ik meer omhoog keek, zag ik het eveneens, donker en vooroverhangend als een lage rotswand. Waar waren we in s hemels naam op uitgedraaid? Een oogenblik was ik uit het veld geslagen. Rcode lichtflikkeringen dansten, flauwtjes zichtbaar, boven de gedaante uit. Toen herkehde ik waarnaar ik keek. We hadden het schip gevonden. De mist was zoo ondiep, dat daarboven de rand van een zwaren vierkanten achtersteven met als balustrade heel de bekroning van rasterwerk en schoren uitstak in de helder heid als het balkon van een onzichtbaar ge bouw, terwijl de steven zelf met de wanden van de romp in de dikke witte laag beneden verborgen bleef. En als ik mijn hoofd achter over wierp, zag ik zelfs de neerg ..«ten zenen, parelgrijze kanteelen van schaduw, lang en bewegingloos naar de maan omhoogrijzen. Voorzichtig, als had ik verwacht geen ant woord te zullen ontvangen, praaide ik: „Hola, een boot!" Mijn roepen scheen een groot aantal mannen te doen opspringen, te oordeelen naar het leven dat ontstond en de woorden die ik van boven tot mij hoorde komen. Uitroepen van ver wondering en ontstelenis: „Hé, wat? Worden we nu gepaaid?" „Schip in de buurt?" „In 't Engelsch, sir." „Wij zijn de piraten ontvlucht,' riep lk, „redt ons, neem ons aan boord!" „Dat lijkt me verdacht," hoorde lk iemand zeggen. „Ga op zoek naar den kapitein, een van allen," beval een gezaghebbende stem. „Hij is naar beneden gegaan. Verschrik mevrouw niet.. Roep hem bedaard." Gesprekken op vertrouowelijken, zachten toon volgden. „Hem zien?" Onmogelijk, sir." „Ik ben be nieuwd, waar die slimmerd zit." „Aan den achtersteven, geloof ik, sir." Die vervloekte mist, hij ligt op het water zoo dik als erwten soep." Ik wachtte en na een soort geheimzinnige stilte, hoorde lk een streng: „Blijf op afstand! Wij kunnen u niet opnemen.' Toen trad een omstandigheid ln, die ons het leven redde. Het-schip werd plotselig door Manuel's zee roovers overvallen en zou verloren zijn geweest zonder onzen ovenompelenden aanval in den rug van den vijand. Door panischen schrik be vangen sloeg deze op de vlucht en wij werden nu met open armen ontvangen en met dank betuigingen overladen. DERDE HOOFDSTUK Eindelijk, Seraphina, dit is een tehuis. Alles is geleden, zeide ik; zij stor.d nu naast mij op het dek. Den zwarten mantel trok zi1 van het hoofd en haar blank gezichtje verscheen boven het sombere zwart van haar rouwkleederen. In stilte keek zij om zich heen naar den mist, naar de groepen ruwe mannen, en de vegen licht, die eveneens waren als iets ruws, iets geweldigs. Zij zeide mets, maar liet haar hand rusten op mijn arm. Voor haar, met haar groot verdriet, was dit nu het tehuis, dat ik aanbood. Ze keek terug naar de verschansing. Ik dacht dat ze weer naar de boot terug moest verlangen. Ik zeide: „De menschen in dit schip zijn te vertrouwen en mij vertrouw je toch ook. Zij antwoordde: „Ik kan op je vertrouwen; het is mijn plicht op jou te vertrouwen, en dit is nu mijn tehuis." Enkel door de aanraking van haar hand op mijn arm was het, dat ik alle hoop had. dat zij op mij vertrouwde, om mijn persoon, afge zien van de wenschen van den gestorven Car los, den gestorven vader en het gewicht van haar gestorven traditie's, die haar nooit iets anders meer konden zijn dan een herinnering. O, ze droeg het zoo goed; fier en hoog op gericht hield zjj haar hoofd. De deur van de kajuit ging open en een stijve vrouwenfiguur stond strak ernstig in het licht van de ope ning. In dit licht scheen Seraphina voor 't eerst op het dek goed zichtbaar. Een erbar melijke stem begon te roepen: „SenoritaSsnorltaen nog eens, op dringenden, hartverscheurden toon: „Seno rita!...." Het was de stem van Manuel zelf, die kort geleden, bij zijn mislukten aanval, door de En- gelschen was gevangen genomen. Op dit oogenblik kwam de kapitein van het schip, een gezet man, die zich Williams noemde, in gezelschap van zijn stuurman Sebright genaamd, eenigszins bedremmeld naar het scheen, op me toe, om zijn verontschuldi ging te maken dat hij zoolang had gewacht ons op te nemen. Hakkelend, vervolgde hij: „Ik bedoel enkel maar, dat mijn vrouw...." Hij stopte even. Daarna zei hij: „Ze kreeg het in haar hoofd deze vaart mede te maken. Voor den eersten keerEn nu jullie op die manier alleen in een open boot te zien komen! 't Is niet wat ze gewend is." Op dit oogenblik werd de kajuitdeur weer ge opend en de gestalte van de dame, die ik tevoren gezien had, kwam weer tegen t licht te voorschijn. „Excellenza, lk heb mogen staan onder de poort van de Casa zelf, ln waarheid, Excellenza. O, wend niet het licht van uw gelaat van mij af." Manuel, die een minuut lang stil geweest was, begon onmiddellijk weer met zijn smeekin gen, in de hoop, denk ik, dat ze, nu de deur geopend was, Seraphina's ooren zouden berei ken. „Wat moeten we doen, Owen?...." vroeg de vrouw met een kalmte, die mij erg harteloos leek. Het zag er precies uit of ze iemand „in huls" had, een erg twijfelachtig iemand, die je weer zou trachten kwijt te raken, zoodra het met het minste gevoel van naastenliefde maar viel overeen te brengen. „Mevrouw," zeide lk tamelijk koel, „ik doe een beroep op uw vrouwelijk gevoel van mede lijden „Zoo is het juist, dat de aartsvijand zijn strikken zet," viel zij met eenigszins trillenae stem in. „Senonta, ik heb u zien opgroeien." nep Ma nuel weer. „Uw vader, die nu bij de Heiligen is, gaf mij aalmoezen, toen ik een jongen was.... Wilt u ze iemand laten vermoorden, voor wien uw vader...." „Strikken, allemaal strikken. Kan daar zegen op rusten, als ze bij nacht, alleen, met een jon gen man, haar natuurlij^ beschermers ont vlucht?... Hoe kunnen wij in overstemming met onzen plicht...." „Zij komt recht van het pas gedolven graf van haar vader; en ik ben haar eenige bescher mer," zei ik. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 21