Het einde van een crisisjaar
Persil SI Persil
Beerta onder curateele
Het wettig gezag
De verdragen met
Duitschland
Veeteeltregeling
«te*
"m
ZATERDAG 30 DECEMBER
LEEKEPREEKEN
Waarom, de groep Mussert voor
Rijksambtenaren verboden is
Zetmeelbeschikking
Crisisproducten aangewezen
^ËtÉ>
w
wmmmgMmmmm
Wat wenschen w' U van harte toe
In 't aanstaand nieuwe jaar
Dat het U voor den wind mag gaan,
Precies zoo goed als haar.
Dat Mientje hier zoo glunder kijkt,
Niemand, die dat verbaast:
Wie naar Persil grijpt, weet vooruit:
Ik „grijp er vast niet naast".
De veerdienst NumansdorpZijpe
EERSTE KAMER
TWEE SOCIALISTEN
TEGEN
De Gemeenteraad was een brand
punt van communistische
propaganda
Snelle afdoening van
zaken
Staatsrechtelijk doodvonnis"
Rede voorzitter
Akten van bekrachtiging
uitgewisseld
Fabriek in vlammen
Aan blusschen viel niet te denken
NIEUWE BEZOLDIGING
IN INDIË
Toelichting van mr. J. van Buuren
Rekening zal worden gehouden
met het behoud van meer
waardige fokdieren
Ingaande 1 Januari
V aarskalveren
Stierkalveren
BEERTA ONDER CURATEELE
De wet reeds in het Staatsblad
EEN ZESDE RECHTER
TE GRONINGEN
Er ligt een nieuw boek op onze schrijf
tafel, een Duitsch, maar van een soort
zooals er den laatsten tijd in alle talen
verschijnen. Het is een geïllustreerde wereld
geschiedenis van de laatste vijftig jaar kort
samengevat; bij alle groote feiten staat de
schrijver even stil. Wij laten de bladzijden tus-
schen duim en wijsvinger langzaam terugval
len: in weinige minuten gaat in woord en
beeld een halve eeuw aan onzen blik voorbij:
Koningin Victoria in haar roemvolle regeering
en haar luisterrijke begrafenis; de Boerenoor
log; de bezoeken van keizer Wilhelm aan bui-
tenlandsche hoven; czaar Nicolaas en Frans
Jozef; Fransche en Amerikaansche presiden
ten. En ook de kleine staten zijn niet ver
geten. Even houden wij stil bij de jeugdpor
tretten van Koningin Wilhelmina als twintig
jarig meisje aan den arm van den jongen
Mecklenburgschen prins. De plaatjes met on
derschriften, de oude kleederdrachten, hofbals,
straattooneelen, groote branden, houden de
aandacht vast en halen vervlogen herinnerin
gen op. Dan is t alsof er een scherm valt en
er een nieuwe acte wordt opgevoerd: de moord
van Serajewo; documenten uit de Staatsar
chieven van Berlijn, Weenen, Petersburg met
kantteekeningen van de toen heerschende kei
zers bij de rapporten der gezanten en rijks
kanseliers. Hoe wreed Hjkt de onthulling van
die nuchtere diplomatentaal tegen den Moe
digen achtergrond van den wereldoorlog! Maar
overigens: hoe vreemd, dat de geweldige tijd
van na 1914 zoo weinig onze belangstelling
trekt en dat wij met vernieuwde aandacht te
rug gaan naar den ouden tijd. Een foto van
een vorstelijk huwelijk aan het Engelsche hof
met de „grootmoeder van Europa" in het mid
den, omringd door de gekroonde staatshoof
den van de Duitsche en Skandinavische lan
den boeit ons veel meer dan rookende loop
graven aan het westelijk front.
Beeld van den tijd! Al sinds enkele jaren
vraagt het groote publiek om herinneringen
uit grootvaders tijd. De Engelsche kranten en
tijdschriften begonnen af te drukken, wat hun
leggers voor precies honderd jaar bevatten. En
die oude feiten en teekeningen trokken meer
dan het grootste sensatienieuws van den dag.
De Engelsche uitgevers bleken niet alleen den
smaak van hun eigen publiek getroffen te heb
ben. Heel de wereld volgde: overal werden be
richten uit de oude doos gehaald en het waren
vooral de illustraties met bekende figuren in
de kleederdracht van zestig of tachtig jaar ge
leden, die gaarne gezien werden. Er werden ar
tikelen, ja heele boeken over de vroegere mode
in vergelijking met de onze geschreven; er ont
stond een wedstrijd om gedenkdagen op te
sporen: er was een jacht naar de geschiede
nis van het geslacht, dat ons een eeuw gele
den voorging. Het ongekende succes ten onzent
van boeken als De Opstandigen en De Klop
op de deur en onlangs nog van de film Caval
cade was aan denzelfden trek naar het jongste
verleden toe te schrijven. Hoe kan de moderne
mensch, die zooveel veroveringen op een vroe
gere eeuw behaalde, die zulke geweldige jaren
tusschen 1914 en 1918 doormaakte, zoo opeens
getrokken worden naar de levenswijze en de le
vensomstandigheden, het innerlijke en uiterlijke
van een in vele opzichten zoo benepen ge
slacht van vóór 1880? Er zouden vele antwoor
den op deze vraag te geven zijn. Een er van is
ongetwijfeld dit, dat het tegenwoordig geslacht
gevoelt hoe ondanks allen vooruitgang in tech
niek, in stedenbouw, in huisvesting, in hygiëne,
in comfortabel leven, de massa aan waar geluk
weinig gewonnen heeft. Het verschil tusschen
ons, twintigste eeuwers, en de jeugd van onze
grootouders lijkt zoo ontzaglijk groot; wij zou
den geneigd zijn te vragen: hoe hebben de men-
schen toen kunnen leven? En toch, bij verge
lijking zijn er zooveel punten van overeen
komst; de verschillen zijn meestal slechts aan
den buitenkant te vinden; de mensch zelf ver
andert zoo weinig. Na de ergste excessen van
onze eeuw is er zelfs weer veel van het oude
wat terugkeert.
Is het niet of wij, staande aan den ingang
van een nieuwen tijd, ons afvragen, of wij in
heel veel moderniteiten niet te ver zijn gegaan,
of wij niet te veel op het oude hebben gesmaald
en te trotsch zijn geweest op onze nieuwighe
den; of er in onze voortvarendheid niet veel
overijldheid was en of bij ons razend tempo niet
de bedachtzaamheid en bezonkenheid ontbra
ken?
Het einde van het wereldcrisisjaar 1933 is al
heel in het bijzonder geëigend voor een over
peinzing van deze gedachten. De moderne
mensch en vooral de mensch van 1933, die een
ongekende werkloosheid in heel de wereld mee
maakt, is tot heel andere oudejaarsavondover
wegingen geneigd dan een vorig geslacht. Vroe
ger heette het op Sint Sylvesteravond: maak
de balans op van de uren, welke u waren toe
bedeeld; hoeveel hebt gij er verspild en ver
luierd? Dat mogen wij thans niet meer vra
gen; want de een zou ten antwoord geven: ik
heb veel te weinig uren gehad; ik heb gesloofd
van 's ochtends tot 's avonds laat, halve nach
ten en Zondagen. En de ander: ik heb mijn tijd
moeten verdoen met het zoeken naar werk, al
tijd maar vragen en zoeken, tot waanzinnig
wordens toe; ik wil werken en er is voor mij
geen arbeid.
Daarom moeten wij op dezen oudejaarsavond
de vraag anders stellen. Nooit is arbeid zoo'n
zegen gebleken als in onzen tijd. De rijkste
mensch is hij, die behoorlijk betaald en regel
matig terugkeerend werk heeft; dat is van veel
meer waarde dan bezit, waarvan men morgen
niet weet hoeveel het waard is. Die kostbare
arbeid nu moet weer in volle eere hersteld wor
den. De groote ellende, welke over de wereld
gekomen is en welke wij crisis of malaise noe
men en waaruit opstaan zoo moeilijk is, die
groote nood is in laatste instantie te wijten
aan een verkeerde waardeering van den arbeid
ln den verleden tijd. Arbeid was geworden tot
een object van speculatie, van berekening voor
beide partijen, zoowel werkgevers als werkne
mers. De eene partij trachtte den arbeid zoo
goedkoop mogelijk te koopen tot het behalen
»an zoo groot mogelijke winst. Daardoor ont
stonden loonconflicten, rationalisatie, overpro
ductie. De werknemers trachtten hun werk
kracht zoo duur mogelijk te laten betalen en
voerden hun eischen zoo hoog mogelijk op. Het
eigenlijke doel van den arbeid: bevrediging van
bestaande behoeften, was aan beide partijen
vreemd. Er werden veel meer niet bestaande
behoeften gewekt; de reclame prikkelde tot een
onnatuurlijke vraag. Er was geen liefde voor
den arbeid; er werd niet gewerkt om te wer
ken, niet om de bevrediging, welke gezonde in
spanning en het zien van vorderingen geeft,
maar eenerzijds enkel om een zoo hoog mogelijk
loon, anderzijds om zooveel mogelijk winst te
maken.
Zoo beschouwd mogen wij, moderne men-
schen, ons niet op ons razend tempo, op onze
machines met arbeidsbesparing, op onzen tech-
nischen vooruitgang tegenover een vroeger ge
slacht beroemen: de heerschende economische
chaos, het gebrek bij overvloed, de werkloos
heid van millioenen valiede krachten in de we
reld, dat alles is een felle aanklacht tegen de
wijze waarop wij onze uren hebben besteed.
Uiteindelijk toch zullen wij niet geoordeeld wor
den naar ons tempo, maar naar de wijze waar
op en naar de bedoeling waarmee wü den ons
toegemeten tijd hebben gebruikt.
De waarde van den tijd, en het besteden van
zijn uren, geeft op den drempel van de crisis
jaren 19331934 overvloedig stof tot overwe
ging! Laten wij ons niet te veel in het goede
of slechte van vroegere of tegenwoordige tijden
verdiepen. Voor een juiste waardeering van den
arbeid zouden wij trouwens veel verder terug
moeten gaan dan naar onze grootouders.
„Zeg niet aldus de H. Hieronymus
dat vroegere tijden beter zijn geweest
dan nu; de deugden maken de dagen goed en
de ondeugden maken ze slecht." Of, om met
een schrijver uit het oude heidendom te spre
ken: Kort is de tijd van ons bestaan zegt
Cicero maar lang genoeg om goed en eer
baar te leven!
Dat is de les, die iedere jaarwisseling ons
altijd weer geeft en die wij dezen keer zóó moe
ten begrijpen: ons leven is uit uren en minu
ten aaneengeregen. Voor de meesten beteekent
dit: gestage arbeid tot onderhoud van zichzelf
en een gezin. Het is echter niet voldoende al
leen op zichzelf te letten. Wij zijn allen 'n deel
van een groote gemeenschap, waartegenover wij
evenzeer onze verplichtingen hebben. Wie door
den heerschenden economischen chaos uit het
productieproces is uitgeschakeld, trachte er
weer zoo spoedig mogelijk aan deel te nemen
en make zich zijn onvrijwillig ledigen tijd zoo
veel mogelijk ten nutte om straks weer een nut
tig lid der maatschappij te kunnen zijn. Wie
het geluk heeft te kunnen arbeiden, beschouwe
zijn werk niet op de eerste plaats als eigen
gewin, maar als dienst aan de gemeenschap.
Zóó zal de gewenschte orde weer het spoedigst
zijn hersteld. En bovenal zullen wij bedenkeji,
dat noch tijd noch levenskracht ons onver
vreemdbaar bezit is. Gelijk alles zijn ook onze
uren en onze krachten talenten, welke wij
slechts te leen hebben gedurende een korten
tijd. Wij moeten er mee woekeren voor een
rentmeester, die rekenschap zal opeischen en
voor wien alleen deze vraag geldt: hoe hebt
gij, direct of indirect, den u toegemeten tijd
besteed in mijn dienst? Wie op deze vraag bij
het opmaken van zijn jaarbalans een bevredi
gend antwoord geven kan, is de gelukkigste
mensch. Het doet er dan weinig toe of hy
werker of werklooze is; of hij met een debet-
of creditsaldo in zijn boeken sluit, of de crisis
nog' lang of kort duurt: niets is lang, zegt
Hieronymus, wat een einde heeft; bij de eeu
wigheid vergeleken is alle tijd kort!
HOMO SAPIENS
Het gevolg van de reeds vermelde wijziging
der beschikking van Minister Colijn, waardoor
nu o.m. ook het lidmaatschap van de Natio-
naal-Socialistische Beweging (N. S. B.-groep
Mussert) voor rijksambtenaren verboden is, zal
zijn, dat in alle gemeenten of provincies, waar
men zich bij den maatregel van het rijk heeft
aangesloten of voornemens is zulks te doen, de
N.S.B. ook voor de gemeente-ambtenaren en
provinciale ambtenaren verboden is of verboden
zal zijn.
O.a. de provincie Utrecht heeft zich bij de
rijksregeling aangesloten, zoodat ook ir. Mussert
zijn ontslag zal moeten nemen als hoofdinge
nieur van den provincialen waterstaat.
Naar het „Handelsblad" ter oore komt berust
de genomen maatregel op het feit, dat uit een
schriftelijke uitlating, waarvoor de N.S.B.
verantwoordelijk is, gebleken zou zijn, dat deze
beweging eventueel bereid zou zijn eerder aan
een ander orgaan dan aan het wettig overheids
gezag te gehoorzamen.
Op 15 November j l. verklaarde de minister
president in zijn repliek bij het algemeen be-
grootingsdebat, dat hij een pamflet in handen
had dat, naar het scheen, onder de auspiciën
van de nationaal-socialistische beweging, al
thans van een harer afdeelingen verspreid was.
„Hij zou laten onderzoeken hoe het met de ver
antwoordelijkheid voor dit uit Limourg afkom
stige pamflet gesteld was en wanneer de juist
heid van de herkomst zou blijken, zou aldus
minister Colijn voor de Regeering daarin
aanleiding kunnen liggen om tot de overtuiging
te komen, dat daardoor tegen de objectieve
regelen, door de Regeering gesteld, is gehan
deld."
Intusschen moet dit pamflet niet de aan
leiding zijn geweest, tot den nu t.o.v. den N.S.B.
getroffen maatregel, doch een blijkbaar niet
publieke schriftelijke uitlating, die volgens het
geheim rapport, dat over deze zaak schijnt te
bestaan, er op zou wijzen, dat de beweging van
Mussert niet op het standpunt staat, dat in elk
geval steeds aan het wettig overheidsgezag ge
hoorzaamheid verschuldigd is.
Vrijdag is afgekondigd Staatsblad 696, hou
dende een Koninklijk Besluit van 15 December
1933, tot toepassing van de artikelen 9, 13 en 14
van de Landbouw Crisiswet 1933 op zetmeel.
(Crisis Zetmeelbesluit 1933.)
Ter uitvoering van het Crisis-Zetmeelbesluit
heeft de Minister van Economische Zaken de
Crisis Zetmeel Beschikking 1933 vastgesteld.
Volgens deze beschikking zijn aangewezen als
producten waarop de bepalingen van toepas
sing zijn: aardappelmeel, alle soorten stijfsel,
sago, arrowroot, tapioca, maizena en graanzet-
meelen, dextrine, zetmeelsiroop en massee, tex-
tielgoederen en papier. Ais Crisis-organisatie
bedoeld in het Crisis Zetmeelbesluit, is aange-
Uit de Persil klankfilm
„Wasch gemakkelijk, waseh vocrcfeelig
•k\ ",<;\V v y.';Vt#
E. Ostermann Co's Handel Mij. N.V. Amsterdam - Fabrieken te Jutphaas - Utrecht
wezen de Stichting Nederlandsche Meelcen
trale.
In het Crisis-Zetmeelbesluit wordt bepaald,
dat het in voorraad hebben en verhandelen van
zetmeel aan de bij de Nederlandsche Meelcen
trale aangeslotenen slechts is toegestaan indien
bij aflevering een door den Minister vast te
stellen bedrag per K.G. wordt betaald. Dit be
drag is vastgesteld op: voor aardappelmeel
ƒ3.50, voor stijfsel mauzene en graanzetmeel
3.75, voor sagomeel 3.50 en voor tapioca
3 50, alles per 100 K.G.
Voorts zijn aangewezen als Crisisproducten,
waarin zetmeel is verwerkt en waarvan de be
taling geschiedt na bereiding van dit product:
dextrine, zetmeelsiroop en massee Het in voor
raad hebben van deze crisisproducten is voor
zoover over de grondstoffen daarvan geen hef
fing is betaald, slechts toegestaan na betaling
van 3.85 voor dextrine en 3.75 voor zetmeel
siroop en massee, per 100 K.G.
Van de betaling van genoemde bedragen is
krachtens Ministerieele beschikking vrijgesteld
degene, did ten genoege van de Stichting Neder
landsche Meelcentrale aantoont, dat hij zet-
meelen of uit zetmeel bereide producten ver
handelt aan industriën welke dit product als
grondstof bezigen voor de fabricage van textiel-
goederen en papier of uitvoert.
De veerdienst haven Numansdorphaven
Zijpe gaat tweemaal per dag, een keer heen en
een maal terug. Maandag is de dienst weer ge
heel normaal. De andere diensten zijn normaal.
De debatten in onzen Senaat munten altijd
uit door de onberekenbaarheid van hun verloop.
Zelfs de menschen, die op de perstribune een
staat van dienst achter den rug hebben van
meer dan een kwart eeuw, wagen zich niet aan
een voorspelling, hoe het loopen zal en of het
lang dan wel kort zal duren. En vooral in de
laatste week des jaars wordt in de Eerste Ka
mer de agenda met groote grilligheid afge
werkt.
Gisteren was het debat over de Indische
pensioenkorting uitgedijd tot een flinken om
vang, die overigens te verwachten was. Maar
niet te verwachten was. dat er een avondver
gadering zou worden ingelascht. En evenmin
te verwachten was, dat door het uitgebreide
debat over de verhooging van den accijns o.> ta
baks-artikelen in die avondvergadering geen
ander onderwerp meer zou kunnen worden be
handeld. Zoo restte er heden nog een flinke
agenda, waarop naast kleinere ontwcrpjcs
supplo.oire begrootingen, contingenteeringen,
gemeentelijke grenswijzigingen welke toch
óók nog wel eens een half uurtje kunnen vra
gen, verschillende voorstellen prijkten, die ge
zamenlijk een heelen vergadering met gemak
konden vullen.
Daar was de voorziening in het bestuur der
gemeente Beerta, daar was de wijziging der La
ger Onderwijswet, die de leerlingenschaal-Terp
stra vervroegd invoert, daar was de couponbe
lasting en de wijziging van het Indisch tarief.
Maar wederom tegen de berekening in
veroorzaakte van die ontwerpen alleen maar
het eerste een debat en een hoofdelijke stem
ming.
Het was de sociaal-democraat mr. MENDELS,
die in lange uitweidingen over het vierdaagsche
debat, in 1895 in de Tweede Kamer gehouden
over de toepassing van artikel 144, lid 4, der
Grondwet op de gemeenten Opsterland en West
stellingwerf, de toepassing van dat artiket thans
op de gemeente Beerta critiseerde. Hij wensch-
tè aan dit „staatsrechtelijk doodvonnis"
daar» komt het onttrekken van de regeling en
het bestuur van de huishouding der gemeente
aan den gemeenteraad neer niet mee te wer
ken, indien niet de Minister meer in détails
trad over het aan den gemeenteraad van Beerta
ten laste gelegde wanbeheer. Al wilde hij, wat
in die Groningsche gemeente is geschied, niet
vergoelijken, hij achtte niet bewezen, oat er
de eisch der Grondwet de regeling en het
bestuur van de gemeentelijke huishouding gro
velijk zouden zijn verwaarloosd. En Minister
de Wilde kon al opnieuw verschillende feiten
aanvoeren feiten, zooals ze al vier jaar lang
aan de orde van den dag zijn mr. Mendels
volhardde bij zijn verzet. Hij vond de toepas
sing van het bewuste grondwetsartikel niet vol
doende gemotiveerd. Hij wenschte om slechts
één voorbeeld te noemen niet zonder meer
als motief te aanvaarden een besluit van den
raad van Beerta, waarbij de helft van een dub
bele woning, waarover de andere helft 350.
huur per jaar deed, voor..., ƒ50.verhuurd
werd aan een.... raadslid. En hij was van mee
ning, dat er in Grondwet en Gemeentewet ge
noeg waarborgen gelegen zijn, om dwaze en on
toelaatbare besluiten van gemeenteraden tegen
te houden of te vernietigen. Alsof niet die
waarborgen, als ze door een bepaalden gemeen
teraad worden gezien als een vrijbrief, om zelf
maar aanhoudend over de schreef te gaan,
totaal onvoldoende zijn!
Terecht herinnerde
Minister DE WILDE aan
wat de sociaal-demo
craat Schaper in de
Tweede Kamer zeide
over de voortdurende
waarschuwingen ook
door het bestuur van
de afdeeling Gronin
gen der S. D. A. P.
aan den raad van Beer
ta uitgedeeld, en aan
het feit, dat al verschil
lende malen de begroo
ting van Beerta over
eenkomstig art. 151 der
B. en W. moest worden
vastgesteld, omdat de raad met de opmerkin
gen van Gedeputeerden over de begrooting een
voudig geen rekening wenschte te houden.
De gemeenteraad van Beerta was nu
eenmaal mede door de slappe houding
van de partijgenooten van Mr. Mendels,
die dan ook door haar Tweede Kamer
fractie volkomen werden in den steek ge
laten een brandpunt van communistische
propaganda. Men deed er van de raads
zittingen een verslag drukken de Minister
had het bij zich dat qua uiterlijk voor de
J. A. de Wilde
Gemeentewet door
„Handelingen" der Staten Generaal weinig
onderdeed. En dat werd door de commu
nistische raadsleden als propagandamate
riaal verspreid!
Zooals gezegd, Mr. Mendels volhardde in zijn
verzet en vroeg aanteekening, dat hij geacht
wilde worden te hebben tegengestemd. Maar
toen vroeg eensklaps de katholieke democraat
VISSER, die vroeger al eens terzake van „De
Zeven Provinciën" een geduchte botsing met
zijn roode medesenatoren had en blijkbaar wel
eens weten wilde, hoe de zwijgers in de sociaal
democratische fractie over de zaak dachten,
stemming. En ziet: naast Mr. Mendels spar
telen in dat netje de heer Moltmaker, die erg
kwaad was en de heer Visser zoo iets toevoegde,
dat men zijn medeleden niet onaangenaam
moest wezen.
Vóór de wet stemden de sociaal-democraten
Mevrouw Pothuis-Smit en de heeren Hermans,
Ossendorp, Polak, de Zeeuw en Danz- Afwezig
waren van de roode fractie de heeren Wibaut,
Rugge en Oudegeest.
Na nog een korte opmerking van den Chris-
telijk-Historischen afgevaardigde Jhr. de Gij-
selaar bij de couponbelasting opmerking, dat
deze heffing exceptioneel moest blijven en zeker
niet door verhooging ontaarden mocht had
de Eerste Kamer haar taak voor het politiek
zeer bewogen jaar 1933 voleindigd. VOORZIT
TER DE VOS VAN STEENWIJK heeft het
jaar uitgeluid met een van die merkwaardig
geciseleerde speeches, die wij van dezen sta-
tigen senaatspresident gewend zijn. Wij druk
ken zijn rede als waardig slot van ons laatste
Kameroverzicht in dit jaar, woordelijk af.
„Alvorens uiteen te gaan is het mij een be
hoefte aan alle fracties mijnen oprechten dank
te betuigen voor de willige medewerking, welke
ik, ter verzekering van een snelle afdoening
van zaken, meer in het bijzonder gedurende de
laatste weken, telkens harerzijds mocht onder
vinden, zoowel bij het onderzoek in de afdee
lingen als bij de behandeling in openbare ver
gadering van talrijke, waaronder belangrijke,
wetsontwerpen van spoedeischenden aard.
Dat zulks den leden meermalen niet gemak
kelijk viel. ja met opoffering van eigen wen
schen en inzicht geschiedde, ik gaf en geef er
mij volkomen rekenschap van.
Des te grooter is de erkentelijkheid van Uwen
Voorzitter.
Trekt 1933 welhaast aan ons langs, gelijk
naar het woord van den Psalmist „eene
voorbijgaande schaduw", reeds terstond bij den
aanvang van het nieuwe jaar roept ons ge
wichtige arbeid. Komen wij dus schier na een
nachtwake terug, dan is het loover nog niet
dicht en het lommer niet zwaar.
Eer stijgt een kille damp aan onze voeten op.
Ook biedt de natuur dan nog geen verlus
tiging.
In den winter is het goed werkenstijd.
Zij dit College hiervan, ik zeg niet het spre
kend, maar het levend bewijs.
Raadslieden van de Kroon, Kamerleden,
Griffiers, Stenographen, vertegenwoordigers van
de pers en alle overigen in dit gebouw werk
zaam, wensch ik een gezegend einde van de
heensnellende laatste twaalf maanden toe."
Het ministerie van Buitenlandsche Zaken
maakt bekend, dat op 29 December te 's-Gra-
venhage de uitwisseling heeft plaats gehad van
de akte van bekrachtiging van het Neder-
landsch-Duitsch douane-verdrag met bijlage,
slotprotocol en nota's alsmede van het verdrag
tot wijziging van het Nederlandsch-Duitsche
Ndouane- en credietverdrag van 26 November
1925 met daarbij behoorend protocol, beide op
27 April 1933 te Berlijn tusschen Nederland en
Duitschland gesloten.
Vrijdagavond te half zes brak brand uit in
de lederwaren- en Kettingkastenfabriek der fir
ma Marcus Schilders aan de Hoofdstraat te
Kaatsheuvel. In enkele oogenblikken stond de
fabriek, die gedeeltelijk van hout is opgetrok
ken, in volle vlam. In den grooten voorraad
celluloid vond het vuur gretig voedsel en de
aanwezigheid van dit materiaal is ook de oor
zaak geweest, dat het vuur zoo snel om zich
heen greep. Aan blusschen viel niet te denken.
Met vier stralen op de waterleiding gaf de
brandweer water en trachtte de belendende ge
bouwen te behouden.
De brand is op de bovenverdieping bij een
brandende kachel ontstaan. De bewoners en het
personeel moesten zich reppen om zich te red
den. Een der meisjes van het personeel en een
zoon van den eigenaar liepen daarbij lichte
brandwonden op.
Er werd niets gered. Verzekering dekt gedeel
telijk de schade. Vijftien man personeel werkten
in de fabriek.
BATAVIA, 29 Dec. (Aneta.) Voor een zestig
tal vertegenwoordigers der verschillende amb-
tenaarsvereenigingen gaf mr. dr. J. A. M. van
Buuren hedenmorgen een mondelinge toelich
ting op het Herziene Bezoldigingsbesluit Bur
gerlijke Landsdienaren.
Na opening der bijeenkomst wees de voorzit
ter prof. mr. H. Zeylemaker Jzn. erop, dat deze
bespreking een eenzijdig karakter zou dragen.
Hij verzocht derhalve de aanwezigen om tee
kenen van goed- of afkeuring achterwege te
laten.
De heer Van Buuren wees er op, dat het Her
ziene Bezoldigingsbesluit voor Burgerlijke
Landsdienaren voor de ambtenaren, behoorende
tot de vroegere A-groep, een achteruitgang van
gemiddeld 30.6 procent beteekent. Voor de
vroegere B-groep bedraagt die achteruitgang
32.99 procent en voor de vroegere C-groep 30.23
procent.
Spreker deelde mede, dat het onderzoek naar
de kosten van levensonderhoud van een groot
aantal gezinnen o. a. had uitgewezen, dat sinds
1925 de daling van den levensstandaard over
de geheele linie minstens 25 procent had be
dragen.
Aan kantoorpersoneel zullen in de toekomst
zwaardere eischen worden gesteld. Klerken zui
len een Mulo-diploma moeten bezitten. Com
miezen zullen een dienstexamen moeten doen.
De betrekking van assistent-resident 1ste klasse
wordt een keuze-betrekking.
De salariscommissie heeft zich niet op het
gebied der formatieregeling begeven. Spreker
hoopt echter, dat voor de meest geschikten de
promotiekansen even groot blijven, doch van een
garantie hieromtrent kan geen sprake zijn. Ten
aanzien van de standplaatstoelagen merkt spre
ker op. dat het beginsel van een standaard
gezin met 400 gulden inkomen reeds is los
gelaten. Voor verschillende plaatsen in de bui
tengewesten zal zoo goed mogelijk aan de toe
kenning van beperkte toelagen worden gedacht.
De in het begin van 1934 in werking tredende
rundveeteeltregeling beoogt vaststelling van het
aantal kalveren, dat over het geheele land in
dat jaar zal kunnen worden toegelaten ter
aanvulling van den veestapel, waarbij rekening
wordt gehouden met behoud van de meer
waardige fokdieren.
Bij de bepaling van het aantal toe te laten
vaarskalveren, wordt uitgegaan van de
gedachte, dat het zich moet aanpassen bij de
instandhouding van den, door de rundveestapel
inkrimping op het gewenschte peil gebrachten
veestapel, zonder dat deze zich, in het licht der
bestaande omstandigheden weder onredelijk
uitbreidt. Bij de toewijzing der kalveren dient
niet uit het oog verloren te worden, dat in de
verschillende streken van Nederland zeer uit-
eenloopende toestanden bestaan, zoodat de toe
te wijzen vaarskalveren over de gewesten ver
deeld zullen moeten worden naar den maatstaf
van het aantal in 1933 getelde vrouwelijke kal
veren, jonger dan 1 jaar. Deze verdeeling zal op
voordracht van de plaatselijke commissies
plaats vinden door de gewestelijke rundveecen
trales, mede aan de hand van de tij eene naar
den toestand op 1 Januari a.s. te houden con-
tróle-telling.
Hoewel mag worden aangenomen, dat de vee
houders zelf er wel voor zullen waken alleen de
kalveren met voldoende fokwaarde aan te hou
den, zal bovendien mogelijk zijn, dat eigena
ren van geregistreerde, gecontroleerde of vrij
van besmettelijke ziekten zijnde veebestanden
meer kalveren mogen aanhouden dan hun zou
zijn toegestaan indien zij geene in bovenbedoel
den zin rationeele fokkers waren.
Zij zullen echter voor elk boven het normale
toegewezen aantal aan te houden kalf een
zekere heffing moeten voldoen, terwijl de kalve
ren zelf aan nader vast te stellen eischen zul
len moeten beantwoorden.
Bij de vaststelling van het aantal toe te laten
stierkalveren, moet worden gerekend
met de noodzakelijkheid dat voldoende selectie
mogelijkheid dient te bestaan, terwijl anderzijds
niet meer dieren mogen worden toegestaan, dan
strikt voor deze selectie nooaig is, aangezien
anders het gevaar zou ontstaan, 'dat een on
evenredig groot aantal mannelijke kalveren zou
worden aangehouden, waardoor in het najaar
eene te groote hoeveelheid vleesch op de markt
zou worden gebracht.
De verdeeling der toe te laten stierkalveren
zal moeten geschieden op grond van de op
hunne afstemming steunende fokwaarde. De
daaraan te stellen eischen worden vastgesteld
in overleg met verschillende organen, wélke de
veefokkerij bevorderen en kunnen beoórdeelen.
Het aantal stierkalveren zal worden verdeeld op
dergelijke wijze als ten aanzien van de vaars
kalveren geschiedt. Aan de veehouders zal ech
ter kunnen worden overgelaten te bepalen in
hoeverre zij al dan niet een deel van het hun
toegewezen aantal kalveren wenschen te laten
bestaan uit stierkalveren.
Teneinde de uitvoering der teeltregeling mo
gelijk te maken, zullen alle niet-toegelaten
stierkalveren als nuchtere kalveren moeten wor
den opgeruimd, benevens een nader te bepalen
gedeelte van de niet-toegelaten vaarskalveren.
Overwogen kan worden vrijstelling van die
verplichting mogelijk te doen zijn voor hen,
die zich verbinden, de kalveren te mesten en
binnen een zekeren tijd als gemeste kalveren
af te leveren.
Voor de controle zal noodig zijn, de toe te
laten vaarskalveren in den loop van ongeveer
een half jaar te schetsen en daarvan een af
doend gewaarmerkt bewijs af te geven. Van de
stierkalveren zal zoo spoedig mogelijk een
schets gemaakt worden. Het houden van niet
door een bewijs gedekte kalveren zal, onder na
dere voorwaarden en bepalingen, verboden moe
ten worden.
Ter dekking der Kosten van uitvoering van
de teeltregeling zal voor ieder bewijs van ge
rechtigdheid tot het mogen hebben van het
betreffende kalf of rund een zeker bedrag moe
ten worden geheven.
Aangezien bij de bépaling van het aantal kal
veren, hetwelk ieder veehouder zal mogen hou
den, rekening zal worden gehouden met de ge
gevens van de veetelling 1934, zal ieder, die niet
afdoende de noodige gegevens verstrekt, moe
ten rekenen met de groote kans, dat voor zijn
bedrijf, bij het ontbreken van den juisten be-
oordeelingsmaatstaf een minder gunstige toe
wijzing zal geschieden dan het geval zou ge
weest zijn, indien alle noodige gegevens ter
beschikking hadden gestaan.
Spreker releveerde dat er nieuwe pensioens-
voorstellen in de maak zijn, waarbij het in de
bedoeling ligt om verkregen aanspraken te doen
behouden, doch waarbij eventueele kortingen
zullen moeten worden aanvaard.
Verlenging van den pensioensgerechtigden
leeftijd tot na 50 Jaar is in overweging, evenals
verlenging der periode, welke als pensioen
grondslag dienst doet. Voorts ligt degressie in
de hoogere pensioenen in het vooruitzicht.
Spreker kondigt een herziening der wacht
gelden aan, alsmede een woningregeling en een
regeling der geneeskundige behandeling!
Vervolgens werd de openbare vergadering, na
een woord van dank van den voorzitter aan
mr. dr. Van Buuren, gesloten.
Vrijdag zijn in het Staatsblad afgekondigd:
le. de wet van 29 December 1933 (Staatsblad
no. 770) tot voorziening in het bestuur van de
gemeente Beerta;
2e. het Kon. Besluit van 29 December 1933
(Staatsblad no. 771) tot vastelling can het
tijdstip van inwerkingtreding van de wet van
29 December 1933 (Staatsblad no. 770) tot voor
ziening in het bestuur der gemeente Beerta
(datum van inwerkingtreding 1 Januari 1934).
Naar wij vernemen ligt het in het voornemen
der regeering te bevorderen, dat in de arron-
dissements-rechtbank te Groningen een zesde
rechter wordt benoemd.