Het einde van een crisisjaar Persil SI Persil Beerta onder curateele Het wettig gezag De verdragen met Duitschland Veeteeltregeling «te* "m ZATERDAG 30 DECEMBER LEEKEPREEKEN Waarom, de groep Mussert voor Rijksambtenaren verboden is Zetmeelbeschikking Crisisproducten aangewezen ^ËtÉ> w wmmmgMmmmm Wat wenschen w' U van harte toe In 't aanstaand nieuwe jaar Dat het U voor den wind mag gaan, Precies zoo goed als haar. Dat Mientje hier zoo glunder kijkt, Niemand, die dat verbaast: Wie naar Persil grijpt, weet vooruit: Ik „grijp er vast niet naast". De veerdienst NumansdorpZijpe EERSTE KAMER TWEE SOCIALISTEN TEGEN De Gemeenteraad was een brand punt van communistische propaganda Snelle afdoening van zaken Staatsrechtelijk doodvonnis" Rede voorzitter Akten van bekrachtiging uitgewisseld Fabriek in vlammen Aan blusschen viel niet te denken NIEUWE BEZOLDIGING IN INDIË Toelichting van mr. J. van Buuren Rekening zal worden gehouden met het behoud van meer waardige fokdieren Ingaande 1 Januari V aarskalveren Stierkalveren BEERTA ONDER CURATEELE De wet reeds in het Staatsblad EEN ZESDE RECHTER TE GRONINGEN Er ligt een nieuw boek op onze schrijf tafel, een Duitsch, maar van een soort zooals er den laatsten tijd in alle talen verschijnen. Het is een geïllustreerde wereld geschiedenis van de laatste vijftig jaar kort samengevat; bij alle groote feiten staat de schrijver even stil. Wij laten de bladzijden tus- schen duim en wijsvinger langzaam terugval len: in weinige minuten gaat in woord en beeld een halve eeuw aan onzen blik voorbij: Koningin Victoria in haar roemvolle regeering en haar luisterrijke begrafenis; de Boerenoor log; de bezoeken van keizer Wilhelm aan bui- tenlandsche hoven; czaar Nicolaas en Frans Jozef; Fransche en Amerikaansche presiden ten. En ook de kleine staten zijn niet ver geten. Even houden wij stil bij de jeugdpor tretten van Koningin Wilhelmina als twintig jarig meisje aan den arm van den jongen Mecklenburgschen prins. De plaatjes met on derschriften, de oude kleederdrachten, hofbals, straattooneelen, groote branden, houden de aandacht vast en halen vervlogen herinnerin gen op. Dan is t alsof er een scherm valt en er een nieuwe acte wordt opgevoerd: de moord van Serajewo; documenten uit de Staatsar chieven van Berlijn, Weenen, Petersburg met kantteekeningen van de toen heerschende kei zers bij de rapporten der gezanten en rijks kanseliers. Hoe wreed Hjkt de onthulling van die nuchtere diplomatentaal tegen den Moe digen achtergrond van den wereldoorlog! Maar overigens: hoe vreemd, dat de geweldige tijd van na 1914 zoo weinig onze belangstelling trekt en dat wij met vernieuwde aandacht te rug gaan naar den ouden tijd. Een foto van een vorstelijk huwelijk aan het Engelsche hof met de „grootmoeder van Europa" in het mid den, omringd door de gekroonde staatshoof den van de Duitsche en Skandinavische lan den boeit ons veel meer dan rookende loop graven aan het westelijk front. Beeld van den tijd! Al sinds enkele jaren vraagt het groote publiek om herinneringen uit grootvaders tijd. De Engelsche kranten en tijdschriften begonnen af te drukken, wat hun leggers voor precies honderd jaar bevatten. En die oude feiten en teekeningen trokken meer dan het grootste sensatienieuws van den dag. De Engelsche uitgevers bleken niet alleen den smaak van hun eigen publiek getroffen te heb ben. Heel de wereld volgde: overal werden be richten uit de oude doos gehaald en het waren vooral de illustraties met bekende figuren in de kleederdracht van zestig of tachtig jaar ge leden, die gaarne gezien werden. Er werden ar tikelen, ja heele boeken over de vroegere mode in vergelijking met de onze geschreven; er ont stond een wedstrijd om gedenkdagen op te sporen: er was een jacht naar de geschiede nis van het geslacht, dat ons een eeuw gele den voorging. Het ongekende succes ten onzent van boeken als De Opstandigen en De Klop op de deur en onlangs nog van de film Caval cade was aan denzelfden trek naar het jongste verleden toe te schrijven. Hoe kan de moderne mensch, die zooveel veroveringen op een vroe gere eeuw behaalde, die zulke geweldige jaren tusschen 1914 en 1918 doormaakte, zoo opeens getrokken worden naar de levenswijze en de le vensomstandigheden, het innerlijke en uiterlijke van een in vele opzichten zoo benepen ge slacht van vóór 1880? Er zouden vele antwoor den op deze vraag te geven zijn. Een er van is ongetwijfeld dit, dat het tegenwoordig geslacht gevoelt hoe ondanks allen vooruitgang in tech niek, in stedenbouw, in huisvesting, in hygiëne, in comfortabel leven, de massa aan waar geluk weinig gewonnen heeft. Het verschil tusschen ons, twintigste eeuwers, en de jeugd van onze grootouders lijkt zoo ontzaglijk groot; wij zou den geneigd zijn te vragen: hoe hebben de men- schen toen kunnen leven? En toch, bij verge lijking zijn er zooveel punten van overeen komst; de verschillen zijn meestal slechts aan den buitenkant te vinden; de mensch zelf ver andert zoo weinig. Na de ergste excessen van onze eeuw is er zelfs weer veel van het oude wat terugkeert. Is het niet of wij, staande aan den ingang van een nieuwen tijd, ons afvragen, of wij in heel veel moderniteiten niet te ver zijn gegaan, of wij niet te veel op het oude hebben gesmaald en te trotsch zijn geweest op onze nieuwighe den; of er in onze voortvarendheid niet veel overijldheid was en of bij ons razend tempo niet de bedachtzaamheid en bezonkenheid ontbra ken? Het einde van het wereldcrisisjaar 1933 is al heel in het bijzonder geëigend voor een over peinzing van deze gedachten. De moderne mensch en vooral de mensch van 1933, die een ongekende werkloosheid in heel de wereld mee maakt, is tot heel andere oudejaarsavondover wegingen geneigd dan een vorig geslacht. Vroe ger heette het op Sint Sylvesteravond: maak de balans op van de uren, welke u waren toe bedeeld; hoeveel hebt gij er verspild en ver luierd? Dat mogen wij thans niet meer vra gen; want de een zou ten antwoord geven: ik heb veel te weinig uren gehad; ik heb gesloofd van 's ochtends tot 's avonds laat, halve nach ten en Zondagen. En de ander: ik heb mijn tijd moeten verdoen met het zoeken naar werk, al tijd maar vragen en zoeken, tot waanzinnig wordens toe; ik wil werken en er is voor mij geen arbeid. Daarom moeten wij op dezen oudejaarsavond de vraag anders stellen. Nooit is arbeid zoo'n zegen gebleken als in onzen tijd. De rijkste mensch is hij, die behoorlijk betaald en regel matig terugkeerend werk heeft; dat is van veel meer waarde dan bezit, waarvan men morgen niet weet hoeveel het waard is. Die kostbare arbeid nu moet weer in volle eere hersteld wor den. De groote ellende, welke over de wereld gekomen is en welke wij crisis of malaise noe men en waaruit opstaan zoo moeilijk is, die groote nood is in laatste instantie te wijten aan een verkeerde waardeering van den arbeid ln den verleden tijd. Arbeid was geworden tot een object van speculatie, van berekening voor beide partijen, zoowel werkgevers als werkne mers. De eene partij trachtte den arbeid zoo goedkoop mogelijk te koopen tot het behalen »an zoo groot mogelijke winst. Daardoor ont stonden loonconflicten, rationalisatie, overpro ductie. De werknemers trachtten hun werk kracht zoo duur mogelijk te laten betalen en voerden hun eischen zoo hoog mogelijk op. Het eigenlijke doel van den arbeid: bevrediging van bestaande behoeften, was aan beide partijen vreemd. Er werden veel meer niet bestaande behoeften gewekt; de reclame prikkelde tot een onnatuurlijke vraag. Er was geen liefde voor den arbeid; er werd niet gewerkt om te wer ken, niet om de bevrediging, welke gezonde in spanning en het zien van vorderingen geeft, maar eenerzijds enkel om een zoo hoog mogelijk loon, anderzijds om zooveel mogelijk winst te maken. Zoo beschouwd mogen wij, moderne men- schen, ons niet op ons razend tempo, op onze machines met arbeidsbesparing, op onzen tech- nischen vooruitgang tegenover een vroeger ge slacht beroemen: de heerschende economische chaos, het gebrek bij overvloed, de werkloos heid van millioenen valiede krachten in de we reld, dat alles is een felle aanklacht tegen de wijze waarop wij onze uren hebben besteed. Uiteindelijk toch zullen wij niet geoordeeld wor den naar ons tempo, maar naar de wijze waar op en naar de bedoeling waarmee wü den ons toegemeten tijd hebben gebruikt. De waarde van den tijd, en het besteden van zijn uren, geeft op den drempel van de crisis jaren 19331934 overvloedig stof tot overwe ging! Laten wij ons niet te veel in het goede of slechte van vroegere of tegenwoordige tijden verdiepen. Voor een juiste waardeering van den arbeid zouden wij trouwens veel verder terug moeten gaan dan naar onze grootouders. „Zeg niet aldus de H. Hieronymus dat vroegere tijden beter zijn geweest dan nu; de deugden maken de dagen goed en de ondeugden maken ze slecht." Of, om met een schrijver uit het oude heidendom te spre ken: Kort is de tijd van ons bestaan zegt Cicero maar lang genoeg om goed en eer baar te leven! Dat is de les, die iedere jaarwisseling ons altijd weer geeft en die wij dezen keer zóó moe ten begrijpen: ons leven is uit uren en minu ten aaneengeregen. Voor de meesten beteekent dit: gestage arbeid tot onderhoud van zichzelf en een gezin. Het is echter niet voldoende al leen op zichzelf te letten. Wij zijn allen 'n deel van een groote gemeenschap, waartegenover wij evenzeer onze verplichtingen hebben. Wie door den heerschenden economischen chaos uit het productieproces is uitgeschakeld, trachte er weer zoo spoedig mogelijk aan deel te nemen en make zich zijn onvrijwillig ledigen tijd zoo veel mogelijk ten nutte om straks weer een nut tig lid der maatschappij te kunnen zijn. Wie het geluk heeft te kunnen arbeiden, beschouwe zijn werk niet op de eerste plaats als eigen gewin, maar als dienst aan de gemeenschap. Zóó zal de gewenschte orde weer het spoedigst zijn hersteld. En bovenal zullen wij bedenkeji, dat noch tijd noch levenskracht ons onver vreemdbaar bezit is. Gelijk alles zijn ook onze uren en onze krachten talenten, welke wij slechts te leen hebben gedurende een korten tijd. Wij moeten er mee woekeren voor een rentmeester, die rekenschap zal opeischen en voor wien alleen deze vraag geldt: hoe hebt gij, direct of indirect, den u toegemeten tijd besteed in mijn dienst? Wie op deze vraag bij het opmaken van zijn jaarbalans een bevredi gend antwoord geven kan, is de gelukkigste mensch. Het doet er dan weinig toe of hy werker of werklooze is; of hij met een debet- of creditsaldo in zijn boeken sluit, of de crisis nog' lang of kort duurt: niets is lang, zegt Hieronymus, wat een einde heeft; bij de eeu wigheid vergeleken is alle tijd kort! HOMO SAPIENS Het gevolg van de reeds vermelde wijziging der beschikking van Minister Colijn, waardoor nu o.m. ook het lidmaatschap van de Natio- naal-Socialistische Beweging (N. S. B.-groep Mussert) voor rijksambtenaren verboden is, zal zijn, dat in alle gemeenten of provincies, waar men zich bij den maatregel van het rijk heeft aangesloten of voornemens is zulks te doen, de N.S.B. ook voor de gemeente-ambtenaren en provinciale ambtenaren verboden is of verboden zal zijn. O.a. de provincie Utrecht heeft zich bij de rijksregeling aangesloten, zoodat ook ir. Mussert zijn ontslag zal moeten nemen als hoofdinge nieur van den provincialen waterstaat. Naar het „Handelsblad" ter oore komt berust de genomen maatregel op het feit, dat uit een schriftelijke uitlating, waarvoor de N.S.B. verantwoordelijk is, gebleken zou zijn, dat deze beweging eventueel bereid zou zijn eerder aan een ander orgaan dan aan het wettig overheids gezag te gehoorzamen. Op 15 November j l. verklaarde de minister president in zijn repliek bij het algemeen be- grootingsdebat, dat hij een pamflet in handen had dat, naar het scheen, onder de auspiciën van de nationaal-socialistische beweging, al thans van een harer afdeelingen verspreid was. „Hij zou laten onderzoeken hoe het met de ver antwoordelijkheid voor dit uit Limourg afkom stige pamflet gesteld was en wanneer de juist heid van de herkomst zou blijken, zou aldus minister Colijn voor de Regeering daarin aanleiding kunnen liggen om tot de overtuiging te komen, dat daardoor tegen de objectieve regelen, door de Regeering gesteld, is gehan deld." Intusschen moet dit pamflet niet de aan leiding zijn geweest, tot den nu t.o.v. den N.S.B. getroffen maatregel, doch een blijkbaar niet publieke schriftelijke uitlating, die volgens het geheim rapport, dat over deze zaak schijnt te bestaan, er op zou wijzen, dat de beweging van Mussert niet op het standpunt staat, dat in elk geval steeds aan het wettig overheidsgezag ge hoorzaamheid verschuldigd is. Vrijdag is afgekondigd Staatsblad 696, hou dende een Koninklijk Besluit van 15 December 1933, tot toepassing van de artikelen 9, 13 en 14 van de Landbouw Crisiswet 1933 op zetmeel. (Crisis Zetmeelbesluit 1933.) Ter uitvoering van het Crisis-Zetmeelbesluit heeft de Minister van Economische Zaken de Crisis Zetmeel Beschikking 1933 vastgesteld. Volgens deze beschikking zijn aangewezen als producten waarop de bepalingen van toepas sing zijn: aardappelmeel, alle soorten stijfsel, sago, arrowroot, tapioca, maizena en graanzet- meelen, dextrine, zetmeelsiroop en massee, tex- tielgoederen en papier. Ais Crisis-organisatie bedoeld in het Crisis Zetmeelbesluit, is aange- Uit de Persil klankfilm „Wasch gemakkelijk, waseh vocrcfeelig •k\ ",<;\V v y.';Vt# E. Ostermann Co's Handel Mij. N.V. Amsterdam - Fabrieken te Jutphaas - Utrecht wezen de Stichting Nederlandsche Meelcen trale. In het Crisis-Zetmeelbesluit wordt bepaald, dat het in voorraad hebben en verhandelen van zetmeel aan de bij de Nederlandsche Meelcen trale aangeslotenen slechts is toegestaan indien bij aflevering een door den Minister vast te stellen bedrag per K.G. wordt betaald. Dit be drag is vastgesteld op: voor aardappelmeel ƒ3.50, voor stijfsel mauzene en graanzetmeel 3.75, voor sagomeel 3.50 en voor tapioca 3 50, alles per 100 K.G. Voorts zijn aangewezen als Crisisproducten, waarin zetmeel is verwerkt en waarvan de be taling geschiedt na bereiding van dit product: dextrine, zetmeelsiroop en massee Het in voor raad hebben van deze crisisproducten is voor zoover over de grondstoffen daarvan geen hef fing is betaald, slechts toegestaan na betaling van 3.85 voor dextrine en 3.75 voor zetmeel siroop en massee, per 100 K.G. Van de betaling van genoemde bedragen is krachtens Ministerieele beschikking vrijgesteld degene, did ten genoege van de Stichting Neder landsche Meelcentrale aantoont, dat hij zet- meelen of uit zetmeel bereide producten ver handelt aan industriën welke dit product als grondstof bezigen voor de fabricage van textiel- goederen en papier of uitvoert. De veerdienst haven Numansdorphaven Zijpe gaat tweemaal per dag, een keer heen en een maal terug. Maandag is de dienst weer ge heel normaal. De andere diensten zijn normaal. De debatten in onzen Senaat munten altijd uit door de onberekenbaarheid van hun verloop. Zelfs de menschen, die op de perstribune een staat van dienst achter den rug hebben van meer dan een kwart eeuw, wagen zich niet aan een voorspelling, hoe het loopen zal en of het lang dan wel kort zal duren. En vooral in de laatste week des jaars wordt in de Eerste Ka mer de agenda met groote grilligheid afge werkt. Gisteren was het debat over de Indische pensioenkorting uitgedijd tot een flinken om vang, die overigens te verwachten was. Maar niet te verwachten was. dat er een avondver gadering zou worden ingelascht. En evenmin te verwachten was, dat door het uitgebreide debat over de verhooging van den accijns o.> ta baks-artikelen in die avondvergadering geen ander onderwerp meer zou kunnen worden be handeld. Zoo restte er heden nog een flinke agenda, waarop naast kleinere ontwcrpjcs supplo.oire begrootingen, contingenteeringen, gemeentelijke grenswijzigingen welke toch óók nog wel eens een half uurtje kunnen vra gen, verschillende voorstellen prijkten, die ge zamenlijk een heelen vergadering met gemak konden vullen. Daar was de voorziening in het bestuur der gemeente Beerta, daar was de wijziging der La ger Onderwijswet, die de leerlingenschaal-Terp stra vervroegd invoert, daar was de couponbe lasting en de wijziging van het Indisch tarief. Maar wederom tegen de berekening in veroorzaakte van die ontwerpen alleen maar het eerste een debat en een hoofdelijke stem ming. Het was de sociaal-democraat mr. MENDELS, die in lange uitweidingen over het vierdaagsche debat, in 1895 in de Tweede Kamer gehouden over de toepassing van artikel 144, lid 4, der Grondwet op de gemeenten Opsterland en West stellingwerf, de toepassing van dat artiket thans op de gemeente Beerta critiseerde. Hij wensch- tè aan dit „staatsrechtelijk doodvonnis" daar» komt het onttrekken van de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente aan den gemeenteraad neer niet mee te wer ken, indien niet de Minister meer in détails trad over het aan den gemeenteraad van Beerta ten laste gelegde wanbeheer. Al wilde hij, wat in die Groningsche gemeente is geschied, niet vergoelijken, hij achtte niet bewezen, oat er de eisch der Grondwet de regeling en het bestuur van de gemeentelijke huishouding gro velijk zouden zijn verwaarloosd. En Minister de Wilde kon al opnieuw verschillende feiten aanvoeren feiten, zooals ze al vier jaar lang aan de orde van den dag zijn mr. Mendels volhardde bij zijn verzet. Hij vond de toepas sing van het bewuste grondwetsartikel niet vol doende gemotiveerd. Hij wenschte om slechts één voorbeeld te noemen niet zonder meer als motief te aanvaarden een besluit van den raad van Beerta, waarbij de helft van een dub bele woning, waarover de andere helft 350. huur per jaar deed, voor..., ƒ50.verhuurd werd aan een.... raadslid. En hij was van mee ning, dat er in Grondwet en Gemeentewet ge noeg waarborgen gelegen zijn, om dwaze en on toelaatbare besluiten van gemeenteraden tegen te houden of te vernietigen. Alsof niet die waarborgen, als ze door een bepaalden gemeen teraad worden gezien als een vrijbrief, om zelf maar aanhoudend over de schreef te gaan, totaal onvoldoende zijn! Terecht herinnerde Minister DE WILDE aan wat de sociaal-demo craat Schaper in de Tweede Kamer zeide over de voortdurende waarschuwingen ook door het bestuur van de afdeeling Gronin gen der S. D. A. P. aan den raad van Beer ta uitgedeeld, en aan het feit, dat al verschil lende malen de begroo ting van Beerta over eenkomstig art. 151 der B. en W. moest worden vastgesteld, omdat de raad met de opmerkin gen van Gedeputeerden over de begrooting een voudig geen rekening wenschte te houden. De gemeenteraad van Beerta was nu eenmaal mede door de slappe houding van de partijgenooten van Mr. Mendels, die dan ook door haar Tweede Kamer fractie volkomen werden in den steek ge laten een brandpunt van communistische propaganda. Men deed er van de raads zittingen een verslag drukken de Minister had het bij zich dat qua uiterlijk voor de J. A. de Wilde Gemeentewet door „Handelingen" der Staten Generaal weinig onderdeed. En dat werd door de commu nistische raadsleden als propagandamate riaal verspreid! Zooals gezegd, Mr. Mendels volhardde in zijn verzet en vroeg aanteekening, dat hij geacht wilde worden te hebben tegengestemd. Maar toen vroeg eensklaps de katholieke democraat VISSER, die vroeger al eens terzake van „De Zeven Provinciën" een geduchte botsing met zijn roode medesenatoren had en blijkbaar wel eens weten wilde, hoe de zwijgers in de sociaal democratische fractie over de zaak dachten, stemming. En ziet: naast Mr. Mendels spar telen in dat netje de heer Moltmaker, die erg kwaad was en de heer Visser zoo iets toevoegde, dat men zijn medeleden niet onaangenaam moest wezen. Vóór de wet stemden de sociaal-democraten Mevrouw Pothuis-Smit en de heeren Hermans, Ossendorp, Polak, de Zeeuw en Danz- Afwezig waren van de roode fractie de heeren Wibaut, Rugge en Oudegeest. Na nog een korte opmerking van den Chris- telijk-Historischen afgevaardigde Jhr. de Gij- selaar bij de couponbelasting opmerking, dat deze heffing exceptioneel moest blijven en zeker niet door verhooging ontaarden mocht had de Eerste Kamer haar taak voor het politiek zeer bewogen jaar 1933 voleindigd. VOORZIT TER DE VOS VAN STEENWIJK heeft het jaar uitgeluid met een van die merkwaardig geciseleerde speeches, die wij van dezen sta- tigen senaatspresident gewend zijn. Wij druk ken zijn rede als waardig slot van ons laatste Kameroverzicht in dit jaar, woordelijk af. „Alvorens uiteen te gaan is het mij een be hoefte aan alle fracties mijnen oprechten dank te betuigen voor de willige medewerking, welke ik, ter verzekering van een snelle afdoening van zaken, meer in het bijzonder gedurende de laatste weken, telkens harerzijds mocht onder vinden, zoowel bij het onderzoek in de afdee lingen als bij de behandeling in openbare ver gadering van talrijke, waaronder belangrijke, wetsontwerpen van spoedeischenden aard. Dat zulks den leden meermalen niet gemak kelijk viel. ja met opoffering van eigen wen schen en inzicht geschiedde, ik gaf en geef er mij volkomen rekenschap van. Des te grooter is de erkentelijkheid van Uwen Voorzitter. Trekt 1933 welhaast aan ons langs, gelijk naar het woord van den Psalmist „eene voorbijgaande schaduw", reeds terstond bij den aanvang van het nieuwe jaar roept ons ge wichtige arbeid. Komen wij dus schier na een nachtwake terug, dan is het loover nog niet dicht en het lommer niet zwaar. Eer stijgt een kille damp aan onze voeten op. Ook biedt de natuur dan nog geen verlus tiging. In den winter is het goed werkenstijd. Zij dit College hiervan, ik zeg niet het spre kend, maar het levend bewijs. Raadslieden van de Kroon, Kamerleden, Griffiers, Stenographen, vertegenwoordigers van de pers en alle overigen in dit gebouw werk zaam, wensch ik een gezegend einde van de heensnellende laatste twaalf maanden toe." Het ministerie van Buitenlandsche Zaken maakt bekend, dat op 29 December te 's-Gra- venhage de uitwisseling heeft plaats gehad van de akte van bekrachtiging van het Neder- landsch-Duitsch douane-verdrag met bijlage, slotprotocol en nota's alsmede van het verdrag tot wijziging van het Nederlandsch-Duitsche Ndouane- en credietverdrag van 26 November 1925 met daarbij behoorend protocol, beide op 27 April 1933 te Berlijn tusschen Nederland en Duitschland gesloten. Vrijdagavond te half zes brak brand uit in de lederwaren- en Kettingkastenfabriek der fir ma Marcus Schilders aan de Hoofdstraat te Kaatsheuvel. In enkele oogenblikken stond de fabriek, die gedeeltelijk van hout is opgetrok ken, in volle vlam. In den grooten voorraad celluloid vond het vuur gretig voedsel en de aanwezigheid van dit materiaal is ook de oor zaak geweest, dat het vuur zoo snel om zich heen greep. Aan blusschen viel niet te denken. Met vier stralen op de waterleiding gaf de brandweer water en trachtte de belendende ge bouwen te behouden. De brand is op de bovenverdieping bij een brandende kachel ontstaan. De bewoners en het personeel moesten zich reppen om zich te red den. Een der meisjes van het personeel en een zoon van den eigenaar liepen daarbij lichte brandwonden op. Er werd niets gered. Verzekering dekt gedeel telijk de schade. Vijftien man personeel werkten in de fabriek. BATAVIA, 29 Dec. (Aneta.) Voor een zestig tal vertegenwoordigers der verschillende amb- tenaarsvereenigingen gaf mr. dr. J. A. M. van Buuren hedenmorgen een mondelinge toelich ting op het Herziene Bezoldigingsbesluit Bur gerlijke Landsdienaren. Na opening der bijeenkomst wees de voorzit ter prof. mr. H. Zeylemaker Jzn. erop, dat deze bespreking een eenzijdig karakter zou dragen. Hij verzocht derhalve de aanwezigen om tee kenen van goed- of afkeuring achterwege te laten. De heer Van Buuren wees er op, dat het Her ziene Bezoldigingsbesluit voor Burgerlijke Landsdienaren voor de ambtenaren, behoorende tot de vroegere A-groep, een achteruitgang van gemiddeld 30.6 procent beteekent. Voor de vroegere B-groep bedraagt die achteruitgang 32.99 procent en voor de vroegere C-groep 30.23 procent. Spreker deelde mede, dat het onderzoek naar de kosten van levensonderhoud van een groot aantal gezinnen o. a. had uitgewezen, dat sinds 1925 de daling van den levensstandaard over de geheele linie minstens 25 procent had be dragen. Aan kantoorpersoneel zullen in de toekomst zwaardere eischen worden gesteld. Klerken zui len een Mulo-diploma moeten bezitten. Com miezen zullen een dienstexamen moeten doen. De betrekking van assistent-resident 1ste klasse wordt een keuze-betrekking. De salariscommissie heeft zich niet op het gebied der formatieregeling begeven. Spreker hoopt echter, dat voor de meest geschikten de promotiekansen even groot blijven, doch van een garantie hieromtrent kan geen sprake zijn. Ten aanzien van de standplaatstoelagen merkt spre ker op. dat het beginsel van een standaard gezin met 400 gulden inkomen reeds is los gelaten. Voor verschillende plaatsen in de bui tengewesten zal zoo goed mogelijk aan de toe kenning van beperkte toelagen worden gedacht. De in het begin van 1934 in werking tredende rundveeteeltregeling beoogt vaststelling van het aantal kalveren, dat over het geheele land in dat jaar zal kunnen worden toegelaten ter aanvulling van den veestapel, waarbij rekening wordt gehouden met behoud van de meer waardige fokdieren. Bij de bepaling van het aantal toe te laten vaarskalveren, wordt uitgegaan van de gedachte, dat het zich moet aanpassen bij de instandhouding van den, door de rundveestapel inkrimping op het gewenschte peil gebrachten veestapel, zonder dat deze zich, in het licht der bestaande omstandigheden weder onredelijk uitbreidt. Bij de toewijzing der kalveren dient niet uit het oog verloren te worden, dat in de verschillende streken van Nederland zeer uit- eenloopende toestanden bestaan, zoodat de toe te wijzen vaarskalveren over de gewesten ver deeld zullen moeten worden naar den maatstaf van het aantal in 1933 getelde vrouwelijke kal veren, jonger dan 1 jaar. Deze verdeeling zal op voordracht van de plaatselijke commissies plaats vinden door de gewestelijke rundveecen trales, mede aan de hand van de tij eene naar den toestand op 1 Januari a.s. te houden con- tróle-telling. Hoewel mag worden aangenomen, dat de vee houders zelf er wel voor zullen waken alleen de kalveren met voldoende fokwaarde aan te hou den, zal bovendien mogelijk zijn, dat eigena ren van geregistreerde, gecontroleerde of vrij van besmettelijke ziekten zijnde veebestanden meer kalveren mogen aanhouden dan hun zou zijn toegestaan indien zij geene in bovenbedoel den zin rationeele fokkers waren. Zij zullen echter voor elk boven het normale toegewezen aantal aan te houden kalf een zekere heffing moeten voldoen, terwijl de kalve ren zelf aan nader vast te stellen eischen zul len moeten beantwoorden. Bij de vaststelling van het aantal toe te laten stierkalveren, moet worden gerekend met de noodzakelijkheid dat voldoende selectie mogelijkheid dient te bestaan, terwijl anderzijds niet meer dieren mogen worden toegestaan, dan strikt voor deze selectie nooaig is, aangezien anders het gevaar zou ontstaan, 'dat een on evenredig groot aantal mannelijke kalveren zou worden aangehouden, waardoor in het najaar eene te groote hoeveelheid vleesch op de markt zou worden gebracht. De verdeeling der toe te laten stierkalveren zal moeten geschieden op grond van de op hunne afstemming steunende fokwaarde. De daaraan te stellen eischen worden vastgesteld in overleg met verschillende organen, wélke de veefokkerij bevorderen en kunnen beoórdeelen. Het aantal stierkalveren zal worden verdeeld op dergelijke wijze als ten aanzien van de vaars kalveren geschiedt. Aan de veehouders zal ech ter kunnen worden overgelaten te bepalen in hoeverre zij al dan niet een deel van het hun toegewezen aantal kalveren wenschen te laten bestaan uit stierkalveren. Teneinde de uitvoering der teeltregeling mo gelijk te maken, zullen alle niet-toegelaten stierkalveren als nuchtere kalveren moeten wor den opgeruimd, benevens een nader te bepalen gedeelte van de niet-toegelaten vaarskalveren. Overwogen kan worden vrijstelling van die verplichting mogelijk te doen zijn voor hen, die zich verbinden, de kalveren te mesten en binnen een zekeren tijd als gemeste kalveren af te leveren. Voor de controle zal noodig zijn, de toe te laten vaarskalveren in den loop van ongeveer een half jaar te schetsen en daarvan een af doend gewaarmerkt bewijs af te geven. Van de stierkalveren zal zoo spoedig mogelijk een schets gemaakt worden. Het houden van niet door een bewijs gedekte kalveren zal, onder na dere voorwaarden en bepalingen, verboden moe ten worden. Ter dekking der Kosten van uitvoering van de teeltregeling zal voor ieder bewijs van ge rechtigdheid tot het mogen hebben van het betreffende kalf of rund een zeker bedrag moe ten worden geheven. Aangezien bij de bépaling van het aantal kal veren, hetwelk ieder veehouder zal mogen hou den, rekening zal worden gehouden met de ge gevens van de veetelling 1934, zal ieder, die niet afdoende de noodige gegevens verstrekt, moe ten rekenen met de groote kans, dat voor zijn bedrijf, bij het ontbreken van den juisten be- oordeelingsmaatstaf een minder gunstige toe wijzing zal geschieden dan het geval zou ge weest zijn, indien alle noodige gegevens ter beschikking hadden gestaan. Spreker releveerde dat er nieuwe pensioens- voorstellen in de maak zijn, waarbij het in de bedoeling ligt om verkregen aanspraken te doen behouden, doch waarbij eventueele kortingen zullen moeten worden aanvaard. Verlenging van den pensioensgerechtigden leeftijd tot na 50 Jaar is in overweging, evenals verlenging der periode, welke als pensioen grondslag dienst doet. Voorts ligt degressie in de hoogere pensioenen in het vooruitzicht. Spreker kondigt een herziening der wacht gelden aan, alsmede een woningregeling en een regeling der geneeskundige behandeling! Vervolgens werd de openbare vergadering, na een woord van dank van den voorzitter aan mr. dr. Van Buuren, gesloten. Vrijdag zijn in het Staatsblad afgekondigd: le. de wet van 29 December 1933 (Staatsblad no. 770) tot voorziening in het bestuur van de gemeente Beerta; 2e. het Kon. Besluit van 29 December 1933 (Staatsblad no. 771) tot vastelling can het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 29 December 1933 (Staatsblad no. 770) tot voor ziening in het bestuur der gemeente Beerta (datum van inwerkingtreding 1 Januari 1934). Naar wij vernemen ligt het in het voornemen der regeering te bevorderen, dat in de arron- dissements-rechtbank te Groningen een zesde rechter wordt benoemd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1933 | | pagina 5