3Ket vetAaal van den dag Poli Ruilhandel in de Vereenigde Staten THERMOGENE EEN NIEUW SYSTEEM RIJKDOM DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK Hoe langer hoe gekker HET KAPERSNEST VRIJDAG 12 JANUARI In New-York zijn reeds vier ruil beurzen geopend en andere zullen spoedig volgen „Eigen hulp"-campagne De „vuurkogel" van Prambachkirchen Zwaar geld" P Begin van het carnaval in Düsseldorf Echt Rijnlandsche vroolijke stemming GOUDZEGEL 80 ct. GROENZEGEL 65 ct. ROODZEGEL 50 ct; SUPERIEURE SLAOLIE MOEST STAANDE ETEN Weken lang ischias De slaap wandelaar DEIE CEÏlADE! WATEE/Ï M'SPWE. DE SUCCESVOLLE BESTRIJDER VAN HOEST KOUDE R H E U MATIEK STEKEN IN DE ZIJ VOOR DE TAFEL NATIONALE DRANK AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL JOSEPH CONRAD Iemand die al lang, al zeer lang werkloos is, verhuurt zich, de wanhoop nabij, aan een boer in Salt Lake City (Utah). Hij vraagt geen geld voor zyn wertc, maar eten. De boer geeft hem landbouwproducten voor loon. De man slaagt er in te voorzien in zijn levens onderhoud door deze producten, in zooverre als deze voor hem en zijn gezin te veel zijn, te ruilen voor wat hy verder noodig heeft. Zijn voorbeeld werkt aanstekelijk. Help u zelf! wordt het wachtwoord. Onder den naam van „eigen hulp" ontstaat er plots een levendige ruilhan del, welke zich over alle staten van Noord Amerika uitbreidt. Anderhalf millioen men- schen doen mee aan de „eigen hulp", binden den strijd aan tegén de werkloosheid. Een ruilmaatschappij wordt gesticht. Zij geeft een krant uit, looit huiden, delft kolen, droogt vruchten. En deze maatschappij doet dit alles zonder een cent in baar geld arbeidsloon uit te betalen. Terwijl in Detroit de banken ineenstorten, kondigt een groot warenhuis aan dat het land bouwproducten aanneemt als betaling. De ruil handel gaat over het land als een boschbrand, van New-York tot Los Angeles, van Florida tot Seattle. Nemen we even een kij*kje in een ruilbeurs. Het tooneel is een doodgewone school, ergens in New-York, en de leiders der „Inwood Mutual Exchange" zijn juist bezig den leden hun goe derenbons uit te betalen. William Graves, een timmerman, is het eerst aan de beurt. Hij ver diende dertig dollars in warenbons, toen hij met drie collega's de schuur van een farmer in Pennsylvania herstelde. Zij ontvingen als loon twee-honderd-tien schepels appelen welke zij ten deele ter plaatse in enkele winkels ruilden voor andere dingen. De rest der appelen wer den door de ruilmaatschappij tot jam verwerkt. Graves neemt het pakje goederenbons aan en een eindelooze kringloop vangt aan. Graves heeft eenigen tijd geleden een zijner mede leden in de ruilmaatschappij zijn piano laten stemmen. De pianostemmer FTed Dawson ont vangt nu het aantal goederenbons dat Graves hem voor zijn werk had beloofd. Fred Dawson heeft een typiste, Zena Ellin- son, die nog twee dollars van hem te goed heeft. Hij betaalt haar met de goederenbons, welke hij van Graves ontvangen heeft, en Zena Ellinson gaat daarmee naar het manufacturen- winkeltje waar ze nog een en ander te betalen heeft. De manufacturier is heel blij met de goederenbons, welke zij hem geeft, want on langs heeft hij van de ruilmaatschappij een timmerman gehad, die een paar kleine repa raties in zijn winkel verrichtte, en hij is daar voor aan de ruilmaatschappij acht dollars ver schuldigd in goederenbons. Bij de Mormonen vooral schijnt het rail systeem veel opgang gemaakt te hebben. Bin nen korten tijd werd de stad Salt Lake City en spoedig ook de heele staat Utah als het ware een groote railmaatschappij. De „eigen hulp" breidt zich echter snel uit. Ook in de belen dende staten Arizona en Idaho heeft het ruil stelsel wortel geschoten. In Minneapolis zijn er reeds ongeveer vier duizend arbeiders dia in railmaatschappijen werken. De organisatie, welke een centraal be stuur heeft, gaf sedert haar stichting reeds voor meer dan vijf-en-twintig-duizend dollars aan warenbons uit. Een bizondere bank is op gericht om deze bons te beheeren. Califomië telt ongeveer honderd railmaat schappijen met in totaal meer dan twee-hon derd-duizend leden. De hulpmaatschappij voor de werkloozen van Californië heeft ruim veer tig filialen, die over heel den staat Californië verspreid liggen. Aardappelen uit het Noorden worden geruild tegen sinaasappelen en citroenen uit het Zuiden. Uit San Pedro brengt men be vroren visch naar het binnenland om er groente voor in de plaats te krijgen. In Dayton beschouwen de leden der plaatse lijke maatschappij den ruilhandel als een nieu we levenswijze, als een terugkeer naar den levenseenvoud, welke samengaat met een ver hooging, ja, met een hoogtepunt der moderne beschaving. In de stad New-Yofk heeft de ruilbeweging de instemming van eenige vooraanstaande oeco- nomen. Reeds vier railbeurzen zijn er geopend en andere zullen spoedig volgen. Vrij algemeen beschouwt men dit alles als het begin van een nieuw stelsel, dat niet gedoemd lijkt om even spoedig weer te verdwijnen als het ontstond. In de Academie van Wetenschappen te Wee- nen werd verslag uitgebracht over de onder zoekingen, die op den „vuurkogel", den meteoor van Prambachkirchen (district Eferding, Boven- Oostenrijk) door professor dr. Emil Dittler, van de Weensche Universiteit en J. Schadler geno men waren. Den 5en November 1932 om 21.55 uur werd in een wijden kring van Zuid-Duitschland tot Ober-Stiermarken en van Zuid-Bohemen tot Noord-Tirol het vuurverschjjnsel van een val lenden metoor waargenomen. Een landarbeider Frans Pittrich, was onmiddellijk getuige van het vallen van den steen, dat gepaard ging met de typische knaiverschijnselen. De steen werd spoe dig in een graanveld gevonden en naar Linz gebracht. Uit het onderzoek bleek, dat het een steen meteoriet was, die echter naast Silikaat (kiezel) miricroben, zooals die b.v. ook in basaltgesteen ten voorkomen, nog metaalachtig, nikkelhou dend ijzer en een voor de meteorieten zeer aanzienlijke ijzer-zwavelverbinding bevat. Het interessante aan dezen z.g. chondriet is nu, dat hij mineralogisch en chemisch nauw verwant schijnt met een steen, die den 28en Aug. 1925 bij Lanzenkirchen (Neder-Oostenrijk) viel, zoodat men geneigd is aan te nemen, dat beide tot denzelfden zwerm behooren, wiens baan door de aarde gekruist werd. Op een veiling in Engeland werd kort geleden een munt verkocht, die tweehonderd jaar oud was en uit Hessen-Cassel afkomstig is. Zij ver toont het beeld van landgraaf Frederik en is uit koper gemaakt en was indertijd ongeveer 12 mark waard. Haar gewicht bedraagt eventjes 6 pond. Waarom zij zoo zwaar is, is niet na té gaan. In elk geval was het voor den bezitter onmogelijk de munt te verliezen zonder dat hij er iets van merkte. Zes pond meer of minder in den zak is wel te bespeuren. DE BEREIDINGSWIJZE IEDERE FLESCH Zoo'n grootsche opening van den carnavals- tijd als j.l. Zaterdag in de zalen van het con certgebouw te Düsseldorf heeft het Rijnland in lange niet aanschouwd. Reeds om 6 uur 's avonds waren de eerste gasten verzameld om den op 8 uur, 11 minuten vastgestelden intocht van de Düsseldorfsche Carnavalsgroepen, de beide garden van den Prins en van het voetvolk bij te wonen. Het was een imposant schouwspel, toen op het groote tooneel honderden deelnemers aan het carnaval in bonte kledij bijeenzaten en de president te 8 uur 11 de zitting opende voor een duizendkoppige menigte, waaronder de voor aanstaande staats- en stedelijke autoriteiten vertegenwoordigd waren. De bekendste redenaars waren aanwezig en brachten werkelijk uitnemende, ten deele In Düsseldorfsch dialect voorgedragen, carnavals ontboezemingen en samenspraken. Het officieele gedeelte was om 1 uur ge ëindigd, toen kwam de napret, die tot in de ochtendschemering voortduurde. Eiken Woensdag, Zaterdag en Zondag tot Asch-Woensdag vinden in de verschillende Düsseldorfsche hotels, cabarets en restaurants, ononderbroken carnaval-zittingen plaats in echte Rijnlandsche, vroolijke stemming. inclusief flesch UNILEVER YERKOOPCENTRALE N.VL ROTTERDAM iHiiiiiiiiiimmiimiii iHiiiiiiiiiiiiiiiiii mm I Somtijds geeft men zich een houding Van: om goud maal ik geen zier! I En men laat den standaard vallen, Die het aanpapt met papier. i 't Zou natuurlijk consequent zijn, Als de goud-aanbidding viel, i Want een rol, die uitgespeeld is, I Staat op èèn rij met nihil. 1 I Neen, het goud blijft toch magnetisch, i Ondanks zijn passieve rol 1 En de banken houden zorgzaam i Onderaardsche kluizen vol Zelfs de zucht naar goud verdubbelt En daar goud niet circuleert, Wordt het maar op and're wijze, Om te krijgen, geprobeerd. Oude schepen, die voor eeuwen In de zeeën zijn vergaan, I Trekken door de goud-legende, Juist in déze tijden aan! Nu weer aan de kust van Spanje Zocht men naar een gouden schat, Dien een schip een tweetal eeuwen In zijn kiel verborgen had. En de Spaansche goud-dubloenen Zijn gevonden, inderdaad! Zoeken, duiken, dreggen, pompen Had nu dit keer resultaat. Dus een rijkdom is verkregen? Dié verwachting is abuis: Want in plaats van in het water, Ligt het nut'loosin een kluis! MARTIN BERDEN f (Nadruk verboden) ÜIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlü (Ingezonden Mededeeling) Met zijn ervaring helpt hij nu anderen Hier volgt een ongewoon sterke aanbeveling van een middel tegen ischias van iemand, die zelf in hevige mate aan deze kwaal geleden heeft. Indien U ooit de pijnen van ischias ge voeld hebt, moet U het stellig lezen. En als U iemand kent, die aan ischias lijdt, zoudt U hem hiervan moeten vertellen. De aanbeveling komt van Mr. T. P. R. Hij schrijft: „Ik leed ongieveer zes weken lang aan ischias. Er waren tijden, dat ik niet meer kon zitten of liggen, maar steeds moest blijven door- loopen. Ik kon zelfs niet gaan zitten om te eten. Een buurman zei me Kruschen Salts te probeeren, wat ik ook deed: ik nam eiken mor gen een theelepel vol in een glas warm water. Toen ik anderhalven flacon gebruikt had, ver dween de ischias, en nadien heb ik het nooit meer gevoeld. Ik blijf doorgaan met eiken och tend wat Kruschen te nemen, omdat ik last heb van constipatie en ik er van overtuigd ben, dat Kruschen Salts het beste middel ter wereld is tegen ischias en rheumatiek. Iedereen, die aan deSe kwalen lijdt, raad ik het dringend aan. Ik ben Kruschen Salts veel dank ver schuldigd." T. P. R. De pijnen van ischias zijn een symptoom van dieper kwaad hetzelfde euvel dat rheumatiek, spit en jicht kan veroorzaken. Zij zijn het tee- ken, dat er iets aan Uw stofwisseling hapert en onzuiverheden in het bloed gekomen zijn. Kruschen Salts is een combinatie van zes na tuurlijke zouten, welke Uw inwendige organen tot geregelde werking aansporen. Kruschen ver schaft U daarom een inwendige schoonheid en gezonden bloedsomloop. En wanneer de „kleine dagelijksche dosis" Uw stofwisseling in orde blijft houden, dan zullen ischias en rheumatiek voortaan Uw deur voorbijgaan. Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten A 0.90 en 1.60 per flacon, omzetbelasting inbegrepen. Stralende gezondheid voor één cent per dag. Let op, dat op het etiket op de flesch, zoowel als op de buitenverpakking de naam Rowntree Handels Mij., Amsterdam, voorkomt. Sst," zei Baldus, „daar komt iemand!" Met hun handen vol tafelzilver bleven de twee inbrekers staan luisteren, verstijfd in angstigen schrik, 't Was hun eerste inbraak niet, ten minste wat Clem aangaat; die was dooi de wol geverfd, maar Baldus had tot nog toe meestal dienst gedaan als uitkijk, terwijl Clem en Lange Roel het werk deden. Maar Roel had een paar maanden uit te zitten, en dus moest Baldus nu maar meehelpen, al kreeg hij het ei van op z'n zenuwen, zooals Clem minachtend constateerde, vooral nu er geen uitkijk was. Inderdaad, er liep iemand heel voorzichtig door de gang. Clem hoorde het ook, ze waren zelf door de keuken binnen gekomen en nu waren ze aan 't werk in de suite-eetkamer-zit- kamer, zoodat de aftocht langs dien weg afge sneden was. Hun oogen zochten naar een red denden nooduitgang, maar daar werd de knop van de deur al omgedraaid. Baldus maakte een beweging om het venster open te rakken, maar Clem trok hem terug in den donkeren hoek naast het buffet en knipte z'n zaklantaarn uit. De deur ging open en iemand schuifelde binnen. Het licht werd aan gedraaid en verbaasd glunderden de twee die ven naar den kalmen man in pyama. Ze had den een zoekenden blik verwacht en minstens een revolver, maar de man liep kalm door de open suite-deuren naar de zitkamer. Het twee tal in den hoek verwachtte ieder oogenblik dat hy om zou keeren en dorst nauwelijks adem halen. Maar de man in pyama scheen zich van al den rommel dien ze gemaakt hadden, niets aan te trekken. Langzaam liep hij naar het schrijfbureau. Plotseling flitste het door de her sens van Clem, dat daar de telefoon stond. Bal dus klappertandde. De man raakte echter de telefoon niet aan. Hij ging in den fauteuil zitten en scheen te denken. Z'n hand zwierf over de tafel, alsof hij iets zocht. Hij stond op. „Hij gaat een revolver halen," fluisterde Bal dus, bleek van angst. Clem staroogde naar de lange gestalte, die op hem afkwam. Hij voelde zich, waar hij neergedoken zat, hopeloos en verlamd van schrik. Hij was anders niet bang, maar tegen de onbegrijpelijke be daardheid van dezen man was hij niet opge wassen. Had de man maar even geaarzeld, dan zou hij opgevlogen zijn, en had hij zich uit de voe ten gemaakt, ook al had hij hem moeten neer slaan. Als hij haastig en zenuwachtig was op getreden, dan had hij in Clem z'n mannetje gevonden, maar deze ijzige kalmte en de lang zaamheid der bewegingen maakten hem weer loos. De man scheen zoo zeker van z'n zaak; ze waren aan hem overgeleverd. Nu stond hij voor 't buffet, op nog geen me ter afstand van de twee kerels. Baldus drukte zich stijf tegen den muur, met z'n gezicht op de mouw van den ander. Clem gluurde met een kwaadaardig, angstig vertrokken oog onder z'n gebroken petklep uit. Tot z'n verbazing en opluchting zag hij dat de man geen revolver in z'n hand hield, maar een gewoon glas. Hij waagde nu een tweede oog onder de pet uit. De man vulde bedaard het glas uit een karaf, die op het buffet stond. „Straks smijt ie 't in m'n gezicht." dacht Clem bij zich zelf. Maar de man dronk het glas leeg, zette het weer op 't buffet en ging even stil als hij gekomen was, naar de zitkamer terug. „Hij is weg," fluisterde Clem. Baldus keek in eens op, alsof hij uit een benauwden droom wakker werd. Hij had elk oogenblik verwacht bij z'n kraag gepakt te worden. Onbegrijpelijk! „Waar is hij heen?" „Voor Baldus begreep het niet en Clem was bang dat er een strik gespannen werd. Hij durfde zich niet te verroeren. „Laten we d'r van door gaan," opperde Bal dus. „Hou je kalm, totdat ik 't zeg." Toen zei Baldus opeens: ,,Zou 't soms een slaapwandelaar wezen?" Maar Clem stond al op, heel voorzichtig en schuifelde zacht voort. „Hij zit voor de kachel te maffen," rappor teerde hij, toen hij eindelijk den man in 't zicht iiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiiimi»- «V HETL/JKT WEL,0FSAtiOy HET HEEL A ORAARGEJfAAM V/ROT!MAAR OVER/- GFHS 5CH/JRT HET HEM M/ET VEEL TE Rt/MNEM SCHELER, WATR/E GROOTEBA- V/AAN U/TVOERT. A/AAR /RMAAK ME EER BEETJE BEZORGD OVER kreeg, „en hij zit boven op de spullen, die wij ingepakt hebben." Baldus waagde zich nu ook uit z'n hoek. „Toe, laten we nou gaan, vóór hij wakker wordt," smeekte hij. Maar Clem antwoordde niet. Met leege han den weggaan! De buit was goed geweest. Nog al wat mooi zilver en een paar antieke dingen. Clem wist wat het waard was en ook waar hij het kwijt kon. Ze hadden alles samen in een groote bontjas gewikkeld, die zelf ook al de moeite waard was, en ze waren daarna hun aan- dacht .aan het tafelzilver gaan besteden. En om nu dien buit maar in den steek te laten, omdat die vent er op zat te slapen.... Baldus bibberde: „Kom, we motte weg, we hebben de kans nou." „En al het werk voor niks, zeker." „Als je nog lang zeurt, krijg je er nog een jaartje brommen bij. Vooruit, dadelijk wordt hij wakker." De klok sloeg één slag. Baldus kromp ineen bij het onverwachte geluid. De angst werd hem ta machtig. „Nee," zei Clem, „slaapwandelaars worden niet wakker. Misschien gaat hij straks wel uit z'n eigen weg; laten we nog even wachten." Baldus durfde niet alleen weg en bleef. Maar wachten duurt nog lang. Clem hield het niet meer uit. Hij keek van den man naar de klok en van de klok naar den man. Stel je voor dat er nóg iemand wakker werd en zag dat er licht brandde beneden, of dat een agent achter docht kreeg. Dan tóch maar opgeven? Met het tafelzilver alleen er van door gaan? Konden ze dien slapenden kerel maar van 't pak afkrijgen. Baldus trok hem aan z'n mouw. „Neen, ik ga nog niet. Zouden we 'm d'r niet af kunnen tillen?" „Wel neen, dat gaat niet. Ik zou dood vallen als hij wakker werd, als ik hem beet had." ,,Dan doe ik het alleen." En voorzichtig sloop Clem naar den slapen den man. Baldus' hart klopte of het barsten zou, toen hij zag hoe Clem aanstalten maakte om den man op te tillen. Maar op 't laatste oogen blik liet hij de armen weer zakken. „Hij durft ook niet," grinnikte Baldus stilletjes. Clem sloop, na een oogenblik nadenken, naar den divan en haalde er al de kussens af, die hij naast den man opstapelde. „Ik zal hem er zoo opschuiven," dacht hij. Maar hoe dat gedaan te krijgen? Hij trok wat aan het touw van het pak, maar toen de man maar weer heen en weer schommelde, hield hij dadelijk op. „Vervloekt!" bromde hü binnensmonds; „dat gaat ook niet." Hij krabde zich achter het oor. Als de man omviel, zou hij zeker wakker worden en de andere menschen in huis misschien ook door den slag. En dan was alles verkeken. Baldus had met leedvermaak de onzekere po gingen van z'n maat gevolgd. Opeens flitste een gedachte door Clem's hoofd. Je kon nooit weten: als je soms iets tegen hem zei, wat hij vaak hoorde, zou hij dat dan niet doen? Wat zou hij zeggen? Je kon altijd nog beter iets zeggen dan een man beet pakken. Misschien ging hij iederen dag om twaalf uur van z'n kantoor. Als hij eens zei: ,,'tls twaalf uur. meneer?" Neen, dat niet. Maar wacht eens, in de tram zocht hij misschien wel eens naar een zitplaats." „Meneer, is hier nog een zitplaats," kondigde hij ernstig aan. „Neen," lachte Baldus, „hy zit al en denkt dat je het tegen mij hebt. Je moet zeggen: Eind punt! Maar ik weet wat beters." En met een piepstemmetje riep hy uit de eetkamer: „Man, kom je eten?" De man bewoog zich niet. „Ongetrouwd zeker," zei Baltus teleurgesteld. „Vraag hem of je hem even mag plagen en trek het pak onder hem weg." „Dat is gevaarlijk," meende Clem. Beiden dachten na. Eensklaps greep Clem den schrijftafel-fauteuil en schoof dien behoed zaam naar den slapende toe. Toen legde hy" voorzichtig z'n hand op de schouders van den slaper. „Meneer," zei hy als een volleerde kappers bediende, „Meneer, wilt u plaats nemen; 't is uw beurt." De man stond op. Vlug schoof Clem den stoel onder hem en drukte hem er in. „Mooi weertje, meneer," zei hy. Meteen greep hij het pak en poetste de plaat. Baldus was al de deur uit. ER w/LLy LAATZICH PAT WELGEVALLEN/ DAT OCH/JAT TERR/N STE ZOO. ERE/R./K KAR HE r HEH /Y/ET KWAL/JR /YEMEN. daar IS DIE bul lebak lVEER) WAT HEEFT HU HU WEER IR DER Z/R? VERKRIJGBAAR BIJ APOTH. EN DROG. A 7 °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Dfkfkfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f MCfk bij een ongeval met f O Cfk by verlies van een hand f 1 OC oy verlies van een f Cfk Alle U DO Tl TIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlcgen O UUU-- verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen doodeiyken afloop I een voet of een oog# X DO- duim of wijsvinger OU-' by een breuk van f40-- by verlies van 'n been of arm I anderen vinger otiuiiiiiiiHiiiiiiiuiiiitiiiiHimituiiifimmiiimiimiiiliittiHuimmmtt ROMAN VAN KiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiitiiiiiiiiiiuiitiiiiiG 50 (Korte Inhoud "an het voorafgaande: Kemp. een Engelschman uit Kent wijkt met Carlos Riego uit naar Jamaica geholpen door den verloofde van zijn zuster Veronica Ralph Rooksbv Hier komt hll ln kennis met den rechter O'Brien en met Don Ramon, die Kemp willen overhalen dienst te nemen by zeeroovers die Rlo Medio als basis hebben Kempt vlucht, maar wordt later weer door de zeeroovers gevangen genomen en naar Rlo Medio gebracht, waar hü gastvrM ontvangen wordt door Don Balthasar Hier leidt men hem aar. het sterfbed van Carlos Het gepeupel elscht de uitlevering van Kemp en doet als Carlos luist gestor ven ts. een aanval op net huls. waarbll Don Balthasar door een kogel wordt getroffen en stervend ineen zakt Als tijdens de be grafenisplechtigheden de aandacht afgeleid Ts vlucht Kemp met Don Balthasat's doch. ter Seraflna en wordt opgenomen op het En- gelsche schip .Lton". De Engelsche koop vaarder wordt echter achtervolgd en Kemp verlaat met Seraflna en Castro tlldeiyk het schip, dat hen later weer zal oppikken. Tij dens den storm slaat hun boot om. Ze worden op de kust geworpen en verbergen zich in een spelonk.) Niettemin schudde hij het hoofd over zoo'n vreemde handelwys. Zyn mantel had hy wyd uitgespreid by het vuur om te drogen, terwyl hy zyn hoed om en om draaide by den gloed, en met beide handen trachtte hem te fat soeneeren. zyn stevige kleine gestalte, van top tot teen verlicht, dampte over alle ledematen... Van zyn ronde, dikke schouders en grijs, ruig hoofd kronkelde een rustig rookspiraaltje. Plot seling vertrok zyn gezicht; het vertrok als een verscheurd spinneweb en ik hoorde een kramp achtig geluid, iets geheel nieuws voor me. Ik had hem hooren lachen. De warmte van het vuur had ons verkilde lichaam doordrongen met een gevoel van be- haaglykheid en rust. Williams' flesch was ge leegd: en dit was een. nieuwe Castro, zacht moedig en spraakzaam, byna opgeruimd. Een groote verhevenheid van den rotsigen bodem was God alleen weet door wat voor handen in welke vergeten eeuw ruw uit gehouwen in de gedaante van een zetel. Seraphina's gebogen houding, haar gescheurde kleeren, de natte lokken over haar schouders, haar verwaaid uiterlyk, deden my denken aan een ongelukkig, mooi zigeunermeisje, dat by het vuur heur haar droogde. Een klein naar voren gestoken voetje blonk wit op de wreef vlak voor den rossen gloed; haar samengevou wen vingers omvatten haar eene, 'n weinig opgetrokken knie; en nu niet langer huiverend, met gebogen, rustig hoofd, luisterde zy naar wat wy zeiden, terwyl zy nadenkend ln de vlammen staarde. In de vermomming van een bedelaarskind, en mooi als de vluchtende prinses van een oud, romantisch verhaal, zat zy verborgen binnen de ingewanden van haar bezittingen. Die spelonk behoorde aan haar. merkte Castro op, en de baai der zee, het land boven ons hoofd, het golvend hoogland, de kudden vee en suikerrietvelden heelemaal tc-t ginds aan het woud, en het woud zelf, dat alles eveneens. En op deze bezitting alleen hadden ze tweehonderd negers, wist hy te vertellen. Hy gaf hoog op van den rykdom der Riego's. De senorita wist waarschijnlijk al die byzonderheden niet. Tweehonderd minstens. Het landgoed van don Vincente Sallazar was aan den anderen kant van de rivier. Don Vincente leed op het oogenblik de onwaardige kwelling van gevangenschap, wegens het nietig zaakje van een twist met een anderen cabal- lero, die onlangs gestorven was. Bemerkend, dat wy samen waren beginnen te fluisteren, trok Castro zich terug naast het vuur en zweeg verder. „Beloof my één ding, Juan," prevelde Seraphina. Ik lag geknield naast haar steenen zetel. „By al wat heilig is," zeide ik, „ik zal hem uitdagen en eerlijk spel geven, en hem dooden, zooals 't een Engelsch gentleman past te vechten." „Dat niet! Dat niet!" onderbrak zy mij. Dat bedoelde zy niet, dat ik zou beloven. Het was; juist wat zy vreesde. Het zou zyn, mij zelf uitleveren in dien man z'n handen. Dacht ik er aan, wat dat wilde zeggen? Dat betee- kende ook haar in zyn macht leveren. Zij zou het niet overleven. En, als ik wilde dat zy bleef voortleven, moest ik zorgen uit O'Brien's klauwen te 'biyven. „In myn gedachten heb ik myn leven zoo vast aa.n het jouwe verbonden, Juan, dat de slag, die jouw leven afsnydt ook een einde maakt aan het mijne. Geen dood zou ons kun nen scheiden." „Neen," zeide ik. En zij nam myn hoofd tusschen haar han den en keek my in de oogen. „Niet meer rouw," fluisterde zij snel. „Niet méér. Ik ben te jong om een minnaar in 't graf te hebben en te trotsch my te onder werpen aan „Nooit," betuigde ik vurig. „Dat zou niet mogen." „Pas daarom op, Juan dat je niet ,1e leven offert dat het mijne is, niet aan je liefde of of ook niet om te wreken." Zij boog het hoofd; het vallend haar verborg haar gezicht: „Want het zou te vergeefsch zijn." „De mantel is nu heel en al droog, seno rita," zei Castro, die op zyn elleboog rustte op de grens der duisternis. Hy stond op en samen liepen we toe op der. ingang, terwyl we haar op haar knieën arttrr- lieten, in stil gebed, met de handen gevouwen op haar voorhoofd, leur tid tegen den ruigen rotswand. Buiten scheen de in vuur en vlam men staande aarde overgegeven aan de woede van een duivel. Ja.... Zy had gelyk.... O'Brien was een geducht vijand, te vreezen als de dood. Ik wenschte ons aan boord van de „Lion," mid den op den Atlantischen Oceaan, onder de hoede van Mrs. Williams. Niets kon ons wer- kelyk veilig maken voor zyn haat dan de uit gestrektheid van den oceaan. Intusschen hadden wy, ten minste voor dien nacht, een onderdak in deze spelonk. In den morgen verklaarde Castro zou hy heel vroeg naar de hacienda gaan en terugkeeren met ezels voor Seraphina en mij. De gebouwen van de bezitting waren bijna drie myl ver. Heel dit gebied aan den zeekant was erg verlaten, daar de suikervelden be werkt door de slaven, aan de lan^jde van de hacienda lagen. Hier, by de kust, waren enkel de kudden vee, die de savannen afzwier ven, en de enkele vaqueros om ze te bewaken, maar ook die kwamen soms weken achtereen niet in 't gezicht van de zee. Hy vreesde niet door iemand gezien te worden op zijn tocht; en ook wij konden onbevreesd bil daglicht vertrekken, zoodra hy met de muilezels kwam. Overigens zou hij met den echtgenoot van Seraphina's min Enrico heete hy, 'n zwygzame Galliciër, een grysaard, die alle ver trouwen waard was de noodige schikkingen treffen voor geheimhouding. Een van z'n eerste zorgen was geweest uit z'n doorweekte kleeren een handvol tabak op te diepen en nu stond hy met kritischen blik over het kleine drogende hoopje gebogen. Ergens in zyn borstzak vond hy nog een maïsblad. Zijn gelaat verhelderde. „Bueno," prevelde hy, erg in zyn schik. „Goeden nacht senor," zei hy, terwijl zyn toon een menscheiykheid had gekregen, waartoe ik hem niet in staat had geacht; of was het enkel, dat ik hem nu beter leerde kennen? „Ook nog wel bedankt voor uw hulp by 't landen." Hy doezelde weg, nog half pratend, met het uitgedoofde eindje sigaret afhangend van zyn onderlip, zakte toen zywaarts en liet zich lang zaam geheel op den grond neer, met zyn hoofd op het stompje van zijn arm. Het dunne, ver raderlijke mes, dat omhoog stak van onder zyn slaap, glinsterde rood in den gloed van het smeulend vuur. Ik hief een handvol der nog brandende twy- gen omhoog om naar Seraphina te zien. Een vreeselyke nacht woedde over het land; de binnenboog van de opening kraakte, flik kerend in blauwachtig licht keer op keer en, als een betooverde prinses gewikkeld in een bedelaarsmantel, lag zy diep in slaap, binnen in het hart van haar domeinen. ZEVENDE HOOFDSTUK Het eerste, wat ik opmerkte, toen ik myn oogen opende, was, dat Castro reeds was ge gaan; het stemde my kregel. Hy had my toch kunnen roepen. Maar, enfin, we hadden eigen- lyk den vorigen avond alles geregeld. De volle dag, die door de gang binnendrong, verspreidde een halven cirkel schemerlicht over den grond. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 8