3Ket vetAaal van den dag
Poli
Ruilhandel in de Vereenigde Staten
THERMOGENE
EEN NIEUW SYSTEEM
RIJKDOM
DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPBREUK Hoe langer hoe gekker
HET KAPERSNEST
VRIJDAG 12 JANUARI
In New-York zijn reeds vier ruil
beurzen geopend en andere
zullen spoedig volgen
„Eigen hulp"-campagne
De „vuurkogel" van
Prambachkirchen
Zwaar geld"
P
Begin van het carnaval
in Düsseldorf
Echt Rijnlandsche vroolijke
stemming
GOUDZEGEL 80 ct.
GROENZEGEL 65 ct.
ROODZEGEL 50 ct;
SUPERIEURE
SLAOLIE
MOEST STAANDE ETEN
Weken lang ischias
De slaap
wandelaar
DEIE CEÏlADE!
WATEE/Ï
M'SPWE.
DE SUCCESVOLLE
BESTRIJDER VAN
HOEST
KOUDE
R H E U
MATIEK
STEKEN
IN DE ZIJ
VOOR DE TAFEL
NATIONALE
DRANK
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
JOSEPH CONRAD
Iemand die al lang, al zeer lang werkloos is,
verhuurt zich, de wanhoop nabij, aan een
boer in Salt Lake City (Utah). Hij vraagt
geen geld voor zyn wertc, maar eten. De boer
geeft hem landbouwproducten voor loon. De
man slaagt er in te voorzien in zijn levens
onderhoud door deze producten, in zooverre
als deze voor hem en zijn gezin te veel zijn,
te ruilen voor wat hy verder noodig heeft. Zijn
voorbeeld werkt aanstekelijk. Help u zelf! wordt
het wachtwoord. Onder den naam van „eigen
hulp" ontstaat er plots een levendige ruilhan
del, welke zich over alle staten van Noord
Amerika uitbreidt. Anderhalf millioen men-
schen doen mee aan de „eigen hulp", binden
den strijd aan tegén de werkloosheid.
Een ruilmaatschappij wordt gesticht. Zij geeft
een krant uit, looit huiden, delft kolen, droogt
vruchten. En deze maatschappij doet dit alles
zonder een cent in baar geld arbeidsloon uit
te betalen.
Terwijl in Detroit de banken ineenstorten,
kondigt een groot warenhuis aan dat het land
bouwproducten aanneemt als betaling. De ruil
handel gaat over het land als een boschbrand,
van New-York tot Los Angeles, van Florida tot
Seattle.
Nemen we even een kij*kje in een ruilbeurs.
Het tooneel is een doodgewone school, ergens
in New-York, en de leiders der „Inwood Mutual
Exchange" zijn juist bezig den leden hun goe
derenbons uit te betalen. William Graves, een
timmerman, is het eerst aan de beurt. Hij ver
diende dertig dollars in warenbons, toen hij
met drie collega's de schuur van een farmer in
Pennsylvania herstelde. Zij ontvingen als loon
twee-honderd-tien schepels appelen welke zij
ten deele ter plaatse in enkele winkels ruilden
voor andere dingen. De rest der appelen wer
den door de ruilmaatschappij tot jam verwerkt.
Graves neemt het pakje goederenbons aan en
een eindelooze kringloop vangt aan. Graves
heeft eenigen tijd geleden een zijner mede
leden in de ruilmaatschappij zijn piano laten
stemmen. De pianostemmer FTed Dawson ont
vangt nu het aantal goederenbons dat Graves
hem voor zijn werk had beloofd.
Fred Dawson heeft een typiste, Zena Ellin-
son, die nog twee dollars van hem te goed
heeft. Hij betaalt haar met de goederenbons,
welke hij van Graves ontvangen heeft, en Zena
Ellinson gaat daarmee naar het manufacturen-
winkeltje waar ze nog een en ander te betalen
heeft. De manufacturier is heel blij met de
goederenbons, welke zij hem geeft, want on
langs heeft hij van de ruilmaatschappij een
timmerman gehad, die een paar kleine repa
raties in zijn winkel verrichtte, en hij is daar
voor aan de ruilmaatschappij acht dollars ver
schuldigd in goederenbons.
Bij de Mormonen vooral schijnt het rail
systeem veel opgang gemaakt te hebben. Bin
nen korten tijd werd de stad Salt Lake City en
spoedig ook de heele staat Utah als het ware
een groote railmaatschappij. De „eigen hulp"
breidt zich echter snel uit. Ook in de belen
dende staten Arizona en Idaho heeft het ruil
stelsel wortel geschoten.
In Minneapolis zijn er reeds ongeveer vier
duizend arbeiders dia in railmaatschappijen
werken. De organisatie, welke een centraal be
stuur heeft, gaf sedert haar stichting reeds
voor meer dan vijf-en-twintig-duizend dollars
aan warenbons uit. Een bizondere bank is op
gericht om deze bons te beheeren.
Califomië telt ongeveer honderd railmaat
schappijen met in totaal meer dan twee-hon
derd-duizend leden. De hulpmaatschappij voor
de werkloozen van Californië heeft ruim veer
tig filialen, die over heel den staat Californië
verspreid liggen. Aardappelen uit het Noorden
worden geruild tegen sinaasappelen en citroenen
uit het Zuiden. Uit San Pedro brengt men be
vroren visch naar het binnenland om er groente
voor in de plaats te krijgen.
In Dayton beschouwen de leden der plaatse
lijke maatschappij den ruilhandel als een nieu
we levenswijze, als een terugkeer naar den
levenseenvoud, welke samengaat met een ver
hooging, ja, met een hoogtepunt der moderne
beschaving.
In de stad New-Yofk heeft de ruilbeweging
de instemming van eenige vooraanstaande oeco-
nomen. Reeds vier railbeurzen zijn er geopend
en andere zullen spoedig volgen. Vrij algemeen
beschouwt men dit alles als het begin van een
nieuw stelsel, dat niet gedoemd lijkt om even
spoedig weer te verdwijnen als het ontstond.
In de Academie van Wetenschappen te Wee-
nen werd verslag uitgebracht over de onder
zoekingen, die op den „vuurkogel", den meteoor
van Prambachkirchen (district Eferding, Boven-
Oostenrijk) door professor dr. Emil Dittler, van
de Weensche Universiteit en J. Schadler geno
men waren.
Den 5en November 1932 om 21.55 uur werd
in een wijden kring van Zuid-Duitschland tot
Ober-Stiermarken en van Zuid-Bohemen tot
Noord-Tirol het vuurverschjjnsel van een val
lenden metoor waargenomen. Een landarbeider
Frans Pittrich, was onmiddellijk getuige van het
vallen van den steen, dat gepaard ging met de
typische knaiverschijnselen. De steen werd spoe
dig in een graanveld gevonden en naar Linz
gebracht.
Uit het onderzoek bleek, dat het een steen
meteoriet was, die echter naast Silikaat (kiezel)
miricroben, zooals die b.v. ook in basaltgesteen
ten voorkomen, nog metaalachtig, nikkelhou
dend ijzer en een voor de meteorieten zeer
aanzienlijke ijzer-zwavelverbinding bevat.
Het interessante aan dezen z.g. chondriet
is nu, dat hij mineralogisch en chemisch nauw
verwant schijnt met een steen, die den 28en
Aug. 1925 bij Lanzenkirchen (Neder-Oostenrijk)
viel, zoodat men geneigd is aan te nemen, dat
beide tot denzelfden zwerm behooren, wiens
baan door de aarde gekruist werd.
Op een veiling in Engeland werd kort geleden
een munt verkocht, die tweehonderd jaar oud
was en uit Hessen-Cassel afkomstig is. Zij ver
toont het beeld van landgraaf Frederik en is
uit koper gemaakt en was indertijd ongeveer
12 mark waard. Haar gewicht bedraagt eventjes
6 pond. Waarom zij zoo zwaar is, is niet na
té gaan. In elk geval was het voor den bezitter
onmogelijk de munt te verliezen zonder dat hij
er iets van merkte. Zes pond meer of minder
in den zak is wel te bespeuren.
DE BEREIDINGSWIJZE
IEDERE FLESCH
Zoo'n grootsche opening van den carnavals-
tijd als j.l. Zaterdag in de zalen van het con
certgebouw te Düsseldorf heeft het Rijnland
in lange niet aanschouwd.
Reeds om 6 uur 's avonds waren de eerste
gasten verzameld om den op 8 uur, 11 minuten
vastgestelden intocht van de Düsseldorfsche
Carnavalsgroepen, de beide garden van den
Prins en van het voetvolk bij te wonen.
Het was een imposant schouwspel, toen op
het groote tooneel honderden deelnemers aan
het carnaval in bonte kledij bijeenzaten en de
president te 8 uur 11 de zitting opende voor een
duizendkoppige menigte, waaronder de voor
aanstaande staats- en stedelijke autoriteiten
vertegenwoordigd waren.
De bekendste redenaars waren aanwezig en
brachten werkelijk uitnemende, ten deele In
Düsseldorfsch dialect voorgedragen, carnavals
ontboezemingen en samenspraken.
Het officieele gedeelte was om 1 uur ge
ëindigd, toen kwam de napret, die tot in de
ochtendschemering voortduurde.
Eiken Woensdag, Zaterdag en Zondag tot
Asch-Woensdag vinden in de verschillende
Düsseldorfsche hotels, cabarets en restaurants,
ononderbroken carnaval-zittingen plaats in
echte Rijnlandsche, vroolijke stemming.
inclusief flesch
UNILEVER YERKOOPCENTRALE N.VL ROTTERDAM
iHiiiiiiiiiimmiimiii
iHiiiiiiiiiiiiiiiiii mm
I Somtijds geeft men zich een houding
Van: om goud maal ik geen zier!
I En men laat den standaard vallen,
Die het aanpapt met papier.
i 't Zou natuurlijk consequent zijn,
Als de goud-aanbidding viel,
i Want een rol, die uitgespeeld is,
I Staat op èèn rij met nihil. 1
I Neen, het goud blijft toch magnetisch,
i Ondanks zijn passieve rol
1 En de banken houden zorgzaam
i Onderaardsche kluizen vol
Zelfs de zucht naar goud verdubbelt
En daar goud niet circuleert,
Wordt het maar op and're wijze,
Om te krijgen, geprobeerd.
Oude schepen, die voor eeuwen
In de zeeën zijn vergaan, I
Trekken door de goud-legende,
Juist in déze tijden aan!
Nu weer aan de kust van Spanje
Zocht men naar een gouden schat,
Dien een schip een tweetal eeuwen
In zijn kiel verborgen had.
En de Spaansche goud-dubloenen
Zijn gevonden, inderdaad!
Zoeken, duiken, dreggen, pompen
Had nu dit keer resultaat.
Dus een rijkdom is verkregen?
Dié verwachting is abuis:
Want in plaats van in het water,
Ligt het nut'loosin een kluis!
MARTIN BERDEN f
(Nadruk verboden)
ÜIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlü
(Ingezonden Mededeeling)
Met zijn ervaring helpt hij nu anderen
Hier volgt een ongewoon sterke aanbeveling
van een middel tegen ischias van iemand, die
zelf in hevige mate aan deze kwaal geleden
heeft. Indien U ooit de pijnen van ischias ge
voeld hebt, moet U het stellig lezen. En als U
iemand kent, die aan ischias lijdt, zoudt U
hem hiervan moeten vertellen.
De aanbeveling komt van Mr. T. P. R. Hij
schrijft: „Ik leed ongieveer zes weken lang aan
ischias. Er waren tijden, dat ik niet meer kon
zitten of liggen, maar steeds moest blijven door-
loopen. Ik kon zelfs niet gaan zitten om te
eten. Een buurman zei me Kruschen Salts te
probeeren, wat ik ook deed: ik nam eiken mor
gen een theelepel vol in een glas warm water.
Toen ik anderhalven flacon gebruikt had, ver
dween de ischias, en nadien heb ik het nooit
meer gevoeld. Ik blijf doorgaan met eiken och
tend wat Kruschen te nemen, omdat ik last
heb van constipatie en ik er van overtuigd ben,
dat Kruschen Salts het beste middel ter wereld
is tegen ischias en rheumatiek. Iedereen, die
aan deSe kwalen lijdt, raad ik het dringend
aan. Ik ben Kruschen Salts veel dank ver
schuldigd." T. P. R.
De pijnen van ischias zijn een symptoom van
dieper kwaad hetzelfde euvel dat rheumatiek,
spit en jicht kan veroorzaken. Zij zijn het tee-
ken, dat er iets aan Uw stofwisseling hapert
en onzuiverheden in het bloed gekomen zijn.
Kruschen Salts is een combinatie van zes na
tuurlijke zouten, welke Uw inwendige organen
tot geregelde werking aansporen. Kruschen ver
schaft U daarom een inwendige schoonheid en
gezonden bloedsomloop. En wanneer de „kleine
dagelijksche dosis" Uw stofwisseling in orde
blijft houden, dan zullen ischias en rheumatiek
voortaan Uw deur voorbijgaan.
Kruschen Salts is uitsluitend verkrijgbaar bij
alle apothekers en drogisten A 0.90 en 1.60
per flacon, omzetbelasting inbegrepen. Stralende
gezondheid voor één cent per dag. Let op, dat
op het etiket op de flesch, zoowel als op de
buitenverpakking de naam Rowntree Handels
Mij., Amsterdam, voorkomt.
Sst," zei Baldus, „daar komt iemand!"
Met hun handen vol tafelzilver bleven de
twee inbrekers staan luisteren, verstijfd in
angstigen schrik, 't Was hun eerste inbraak niet,
ten minste wat Clem aangaat; die was dooi
de wol geverfd, maar Baldus had tot nog toe
meestal dienst gedaan als uitkijk, terwijl Clem
en Lange Roel het werk deden. Maar Roel had
een paar maanden uit te zitten, en dus moest
Baldus nu maar meehelpen, al kreeg hij het ei
van op z'n zenuwen, zooals Clem minachtend
constateerde, vooral nu er geen uitkijk was.
Inderdaad, er liep iemand heel voorzichtig
door de gang. Clem hoorde het ook, ze waren
zelf door de keuken binnen gekomen en nu
waren ze aan 't werk in de suite-eetkamer-zit-
kamer, zoodat de aftocht langs dien weg afge
sneden was. Hun oogen zochten naar een red
denden nooduitgang, maar daar werd de knop
van de deur al omgedraaid.
Baldus maakte een beweging om het venster
open te rakken, maar Clem trok hem terug in
den donkeren hoek naast het buffet en knipte
z'n zaklantaarn uit. De deur ging open en
iemand schuifelde binnen. Het licht werd aan
gedraaid en verbaasd glunderden de twee die
ven naar den kalmen man in pyama. Ze had
den een zoekenden blik verwacht en minstens
een revolver, maar de man liep kalm door de
open suite-deuren naar de zitkamer. Het twee
tal in den hoek verwachtte ieder oogenblik dat
hy om zou keeren en dorst nauwelijks adem
halen. Maar de man in pyama scheen zich van
al den rommel dien ze gemaakt hadden, niets
aan te trekken. Langzaam liep hij naar het
schrijfbureau. Plotseling flitste het door de her
sens van Clem, dat daar de telefoon stond. Bal
dus klappertandde.
De man raakte echter de telefoon niet aan.
Hij ging in den fauteuil zitten en scheen te
denken. Z'n hand zwierf over de tafel, alsof hij
iets zocht. Hij stond op.
„Hij gaat een revolver halen," fluisterde Bal
dus, bleek van angst.
Clem staroogde naar de lange gestalte, die
op hem afkwam.
Hij voelde zich, waar hij neergedoken zat,
hopeloos en verlamd van schrik. Hij was anders
niet bang, maar tegen de onbegrijpelijke be
daardheid van dezen man was hij niet opge
wassen.
Had de man maar even geaarzeld, dan zou
hij opgevlogen zijn, en had hij zich uit de voe
ten gemaakt, ook al had hij hem moeten neer
slaan. Als hij haastig en zenuwachtig was op
getreden, dan had hij in Clem z'n mannetje
gevonden, maar deze ijzige kalmte en de lang
zaamheid der bewegingen maakten hem weer
loos. De man scheen zoo zeker van z'n zaak;
ze waren aan hem overgeleverd.
Nu stond hij voor 't buffet, op nog geen me
ter afstand van de twee kerels. Baldus drukte
zich stijf tegen den muur, met z'n gezicht op
de mouw van den ander. Clem gluurde met een
kwaadaardig, angstig vertrokken oog onder z'n
gebroken petklep uit.
Tot z'n verbazing en opluchting zag hij dat
de man geen revolver in z'n hand hield, maar
een gewoon glas. Hij waagde nu een tweede
oog onder de pet uit. De man vulde bedaard
het glas uit een karaf, die op het buffet stond.
„Straks smijt ie 't in m'n gezicht." dacht Clem
bij zich zelf. Maar de man dronk het glas leeg,
zette het weer op 't buffet en ging even stil als
hij gekomen was, naar de zitkamer terug.
„Hij is weg," fluisterde Clem. Baldus keek in
eens op, alsof hij uit een benauwden droom
wakker werd. Hij had elk oogenblik verwacht
bij z'n kraag gepakt te worden. Onbegrijpelijk!
„Waar is hij heen?"
„Voor
Baldus begreep het niet en Clem was bang
dat er een strik gespannen werd.
Hij durfde zich niet te verroeren.
„Laten we d'r van door gaan," opperde Bal
dus.
„Hou je kalm, totdat ik 't zeg."
Toen zei Baldus opeens: ,,Zou 't soms een
slaapwandelaar wezen?"
Maar Clem stond al op, heel voorzichtig en
schuifelde zacht voort.
„Hij zit voor de kachel te maffen," rappor
teerde hij, toen hij eindelijk den man in 't zicht
iiiimiiiiiiiiiimiiiiiiiHimiiiiiiiiiiiiimi»-
«V
HETL/JKT WEL,0FSAtiOy HET HEEL A
ORAARGEJfAAM V/ROT!MAAR OVER/-
GFHS 5CH/JRT HET HEM M/ET VEEL TE
Rt/MNEM SCHELER, WATR/E GROOTEBA-
V/AAN U/TVOERT. A/AAR /RMAAK ME
EER BEETJE BEZORGD OVER
kreeg, „en hij zit boven op de spullen, die wij
ingepakt hebben."
Baldus waagde zich nu ook uit z'n hoek.
„Toe, laten we nou gaan, vóór hij wakker
wordt," smeekte hij.
Maar Clem antwoordde niet. Met leege han
den weggaan! De buit was goed geweest. Nog
al wat mooi zilver en een paar antieke dingen.
Clem wist wat het waard was en ook waar hij
het kwijt kon.
Ze hadden alles samen in een groote bontjas
gewikkeld, die
zelf ook al de
moeite waard
was, en ze waren
daarna hun aan-
dacht .aan het
tafelzilver gaan
besteden. En om
nu dien buit maar in den steek te laten, omdat
die vent er op zat te slapen....
Baldus bibberde: „Kom, we motte weg, we
hebben de kans nou."
„En al het werk voor niks, zeker."
„Als je nog lang zeurt, krijg je er nog een
jaartje brommen bij. Vooruit, dadelijk wordt
hij wakker."
De klok sloeg één slag. Baldus kromp ineen
bij het onverwachte geluid. De angst werd hem
ta machtig.
„Nee," zei Clem, „slaapwandelaars worden
niet wakker. Misschien gaat hij straks wel uit
z'n eigen weg; laten we nog even wachten."
Baldus durfde niet alleen weg en bleef. Maar
wachten duurt nog lang. Clem hield het niet
meer uit. Hij keek van den man naar de klok
en van de klok naar den man. Stel je voor dat
er nóg iemand wakker werd en zag dat er licht
brandde beneden, of dat een agent achter
docht kreeg. Dan tóch maar opgeven? Met het
tafelzilver alleen er van door gaan? Konden ze
dien slapenden kerel maar van 't pak afkrijgen.
Baldus trok hem aan z'n mouw.
„Neen, ik ga nog niet. Zouden we 'm d'r niet
af kunnen tillen?"
„Wel neen, dat gaat niet. Ik zou dood vallen
als hij wakker werd, als ik hem beet had."
,,Dan doe ik het alleen."
En voorzichtig sloop Clem naar den slapen
den man. Baldus' hart klopte of het barsten zou,
toen hij zag hoe Clem aanstalten maakte om
den man op te tillen. Maar op 't laatste oogen
blik liet hij de armen weer zakken.
„Hij durft ook niet," grinnikte Baldus stilletjes.
Clem sloop, na een oogenblik nadenken, naar
den divan en haalde er al de kussens af, die
hij naast den man opstapelde.
„Ik zal hem er zoo opschuiven," dacht hij.
Maar hoe dat gedaan te krijgen? Hij trok wat
aan het touw van het pak, maar toen de man
maar weer heen en weer schommelde, hield hij
dadelijk op.
„Vervloekt!" bromde hü binnensmonds; „dat
gaat ook niet."
Hij krabde zich achter het oor. Als de man
omviel, zou hij zeker wakker worden en de
andere menschen in huis misschien ook door
den slag. En dan was alles verkeken.
Baldus had met leedvermaak de onzekere po
gingen van z'n maat gevolgd.
Opeens flitste een gedachte door Clem's hoofd.
Je kon nooit weten: als je soms iets tegen hem
zei, wat hij vaak hoorde, zou hij dat dan niet
doen? Wat zou hij zeggen? Je kon altijd nog
beter iets zeggen dan een man beet pakken.
Misschien ging hij iederen dag om twaalf uur
van z'n kantoor. Als hij eens zei: ,,'tls twaalf
uur. meneer?"
Neen, dat niet. Maar wacht eens, in de tram
zocht hij misschien wel eens naar een zitplaats."
„Meneer, is hier nog een zitplaats," kondigde
hij ernstig aan.
„Neen," lachte Baldus, „hy zit al en denkt
dat je het tegen mij hebt. Je moet zeggen: Eind
punt! Maar ik weet wat beters." En met een
piepstemmetje riep hy uit de eetkamer: „Man,
kom je eten?"
De man bewoog zich niet.
„Ongetrouwd zeker," zei Baltus teleurgesteld.
„Vraag hem of je hem even mag plagen en
trek het pak onder hem weg."
„Dat is gevaarlijk," meende Clem.
Beiden dachten na. Eensklaps greep Clem den
schrijftafel-fauteuil en schoof dien behoed
zaam naar den slapende toe. Toen legde hy"
voorzichtig z'n hand op de schouders van den
slaper.
„Meneer," zei hy als een volleerde kappers
bediende, „Meneer, wilt u plaats nemen; 't is
uw beurt."
De man stond op. Vlug schoof Clem den stoel
onder hem en drukte hem er in.
„Mooi weertje, meneer," zei hy. Meteen greep
hij het pak en poetste de plaat. Baldus was al
de deur uit.
ER w/LLy LAATZICH
PAT WELGEVALLEN/
DAT OCH/JAT TERR/N
STE ZOO. ERE/R./K
KAR HE r HEH /Y/ET
KWAL/JR /YEMEN.
daar IS DIE bul
lebak lVEER) WAT
HEEFT HU HU WEER
IR DER Z/R?
VERKRIJGBAAR BIJ
APOTH. EN DROG.
A 7 °P dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Dfkfkfk bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f MCfk bij een ongeval met f O Cfk by verlies van een hand f 1 OC oy verlies van een f Cfk
Alle U DO Tl TIC S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlcgen O UUU-- verlies van belde armen, beide beenen of beide oogen doodeiyken afloop I een voet of een oog# X DO- duim of wijsvinger OU-'
by een breuk van f40-- by verlies van 'n
been of arm I
anderen vinger
otiuiiiiiiiHiiiiiiiuiiiitiiiiHimituiiifimmiiimiimiiiliittiHuimmmtt
ROMAN VAN
KiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiitiiiiiiiiiiuiitiiiiiG
50
(Korte Inhoud "an het voorafgaande: Kemp.
een Engelschman uit Kent wijkt met Carlos
Riego uit naar Jamaica geholpen door den
verloofde van zijn zuster Veronica Ralph
Rooksbv Hier komt hll ln kennis met den
rechter O'Brien en met Don Ramon, die
Kemp willen overhalen dienst te nemen by
zeeroovers die Rlo Medio als basis hebben
Kempt vlucht, maar wordt later weer door
de zeeroovers gevangen genomen en naar
Rlo Medio gebracht, waar hü gastvrM
ontvangen wordt door Don Balthasar
Hier leidt men hem aar. het sterfbed van
Carlos Het gepeupel elscht de uitlevering
van Kemp en doet als Carlos luist gestor
ven ts. een aanval op net huls. waarbll Don
Balthasar door een kogel wordt getroffen
en stervend ineen zakt Als tijdens de be
grafenisplechtigheden de aandacht afgeleid
Ts vlucht Kemp met Don Balthasat's doch.
ter Seraflna en wordt opgenomen op het En-
gelsche schip .Lton". De Engelsche koop
vaarder wordt echter achtervolgd en Kemp
verlaat met Seraflna en Castro tlldeiyk het
schip, dat hen later weer zal oppikken. Tij
dens den storm slaat hun boot om. Ze worden
op de kust geworpen en verbergen zich in
een spelonk.)
Niettemin schudde hij het hoofd over zoo'n
vreemde handelwys. Zyn mantel had hy wyd
uitgespreid by het vuur om te drogen, terwyl
hy zyn hoed om en om draaide by den gloed,
en met beide handen trachtte hem te fat
soeneeren. zyn stevige kleine gestalte, van top
tot teen verlicht, dampte over alle ledematen...
Van zyn ronde, dikke schouders en grijs, ruig
hoofd kronkelde een rustig rookspiraaltje. Plot
seling vertrok zyn gezicht; het vertrok als een
verscheurd spinneweb en ik hoorde een kramp
achtig geluid, iets geheel nieuws voor me. Ik
had hem hooren lachen.
De warmte van het vuur had ons verkilde
lichaam doordrongen met een gevoel van be-
haaglykheid en rust. Williams' flesch was ge
leegd: en dit was een. nieuwe Castro, zacht
moedig en spraakzaam, byna opgeruimd.
Een groote verhevenheid van den rotsigen
bodem was God alleen weet door wat voor
handen in welke vergeten eeuw ruw uit
gehouwen in de gedaante van een zetel.
Seraphina's gebogen houding, haar gescheurde
kleeren, de natte lokken over haar schouders,
haar verwaaid uiterlyk, deden my denken
aan een ongelukkig, mooi zigeunermeisje, dat
by het vuur heur haar droogde. Een klein naar
voren gestoken voetje blonk wit op de wreef
vlak voor den rossen gloed; haar samengevou
wen vingers omvatten haar eene, 'n weinig
opgetrokken knie; en nu niet langer huiverend,
met gebogen, rustig hoofd, luisterde zy naar
wat wy zeiden, terwyl zy nadenkend ln de
vlammen staarde.
In de vermomming van een bedelaarskind,
en mooi als de vluchtende prinses van een oud,
romantisch verhaal, zat zy verborgen binnen
de ingewanden van haar bezittingen.
Die spelonk behoorde aan haar. merkte
Castro op, en de baai der zee, het land boven
ons hoofd, het golvend hoogland, de kudden
vee en suikerrietvelden heelemaal tc-t ginds
aan het woud, en het woud zelf, dat alles
eveneens. En op deze bezitting alleen hadden
ze tweehonderd negers, wist hy te vertellen.
Hy gaf hoog op van den rykdom der Riego's.
De senorita wist waarschijnlijk al die
byzonderheden niet. Tweehonderd minstens.
Het landgoed van don Vincente Sallazar was
aan den anderen kant van de rivier. Don
Vincente leed op het oogenblik de onwaardige
kwelling van gevangenschap, wegens het nietig
zaakje van een twist met een anderen cabal-
lero, die onlangs gestorven was.
Bemerkend, dat wy samen waren beginnen
te fluisteren, trok Castro zich terug naast het
vuur en zweeg verder.
„Beloof my één ding, Juan," prevelde
Seraphina.
Ik lag geknield naast haar steenen zetel.
„By al wat heilig is," zeide ik, „ik zal hem
uitdagen en eerlijk spel geven, en hem
dooden, zooals 't een Engelsch gentleman
past te vechten."
„Dat niet! Dat niet!" onderbrak zy mij.
Dat bedoelde zy niet, dat ik zou beloven. Het
was; juist wat zy vreesde. Het zou zyn, mij
zelf uitleveren in dien man z'n handen. Dacht
ik er aan, wat dat wilde zeggen? Dat betee-
kende ook haar in zyn macht leveren. Zij
zou het niet overleven. En, als ik wilde dat
zy bleef voortleven, moest ik zorgen uit
O'Brien's klauwen te 'biyven.
„In myn gedachten heb ik myn leven zoo
vast aa.n het jouwe verbonden, Juan, dat de
slag, die jouw leven afsnydt ook een einde
maakt aan het mijne. Geen dood zou ons kun
nen scheiden."
„Neen," zeide ik.
En zij nam myn hoofd tusschen haar han
den en keek my in de oogen.
„Niet meer rouw," fluisterde zij snel. „Niet
méér. Ik ben te jong om een minnaar in 't
graf te hebben en te trotsch my te onder
werpen aan
„Nooit," betuigde ik vurig. „Dat zou niet
mogen."
„Pas daarom op, Juan dat je niet ,1e leven
offert dat het mijne is, niet aan je liefde
of of ook niet om te wreken." Zij
boog het hoofd; het vallend haar verborg
haar gezicht: „Want het zou te vergeefsch
zijn."
„De mantel is nu heel en al droog, seno
rita," zei Castro, die op zyn elleboog rustte op
de grens der duisternis.
Hy stond op en samen liepen we toe op der.
ingang, terwyl we haar op haar knieën arttrr-
lieten, in stil gebed, met de handen gevouwen
op haar voorhoofd, leur tid tegen den ruigen
rotswand. Buiten scheen de in vuur en vlam
men staande aarde overgegeven aan de woede
van een duivel.
Ja.... Zy had gelyk.... O'Brien was een
geducht vijand, te vreezen als de dood. Ik
wenschte ons aan boord van de „Lion," mid
den op den Atlantischen Oceaan, onder de
hoede van Mrs. Williams. Niets kon ons wer-
kelyk veilig maken voor zyn haat dan de uit
gestrektheid van den oceaan. Intusschen hadden
wy, ten minste voor dien nacht, een onderdak
in deze spelonk.
In den morgen verklaarde Castro zou
hy heel vroeg naar de hacienda gaan en
terugkeeren met ezels voor Seraphina en mij.
De gebouwen van de bezitting waren bijna
drie myl ver. Heel dit gebied aan den zeekant
was erg verlaten, daar de suikervelden be
werkt door de slaven, aan de lan^jde van
de hacienda lagen. Hier, by de kust, waren
enkel de kudden vee, die de savannen afzwier
ven, en de enkele vaqueros om ze te bewaken,
maar ook die kwamen soms weken achtereen
niet in 't gezicht van de zee. Hy vreesde niet
door iemand gezien te worden op zijn tocht;
en ook wij konden onbevreesd bil daglicht
vertrekken, zoodra hy met de muilezels kwam.
Overigens zou hij met den echtgenoot van
Seraphina's min Enrico heete hy, 'n
zwygzame Galliciër, een grysaard, die alle ver
trouwen waard was de noodige schikkingen
treffen voor geheimhouding.
Een van z'n eerste zorgen was geweest uit
z'n doorweekte kleeren een handvol tabak op te
diepen en nu stond hy met kritischen blik over
het kleine drogende hoopje gebogen. Ergens
in zyn borstzak vond hy nog een maïsblad.
Zijn gelaat verhelderde. „Bueno," prevelde hy,
erg in zyn schik.
„Goeden nacht senor," zei hy, terwijl
zyn toon een menscheiykheid had gekregen,
waartoe ik hem niet in staat had geacht;
of was het enkel, dat ik hem nu beter leerde
kennen? „Ook nog wel bedankt voor uw hulp
by 't landen."
Hy doezelde weg, nog half pratend, met het
uitgedoofde eindje sigaret afhangend van zyn
onderlip, zakte toen zywaarts en liet zich lang
zaam geheel op den grond neer, met zyn hoofd
op het stompje van zijn arm. Het dunne, ver
raderlijke mes, dat omhoog stak van onder
zyn slaap, glinsterde rood in den gloed van
het smeulend vuur.
Ik hief een handvol der nog brandende twy-
gen omhoog om naar Seraphina te zien.
Een vreeselyke nacht woedde over het land;
de binnenboog van de opening kraakte, flik
kerend in blauwachtig licht keer op keer en,
als een betooverde prinses gewikkeld in een
bedelaarsmantel, lag zy diep in slaap, binnen
in het hart van haar domeinen.
ZEVENDE HOOFDSTUK
Het eerste, wat ik opmerkte, toen ik myn
oogen opende, was, dat Castro reeds was ge
gaan; het stemde my kregel. Hy had my toch
kunnen roepen. Maar, enfin, we hadden eigen-
lyk den vorigen avond alles geregeld. De volle
dag, die door de gang binnendrong, verspreidde
een halven cirkel schemerlicht over den grond.
(Wordt vervolgd).