Md mAaal mn den da§ Als Londen in mist gehuld is HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor IOcL HET KAPERSNEST Chemische oorlog RAAD DE LIJDT SCHIPBREUK Pappie Iaat zich bedienen BEURSMENSCHEN ONDER ELKAAR! JOSEPH CONRAD MAANDAG 5 FEBRUARI HET OORDEEL VAN DR. JOHN OWENS Van 1910 tot 1922 werd de toe stand geleidelijk gunstiger, maar sindsdien kwam er weinig verandering De roet- en rookploeg Een pastoor-metselaar Merkwaardige uitlatingen van een bekend Engelsch schei kundige Berlijn, de stad der ver eenigingen De opbouw van het Rijk De landen kunnen geen gratie meer verleenen 4 PROPOS. jO/voet/5, ik mes. gebeurtenis aan onafSCheidelijke f het front te J - Twintig jaar voor 18 mijlen Radio bij mijnrampen Het hakenkruis uit de huizen geweerd AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL ROMAN VAN Gistermorgen stak een frissche brief uit het Noorden op, en verjoeg de fog, die een etmaal lang het verkeer in Londen en over een groot deel van het land hopeloos ontwricht, en talrijke ongelukken veroorzaakt had. En na een nacht van regen is de atmosfeer heden zoo helder als zij het heele jaar nog niet ge weest is. Wij hebben in de pas afgeloopen maand veel meer mist gehad dan ik mij ooit her inner zelfs hier in enkele maanden tijds mee gemaakt te hebben. Maar ook de laatste maan den van het vorige jaar waren buitensporig rijk aan misten van alle mogelijke kleuren en samenstellingen. Velen hebben den indruk gekregen dat En geland de paar laatste jaren weder meer van fog te lijden heeft gehad dan in voorafgaande perioden. Wel wordt beweerd dat Londen er veel beter aan toe is dan 'n jaar of dertig geleden, en dat het een minder groot deel van herfst en winter gehuld is in dien geelgrauwen, tastbaren nevel dien men, in navolging van een van Dickens' karakters, „London particular" pleegt te noemen. Maar toch heeft de hoofd stad hiervan meer dan genoeg. Een erkend deskundige op dit gebied, dr. John S. Owens, heeft verklaard dat van om streeks 1910 tot 1922 toe de toestand te Lon den, wat fogs aangaat, geleidelijk gunstiger geworden is, doch dat hij daarna stationnair is gebleven. Tegen de zee- of watermisten kan niets gedaan worden en op een eiland, gelijk Groot-Brittannië, zijn deze doorgaans van ernstiger aard dan op het Vasteland. De „London particulars" evenwel zijn combi naties van mist en roet. Men berekent dat niet minder dan 150 ton roet Woensdag toen voor de zooveelste maal in dit jaar de dag in nacht herschapen was boven Londen hingen. Deze stad verbruikt 17 millioen ton kolen per jaar; zonder den rook, waarin deze opgaan, zou de lucht boven Londen, volgens dr. Owens, bijna steeds volmaakt zuiver zijn. Misten zou den bijna niet voorkomen, want de warmte die uit Londen opstijgt, zou den nevel verjagen. Met allen eerbied voor de geleerdheid van dr. Owens gelooven wij toch ons de opmerking te mogen veroorloven dat, indien die 17 millioen kolen niet te Londen verbruikt werden, er ook geen warmte uit de stad zou opstijgen om de fogs te verjagen. De verantwoordelijkheid voor de roet- en rookplaag schrijft dr. Owens niet op rekening Op dezelfde plaats waar enkele maanden ge leden de katholieke kerk van Gudworth tot den grond toe afbrandde, verrijst thans weer een feheel nieuw Godshuis. Een groot aantal vrijwilligers is aan het werk getogen, om de puinhoopen op te ruimen en nieuwe fundamenten te leggen. Deze vrijwilli gers zijn bijna uitsluitend mijnwerkers, die sinds de groote staking van 1926 werkloos zijn, doch onder hen bevinden zich twee metselaars, die waarschijnlijk nog nooit een troffel zullen hebben gehanteerd, n.l. de pastoor van de kerk, Mac. Gillicudi en de voormalige rector William O'Shaugnesse. Bü den brand in November JJ. had pastoor Mac Gillicudi nog tijdig het H. Sacrament in veiligheid weten te brengen, doch voor het ove rige kon er niets worden gered. Onder deze vrijwilligers zijn ook verschillen de niet-katholieken werkzaam. Noch de pastoor noch de rector hadden zich door den brand laten ontmoedigen, doch zij waren aanstonds besloten om met frisschen moed weer een nieuwe kerk op te richten en zij hebben volgehouden en het werk maakt goede vorderingen. Alle katholieken die in de omgeving wonen, werken thans mede, om de nog noodige gelden bijeen te brengen, teneinde de bouwmaterialen te kunnen koopen. Eveneens wordt een nieuwe school gebouwd voor de 300 kinderen, die thans in een naburig dorp naar school gaan, terwijl de kleine kin deren ondenlcht krijgen in een zaal, die voor dat doel bereidwillig door den Anglikaanschen pastoor ter beschikking werd gesteld. van de fabrieken, doch van de particuliere huizen. De Engelschen hebben steeds een wa ren hartstocht gehad voor het verbranden van alle mogelijke afval, dat zij even gemakke lijk in hun aschketel zouden kunnen deponee- ren. In de buitenwijken kan men zelfs zien dat winkeliers op de velden groote brandstapels maken van hun oude verpakkingen en kisten en het vuur dan nog voeden met kranten en anderen onbruikbaar geworden ballast. Een ieder, die een tuin heeft, verbrandt daar zijn dorre blaren en twijgen. De Engelschen zijn verzot op vuurtjes stoken, en hun open haar den lokken bovendien uit tot verbrandings ceremoniën, waarvan zelfs de ongenaturali- seerde vreemdeling de tüdpasseerende gezellig heid erkent. Maar dat alles wordt omgezet in rook en roet, en dus in laatste en hoogste instantie in „London particulars". Dr. Freeth, een zeer bekend scheikundige, en hoofd-chemicus aan de „Imperial Chemical Industries", heeft een rede gehouden voor de Londensche afdeeling der League of Nations Union. En in tegenstelling tot de meeste spre kers, welke deze zeer pacifistische organisatie uitnoodigt om het woord te voeren, heeft dr. Freeth de gruwelen van den eerstvolgenden oorlog (indien deze werkelijk komen moet) niet zoo gruwelijk mogelijk voorgesteld. Hij heeft de menschen niet tot pacifisten pogen te be- keeren door hen te bedreigen met een „che- mischen oorlog", waardoor heele steden en heele naties zouden worden uitgerot. Hij is er openlijk voor uitgekomen dat het grootste deel van wat beweerd wordt omtrent de doodehjke gassen, waarmee de volgende oor log gevoerd zou worden, klinkklare onzin is. De doodelijkste dier gassen kunnen in den oorlog niet gebruikt worden, daar zij te licht zijn, en dus gemakkelijk door de moleculaire kracht der atmospheer uiteen gedreven worden. De zware gassen zijn min of meer onbeweeg lijk. Chlorine, het eerste gas dat in den laatsten oorlog gebruikt werd, was vrij doodelijk, doch dit hing af van de atmospherische gesteldheid. Deze nu maakte de aanwending van chlorine niet meer dan gemiddeld twee dagen per maand mogelijk. Het eenige „nuttige" gas in den oorlog is mos terdgas, dat geen gas doch een zware damp is. Er zou veel onheil mee kunnen worden aange richt, doch het verspreidt zich zeer langzaam. Over den „chemischen oorlog" is door men schen, die van scheikunde en van oorlog niets afweten, zooveel verteld en geschreven gewor den, dat de burgerlijke bevolking, in geval van een gasaanval, door een paniek bevangen zou worden. Kent zij daarentegen de heel wat min der gruwelijke waarheid dan zal zij ook het hoofd koel houden, en de middelen aanwenden welke haar tegen gas beveiligen. Een dier middelen bestaat hierin dat men ge durende een gas-raid een warm bad neemt. Erkend moet evenwel worden dat niet iedereen direct een warm bad tot zijn beschikking heeft. "Hypotheken, meneer! Huizen en Nederlandsche Werkelijke Schuld! Oat is safe! De rest gokwerk, meneer! Gisteren had Gerritsen weer een tip voor me. Ik zeg: "man, van jouw tips moet ik niets meer hebben. Ik geloof nog maar aan EEN tip!" "Wat is dat dan?" vroeg ie en hij keek onverschillig, maar zijn ooren werden een centimeter langer. "Een TIP van BOOTZ", zeg ik. "Da's ongevaarlijk"! Niet te zoet, niet te straf, net goed! BOOTZ Maar er zijn ook zeer eenvoudige apparaten waardoor men zich volkomen tegen gas be schermen kan. Dit evenwel zal alleen dan mogelijk zijn wanneer de bevolking haar koelbloedigheid be waart. Zij, die zonder eenige kennis van zaken, en alleen om leden te werven voor pacifistische vereenigingen, en handteekeningen voor paci fistische petitionnementen, hef volk een schrik op het lijf pogen te jagen, bewijzen het een slechten dienst. Want zoo er ooit oorlog mocht uitbreken dan zou de bevolking van een met gas bestookte stad in zulk een paniek geraken, dat de slachtoffers bij duizenden zouden vallen. Is zij daarentegen voorgelicht, en weet zij dus dat het meeste, dat omtrent „gas-oorlog" opgedischt wordt, ontsproten is aan de phantasie van pa cifisten en anti-militairisten, dan zal zij zich in koelen bloede tegen een aanval beschermen. En dan zouden zulke aanvallen ook zóó onbe duidende gevolgen hebben dat zij waarschijnlijk geheel achterwege zouden blijven. Of dr. Freeth gelijk heeft, kunnen wij niet beoordeelen: in ieder geval hopen wij het. Berlijn schijnt de stad der vereenigingen te zijn. Men telt er althans niet minder dan 10.000 regelmatig ingeschreven vereenigingen. Vooral de gezelligheids-, muziek, en tooneelvereenigin- gen doen opgeld. Waar echter de inschrijving in de registers een som van 32 mark kost, be staan er ook vele vereenigingen, die niet zijn ingeschreven. Alleen in het district Berlijn-Centrum bestaan 6000 vereenigingen, die onder de merkwaardig ste benamingen in de registers zijn ingeschre ven. Daar is b.v. de „Vereeniging tot de bevor dering van het aanleggen van een volksdieren tuin" en de bond „Het groote everzwijn", die een jachtvereeniging schijnt te zijn. Bijna lederen dag wordt een nieuwe vereeni ging ingeschreven en iedere week worden er een paar ontbonden. De sportvereenigingen staan aan den kop met een aantal van 1080, dan volgen de vereenigingen van frontstrijders met een aantal van 750. Er bestaan 140 poli tieke vereenigingen. Verder zijn er de Spaar- vereeniging .,Wij hebben het noodig" en de lo- terijvereeniging „Laatste hoop". iiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiuii IIIIIIIII1IIIIII1III1IIIIIIIIII£ I Toen de revolutie Duitschlands i 1 Titel „Rat" had afgeschaft, Heeft men niet zoozeer de „Rate" I Dan zich zelf het meest gestraft! Want het ging niet meer bijzonder, Door gemis aan goeden raad. Duitschland kreeg het met zich zelve En met and'ren veel te kwaad- Dus.het kon zóó niet meer langer, =j Ieder voelde het gemis, Dat in niet meer Rat-verleenen Zeer beslist gelegen is. Daarom staat nu in het Staatsblad De verordening vermeld, 1 Dat de titel Rat, zoowel als Van Geheimrat wordt hersteld. Voortaan heeft men weer zijn Schulrat, I Rechnungsrat en naar u weet: i Rechts- en Baurat, van Polizei- Amts- Justiz- en Sanitat! i En degene, die dan uitblinkt In de klas of op bureau, Wordt een ietsje mèèr betiteld En icordt Ober- zus en zoo. 1 't Is beslist een buitenkansje, 1 1 Niet het minste voor den Staat, Want men kan nu niet meer praten Van gemis aan.... goeden raad! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) niiiiiiiiimiMiiiiHimiiiiimiiiimiiiiiMiiimiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiË BERLIJN, 3 Febr. In een verordening op grond van art. 10 Van de wet over den weder opbouw van het rijk bepaalt de rijksminister van binnenlandsche zaken, dat de waarneming der souvereiniteitsrechten, die van de landen zijn overgegaan op het rijk, in zooverre wordt overgedragen aan de landsautoriteiten tot uit oefening in opdracht en in naam van het rijk, als het rijk niet in het algemeen of in bijzon dere gevallen van deze rechten gebruik maakt. De verdragen en administratieve overeenkom sten, gesloten door de landen onderling of met het rijk worden niet aangetast door den over gang der souvereine rechten der landen op het rijk. De wetten der landen hebben de goedkeuring van de bevoegde rijksministers noodig. De hooge landsautoriteiten hebben de aanwijzingen van den bevoegden rijksminister in het kader van hun competentie op te vol gen. Landsambtenaren kunnen overgeplaatst worden in rijksdienst. In een decreet van 3 Februari draagt de rijks- president met onmiddellijke in werking tre ding de uitoefening over van de hem op grond van de wet over den wederopbouw toekomende rechten tot herbenoeming of ontslag van lands ambtenaren. Voor Pruisen draagt hij deze rechten over aan den rijkskanselier en de lands- regeering, voor de andere landen aan de rijks stadshouders en de landsregeeringen. Een tweede decreet van den rijkspresident zegt: Volgens art. 2 van de wet over den weder opbouw van het rijk zijn de souvereiniteitsrech ten der landen en daarmede het recht van gratie op het rijk overgegaan. Voorzooverre het recht van gratie tot dusverre toekwam aan de landen, oefen ik het in het vervolg uit. Voor alle strafbare handelingen, die soldaten en ambtenaren van de weermacht begaan hebben, toen zij bij de oude of de nieuwe weermacht in dienst waren, oefen ik het recht uit in de bijzondere gevallen, voor welke ik mij de be slissing uitdrukkelijk voorbehoud. Overigens draag ik de uitoefening voor Pruisen over aan den rijkskanselier, voor de andere landen aan de rijksstadhouders. Het was een heele verrassing voor mij om na vijftien jaar mijn jeugdvriend Lent- shire weer te ontmoeten, maar het was toch niet zoo'n vroolijke verrassing, want Lent- shire zag er zóó moe en afgetobd uit, dat ik er van schrok. „Allemachtig, kerel, we hebben elkaar in lan gen tijd niet gezien," zei ik, „maar wat is er met jou gebeurd?" Lentshire kwam naast me zitten en bestelde met matte stem een glas bier. „Dat is een heele geschiedenis," gaf hij dan ten antwoord, „en een beroerde geschiedenis. Ik zie er slecht uit hè? Ja. ik weet het. Maar het is geen wonder." „Is het.... ehvroeg ik zoo voorzichtig mogelijk. „Nee, kerel, dank je, het is heel wat anders. Laat ik het je maar vertellen. Het is allemaal de schuld van Wendel. Mike Wendel heet de schurk, al geloof ik niet dat het een Ier is. Je weet dat ik als kapitein in den oorlog heb ge diend hè? Ja, natuurlijk, weet je dat, want we zijn een tijd samen geweest. Nu, er was in mijn compagnie een magere, miezerige vent, die Mike Wendel heette en wien ik op een keer het leven redde. Nou ja, zulke dingen gebeuren je in de loopgraven wel meer. Het is geen prestatie om je op te beroemen. Maar Wendel scheen heel erg aan het leven te hechten, want hij was vreeselijk dankbaar en dat is de heele oorzaak van de geschiedenis. ,,'t Is erg interessant," zei ik, „maar ik snap er nog niet veel van." „Dat komt nog. Ik begreep er toen ook niets van, maar toen de oorlog gedaan was, ont moette ik Wendel opnieuw. Hij was reuzen blij dat hij me zag, noemde me zijn redder en scheen niet van plan me los te laten, 't Was een ellendige situatie, want ik had een afspraan en bovendien zag de kerel er uit als een echte schooier. In ieder geval, hij was met me aan het front geweest, zoodat ik den vent niet aan zijn lot kon overlaten. Ik gaf hem mijn adres en vroeg hem den volgenden dag te komen. Natuurlijk kwam hij. En weer begon hij me er aan te herinneren dat ik zijn levensredder was en dat hij me alles verschuldigd was. Zijn dankbaarheid was grenzenloos, maar ondertus- schen bleek hij niet geneigd mijn kamer te ver laten. Hij wilde bü me blüven, zei hü, en me zooveel mogelijk van de schuld terug betalen. Door schoenenpoetser desnoods, of door voor tuinman te spelen. Ik bracht hem aan zün verstand dat ik geen schoenenpoetser en evenmin een tuinman noo dig had en toen gooide hü het over een ande ren boeg. Hü beweerde dat ik zedelijk verplicht was op de een of andere manier voor hem te zorgen, want ik was de oorzaak dat hü nog in leven was. En omdat hü geen klaplooper was, wilde hü als tegenprestatie werken voor me. Erg logisch was het niet geredeneerd, maar daar van kon ik hem niet overtuigen. Hü hield hals starrig vol en het slot was dat ik hem dan maar als kamerknecht aannam, ofschoon ik er geen noodig had. Ik heb je al verteld dat Wendel dankbaar was. Nou, het woord dankbaar is veel te zwak om dat gevoel uit te drukken. Hij was trouwer en aanhankehjker dan een hond dien je geslagen hebt. Zün zorgen strekten zich niet alleen tot mij uit, maar ook tot ieder met wien ik in aanraking kwam. Maar het ergste was, dat hü overal kwam, waar ik was. Op de zittingen van het parlement zat hij regelmatig op de eerste rij en na alles wat ik zei, applaudisseerde hü hartelük. Bü be grafenissen, familiefeestjes, openbare plechtig heden, overal was hü tegenwoordig. En ik kon praten als Brugman, maar het hielp niets. „Dat ben ik u allemaal verschuldigd," zei hü steeds. „Het is noodig dat iedereen weet dat u royn leven hebt gered. Over dat feit moet u niet te licht denken." En onderwül zorgde hü voor me als een va der. Hij borstelde mün kleeren, opende de deur voor me, .liep me vaak na om me mijn hals doek te brengen. In het eerst hadden mün vrienden en kennissen er zich over verwonderd, maar langzamerhand beschouwden zij Wendel MAT VobffJULUE FE POET/ WEL ALLEp/ACHT/6, DAAO STA 'K i/A/y tb K/jpsry. sA/voy et/ muy OP 'T 5TPA/VD OP ZOEP PP AR OESTEPS DVE ZE AATV PAPP/E óEVEjy' Pry ó/otEpetv rvoó srarv- OErv ze papp/e /vaap t levetv. HU/S l/AS T ETV ZEEEP EET/ ÓC//V- STEL/T/O V/yv HE/y óeWOPDETV. TIAAR HOE DAT ZOU /K \A/EL EET/5 VZ/LLEH WETEH. HWRDCD als tot mün persoon behoorend. Ik was niet compleet, wanneer mijn factotum niet in de nabijheid was. De geïllustreerde bladen hadden ons samen herhaaldelijk gekiekt, maar ook dat lieten ze van lieverlede achterwege. Kun je je Londen zonder de Theems voorstellen? Nu, evenmin was het onmogelijk geworden mü te zien zonder Wendel. In alle spotbladen vind je onze karikaturen tezamen. Twintig maal heb ik geprobeerd hem zü'n congé te geven, maar het lukte niet. Wanneer ik aanstalten er toe maakte, dan groeide zün dankbaarheid tot een oceaan en opnieuw be gon hü me aan de ongelukkige herinneren. Werkelük, kerel, je kunt je niet voorstellen wat een leven ik gehad heb. En dat vijftien jaar lang." Ik drukte Lentshire de hand. „Ouwe jongen," zei ik. „Ik heb met je te doen. Nu kan ik me pas begrijpen, waarom je er zoo ellendig uitziet." Lentshire protesteerde zachtjes. „Nee, dat is het niet," antwoordde hü. „De kwestie is, dat Wendel twee weken geleden ge storven is." „Gestorven? „Ja, 't Is vreesehjk! Als je zoo vüftien jaar onafscheidelük aan elkaar gebonden bent ge weest! Dat is een heele tijd! En werkelük-, ik weet niet hoe ik me nu alleen redden moet. Niemand te hebben die voor je zorgt, die je schoenen poetst, die je overal vergezelt, die de aanhankelijkheid zelve was. Nu hü gestorven is, voel ik pas hoe ik aan hem was gewend ge raakt. En ik mis hem ontzettend." Herbert Rupe te Bucyrus Ohio, heeft twintig jaar lang naar zün zusters gezocht. Toen hü nog zeer jong was, stierf de vader en verloren de familieleden het contact met elkaar. De zus ters werden geadopteerd door een zekeren Da- vis en wisten niet wat er met hun broer gebeurd was. Deze stelde twintig jaar lang pogingen in het werk de meisjes te vinden, om tenslotte te ontdekken dat zü al dien tüd- op achttien mij len afstand van de gemeenschappelüke geboorte plaats hadden gewoond. De ontzettende münramp bü Brüx ligt nog versch in het geheugen. Meer dan honderd ar beiders zün, alfgesloien van de wereld, den vreeselijksten dood gestorven. Zün zü bedolven of hebben ze langzaam hun dood voelen nade ren in een duisternis, waarin steeds moeilüker te ademen viel? Niemand kan het zeggen. Doch bü zulke feiten vraagt men zich toch wel afkan hier niets tegen worden gedaan; is er geen mid del, dat bij dergelijke insluitingen, de ingeslo- tenen in communicatie kunnen treden met de buitenwereld? Dan immers konden zü inlich tingen verschaffen en daardoor hun redding aanzienlijk vergemakkelijken. De moderne tech niek verschaft ons die middelen. Zeker, de tele foon heeft reeds in de mijnschachten en -gangen zün plaats, doch niet dan in de hoofdgangen en op die plaatsen, waar het ontstaan van een catastrophe als uitgesloten is. En trouwens de telefoon zelf zou weer nieuw gevaar veroor zaken door de mogelükheid van kortsluitingen, bovendien meestal onklaar worden. Doch als hét middel, dat bij deze schrikkelüke rampen, waarmede meestal tientallen menschenlevens gemoeid zijn, kan dienst doen, is de kleine radio zender. De moderne techniek immers is reeds lang aan zulk een mogelijkheid toe, ja er bestaan reeds zendertypen, die met eenige aanpassing voor het speciale doel, een ideale oplossing geven, waar ieder ander communicatiemiddel falen moet Met een dergelijk apparaat, dat zeer ge- makkelük verplaatsbaar is, is de münwerker er zeker van, steeds nog met de buitenwereld in verbinding te kunnen treden en is de reddings brigade in staat, den levend-ingeslotenen inlich tingen te kunnen vragen en geven. En gezien het feit. dat het materiaal, dank zü de moderne techniek, reeds klaar ligt. zou 't daarom niet aanbeveling verdienen den klei nen radiozender-ontvanger een plaats te geven in de münen, waar voortdurend gevaar dreigt? Pruisen heeft op al zün wapens en dienst- stempels het hakenkruis laten zetten. Ook de deurwaarders hadden hun zegels met het ha kenkruis laten versieren. Echter vond de Prui sische minister van Justitie, dat dit niet met de heiligheid van het nationale symbool strook te en hij verbood om het hakenkruis voor derge- lüke doeleinden te misbruiken. Het is voldoen de, zegt de minister, dat men uit de zegels kan opmaken dat het goed in beslag genomen ls. t JJ I 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekerings voorwaard en tegen 9f)f)f) bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door 7?/) bij een ongeval met 9 Cf) bl] verlies van een hand 1 9C olj verlies van een Cf) bij een breuk van Af) bü verlies van jTltlC flOO/l/IC 5 ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen I «Jl/l/l/»" verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen I I t/l/.- doodelijken afloop* een voet of een oog X *Sl/»- duim o£ wijsvinger */l/«-been of arm# tri/.- anderen vlnj "n vinger tfimiiiiiiiitiiiniNiiuitaMiiiiiuniiiimiiniiiwfitHiHmiNifinmMiimie iMiiiHiiniimMUMmmiiiiimimiiiutmnninimiwnMmmiiMimiiimV (Korte Inhoud -an het voorafgaande: Kemp een Engelschman uit Kent wllkt met Carlos Rlego uit naar Jamaica geholpen door den verloofde van zlln zuster Veronica Ralph Rooksby. Hier komt hü ln kennis met den rechter O'Brien en met Don Ramon die Kemp willen overhalen dienst te nemen bil zeeroovers die Rlo Medio als basis hebben Kemp vlucht, maar wordt later weer door de zeerpovers gevangen genomen en naai Rlo Medio gebracht waar bil gastvrU ontvangen wordt door Don Balthasar Hier leidt men hem aan het sterfbed van Carlos Het gepeupel elscht de uitlevering van Kemp en doet als Carlos luist gestor ven is een aanval op net huls. waarbll Don Ealthasar door een kogel wordt getroffen en atervend Ineen zakt Als tüdens de be grafenisplechtigheden de aandacht afgeleid ls vlucht Kemp met Don Balthasar's doch ter Seraflna en wordt opgenomen op het En- gelsche schip ..Lion." De Engelsche koop vaarder wordt echter achtervolgd en Kemp ln handen van O'Brien. Deze komt om door Kemp aan land gaat. valt hll echter weer verlaat met Seraflna en Castro tl|deH1k het de handen van een slulomoorde-.aar en Kemp Wordt van verschillende mlsdrllven beschul digd. weggevoerd met een Engelsch oorlogs- achlp). Als er eenige mogelükheid bestond om mün leven te redden, moest ik vertellen wat ik had meegemaakt en het levendig voorstellen moest ik mün levensgeschiedenis verhalen; en heel mün leven verscheen voor mün geest Het was Seraphlna, die het wezen van mün bestaan uitmaakte; die voor mü sprak met de stem van heel Cuba, heel Spanje, van alle romantiek. Ik begon te spreken van den ouden don Bal thasar Riego. Ik sprak ook over Manuel del Popoio, over zün rood hemd, zün zwarte oogen, zün mandoline. Weer zag ik tegenover de spelonk het licht van zün vuren flakkeren tegen den rotswand aan de overzij van het ravün. En alles vlocht ik samen met mün geschiede nis, het verhaal dat ik aan t vertellen was voor dat jonge meisje daar. Ik wist heel goed dat ik mün auditorium met mü meesleepte; ik verstond de kunst het te doen, het zat mü ln het bloed. Die oude, bleeke, vervallen man, mün vader, die met half-geloken oogen naar mü zat te knipperen en te knikken, was een der beste vertellers geweest die ooit had bestaan. Ik verstond de kunst. Ik wist bet ook, omdat telkens wanneer één der advocaten beneden zijn stem verhief, van verschillende kanten uit de schaduwen een driftig: „st.. stthoorbaar werd. En eensklaps viel het mü in. dat, ook al redde ik mün leven door zoo over al die dingen te spreken, het toch volkomen nutteloos zou zijn. Nooit kon ik meer teruggaan; nooit meer de zorgelooze Jongen zün; nooit meer de trouwe stem hooren van het altüd getrouwe eiland. Wat kwam het er zelfs op aan. of ik al vrü was, of ik al terug kon gaan. De zee zou er zün, de hemel, de stille schemerige heuvels, de rustelooze golfslag maar ik zou er niet meer zün, ik zou veranderd zün voor goed, voor goed. Nooit meer zou ik den ademloozen dag zien rüzen boven het stille water der Havaansche haven, nooit daar meer zün met Seraphina dicht naast mü in het plantage schip. Al wat mü overbleef was te trachten dit gevecht te beëindigen, en dan voor filtijd het vechten beu te zün- Ik herinner mü de felle bitterheid van dat gevoel en de vreemdheid van alles; van het eene „ik," dat zóó gevoelde, van het andere, dat raasde tegenover een menigte Idioten met open oogen, die oude rechters en een jong meisje. En op vreemdsoortige wüze dreven de gedachten van het een „ik" over in de woorden van het andere „ik," hetwelk, een weinig buiten mü, met de handen om zich neen scheen te slaan in zün laatsten strüd. „Zie mü aan.... zie wat ze van mü gemaakt hebben, de een na den ander. Ik was een oner varen, zorgelooze jongen. Wat ben ik nu? Ze hebben mün leven van mü weggenomen. Laten ze er een eind aan maken, hoe zü willen, wat komt bet er op 'aan voor mü, wat zou ik mü er om bekommeren?" Er was een roerige beweging door heel de zaal. Aan boord van Rowley's schip hadden de zware boeien mün polsen opengekerfd. In Newgate was ik niet geboeid geweest, maar de wonden waren maar weinig Toevallig keek ik naar mün uitgeteerde handen. „Wat voor soort belooning is dat, die ge gesteld hebt op het aanhangen van het goede? Zult u op die manier anderen als ik willen aanmoedigen? Wat geef ik om den dood, als ge me dien oplegt. Wat is het leven nog voor mü. Laat het schavot in orde brengen. Ik heb ge noeg geleden om uit mijn ellende bevrüd te worden. God, ik heb genoeg geleden door dit alles. Ziet maar eens naar mün handen. Kük naar mün polsen, en zeg, of ik nog ergens om kan geven. Ik hield mijn spookachtige handen omhoog die door het kaarslicht angstwekkend werden oelicht. Uit de zwarte donkerte kwamen de kreten van vrouwen en klonk gevloek. Ik zag het jonge meisje de handen voor- het gezicht slaan en langzaam, heel langzaam afglijden van haar stoel, naar beneden buiten mün gezichtskring. Er vlogen menschen wankelend weg in verschil lende richtingen. Ik had nog meer te zeggen gehad, maar vergat het in mün bezorgdheid voor het jonge meisje. De cipier trok aan mün mouw en zeide: „Dat kan toch niet waar zün, is wel? Is dat alles waar?" Omdat hü niet scheen te willen, dat het waar geweest was, gloeide ik een oogenblik van ontzaglü'ken trots over den indruk dien ik had teweeg gebracht. Ik had hen doen zien. Een minuut daarna begreep ik, hoe beuzel achtig het was. Ik was geen dwaas. 2aU§ Bist toen in mün half krankzinnigen toestand. Het ware gevoel van de plaats kwam weer over mij, het gerechtshof-idee ervan. De officier van justitie fluisterde wat in het oor van den procureur-generaal; hü wuifde met de hand, eerst in mün richting, toen naar de jury; daarna lachten ze beiden en knikten.... Ze wisten het touw te zeker voor mü en er waren zeven West-Indische kooplieden daar ginds, die over een minuut aan hun zak zou den denkenMaar het liet mü koud. Ik had hen doen zien. VIJFDE HOOFDSTUK Ik had mijn pül verschoten en stond op het punt mijn doodvonnis te hooren; ik zag het aan de manier, waarop de officier van justitie zün hoofd achterover wierp, zün befje liet flad deren en spelend met de zegels aan zün horloge ketting naar de jury-bank keek. In de zaal was het weer stil geworden. Een man in een soort livrei overhandigde een grooten vierkanten brief aan den burgemeester; de burgemeester gaf hem door aan lord Stowell die hem begon open te maken met eigenaar dige, ouderwetsche oewegingen, waardoor ik zeer onder den indruk kwam. Het was of ik daar, aan het eind van mün leven, keek naar het openen van een brief, door iemand uit den tüd van koningin Anna. De schaduwen van zün ouderwetsch, gerimpeld gezicht veranderden onder het lezen, doordat hü zün wenkbrauwen omhoog trok en de lip- PSB spitste. Hü overhandigde het papier opge vouwen aan Mr. baron Garrow en wenkte met een dorren vinger den procureur-generaal bü hem te komen. De derde rechter sliep nog. „Verduiveld, wat zou dat zü'n?" zeide de cipier naast me tegen zün gezel. Ik verkeerde in een pünlüken toestand en voelde me zoo onpasselük, dat iedere klop van mün hart voelbaar was in mün overstelpt brein. De andere cipier viel uit: „Vervloekt, als ik het weet. Die ellendige zaak had al een uur lang afgeloopen moeten zijn. Ik heb Jinks gezegd mün potje eten om half zes aan de poort te brengen en nu ls het zes uur." Binnensmonds oegonnen zü een eindelooze redenatie. „t Is over die weddenschap van lord March.... een mül hardloopenEen mül ge woon loopen, vüf pond schapenvleesch eten, vüf pinten rooden wün drinken. Neen, toch niet.... De Medmenham diligence kan nog niet binnen zünde wegen te zwaar.... 't Is wel.... Wat zou het hof anders om dezen tüd op kunnen houden, 't Kan niet anders zün, anders zou rechter Best wel wakker zün geworden om zün inzet te dekken." Half duizelig zag ik, hoe de procureur- generaal zich omzichtig tusschen de banken door begaf naar zün groepje advocaten, wier pruiken dadelük op een hoop kwamen, als korenaren, die plotseling tot een schoof werden vereenigd. De hoofden der andere advocaten bleven als onrüpe halmen achter. 'Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10