DE EÏSCH VAN DUITSCHLAND TOT HERBEWAPENING Werkloosheid in Nederland ANTWOORD AAN PARIJS GEPUBLICEERD HET DIEPTEPUNT VOORBIJ? MAANDAG 5 FEBRUARI t,Onze eischen blijven ver beneden een volledige doorvoering der gelijkberechtiging" „Fransche voorstellen onbevredigend" Het Duitsche standpunt Twee belangrijke geschillen Duitsche vragen aan Frankrijk DE INTERNATIONALE LUCHTVAARTCONFERENTIE Privaat-docent universiteit Geheime jeneverstokerij WSê Minister-president Göring in gezelschap van de gedelegeerden naar de 7de internationale Luchtvaartconferentie te Berlijn VOEDSEL VERGIFTIGING Buitenlandsche Kerkelijke Leeningen Een Radio-aardcontact Arbeid voor steun De Minister van Sociale Zaken heeft eenige belangrijke cijfers en gegevens verstrekt over dit vraagstuk De „reddende" N.S.B. Het ergste voorbij? Byna misdadige bemoeiingen Wat te doen? Contra-prestatie van werkloozen blijkt een bruikbaar systeem MANNELIJK PERSONEEL Oordeel van den voorzitter der R.K. Werkgeversvereeniging AMSTERDAM—LIVERPOOL? Doortrekking luchtlijn-Huil DE LAST VAN HET IJS SMOKKELHANDEL AAN DE GRENS DREIGEND CONFLICT IN DE KLEEDINGINDUSTRIE BERLIJN, 3 Febr. Door het Deutsche Nachrichtenbuero wordt een uittreksel ge publiceerd van het antwoord der Duitsche regeering van 19 Januari j.l. op het Fran sche memorandum van 1 Januari 1934. wy ontleenen hieraan het volgende: De Dvritsche regeering begroet het, dat de Fransche regeering op de uitnoodiging tot on- middeliyke diplomatieke onderhandelingen tus- schen beide regeeringen over de hangende pro blemen is ingegaan en dat zij in de belangrijk ste acute kwestie, de ontwapeningskwestie, uit voerig haar houding heeft bepaald tegenover de desbetreffende Duitsche verklaringen en haar eigen gezichtspunten in deze kwestie uiteenzet. De Duitsche regeering heeft het Fransche memorandum bestudeerd naar het gezichtspunt of en welke mogelijkheden volgens dit docu ment thans aanwezig schynen voor de ver- wezeniyking van de gedachte der algemeene ontwapening. Vervolgens wordt nagegaan, hoe de toestand zou zijn, wanneer het tot een conventie kwam op grond der in 't Fransche memorandum ver- Vatte plannen. Op het gewichtige punt van het oorlogsmate riaal' zou de ontwapening verscheidene jaren Worden uitgesteld. Duitschland zou in dien tyd beperkt blijven tot de volstrekt ontoereikende wapensoorten van Versailles en bovendien de Rijksweer moeten reorganiseeren. Hoe is de om vorming van een leger echter practisch moge- lyk, wanneer het niet de beschikking heeft over het daarvoor noodzakelijke materiaal. Hoe kan een dergelijke reorganisatie van de Rflksweer ook maar eenigermate de Duitsche veiligheid waarborgen? De waarde der door Frankryk reeds voor de eerste periode toegezegde vermindering zijner effectleven kan eerst dan beoordeeld worden, wanneer vaststaat wat met de Fransche over- Zeesche troepen zal geschieden, welke zoo ge makkelijk gebruikt kunnen worden ter aanvul ling van de troepen in het moederland. Met betrekking tot de luchtmacht zou men moeten overwegen, of niet volgens de door het Fransche aidemémoire voorgestelde verminde ringsmethode het belangrijke beginsel wordt opgegeven, dat alle luchtvloten tot een onderling gelijk niveau moeten worden gebracht. Maar ook afgezien hiervan vraagt Duitschland zich af, of het gedurende de eerste phase der con ventie er ni moet berusten, dat het geen en kele militaire luchtvaart bezit. Indien deze vraag Volgens het Fransche plan bevestigend moet Worden beantwoord, zou de voorgestelde ver mindering der luchtvaart van de andere staten practisch niets veranderen aan de volkomen Weerloosheid van Duitschland in de lucht. Moeten de uiteenzettingen van het aide- memoire over de controle misschien zoo ver staan worden, dat het geheele regiem van de tweede periode geheel afhankelijk zou moeten worden gesteld van de ervaringen, gedurende de eerste periode opgedaan? Wanneer dat de bedoeling zou zyn, dan zou de doorvoering van de algemeene ontwapening ook in deze tweede periode bezwaard worden met een gevaarleken factor van onzekerheid. Het ligt voor de hand, dat de vooropgezette gelijkheid van contröle in de praktyk tot moei lijkheden aanleiding geven zal, aangezien zy op ongeiyk bewapende landen moet worden toege past. Zelfs wanneer dit gevaar voorkomen zou kunnen worden, blijft voor Duitschland de Vraag beslissend of zyn discrimineering nog met een ry van jaren zal moeten worden ver lengd. Voor zulk een in stryd met de eer en Veiligheid van Duitschland zijnde ongeiykheid kan moeiiyk een steekhoudend argument dooi de andere mogendheden worden aangevoerd. De bewering van het Fransche aide-memoire, dat de gelükberechtigdheid van Duitschland betreffende het materiaal overeenkomstig de verklaring van li December 1932 vooraf moet worden gegaan doo, een reorganisatie van de Ryksweer, vindt noch in deze verklaring, noch in andere feiten en afspraken eenigen steun. Wanneer men zich de hoofdpunten van het Fransche plan en de gevolgen daarvan realiseert, rijst er eenige twyfel of langs dezen weg een regeling van het ontwape- ningsvraagstuk gevonden kan worden, wel ke werkeiyk in overeenstemming zou zyn met de rechtvaardigheid en den vrede zou dienen. De Duitsche regeering ziet geen enkele verandering in den stand van zaken als toen het zich wegens de volledige mislukking van de methode te Genève tot uittreden uit den Volkenbond en het verlaten der ontwape ningsconferentie besloot en op een wezen- ïyk nieuw voorstel aandrong. De Duitsche regeering betreurt het levendig, dat de Fransche niet zulk een voorstel tot uitgangspunt genomen heeft in haar memo randum. De Duitsche voorstellen zyn niet gebaseerd op een laten varen der ontwapeningsgedachte, ter bereiking van een Duitsche herbewapening. De Duitsche regeering is nog altyd van mee- hun bewapeningen in de te Versailles voorziene mate zullen verminderen. Deze ondubbelzinnige Verklaring geeft de Duitsche regeering het recht, elke verdachtmaking, als zou zij een herbewa- peningspolitiek voeren, met de grootste beslist heid van de hand te wyzen. Het is niet de bedoeling der Duitsche regee ring ontwapeningsmaatregelen ter zijde te schuiven, waarover overeenstemming binnen kort mogeiyk schynt. Maar dergeiyke bewape- hingsvermlnderingen zullen toch in geen geval Voldoende zyn, om de geiykgerechtigdheid van tiuitschland te verwezeniyken. Met deze werkelijkheid voor oogen is er geen andere uitweg mogelijk dan de ontwapeningsmaat regelen, waarover momenteel over eenstemming mogelijk is, vast te leggen en voor het overige de be wapeningen der zwaar bewapende staten voor den duur der eerste con ventie tot op het tegenwoordige peil te beperken en de gelijkgerechtigd heid van Duitschland door een zekere mate van aanpassing zijner bewapening aan het bewapenings niveau der anderen te verwezen lijken. Duitschland kan ook niet Inzien, hoe het Duitsche voorstel zou moeten leiden tot een hervatting van den bewapeningswedloop. Het is Duitschland uitsluitend te doen om een verde- digingsleger, dat in de verste verte geen be dreiging vormen kan voor welk ander land ook. Bovendien is de strekking van het Duitsche voorstel, voor alle staten bepaalde ontwape- ningsgrenzen bij verdrag vast te leggen, zoodat de mogelijkheid van een bewapeningswedloop reeds op voorhand buitengesloten zou worden. Evenmin kan de Duitsche regeering verwe ten worden, dat het cijfe» van 300.000 man voor het Duitsche verdedigingsleger te hoog ziju zijn. Dit cyfer toch vormt het minimum dat Duitschland onder de tegenwoordige omstan digheden, gezien zyn lange geografische gren zen, voor zyn veiligheid noodig heeft. Men mag daartoe niet uit het oog verliezen de cy- fers der zwaarbewapende buren van Duitsch land, die sinds het einde van den oorlog met behulp van den algemeenen dienstplicht de voor militairen dienst in aanmerking komende jeugd hebben onderworpen aan een militaire opvoeding en zoodoende tot een machtige re serve hebben gemaakt. Alleen in Frankryk reeds bedraagt het aan tal dezer reserve ongeveer 5 millioen. De poli tieke organisaties in Duitschland kan men niet op een lijn stellen met de militaire reserves van andere landen. Overigens heeft de Duitsche regeering zich bereid verklaard, het niet militaire karakter dezer organisaties aan de voorgenomen interna tionale contröle te onderwerpen, indien de an dere mogendheden de bij has# bestaande soort gelijke organisaties eveneens daarin betrekken. Betreffende de politiemacht zal het niet moeilijk zijn tot overeenstemming te geraken. Tenslotte moet men by de beoordeeling van het cyfer van 300.000 man in aanmerking ne men, dat het hier gaat om soldaten met kor ten diensttyd, terwijl de Rijksweer uit be roepssoldaten met 12-jarigen diensttijd bestaat. Frankrijk heeft steeds zelf toegegeven, dat de militaire waarde van soldaten met een kor ten diensttyd geringer is dan die van beroeps soldaten. Uit het voorgaande biykt, dat de hoofd punten, waarop de inzichten der beide re geeringen inzake het ontwapeningsprobleem nog verschillen, gevormd worden door de kwestie der berekening van de troepen sterkte en van de kwestite van het tydstip, waarop 't toekomstige Duitsche leger van verdedigingswapenen zal worden voorzien. Naar de meening der Duitsche regeering zal in beide kwesties vanzelf een bevredigende re geling tot stand komen, indien men met de hierby in aanmerking komende gezichtspunten op zakeiyke, rechtvaardige, moreele wijze en zonder vooringenomenheid rekening houdt. Frankryk kan niet ontkennen, dat de Duitsche eischen ver achterbleven bij die, welke gesteld zouden moeten worden voor een werkeiyk vol ledige doorvoering der gelükberechtigdheid. Af- wyzing van de Duitsche voorstellen zou slechts beteekenen, dat men Duitschlands recht op ge lijkheid in werkeiykheid niet erkennen wil. De Duitsche regeering hoopt daarom dat de Fran sche regeering het Duitsche standpunt zal we ten te biliyken. Dat en in welken geest Duitsch land tot internationale samenwerking bereid is, blijkt uit zyn aanbod tot het sluiten van niet- aanvalsverdragen. Tegelijk met het memorandum heeft de Duit sche regeering de volgende vragen aan de Franschen gericht: 1. Tot welk peil zullen de gezameniyke Fran sche effectieven in moederland en koloniën worden verminderd? 2. Op welke wijze zal bij de in het Fransche aide mémoire voorgestelde regeling rekening gehouden worden met de overzeesche troe pen en de geoefende reserve van Frankryk? 3. Is Frankryk bereid, voor het geval dat de omzetting van het leger in een verdedi1 gingsleger met korter diensttyd niet gehj- keiyk zou gelden voor het leger in het va derland en voor de troepen in het koloniaal gebied, een verplichting te aanvaarden, om de overzeesche troepen noch in oorlogs-, noch in vredestijd in het moederland te stationneeren of te bezigen? 4. Wat zal er met het geschut der mobiele landartillerie van een kaliber boven 15 c.M. gebeuren? Zal het vernietigd worden? Zal er in de toekomst met dergeiyk geschut nog geoefend mogen worden? 5. Welke maximum-tonnage zal voor tanks worden vastgesteld en wat zal er geschie den met de tanks, die dit maximum over schrijden? 6. Denkt de Fransche regeering aan een voor alle landen geldende beperking van het aantal van enkele wapensoorten, met in begrip van de bestaande voorraden? Welke wapensoorten heeft het op het oog? 7. Met welk materiaal zullen de Fransche troepen, die buiten de unificatie van het leger vallen, worden uitgerust? 8. Binnen welken termijn zou de verminde ring der in dienst zijnde vliegtuigen met 50 worden doorgevoerd? Zal de afschaf fing der uit te schakelen vliegtuigen door vernieling geschieden of op welke andere wijze? 9. Waartoe zal de contröle der burgeriyke luchtvaart en der vliegtuig-fabricage zich uitstrekken, welke contröle volgens het Fransche voorstel de voorwaarde moet zyn voor de vermindering der in actieven dienst staande militaire vliegtuigen? 10. Zal de algemeene afschaffing der militaire luchtvaart in de conventie voor een be paald tijdstip definitief worden vastgelegd en voor welk tydstip? 11. Zal het verbod van botnmenwerpen, het welk de Fransche regeering bereid is te aanvaarden, algemeen en absoluut zijn, of aan welke beperkingen zal het onderworpen zyn? 12. Moeten de uiteenzettingen van het Fran sche memorandum over de contröle van het oorlogsmateriaal zoo opgevat worden, dat Frankrijk voor zich slechts bereid is tot aanneming van een contröle op fabricage en invoer, of zal deze contröle zich ook uit strekken tot de in gebruik zünde of opge slagen liggende materiaalvoorraden? 13. Welk standpunt neemt de Fransche regee ring in ten aanzien van de bewapeningen ter zee? B;j beschikking van den Minister van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, is dr. J. Jongbloed te Utrecht, tot wederopzeggens, toegelaten als privaat-docent in de faculteit der geneeskunde aan de Ryksuniversiteit te Utrecht- om onderwas te geven in de aëro-physiologie. Rykscommiezen hebben een inval gedaan in een herberg te Hedel. Het vermoeden, dat er clandestien jenever gestookt werd, bleek juist te zijn. Een volledige distilleer-inrichting werd gevonden. Proces-verbaal is opgemaakt. Te Thom (L.) hebben zich by drie kinderen van den caféhouder Keyers vergiftigingsver schijnselen voorgedaan tengevolge van het ge bruik van kaas. De kinderen zyn er erg aan toe. De Maatschappy voor trust, en administratie zaken deelt mede, dat in de op 31 Januari ge houden vergadering van obligatiehouders van 7 pet. Ie Hyp. 10-jarige obligatieleening, groot f 170.000.— ten laste van het R.K. Parochiaal Kerkbestuur „Sankt Johann'' te Saarbruecken (Saargebied) Anno 1927 het onderstaande voor stel werd goedgekeurd: Vermindering der aflossingen per 1 October 1934 en per 1 October 1935 met f 2000.—, waar door deze van f 15.000.op f 13.000.— op deze vervaldata worden gebracht. De achterstallige aflossingen moeten uiterlijk 1 October 1936 wor den ingehaald. Als voorwaarde voor deze regeling geldt, dat alle crediteuren op denzelfden voet zullen wor den behandeld als obligatiehouders der onder havige leening. Tevens geldt als voorwaarde, dat elk half jaar een balans en verlies, en winstrekening aan de Trustee moet worden overgelegd. Betreffende de 6 y3 pet. Ie Hyp. 19-jarlge obligatie-leening, groot f 150.000.— ten laste der Congregatie der Eerw. Zusters van O. L. Vrouw van Sion te Antwerpen, anno 1929, deelt de My. mede, dat in de op 31 Januari gehouden ver gadering van obligatiehouders de volgende be sluiten werden goedgekeurd: 1. Verlaging der rente tot 6 pet. per jaar, in gaande met de coupon per 1 Mei'1934 voor 5 <4 jaar, dus tot en met de coupon per 1 Mei 1939. 2. Uitstel der aflossingen voor de jaren 1934 tot en met 1938, terwijl de leening vanaf 1 Mei 1939 zal worden afgelost volgens het onder staande aflossingsplan, dat dient ter vervan ging van het thans bestaande: per 1 Mei 1939 f 10.000.—; per 1 Mei 1940- 1942 f 12.000 per jaar; per 1 Mei 1943 f 14.000.— Per jaar, per 1 Mei 1944-1945 f 15.000 per jaar; per 1 Mei 1946-1947 f 17.000.per jaar; per 1 Mei 1948 f 20.000.— 3. Goed te keuren, dat het effectendepot dienend tot zekerheid der couponbetalingen, vervangen wordt door een garantie van de Bank „Credit Anversois" te Antwerpen, welke garan tie steeds de tegenwaarde moet hebben van de eerstvolgende te betalen hal'fjaarlijksche coupon. Voor bovenstaande regeling gelden de volgen, de voorwaarden: a. Uitbreidingen of vernieuwingen van ge bouwen mogen alleen plaats hebben indien de Trustee hiertoe haar toestemming heeft ver leend. b. Alle crediteuren moeten op denzelfden voet worden behandeld als obiigatiehouders der on derhavige leening. c. Elk half jaar moet 'n balans en verlies- en winstrekening aan de Trustee worden over gelegd. In de steden is het verkregen van een goede „aarde" voor ons radiotoestel in den regel al heel eenvoudig: een verbinding met de water leiding is daartoe meestal voldoende. Bewoners van den beganen grond zoeken t vaak in een metalen buis, welke tot aan het grondwater in den bodem gedreven wordt. Woont men echter in een droge streek bijv. op zandgrond dan is het bereiken van 't grondwater vaak uiterst bezwaariyk. Een oplossing van dit probleem kan 't ons ter recentie gezonden „aardccntact" zijn: een hier en daar geperforeerde metalen pen, gevuld met een sterk hygroscopisch metaalzout. Dit zout trekt dus vocht aan en lost bovendien ge- makkeiyk in water op. Het aldus opgeloste zcut dringt door de gaten den bodem in en zorgt vor.r een overgang van aardcontact naar aarde met een zeer lagen waterstand. Hoewel ons de prijs voor dit Elfre-aardcon- tact wel wat hoog voorkomt, meenen we, dat degenen, die last ondervinden van een te drogen bodem, eens een proef met deze nieuwe vin ding moeten nemen, 't Kan uitkomst brengen! H. S. AAROieiDING Een redacteur van het Nederlandsch Corres pondentiebureau heeft dezer dagen een onder houd gehad met den Minister van Sociale Za ken, prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine en den Minister verzocht eenige gegevens te mogen ontvangen in verband met den huidigen stand der werkloosheid in ons land en de perspectie ven, welke de Minister voor de oplossing van dit probleem zag. De Minister merkte op, dat het niet gemak- keiyk was om de vraag naar den stand der werkloosheid te beantwoorden, omdat men niet de beschikking heeft over volledige statistieken. De meest verscheidene toestanden kunnen on der werkloosheid vallen en van groot belang is de vraag, wat men onder werkloosheid wenscht te verstaan. Om dezelfde reden is ook het constateeren van werkloosheid byzonder moeiiyk en op dit gebied komt, gemakkeiyker dan elders, een on zuivere opgave voor. „Beteekent dit dus, Excellentie, dat er op de vraag naar den omvang van de werkloosheid geen antwoord gegeven kan worden?" „Neen, er is zeer goed een antwoord op uw vraag te geven, mits men het zoekt langs dezen weg, dat men de gegevens over dezelfde materie uit verschillende jaren met elkander vergeiykt. Er zit dan misschien in elk dier gegevens een onzeker element, maar de onderlinge verhou ding van al deze gegevens kan toch worden vastgesteld en daaruit kan worden afgeleid een antwoord op de vraag naar den loop der werk loosheid." „Over deze gegevens zal ik U het een en an der mededeelen. Ik wil daarby echter opmer ken, dat ik U minder cyfers zal geven dan ik in werkeiykheid ter beschikking heb." Over den loop der werkloosheid in de laatste vyf jaar heeft de Minister enkele gegevens ver strekt, ontleend aan de Industrieele Ongevallen wet en aan de Invaliditeitswet. „Uit deze gegevens biykt, dat in 1931 zich 'n zekere teruggang openbaart, een teruggang, wel ke in 1932 en voor wat betreft de Invaliditeits wet ook in 1933, zich heeft voortgezet. Het ver minderde loonbedrag moet men bezien in ver band met twee factoren. In de eerste plaats speelt de loonsverlaging hier een belangryke rol by diegenen, die nog werken, terwyi daarby komt de werkloosheid. Deze cyfers geven een algemeenen indruk van de ernstige crisis, welke zich sinds 1931 aan het ontwikkelen is." Uit het Jongste staatje van den dienst der werkloosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling biykt, dat op 13 Januari in totaal 411.964 per sonen als werkzoekenden waren ingeschreven. Echter moet niet uit het oog worden verloren, dat deze werkzoekenden niet allen werkloos zyn. Het aantal werkloozen wordt echter ook ver meld en dit bedroeg op 13 Januari 387.406. Het tweede belangrijke gegeven, dat men uit den staat van dienst kan opmaken is het voor komen der werkloosheid by de gesubsidieerde werkloozenkassen. Hier heeft men eindelijk dus een min of meer compleet beeld gegeven en daarom kunnen de hier geproduceerde cyfers 'n uitstekend beeld geven van den loop der werk loosheid. Echter moet hier alweer een opmer king gemaakt worden, nameiyk deze, dat slechts een deel der arbeiders tegen werkloosheid ver- raekerd is. Naar een ruwe schatting heeft de Minister berekend, dat het deel der arbeiders, dat tegen werkloosheid is verzekerd, varieert van een derde tot een vierde van het totaal aantal ar beiders. Voorts zal men by zyn beschouwingen niet uit het oog mogen verliezen, dat de verzekerde arbeiders in den regel een zekere elite vormen, zoodat de toestand over het geheele aantal iets ongunstiger zal zyn dan men uit de cyfers be treffende de georganiseerden zou opmaken. Wanneer men dit bedenkt, zal de volgende ïyst van beteekenis zyn. Aantal Geheel Gedeeltel. Werk- leden werkloos werkloos loos der kassen in pet. in pet. heidspet. 1929: 363.701 6.0 1.5 6.5 1930: 419.722 7.0 2.6 7.9 1931: 482.740 13.6 4.8 151 1932: 571.031 24.8 6.3 26.9 1933 603.861 26.2 5.7 28.1 Om een totaal cijfer te verkregen heeft de dienst berekend, dat de short timers gemiddeld twee dagen per week werkloos waren. Het beeld, dat dit staatje geeft, is inderdaad schrikwekkend, temeer, wanneer men bedenkt, zooals de Min. reeds opmerkte, dat deze cyfers voor den geheelen arbeidenden stand nog iets ongunstiger zijn. Wü kunnen dus zeggen, dat 'n derde deel van onze arbeiders werkloos Is. Bo vendien is dit nog maar een gemiddelde. Er zyn tijden in het jaar waarin die toestand nog veel 1 ernstiger is. Thans Is de toestand reeds zoo, dat in een ongunstige week meer dan 40 pet. werkloos is; in de gunstigste week is dit toch nog altyd een vierde deel. Men kan dus vaststellen, dat de toestand ernstiger is dan uit deze cijfers blijkt. Het gaat hier niet alleen om de loonarbeiders, waarop deze cyfers betrekking hebben, maar daarnaast moet men denken aan de z.g. zelfstandigen, de middenstanders, de technici en zeker niet te vergeten de intellectueelen. Deze allen worden gedrukt niet alleen door de financieele gevolgen der werkloosheid, maar evenzeer door het moreele gevolg van het feit, dat men niet werken kan en geen perspectie ven ziet. Ik voor mij sla dezen moreelen nood even hoog aan als den financieelen en ik zie met groote ingenomenheid, dat in allerlei krin gen tal van organisaties zich inspannen om in dezen moreelen nood leniging te brengen. Dit geldt zoowel met betrekking tot de jeugd als voor de volwassenen. Verder merkt de minister op, dat, naar t schynt, wy het dieptepunt der werkloosheid ongeveer hebben bereikt. Z.Ex. maakt dit op uit het feit, dat de stijging 19321933 in geen vergeiyklng staat tot de styging 1931—1932. Dit beteekent dus, dat wij waarschijnlijk op de basis van de nu geworden toestanden onze maatregelen zullen kunnen nemen. Voor 1934 heeft de Regeering voor werkver schaffing en steunverleenlng 46 millioen be schikbaar gesteld, hoewel er naar raming In 1933 voor deze doeleinden 75 millioen is be steed. Het bedrag voor 1934 is ontleend aan de werkelijke uigaven van 1932. Op 12 Dec. j.l. heeft Z.Ex. reeds in de Kamer medegedeeld, dat deze teruggang van 75 op 46 millioen moet gezien worden in verband met het feit, dat over 1931 nog maar 13 mill, was besteed. Z.Ex. wist toen nog. niet, wat hy nu weet, n.l. dat de stij ging der werkloosheid over deze drie jaren on evenredig veel kleiner is dan de styging van de uitgegeven bedragen. Dit biykt uit het volgende: 1931 13 millioen 15.1 (percentage werkloosh.) 1932 46 millioen 26.9 1933 75 millioen 28.1 In de jaren 19311933 is de werkloosheid ver dubbeld, maar zyn de steunbedragen byna ver zesvoudigd." „Kunt u voor deze eigenaardige ontwikke ling byzondere redenen aangeven?'» „In de Kamer heb ik reeds op die vraag ge antwoord door te wyzen op allerlei factoren, welke hier samenwerken. O.a. de wyze van uit breiding van het begrip crisiswerkloosheid onder de bouwvakarbeiders. Echter kunnen deze fac toren de geheele verklaring niet leveren. De bouwvakarbeiders b.v. zijn eerst in October 1932 in de steunregeling opgenomen. By de uitvoering der steunregeling most dus van allerlei zyn voorgekomen, waardoor deze exorbitante styging veroorzaakt wordt. De Ryks- dienst is bezig in nauw contact met de gemeente besturen om de normale en bedoelde werking der steunregeling te bevorderen en misstanden op te ruimen." In dit verband wees de Minister nog op ver schillende uitlatingen inzake de werkloosheid en haar bestryding, gedaan door ir. Mussert. „Ik heb deze uitlatingen van de N.S.B. met klimmende verbazing gelezen. Niet omdat men in die kringen den toestand op een bepaalde wyze teekent, maar omdat men den indruk wekt in staat te zullen zyn binnenkort den geesel der werkloosheid voor jong en oud weg te ne men, doch zonder dat men concreet de mid delen aangeeft, die men gebruiken zal. Wie ons volk liefheeft en over een middel beschikt om dit uit den nood der werkloosheid te verlossen, doet weinig minder dan een misdaad door dat middel niet concreet aan te geven. Ik voor mij meen, dat de belofte tot opheffing van den nood door geen verantwoordelyk man kan wor den gegeven en door niemand, die nadenkt, kan worden geloofd. Wy zyn niet alleen aan nationale, maar ook en vooral aan internatio nale omstandigheden gebonden." „Wat ons by de bestryding der werkloosheid te doen staat, is drieërlei: in de eerste plaats moet ennstig worden gewaakt tegen verdere belemmeringen van ons bedryfsleven. Dit is thans zoo breekbaar, dat het uiterst voorzichtig behandeld moet worden. Het is een volksbe lang en voomameiyk een arbeidersbelang, dat de werkgelegenheid, die er nog is, biyft bestaan. Ten tweede zal de werkverruiming de volle aandacht der Regeering moeten hebben. Dat dit inderdaad het geval is, heeft het Kabinet nog zeer onlangs uitgesproken in de Memorie van Antwoord nopens Hoofdstuk I der Ryks- begrooting, gericht aan de Eerste Kamer. Ik ben overtuigd, dat, wanneer een beroep gedaan zal worden op onze arbeiders, om deze werkverruiming ook financieel mogelijk te maken, dit beroep niet tevergeefsch zal zyn. Ik ben daarvan overtuigd, omdat de verantwoor- deiyke leiders zich volkomen bewust zijn van de economische en moreele belangen, welke hier op het spel staan. Ten derde zal werkverschaffing uitkomst moeten brengen. Zooveel mogelyk geef ik daar aan m,yn aandacht, alweder omdat de moreele schade van de crisis voor de individuen en hun gezinnen daardoor wordt verkleind. Men mag zich echter niet ontveinzen, dat deze werkverschaffing slechts een hulpmiddel is en dat een werkelyke vermindering van het leger der werkloozen slechts kan worden verkregen door uitbreiding van een reëele en normale werkgelegenheid.'» Het sinds korten tyd te Alphen a. d. Rijn ingevoerde systeem om van werkloozen voor den hun verstrekten steun een contra-presta tie te eischen, blijkt thans ook in andere ge meenten van het land navolging te vinden. Naar wy vernemen, komen by het gemeen tebestuur schier dagelijks aanvragen in van andere gemeenten met het verzoek om inlich tingen, op welke wyze het systeem hier wordt toegepast. Tot dusver werden ongeveer vyftig van der gelijke aanvragen ontvangen en het mag wel als vaststaand worden aangenomen, dat deze belangstellende gemeentebesturen zich ook weer tot den Minister van Sociale Zaken wenden met het verzoek ook in hun gemeenten tot dit systeem van contra-prestatie te mogen over gaan. Evenals in Boskoop, waar, zooals men weet, de heer Colijn tydens zijn bewind de contra prestatie voor het eerst heeft ingevoerd, werkt ook hier het systeem tot dusver uitstekend. De gesteunde personen verrichten ten be hoeve van de gemeente werkzaamheden tegen een vergoeding van 35 cent, gedurende een zoodanig aantal uren, dat wekelijks een som, gelijk aan het bedrag der ondersteuningen aan hen kan worden uitbetaald als belooning voor gedanen arbeid. Indien niet alle steuntrekken- den tegelyk kunnen worden tewerk gesteld, wordt zooveel mogelijk een zgn. rouleerings- systeem toegpast, zoodat dan de werkloozen om beurten bü groepen worden opgeroepen. Gedurende de dagen, dat geen arbeid wordt verricht, moet op de gebruikelijke wyze worden gestempeld, terwijl ook overigens alle bepa lingen, welke thans voor steuntrekkenden gel den. van kracht blijven. Op deze wijze is het mogeiyk gebleken wer ken uit te voeren, waaraan anders met het oog op de tijdsomstandigheden zeker niet zou kun nen worden gedacht. Zoo is in deze gemeente de verbetering van den verbindingsweg met Aarlanderveen. waar mee men nu gestadig vordert, het eerste resul taat van deze tewerkstelling, welke trouwens ook op den stand van de werkloosheid een gunstigen invloed biykt uit te oefenen. Dezer dagen was het aantal werkloozen in deze gemeente met 150 afgenomen. Hoewel de voornaamste oorzaak daarvan moest wor den gezocht in het invallen van de dooi, waar door weer werkgelegenheid in de bouwmate rialen branche ontstond, is toch ook gebleken, dat de vereischte contra-prestatie op deze be duidende afname van invloed is geweest. Naar ons ter oore kwam, is het nj. ook in Boskoop reeds herhaaldelijk voorgekomen, dat steuntrekkenden, die werden opgeroepen, voor het verrichten der vereischte contra-prestatie, plotseling werk bleken te hebben gevonden. Dit verschijnsel nu blykt zich ook reeas in deze gemeente te openbaren, al zal dan de toekomst moeten leeren of een en ander stand houdt. Zooals gemeld, zijn de Philipsfabrieken» er toe overgegaan, manneiyke werkkrachten aan te stellen ter vervanging van vrouwelijk per soneel, hoewel van die laatste nog niemand ontslagen is. De „Volkskrant" heeft over deze zaak het oordeel gevraagd van den voorzitter der R. K. Werkgeversvereeniging, mr. M. P L. Steen- berghe. Wy ontleenen er het volgende aan; „In de eerste plaats is dit een kwestie van techniek (is de man voor het werk geschikt?) en van financieele mogelijkheid. Uit 't eerste volgt, dat de meening, dat alle meisjesarbeid door mannenarbeid vervangen zou kunnen wor den, een utopie is. Wat het tweede betreft, ver- keeren de Philipsfabrieken in de gelukkige om standigheid, dat haar bedryf thans weer in opgaande lyn gaat en dat met het aannemen van nieuwe mannelyke krachten reeds aan stonds een compensatie gevonden kon worden door de besparing van de anders te maken vervoerkosten voor de meisjes buiten Eind hoven. Voor tal van andere bedryven zou momenteel een verzwaring van financieele lasten, welke de tewerkstelling van mannen mede zou bren gen, ondraaglijk zyn. Zou men in die gevallen daartoe toch overgaan, dan loopt men een ri sico, dat het bedrijf niet kan worden voort gezet, hetgeen vergrooting van de werkloosheid der mannelijke arbeiders tengevolge moet heb ben." Het onderzoek naar het gemeenteiyk vlieg veld te Speke by Liverpool en de besprekingen tusschen Liverpoolsche gemeenteraadsleden en vertegenwoordigers van de K.L.M. hebben naar naar Reuter uit Londen seint, het resultaat op geleverd, dat een voorstel zal worden gedaan om de luchtlyn Amsterdam—Huil door te trek ken tot Liverpool. Voor de derde maal in dezen winter be lemmert de vorst de scheepvaart op het IJ- selmeer. De Noord-Oosterstorm heeft het ys uit den Lemsterhoek naar de Noord-Hollandsche kust gedreven en daarby heeft zich thans weer jong ijs gevoegd, zoodat het IJsselmeer ten Noorden van Enkhuizen reeds geheel met ys bedekt is. De vaart Enhuizen-Stavoren Is voor zeilschepen gestremd. Stoomschepen hebben nog geen hinder van het ys, terwyl de motorklippers zich er eveneens nog wel doorheenslaan. In da richting van Amsterdam is alles nog open water. In verband met den steeds toenemenden smokkelhandel in vee van Nederland naar België zijn aan de Belgische zijde van de grens nagenoeg alle wegen in Zuid-Oost Brabant des nachts en ook een groot gedeelte van den dag met barricaden versperd. Het is daar door zoo goed als onmogelyk geworden vee over de grens te smokkelen. Het gewone ver keer ondervindt echter van dezen maatregel veel hinder. De ryksbemiddelaar Prof. Aalberse heeft de partyen, betrokken by het dreigend conflict in de maatkleedingindustrie, opgeroepen tot een bespreking op Donderdag 8 Februari op het de partement van Sociale zaken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7