In het land der Kaja Kaja's
Peru, goud- en zilverland
i
lerwer
ZUID NIEUW GUINEA
Van menscheneters hebben onze
missionarissen menschen
gemaakt
Pater Geurtjens M.S.C.
vertelt
Jeugd en schoonheid
Miss Kaja-kaja
DE OUDE INCA'S
Een anem-ha, een Heer der
Schepping
Een wijwatervat van
7900 Pond
Een inkomsten-over
schot van 6 millioen
Onbekende bergtop
Opnieuw staat de oude beschaving
der Peruanen in de be
langstelling
Andes' geheimen
Dientje
§ÉÉÉ|j Een klein nikkerfy
Leuke guit,
astes- Ais een kikkertje
Op een kluit.
Zuurpruimertj®
Houw en trouw
ben zie'., niet altijd ver
plicht gevoeld hun leven
lang voor de uitverkore
nen te zorgen. Zij meen.
en voldoende „manen"
verloopen zijn, houdt de
familie raad. Van alle
kanten worden gasten
Zuid Nieuw Guinea, het land der Kaja
Kaja's, is voor ons en vooral voor onze
missionarissen steeds een oord geweest,
dat de grootste belangstelling wekte. De zegen
rijke arbeid der missionarissen onder dezen
Wilden volksstam is de grootste en voornaamste
reden voor die belangstelling. En zoo is het te
verklaren, dat wij het pas dezer dagen versche
nen boek van Pater H. Geurtjens M.S.C., die
langen tijd onder de Kaja Kaja's vertoefde en
over zijn ervaringen uitvoerig vertelt, als een
welkome aanleiding beschouwen om het leven
der Kaja Kaja's in het kort aan onze lezers
Voor te zetten.
Het boek van Pater Geurtjens had een we
tenschappelijk werk kunnen zijn, maar dan was
het minder leesbaar geweest; het had een plei
dooi kunnen zijn voor den beschavingsarbeid
der misisonarissen, maar dan hadden we de
lectuur geen tweehonderd bladzijden kunnen
volhouden wellicht. Nu is het, dank zij den ge-
moedeljjken soms té gemoedelijken toon, zoo-
Wel het een als het ander.
Het boek bevat talrijke gegevens omtrent het
donker ras: de kinderen, de mannen, de vrou
wen, de gewoonten en zeden, de vrees voor too-
Venaars, booze geesten, die het leven van deze
natuurmenschen beheerschen, den gruwel der
koppensneller!) enz., maar stelt daartegenover
het onverwoestbare optimisme van den mis
sionaris, die nooit voor te heete vuren staat en
die er niet aan twijfelt, of de Kaja Kaja's, die
reeds zoo goed op weg zijn, zullen een glanzende
toekomst tegemoet gaan.
Dit boek is overigens niet het eenige geschrift
Van Pater Geurtjens, die immers ook de auteur
ls van verschillende werken over de talen der
Marindineezen en der bewoners van de Kei
eilanden. Doch het meest volledige werk over
Zuid Nieuw-Guinea is wel zijn jongste boek
met de onopgesmukte vertellingen over groote
en kleine belevenissen, waarvan de kleine niet
altijd het minst instructief zijn voor ons, die aan
de verre Westerstranden leven. Wij vinden wel
iswaar die wilden maar „vieze" individuen, ai-
dus veronderstelt de schrijver niet ten onrechte,
maar hij en zijn medebroeders en niet het minst
Zijn groote voorganger Pater Vertenten, den
ken daar anders over en ze weten, flat ook de
Kaja Kaja's zijn schepselen Gods, menschen
met een kwetsbare ziel.
Deze stammen zijn eigenlijk een uitstervend
volk en het is in de eerste plaats aan de mis
sionarissen te danken, dat het proces der ver
wording zeer aanmerkelijk in zijn loop werd ge
stuit sinds zij van de regeering van onze Oost
gedaan kregen, dat de meest gevreesde ziekten,
die dit volk bedreigden en decimeerden, de
Venerische ziekten, stelselmatig door de me
dische wetenschap worden bestreden. Met de
allerbeste gevolgen! Van een koppensnellend,
Verzwakt en rottend geslacht zijn de Kaja
Kaja's geworden tot een gezond en levenslustig
volk, zoodat de missionarissen, die ongetwijfeld
den disch van de voorvaderen zouden hebben
gesierd, thans worden aangesproken met
*Amei", hetgeen zoo ongeveer gelijk staat met
wSwSwwi
„Oome". Wanneer we hierboven spreken van
een gezond volk, dan is dat betrekkelijk be
doeld. Nog zijn de Kaja Kaja's in een vrij die
pen staat van ellende, maar de opleving sinds
de komst en den jarenlangen arbeid der mis
sionarissen is zeer groot en geeft alle hoop voor
de toekomst. Een bijna bovenmenschelijke naas
tenliefde is voor dezen arbeid een eerste ver-
eischte geweest, maar die leidde er dan ook toe,
dat de wilden, die zich voedden met menschen-
vleesch, die vrouwen en kinderen als ruilobjec
ten beschouwden, die de afschuwelijkste mis
daden bedreven aan hen die van tooverij be
schuldigd werden; die de lustmoorden, de ri-
tueele ontucht enz. als geoorloofd en gezegend
beschouwden.... dat zij thans naar den toean
missionaris gaan om hem hun nooden voor te
leggen en hem zijn raad te vragen. Dat zij den
raadsman vaak om den tuin leiden of dit al
thans op de meest naïeve manier trachten te
doen, is waar, maar de toean is een gewaar
schuwd man en neemt deze trucs goedmoedig
op, wetend dat hij met groote kinderen te doen
heeft en dat hij dus voor vader moet spelen.
Enkele tafereeltjes uit het leven van deze
groote kinderen. Er is in de dierenwereld, die
de Kaja Kaja's omringt, geen dier, dat zoozeer
de algemeene hoogachting geniet als.... het
varken. Een Kaja Kaja, wien men zou willen
verwijten, dat hij een varken is, straalt van ge
noegen; wie hem echter met een schildpad ver
gelijkt, loopt gevaar doodelijk beschadigd te
worden. Het varken wordt
dan ook met groote lief.
de opgekweekt, tot op
den dag, dat de vrouw
des huizes het beest naar
zich toelokt om den man
gelegenheid te geven met
een zwaren knuppel den
kop van heir varken te
verpletteren. Daarna
wordt het geroosterd en
opgegeten door de man
nen, terwijl de vrouw
officieele rouw aanneemt
en dientengevolge met
leem besmeurd vóór haar
hut gaat zitten treuren.
De smullers echter prij.
zen om strijd het lek
kere varken.
De Kaja Kaja kent
ook een soort weerwolf,
maar bij hen bestaat het
dier tenminste in den
vorm van een leguaan,
een soort reuzen.hage-
disch, die een hoogst
gevaarlijke vechtjas is
en zijn slachtoffers op
vreeselijke wijze af
maakt. Hij valt zijn te_
genstander aan door
zich met de tanden in
in den nek van den vijand vast te bijten,
Daarna boort zich zijn lange, ijzersterke staart
in den rug van het slachtoffer tot hij het hart
heeft geraakt en soms zelfs, tot de staart aan
de andere zijde van het lichaam uitsteekt. De
vrouwen, die in het bosch gaan werken en hun
baby's meenemen, hangen deze in een mandje
aan een boomtak, doch vaak gebeurt het, dat
een leguaan naar beneden komt, den baby uit
het mandje neemt en hem meesleurt naar de
hooge toppen, waar hij zijn maal nuttigt. Daar
om wordt de leguaan vaak als weerwolf uitge
speeld voor de kinderen om hen ervan terug te
houden onbewaakt het bosch in te trekken
Het huwelijk is onder de Kaja Kaja's steeds'
een moeilijk probleem geweest. De mannen beb-
den, door bij het afster
ven van de liefde de
vrouw te verstootcn, ge
noeg te hebben gedaan
om een andere vrouw
te nemen. Dat is nu veel
veranderd, alweer dank
zij den missionarissen,
die van het plaatselijk
bestuur reeds groote
hulp ontvingen. Thans
komt het vaak voor, dat
de missionaris als huwe
lijksmakelaar moet op
treden. Zoo vertelt Pa.
ter Geurtjens van een
ontluikende liefde, die
niet vlotten wilde. Hij
liet daarom het meisje
in kwestie bij zich en
een ambtenaar komen
en vroeg haar of zij een
vrijer had. Zij ontkende,
verontwaardigd- in het
begin, verlegen daarna,
om eindelijk door de
mand te vallen en den naam van den geliefde
te fluisteren, in de hoop overigens, dat het een
geheim zou blijven. Onmiddellijk daarna werd
de naam van den jonkman luidkeels door het
heele dorp afgeroepen. Hij werd ontboden en
hem werd gezegd, dat hij oud en wijs genoeg
was om te trouwen. Hetgeen hij toegaf. Toen
werd hem gesuggereerd, dat de mede-aanwezige
jongedame een zeer ge
schikte vrouw voor hem
zou zijn, hetgeen hij
eveneens toegaf en het
slot was, dat beiden
„officieel verloofd" het
kantoor van den ambte
naar verlieten en on
middellijk bruiloft hiel
den
De rivieren van Zuid
Guinea worden bevolkt
door krokodillen, die het
vooral op de menschen
gemunt hebben- Vrijwel
iedere week worden er
een of meer slachtoffers
betreurd. Dit zou niet
geschieden, wanneer de
inboorlingen niet zoo
verzot waren op het
vleesch van den kroko
dil, vooral het vleesch
van den staart en den
rug endaar zit heel
wat aan. Zij maken dan
ook ijverig jacht op
hem, liefst op het land,
waar de vijand log in
zijn bewegingen is en
dus gemakkelijker te
overwinnen. Geven zij
echter geen .kans op 't
land, dan moet de strijd wel in het water aan
gebonden worden en dan zwemt de jager
zelden als overwinnaar uit den strijd.
Iedere krokodillenkop wordt, evenals iedere
wilde zwijnenkop, bewaard en als jacht
trofee, op een lange staak gespiest, nabij de
hutten geplaatst. De Kaja Kaja's zijn echter
zeer dapper in den strijd. In den vroegen mor
gen glijdt hun smalle boot over de zee en vaart
het strand langs. „Kiw!" fluistert de voorman
en men stuurt in de richting van den ontdekten
krokodil. Ook van de landzijde komen jagers
opduiken. Aan het strand ligt een krokodil te
slapen en als de jagers dicht genoeg genaderd
zijn en het beest van alle kanten omringen,
laten zij een regen van pijlen en spiezen in het
onderlijf van het monster ploffen. Het
schreeuwt öp, brullend van pijn en wil vluch
ten, maar het ziet zich aan alle zijden om
ringd en begint wild in het rond te happen
met zijn vervaarlijken bek. Intusschen, terwijl
enkele jagers voortgaan met speren te werpen,
gooien anderen groote, natte leemballen naar
den kop van het dier, vooral naar de oogen,
tot die dicht gegooid zijn. Dan waagt er één
zich dichterbij en brengt een vervaarlijken slag
met zijn kapmes toe aan den staartwortel. Het
beest brult oorverdoovend, maar nog een paar
slagen en de staart valt af, netgeen den dood
van den vijand beteekent, want het bloed vloeit
nu bij stroomen en doet de krachten van den
krokodil direct afnemen. Een uur later ligt zijn
staart en zijn rug, van schubben ontdaan, op
een lekker vuurtje te roosteren.
Maar soms wordt de strijd in het water ge
voerd en dan is er meer moed en meer behen
digheid noodig om te winnen. De jagers varen
om een krokodil heen en trachten hem in een
kleine kreek te lokken, door hem betelpruimen
toe te werpen. Is het dier eenmaal binnen, dan
wordt de ingang van de kreek afgesloten door
kano's, waarin de jagers wachten met gespan
nen bogen en gevelde knots. Zoodra de krokodil
komt aanstormen om ruimer top te kiezen, wor
den alle pijlen afgeschoten en komen alle knot
sen op zijn kop neer. Van dit oogenblik hangt
alles af. Lukt de aanval, dan vertraagt de kro
kodil zijn vaart, waarna een nieuwe vracht
pijlen op hem neerkomt en als hij in de oogen
getroffen wordt, is het met hem gedaan. Lukt
de aanval niet, wee dan den jagers in de kano's-
Enkelen onder hen dienen den geweldenaar als
lunch, tot ontzetting van alle anderen
Van zulk een dapper volk is wat te maken,
meenen de missionarissen terecht en zij deden
het inderdaad. Maar wie dit uitvoeriger wil ver
nemen, zal goed doen kennis te maken met het
boek van Pater Geurtjens, van wiens geschrift
wij hier slechts enkele momenten hebben ge
memoreerd, zooals die na de lezing van zijn
boek het eerst in ons geheugen opkwamen
Een enkele episode uit het boek durven we
echter nog wel te memoreeren, zonder gevaar
te loopen teveel van den inhoud te vertellen.
Er blijft immers nog genoeg te lezen over in een
boek van den omvang als het werk van Pater
Geurtjens heeft.
Al is het werk in den grond diep-ernstig, toch
ontbreekt de geestige noot allerminst. In een
verhaal over het varkensfeest, dat we hierboven
met enkele woorden aanduidden, wordt beschre
ven met wélk ceremonieel het varken wordt
geslacht en opgegeten.
Als het zwijn met groote zorgen is vetgemest
genoodigd op het feest
en zij komen van heinde
en verre. Talrijke brit
sen, langs een omhei
ning in de buitenlucht
opgeslagen, dienen als
legerstede voor de gas
ten. Als de feestschuur
voldoende is versierd,
komen de gasten samen
om het doodknuppelen
van het varken in
oogenschouw te nemen.
Een feestelijk geval is
het, wanneer de jon
gens die als het ware
als pages zijn opgedirkt,
den stoet voorafgaan,
die het varken begelei
den, dat onder feest.ge-
raas naar zijn laatste
oogenblikken wordt ge
leid. De vrouw des hui
zes, die zoolang het
biggetje heeft vertroe
teld tot het varken
werd, is nu de aangewezen bedriegster, die het
dier in den waan moet brengen, dat het mee
mag feesten en die Jiet tot zijn ondergang moet
verschalken.
Zij houdt hem het etenstrogje voor, waarin
witte klappernoten worden gebrokkeld en sist
haar bekende vriendelijke geluidjes het zwijn
in de ooren. De veelvraat vliegt erin, niet we
tend, dat hij zijn dood
tegemoet treedt, want
nawelijks heeft zijn bek
het bakje bereikt, of
een feestelijk uitgedoste
man springt naar voren
en slaat met een even
feestelijken knuppel het
varken op den kop. Het
valt versuft neer, spar
telt nog even na, maar
krijgt geen tijd meer om
op te springen, daar de
heele familie zich met
knuppels op hem stort
om hem af te maken.
Dan smeert de vrouw
zich in met leem, zoo-
als wij boven zagen, ei
gaat treuren. De smul
partij, die daarop volgt
wordt door de mannei
volbracht, die behalv;
het zwijnen vleesch ooi
nog de noodige borrel,
achter de kiezen slaai
en er geen bezwaar te
gen schijnen te hebben
dat deze borrels niets
anders zijn dan sappen,
die jonge meisjes uit de
wati-plant hebben ge
kauwd en daarna in
kleine napjes hebben gespuwd. Het bedwelmt
hen voldoende om hen te doen aanlanden in
het rijk der droomen, het rijk van den alcoho
licus.
Maar dit is wederom een enkele episode en
zoo zijn er vele te lezen in het interessante boek
van een missionaris, die jarenlang gelegenheid
had om aanteekeningen te maken over het leven
der Kaja Kaja's, dat wel veel van het onze ver
schilt, maar er toch ook weer merkwaardige
overeenkomsten mee heeft....
Dank zij den steun van de „National Art Col
lection Fund", die de helft van den prijs be
taalde, was het „Victoria en Albert Museum"
te Londen in de gelegenheid een schat te ver
werven, die thans het kostbaarste stuk in haar
verzamelingen uitmaakt. Het is de z.g. „Basi-
lewsky Situla" van ivoor, die zich tevoren in
de hermitage te Leningrad bevond. Situla's
noemt men een soort vaatwerk, dat met em
mers is te vergelijken, en dat uit de 10de of
11de eeuw afkomstig is. Zij bestaan uit ivoor
en werden waarschijnlijk gebruikt voor wij
water. Deze vaten zijn een groote zeldzaamheid;
in het geheel kent men er maar vier of vijf.
Het bewuste exemplaar is wegens zijn schoon
heid en kunstzinnigheid beroemd. Het is aan
alle kanten versierd meit prachtig snijwerk,
voorstellende het leven van Jezus. De taferee-
len, die zich aan den bovenrand bevinden too-
nen den Heiland, terwijl hij de voeten zijner
jongeren wascht, de scène van het verraad, Ju
das bij de ontvangst der dertig zilverlingen, de
Kruiziging, de restitutie van het bloedgeld en
den zelfmoord van Judas, benevens de soldaten
die het graf bewaken. De reeks beelden aan den
onderkant bevat de volgende vereeuwigingen;
Maria aan het graf, Jezus' verschijning voor
de vrouwen en zijn ontmoeting met den onge-
loovigen Thomas. Voorts treft men op het
voorwerp drie inscripties aan.
De twee, die zich bovenaan en in het mid
den bevinden, zijn beschrijvingen der afgebeel
de tafereelen in Hexameters. Deze zijn ontleend
aan een gedicht van Caelius Sedulius, een ar
tist uit de vijfde eeuw.
Het derde inschrift bestaat uit vrome wen-
schen aan het adres van keizer Otto. Er wordt
hem een lang leven toegedacht.
Waarschijnlijk bedoelt men Otto III, die in
980 werd geboren en in 1002 stierf.
De Situla is ongeveer 50 c.M. hoog.
De Portugeesche rijksbegrooting voor het
jaar 1932-33 wijst een inkomstenoverschot aan
van zes millioen guldens in Nederlandsch geld.
Portugal en zijn koloniën zijn er in geslaagd
ook voor het aanstaande financieele jaar een
begrooting op te stellen, die in evenwicht is of
een aanmerkelijk surplus aanwijst.
Een Russische expeditie naar Tadsjikistan en
het Pamir-hoogland, heeft een tot dusver on
bekenden bergtop van 6000 meter hoogte ont
dekt.
Sedert de verovering van het oudie rijk der
Inca's in het midden van Zuid-Amerika
zijn reeds vierhonderd jaar verloopen en
nog steeds zijn de talrijke resten van een oude
cultuur een voorwerp van onderzoek voor de
historici en archeologen.
Peru heet thans dit uitgestrekte land, dat een
geschiedenis heeft als weinig andere landen en
waar eenmaal een beschaving heerschte die
voor ons, kinderen van een „verlichte eeuw,"
.nauwelijks aannemelijk lijkt.
Toen Columbus Amerika had ontdekt, kon
geen Europeaan vermoeden, dat hij in Peru de
Inca's en in Mexico de eeuwenoude Azteken zou
ontmoeten. Het tot dan toe onbekende wereld
deel werd bewoond door volkeren, die een cul
tuur van eeuwen en eeuwen achter den rug
hadden, een cultuur, ouder dan de Europeesche.
Sindsdien heeft men onvermoeid gevorscht
naar nieuwe verborgenheden en nog dezer da
gen is een Nederlandsch geleerde, dr. v. d.
Sleen, in het vaderland teruggekeerd na een
langdurig verblijf in het land der oude Inca's.
Vier honderd jaar geleden was het de tijd der
groote ontdekkingen. Thans leven we in de
eeuw der kleinere ontdek
kingen, die dan cok zon
der strijd en bloedvergie
ten plaats vinden.
Na de niet bijster suc
cesvolle kolonisatie van 't
Noorden van Zuid-Ame
rika door de Spanjaar
den, trokken zij naar het
beroemde goudland Peru.
Deze naam, die eigenlijk
Biru was, werd het eerst
vernomen in 1522 door
een troep avonturiers,
die van Panama uit naar
het Zuiden afzakten en
spoedig daarna kwamen
in Panama berichten bin
nen over een geweldig
rijk, dat vrijwel het ge-
heele Westen van Zuid-
Amerika omvatte, vanaf
de zee tot' aan het Oos
telijk deel van het An-
des-gebergte. De uitge
breidheid van het rijk
was ontstaan door talrijke
oorlogen. Vier duizend
meter boven den zeespie
gel lag een hoogvlakte,
die het middelpunt van
het rijk was. In deze
vlakte lag het beroemde
meer van Titicaca. Daar
zetelde de macht der In
ca's, die bestuurd werden
door „den machtigen ko
ning," bijgenaamd den
„Zoon van de Zon," als
een God vereerd. Hij was
priester, opperbevelhebber van het leger en al-
leenheerscher over het geheele land. Na zijn
dood werd de Inca gebalsemd en zijn lijk werd
op een gouden stoel in den tempel geplaatst.
De Inca's aanbaden de sterren en de zon en
geloofden in een leven hiernamaals. Door dit
geloof werden dan ook hun begrafenisgebrui-
ken geïnspireerd. De lijken werden in het graf
geplaatst met de knieën opgetrokken tot aan
de kin en daarna met bonte kleeren bedekt.
Alle voorwerpen, die de overledene tijdens zijn
leven had gebruikt, kreeg hij mee in het graf.
Men gaf hiermede te kennen, dat hij deze
voorwerpen ook in het andere leven zou willen
gebruiken. Toen men in latere jaren deze gra
ven opende, leverden de voorwerpen, die bij de
lijken gevonden werden, een schat van gege
vens over het dagelijksch leven der Inca's.
In tegenstelling met de Azteken, die het
femjt
huidige Mexico bewoonden, kenden de Inca's
niet de verschrikkelijk bloeddorstige massa
slachtingen, die bij de troonsbestijging of het
overlijden van een vorst plaats hadden en
waarbij menschen levend werden openge
sneden, het hart uit hun lichaam werd gerukt
en als wierook verbrand, terwijl het lijk aan de
menigte als spijs werd gegeven. Bij de Azteken
werden soms ter gelegenheid van één plechtig
heid 70.000 menschen op die gruwelijke wijze
geslacht. Dit wreedaardig gebruik kenden de
Inca's niet, al was het menschenoffer hun niet
geheel vreemd.
In het algemeen waren de Peruanen zeer
goed ontwikkeld, doch niettemin waren zij wel
beschouwd slaven, die werkten voor den Inca,
den priester en den adel.
Toen de Spanjaarden Peru binnenvielen,
was er juist een strijd ontstaan tusschen twee
zonen van een pas overleden koning. Maar ook
onder de Spanjaarden heerschte twist. De
ruwe Pizarro landde in 1532 in Peru, waar hij
een groot en goed geoefend leger vóór zich zag.
Onder deze omstandigheden durfde hij den
strijd niet aan, maar noodigde den legeraan
voerder tot een bezoek uit. Bij deze gelegen
heid trad een ijverige monnik wat ontactisch
op door den aanvoerder op staanden voet te
willen bekeeren. Toen deze niet op dien ijver
inging werd dit als een beleediging uitgelegd,
met het treurig gevolg, dat de Spanjaarden een
bloedbad aanrichtten en den hoofdman Ata-
hualpa gevangen namen. Slechts een goudvoor
raad ter waarde van 4 K> millioen dukaten kon
hem vrijkoopen, maar toen de som bijeenge
bracht was, wilde Pizarro den gevaarlijken
aanvoerder nog niet laten gaan. Hij zette een
proces tegen hem in elkaar en beschuldigde
hem o.a. zijn broer te hebben willen vermoor
den, hetgeen inderdaad waar was. Atahualpa,
de koningszoon, werd ter dood veroordeeld.
Daarna trok Pizarro naar de hoofdstad, waar
hij zijn intocht hield aan de zijde van den
nieuwen Inca, die echter slechts in schijn en
uit Pizarro's naam regerde.
De Spaansche aanvoerder Almagro, die met
Pizarro oneenigheid had gehad, ondernam in
tusschen een moedigen en schitterenden tocht
door de woestijn Atamaca en over de ijsbergen
van den Andes. Hij nam Chili in zijn bezit,
doch kwam tenslotte volkomen uitgeput in
Peru aan. Toen ontstond er een felle strijd
tusschen hem en Pizarro, waarbij beiden om
het leven kwamen tot vreugde van de inboor
lingen, die een ware anarchie ontketenden.
Toen Karei V over deze twisten werd ingelicht,
zond hij den priester Gasca met volledige vol
macht naar Peru. Deze nam het bewind in
handen en regeerde verstandig in het rijk, dat
„Nieuw Castilië" werd genoemd.
De Spanjaarden stichtten nu nieuwe kolo
nies, veroverden nieuwe landen, waaronder El-
Dorado, doch moesten het hoofd buigen voor
de strijdlustige Araucanen, die zich niet
lieten onderwerpen en ook heden nog een vrije
onafhankelijke volksstam in Zuid-Amerika
zijn.
Deze expedities hebben alle plaats gehad on
der de moeilijkste omstandigheden en al kun
nen we de practijken der Spanjaarden niet
steeds bewonderen, groote waardeering moeten
we hebben voor den moed en het doorzettings
vermogen, dat zij aan den dag hebben gelegd.
De geheele natuur was tegen hen. Onbeschrij
felijke hitte in de droge vlakten en ondraag
lijke kou op de bergtoppen, bovendien een
machtige en vijandige bevolking tegenover een
betrekkelijk zwakke krijgsmacht, waren hun
groote tegenstanders. Ook maakten zij op on
aangename wijze kennis met de Amazone-rivier,
die een deel der Spanjaarden hulpeloos de zee
in spoelde. Deze enorme stroom, dien zij eerst
voor een zee aanzagen, dankte zijn naam aan
de legende, dat de oevers der rivier uitslui
tend door vrouwen bewoond waren geweest.
Peru is daarna geworden een goudland, maar
vooral %en zilverland. Ook op dit oogenblik
neemt het land nog de vierde plaats in onder
de zilverproduceerende landen. De rijke voor
raden der edele metalen, waarvan zelfs heele
gebouwen waren opgetrokken, wekten de be-
geerigheid der veroveraars, die dan ook in hun
gouddorst soms tot minder edele daden hun
toevlucht namen.
Thans zijn de oudete plaatsen van het oude
rijk der Inca's nog altijd geliefde terreinen
voor de wetenschap. De stad Lima en de vroe
gere residentie der Inca's, Cuczo, hebben
reeds talrijke ontdekkingen opgeleverd, die rijke
stof bieden voor de geschiedenis van een zeer
oud volk.