In het land der Kaja Kaja's Peru, goud- en zilverland i lerwer ZUID NIEUW GUINEA Van menscheneters hebben onze missionarissen menschen gemaakt Pater Geurtjens M.S.C. vertelt Jeugd en schoonheid Miss Kaja-kaja DE OUDE INCA'S Een anem-ha, een Heer der Schepping Een wijwatervat van 7900 Pond Een inkomsten-over schot van 6 millioen Onbekende bergtop Opnieuw staat de oude beschaving der Peruanen in de be langstelling Andes' geheimen Dientje §ÉÉÉ|j Een klein nikkerfy Leuke guit, astes- Ais een kikkertje Op een kluit. Zuurpruimertj® Houw en trouw ben zie'., niet altijd ver plicht gevoeld hun leven lang voor de uitverkore nen te zorgen. Zij meen. en voldoende „manen" verloopen zijn, houdt de familie raad. Van alle kanten worden gasten Zuid Nieuw Guinea, het land der Kaja Kaja's, is voor ons en vooral voor onze missionarissen steeds een oord geweest, dat de grootste belangstelling wekte. De zegen rijke arbeid der missionarissen onder dezen Wilden volksstam is de grootste en voornaamste reden voor die belangstelling. En zoo is het te verklaren, dat wij het pas dezer dagen versche nen boek van Pater H. Geurtjens M.S.C., die langen tijd onder de Kaja Kaja's vertoefde en over zijn ervaringen uitvoerig vertelt, als een welkome aanleiding beschouwen om het leven der Kaja Kaja's in het kort aan onze lezers Voor te zetten. Het boek van Pater Geurtjens had een we tenschappelijk werk kunnen zijn, maar dan was het minder leesbaar geweest; het had een plei dooi kunnen zijn voor den beschavingsarbeid der misisonarissen, maar dan hadden we de lectuur geen tweehonderd bladzijden kunnen volhouden wellicht. Nu is het, dank zij den ge- moedeljjken soms té gemoedelijken toon, zoo- Wel het een als het ander. Het boek bevat talrijke gegevens omtrent het donker ras: de kinderen, de mannen, de vrou wen, de gewoonten en zeden, de vrees voor too- Venaars, booze geesten, die het leven van deze natuurmenschen beheerschen, den gruwel der koppensneller!) enz., maar stelt daartegenover het onverwoestbare optimisme van den mis sionaris, die nooit voor te heete vuren staat en die er niet aan twijfelt, of de Kaja Kaja's, die reeds zoo goed op weg zijn, zullen een glanzende toekomst tegemoet gaan. Dit boek is overigens niet het eenige geschrift Van Pater Geurtjens, die immers ook de auteur ls van verschillende werken over de talen der Marindineezen en der bewoners van de Kei eilanden. Doch het meest volledige werk over Zuid Nieuw-Guinea is wel zijn jongste boek met de onopgesmukte vertellingen over groote en kleine belevenissen, waarvan de kleine niet altijd het minst instructief zijn voor ons, die aan de verre Westerstranden leven. Wij vinden wel iswaar die wilden maar „vieze" individuen, ai- dus veronderstelt de schrijver niet ten onrechte, maar hij en zijn medebroeders en niet het minst Zijn groote voorganger Pater Vertenten, den ken daar anders over en ze weten, flat ook de Kaja Kaja's zijn schepselen Gods, menschen met een kwetsbare ziel. Deze stammen zijn eigenlijk een uitstervend volk en het is in de eerste plaats aan de mis sionarissen te danken, dat het proces der ver wording zeer aanmerkelijk in zijn loop werd ge stuit sinds zij van de regeering van onze Oost gedaan kregen, dat de meest gevreesde ziekten, die dit volk bedreigden en decimeerden, de Venerische ziekten, stelselmatig door de me dische wetenschap worden bestreden. Met de allerbeste gevolgen! Van een koppensnellend, Verzwakt en rottend geslacht zijn de Kaja Kaja's geworden tot een gezond en levenslustig volk, zoodat de missionarissen, die ongetwijfeld den disch van de voorvaderen zouden hebben gesierd, thans worden aangesproken met *Amei", hetgeen zoo ongeveer gelijk staat met wSwSwwi „Oome". Wanneer we hierboven spreken van een gezond volk, dan is dat betrekkelijk be doeld. Nog zijn de Kaja Kaja's in een vrij die pen staat van ellende, maar de opleving sinds de komst en den jarenlangen arbeid der mis sionarissen is zeer groot en geeft alle hoop voor de toekomst. Een bijna bovenmenschelijke naas tenliefde is voor dezen arbeid een eerste ver- eischte geweest, maar die leidde er dan ook toe, dat de wilden, die zich voedden met menschen- vleesch, die vrouwen en kinderen als ruilobjec ten beschouwden, die de afschuwelijkste mis daden bedreven aan hen die van tooverij be schuldigd werden; die de lustmoorden, de ri- tueele ontucht enz. als geoorloofd en gezegend beschouwden.... dat zij thans naar den toean missionaris gaan om hem hun nooden voor te leggen en hem zijn raad te vragen. Dat zij den raadsman vaak om den tuin leiden of dit al thans op de meest naïeve manier trachten te doen, is waar, maar de toean is een gewaar schuwd man en neemt deze trucs goedmoedig op, wetend dat hij met groote kinderen te doen heeft en dat hij dus voor vader moet spelen. Enkele tafereeltjes uit het leven van deze groote kinderen. Er is in de dierenwereld, die de Kaja Kaja's omringt, geen dier, dat zoozeer de algemeene hoogachting geniet als.... het varken. Een Kaja Kaja, wien men zou willen verwijten, dat hij een varken is, straalt van ge noegen; wie hem echter met een schildpad ver gelijkt, loopt gevaar doodelijk beschadigd te worden. Het varken wordt dan ook met groote lief. de opgekweekt, tot op den dag, dat de vrouw des huizes het beest naar zich toelokt om den man gelegenheid te geven met een zwaren knuppel den kop van heir varken te verpletteren. Daarna wordt het geroosterd en opgegeten door de man nen, terwijl de vrouw officieele rouw aanneemt en dientengevolge met leem besmeurd vóór haar hut gaat zitten treuren. De smullers echter prij. zen om strijd het lek kere varken. De Kaja Kaja kent ook een soort weerwolf, maar bij hen bestaat het dier tenminste in den vorm van een leguaan, een soort reuzen.hage- disch, die een hoogst gevaarlijke vechtjas is en zijn slachtoffers op vreeselijke wijze af maakt. Hij valt zijn te_ genstander aan door zich met de tanden in in den nek van den vijand vast te bijten, Daarna boort zich zijn lange, ijzersterke staart in den rug van het slachtoffer tot hij het hart heeft geraakt en soms zelfs, tot de staart aan de andere zijde van het lichaam uitsteekt. De vrouwen, die in het bosch gaan werken en hun baby's meenemen, hangen deze in een mandje aan een boomtak, doch vaak gebeurt het, dat een leguaan naar beneden komt, den baby uit het mandje neemt en hem meesleurt naar de hooge toppen, waar hij zijn maal nuttigt. Daar om wordt de leguaan vaak als weerwolf uitge speeld voor de kinderen om hen ervan terug te houden onbewaakt het bosch in te trekken Het huwelijk is onder de Kaja Kaja's steeds' een moeilijk probleem geweest. De mannen beb- den, door bij het afster ven van de liefde de vrouw te verstootcn, ge noeg te hebben gedaan om een andere vrouw te nemen. Dat is nu veel veranderd, alweer dank zij den missionarissen, die van het plaatselijk bestuur reeds groote hulp ontvingen. Thans komt het vaak voor, dat de missionaris als huwe lijksmakelaar moet op treden. Zoo vertelt Pa. ter Geurtjens van een ontluikende liefde, die niet vlotten wilde. Hij liet daarom het meisje in kwestie bij zich en een ambtenaar komen en vroeg haar of zij een vrijer had. Zij ontkende, verontwaardigd- in het begin, verlegen daarna, om eindelijk door de mand te vallen en den naam van den geliefde te fluisteren, in de hoop overigens, dat het een geheim zou blijven. Onmiddellijk daarna werd de naam van den jonkman luidkeels door het heele dorp afgeroepen. Hij werd ontboden en hem werd gezegd, dat hij oud en wijs genoeg was om te trouwen. Hetgeen hij toegaf. Toen werd hem gesuggereerd, dat de mede-aanwezige jongedame een zeer ge schikte vrouw voor hem zou zijn, hetgeen hij eveneens toegaf en het slot was, dat beiden „officieel verloofd" het kantoor van den ambte naar verlieten en on middellijk bruiloft hiel den De rivieren van Zuid Guinea worden bevolkt door krokodillen, die het vooral op de menschen gemunt hebben- Vrijwel iedere week worden er een of meer slachtoffers betreurd. Dit zou niet geschieden, wanneer de inboorlingen niet zoo verzot waren op het vleesch van den kroko dil, vooral het vleesch van den staart en den rug endaar zit heel wat aan. Zij maken dan ook ijverig jacht op hem, liefst op het land, waar de vijand log in zijn bewegingen is en dus gemakkelijker te overwinnen. Geven zij echter geen .kans op 't land, dan moet de strijd wel in het water aan gebonden worden en dan zwemt de jager zelden als overwinnaar uit den strijd. Iedere krokodillenkop wordt, evenals iedere wilde zwijnenkop, bewaard en als jacht trofee, op een lange staak gespiest, nabij de hutten geplaatst. De Kaja Kaja's zijn echter zeer dapper in den strijd. In den vroegen mor gen glijdt hun smalle boot over de zee en vaart het strand langs. „Kiw!" fluistert de voorman en men stuurt in de richting van den ontdekten krokodil. Ook van de landzijde komen jagers opduiken. Aan het strand ligt een krokodil te slapen en als de jagers dicht genoeg genaderd zijn en het beest van alle kanten omringen, laten zij een regen van pijlen en spiezen in het onderlijf van het monster ploffen. Het schreeuwt öp, brullend van pijn en wil vluch ten, maar het ziet zich aan alle zijden om ringd en begint wild in het rond te happen met zijn vervaarlijken bek. Intusschen, terwijl enkele jagers voortgaan met speren te werpen, gooien anderen groote, natte leemballen naar den kop van het dier, vooral naar de oogen, tot die dicht gegooid zijn. Dan waagt er één zich dichterbij en brengt een vervaarlijken slag met zijn kapmes toe aan den staartwortel. Het beest brult oorverdoovend, maar nog een paar slagen en de staart valt af, netgeen den dood van den vijand beteekent, want het bloed vloeit nu bij stroomen en doet de krachten van den krokodil direct afnemen. Een uur later ligt zijn staart en zijn rug, van schubben ontdaan, op een lekker vuurtje te roosteren. Maar soms wordt de strijd in het water ge voerd en dan is er meer moed en meer behen digheid noodig om te winnen. De jagers varen om een krokodil heen en trachten hem in een kleine kreek te lokken, door hem betelpruimen toe te werpen. Is het dier eenmaal binnen, dan wordt de ingang van de kreek afgesloten door kano's, waarin de jagers wachten met gespan nen bogen en gevelde knots. Zoodra de krokodil komt aanstormen om ruimer top te kiezen, wor den alle pijlen afgeschoten en komen alle knot sen op zijn kop neer. Van dit oogenblik hangt alles af. Lukt de aanval, dan vertraagt de kro kodil zijn vaart, waarna een nieuwe vracht pijlen op hem neerkomt en als hij in de oogen getroffen wordt, is het met hem gedaan. Lukt de aanval niet, wee dan den jagers in de kano's- Enkelen onder hen dienen den geweldenaar als lunch, tot ontzetting van alle anderen Van zulk een dapper volk is wat te maken, meenen de missionarissen terecht en zij deden het inderdaad. Maar wie dit uitvoeriger wil ver nemen, zal goed doen kennis te maken met het boek van Pater Geurtjens, van wiens geschrift wij hier slechts enkele momenten hebben ge memoreerd, zooals die na de lezing van zijn boek het eerst in ons geheugen opkwamen Een enkele episode uit het boek durven we echter nog wel te memoreeren, zonder gevaar te loopen teveel van den inhoud te vertellen. Er blijft immers nog genoeg te lezen over in een boek van den omvang als het werk van Pater Geurtjens heeft. Al is het werk in den grond diep-ernstig, toch ontbreekt de geestige noot allerminst. In een verhaal over het varkensfeest, dat we hierboven met enkele woorden aanduidden, wordt beschre ven met wélk ceremonieel het varken wordt geslacht en opgegeten. Als het zwijn met groote zorgen is vetgemest genoodigd op het feest en zij komen van heinde en verre. Talrijke brit sen, langs een omhei ning in de buitenlucht opgeslagen, dienen als legerstede voor de gas ten. Als de feestschuur voldoende is versierd, komen de gasten samen om het doodknuppelen van het varken in oogenschouw te nemen. Een feestelijk geval is het, wanneer de jon gens die als het ware als pages zijn opgedirkt, den stoet voorafgaan, die het varken begelei den, dat onder feest.ge- raas naar zijn laatste oogenblikken wordt ge leid. De vrouw des hui zes, die zoolang het biggetje heeft vertroe teld tot het varken werd, is nu de aangewezen bedriegster, die het dier in den waan moet brengen, dat het mee mag feesten en die Jiet tot zijn ondergang moet verschalken. Zij houdt hem het etenstrogje voor, waarin witte klappernoten worden gebrokkeld en sist haar bekende vriendelijke geluidjes het zwijn in de ooren. De veelvraat vliegt erin, niet we tend, dat hij zijn dood tegemoet treedt, want nawelijks heeft zijn bek het bakje bereikt, of een feestelijk uitgedoste man springt naar voren en slaat met een even feestelijken knuppel het varken op den kop. Het valt versuft neer, spar telt nog even na, maar krijgt geen tijd meer om op te springen, daar de heele familie zich met knuppels op hem stort om hem af te maken. Dan smeert de vrouw zich in met leem, zoo- als wij boven zagen, ei gaat treuren. De smul partij, die daarop volgt wordt door de mannei volbracht, die behalv; het zwijnen vleesch ooi nog de noodige borrel, achter de kiezen slaai en er geen bezwaar te gen schijnen te hebben dat deze borrels niets anders zijn dan sappen, die jonge meisjes uit de wati-plant hebben ge kauwd en daarna in kleine napjes hebben gespuwd. Het bedwelmt hen voldoende om hen te doen aanlanden in het rijk der droomen, het rijk van den alcoho licus. Maar dit is wederom een enkele episode en zoo zijn er vele te lezen in het interessante boek van een missionaris, die jarenlang gelegenheid had om aanteekeningen te maken over het leven der Kaja Kaja's, dat wel veel van het onze ver schilt, maar er toch ook weer merkwaardige overeenkomsten mee heeft.... Dank zij den steun van de „National Art Col lection Fund", die de helft van den prijs be taalde, was het „Victoria en Albert Museum" te Londen in de gelegenheid een schat te ver werven, die thans het kostbaarste stuk in haar verzamelingen uitmaakt. Het is de z.g. „Basi- lewsky Situla" van ivoor, die zich tevoren in de hermitage te Leningrad bevond. Situla's noemt men een soort vaatwerk, dat met em mers is te vergelijken, en dat uit de 10de of 11de eeuw afkomstig is. Zij bestaan uit ivoor en werden waarschijnlijk gebruikt voor wij water. Deze vaten zijn een groote zeldzaamheid; in het geheel kent men er maar vier of vijf. Het bewuste exemplaar is wegens zijn schoon heid en kunstzinnigheid beroemd. Het is aan alle kanten versierd meit prachtig snijwerk, voorstellende het leven van Jezus. De taferee- len, die zich aan den bovenrand bevinden too- nen den Heiland, terwijl hij de voeten zijner jongeren wascht, de scène van het verraad, Ju das bij de ontvangst der dertig zilverlingen, de Kruiziging, de restitutie van het bloedgeld en den zelfmoord van Judas, benevens de soldaten die het graf bewaken. De reeks beelden aan den onderkant bevat de volgende vereeuwigingen; Maria aan het graf, Jezus' verschijning voor de vrouwen en zijn ontmoeting met den onge- loovigen Thomas. Voorts treft men op het voorwerp drie inscripties aan. De twee, die zich bovenaan en in het mid den bevinden, zijn beschrijvingen der afgebeel de tafereelen in Hexameters. Deze zijn ontleend aan een gedicht van Caelius Sedulius, een ar tist uit de vijfde eeuw. Het derde inschrift bestaat uit vrome wen- schen aan het adres van keizer Otto. Er wordt hem een lang leven toegedacht. Waarschijnlijk bedoelt men Otto III, die in 980 werd geboren en in 1002 stierf. De Situla is ongeveer 50 c.M. hoog. De Portugeesche rijksbegrooting voor het jaar 1932-33 wijst een inkomstenoverschot aan van zes millioen guldens in Nederlandsch geld. Portugal en zijn koloniën zijn er in geslaagd ook voor het aanstaande financieele jaar een begrooting op te stellen, die in evenwicht is of een aanmerkelijk surplus aanwijst. Een Russische expeditie naar Tadsjikistan en het Pamir-hoogland, heeft een tot dusver on bekenden bergtop van 6000 meter hoogte ont dekt. Sedert de verovering van het oudie rijk der Inca's in het midden van Zuid-Amerika zijn reeds vierhonderd jaar verloopen en nog steeds zijn de talrijke resten van een oude cultuur een voorwerp van onderzoek voor de historici en archeologen. Peru heet thans dit uitgestrekte land, dat een geschiedenis heeft als weinig andere landen en waar eenmaal een beschaving heerschte die voor ons, kinderen van een „verlichte eeuw," .nauwelijks aannemelijk lijkt. Toen Columbus Amerika had ontdekt, kon geen Europeaan vermoeden, dat hij in Peru de Inca's en in Mexico de eeuwenoude Azteken zou ontmoeten. Het tot dan toe onbekende wereld deel werd bewoond door volkeren, die een cul tuur van eeuwen en eeuwen achter den rug hadden, een cultuur, ouder dan de Europeesche. Sindsdien heeft men onvermoeid gevorscht naar nieuwe verborgenheden en nog dezer da gen is een Nederlandsch geleerde, dr. v. d. Sleen, in het vaderland teruggekeerd na een langdurig verblijf in het land der oude Inca's. Vier honderd jaar geleden was het de tijd der groote ontdekkingen. Thans leven we in de eeuw der kleinere ontdek kingen, die dan cok zon der strijd en bloedvergie ten plaats vinden. Na de niet bijster suc cesvolle kolonisatie van 't Noorden van Zuid-Ame rika door de Spanjaar den, trokken zij naar het beroemde goudland Peru. Deze naam, die eigenlijk Biru was, werd het eerst vernomen in 1522 door een troep avonturiers, die van Panama uit naar het Zuiden afzakten en spoedig daarna kwamen in Panama berichten bin nen over een geweldig rijk, dat vrijwel het ge- heele Westen van Zuid- Amerika omvatte, vanaf de zee tot' aan het Oos telijk deel van het An- des-gebergte. De uitge breidheid van het rijk was ontstaan door talrijke oorlogen. Vier duizend meter boven den zeespie gel lag een hoogvlakte, die het middelpunt van het rijk was. In deze vlakte lag het beroemde meer van Titicaca. Daar zetelde de macht der In ca's, die bestuurd werden door „den machtigen ko ning," bijgenaamd den „Zoon van de Zon," als een God vereerd. Hij was priester, opperbevelhebber van het leger en al- leenheerscher over het geheele land. Na zijn dood werd de Inca gebalsemd en zijn lijk werd op een gouden stoel in den tempel geplaatst. De Inca's aanbaden de sterren en de zon en geloofden in een leven hiernamaals. Door dit geloof werden dan ook hun begrafenisgebrui- ken geïnspireerd. De lijken werden in het graf geplaatst met de knieën opgetrokken tot aan de kin en daarna met bonte kleeren bedekt. Alle voorwerpen, die de overledene tijdens zijn leven had gebruikt, kreeg hij mee in het graf. Men gaf hiermede te kennen, dat hij deze voorwerpen ook in het andere leven zou willen gebruiken. Toen men in latere jaren deze gra ven opende, leverden de voorwerpen, die bij de lijken gevonden werden, een schat van gege vens over het dagelijksch leven der Inca's. In tegenstelling met de Azteken, die het femjt huidige Mexico bewoonden, kenden de Inca's niet de verschrikkelijk bloeddorstige massa slachtingen, die bij de troonsbestijging of het overlijden van een vorst plaats hadden en waarbij menschen levend werden openge sneden, het hart uit hun lichaam werd gerukt en als wierook verbrand, terwijl het lijk aan de menigte als spijs werd gegeven. Bij de Azteken werden soms ter gelegenheid van één plechtig heid 70.000 menschen op die gruwelijke wijze geslacht. Dit wreedaardig gebruik kenden de Inca's niet, al was het menschenoffer hun niet geheel vreemd. In het algemeen waren de Peruanen zeer goed ontwikkeld, doch niettemin waren zij wel beschouwd slaven, die werkten voor den Inca, den priester en den adel. Toen de Spanjaarden Peru binnenvielen, was er juist een strijd ontstaan tusschen twee zonen van een pas overleden koning. Maar ook onder de Spanjaarden heerschte twist. De ruwe Pizarro landde in 1532 in Peru, waar hij een groot en goed geoefend leger vóór zich zag. Onder deze omstandigheden durfde hij den strijd niet aan, maar noodigde den legeraan voerder tot een bezoek uit. Bij deze gelegen heid trad een ijverige monnik wat ontactisch op door den aanvoerder op staanden voet te willen bekeeren. Toen deze niet op dien ijver inging werd dit als een beleediging uitgelegd, met het treurig gevolg, dat de Spanjaarden een bloedbad aanrichtten en den hoofdman Ata- hualpa gevangen namen. Slechts een goudvoor raad ter waarde van 4 K> millioen dukaten kon hem vrijkoopen, maar toen de som bijeenge bracht was, wilde Pizarro den gevaarlijken aanvoerder nog niet laten gaan. Hij zette een proces tegen hem in elkaar en beschuldigde hem o.a. zijn broer te hebben willen vermoor den, hetgeen inderdaad waar was. Atahualpa, de koningszoon, werd ter dood veroordeeld. Daarna trok Pizarro naar de hoofdstad, waar hij zijn intocht hield aan de zijde van den nieuwen Inca, die echter slechts in schijn en uit Pizarro's naam regerde. De Spaansche aanvoerder Almagro, die met Pizarro oneenigheid had gehad, ondernam in tusschen een moedigen en schitterenden tocht door de woestijn Atamaca en over de ijsbergen van den Andes. Hij nam Chili in zijn bezit, doch kwam tenslotte volkomen uitgeput in Peru aan. Toen ontstond er een felle strijd tusschen hem en Pizarro, waarbij beiden om het leven kwamen tot vreugde van de inboor lingen, die een ware anarchie ontketenden. Toen Karei V over deze twisten werd ingelicht, zond hij den priester Gasca met volledige vol macht naar Peru. Deze nam het bewind in handen en regeerde verstandig in het rijk, dat „Nieuw Castilië" werd genoemd. De Spanjaarden stichtten nu nieuwe kolo nies, veroverden nieuwe landen, waaronder El- Dorado, doch moesten het hoofd buigen voor de strijdlustige Araucanen, die zich niet lieten onderwerpen en ook heden nog een vrije onafhankelijke volksstam in Zuid-Amerika zijn. Deze expedities hebben alle plaats gehad on der de moeilijkste omstandigheden en al kun nen we de practijken der Spanjaarden niet steeds bewonderen, groote waardeering moeten we hebben voor den moed en het doorzettings vermogen, dat zij aan den dag hebben gelegd. De geheele natuur was tegen hen. Onbeschrij felijke hitte in de droge vlakten en ondraag lijke kou op de bergtoppen, bovendien een machtige en vijandige bevolking tegenover een betrekkelijk zwakke krijgsmacht, waren hun groote tegenstanders. Ook maakten zij op on aangename wijze kennis met de Amazone-rivier, die een deel der Spanjaarden hulpeloos de zee in spoelde. Deze enorme stroom, dien zij eerst voor een zee aanzagen, dankte zijn naam aan de legende, dat de oevers der rivier uitslui tend door vrouwen bewoond waren geweest. Peru is daarna geworden een goudland, maar vooral %en zilverland. Ook op dit oogenblik neemt het land nog de vierde plaats in onder de zilverproduceerende landen. De rijke voor raden der edele metalen, waarvan zelfs heele gebouwen waren opgetrokken, wekten de be- geerigheid der veroveraars, die dan ook in hun gouddorst soms tot minder edele daden hun toevlucht namen. Thans zijn de oudete plaatsen van het oude rijk der Inca's nog altijd geliefde terreinen voor de wetenschap. De stad Lima en de vroe gere residentie der Inca's, Cuczo, hebben reeds talrijke ontdekkingen opgeleverd, die rijke stof bieden voor de geschiedenis van een zeer oud volk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9