Het paard in de geschiedenis
Met v&daal van den dag
1
1934
I HET KAPERSNEST
BEROEMDE VIERVOETERS
WIJ SPREKEN WEERU
EEN TIP-TOP "TIP"!
JOSEPH CONRAD
DINSDAG 6 FEBRUARI
Celer, het paard van den Romein-
schen keizer Verus, werd ge
voed met amandelen en
rozijnen
Het ros Beiaard en de
Heemskinderen
6E0PEMDwnI0v.Mx-5i4M.EN VAN 8n.M.-!0n.N1.
SLUITING ZONDAG I8FEBR 5u.nm.
De doodenrit van 1870
Tegen het communisme
in Japan
NU HOOP, PAT JS NU EEN U/TOE-
ZO(HTE PLEK, OM O/VS HU/S OP
TE BOUWEN. ERZUN BOONEN C>/E
SCHAPUW OEVEN EN HET/S HOOó
6EN0E6 UN 6EEWLA5T VAN PB
ZEE TE HEBBENEN VLAK B/J
PE BRON.
VU/STERJ/M, zÓo^-HE/,/7
WENK IK ME PEN Yv
BOUW; WH HEB
BEN PEEN EPOOT
NU/5 HOOP/Ó ;H/£R
ÖNOP/ZU/VER
ZANDjZWDaT we een
ÓESOJKTE V/OEP HE3-
ÖEN. WE BEHOEVEN PUS
NAAR PE MUREN EN
Eindelijk werp pe kleine flesch
MET ZJN KOSTBAREN INHOUD POOP
EEN V/DSCHE8 ONT/PEKT
VEER ZOON
sflesch/Er 1
(RAAR HEB JE WE
EUENDlóB. LEE6E FLESOHi
Z/TEEN pTUK PAP/ER 'N.NMR
IKHEB/HET5 MET ZOO'N ÖTUK
Rap/er temaken/
f—-
dacht jim. De proefrit
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
ROMAN VAN
Paarden hebben afgedaan. Het ls tegen
woordig de tijd der motoren en de
ondankbare mensch vergeet wat deze
trouwe viervoeters voor het mensehelijk ge
slacht hebben verricht en maakt moppen op
het nobele dier, wiens fiere kracht en be
grijpend intellect niet kon concurreeren tegen
de domme kracht van het herriemakende,
heete en onaesthetische ding, dat benzine
motor heet.
Dat is te erg. De verdienste van dit dieren-
ras, dat in stomme zelfopoffering eeuwenlang
lasten sleepte en duizendtallen jaren het eenige
middel was om het knellende begrip „afstand"
eenigszins te bestrijden, .helden ter dood of
ter overwinning voerde en dikwijls het lot van
volken aan zijn snelheid gehecht zag, mag niet
worden vergeten en daarom volge hier een aan
tal namen van rossen, wier faam en verdien
sten door de geschiedenis ten eeuwigen dage
bewaard zullen blijven, of, zoolang de Wester-
sche cultuur zal blijven bestaan in de klas
sieke letteren zullen leven.
Allereerst noemen wij dan de paarden, die
hun weg naar het wapenschild hebben gevon
den en wel ten eerste het witte paard; het
veldteeken der Saksers. In de steile wanden
van Uffington Hill, Berks, is een enorm wit
paard gehouwen. Deze figuur is over de 100 M.
lang en kan tot op 12 Eng. mijl afstand wor
den gezien. Men vermoedt dat het daar is aan
gebracht ter herinnering aan de verpletterende
nederlaag, die Alfred de Groote in 871 aan
de Deensche Noormannen toebracht. Dit be
roemde witte paard heeft zelfs een veulen
voortgebracht. Het huis van Savoye, afstam
mend uit het Saksische huis, nam dit veulen
in haar wapenschild op en ter onderscheiding
van het voorgaande is het hier steigerend af
gebeeld. Tot slot voert het huis van Hannover
een galoppeerend wit paard in zijn wapen
schild.
De reeks der beroemde paarden wordt nu ge
opend met Abakur, Alsvidur, Awakur en Aslo,
de paarden van Sól, die wegens haar onuit
staanbare aiTogantie door de goden veroordeeld
was om den zonnewagen te mennen. Gemak
kelijk zal ze het niet gehad hebben, daar de
historie vermeldt, dat deze dieren ter afkoeling
een blaasbalg onder den buik van noode
hadden.
In de Grieksche mythologie vinden we
Abaster, Abatos, Aeton en Nonios als privé
rijdieren van Pluto, terwijl het zelfde volk ons
leerde, dat de zon werd getrokken door Actaeon,
Aethon, Amethea en Erythreos.
Ook Eos, bij de Romeinen Aurora, de godin
van den dageraad, had haar paarden. Zij waren
twee in getal: Lampos en Phaëton. Anderen
voegen er nog een derde bij, n.l. Abraxas, dat
in de Grieksche telwijze voor 365 staat. Stee-
nen waarop het woord Abraxas gegraveerd
stond werden gebruikt als amuletten. In de
tweede eeuw gebruikte de kettersche secte van
Basilides van Alexandrië hetzelfde woord om
de godheid aan te duiden.
Alfana en Aligero Clavileno zijn beroemd in
de literatuur. Het eene is Gradasso's paard uit
Shakespeares Orlando, het anderehet
houten paard, dat Don Quichote en zijn knecht
moesten bestijgen om de bevrijding van Dolo-
rida en haar gezellen te verkrijgen.
Uit de geschiedenis der kruistochten leeft
nog de naam van Aquiline, het paard van
Raymond, graaf van Toulouse, vriend en raad
gever van Godfried van Bouillon. Deze nestor
der kruisvaarders versloeg Saladin, koning van
Jeruzalem en plantte de kruisbanier op den
toren van David.
Het paard Arion werd door Neptunus aan
Adrastos geschonken, doch duur was dit ca
deautje niet. Hij bracht het namelijk voort,
door met zijn drietand op de aarde te slaan.
De bekende Cid, de Spaansche held en Moo
renvreter, spaarde zijn voeten, door zijn toch
ten op Babieca's rug af te leggen. De Cid
(Don Rodrigo Laynez, Ruy Diaz, 10251099)
had het zelf gekozen, doch daar zijn keuze
zijn peetoom niet beviel, noemde hij den jongen
babieca, d.i. domoor en dezen naam gaf de Cid
aan zijn ruige veulen. Het overleefde den Cid
twee en een half jaar en werd begraven voor
de poort van het klooster te Valencia, waar
nog twee palmboomen de plaats aanduiden.
In Shakespeares „Orlando Furioso" lezen we
van Bajardo, eens het eigendom van Amadis
van Gaul, den held van de avonturenroman van
Vasco de Lobeira van Oporto, gest. 1403, welke
in latere bewerkingen steeds meer uitbreiding
kreeg. Het werd gevonden door den toovenaar
Malagigi, in een door een draak bewaakt hol.
Volgens de overlevering moet het nog immer
leven, doch vluchten op de nadering van men-
schen. Ons insziens pleit dat voor het goede
verstand van het beest.
Dit paard is waarschijnlijk hetzelfde als het
meer bekende ros Beiaard, dat de vier Heems
kinderen op zijn rug droeg. Naar verluidt rekte
en kromp dit paard naar gelang er meer of
minder Heemskinderen opzaten. Hoefafdruk-
ken zouden nog te zien zijn op een rots te
Dinant en in het bosch van Soignes.
Het paard Balios werd door Neptunus ge
schonken aan Peleus, die het de ondankbare
op zijn beurt aan Achilles overmaakte.
Koning Richard III bezat de vermaarde mus-
«M ALPMK
"Vorigs week voor zaken in
Engeland geweest. Ik naar
Epsom, naar de paardenrenneh.
En in het restaurant direct zoo'n
tip-top kerel naar me toe. "Tip,
Sir?" vroeg hij. Top, zei ik,
geef mij een tip.
't Was niet duur, een halve
Bhitling. Of ik gewonnen heb?
Man, ik heb heelemaal niet
gewed! Oöö5, die tip? Dat
was 'n TIP van BOOTZi
Niet te zoet, niet te straf,
net goed!
B00TZ
=11111111
I De telefoon is nu weer als
Ben telefoon moet zijn,
Je draait het nummer en je vangt
Den ander aan je lijn!
Het leed is dus geleden van
De draden-branderij 1
En Amsterdam, dat praten kan I
Is hierdoor juist praat-vrij! I
Eerst was de lijn, maar nu al weer i
Wordt onze rust gestoord,
Omdat je thans het belletje
Den heelen dag weer hoort.
Vooral daar nu, in het begin,
Een iedereen probeert
Of 't toestel van de anderen
Met 't zijne functionneert.
Hallo! Hallo! met wie? ik wou
Eens zien of 't uwe gaat.
Het is in orde, want u heeft
Uw apparaat paraat!
Hallo! hallo! ah, dus u spréékt!
Vandaag voor 't eerst? maar man!
En dat, terwijl mijn jongste spruit
Al wéken praten kan!
Maar hoe het zij en hoe men 't neemt, i
Geen mensch, die dit bestrijdt:
De storing bracht de telefoon
Slechts populariteit!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
5iiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiii£
kaatschimmel Barbary, terwijl Bevis, gespro
ten uit het schrijversgenie van Sir Walter
Scott, nog lang bekend zal blijven als het
paard van Lord Marmion.
Van een drietal paarden is de kleur, zwart,
blijvend aan den naam verbonden. Het zijn de
telganger „Zwarte Agnes" van Maria Stuart,
haar geschonken door haar broer Moray en
zoo genoemd naar Agnes of Dunbar, vriendin
dier ongelukkige vorstin. Verder de beroemde
merrie „Zwarte Bess", bereden door den bijna
als held vereerden Engelschen groot-struikroo-
ver Dick Turpin en tenslotte Zwarte Saladin,
Warwick's koolzwarte paard. Zijn stamvader
was de beroemde hengst Malech en volgens de
profetie, die volgens sommige historici zonder
een cent gevoel voor romantiek, pas na het
feit ontstond, zou het huis der graven van
Warwick uitsterven, als de nakomelingschap
van Malech uitstierf. Deze voorspelling is in
derdaad uitgekomen.
Al Borak, het paard van Mohamed, is ook
niet op de eerste de beste paardenmarkt te
koop. Het was melkwit, schitterend lichtgevend,
had arendsvleugels, een menschengezicht. doch
paardenwangen. Mag dit uiterlijk ons niet be
koren, de prestaties maken veel goed. Iedere
pas was namelijk gelijk aan de verste zicht-
baarheidsgrens van het mensehelijk oog
Bucephalos was het renpaard van Alexander
den Grooten, Carman dat van Bayard, den rid
der zonder vrees of blaam. Beide paarden zijn
beroemd geworden doch hadden een honden
leven vergeleken bij dat van Celer, het paard
van den Romeinschen keizer Verus. Volgens
de annalen werd het namelijk gevoed met
amandelen en rozijnen studentenhaver
noemt de prozaïsche twintigste eeuw dat
iy i
was gedekt met het koninklijk purper en had
zijn privé-vertrek in 's keizers paleis.
Veel later leefde Kopenhagen, het paard dat
den hertog van Wellington in den slag bü
Waterloo droeg. Het stierf in 1835 in den ouder
dom van 27 jaar.
Castor en Pollux bereden Cyllaros en Har-
pagos, Ali, de schoonzoon van Mohamed liet
zich door Dhuldul dragen.
In Nederland minder bekend en toch on
sterfelijk is Fiddleback, Vioolrug, de balsturige
ponny van den immer ongelukkigen Engel
schen schrijver Olivier Goldsmith, die dit dier
in zijn onsterfelijk humoristische schets: „My
Steed" vereeuwigde.
WEENEN, 5 Febr. (Reuter) Op 81-jarigen
leeftijd is de laatst overlevende deelnemer aan
den beroemden doodenrit van het 6e regiment
Pruisische dragonders in den Fransch-Duit-
schen oorlog, Josef Gcerich, overleden.
Op 16 Augustus 1870 trachtte maarschalk
Bazaine met een groote overmacht zich bij
Mars la Tour een weg te banen door de Duit-
sche linies naar Verdun.
Als laatste poging om de Franschen tegen te
houden, liet de Duitsche bevelhebber het 6e
regiment dragonders chargeeren. Na de charge
zaten nog slechts zes man inhet zadel, doch
hun aanval deed de kans keeren. Twee weken
later capituleerde Napoleon III te Sedan.
TOKIO, 5 Febr. (Reuter) Met ingang van
1 April a.s. zal in Japan een wet in werking
treden, waarbij communistische propaganda in
het leger met den dood kan worden gestraft.
Wel, Percy," vroeg Jim Cloak vroolijk,
„hoe gaat het met je nieuwe zaak?
Verkoop Je nog al wat auto's?"
Het was geen wonder, dat Jim opgewekt was
dien morgen, want hij had zoo juist voor de
tweede maal het liefst meisje ter wereld ge
zien. Met Percy Blackbury, zijn ouden school
kameraad, was het heel wat slechter gesteld.
Hij had er voor te zorgen, dat er in de Black-
bury's Auto-showroom voldoende wagens ver
kocht werden om de kosten van de onderneming
te dekken. En dit was niet bepaald een peule
schilletje.
„Verkoopen?" zei hij dan ook neerslachtig.
„Man, ik krijg ternauwernood bezoekers, laat
staan koopers."
„Ik geloof niet, dat jij erg geschikt bent voor
het vak," oordeelde Jlm. „Je moet een zeker
overwicht op je publiek hebben. Persoonlijkheid,
als jé wilt. Ik wil wedden, dat ik er wel wat
zou verkoopen."
„Hm!" zei Percy.
„Laat eens zien. Ik heb Zaterdag toch niets
beters te doen. Vind Je het goed, dat ik dan
eens je plaats inneem? Je zult zien, dat ik je
zaak aan het rollen breng."
,.Hm!" zei Percy opnieuw, maar hij stemde
er in toe en zoo gebeurde het, dat Jim Cloak
een dag met de leiding der zaken belast was.
Intusschen had hij het mooiste meisje tsr we
reld voor de derde maai gezien en ontdekt, dat
zij Willy heette. En hoewel ze niet voor toe
nadering vatbaar scheen, was Jim's humeur er
nog een paar graden beter op geworden. Nu
moet u weten, dat Jim's kennis van auto's niet
bepaald groot was. Hij kon met verscheidene
merken rijden, maar als er wat aan haperde had
hij steeds de hulp van een garagehouder noo-
dig. Hij vertrouwde echter op zijn „overwicht"
en „persoonlijkheid'» en wachtte met gerust
hart op de klanten.
En inderdaad, er kwam een jongeman in plus
fours, die geneigd scheen een groote stude-
baker te koopen.
„Is-ie zuinig in het gebruik?" vroeg hij met
een kennersblik op den wagen.
„Eho, ja natuurlijk,antwoordde Jim.
„Buitengewoon zuinig".
„Een op tien?'
„Ja, dat zal het wel ongeveer zijn."
„Hm," zei de jongeman in plus fours.
Hij wandelde een paar maal om den wagen
heen, en besloot toen: „Hij bevalt me heel best.
Ik denk, dat ik nog eens terugkom."
„O, doet u dat!" zei Jim enthousiast, „wer
kelijk u zult tevreden zijn.'
De jongeman vertrok.
Een half uurtje later verscheen een andere
jongeman in plus fours, vergezeld van een jonge
dame. Jim was in de wolken. De zaak begon
te loopen.
Ook deze jongeman begon te informeeren
naar de zuinigheid, terwijl het meisje de carros
serie bewonderde van een kleine Citroen. Ze
bleven ongeveer een half uur en wilden van
alles weten. Jim spande zich geweldig in. Zijn
„persoonlijkheid" deed zich gelden en hij werd
zelfs welsprekend, toen hij het meisje de voor-
deelen voor oogen hield van leeren beklee
ding tegenover een fluweelen.
,,'t Lijkt me wel een aardig wagentje," zei de
jongeman tenslotte. „We moesten er maarfeens
met pa over spreken. U ziet ons nog wel terug,
meneer."
„Uitstekend, meneer,'» zei Jim. Dat was de
tweede wagen, dien hij bijna verkocht had.
Toen de beide jongemenschen vertrokken waren,
ging de telefoon over en Jim, die niet anders
dacht of het was alweer een kooper, rende
naar het toestel.
„Hallo Percy, ouwe jongen," hoorde hij
Iemand grinniken. „Hoe loopen de zaken met dat
nieuwe jongmensch, dat jou zal leeren, hoe je
auto's moet verkoopen? Hij zal zijn handen
wel vol hebben met het verwerken van de
mop, hè?"
Reeds dadelijk had Jim willen zeggen, dat
Percy niet aan de telefoon was, maar de man
aan den anderen kant gaf hem er geen ge
legenheid toe. Maar nu?
Een mop? jim kre-ee een zeer onaangenaam
gevoel.
„O," zei hij flink. „Hij werkt zich kapot,
't Loopt alles prachtig."
„We zullen er nog meer sturen," beloofde de
onbekende.
Ternauwernood had Jlm de hoorn op de
haak gelegd, of de winkeldeur ging open en
een jongeman
kwam binnen ge-
kleed in plus
„dét is het dus!"
De jongeman
toonde een ge
weldige belangstelling voor een Lancia en wil
de voornamelijk weten of de wagen zuinig liep.
„Als u wilt, kunt u een proefrit maken,"
bood Jlm aan, welk aanbod dankbaar aan
vaard werd. Ze stapten in en Jim reed den
wagen de hal uit. Het was mooi weer en al heel
spoedig waren ze buiten de stad, een kilometer
of tien van de showroom verwijderd. Hier
liet Jim den auto stoppen.
„Ik zal u even een klein proefje geven van
wat de wagen kan," zei hij. „wees zoo goed en
stap even uit. Van den weg af is het gemak
kelijk te beoordeelen.
Met een beminnelijken glimlacht voldeed de
jongeman aan dat verzoek. Jim liet den wagen
draaien en riep: „Let nu goed op!" Meteen gaf
hij vol gas en stoof met een formidabele vaart
tsrug naar de stad, den Jongeman verbluft
achter latend.
„Een flinke wandeling," grinnikte Jim achter
het stuur. „Dat zal hem geen kwaad doen."
Zijn meening betreffende „overwicht" en
..persoonlijkheid" had echter een geduchten
knauw gekregen. En nog zou hij geen rust krij
gen Jim's hart bonsde daar kwam Willy,
het mooiste meisje ter wereld, den winkel bin
nenstoppen. Zij was vergezegld van een jonge
man, haar broer, zoo te zien, en deze droeg.
plus fours!
Jim knarsetandde, Zij was dus ook in het
complot!
„We komen eens kijken naar een gemakkelijk
wagentje," begon de jongeman, terwijl Willy
haar best deed om een blos te verbergen.
.Klein, handig en vooral zuinigloopend. Hebt
u zooiets?"
Jim bedwone zich met moeite. Zijn gezicht
stond strak.
„Zeker," antwoordde hij en hij leidde de be
zoekers rond.
Een D. K. W. bleek wel ln den smaak te val
len. Willy werd zelfs enthousiast.
„Die zal pa wel willen koopen, Reggie," zei ze
opigetogen. „Wilt u misschien een proefrit
maken?" vroeg Jim, „geen verplichtingen.
Alleen om eens te beoordeelen hoe hij rijdt."
„O, dat is uitstekend," zei Willy en haar
broer bleek er ook wel voor te vinden te zijn.
Zij stapten dus gedrieën in en Jim stuurde
den wagen naar buiten, de stad uit.
Omdat hij medeiyden had, stopte hij reeds
na vijf kilometer en vroeg dan Reggie om even
uit te stappen, om te zien hoe het stoplicht
werkte. Niets kwaads vermoedend, stapte de
jongeman in plus fours uitom tot de ont
dekking te komen, dat de auto zich snel in be
weging zette en om een hoek verdween.
„Vertikke!" zei hij dan. „Dat is weer een
streek van Willy. Ze is zeker verliefd op dien
verkoopsr."
Gelukkig was Reggy erg filosofisch aangelegd.
Hij schikte zich in zijn lot, onderwijl beden
kend, dat de liefde menschen tot rare wezens
maakt. Na twee minuten wandelen werd hy op
gepikt door een kennis, die hem naar huis
bracht. Terzelfdertijd arriveerde daar een D. K.
W., bemand met een jongeman, die duizend
excuses maakte en een jongedame, die zijn
excuses gereserveerd aanhoorde. Toen Jim Reg
gie ontdekte, begon hy ook tegen hem excuses
te maken. Hij had al gemerkt, dat een enkele
plus fours niet iederéén verdacht behoefde te
maken. Maar Reggie zei vriendschappelijk:
„Maak je maar geen zorgen. Ik vind het niet
erg.. Maar als je nou in het vervolg weer graag
een ritje met Willy wilt maken, zeg het dan ge
woon. Dan knyp ik uit, zie je. En nu kun je je
jongeman zeker wel op de thee noodigen, niet
Willy?" voegde hy er onschuldig aan toe.
Jim's hart bonsde, en toen hy Willy aankeek,
zag hy, dat hy het pleit gewonnen had.
A //- ~Lop dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen f Oflfïf) bij
AllS ODOURS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen I O Vt/lr." ver:
geheele ongeschiktheid tot werkendoor f ff Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 OC
beide beenen of beide oogen 1 doodelijken afloop# een voet of een oog# A£tO»"
oij verlies van een f Cf) bij een breuk van f Af) by verlies van 'n
tfll»~beea of arm# zrlfm"
duim of wijsvinger
anderen vinger
liiiiiniiiiiimiiiiMimiiiiiiiiiiiiimiimiumiiiuiiiiuiiiwiumuiiimuu?
71
(Korte inhoud -an het voorafgaande: Kemp
een Engelschman uit Kent wijkt met Carlos
Rleso uit naar Jamaica geholpen door den
verlooide van ziln zuster Veronica Ralpr.
Rooksby. Hier komt hil ln kennis met den
rechter O'Brien en met Don Ramon die
Kemp willen overhalen dienst te nemen DU
zeeroovers die Rlo Medio als basis hebben
Kemp vlucht, maar wordt later weer door
de zeeroovers gevangen genomen en naai
Rlo Medio gebracht waar hi1 gastvrü
ontvangen wordt door Don Balthasar
Hier leidt men hem aan het sterfbed van
Carlos Het gepeupel elscht de uitlevering
van Kemp en doet als Carlos tuist gestor
ven is een aanval on net huis. waarbll Don
Balthasar door een kegel wordt getroffen
en stervend Ineen zakt Als tHdens de be
grafenisplechtigheden de aandacht afgeleio
ls vlucht Kemp met Don Balthasar's doch.
ter Seraflna en wordt opgenomen op het En-
gelsche schip „Lion." De Enselsche koop
vaarder wordt echter achtervolgd en Kemp
ln handen van O'Brien. Leze komt om door
Kemp aan land gaat. valt hit echter weer
verlaat met Seraflna en Castro tljdeHlk het
de handen van een slulDmoorde-.aar en Kemp
■wordt van verschillende misdrijven beschul
digd. weggevoerd met een Engelsch oorlogs
schip).
Een man met een gezicht als een wezel riep
raar een ander een met een gezicht als een
duivel die juist wegging', enkele zinnen
waaruit ik het woord gezant opving. Die ander
hield stil, keerde schieiyk om. zette zyn kof
fertje weer neer. Ik hoorde de diepe stem van
sir Robert Gifford zeggen:
„WatNooitAi te onbeschaamd
en daarna leek myn bewustzyn en het licht
tegelykertyd uit te flikkeren. Ik kon nauwe-
ïyks zien. Ik hoorde slechts stemmen, heesch
en droog, alsof de eigenaars jaren en jaren lang
niets anders hadden geademd dan stof.
Een luidere stem blafte: „U kunt hem niet
te woord staan, heeren; ln 't geval Rex
Marsupenstein.
Een aantal stemmen riepen tegeiyk: „O,
maar dat was heel anders. U kon hem niet
dagvaarden, daar hy extra lege commune was.
Maar als hy een inlichting aanbiedt...."
De kandelaars schenen voor mijn oogen te
wuiven als olmentoppen in den wind.
Iemand riep: „Klerk, haal even volume
XIIIDaar zullen we het vinden, denk Ik
U herinnert zich het geval Hildeshein v.
RoeWas het Riet Hildegaulen en nog
iemand, heeren?" „Ik heb de zaak zelve ge
handeld. De Pruisische gevolmachtigde...."
Ik wilde hun toeroepen, dat het niet de
moeite waard was, hun droge kelen nog langer
te vermoeien, dat ik na mijn pylen verschoten
te hebben, geheel en al toegaf.
Maar ik kon geen woorden vinden, ik was
zoo moe.
„Ik heb den heelen nacht niet geslapen,"
merkte lk, dat Ik by mezelf zei.
De slapende rechter werd eensklaps wakker
en snauwde: „Waarom gaan we in 's hemels
naam niet verder? Moet het clen heelen nacht
duren? Laat hem den tweeden naam op ds
lyst als getuige roepen. Den Spaanschen ge
zant kunnen we dan nemen, als u klaar bent
Wat my betreft, ik denk dat we hem te woord
moeten staan...."
Eensklaps zeide lord Stowel:
„Beschuldigde, enkele heeren komen vry'wil-
lig met inlichtingen ten uwen gunste. Als ge
het wenscht kunt ge ze laten oproepen."
Ik gaf geen antwoord, ik verstond hem niet;
ik wilde hem zeggen, dat het my niet kon
schelen, omdat de Lion niet was aangekomen en
Seraphina verdronken was.
De zaal scheen langzaam voor my op en neer
te deinen als het dek van een schip. Ik dacht,
dat ik weer gebonden lag op de sofa van de
prachtige hut in de Madre-de-Dios.
Iemand scheen te roepen:
„Beschuldigde voor de balie...."
„Allo daarHoud vast!Hier, breng
een stoelen ik voelde armen om my heen.
Daarna lieten ze my zitten.
De stem van een heel ouden rechter zeide
iets, iets heel vriendelyks, leek het me. Ik
wist. dat het een heel oude rechter moest zyn,
omdat hy de ster.... van de Cubaansche
wet genoemd werd. Iemand zou dadelyk over
my heenbuigen met een lantaarn en ik zou
het meel uit myn oogen wryven en Knipperen
naar het roode fluweel en het verguldsel van
de groote hut. Over een minuut kwamen
Carlos en Castro.... Of was het O'Brien, die
zou komen?.... Neen, O'Brien was dood: ge-
Stoken, met een mes in den rug; het bloed
kleefde nog tusschen myn middel- en wysv.'n-
ger. Ik kon het voelen; ze hadden rac eerst
myn handen moeten laten wasschen voer
ik verhoord werd; of voor dat ik tegen den
admiraal sprak. Met zulke handen wilde je toch
niet iemand spreken.
Een luide, hooge stem riep van boven door
de lucht: „Ik geef vyftig pond aan wie van
de heeren in toga de zaak voor der. beschuldigde
verder wil leiden. Ik ben de vader."
De stem van myn vader brak de betoove-
ring. Ik was in de rechtszaal, de kaarsen waren
nog aan 't branden; al de gezichten, oplich
tend uit de schaduw, waren in kleine groepjes
vereenigd; men wuifde met handen.
De advocaat met liet duivelsgezicht hield ln
zyn handen het papier, dat aan lord Stowell
zooeven overhandigd was; mijn vader was van
zyn bank af met hem aan het spreken. De
advocaat, in volle lengte met zyn oude, have-
iooze toga tpgen het licht uitkomend, gluurde
naar het papier, zwaaide er mee in zyn hand,
knikte mijn vader toe en begon met koddig-
lyzige neusklanken:
„Edelachtbare heeren, ik zal de zaak voor
den beschuldigde verder leiden, ais u het toe
staatKlaarblijkeiyk is hij zelf n'-.t t
zyn getuigen op te roepen. Als hy behandeld is,
zooals hy zegt, is het een van de afschuwe
lijkste...."
De oude lord Stowell viel in: „Stst....
Mr. Walker; u weet, dat u geen peidooi voor
den beschuldigde hoeft te houden. Het eenige
wat u te doen hebt, is de getuigen op te
roepen."
Ik vioeg my af, wat hy daarmee bedoelde.
De advovaat riep de naam van een man, die
Williams heette. Ik scheen den naam te ken
nen. En den man scheen ik ook te kennen.
„Owen Williams, kapitein van het schip de
„Lion".... koffie en hout.... Juist binnenge
komen met eenige averij. Was door storm over
vallen en later door windstilte. Had te Grave-
send van den loods over dit geding gehoord.
En was dadelijk per diligence naar hier geko
men....
Ik hoorde de antwoorden slechts by brok
stukken.
„Op dan 25sten Augustus laatstleden was lk
dicht by de Cubaansche kust door windstilte
overvallen... De stuurman Sebright had kokend
water voor hen klaargemaakt.... Naderhand
aen dikke mist
Ze klampten ons met veel booten tegelijk
aan.
Het was een getuigenis als de andere getui
genissen, een nieuwe steen dus om myn hals.
Maar eensklaps zeide hy:
„Deze gentleman kwam in een lek sloepje
langzy. Al zyn schoten waren raak. Hy heeft
ons allemaal het leven gered."
Zyn dikke kop, de starende blik van zyn
ronde blauwe oogen schenen my uit myn
koortsfantesieën te trekken. En ik begon te
roepen.
„Williams, om Godswil, Williams, waar is
Seraphina? Is ze meegekomen?"
Er was een geweldig gezoem in mijn hoofd en
de deurwaarders schreeuwden: „Stilte! Stilte!"
En ik begon opnieuw te roepen.
Williams glimlachte als een stompzinnige;
daarna schudde hij zyn hoofd en bracht zyn
vinger aan zyn mond om my tot stilte aan te
manen.
Seraphina was dus niet gekomen!
De menschen in Havana moesten haar heb
ben weggehaald. Het was alles gedaan voor
my.
Het druischend geluid in myn ooren deed
my denken, dat ik by de kust was van de zee
met de smokkelaars misschien, 's nachts daar
ginds in Kent.
De s lil te de over de zaal viel, was als die
van het graf.
Daarna begon Iemand te spreken in gemat'gi
somber Spaansch, dat een herinnering leek uit
het verleden.
„Ik, de gezant van zijne Katholieke Maje
steit, hier aanwezig, volgens myn eer en eed,
vraag de vrijlating van d'zen gentleman,
wiens moed zyn onschuld evenaart. Documen
ten, die juist in m'n handen zyn gekomen,
bevestigen duidelyk de vergissing waarvan hy
het slachtoffer is.... De beambte van de ge
vangenis te Havana verwisselde de mannen.
Nichola el Escoces ontsnapte, na den rechter,
wiens taak het was den juisten persoon te iden-
tificeeren, te hebben vermoord. Daarom vraag
ik den gevangene in vryheid te stellen
Langen tyd daarna zeide een heesche stem;
„Excellentie, hy is natuurlyk van alle rechts
vervolging ontslagen."
Een andere stem beval:
„Heeren gezworenen, gelieve als uitspraak te
geven „onschuldig."
Door de zaal klonk luidruchtig gejuich, om
dat myn leven gered was.
Maar nu moest ik myn gered leven opnemen.
En ik zat daar, met myn hoofd gedrukt in
myn beide handen. De oude rechter hield op
een toon van hooghartig medelyden tot my een
toespraak:
„U hebt veel geleden, naar het schynt; maar
ïyden ls het lot van ons menschen. Verheug u
nu, dat uw naam ln eer hersteld is; dat u hier
op deze openbare plaats de uitspraak hebt
mogen hooren van uw landgenooten, die u
herstelt ln alle rechten en vryheid van het land
en in de genegenheid uwer medemenschen. Ik,
die een heel oud man ben, aan het eind van
myn leven gekomen, verheugd my met u
Het was vreeswekkend, zyn diepe stem, zyn
beteskenisvolle woorden:
„Lyden is het lot van ons menschen!...."
Er ls lange tyd voor noodig om te beseffen,
dat iemand, heel ver van ons af, docd is.
Maar hoe lang, hoe lang duurt t om volkomen
zeker te worden, dat het leven van je hart
uit het ryk der dooden is teruggekeerd.
Nog jaren daarna kon lk het niet verdragen
haar maar even bulten het gezicht te hebben.
Van ons wederzien in Londen is al, wat ik my
herinner een sprakeloosheid, die was als de be
vreesde aarzeling van onze overstelpte ziel
tegenover de grootheid van een terugkeer van
de grenzen der wanhoop tot de vertering van
een allerhoogste vreugde.
De heele wereld, het geheel van het leven
was met haar wederkomst voor mU veranderd
overal om mij heen; het omgaf my. het nam
mij op zoo licht, als niet te voelen, zoo vol
komen, dat die geheele ontmoeting was als een
omhelzing, zoo zacht, dat het ten slotte over
ging in een gevoel van rust, als de val van een
weldoenden, welkcmen dood.
Want ïyden is het lot van ons menschen,
maar het menschenlot is niet een onontkoom
baar mislukken of een waardelooze wanhoop,
die geen eind kent maar een Ujden, als
kenmerk van menschelykheid,«in zich dragend
te midden van de smart de hoop op geluk, ais
een juweel gezet in een yzeren ring....
Haar eerste woorden waren:
„Je hebt je belofte gebroken. Je ging van me
weg, terwijl ik sliep."
Maar de diepte van haar verwyt openbaarde
my de diepte van haar liefde en het lyden,
dat ook zij had moeten doorstaan om een ver-
eeniging te bereiken, die zyn zou zonder einde
om te vergeven.
En terugschouwende, zien wy 't romantische
in het menschenlot dat fynzinnige, een lucht
spiegeling en toch iets wezenlyks in het leven.
Het is de goedheid van de jaren, die wy hebben
doorleefd, van den ouden tyd, waarin wy dit
deden of dat, toen v.e. lucr verbleven of ginds.
Terugziende, lykt het my zoo iets wonder-
ïyks, dat ik, die dit ben en zy, die dat is. zoo
ver van elkander een leven begonnen, na samen
en gescheiden zooveel gedragen ïyden en leed,
zoo rustig zouden eindigen in een zoo stand
vastige omgeving dat zy en ik zooveel moes
ten doorleven, goede en kwade kansen, droeve
en blye uren, om alles ten slotte overwonnen
te zien, en weggevaagd in het kleine hoopje
stof, dat een leven is.
Ook daarin ligt het romantische van het men
schenlot!....
EINDE.