<Kd wtêaal van den dag Het land der tempels en monniken FORT-MYSTERY IN HET TIBETAANSCHE BERGLAND Een S.O.S.-raket PARIJS DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPEREUK - De flesch op vasten wal DONDERDAG 8 FEBRUARI De hoogvlakte wordt doorsneden door groote en kleine rivieren, die hun oorsprong vinden in de ontoegankelijke Himalaya Een dichterlijk volk Wereldtentoonstelling te Tokio „HALLO! met de ober van café: De Beurs. Wilt U direct vierentwintig flesschen "TIP" zenden?... Ja, 't gaat ontzèttend hard!" Nieuwe vinding van een Duitsch ingenieur Negers vluchten in Amerika Bescherming Zweed- sche industrie >/A DE kostbare plesoJ, ongeopend GJAat. kont; ik denk DAT ER/ETS NeelBelwng-. RUJks //y«2ut De droom van kan afdalen en MaUd LennOX Een onderzeesche stad ontdekt AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Ml door Kafharina en Robert Pinkerton Het Tibetaansch is een eigenaardige taal. en evenais de bevolking van het land der tempels en monniken, niet gemak kelijk te doorgronden. De reiziger evenwel, die er in slaagt, zich iets van het idioom der streek eigen te maken, wordt al spoedig getroffen door het beeldend karakter van de landstaal, al ware het alleen maar door de eigenaardige namen van de rivieren, waardoor de hoogvlakte wordt, doorsneden, kleine en groote stroomen, alle af komstig van de bijna ontoegankelijke bergen van het Himalaya-massief. Daar is bijvoorbeeld de Wochkachu. Heel het karakter van die woest 6troomende rivier ligt als 't ware weergegeven in die drie hard klinkende lettergrepen. Onmid dellijk rijst de gedachte aan het tegen de grijze rotswanden klotsende water, dat daar sinds eeuwen voortsnelt aan den voet der bergtoppen, die daar, ongenaakbare reuzen, de besneeuwde koppen hemelwaarts heffen, en waarover de wolkengevaarten heenschuiven in stille, majes teitelijke vaart. Weer geheel verschillend moet natuurlijk de Sangalccmachu-rivier van karakter zijn, zacht en liefelijk vloeiend als de naam, die haar aan duidt. En inderdaad: kalm en vreedzaam glij den haar grijs-groene wateren door de vrij on diepe bedding, gevat tusschen de groenende boorden der weidevelden in het breede dal. Het is, alsof de berggevaarten zich daar op een afstand houden, om de vredige, idyllische, rust der vallei en haar rivier niet te storen. Wilge- boomen, misschien Wat knoestig en verarmd door den schralen wind, die van de bergen komt, maar toch, echte wilgen, staan ruizelend langs den bochtigen oever, en spiegelen zich in den stroom. De Yapola duidt de naam het door den klank niet reeds aan? de Yópola is een smalle, woeste bergrivier, die springt Yap en slingert van de eene engte naar de an dere, om ten slotte o 1 a wat breeder uit te vloeien in de dalen, schuimend en bruisend van jeugd. Den Indus kan men nauwelijks als een Tibetaansche rivier beschouwen. Reeds van zijn oorsprong af, in de woeste regionen der hooggetorende bergen, draagt hij den aristocra tisch cosmopolitischen naam. Daar, waar de Yè-pola zijn wateren bij de zijne voegt, is hij nauwelijks breeder dan de levendige en bijna hooghartige Yapola, maar zijn wateren zijn dieper en veelvuldiger. Zonder zich te laten afleiden loopt de Indus alle onbeteekende hin dernissen als 't ware voorbij of onder den voet. zingend zijn waardig en ernstig lied, met een vastberadenheid waarop geen andere bergrivier in die streken kan bogen. Maar de reis is dan ook nog lang, en de Indus heeft geen tijd om zich onderweg met beuzelarijen bezig te hou den. In al die riviernamen beluistert men als 't ware de dankbaarheid van het Tibetaansche volk jegens z'n stroomen. Een volk, dat geen dichters noodig heeft om zijn stroomen te be zingen, doch dat dit zelf doet, telkens Wanneer het hun naam op de lippen neemt, en daarmee tevens schetst da belangrijkheid van het water in een land als het hunne. De reis voert u langs een roodgekleurde vallei. Nergens is een druppel water te bekennen. De zandhoopen en heuvels van steengruis, daar nog slechts en kele uren ordeloos bijeengevaagd door den vree- selljksten wervelwind, namen de meest fantas tische gestalten en vormen aan. Boven alles uit steken hier en daar enorme geelkleurige rotsblokken, en plekken fel tegen den loodgrauwen achtergrond. De kleuren zijn vaak schrijnend schel en hard, de contouren wild en ruw, maar overal heerscht een onheil spellende stilte. Dan opeens verneemt uw oor een klotsend, klapperend geluid: uit een diepe bergkloof stroomt een beek. Langs haar boorden smalle strooken groenend gras, waarover een kudde geiten zich verspreid heeft, op zoek naar voedsel. Gevat tusschen twee hooge rotsgevaar ten, als tusschen een steenen wig gedreven, bemerkt ge het platte, lage dak van een woning, waarvoor een miniatuur stukje bouwgrond zich uitstrekt tot aan den waterkant. Een scherpe vrouwenstem roept iemand, dien men niet ziet. Doch men vervolgt zijn weg; het Water gaat verloren in de zandwoestijn en het wordt weer doodstil in de omgeving. Het afdalen in een ravijn van het Tibetaan sche Himalaya-gebergte is verre van gemak kelijk. Soms ternauwernood zichtbaar, soms rakelings langs onpeilbare afgronden of een woeste bergbeek, loopt het pad steil naar bene den, tot op een diepte van zes-, zevenhonderd meter. De bergwand, rijk aan mineralen, is één kleurenschittering: groen, rood, oranje, bruin, blauw en zwart. Geen enkele plek, waar men een hut zou kunnen bouwen, geen vakje grond, waar gras zou kunnen groeien. Alleen van tijd tot tijd een rotsspleet, waaruit half verdorde rietstengels priemen, met roode bloempluimen zonder geur. Bij uitzondering sijpelt hier of daar wat water tusschen de rotslagen, en daar groeit dan wat mos of staat schuchter een ar metierige^ roode bloem te bloeien. Aan den voet van die honderden meters rotswanden een kleine woestijn. Nu niet rood meer, maar vaal wit, en witter nog door het contrast met de hooge, donkere bergen rond om. Het licht is er verblindend en de lucht trilt er van de hitte. Tot aan den enkel zinkt de voet weg in het mulle zand, waarvan de schittering is als van korrels glas. Welk water zou in staat zijn, om d&t zand te verzadigen en vruchtbaar te maken? Toch: wat verderop een kleine oase en een gehucht. Aan het uiteinde der eenige straat ligt een soort plein, omringd door hooge muren, en bezet met eeuwenoude noteboomen. Vreedzaam ligt een kudde dieren in de verkwikkende scha duw, en vermoeide mannen slapen er, beschut tegen de verzengende zonnestralen. De water beekjes, welke, van de bergen komend, het aan schijn hebben geschonken aan deze oase, vor men, niet ver van het dorpje, een vijver, even eens omringd door een laag muurtje van los weg opgetaste steenblokken, waarlangs opnieuw een ry noteboomen. Daar is de pleisterplaats der karavanen, daar komen de inlandsche vrouwen- om te babbelen, daar neemt de lieve jeugd haar bad en stoeien de jongens giche- lend in het frissche water. Daar is de Wereld en het leven den mensch weer genadig en goed gezind, daar kan men uitrusten van 4e ver moeienissen en beproevingen van den weg. Alleen hij, die een tocht maakte door de woestyn kan begrepen wat een rivier betee- kent. Ter herdenking van den 2600sten verjaardag van de stichting van het Japansche keizerrijk zal in 1940 te Tokio en Yokohama een wereld tentoonstelling georganiseerd warden, waarvan de kosten op minstens 25 millioen yen geschat worden. Niet minder dan 52 landen, waaronder Nederland, zullen worden uitgenoodigd aan deze tentoonstelling deel te nemen met een inzending van hun nationale producten. Om aan de noodige middelen voor deze ten toonstelling te komen, zullen de organisatoren een nationaal fonds stichten, doch men ver wacht dat de regeering een zeer belangryke sub sidie zal geven. Te Osaka en Uji. Yanada zullen twee kleinere tentoonstellingen worden gehouden. B00TZ Nadat een professor had uitgerekend, dat men door middel van een raket tot aan de maan zou kunnen vliegen, heeft men in de laatste jaren in Duitschland een reeks van proefnemingen met raketten gedaan. Er werden fietsen, auto's, vliegtuigen en spoor wegwagons gebouwd, die door een raket in be weging konden worden gezet; tenminste, dat •beweerden de uitvinders. De publieke proeven, met deze raket-vehikels gedaan, trokken steeds een groot publiek van journalisten, fotografen en camera-menschen en waren dikwijls zeer amusant. Soms sloeg de raket met groot gesis in brand en verbreidde een dikke rookwolk, waarin de wagen verwonderd bleef staan oi hoogstens een kleinen sprong maakte; soms ook bleven zoowel raket als wagen op hun plaats Eens heeft zulk een raketproef met een spoor wegwagen een weinig aanmoedigend einde ge vonden, doordat de wagon voor de oogen van de journalisten en den constructeur in de lucht vloog benevens een jonge kater, dien men had toegestaan om mee te reizen. De kater is, alt eenige passagier, bij dit experiment waarschijn- iyk omgekomen, want niemand heeft hem meer teruggezien. En tot nu toe heeft maar een enkele raket de maan bereikt, en wel in de film van Fritz Lang: „Frau im Mond", zoodat de oude professor tenminste in dit eene geval gelijk heeft gekregen. In Bremen heeft men, enkele dagen geleden, een nieuwe raket-ervaring opgedaan. Een spits vondig ingenieur had een SOS-raket uitgevon den. Dat Wil zeggen, wanneer een schip ver ongelukt is en de kapitein verloren en de ra diotelegrafist al dood en zijn toestel over boord gespoeld, dan kan men in dit uiterste geval een SOS-raket oplaten, die dan als een ster aan den hemel zal biyven staan boven de plaats des onheils. Om deze wonderraket af te schieten was een kleine stoomboot met journalisten en andere belangstellenden den mond van de We- ser uitgevaren. Ver in zee werd de SOS-rakel afgeschoten. Zij verdween aanstonds in de wolken en kwam niet meer te voorschün. Mer mag dus aannemen, dat, indien het schip wer kelijk in die onaangename situatie verkeerd had, waarvoor de ingenieur zijn raket bestem de, geen enkele der journalisten, die aan boord waren, het vasteland ooit had weergezien. aiiliilllliilliiiiillllllll iiiiiimiinmimmiiw In de stad der idealen i Van het reizende publiek, f Van de mode, van de kunsten, Van lichtzinnigheid en chic, Waar de Eiffel trotsch omhoog boort Als het grootsche monument 1 En musea schatten bergen, Als alleen maar Frankrijk kent, In die stad, wier naam alleen reeds Veel herinneringen wekt I i En wier groote schadsgeheimnis 't Buitenland magnetisch trekt, Heerscht thans hevige beroering.... I En wij lezen van verzet, Van gewonden en van dooden En gevallen kabinet. f De schandaaltjes waren oorzaak En de doofpot zoordt gehaat Met de crisis nóg een crisis, Als de wreekster van het kwaad. Fransche geest komt nu in opstand, Een opstandigheid die spreekt Van de kruik, die gaat te water Net zoo lang totdat zij breekt! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) inllllllllllllllimilllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIUIIIlllllllllllllllllllllllllllllln! De New Yorksche bladen melden, dat in de Zuidelijke Staten der Vereenigde Staten een ware volksverhuizing van negers is begonnen ten gevolge van de herhaalde lynchgevallen. Dooi de verklaring van gouverneur Ralph van Californië, die ongeveer heeft geweigerd maat regelen ter bescherming der negers te nemen, is het gevoel van onzekerheid bij de negers nog belangrijk gegroeid, zy zijn er van over tuigd, dat zij, zoodra zy beschuldigd zullen worden van een of andere misdaad, zullen worden gedood, onverschillig of de misdaad be wezen is of niet. Zoo is het onlangs geschied, dat de zwarte bewoners van Princess Anna in Maryland, drie honderd in getal, nadat hier een geval van lynchjustitie had plaats gehad, des nachts hun huizen verlieten. Zij pakten have en goed op hun oude wagens, die zy meestal hebben ge construeerd uit de onderdeelen der op het autokerkhof rustende wrakken, en togen op weg. Aanvankeiyk waarschynhjk zonder be paald doel. Maar den volgenden dag vernam men, dat zy zich op een open plek in een groot woud in een „wagenburcht" verschanst hadden. Byna gelijktydig vond, volgens de berichten uit de verschillende steden, een dergeiyke uit tocht plaats in haast alle andere Zuideiy'ke staten. Al aeze negers zijn aangewezen op hun eigen voertuigen. Zooals bekend, mogen zij in de Zuidelijke staten een spoorreis slechts mee maken in speciale compartimenten, die van het bordje „Colored People" zijn voorzien. Op de straat- en landwegen kon men de merkwaardigste karavanen toen aanschouwen. Wat de negers, die uit de steden zyn gevlucht naar het binnenland, verder willen onderne men, weten zy zelf nog niet. De meeste bege ven zich naar de bergen, waar zy van plan zyn eenige maanden te biyven, tot de golf van kleurlingenhaat weer voorbij is. Als een deel van de „Koop Zweedsch"-cam- pagne, zullen met ingang van 1 April a.s. alle geïmporteerde goederen moeten worden voor zien van het woord „Geïmporteerd," voor zy in Zweden zullen worden toegelaten. By de meeste artikelen is het voldoende dit woord met een stempel aan te brengen, doch bü gegoten yzeren producten moet het er in ge perst worden. Maud Lennox, de beroemde schryfster, was eindeiyk, na een reis van zes maan den, weer eens thuis. Meestal was ze op reis, om stof voor haar romans op te doen. Ieder jaar verscheen er een in 't licht en altijd weer opnieuw speelde de geschiedenis zich af in de Britsche koloniën. Ze was nog slechts een paar dagen terug, toen ik me bij haar liet aandienen. Ik behoefde niet lang te wachten in haar weelderig inge richte zitkamer, die op Kensington-garden uit zeg. Glimlachend kwam ze binnen. „Aardig van je om me op te zoeken, Han," zei ze en reikte me de hand. „Vermoeid van je reis van 10.000 mijlen?" vroeg ik. „Zoo frisch als een hoentje." „Dan heb je zeker den meesten tijd geslapen, sinds je in Zanzibar aan boord bent gegaan." „Geslapen?" lachte ze, naar een stapel kopy op haar bureau wijzend. „Ziet dat er uit als slaap? 30.000 woorden liggen daar en ik ben begonnen aan de 20.000, die ik nog voor den boeg heb." Ze presenteerde mij een sigaret en leunde terug in haar rieten armstoel, terwyi ze met haar paarlsnoer speelde. „Ik zie dat je ze nog steeds draagt," merkte ik op. „Ik draag ze altijd als ik schryf," antwoord de zij. „Je hebt me beloofd bij gelegenheid hier eens d'r geschiedenis te vertellen. Vertel die nu. Ik ben juist in een stemming om te luisteren." „Hoor hem eens," lachte ze me uit. „Nu goed ik zal de geschiedenis vertellen. Ik was even 20 jaar, toen m'n oom Irwin ze mij cadeau deed. Hü was rijk, maar gierig, en had me nog nooit iets gegeven. Hij was echter juist op m'n verjaardag in de stad waar we woonden en logeerde bij ons. Toen gaf hy me dat prachtige geschenk. Natuurlijk was ik dolblij. Dien nacht wilde ik ze niet afdoen en nam ze mee naar bed. Ik sliep echter onrustig; ik droomde, wat iets ongewoons voor me was en het was een droom met een vreeseiyk einde. Het begon mooi en eindigde in een nachtmerrie. Er was een rotsachtige inham in zee, schit terend wit: een wolkenlooze, blauwe, zonnige hemel, zooals je in Londen nog nooit gezien hebt. Er was een boot met enkele mannen er in. Ik zie het nog duidelijk. Een bruine figuur stond op in de boot en met één sprong dook hij in de diepte. Ik kon hem met m'n oogen tot diep in 't water volgen. Na enkele seconden kwam hy weer aan de oppervlakte en hield een oester in z'n hand. Hij zwom naar de boot, rustte een oogenblik en dook dan opnieuw, om even later met een andere oester boven te komen. Twin tig maal dook hij en twintig maal kwam hij weer aan de oppervlakte met een oester, waarin van binnen een parel zat. Nog een keer dook hy. Er was een lange pauze. De mannen in de boot trachtten met hun oogen het water te doorboren. Eensklaps kwam er een vreeselijke beweging in 't water. De mannen in de boot gilden het uit. 't Heldere water werd troebel, donkere golven stegen naar de oppervlakte. Het was biped. Van uit dien afschuweiyken poel kwam een hand en een arm te voorschijn. Een van de mannen in de boot greep er naar; daarna zonk de arm, langzaam, heel langzaam, in den gekleurden poel. Toen de vingertoppen verdwenen, schrok ik met een gil wakker. Ik rilde van angst, draaide den knop van 't elec- trisch licht op en trachtte me zelf tot bedaren te brengen. Ik deed het paarlsnoer af en bracht het overige van den nacht slapeloos door. Nu komt het eigenaardige. In den morgen keek ik naar de paarlen en zag iets wat ik daarvoor nog nooit had opgemerkt. De grootste paarl in 't midden was gekleurd." Maud Lennox ontdeed zich van het snoer en gaf het mij in handen. De grootste paarl was inderdaad gekleurd; eenige der volgende parels ook een weinig. „Aan het ontbyt," vervolgde Maud, „vertelde ik myn droom. „Het spüt me oom," zei ik en het hem den bewusten parel zien, „ik ben erg slordig geweest met het snoer en heb het al bedorven." Tot myn verwondering was oom Irwin vol strekt niet kwaad. „Maud." sprak hy, „ik feliciteer je; de ma- (IKZOU WEL EENS WlN 'm IK HOE. ZEGGEN, ~>ATIKD/e i LESOVAL Burn óe- HEEL VER CETEn HEg fg/NDELUK B&ACUTJONM SCROP 7VD/S LEN WETEN, WAAR p/T Fiescn van oei5 te- Echt ÓEROMEN/6.ZE MOET HU AL EEN LAN GE WEG AFGELEGD NEB BEN. 'ELLA 15 HANDIG) 'ET EEN FLINKE LAG SLAAT ZEDE flesch stuk en 'Aalt HET papje, 7K VOND DAT D/Ni IN ZEE. KUK, De Z/T EEN PA P/ER 'N WAAROP WOT GESCNREVEW JA,DAT/5 CURE^ EU5/ N<ZOU WEL EENS W/LLEH WETEN WAARP/E FLESLM VANPAAt! HMWA.-P nier waarop je je droom verteld hebt, was bui tengewoon goed en boeiend. Je moest in 't ver volg soortgelijke geschiedenissen schrijven en laten uitgeven." „Ik vind het niet aardig van u oom, zoo den spot met mij te drijven. Ik ben u erg dankbaar voor 't cadeau, maar wil het nooit meer dragen." „Maar je moet," antwoordde hij. „Ik kan deze manier om m'n geschenk te behandelen, niet goed vinden." „Ik kan het eenvoudig niet. Dat vreeselijke, wat die bruine man heeft ondervonden, zou me altijd voor oogen staan. Hij stierf omdat hij m'n geschenk opdook. Nooit zou ik het snoer met plezier kunnen dragen." „Het is alles nonsens, kindlief," hernam oom Irwin. „De heele geschiedenis is onmogelijk zoo als je zelf zult moeten erkennen, als je kalm nadenkt. Eerstens geloof ik niet dat er een duiker bestaat iiiHtiiiuimiiiiiiiiiiiiiiimimtimiiiiiiiiiiif die een en twin- bodem der zee T als hy dat zou l kunnen, is het toch onmogelyk lederen keer een parel boven te brengen. Ik koop geen parelsnoer zonder de geschiedenis er van te kennen. Allen keken we hem verrast aan. Hij was altijd een oprecht zakenman geweest en had ons nog nooit een leugen verteld. „U kent de geschiedenis van dit parelsnoer!" riep ik. „Ja, meisje." En hij vertelde vader, moeder en my, de geschiedenis van deze parels. Het was een zeer onaangename geschiedenis en m'n oom had zoo'n pleizier in onze verbazing, dat het voor geruimen tyd een einde maakte aan onze vriendschap. Hij weigerde het snoer terug te nemen en maandenlang lag het in de lade van m'n waschtafel. Toen kwam er een dag dat ik geld noodig had. Ik herinnerde mij ooms advies, om van mijn droom het onderwerp van een roman te maken. Ik ging aan 't werk en had succes bü 't publiek. M'n paarlen hadden me geluk aangebracht. Ik probeerde een andere geschiedenis met hetzelfde succes. Sinds ver scheidene jaren schrijf ik niets, of ik moet m'n snoer om hebben. Op het oogenblik zyn oom Invin en ik de beste vrienden. Hij is trotsch op z'n nicht, de bekende romanschryfster." „Dat zyn we allen, Maud," zei ik, oprecht. „Maar je hebt me nog niet de geschiedenis van je oom verteld." Zij schudde het hoofd. „Zelfs aan jou. Han, vertel ik die niet. Het is verschrikkelyk." Hiermee was m'n eerste bezoek na de thuis komst van Maud Lennox afgeloopen. Onze vriendschap nam spoedig een andere verhouding aan en na drie maanden waren we man en vrouw. „Nu Maud," zei ik op zekeren dag, „hoe staat het met die parelgeschiedenis? Er bestaat nu, dunkt me, geen enkel bezwaar om me die ge schiedenis te vertellen. Ik ben nu lid van je familie." „Je hebt gelijk; alleen moet je me beloven dat ik altyd het snoer zal mogen dragen, ook als je de verschrikkelijke waarheid weet." „Je kunt haar 's morgens, 's middags en des avonds dragen, kortom altyd." „Nu dan," hernam Maud, „het is slechts een heele korte geschiedenis. Oom Irwin gaf me imitatie-paarlen. Achter op het étui stond in heel kleine letters, byna onleesbaar: „Made in Germany." Eenige maanden geleden vertrok een expe ditie naar de Oude Cheronesus, nabij de Krim in Zuid-Rusland. Deze expeditie vertrok even wel niet zoo maar op goed geluk af. In oude geschriften had men een beschryving gevon den van een Grieksche stad, welke tengevolge van een hevige aardbeving door de zee was verzwolgen. Nog aan het begin van dit jaar vonden eenige zwemmers ter diepte van onge veer 20 M. de overblijfselen van een Grieksch huis. Dat alles gaf aanleiding tot het uitrus ten van een expeditie naar deze voor-histori sche stad. In verschillende gedeelten werden duikers neergelaten, die dan dat gedeelte af zochten enfotografeerden. De duikers wa ren n.l. uitgerust met een speciaal gemaakte camera, welke de onderzeesche stadswyken op de gevoelige plaat vastlegden. Aldus kon men met die foto's de geheele stad reconstrueeren. Men ziet groote muren, versterkt met zware torens en bastions. In het midden der stad liggen groote tempels en andere paleizen. Bree de straten kruisen elkaar en overal ziet men winkels, badhuizen, luxueuze woningen, in één woord, men krijgt een volledig panorama van een oude Grieksche stad te zien, zooals het tot nog toe niet mogelijk was. Ook konden de dui kers groote kunstschatten naar boven bren gen. Het materiaal, hetwelk nog moet worden bewerkt, is zoo groot, dat de expeditie gedu rende maanden de werkzaamheden zal moe ten staken. Intusschen zal men het gevonden materiaal rangschikken, indien mogelijk her opbouwen en de talrüke steenen tafelen be- studeeren. Men hoopt by de volgende onder zoekingen ae stad te filmen en verder nog an dere gedeelten der Zwarte Zee te doorvor- schen. A 11 7 op dit. blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f OflfijI bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 'TCft bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 *JC D'J verlies van een f Cf) bU een breuk van f Af) bij verlies van 'n AllS CLOOililS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen I 01/1/ verlies van belde armen, belde beenen oï belde oogen tlw." doodeljjken alloop £tOU*m een voet of een oog# .1 Ai duim of wijsvinger o'l/»~been of arm Tw." anderen vinger 2 Dat is echter niet het hoofddoel van mijn bezoek, ging Rochette weer verder. Ik wilde graag weten of er wellicht in een uwer posten een plaatsje voor me open is. Het spyt me, doch ik heb niets voor u, heelemaal niets. Deze woorden werden gezegd op een toon, die ondubbelzinnig de bedoeling van den spreker te kennen gaf. Ik wil graag hard werken en desnoods met #lles beginnen. Myn personeel is compleet, en Pattison deed geen moeite om zyn ongeduld te verbergen by het aandringen van den bezoeker. Ik heb reeds ondervinding in zaken. Pattison nam Rochette nieuwsgierig op. De Jonge man scheen niet in behoeftige omstan digheden te verkeeren; evenmin scheen hü te kunnen worden gerangschikt onder dat soort van menschen die speculeeren op oude vriend schapsbanden bü het zoeken naar een werk kring. Pattison voelde, dat achter die schitte rende oogen en dien strakken mond een ge- voelsondergrond aanwezig was, die Rochette dreef tot een soort vernedering, welke hij anders zeker onmogelyk had willen verduren. Een zekere belangstelling voor deze verborgen driifveer deed Pattison de volgende opmerking maken: lykt me heelemaal geen pelshandelaar. Toch ben ik op de hoogte met den pels- handel. Den vorigen winter nog, kocht ik voor een Waarde van zes en dertig duizend dollars en verhandelde ik voor acht duizend dollar voor Andrews in Britsch Columbia. Ik ben toen twee jaar weer naar Whitefish Lage gegaan en ik was met Revillion in Umbabika. Waarom bleef u niet by hem? Om twee redenen. Ik wilde ondervinding opdoen, doch de gelegenheid, die ik verlangde, werd my niet geboden. Daarom kwam ik hier. En naar welke mogelykheden ziet u thans uit? Pattison ging nu recht op zy'n doel af. Zijn toon klonk wantrouwend en uitdagend, hetgeen onmogelijk onopgemerkt kon blyven. De jonge man sprong verbaasd overeind, begon te spreken, twyfelde, alsof hy naar de juiste woorden zocht. Dat was genoeg. De pelshandelaar vond zijn vermoedens bevestigd. Hij stond van zyn stoel op en wees naar de deur. Ga terug naar de Hudson's Bay, jonge man, snauwde hij. en vertel den heeren, dat die truc by mij niet zal gelukken. In myn firma is er geen plaats voor spionnen. Driftig boog Bruce Rochette zich over 't bureau van Pattison. U vergist zich! zeide hy. Er is niets in de wereld, wat ik meer haat dan de Hudson's Bay. Wenscht u, dat ik u vertqj, waarom ik hier kwam, waaróm ik my aanbood om voor u te werken? Nee, spotlachte Pattison. Want ik weet precies wat u gaat vertellen. U zult natuuriyk door de een of andere sentimenteele wraakge- schiedenis trachten mü zand in de oogen te gooien, doch ik heb op het oogenblik geen tyd om daarnaar te luisteren. Hy ging voor zyn bureau ritten en begon enkele bescheiden door te bladeren. Rochette ging naar de deur. Plotseling deed hy enkele stap pen terug. Er zal een dag komen, zeide Bruce op denzelfden toon, dat de Hudson's Bay naar me toe zal komen met de witte vlag in ton. Daarom kwam ik hier. U hebt sléchts een weinigje gedaan. Doch ik wilde u helpen om méér te doen. Pattison spotlachte luid en nam zün pen in de hand om 'n brief te teekenen. Rochette ging heen. .Toen de deur achter den bezoeker was dicht gevallen, lachte Pattison triomfantelijk. Deze hulde van de zyde der groote maatschappy had hij nog slechts noodig om den beker te doen overloopen. Zyn succes moest dan toch wel groot zyn, dat de Hudson's Bay dien stap ge daan had. Reeds jaren lang had de maat schappy iets met hem voorgehad, ontelbare malen had ze getracht hem te dwarsboomen. En nu stonden de zes posten en de veelbelovende rapporten voor hem ais rotsvaste en onwankel bare getuigen voor het feit, dat hy de maat schappy verslagen had. Zijn toom was mét zijn bezoeker verdwenen, want die toorn was alleen op het individu, niet op de maatschappy gericht. Hy had geen enkel middel verzuimd om elke spionnage in zyne onderneming te weren, maar was door en door op de hoogte van de zeden en gebruiken der pelslanden; liy wist, dat misleiding en bedrog een deel van het werk waren. Meer dan twee eeuwen van dergelijke precedenten hadden een eigen wetgeving geschapen en niemand was daarvan meer met hart en ziel overtuigd dan David Eattison; hij wist ook, dat pelsen bemach tigen net doel was, en dat maar al te vaak het doel de middelen heiligde. Zijn toorn moest worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat Rochette hem, David Pattison, zoo dom had gewaand en gehoopt had hem met zulk een armzalig voorwendsel om den tuin te kunnen leiden. Doch de Hudson's Bay ging doorgaans niet zóó onhandig te werk. Deze laatste gedachte deed hem plotseling de mogelykheid onder de oogen zien, dat hij toch wel een fout kon hebben gemaakt. In de oogen van den jongeman lag bovendien een uitdruk king, die niet gemakkelijk geveinsd kon zijn. Plotseling ging er in hem een licht op aan gaande Jean Rochette, 'n Fransch-Canadeesch pelshandelaar, in Whitefish Lake. Rochette was een werker geweest, doch hem ontbraken het vermogen en de intuïtie om de gangen van zyn concurrenten te raden, welke eigenschappen zoo noodig zyn in den nelshandel. De Hudson's Bay had hem geruïneerd en hem er uit ge werkt. Haar hatende, was hy gestorven. De jonge man, die het kantoor had verlaten, passeerde op dat oogenblik het raam. Pattison leunde voorover en keek hem aan. Er was iets, dat den ouden vryhandelaar herinnerde aan zyn eigen gedachtengang, toen Rochette het kantoor was binnengestapt. Hij had den leeftijd om te strijden overschreden, doch Rochette was iemand dien hij in dienst kon nemen en betalen om voor hem te vechten; juist de man, dien hy zou kiezen als by slechts van zijn eerlykheid was overtuigd. Plotseling sprong hij van zijn stoel op en tikte tegen de ruiten. Kom even terug! riep hy, toen Rochette opkeek. Pattison gaf geen enkele verklaring voor zyn optreden, toen de jongeman weer binnenkwam. Waarom haat u de Hudson's Bay? vroeg hij kortweg. Een oogenblik keek Bruce Rochette hem stil- zwygend aan. Het ontging Pattison niet, dat Bruce er veel voor voelde om niet te antwoorden en hem de onbeschoftheid van een oogenblik te voren op dezelfde manier betaald te zetten. De geheime kracht, waaraan hy echter onderwor pen scheen te zyn, dwong hem evenwel tot spreken. Heeft u myn vader gekend? vroeg hü met langzame, Ingehouden stem. Wat is er met hem gebeurd? Ja, ik herinner me hem nog heel goed. Hy werkte hard, doch de Hudson's Bay was te groot voor hem. Hy kon haar niet uit het zadel gooien. Deze woorden deden den jongeman driftig opspringen. Uit het zadel gooien? schreeuwde hy. Wanneer zou hij dat hebben moeten doen? Bezit dan de Hudson's Bay 't land? Heeft zij dan 't recht van leven en dood over de men schen? Mag rij iemand het recht betwisten te leven? En dót recht, alléén dat recht ver langde myn vader. Hy was een eerlyk pels- kooper die hard werkte. Hy wilde slechts zijn gezin gelukkig maken en een onbezorgd be staan geven. Maar de Hudson's Bay wilde hem niet zyn gang laten gaan. De groote maat schappij kon het kleine stukje van het uit gestrekte pelsland, waarop myn ouders leef den, niet ongemoeid laten. Om enkele luttele pelsen werd zoodoende myn vader verpletterd en verjaagd uit het land, dat wërkelyk het zyne was omdat hy het had bewerkt, doch men dwong hem elders weer heelemaal opnieuw te beginnen. Rochette, overweldigd door zijn emoties, hield een oogenblik met spreken op. Pattison, die koel, althans uiterlyk onbewogen door het vuur van het betoog, den jongeman aangehoord had, wilde thans iets in het midden brengen, doch Rochette was nog niet aan het einde van zyn verhaal. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 11