<Kd wtêaal van den dag
Het land der tempels en monniken
FORT-MYSTERY
IN HET TIBETAANSCHE
BERGLAND
Een S.O.S.-raket
PARIJS
DE KLEINE ANNIE LIJDT SCHIPEREUK - De flesch op vasten wal
DONDERDAG 8 FEBRUARI
De hoogvlakte wordt doorsneden
door groote en kleine rivieren,
die hun oorsprong vinden
in de ontoegankelijke
Himalaya
Een dichterlijk volk
Wereldtentoonstelling
te Tokio
„HALLO!
met de ober van café:
De Beurs. Wilt U direct
vierentwintig flesschen
"TIP" zenden?... Ja,
't gaat ontzèttend hard!"
Nieuwe vinding van een Duitsch
ingenieur
Negers vluchten in
Amerika
Bescherming Zweed-
sche industrie
>/A
DE kostbare plesoJ, ongeopend
GJAat.
kont; ik denk
DAT ER/ETS
NeelBelwng-.
RUJks //y«2ut
De droom van
kan afdalen en MaUd LennOX
Een onderzeesche stad
ontdekt
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Ml
door
Kafharina en Robert Pinkerton
Het Tibetaansch is een eigenaardige taal.
en evenais de bevolking van het land
der tempels en monniken, niet gemak
kelijk te doorgronden. De reiziger evenwel, die
er in slaagt, zich iets van het idioom der streek
eigen te maken, wordt al spoedig getroffen door
het beeldend karakter van de landstaal, al ware
het alleen maar door de eigenaardige namen
van de rivieren, waardoor de hoogvlakte wordt,
doorsneden, kleine en groote stroomen, alle af
komstig van de bijna ontoegankelijke bergen
van het Himalaya-massief. Daar is bijvoorbeeld
de Wochkachu. Heel het karakter van die woest
6troomende rivier ligt als 't ware weergegeven
in die drie hard klinkende lettergrepen. Onmid
dellijk rijst de gedachte aan het tegen de grijze
rotswanden klotsende water, dat daar sinds
eeuwen voortsnelt aan den voet der bergtoppen,
die daar, ongenaakbare reuzen, de besneeuwde
koppen hemelwaarts heffen, en waarover de
wolkengevaarten heenschuiven in stille, majes
teitelijke vaart.
Weer geheel verschillend moet natuurlijk de
Sangalccmachu-rivier van karakter zijn, zacht
en liefelijk vloeiend als de naam, die haar aan
duidt. En inderdaad: kalm en vreedzaam glij
den haar grijs-groene wateren door de vrij on
diepe bedding, gevat tusschen de groenende
boorden der weidevelden in het breede dal. Het
is, alsof de berggevaarten zich daar op een
afstand houden, om de vredige, idyllische, rust
der vallei en haar rivier niet te storen. Wilge-
boomen, misschien Wat knoestig en verarmd
door den schralen wind, die van de bergen
komt, maar toch, echte wilgen, staan ruizelend
langs den bochtigen oever, en spiegelen zich
in den stroom.
De Yapola duidt de naam het door den
klank niet reeds aan? de Yópola is een
smalle, woeste bergrivier, die springt Yap
en slingert van de eene engte naar de an
dere, om ten slotte o 1 a wat breeder uit
te vloeien in de dalen, schuimend en bruisend
van jeugd. Den Indus kan men nauwelijks als
een Tibetaansche rivier beschouwen. Reeds van
zijn oorsprong af, in de woeste regionen der
hooggetorende bergen, draagt hij den aristocra
tisch cosmopolitischen naam. Daar, waar de
Yè-pola zijn wateren bij de zijne voegt, is hij
nauwelijks breeder dan de levendige en bijna
hooghartige Yapola, maar zijn wateren zijn
dieper en veelvuldiger. Zonder zich te laten
afleiden loopt de Indus alle onbeteekende hin
dernissen als 't ware voorbij of onder den voet.
zingend zijn waardig en ernstig lied, met een
vastberadenheid waarop geen andere bergrivier
in die streken kan bogen. Maar de reis is dan
ook nog lang, en de Indus heeft geen tijd om
zich onderweg met beuzelarijen bezig te hou
den.
In al die riviernamen beluistert men als 't
ware de dankbaarheid van het Tibetaansche
volk jegens z'n stroomen. Een volk, dat geen
dichters noodig heeft om zijn stroomen te be
zingen, doch dat dit zelf doet, telkens Wanneer
het hun naam op de lippen neemt, en daarmee
tevens schetst da belangrijkheid van het water
in een land als het hunne. De reis voert u
langs een roodgekleurde vallei. Nergens is een
druppel water te bekennen. De zandhoopen en
heuvels van steengruis, daar nog slechts en
kele uren ordeloos bijeengevaagd door den vree-
selljksten wervelwind, namen de meest fantas
tische gestalten en vormen aan.
Boven alles uit steken hier en daar enorme
geelkleurige rotsblokken, en plekken fel tegen
den loodgrauwen achtergrond. De kleuren zijn
vaak schrijnend schel en hard, de contouren
wild en ruw, maar overal heerscht een onheil
spellende stilte. Dan opeens verneemt uw oor
een klotsend, klapperend geluid: uit een diepe
bergkloof stroomt een beek. Langs haar boorden
smalle strooken groenend gras, waarover een
kudde geiten zich verspreid heeft, op zoek naar
voedsel. Gevat tusschen twee hooge rotsgevaar
ten, als tusschen een steenen wig gedreven,
bemerkt ge het platte, lage dak van een woning,
waarvoor een miniatuur stukje bouwgrond zich
uitstrekt tot aan den waterkant. Een scherpe
vrouwenstem roept iemand, dien men niet ziet.
Doch men vervolgt zijn weg; het Water gaat
verloren in de zandwoestijn en het wordt weer
doodstil in de omgeving.
Het afdalen in een ravijn van het Tibetaan
sche Himalaya-gebergte is verre van gemak
kelijk. Soms ternauwernood zichtbaar, soms
rakelings langs onpeilbare afgronden of een
woeste bergbeek, loopt het pad steil naar bene
den, tot op een diepte van zes-, zevenhonderd
meter. De bergwand, rijk aan mineralen, is één
kleurenschittering: groen, rood, oranje, bruin,
blauw en zwart. Geen enkele plek, waar men
een hut zou kunnen bouwen, geen vakje grond,
waar gras zou kunnen groeien. Alleen van tijd
tot tijd een rotsspleet, waaruit half verdorde
rietstengels priemen, met roode bloempluimen
zonder geur. Bij uitzondering sijpelt hier of
daar wat water tusschen de rotslagen, en daar
groeit dan wat mos of staat schuchter een ar
metierige^ roode bloem te bloeien.
Aan den voet van die honderden meters
rotswanden een kleine woestijn. Nu niet rood
meer, maar vaal wit, en witter nog door het
contrast met de hooge, donkere bergen rond
om. Het licht is er verblindend en de lucht
trilt er van de hitte. Tot aan den enkel zinkt
de voet weg in het mulle zand, waarvan de
schittering is als van korrels glas.
Welk water zou in staat zijn, om d&t zand
te verzadigen en vruchtbaar te maken? Toch:
wat verderop een kleine oase en een gehucht.
Aan het uiteinde der eenige straat ligt een
soort plein, omringd door hooge muren, en
bezet met eeuwenoude noteboomen. Vreedzaam
ligt een kudde dieren in de verkwikkende scha
duw, en vermoeide mannen slapen er, beschut
tegen de verzengende zonnestralen. De water
beekjes, welke, van de bergen komend, het aan
schijn hebben geschonken aan deze oase, vor
men, niet ver van het dorpje, een vijver, even
eens omringd door een laag muurtje van los
weg opgetaste steenblokken, waarlangs opnieuw
een ry noteboomen. Daar is de pleisterplaats
der karavanen, daar komen de inlandsche
vrouwen- om te babbelen, daar neemt de lieve
jeugd haar bad en stoeien de jongens giche-
lend in het frissche water. Daar is de Wereld
en het leven den mensch weer genadig en goed
gezind, daar kan men uitrusten van 4e ver
moeienissen en beproevingen van den weg.
Alleen hij, die een tocht maakte door de
woestyn kan begrepen wat een rivier betee-
kent.
Ter herdenking van den 2600sten verjaardag
van de stichting van het Japansche keizerrijk
zal in 1940 te Tokio en Yokohama een wereld
tentoonstelling georganiseerd warden, waarvan
de kosten op minstens 25 millioen yen geschat
worden.
Niet minder dan 52 landen, waaronder
Nederland, zullen worden uitgenoodigd
aan deze tentoonstelling deel te nemen met een
inzending van hun nationale producten.
Om aan de noodige middelen voor deze ten
toonstelling te komen, zullen de organisatoren
een nationaal fonds stichten, doch men ver
wacht dat de regeering een zeer belangryke sub
sidie zal geven.
Te Osaka en Uji. Yanada zullen twee kleinere
tentoonstellingen worden gehouden.
B00TZ
Nadat een professor had uitgerekend, dat
men door middel van een raket tot aan
de maan zou kunnen vliegen, heeft men
in de laatste jaren in Duitschland een reeks
van proefnemingen met raketten gedaan. Er
werden fietsen, auto's, vliegtuigen en spoor
wegwagons gebouwd, die door een raket in be
weging konden worden gezet; tenminste, dat
•beweerden de uitvinders. De publieke proeven,
met deze raket-vehikels gedaan, trokken steeds
een groot publiek van journalisten, fotografen
en camera-menschen en waren dikwijls zeer
amusant. Soms sloeg de raket met groot gesis
in brand en verbreidde een dikke rookwolk,
waarin de wagen verwonderd bleef staan oi
hoogstens een kleinen sprong maakte; soms ook
bleven zoowel raket als wagen op hun plaats
Eens heeft zulk een raketproef met een spoor
wegwagen een weinig aanmoedigend einde ge
vonden, doordat de wagon voor de oogen van
de journalisten en den constructeur in de lucht
vloog benevens een jonge kater, dien men had
toegestaan om mee te reizen. De kater is, alt
eenige passagier, bij dit experiment waarschijn-
iyk omgekomen, want niemand heeft hem meer
teruggezien. En tot nu toe heeft maar een enkele
raket de maan bereikt, en wel in de film van
Fritz Lang: „Frau im Mond", zoodat de oude
professor tenminste in dit eene geval gelijk
heeft gekregen.
In Bremen heeft men, enkele dagen geleden,
een nieuwe raket-ervaring opgedaan. Een spits
vondig ingenieur had een SOS-raket uitgevon
den. Dat Wil zeggen, wanneer een schip ver
ongelukt is en de kapitein verloren en de ra
diotelegrafist al dood en zijn toestel over boord
gespoeld, dan kan men in dit uiterste geval een
SOS-raket oplaten, die dan als een ster aan den
hemel zal biyven staan boven de plaats des
onheils. Om deze wonderraket af te schieten
was een kleine stoomboot met journalisten en
andere belangstellenden den mond van de We-
ser uitgevaren. Ver in zee werd de SOS-rakel
afgeschoten. Zij verdween aanstonds in de
wolken en kwam niet meer te voorschün. Mer
mag dus aannemen, dat, indien het schip wer
kelijk in die onaangename situatie verkeerd
had, waarvoor de ingenieur zijn raket bestem
de, geen enkele der journalisten, die aan boord
waren, het vasteland ooit had weergezien.
aiiliilllliilliiiiillllllll
iiiiiimiinmimmiiw
In de stad der idealen
i Van het reizende publiek, f
Van de mode, van de kunsten,
Van lichtzinnigheid en chic,
Waar de Eiffel trotsch omhoog boort
Als het grootsche monument
1 En musea schatten bergen,
Als alleen maar Frankrijk kent,
In die stad, wier naam alleen reeds
Veel herinneringen wekt I
i En wier groote schadsgeheimnis
't Buitenland magnetisch trekt,
Heerscht thans hevige beroering....
I En wij lezen van verzet,
Van gewonden en van dooden
En gevallen kabinet. f
De schandaaltjes waren oorzaak
En de doofpot zoordt gehaat
Met de crisis nóg een crisis,
Als de wreekster van het kwaad.
Fransche geest komt nu in opstand,
Een opstandigheid die spreekt
Van de kruik, die gaat te water
Net zoo lang totdat zij breekt!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
inllllllllllllllimilllllllllllllllllllHIIIIIIIIIIIUIIIlllllllllllllllllllllllllllllln!
De New Yorksche bladen melden, dat in de
Zuidelijke Staten der Vereenigde Staten een
ware volksverhuizing van negers is begonnen
ten gevolge van de herhaalde lynchgevallen.
Dooi de verklaring van gouverneur Ralph van
Californië, die ongeveer heeft geweigerd maat
regelen ter bescherming der negers te nemen,
is het gevoel van onzekerheid bij de negers
nog belangrijk gegroeid, zy zijn er van over
tuigd, dat zij, zoodra zy beschuldigd zullen
worden van een of andere misdaad, zullen
worden gedood, onverschillig of de misdaad be
wezen is of niet.
Zoo is het onlangs geschied, dat de zwarte
bewoners van Princess Anna in Maryland, drie
honderd in getal, nadat hier een geval van
lynchjustitie had plaats gehad, des nachts hun
huizen verlieten. Zij pakten have en goed op
hun oude wagens, die zy meestal hebben ge
construeerd uit de onderdeelen der op het
autokerkhof rustende wrakken, en togen op
weg. Aanvankeiyk waarschynhjk zonder be
paald doel. Maar den volgenden dag vernam
men, dat zy zich op een open plek in een
groot woud in een „wagenburcht" verschanst
hadden.
Byna gelijktydig vond, volgens de berichten
uit de verschillende steden, een dergeiyke uit
tocht plaats in haast alle andere Zuideiy'ke
staten. Al aeze negers zijn aangewezen op hun
eigen voertuigen. Zooals bekend, mogen zij in
de Zuidelijke staten een spoorreis slechts mee
maken in speciale compartimenten, die van het
bordje „Colored People" zijn voorzien.
Op de straat- en landwegen kon men de
merkwaardigste karavanen toen aanschouwen.
Wat de negers, die uit de steden zyn gevlucht
naar het binnenland, verder willen onderne
men, weten zy zelf nog niet. De meeste bege
ven zich naar de bergen, waar zy van plan
zyn eenige maanden te biyven, tot de golf van
kleurlingenhaat weer voorbij is.
Als een deel van de „Koop Zweedsch"-cam-
pagne, zullen met ingang van 1 April a.s. alle
geïmporteerde goederen moeten worden voor
zien van het woord „Geïmporteerd," voor zy in
Zweden zullen worden toegelaten.
By de meeste artikelen is het voldoende dit
woord met een stempel aan te brengen, doch
bü gegoten yzeren producten moet het er in ge
perst worden.
Maud Lennox, de beroemde schryfster,
was eindeiyk, na een reis van zes maan
den, weer eens thuis. Meestal was ze
op reis, om stof voor haar romans op te doen.
Ieder jaar verscheen er een in 't licht en altijd
weer opnieuw speelde de geschiedenis zich af
in de Britsche koloniën.
Ze was nog slechts een paar dagen terug,
toen ik me bij haar liet aandienen. Ik behoefde
niet lang te wachten in haar weelderig inge
richte zitkamer, die op Kensington-garden uit
zeg.
Glimlachend kwam ze binnen. „Aardig van
je om me op te zoeken, Han," zei ze en reikte
me de hand.
„Vermoeid van je reis van 10.000 mijlen?"
vroeg ik.
„Zoo frisch als een hoentje."
„Dan heb je zeker den meesten tijd geslapen,
sinds je in Zanzibar aan boord bent gegaan."
„Geslapen?" lachte ze, naar een stapel kopy
op haar bureau wijzend. „Ziet dat er uit als
slaap? 30.000 woorden liggen daar en ik ben
begonnen aan de 20.000, die ik nog voor den
boeg heb."
Ze presenteerde mij een sigaret en leunde
terug in haar rieten armstoel, terwyi ze met
haar paarlsnoer speelde.
„Ik zie dat je ze nog steeds draagt," merkte
ik op.
„Ik draag ze altijd als ik schryf," antwoord
de zij.
„Je hebt me beloofd bij gelegenheid hier eens
d'r geschiedenis te vertellen. Vertel die nu. Ik
ben juist in een stemming om te luisteren."
„Hoor hem eens," lachte ze me uit. „Nu goed
ik zal de geschiedenis vertellen. Ik was even
20 jaar, toen m'n oom Irwin ze mij cadeau
deed. Hü was rijk, maar gierig, en had me nog
nooit iets gegeven. Hij was echter juist op m'n
verjaardag in de stad waar we woonden en
logeerde bij ons. Toen gaf hy me dat prachtige
geschenk. Natuurlijk was ik dolblij. Dien nacht
wilde ik ze niet afdoen en nam ze mee naar
bed. Ik sliep echter onrustig; ik droomde, wat
iets ongewoons voor me was en het was een
droom met een vreeseiyk einde. Het begon mooi
en eindigde in een nachtmerrie.
Er was een rotsachtige inham in zee, schit
terend wit: een wolkenlooze, blauwe, zonnige
hemel, zooals je in Londen nog nooit gezien
hebt. Er was een boot met enkele mannen er in.
Ik zie het nog duidelijk. Een bruine figuur stond
op in de boot en met één sprong dook hij in
de diepte. Ik kon hem met m'n oogen tot diep
in 't water volgen. Na enkele seconden kwam
hy weer aan de oppervlakte en hield een oester
in z'n hand. Hij zwom naar de boot, rustte een
oogenblik en dook dan opnieuw, om even later
met een andere oester boven te komen. Twin
tig maal dook hij en twintig maal kwam hij
weer aan de oppervlakte met een oester, waarin
van binnen een parel zat. Nog een keer dook
hy. Er was een lange pauze. De mannen in de
boot trachtten met hun oogen het water te
doorboren. Eensklaps kwam er een vreeselijke
beweging in 't water. De mannen in de boot
gilden het uit. 't Heldere water werd troebel,
donkere golven stegen naar de oppervlakte.
Het was biped. Van uit dien afschuweiyken
poel kwam een hand en een arm te voorschijn.
Een van de mannen in de boot greep er naar;
daarna zonk de arm, langzaam, heel langzaam,
in den gekleurden poel. Toen de vingertoppen
verdwenen, schrok ik met een gil wakker. Ik
rilde van angst, draaide den knop van 't elec-
trisch licht op en trachtte me zelf tot bedaren
te brengen. Ik deed het paarlsnoer af en bracht
het overige van den nacht slapeloos door. Nu
komt het eigenaardige. In den morgen keek ik
naar de paarlen en zag iets wat ik daarvoor
nog nooit had opgemerkt. De grootste paarl in
't midden was gekleurd."
Maud Lennox ontdeed zich van het snoer en
gaf het mij in handen. De grootste paarl was
inderdaad gekleurd; eenige der volgende parels
ook een weinig.
„Aan het ontbyt," vervolgde Maud, „vertelde
ik myn droom. „Het spüt me oom," zei ik en
het hem den bewusten parel zien, „ik ben erg
slordig geweest met het snoer en heb het al
bedorven."
Tot myn verwondering was oom Irwin vol
strekt niet kwaad.
„Maud." sprak hy, „ik feliciteer je; de ma-
(IKZOU WEL EENS WlN
'm IK HOE.
ZEGGEN,
~>ATIKD/e i
LESOVAL
Burn óe-
HEEL VER
CETEn HEg
fg/NDELUK B&ACUTJONM SCROP
7VD/S
LEN WETEN, WAAR p/T
Fiescn van oei5 te-
Echt ÓEROMEN/6.ZE
MOET HU AL EEN LAN
GE WEG AFGELEGD NEB
BEN.
'ELLA 15 HANDIG)
'ET EEN FLINKE
LAG SLAAT ZEDE
flesch stuk en
'Aalt HET papje,
7K VOND DAT D/Ni
IN ZEE. KUK, De
Z/T EEN PA P/ER
'N WAAROP WOT
GESCNREVEW
JA,DAT/5 CURE^
EU5/ N<ZOU WEL
EENS W/LLEH
WETEN WAARP/E
FLESLM VANPAAt!
HMWA.-P
nier waarop je je droom verteld hebt, was bui
tengewoon goed en boeiend. Je moest in 't ver
volg soortgelijke geschiedenissen schrijven en
laten uitgeven."
„Ik vind het niet aardig van u oom, zoo den
spot met mij te drijven. Ik ben u erg dankbaar
voor 't cadeau, maar wil het nooit meer dragen."
„Maar je moet," antwoordde hij. „Ik kan
deze manier om m'n geschenk te behandelen,
niet goed vinden."
„Ik kan het eenvoudig niet. Dat vreeselijke,
wat die bruine man heeft ondervonden, zou me
altijd voor oogen staan. Hij stierf omdat hij
m'n geschenk opdook. Nooit zou ik het snoer
met plezier kunnen dragen."
„Het is alles nonsens, kindlief," hernam oom
Irwin. „De heele geschiedenis is onmogelijk zoo
als je zelf zult moeten erkennen, als je kalm
nadenkt. Eerstens geloof ik niet dat er een
duiker bestaat
iiiHtiiiuimiiiiiiiiiiiiiiimimtimiiiiiiiiiiif
die een en twin-
bodem der zee T
als hy dat zou l
kunnen, is het
toch onmogelyk lederen keer een parel boven
te brengen. Ik koop geen parelsnoer zonder de
geschiedenis er van te kennen.
Allen keken we hem verrast aan. Hij was
altijd een oprecht zakenman geweest en had
ons nog nooit een leugen verteld.
„U kent de geschiedenis van dit parelsnoer!"
riep ik.
„Ja, meisje." En hij vertelde vader, moeder
en my, de geschiedenis van deze parels. Het
was een zeer onaangename geschiedenis en m'n
oom had zoo'n pleizier in onze verbazing, dat
het voor geruimen tyd een einde maakte aan
onze vriendschap. Hij weigerde het snoer terug
te nemen en maandenlang lag het in de lade
van m'n waschtafel. Toen kwam er een dag dat
ik geld noodig had. Ik herinnerde mij ooms
advies, om van mijn droom het onderwerp van
een roman te maken. Ik ging aan 't werk en
had succes bü 't publiek. M'n paarlen hadden
me geluk aangebracht. Ik probeerde een andere
geschiedenis met hetzelfde succes. Sinds ver
scheidene jaren schrijf ik niets, of ik moet m'n
snoer om hebben. Op het oogenblik zyn oom
Invin en ik de beste vrienden. Hij is trotsch op
z'n nicht, de bekende romanschryfster."
„Dat zyn we allen, Maud," zei ik, oprecht.
„Maar je hebt me nog niet de geschiedenis van
je oom verteld."
Zij schudde het hoofd. „Zelfs aan jou. Han,
vertel ik die niet. Het is verschrikkelyk."
Hiermee was m'n eerste bezoek na de thuis
komst van Maud Lennox afgeloopen.
Onze vriendschap nam spoedig een andere
verhouding aan en na drie maanden waren we
man en vrouw.
„Nu Maud," zei ik op zekeren dag, „hoe staat
het met die parelgeschiedenis? Er bestaat nu,
dunkt me, geen enkel bezwaar om me die ge
schiedenis te vertellen. Ik ben nu lid van je
familie."
„Je hebt gelijk; alleen moet je me beloven
dat ik altyd het snoer zal mogen dragen, ook
als je de verschrikkelijke waarheid weet."
„Je kunt haar 's morgens, 's middags en des
avonds dragen, kortom altyd."
„Nu dan," hernam Maud, „het is slechts een
heele korte geschiedenis. Oom Irwin gaf me
imitatie-paarlen. Achter op het étui stond in
heel kleine letters, byna onleesbaar: „Made in
Germany."
Eenige maanden geleden vertrok een expe
ditie naar de Oude Cheronesus, nabij de Krim
in Zuid-Rusland. Deze expeditie vertrok even
wel niet zoo maar op goed geluk af. In oude
geschriften had men een beschryving gevon
den van een Grieksche stad, welke tengevolge
van een hevige aardbeving door de zee was
verzwolgen. Nog aan het begin van dit jaar
vonden eenige zwemmers ter diepte van onge
veer 20 M. de overblijfselen van een Grieksch
huis. Dat alles gaf aanleiding tot het uitrus
ten van een expeditie naar deze voor-histori
sche stad. In verschillende gedeelten werden
duikers neergelaten, die dan dat gedeelte af
zochten enfotografeerden. De duikers wa
ren n.l. uitgerust met een speciaal gemaakte
camera, welke de onderzeesche stadswyken op
de gevoelige plaat vastlegden. Aldus kon men
met die foto's de geheele stad reconstrueeren.
Men ziet groote muren, versterkt met zware
torens en bastions. In het midden der stad
liggen groote tempels en andere paleizen. Bree
de straten kruisen elkaar en overal ziet men
winkels, badhuizen, luxueuze woningen, in één
woord, men krijgt een volledig panorama van
een oude Grieksche stad te zien, zooals het tot
nog toe niet mogelijk was. Ook konden de dui
kers groote kunstschatten naar boven bren
gen. Het materiaal, hetwelk nog moet worden
bewerkt, is zoo groot, dat de expeditie gedu
rende maanden de werkzaamheden zal moe
ten staken. Intusschen zal men het gevonden
materiaal rangschikken, indien mogelijk her
opbouwen en de talrüke steenen tafelen be-
studeeren. Men hoopt by de volgende onder
zoekingen ae stad te filmen en verder nog an
dere gedeelten der Zwarte Zee te doorvor-
schen.
A 11 7 op dit. blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f OflfijI bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f 'TCft bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 *JC D'J verlies van een f Cf) bU een breuk van f Af) bij verlies van 'n
AllS CLOOililS S ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerlngen I 01/1/ verlies van belde armen, belde beenen oï belde oogen tlw." doodeljjken alloop £tOU*m een voet of een oog# .1 Ai duim of wijsvinger o'l/»~been of arm Tw." anderen vinger
2
Dat is echter niet het hoofddoel van mijn
bezoek, ging Rochette weer verder. Ik wilde
graag weten of er wellicht in een uwer posten
een plaatsje voor me open is.
Het spyt me, doch ik heb niets voor u,
heelemaal niets.
Deze woorden werden gezegd op een toon, die
ondubbelzinnig de bedoeling van den spreker te
kennen gaf.
Ik wil graag hard werken en desnoods met
#lles beginnen.
Myn personeel is compleet, en Pattison
deed geen moeite om zyn ongeduld te verbergen
by het aandringen van den bezoeker.
Ik heb reeds ondervinding in zaken.
Pattison nam Rochette nieuwsgierig op. De
Jonge man scheen niet in behoeftige omstan
digheden te verkeeren; evenmin scheen hü te
kunnen worden gerangschikt onder dat soort
van menschen die speculeeren op oude vriend
schapsbanden bü het zoeken naar een werk
kring. Pattison voelde, dat achter die schitte
rende oogen en dien strakken mond een ge-
voelsondergrond aanwezig was, die Rochette
dreef tot een soort vernedering, welke hij anders
zeker onmogelyk had willen verduren. Een
zekere belangstelling voor deze verborgen
driifveer deed Pattison de volgende opmerking
maken:
lykt me heelemaal geen pelshandelaar.
Toch ben ik op de hoogte met den pels-
handel. Den vorigen winter nog, kocht ik voor
een Waarde van zes en dertig duizend dollars
en verhandelde ik voor acht duizend dollar voor
Andrews in Britsch Columbia. Ik ben toen twee
jaar weer naar Whitefish Lage gegaan en ik
was met Revillion in Umbabika.
Waarom bleef u niet by hem?
Om twee redenen. Ik wilde ondervinding
opdoen, doch de gelegenheid, die ik verlangde,
werd my niet geboden. Daarom kwam ik hier.
En naar welke mogelykheden ziet u thans
uit?
Pattison ging nu recht op zy'n doel af. Zijn
toon klonk wantrouwend en uitdagend, hetgeen
onmogelijk onopgemerkt kon blyven. De jonge
man sprong verbaasd overeind, begon te spreken,
twyfelde, alsof hy naar de juiste woorden
zocht.
Dat was genoeg. De pelshandelaar vond zijn
vermoedens bevestigd. Hij stond van zyn stoel
op en wees naar de deur.
Ga terug naar de Hudson's Bay, jonge
man, snauwde hij. en vertel den heeren, dat die
truc by mij niet zal gelukken. In myn firma is
er geen plaats voor spionnen.
Driftig boog Bruce Rochette zich over 't
bureau van Pattison.
U vergist zich! zeide hy. Er is niets in de
wereld, wat ik meer haat dan de Hudson's
Bay. Wenscht u, dat ik u vertqj, waarom ik
hier kwam, waaróm ik my aanbood om voor u
te werken?
Nee, spotlachte Pattison. Want ik weet
precies wat u gaat vertellen. U zult natuuriyk
door de een of andere sentimenteele wraakge-
schiedenis trachten mü zand in de oogen te
gooien, doch ik heb op het oogenblik geen tyd
om daarnaar te luisteren.
Hy ging voor zyn bureau ritten en begon
enkele bescheiden door te bladeren. Rochette ging
naar de deur. Plotseling deed hy enkele stap
pen terug.
Er zal een dag komen, zeide Bruce op
denzelfden toon, dat de Hudson's Bay naar me
toe zal komen met de witte vlag in ton. Daarom
kwam ik hier. U hebt sléchts een weinigje
gedaan. Doch ik wilde u helpen om méér te
doen.
Pattison spotlachte luid en nam zün pen in
de hand om 'n brief te teekenen. Rochette ging
heen.
.Toen de deur achter den bezoeker was dicht
gevallen, lachte Pattison triomfantelijk. Deze
hulde van de zyde der groote maatschappy had
hij nog slechts noodig om den beker te doen
overloopen. Zyn succes moest dan toch wel
groot zyn, dat de Hudson's Bay dien stap ge
daan had. Reeds jaren lang had de maat
schappy iets met hem voorgehad, ontelbare
malen had ze getracht hem te dwarsboomen. En
nu stonden de zes posten en de veelbelovende
rapporten voor hem ais rotsvaste en onwankel
bare getuigen voor het feit, dat hy de maat
schappy verslagen had.
Zijn toom was mét zijn bezoeker verdwenen,
want die toorn was alleen op het individu, niet
op de maatschappy gericht. Hy had geen enkel
middel verzuimd om elke spionnage in zyne
onderneming te weren, maar was door en door
op de hoogte van de zeden en gebruiken der
pelslanden; liy wist, dat misleiding en bedrog
een deel van het werk waren. Meer dan twee
eeuwen van dergelijke precedenten hadden een
eigen wetgeving geschapen en niemand was
daarvan meer met hart en ziel overtuigd dan
David Eattison; hij wist ook, dat pelsen bemach
tigen net doel was, en dat maar al te vaak
het doel de middelen heiligde.
Zijn toorn moest worden toegeschreven aan
de omstandigheid, dat Rochette hem, David
Pattison, zoo dom had gewaand en gehoopt had
hem met zulk een armzalig voorwendsel om den
tuin te kunnen leiden.
Doch de Hudson's Bay ging doorgaans niet
zóó onhandig te werk.
Deze laatste gedachte deed hem plotseling de
mogelykheid onder de oogen zien, dat hij toch
wel een fout kon hebben gemaakt. In de oogen
van den jongeman lag bovendien een uitdruk
king, die niet gemakkelijk geveinsd kon zijn.
Plotseling ging er in hem een licht op aan
gaande Jean Rochette, 'n Fransch-Canadeesch
pelshandelaar, in Whitefish Lake. Rochette was
een werker geweest, doch hem ontbraken het
vermogen en de intuïtie om de gangen van zyn
concurrenten te raden, welke eigenschappen zoo
noodig zyn in den nelshandel. De Hudson's
Bay had hem geruïneerd en hem er uit ge
werkt. Haar hatende, was hy gestorven.
De jonge man, die het kantoor had verlaten,
passeerde op dat oogenblik het raam. Pattison
leunde voorover en keek hem aan.
Er was iets, dat den ouden vryhandelaar
herinnerde aan zyn eigen gedachtengang, toen
Rochette het kantoor was binnengestapt. Hij
had den leeftijd om te strijden overschreden,
doch Rochette was iemand dien hij in dienst
kon nemen en betalen om voor hem te vechten;
juist de man, dien hy zou kiezen als by slechts
van zijn eerlykheid was overtuigd. Plotseling
sprong hij van zijn stoel op en tikte tegen de
ruiten.
Kom even terug! riep hy, toen Rochette
opkeek.
Pattison gaf geen enkele verklaring voor zyn
optreden, toen de jongeman weer binnenkwam.
Waarom haat u de Hudson's Bay? vroeg
hij kortweg.
Een oogenblik keek Bruce Rochette hem stil-
zwygend aan. Het ontging Pattison niet, dat
Bruce er veel voor voelde om niet te antwoorden
en hem de onbeschoftheid van een oogenblik te
voren op dezelfde manier betaald te zetten. De
geheime kracht, waaraan hy echter onderwor
pen scheen te zyn, dwong hem evenwel tot
spreken.
Heeft u myn vader gekend? vroeg hü met
langzame, Ingehouden stem. Wat is er met hem
gebeurd?
Ja, ik herinner me hem nog heel goed.
Hy werkte hard, doch de Hudson's Bay was te
groot voor hem. Hy kon haar niet uit het zadel
gooien.
Deze woorden deden den jongeman driftig
opspringen.
Uit het zadel gooien? schreeuwde hy.
Wanneer zou hij dat hebben moeten doen?
Bezit dan de Hudson's Bay 't land? Heeft zij
dan 't recht van leven en dood over de men
schen? Mag rij iemand het recht betwisten te
leven? En dót recht, alléén dat recht ver
langde myn vader. Hy was een eerlyk pels-
kooper die hard werkte. Hy wilde slechts zijn
gezin gelukkig maken en een onbezorgd be
staan geven. Maar de Hudson's Bay wilde hem
niet zyn gang laten gaan. De groote maat
schappij kon het kleine stukje van het uit
gestrekte pelsland, waarop myn ouders leef
den, niet ongemoeid laten. Om enkele luttele
pelsen werd zoodoende myn vader verpletterd
en verjaagd uit het land, dat wërkelyk het
zyne was omdat hy het had bewerkt, doch men
dwong hem elders weer heelemaal opnieuw te
beginnen.
Rochette, overweldigd door zijn emoties, hield
een oogenblik met spreken op. Pattison, die
koel, althans uiterlyk onbewogen door het vuur
van het betoog, den jongeman aangehoord had,
wilde thans iets in het midden brengen, doch
Rochette was nog niet aan het einde van zyn
verhaal.
(Wordt vervolgd)