Eeuwenoude strijd beslist Met veïiaal van den dag DIAMANT STATEN EN STAMMEN IN DUITSCHLAND ASCHWOENSDAG DE KLEINE LIJDT SCHIPBREUK - De „bede om hulp" is zoek FORT-MYSTERY Bak- en Braadvet WOENSDAG 14 FEBRUARI 1934 y oortdurend kwam de rijks wil in Wfijving met de opvattingen van de een of andere staatsregeering De beteekenis van deze samensmelting „HALLO! met de ober van café: De Beurs. Wilt U direct vierentwintig flesschen "TIP" zenden?... Ja, 't gaat ontzèttend hard!" Kunstmatig handhaven van den bloedsomloop Ruïnes van Phoenice blootgelegd De Missie in Nederl. Oost- Indië: Jaarboek 1933 Een nieuw beeld van St. Andries Voor de St. Pieterskerk te Rome naap: /h zal wat'n man' iaat n man/ NU !P PAT VODJE PAP/EP N/ET DlPEAT BP PE HAND HEB óAA T H/J BOOS HEEN. PE HEMEL WEET. OH HET NO WEL OO/T ONTOJFEPC V ZAL WOHPEN' uitkwam 3de stuurman groote stoomvaart 45 ets p. pond - 22\ ets p. hall pond AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL mm door Katharina en Robert Pinkerton minimum minimum Adolf Hitler, de smid van het Derde Rijk. heeft een nieuwen slag gedaan. De souvereiniteit van het Duitsche rijk staat door de wetgeving van eind januari zoo vast als een „rocher de bronce". Deze wet maakt dat willen wij althans voor Duitsch land hopen voor goed een einde aan een strijd, die eeuwen achtereen gevoerd werd tus- schen het rijk, de staten en de verschillende dynastieën. De burgerlijke revoluties vonden meestal haar diepere oorzaak in de grondwetten. Na de behaalde overwinning werd door de nieuwe bewindvoerders als eerste daad een nieuwe grondwet uitgevaardigd, legde men zijn ziens wijze vast in een reeks paragrafen. Zoo ging het toe bij de groote revolutie van 1789 in Frankrijk, zoo is het gegaan in de Spaansche revolutie van 1931, zoo beleven wij het thans in Duitschland na de nationale omwenteling van 1933. Maar inmiddels heeft de wereldgeschiedenis kennis gemaakt met een nieuwen vorm van revolutie. De wijziging der grondwetten volgt deze ontwikkeling in de machtsverdeeling. Zoo is het in Italië gegaan, sedert Mussolini den staf zwaait, zoo gaat het thans in Duitschland toe, sedert Hitier regeert. De eerste stap in deze richting is reeds be gin April 1933 ondernomen: de gelijkschakeling van rijk en landen werd ingeleid door de be noeming van rijksstadhouders in de verschil lende Duitsche landen. Deze stadhouders fun- geeren als bevolmachtigden der rüksregeering en maakten het uitzenden van Duitsche gezan ten naar Berlijn volmaakt overbodig. Daar de nationale herleving niet een spe ciaal Duitsche aangelegenheid is de gebeur tenissen in Frankrijk bewijzen, dat de gang van zaken in Italië en Duitschland als een ernstige waarschuwing ook in andere landen en door andere volken wordt erkend is het voor ons van belang, na te gaan, langs welken weg men in Duitschland tot zulk een radicale hervorming van het staatswezen is gekomen. Reeds Bismarck, de ijzeren kanselier, wilde van Duitschland een machtig rijk maken en moest zich heel wat moeite getroosten, voor dat hij zijn hoogsten chef, den toenmaligen Pruisenkoning, ertoe overhaalde, zich als eer eten keizer van Duitschland te laten kronen. Deze proclamatie van Versailles was slechts een compromis, een bondgenootschap tusschen het Huis Hohenzollem en de vele dynastieën der kleinere en grootere Duitsche staten. Het rijk groeide, de volkseenheid werd sterker, maar juist daarnaast voelde men te Berlijn de na- deelen van zulk een omslachtig apparaat. De rijkswil kwam voortdurend in wrijving met de opvattingen van de een of andere staatsregee ring. De grondwet van Weimar, de basis der repu bliek van 1919, beteekende eveneens een com promis. Pruisen bleef een staat in den staat en de centrale macht zetelde te Berlijn. Voor het rijksbeheer was men aangewezen op de samenwerking van twee regeeringen, de rijksregeering en de Pruisische regeering, welke beide te Berlijn waren gevestigd. De Prui sische hegemonie tijdens Bismarck had plaats gemaakt voor het dualisme „Pruisen-Rijk" en wij weten thans, waartoe deze constructiefout heeft geleid. October 1927 werd een conferentie gehouden, waarbij de verhouding tusschen het rijk en de landen nader zou worden vastgelegd. Men be noemde een speciale commissie, welke voor stellen zou doen inzake een wijziging van de grondwet van Welmar en 1930 trad zij naar voren met een ontwerp tot rijkshervorming. Dit voorstel was gebaseerd op een „differenzlerende Endlösung", wilde dus rekening houden met den historischen leeftijd der verschillende staten. Landen, die op een langdurige zelfstandigheid konden wijzen bij voorbeeld Beieren, Pruisen, Saksen zouden hun eigen grondwet behou den en in den rijksraad een veto kunnen uit spreken tegen wetten, welke deze zelfstandig heid konden aantasten. De kleinere staten zou den provincies worden bij Pruisen en men had hiertoe 17 van zulke staatjes aangewezen. Een soortgelijk voorstel werd ontworpen door den vroegeren kanselier dr. Luther(die thans nog in Washington zetelt als Duitsch gezant) en deze, ging in zijn ontwerp van 1928 nog een stapje verder: hij wilde een afgesloten geheel, onder leiding van de rijksregeering. De verwezenlijking bleek onder de toenmalige om standigheden nog niet uitvoerbaar. Pas de „nationale" revolutie heeft dep door slag gegeven. Van den partijenstaat werd één staat gemaakt. Het diepere begrip der souvereiniteit ligt in het feit, dat het rijk absolute gehoorzaamheid kan eischen zonder hierbij aan een aardsche macht verantwoording schuldig te zijn. De staatsregeeringen zijn vooralsnog door deze wet nog niet opgeheven, zij kunnen echter geen maatregelen treffen zonder overleg met het rijk, waaraan zij verantwoording schuldig zijn. Wanneer men hierbij vasthoudt aan de ge dachte, aan de verschillende Duitsche volks stammen een bepaalde ruimte over te laten, dan is dit niet meer een grondwettelijke aan gelegenheid, maar hoogstens een kwestie van bestuursorganisatie. De staten zijn even vergankelijk als de dy nastieën, maar de stammen blijven. Het ligt dus geenszins in de bedoeling van de nationaal- socialistische regeering, het volkskarakter aan te tasten, te egaliseeren, te verduitschen. Zoo als wij in ons land den volksaard van Zeeuwen en Friezen en Limburgers en Hollanders blijven erkennen en waardeeren, zoo zal men ook in het derde rijk den volksaard van verschillende stammen blijven cultiveeren. Wanneer echter bij ons elf provincies het Koninkrijk der Neder landen vormen, waarom zouden dan niet bi) onze oostelijke buren een twintigtal staten tot een eenheidsstaat geproclameerd kunnen wor den? Pas een later geslacht zal in staat zijn, de beteekenis van deze samensmelting en gelijk schakeling naar waarde te schatten. Zij zullen dan de beteekenis v.an hun volkslied beter be grijpen dan wij: Duitschland, Duitschland bo- van alles. Wij gaan zóó op in de pretjes, Die het daag'lijksch leven biedt, Dat je werk'lijk even stil staat Als j'een dagje niet geniet! Onze tijd kent goed de leuze Van te gast, te kust en keur, Dat vermaken reeds behoor en.,.. Tot. de dagelijksche sleur! Daarom, dat wij even schrikken, 1 't Is Aschwoensdagmen bezint, I Want de veertigdaagsche vasten, Tijd van boete dus, begint. Tijd van boete, van versterving.... Ja, men kan er haast niet bij I In het oppervlakkig leven Der moderne maatschappij. Doch het maakt je even nuchter, Als men stïl-aan mediteert, Dat de mensch van stof en asch is En tot stof ook wederkeert- Te veel denkt men aan het lichaam, i Men vereert ditimbeciel! I Heden komt de asch herinn'ren Aan de waarde.... onzer ziel! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) f 5iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiir B00TZ Medewerkers van het centraal instituut voor bloedtransfusie te Moskou hebben een instru ment vervaardigd, genaamd „autojector" voor de kunstmatige handhaving van den bloeds omloop. Met dit instrument gelukte het den chirurg prof. Terebinski om aan het hart van levende dieren met goed gevolg zware operaties te verrichten, waarbij de „autojector" het hart en de longen van het dier verving. Bij proefdieren werd kunstmatig een hart kwaal verwekt; na eenige maanden werden de dieren geopereerd, genezen en leven thans weer normaal. Deze proefnemingen doen het centraal insti tuut overwegen om het instrument ook te ge bruiken voor de genezing van dergelijke kwa len bij menschen. Onder auspiciën der Italiaansche regeering werden de laatste jaren opgravingen in Albanië verricht, en hierbij zijn o. a. belangrijke over blijfselen van de voormalige Grieksche stad Phoenice aan het licht gekomen. Phoenice, de eertijds zoo bloeiende hoofdstad van den bondsstaat Epirus, waarvan ons de geschiedenis door de' werken van Polybius be waard is gebleven, was niet alleen in de oud heid een centrum van bijzonder belang, doch de stad beleefde ook in de vroege middeleeuwen een nieuwe glansperiode. In de vijfde eeuw na Chr. was Phoenice een machtige Byzantijn- sche bisschópstad. Daarna werd de stad door herhaalde invallen van de Turken nagenoeg ge heel verwoest, zoodat zij tenslotte in verval en vergetelheid ten onder ging. Inmiddels zijn nu door de Italiaansche expe ditie fragmenten van de antieke arcropolis en van de stadswallen blootgelegd. Voorts zijn de resten van verschillende 'groote, waarschijnlijk overheidsgebouwen, ontdekt; de architectuur be vat zoowel Grieksche als Romeinsche elemen ten. Interessant zijn overigens de overblijfselen van een Bvzantijnsche kerk. Bijzonderheden omtrent 'deze recente opgravingen zijn door den leider der expeditie, Luigi Ugolini, in zijn nieuwste werk „Albania antica" gepubliceerd. Onlangs is dit Jaarboek, in December in Indië verschenen, in Nederland aangekomen. Dit is de tweede maal dat dit Jaarboek, hetwelk wij de Pius-almanak voor Indië zouden willen en kunnen noemen, door het Centraal Missie Bu reau te Batavia is verzorgd en uitgegeven. Dit feit waarborgt de juistheid der gegevens, want het Bureau toch is het centrale punt van alle Katholieke Missies in onze Oost, welker ver tegenwoordiger het is. Na vermelding van het bestuur der Katho lieke Kerk, wordt allereerst een algemeen over zicht gegeven van de zielzorg in de verschillen de Apostolische Vicariaten en Prefecturen. Daarna wordt ieder Apostolisch Vicariaat of Prefectuur afzonderlijk behandeld en bij het be gin "an die behandeling eerst een personeel- statistiek gegeven en dan een statistiek van het godsdienstige leven van 1 Juli 1932 tot 30 Juni 1933. Dan worden van ieder afzonderlijk gebied in alphabetische orde de standplaatsen genoemd en daarbij vermeld de kerken, welke daar zijn en het uur der godsdienstoefeningen, de plaatsen welke van die standplaatsen uit op dienstreizen worden bezocht en hoe dikwijls, de scholen, instellingen, vereenigingen en bonden, welke op die standplaatsen zijn. Aan het einde daarvan wordt nog afzonderlijk vermeld de zielzorg voor leger en vloot, terwijl verzamelstatistieken dit deel over het bestuur der Katholieke Kerk sluiten. Het tweede gedeelte is gewijd aan Onderwijs e:i Opvoeding en daarin wordt van ieder missie gebied afzonderlijk een overzicht gegeven van al de verschillende scholen, welke zich daarin be vinden, met het aantal leerlingen en leerkrach ten, terwijl ook de internaten, weeshuizen en opvoedingsgestichten met het aantal leerlingen afzonderlijk vermelding vinden. Aan het einde daarvan vindt men dan weer een algemeen over zicht zoowel volgens de Apostolische Prefec turen en Vicariaten, als volgens den aard van het onderwijs, beide volgens de gegevens einde Juni 1933. Tenslotte passeeren de revue de Katholieke vereenigingen met haar besturen en plaatselijke afdeellngen, de Katholieke pers in Indië, de algemeene vereenigingen tot steunverleening van de Indische Missies in Nederland en de Orden en Congregaties, welke werkzaam zijn in Nederl. Oost-Indië met vermelding van haar hoofdzetel en missieprocure in Nederland, van de plaatsen waar zij in Indië gevestigd zijn en van de leden, die in Indië werkzaam zijn. Dit alles is reeds meer dan genoeg om aan te toonen de belangrijkheid van dit Jaarboek voor een ieder, die belang stelt in de Missie in ons overzeesch gewest, vooral voor wie oogge tuige geweest is van wat de Katholieke Kerk doet in Indië en van wien het natuurlijk te ver wachten is dat hij op de hoogte wil blijven van de vorderingen, welke de verspreiding van ons H. Geloof in Indië maakt. Maar onmisbaar is dit Jaarboek voor allen, die naar Indië gaan, want hierin toch vinden zij alles wat zij noodig hebben te weten van hun godsdienstig leven, voor het onderwijs van hun kinderen en voor hun Katholiek-maatschappelijk leven. Met groote vreugde en niet minder groote dankbaarheid begroeten wij daarom het ver schijnen van dit jaarboek en wij wenschen het ook in Nederand een zeer groote versprei ding toe. Voor Nederland is het te verkrijgen bij het Centraal Katholiek Koloniaal Bureau te 's-Gravenhage, Laan Copes van Catten- burch 76. De prijs is f 1.50 plus 17 cent voor port. (Girorekening 17606 ten name van P. G. Groenen, Den Haag. Naar uit Rome wordt gemeld, zal met Paschen een nieuw beeld van St. Andries op de St. Pie terskerk worden aangebracht. Het beeld van den apostel is 6 M. hoog en samengesteld uit zes blokken travertijn, tot een gezamenlijk gewicht van 20.000 K.G. irrerl" I „Jawel, mijnheer?" „Ut zou graag willen, dat je vanavond na sluitingstijd even bleef." „Vanavond, mijnheer? Het spijt me werke lijk, maar ik heb een belangrijke afspraak voor vanavond. Als het bij eenige mogelijkheid...." „Ik verlang, Currer, dat je na sluitingstijd blijft. „Heel goed, mijnheer, als het niet kan wor den uitgesteld „Neen, het kan geen uitstel lijden." „Best mijnheer." „Dat is alles voor het oogenblik." Het was half zeven. Currer ging terug naar z'n afdeeling. Er hing een atmosfeer van onge rustheid in het warenhuis. De bedienden keken naar elkaar alsof er iets ophanden was. Currer fronste de wenkbrauwen en begaf zich naar z'n lessenaar. Wat beteekende dit alles? Om zeven uur deed de jongste bediende de luiken voor de ramen om te sluiten. Currer sloeg hem gade; hij kwelde zich met allerlei vragen. Eén voor één trok het grootste deel van 't personeel af, doch niet allen. Een of twee klerken bleven aan hun werk, daar dit de drukste tijd van 't jaar was. Ook Tugg bleef. Currer fronste opnieuw het voorhoofd. Hij kon Tugg niet uitstaan en Tugg hem niet. De klok sloeg, Currer sloot z'n lessenaar en begaf zich naar het privé-kantoor van den pa troon. Deze, mijnheer Willows, zag bleek en keek zeer ernstig. De vingers der beide handen had hij tegen elkaar, toen Currer de deur open de en deze zorgvuldig achter zich sloot. Do oude heer wees naar een stoel. „Currer," begon mijnheer Willows; „je bent nu ruim elf jaar bij me in betrekking. Twee jaar geleden heb ik je hoofd van een afdeeling gemaakt." „Dat is waar, mijnheer," knikte Currer. „Ik moet je nu iets vertellen, dat ik al lang voor me heb gehouden en ook niemand der anderen heb verteld. We worden bestolen: sy stematisch bestolen. Het betreft verscheidene waardevolle juweelen." „Inbrekers, bedoelt u, mijnheer?" „Ik zeg systematisch bestolen. Er worden din gen uit de vitrines weggenomen, wat ik alleen „binnenwerk" kan noemen." „Lieve hemel, daarvan sta ik versteld!" „Wacht even." De oude heer drukte op een bel, waarna Tugg binnen kwam.. „Tugg," hernam hij, „ik verlang van je, d*jt je mij hetzelfde in tegenwoordigheid van mijn heer Currer vertelt, watje mij al eerder hebt meegedeeld." Tugg met den hoed in de hand en 't gezicht naar den vloer gericht, begon te spreken op een vlugge, haastige manier, alsof hij wenschte deze onverkwikkelijke geschiedenis zoo spoedig mogelijk te beëindigen. Hetgeen hij vertelde, kwam hierop neer, dat hij bij twee gelegen heden mijnheer Currer had gadegeslagen, toen deze langer bleef dan het overige personeel, zonder dat er reden voor langer blijven was; dat hij hem in donkere hoeken had gezien van het warenhuis, waar een afdeelingschef zich in den regel nooit liet zien. Tugg had lang mijn heer Currer verdacht, maar slechts in den laac- sten tijd had hij den moed gehad hiermee voor den dag te komen. Hij hoopte „Zoo is 't genoeg," viel mijnheer Willows hem in de rede. Daarna wendde hij zich tot Cur rer. „Wel Currer, wat heb je hierop te zeggen?" Currer was woedend. Hij vond het ongehoord en beleedigend. „Ik verdenk je niet, hernam z'n patroon vriendelijk, „maar Tugg kwam met deze ge schiedenis bij me en deze geschiedenis behoort in ons aller belang te worden opgelost Het is beter dat we zelf den schuldige vinden, vóór we er de politie in halen." Currer zag de redelijkheid in en knikte Eenige oogenblikken stond hij in gedachten ver zonken; dan keek hij op en sprak: „Twee jaar geleden, mijnheer, zooals u zelf hebt gezegd," begon hij, „maakte u me hoofd van een afdeeling. Weet u wie verwacht had daarvoor in aanmerking te komen? Tugg hier." De patroon wierp een blik op z'n anderen employé en wachtte tot Currer verder zou gaan. „Onder deze omstandigheden," vervolgde Cur rer, „schijnt het dat er hier van afgunst sprake kan zijn. Hij is hier langer dan ik en staat nu NTLAbtPHEN tZHEENPE.BEPE OM HUhP" OP NET PUNT 'N VEPCETEL- N£'P TE PANEn. MOO' ZOO A'U NBB >K ZE. OEKPEOEN. WAAP K ZEHE&BEM W/LPE.ALï IK ZE NO OOEO EN ZACPf BEHANDEL Z/JN ZE B/N NEN OEEN T/JD TAM- WJEOEMAK^ '/K ZOEN EO AL 'ET WEL OAOHs V/NOEN WAT PP O MM ELI M'NOEPUi-D /5 TÉn BNDE, HOOP', WAL HEB JE NET P>A - P/EP ÓELEöO? Gï&io-i-e onder mij. Een maand geleden verzocht hij mij u voor te stellen, z'n salaris te verhoogen. Ik kon daartoe niet besluiten, de resultaten van z'n weTk in aanmerking genomen. Sinds dien tijd weet ik, dat hij me vijandig gezind is. HU is dus geen onbevooroordeeld getuige." „Zoo," mompelde mijnheer Willows, „dat wist ik niet. Ga voort." „Er valt verder heel weinig meer te zeggen, mijnheer," antwoordde de afdeelingschef. „Hij beweert je gezien te hebben op plaat- jen waar je niet IMIII Dehoorde te zijn. 5n dat als de tt„„ anderen waren 5 tlOC nBT vertrokken," zei ie patroon. I „Dat is niet i f geheel juist, „Hoezoo?" „Wel, op z'n minst was er dan nog een an der. Hij was daar ook. Hij beweert mij te heb ben gadegeslagen. Kan hij zeggen, dat ik hem niet gadesloeg?" Een verslagen trek verscheen op het gelaat van mijnheer Willows. HU fronste het voor hoofd en scheen al z'n aandacht aan het kar pet te schenken. „Heb je nog Iets te zeggen, Tugg?" vroeg hU- Z'n stem klonk nu hard. „Ik heb u alles verteld wat ik wist, mijn heer," antwoordde de aangesprokene. „Nooit heb ik beweerd dat ik gezien heb dat hU iets wegnam. Maar ik dacht, dat het m n plicht was u deze dingen te rapporteeren...." „Uit afgunst?" Tugg antwoordde niet. „Je kunt gaan," zei de oude heer. „Het spUt me, Currer," hernam mUnheer Wil lows, zoodra ze beiden alleen waren, „maar ik voelde dat het mijn plicht was, dit onder je aandacht te brengen. Zooals ik echter zei, lieb ik absoluut geen verdenking tegen je." „Dat is in orde, mUnheer," antwoordde Currer. „Kom mee naar de „Insider," dan sullen we een glas whiskey drinken." zei de patroon en stond op. „Natuurlijk was het een onverkwikkelijke ge schiedenis," begon Willows, toen ze achter hun glas zaten, „maar het geval Is hiermee nog niet opgelost en ik maak me daarover erg ongerust. Ik zal misschien je hulp noodig hebben om tot een oplossing te komen. Heb je eenig ver moeden?" „In 't geheel niet, mijnheer; het is waar. ik heb Tugg gezien en hem gadegeslagen, toen hij op ongewonen tijd in het warenhuis rond scharrelde juist zooals hij vertelde dat hij me bespionneerde. Maar daarmee is ook alles verteld. Ik heb niet het flauwste Idee of ver moeden." Mijnheer Willows bestelde nog een whiskey en in z'n geest zag Currer al hoe de kinderlooze patroon hem een compagnieschap ln de firma zou aanbieden. Misschien zou dat niet meer zoö lang duren. Eensklaps, na een uur bij elkaar gezeten te hebben, keek mijnheer Willows op z'n horloge, „Dat is waar ook," sprak hij glimlachend, „je vertelde me in den vooravond dat je een be langrijke afspraak had." Currer sprong onmiddellijk op. „Lieve hemel!" riep hij, „u hebt gelijk. Door dat onaangename geval heb ik m'n heele af spraak vergeten. M'n verloofde wacht me. Och, mijnheer Willows, wees zoo goed en kom even met me mee, alleen maar om m'n laat komen te verklaren. Ik ben den laatsten tijd meer malen te laat gekomen, en ik vrees dat er wat voor me zal opzitten. Maar voor vanavond ls er een degelijk excuus. Het is slechts 5 minuten hier vandaan...." De patroon voldeed aan het verzoek van z'n afdeelingschef en volgde hem naar het huis van z'n veroofde. „Ik heb vanavond expres zoo lang op Je ge wacht, Gilles," begon het meisje, zonder hem in de gelegenheid te stellen verklaring van zijn te laat komen te geven, „ik heb op je ge wacht om je mee te deelen dat het vanavond voor het laatst is. Dat wachten hangt me de keel uit. Adieu. Hier is je ring en je collier." Zij legde in de hand van den verbaasden Currer beide voorwerpen en verliet het vertrek. „Excuseer me, Currer," sprak mijnheer Wil lows, „maar zou ik deze dingen eens van nabij mogen zien?" Hij nam, zonder het antwoord af te wach ten, de kleinoodiën in z'n hand. „Ik denk dat hier niet veel meer te zeggen valt," zei hij na enkele oogenblikken en keek z'n afdeelingschef strak aan. Currer antwoordde niet, maar verdween zon der ooit meer iets van zich te laten hooren. Het collier en de ring behoorden tot de ver dwenen sieraden van Willow's warenhuis. DEN HAAG Geslaagd de heeren W. F. C. Enters, W. Ouwehand, G. Vermeulen en H. Poot. A 11*1 op dIt hl ad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Qfh/Jj/l bi) levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f VCfi bij een ongeval met f OCfk bi) verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een Cfk by een breuk van A f\ bij verlies van "n /illB Gü'OTUit: o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen Ot/l/uv" verlies van beide armen, beide beenea of beide oogen doodelijken afloop# AOV»m een voet of een oog# Jl duim of wijsvinger t/ï/. "been of arm# TTt/." anderen vinger 7. Bruce keek verwonderd op. Moest hij dan zijn plaats aan de theetafel van mevrouw Morley koopen met een spel kaarten? Spelen meneer en mevrouw Morley kaart? vroeg Rochette. Niet wanneer het ontvangdag is. 's Avonds spelen ze wel. De Indiaansche vrouw kwam tusschen beiden met een gezegde in de Ojibwataal, en de half bloed vervolgde: Ze zegt, dat ze maar één kaart behoeft te hebben. Oh! nu begrijp ik het, zei Bruce met een glimlach. Geef mij maar papier en potlood, en meteen deed hij een stap in de richting van den lessenaar. De halfbloed overhandigde hem het verlangde en Bruce schreef voorzichtig het navolgende op een vel papier: Mr. Bruce Hamilton Rochette, Washington UüA, Nationaal Aardrijkskundig Genootschap. Geef dit aan mevrouw Morley, zei hij tot den halfbloed. Ik denk wel, dat ze dat bedoeld heeft. Heel verwonderd verdween de Indiaansche vrouw en Bruce wachtte. Een oogenblik later kwam ze terug en de navolgende boodschap werd voor Bruce vertaald, ofschoon het hem slechts een korte weergaaf toescheen van het langdradige gesprek, dat daaraan was vooraf gegaan. Mevrouw Morley vindt het zeer aange naam en ze verwacht u op de thee. Wil je mevrouw Morley mijn dank over brengen en haar ook zeggen dat ik het zeer waardeer en ik het ook zeer aangenaam vind? antwoordde Bruce, terwijl zijn oogen schitter den. Hjj wist wel, dat er een mevrouw Morley bestond, doch over haar had hij weinig ge hoord. Zou de dame in kwestie dan een rol spelen in de comedie, die weldra zou aanvan gen? Er werd nog veel meer in net Ojibwaasch gesproken en eindelijk leidde de Indiaansche vrouw Bruce naar buiten. Toen ze Joe Snowbird zag, sprak ze hem aan en hij leidde zijn stel honden naar het hondenhok. Bruee werd de weg gewezen naar de voordeur van het woonhuis en hij werd gebracht in de donkere, kleine hal, die een kenmerk is van alle be ambtenhuizen der maatschappij. De Indiaansche schoof rechts een gordijn terzijde en Bruce stapte verder, om daarna yerbaasd te blijven staan. Hij had verwacht te zullen komen in het ge wone milieu van een pelshandelaar: een comfor tabele, eenvoudige inrichting en meubels die in het land zelf gemaakt zijn, alsmede de groote kachel, waarop de Initialen der maatschappij. Doch hij bevond zich in een salon, zoo gezellig als hjj nooit te voren gezien had. Er was geen tijd om zich daar verder over te verbazen, want nieuwe verrassingen wachtten hem. Een stevig gebouwd man, in gekieede jas, fantasievest en hooglinnen boord, trad met uitgestoken hand op Bruce toe en heette hem hartelijk welkom. Zijn blozende wangen en ros sige neerhangende snor kenmerkten hem on middellijk als een Engelschman. terwijl zijn kleeding den indruk wekte alsof hij in Enge land op een namiddagpartij was. In dit milieu scheen evenwel zijn costuum niets ongewoons te wezen; het was geheel in overeenstemming met de omgeving. Ik ben Herbert Morley, zei hij, terwijl hij Bruce de hand drukte. Ik acht me gelukkig u op Round Lake welkom te kunnen heeten. Liefste, en hij richtte zich tot een dame, die van haar stoel achter de tafel opstond, mag ik u even voorstellen: Mr. Bruce Rochette, van Washington, en tot Bruce: Mevrouw Morley. Bruce boog voor een vrouw van middelbaren leeftijd. Haar verschijning was wellicht een even groote verrassing voor hem als de aanblik, zoowel van den salon, als van den heer Morley zelf. Bruce's grootmoeder in New England was ook zoo'n vrouw geweest, doch zij herinnerde hem zeer aau de Engelsche tooneclstukken, welke hij tijdens zijn verblijf op het college had gezien. U komt precies op tijd voor de thee, meneer Rochette, zei mevrouw Morley. Neemt u plaats. Bruoe aarzelde even. Het uiterlijk van iemand, die zoo juist een vermoeiende winter reis in het Noorden achter den rug heeft, is nu niet bepaald erg aantrekkelijk. Bij hot kampeeren, tijdens de reis, er is geen gelegen heid zich te wasschen. Wangen, kin en neus springen tengevolge der bijtende koude en ver vellen bovendien; de baard is stoppelig en hard en op gelaat, op hals, handen en kleeding ligt een dikke laag roet, afkomstig van hef veelvuldig verblijf bij het kampvuur. Kom, kom! zei Morley op hartelijken toon. We weten voldoende wat het ls een tocht maken met de hondenslee, meneer Rochette. Aarzel niet. Ga zitten en gebruik even een kop thee; daarna zullen we u in de gelegenheid stellen u wat op te frisschen. Mevrouw Morley belde, terwijl Bruoe ging zitten. U komt Juist op tijd, vervolgde mevrouw Morley, terwijl een Indiaansch meisje, geheel in het zwart gekleed, een wit mutsje op en een klein wit schortje voor, de kamer binnenkwam. Thee, Lucille. lederen Donderdag houd ik ontvangdag, begrijpt u. Het is koud, vindt u niet? Deze winter schijnt buitengewoon streng te zijn. Herbert en ik bespraken zoo juist Henry Irving's interpretatie van Hamlet en Herbert zei, dat hij het beter zou gevonden hebben, Indien aan Sullivan toegestaan was het stuk op muziek te zetten. Herbert is een ge prononceerd voorstander van Gilbert en Sullivan. Ik geloof, dat hij liever iedere af spraak zou verbreken, dan een vertooning te missen van The Mikado, ofschoon tusschen dit en Shakespeare aboluut geen keus te maken valt. Het tooneel is voor de minder ernstige oogenblikken, houdt Herbert vol. Natuurlijk! Dat is zoo! onderbrak Morley. lederen avond kun je thuis zitten en Shake speare lezen. Sullivan kun je alleen hooren op de planken. Drommelsch handig kerel, dat zeg ik maar, die een stelletje zwarte puntjes op vijf lijntjes zet en heel Engeland in begeestering brengt. En het is een groote geest, een geweldig genie, dat vermag de wereld gedurende eeuwen te blijven boeien, verklaarde de gastvrouw op beslisten toon. Doch Herbert en ik zijn het op dit punt nooit eens geweest. Het is inderdaad niets ongewoons, dat Herbert mi) afzet aan het lyceum, terwijl hij verder doorgaat naai het Savoye-hotel. Ik slaap thuis gemakkelijker dan in die deftige stoelen van het lyceum, zei Morley. terwijl hij Bruce een knipoogje gaf. Ik ben nog nooit in een ziekenhuis opgenomen gewor den, doch als de chirurgen me 6oit zouden moeten opereeren, dan behoeven ze geen chloroform te gebruiken; ze zouden dan bij voorbeeld dat kinderachtig ding, dat Hamlet heet, kunnen voorlezen en, bij mijn ziel, dan val ik in slaap, al zouden ze dan ook myn been afzetten. Hij lachte luidruchtig en sloeg Bruce op de knie. Herbert, zei mevrouw Morley ernstig, je moet niet te koop loopen met Je burgerlijken smaak, ook niet wanneer je er op blijft staan, dat je dien hebt.... Doch, meneer Rochette, met dat al is hij toch niet onverbeterlijk en ik durf u de verzekering geven, dat, voor we vier en twintig uur verder zijn, mijn ipan u over Spencer zal hebben gesproken. Hij kent hem door en door en zal u zeker wanhopig maken. Het gesprek ging op denzelfden toon ver der, zonder dat Bruce ln staat was méér er toe bi) te dragen, dan een ernstig gezicht wanneer Morley probeerde er enkele van zijn stevige kwinkslagen tusschen door te gooien. Aangezien hij alles lang had voorbereid en zijn rol goed gerepeteerd had, verlangde hij er naar, uitleg te geven van het doel zijner komst alhier. Doch geen oogenblik kreeg hij de ge legenheid daarover iets in te midden te brengen en hij constateerde weldra, dat hij alleen door de kwestie te forceeren, zou kunnen verteilen wat hij hier kwam doen. Doch na een poos zag hij er voorloopig maar vanaf dit te pro- beeren en hij luisterde slechts. In den verderen loop der conversatie be merkte Bruce, dat nóch Morley nóch zijn vrouw iets zeiden over het land waarin ze woonden. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7