Eeuwenoude strijd beslist
Met veïiaal van den dag
DIAMANT
STATEN EN STAMMEN IN
DUITSCHLAND
ASCHWOENSDAG
DE KLEINE
LIJDT SCHIPBREUK - De „bede om hulp" is zoek
FORT-MYSTERY
Bak- en Braadvet
WOENSDAG 14 FEBRUARI 1934
y oortdurend kwam de rijks wil in
Wfijving met de opvattingen
van de een of andere
staatsregeering
De beteekenis van deze
samensmelting
„HALLO!
met de ober van café:
De Beurs. Wilt U direct
vierentwintig flesschen
"TIP" zenden?... Ja,
't gaat ontzèttend hard!"
Kunstmatig handhaven
van den bloedsomloop
Ruïnes van Phoenice
blootgelegd
De Missie in Nederl. Oost-
Indië: Jaarboek 1933
Een nieuw beeld van
St. Andries
Voor de St. Pieterskerk te Rome
naap: /h zal
wat'n man' iaat n man/
NU !P PAT VODJE PAP/EP
N/ET DlPEAT BP PE HAND
HEB óAA T H/J BOOS HEEN.
PE HEMEL WEET. OH HET
NO WEL OO/T ONTOJFEPC
V ZAL WOHPEN'
uitkwam
3de stuurman groote stoomvaart
45 ets p. pond - 22\ ets p. hall pond
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
mm
door
Katharina en Robert Pinkerton
minimum
minimum
Adolf Hitler, de smid van het Derde Rijk.
heeft een nieuwen slag gedaan. De
souvereiniteit van het Duitsche rijk
staat door de wetgeving van eind januari zoo
vast als een „rocher de bronce". Deze wet
maakt dat willen wij althans voor Duitsch
land hopen voor goed een einde aan een
strijd, die eeuwen achtereen gevoerd werd tus-
schen het rijk, de staten en de verschillende
dynastieën.
De burgerlijke revoluties vonden meestal
haar diepere oorzaak in de grondwetten. Na
de behaalde overwinning werd door de nieuwe
bewindvoerders als eerste daad een nieuwe
grondwet uitgevaardigd, legde men zijn ziens
wijze vast in een reeks paragrafen. Zoo ging
het toe bij de groote revolutie van 1789 in
Frankrijk, zoo is het gegaan in de Spaansche
revolutie van 1931, zoo beleven wij het thans
in Duitschland na de nationale omwenteling
van 1933.
Maar inmiddels heeft de wereldgeschiedenis
kennis gemaakt met een nieuwen vorm van
revolutie. De wijziging der grondwetten volgt
deze ontwikkeling in de machtsverdeeling. Zoo
is het in Italië gegaan, sedert Mussolini den
staf zwaait, zoo gaat het thans in Duitschland
toe, sedert Hitier regeert.
De eerste stap in deze richting is reeds be
gin April 1933 ondernomen: de gelijkschakeling
van rijk en landen werd ingeleid door de be
noeming van rijksstadhouders in de verschil
lende Duitsche landen. Deze stadhouders fun-
geeren als bevolmachtigden der rüksregeering
en maakten het uitzenden van Duitsche gezan
ten naar Berlijn volmaakt overbodig.
Daar de nationale herleving niet een spe
ciaal Duitsche aangelegenheid is de gebeur
tenissen in Frankrijk bewijzen, dat de gang
van zaken in Italië en Duitschland als een
ernstige waarschuwing ook in andere landen en
door andere volken wordt erkend is het
voor ons van belang, na te gaan, langs welken
weg men in Duitschland tot zulk een radicale
hervorming van het staatswezen is gekomen.
Reeds Bismarck, de ijzeren kanselier, wilde
van Duitschland een machtig rijk maken en
moest zich heel wat moeite getroosten, voor
dat hij zijn hoogsten chef, den toenmaligen
Pruisenkoning, ertoe overhaalde, zich als eer
eten keizer van Duitschland te laten kronen.
Deze proclamatie van Versailles was slechts een
compromis, een bondgenootschap tusschen het
Huis Hohenzollem en de vele dynastieën der
kleinere en grootere Duitsche staten. Het rijk
groeide, de volkseenheid werd sterker, maar
juist daarnaast voelde men te Berlijn de na-
deelen van zulk een omslachtig apparaat. De
rijkswil kwam voortdurend in wrijving met de
opvattingen van de een of andere staatsregee
ring.
De grondwet van Weimar, de basis der repu
bliek van 1919, beteekende eveneens een com
promis. Pruisen bleef een staat in den staat en
de centrale macht zetelde te Berlijn.
Voor het rijksbeheer was men aangewezen
op de samenwerking van twee regeeringen, de
rijksregeering en de Pruisische regeering, welke
beide te Berlijn waren gevestigd. De Prui
sische hegemonie tijdens Bismarck had plaats
gemaakt voor het dualisme „Pruisen-Rijk" en
wij weten thans, waartoe deze constructiefout
heeft geleid.
October 1927 werd een conferentie gehouden,
waarbij de verhouding tusschen het rijk en de
landen nader zou worden vastgelegd. Men be
noemde een speciale commissie, welke voor
stellen zou doen inzake een wijziging van de
grondwet van Welmar en 1930 trad zij naar
voren met een ontwerp tot rijkshervorming. Dit
voorstel was gebaseerd op een „differenzlerende
Endlösung", wilde dus rekening houden met den
historischen leeftijd der verschillende staten.
Landen, die op een langdurige zelfstandigheid
konden wijzen bij voorbeeld Beieren, Pruisen,
Saksen zouden hun eigen grondwet behou
den en in den rijksraad een veto kunnen uit
spreken tegen wetten, welke deze zelfstandig
heid konden aantasten. De kleinere staten zou
den provincies worden bij Pruisen en men had
hiertoe 17 van zulke staatjes aangewezen.
Een soortgelijk voorstel werd ontworpen
door den vroegeren kanselier dr. Luther(die
thans nog in Washington zetelt als Duitsch
gezant) en deze, ging in zijn ontwerp van 1928
nog een stapje verder: hij wilde een afgesloten
geheel, onder leiding van de rijksregeering. De
verwezenlijking bleek onder de toenmalige om
standigheden nog niet uitvoerbaar.
Pas de „nationale" revolutie heeft dep door
slag gegeven. Van den partijenstaat werd één
staat gemaakt.
Het diepere begrip der souvereiniteit ligt in
het feit, dat het rijk absolute gehoorzaamheid
kan eischen zonder hierbij aan een aardsche
macht verantwoording schuldig te zijn. De
staatsregeeringen zijn vooralsnog door deze wet
nog niet opgeheven, zij kunnen echter geen
maatregelen treffen zonder overleg met het
rijk, waaraan zij verantwoording schuldig zijn.
Wanneer men hierbij vasthoudt aan de ge
dachte, aan de verschillende Duitsche volks
stammen een bepaalde ruimte over te laten,
dan is dit niet meer een grondwettelijke aan
gelegenheid, maar hoogstens een kwestie van
bestuursorganisatie.
De staten zijn even vergankelijk als de dy
nastieën, maar de stammen blijven. Het ligt
dus geenszins in de bedoeling van de nationaal-
socialistische regeering, het volkskarakter aan
te tasten, te egaliseeren, te verduitschen. Zoo
als wij in ons land den volksaard van Zeeuwen
en Friezen en Limburgers en Hollanders blijven
erkennen en waardeeren, zoo zal men ook in
het derde rijk den volksaard van verschillende
stammen blijven cultiveeren. Wanneer echter
bij ons elf provincies het Koninkrijk der Neder
landen vormen, waarom zouden dan niet bi)
onze oostelijke buren een twintigtal staten tot
een eenheidsstaat geproclameerd kunnen wor
den?
Pas een later geslacht zal in staat zijn, de
beteekenis van deze samensmelting en gelijk
schakeling naar waarde te schatten. Zij zullen
dan de beteekenis v.an hun volkslied beter be
grijpen dan wij: Duitschland, Duitschland bo-
van alles.
Wij gaan zóó op in de pretjes,
Die het daag'lijksch leven biedt,
Dat je werk'lijk even stil staat
Als j'een dagje niet geniet!
Onze tijd kent goed de leuze
Van te gast, te kust en keur,
Dat vermaken reeds behoor en.,..
Tot. de dagelijksche sleur!
Daarom, dat wij even schrikken,
1 't Is Aschwoensdagmen bezint,
I Want de veertigdaagsche vasten,
Tijd van boete dus, begint.
Tijd van boete, van versterving....
Ja, men kan er haast niet bij
I In het oppervlakkig leven
Der moderne maatschappij.
Doch het maakt je even nuchter,
Als men stïl-aan mediteert,
Dat de mensch van stof en asch is
En tot stof ook wederkeert-
Te veel denkt men aan het lichaam,
i Men vereert ditimbeciel! I
Heden komt de asch herinn'ren
Aan de waarde.... onzer ziel!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden) f
5iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiir
B00TZ
Medewerkers van het centraal instituut voor
bloedtransfusie te Moskou hebben een instru
ment vervaardigd, genaamd „autojector" voor
de kunstmatige handhaving van den bloeds
omloop. Met dit instrument gelukte het den
chirurg prof. Terebinski om aan het hart van
levende dieren met goed gevolg zware operaties
te verrichten, waarbij de „autojector" het hart
en de longen van het dier verving.
Bij proefdieren werd kunstmatig een hart
kwaal verwekt; na eenige maanden werden
de dieren geopereerd, genezen en leven thans
weer normaal.
Deze proefnemingen doen het centraal insti
tuut overwegen om het instrument ook te ge
bruiken voor de genezing van dergelijke kwa
len bij menschen.
Onder auspiciën der Italiaansche regeering
werden de laatste jaren opgravingen in Albanië
verricht, en hierbij zijn o. a. belangrijke over
blijfselen van de voormalige Grieksche stad
Phoenice aan het licht gekomen.
Phoenice, de eertijds zoo bloeiende hoofdstad
van den bondsstaat Epirus, waarvan ons de
geschiedenis door de' werken van Polybius be
waard is gebleven, was niet alleen in de oud
heid een centrum van bijzonder belang, doch
de stad beleefde ook in de vroege middeleeuwen
een nieuwe glansperiode. In de vijfde eeuw na
Chr. was Phoenice een machtige Byzantijn-
sche bisschópstad. Daarna werd de stad door
herhaalde invallen van de Turken nagenoeg ge
heel verwoest, zoodat zij tenslotte in verval
en vergetelheid ten onder ging.
Inmiddels zijn nu door de Italiaansche expe
ditie fragmenten van de antieke arcropolis en
van de stadswallen blootgelegd. Voorts zijn de
resten van verschillende 'groote, waarschijnlijk
overheidsgebouwen, ontdekt; de architectuur be
vat zoowel Grieksche als Romeinsche elemen
ten. Interessant zijn overigens de overblijfselen
van een Bvzantijnsche kerk. Bijzonderheden
omtrent 'deze recente opgravingen zijn door den
leider der expeditie, Luigi Ugolini, in zijn
nieuwste werk „Albania antica" gepubliceerd.
Onlangs is dit Jaarboek, in December in Indië
verschenen, in Nederland aangekomen. Dit is
de tweede maal dat dit Jaarboek, hetwelk wij
de Pius-almanak voor Indië zouden willen en
kunnen noemen, door het Centraal Missie Bu
reau te Batavia is verzorgd en uitgegeven. Dit
feit waarborgt de juistheid der gegevens, want
het Bureau toch is het centrale punt van alle
Katholieke Missies in onze Oost, welker ver
tegenwoordiger het is.
Na vermelding van het bestuur der Katho
lieke Kerk, wordt allereerst een algemeen over
zicht gegeven van de zielzorg in de verschillen
de Apostolische Vicariaten en Prefecturen.
Daarna wordt ieder Apostolisch Vicariaat of
Prefectuur afzonderlijk behandeld en bij het be
gin "an die behandeling eerst een personeel-
statistiek gegeven en dan een statistiek van
het godsdienstige leven van 1 Juli 1932 tot 30
Juni 1933. Dan worden van ieder afzonderlijk
gebied in alphabetische orde de standplaatsen
genoemd en daarbij vermeld de kerken, welke
daar zijn en het uur der godsdienstoefeningen,
de plaatsen welke van die standplaatsen uit op
dienstreizen worden bezocht en hoe dikwijls, de
scholen, instellingen, vereenigingen en bonden,
welke op die standplaatsen zijn.
Aan het einde daarvan wordt nog afzonderlijk
vermeld de zielzorg voor leger en vloot, terwijl
verzamelstatistieken dit deel over het bestuur
der Katholieke Kerk sluiten.
Het tweede gedeelte is gewijd aan Onderwijs
e:i Opvoeding en daarin wordt van ieder missie
gebied afzonderlijk een overzicht gegeven van al
de verschillende scholen, welke zich daarin be
vinden, met het aantal leerlingen en leerkrach
ten, terwijl ook de internaten, weeshuizen en
opvoedingsgestichten met het aantal leerlingen
afzonderlijk vermelding vinden. Aan het einde
daarvan vindt men dan weer een algemeen over
zicht zoowel volgens de Apostolische Prefec
turen en Vicariaten, als volgens den aard van
het onderwijs, beide volgens de gegevens einde
Juni 1933.
Tenslotte passeeren de revue de Katholieke
vereenigingen met haar besturen en plaatselijke
afdeellngen, de Katholieke pers in Indië, de
algemeene vereenigingen tot steunverleening
van de Indische Missies in Nederland en de
Orden en Congregaties, welke werkzaam zijn in
Nederl. Oost-Indië met vermelding van haar
hoofdzetel en missieprocure in Nederland, van
de plaatsen waar zij in Indië gevestigd zijn en
van de leden, die in Indië werkzaam zijn.
Dit alles is reeds meer dan genoeg om aan
te toonen de belangrijkheid van dit Jaarboek
voor een ieder, die belang stelt in de Missie in
ons overzeesch gewest, vooral voor wie oogge
tuige geweest is van wat de Katholieke Kerk
doet in Indië en van wien het natuurlijk te ver
wachten is dat hij op de hoogte wil blijven van
de vorderingen, welke de verspreiding van ons
H. Geloof in Indië maakt. Maar onmisbaar is
dit Jaarboek voor allen, die naar Indië gaan,
want hierin toch vinden zij alles wat zij noodig
hebben te weten van hun godsdienstig leven,
voor het onderwijs van hun kinderen en voor
hun Katholiek-maatschappelijk leven.
Met groote vreugde en niet minder groote
dankbaarheid begroeten wij daarom het ver
schijnen van dit jaarboek en wij wenschen
het ook in Nederand een zeer groote versprei
ding toe. Voor Nederland is het te verkrijgen
bij het Centraal Katholiek Koloniaal Bureau
te 's-Gravenhage, Laan Copes van Catten-
burch 76. De prijs is f 1.50 plus 17 cent voor
port. (Girorekening 17606 ten name van P.
G. Groenen, Den Haag.
Naar uit Rome wordt gemeld, zal met Paschen
een nieuw beeld van St. Andries op de St. Pie
terskerk worden aangebracht. Het beeld van den
apostel is 6 M. hoog en samengesteld uit zes
blokken travertijn, tot een gezamenlijk gewicht
van 20.000 K.G.
irrerl"
I „Jawel, mijnheer?"
„Ut zou graag willen, dat je vanavond na
sluitingstijd even bleef."
„Vanavond, mijnheer? Het spijt me werke
lijk, maar ik heb een belangrijke afspraak voor
vanavond. Als het bij eenige mogelijkheid...."
„Ik verlang, Currer, dat je na sluitingstijd
blijft.
„Heel goed, mijnheer, als het niet kan wor
den uitgesteld
„Neen, het kan geen uitstel lijden."
„Best mijnheer."
„Dat is alles voor het oogenblik."
Het was half zeven. Currer ging terug naar
z'n afdeeling. Er hing een atmosfeer van onge
rustheid in het warenhuis. De bedienden keken
naar elkaar alsof er iets ophanden was. Currer
fronste de wenkbrauwen en begaf zich naar z'n
lessenaar.
Wat beteekende dit alles?
Om zeven uur deed de jongste bediende de
luiken voor de ramen om te sluiten. Currer
sloeg hem gade; hij kwelde zich met allerlei
vragen. Eén voor één trok het grootste deel
van 't personeel af, doch niet allen. Een of
twee klerken bleven aan hun werk, daar dit de
drukste tijd van 't jaar was. Ook Tugg bleef.
Currer fronste opnieuw het voorhoofd. Hij kon
Tugg niet uitstaan en Tugg hem niet.
De klok sloeg, Currer sloot z'n lessenaar en
begaf zich naar het privé-kantoor van den pa
troon. Deze, mijnheer Willows, zag bleek en
keek zeer ernstig. De vingers der beide handen
had hij tegen elkaar, toen Currer de deur open
de en deze zorgvuldig achter zich sloot. Do
oude heer wees naar een stoel.
„Currer," begon mijnheer Willows; „je bent
nu ruim elf jaar bij me in betrekking. Twee
jaar geleden heb ik je hoofd van een afdeeling
gemaakt."
„Dat is waar, mijnheer," knikte Currer.
„Ik moet je nu iets vertellen, dat ik al lang
voor me heb gehouden en ook niemand der
anderen heb verteld. We worden bestolen: sy
stematisch bestolen. Het betreft verscheidene
waardevolle juweelen."
„Inbrekers, bedoelt u, mijnheer?"
„Ik zeg systematisch bestolen. Er worden din
gen uit de vitrines weggenomen, wat ik alleen
„binnenwerk" kan noemen."
„Lieve hemel, daarvan sta ik versteld!"
„Wacht even." De oude heer drukte op een
bel, waarna Tugg binnen kwam..
„Tugg," hernam hij, „ik verlang van je, d*jt
je mij hetzelfde in tegenwoordigheid van mijn
heer Currer vertelt, watje mij al eerder hebt
meegedeeld."
Tugg met den hoed in de hand en 't gezicht
naar den vloer gericht, begon te spreken op
een vlugge, haastige manier, alsof hij wenschte
deze onverkwikkelijke geschiedenis zoo spoedig
mogelijk te beëindigen. Hetgeen hij vertelde,
kwam hierop neer, dat hij bij twee gelegen
heden mijnheer Currer had gadegeslagen, toen
deze langer bleef dan het overige personeel,
zonder dat er reden voor langer blijven was;
dat hij hem in donkere hoeken had gezien van
het warenhuis, waar een afdeelingschef zich in
den regel nooit liet zien. Tugg had lang mijn
heer Currer verdacht, maar slechts in den laac-
sten tijd had hij den moed gehad hiermee voor
den dag te komen. Hij hoopte
„Zoo is 't genoeg," viel mijnheer Willows hem
in de rede. Daarna wendde hij zich tot Cur
rer. „Wel Currer, wat heb je hierop te zeggen?"
Currer was woedend. Hij vond het ongehoord
en beleedigend.
„Ik verdenk je niet, hernam z'n patroon
vriendelijk, „maar Tugg kwam met deze ge
schiedenis bij me en deze geschiedenis behoort
in ons aller belang te worden opgelost Het is
beter dat we zelf den schuldige vinden, vóór we
er de politie in halen."
Currer zag de redelijkheid in en knikte
Eenige oogenblikken stond hij in gedachten ver
zonken; dan keek hij op en sprak:
„Twee jaar geleden, mijnheer, zooals u zelf
hebt gezegd," begon hij, „maakte u me hoofd
van een afdeeling. Weet u wie verwacht had
daarvoor in aanmerking te komen? Tugg hier."
De patroon wierp een blik op z'n anderen
employé en wachtte tot Currer verder zou gaan.
„Onder deze omstandigheden," vervolgde Cur
rer, „schijnt het dat er hier van afgunst sprake
kan zijn. Hij is hier langer dan ik en staat nu
NTLAbtPHEN tZHEENPE.BEPE OM
HUhP" OP NET PUNT 'N VEPCETEL-
N£'P TE PANEn.
MOO' ZOO A'U NBB >K
ZE. OEKPEOEN. WAAP K
ZEHE&BEM W/LPE.ALï
IK ZE NO OOEO EN ZACPf
BEHANDEL Z/JN ZE B/N
NEN OEEN T/JD TAM-
WJEOEMAK^
'/K ZOEN EO AL
'ET WEL OAOHs
V/NOEN
WAT PP O MM ELI
M'NOEPUi-D /5 TÉn
BNDE, HOOP', WAL
HEB JE NET P>A -
P/EP ÓELEöO?
Gï&io-i-e
onder mij. Een maand geleden verzocht hij mij
u voor te stellen, z'n salaris te verhoogen. Ik
kon daartoe niet besluiten, de resultaten van
z'n weTk in aanmerking genomen. Sinds dien
tijd weet ik, dat hij me vijandig gezind is. HU
is dus geen onbevooroordeeld getuige."
„Zoo," mompelde mijnheer Willows, „dat
wist ik niet. Ga voort."
„Er valt verder heel weinig meer te zeggen,
mijnheer," antwoordde de afdeelingschef.
„Hij beweert je gezien te hebben op plaat-
jen waar je niet IMIII
Dehoorde te zijn.
5n dat als de tt„„
anderen waren 5 tlOC nBT
vertrokken," zei
ie patroon. I
„Dat is niet i f
geheel juist,
„Hoezoo?"
„Wel, op z'n minst was er dan nog een an
der. Hij was daar ook. Hij beweert mij te heb
ben gadegeslagen. Kan hij zeggen, dat ik hem
niet gadesloeg?"
Een verslagen trek verscheen op het gelaat
van mijnheer Willows. HU fronste het voor
hoofd en scheen al z'n aandacht aan het kar
pet te schenken.
„Heb je nog Iets te zeggen, Tugg?" vroeg hU-
Z'n stem klonk nu hard.
„Ik heb u alles verteld wat ik wist, mijn
heer," antwoordde de aangesprokene. „Nooit
heb ik beweerd dat ik gezien heb dat hU iets
wegnam. Maar ik dacht, dat het m n plicht was
u deze dingen te rapporteeren...."
„Uit afgunst?"
Tugg antwoordde niet.
„Je kunt gaan," zei de oude heer.
„Het spUt me, Currer," hernam mUnheer Wil
lows, zoodra ze beiden alleen waren, „maar ik
voelde dat het mijn plicht was, dit onder je
aandacht te brengen. Zooals ik echter zei, lieb
ik absoluut geen verdenking tegen je."
„Dat is in orde, mUnheer," antwoordde
Currer.
„Kom mee naar de „Insider," dan sullen we
een glas whiskey drinken." zei de patroon en
stond op.
„Natuurlijk was het een onverkwikkelijke ge
schiedenis," begon Willows, toen ze achter hun
glas zaten, „maar het geval Is hiermee nog niet
opgelost en ik maak me daarover erg ongerust.
Ik zal misschien je hulp noodig hebben om tot
een oplossing te komen. Heb je eenig ver
moeden?"
„In 't geheel niet, mijnheer; het is waar. ik
heb Tugg gezien en hem gadegeslagen, toen hij
op ongewonen tijd in het warenhuis rond
scharrelde juist zooals hij vertelde dat hij
me bespionneerde. Maar daarmee is ook alles
verteld. Ik heb niet het flauwste Idee of ver
moeden."
Mijnheer Willows bestelde nog een whiskey
en in z'n geest zag Currer al hoe de kinderlooze
patroon hem een compagnieschap ln de firma
zou aanbieden. Misschien zou dat niet meer
zoö lang duren.
Eensklaps, na een uur bij elkaar gezeten te
hebben, keek mijnheer Willows op z'n horloge,
„Dat is waar ook," sprak hij glimlachend, „je
vertelde me in den vooravond dat je een be
langrijke afspraak had."
Currer sprong onmiddellijk op.
„Lieve hemel!" riep hij, „u hebt gelijk. Door
dat onaangename geval heb ik m'n heele af
spraak vergeten. M'n verloofde wacht me. Och,
mijnheer Willows, wees zoo goed en kom even
met me mee, alleen maar om m'n laat komen
te verklaren. Ik ben den laatsten tijd meer
malen te laat gekomen, en ik vrees dat er wat
voor me zal opzitten. Maar voor vanavond ls
er een degelijk excuus. Het is slechts 5 minuten
hier vandaan...."
De patroon voldeed aan het verzoek van z'n
afdeelingschef en volgde hem naar het huis
van z'n veroofde.
„Ik heb vanavond expres zoo lang op Je ge
wacht, Gilles," begon het meisje, zonder hem
in de gelegenheid te stellen verklaring van
zijn te laat komen te geven, „ik heb op je ge
wacht om je mee te deelen dat het vanavond
voor het laatst is. Dat wachten hangt me de
keel uit. Adieu. Hier is je ring en je collier."
Zij legde in de hand van den verbaasden
Currer beide voorwerpen en verliet het vertrek.
„Excuseer me, Currer," sprak mijnheer Wil
lows, „maar zou ik deze dingen eens van nabij
mogen zien?"
Hij nam, zonder het antwoord af te wach
ten, de kleinoodiën in z'n hand.
„Ik denk dat hier niet veel meer te zeggen
valt," zei hij na enkele oogenblikken en keek
z'n afdeelingschef strak aan.
Currer antwoordde niet, maar verdween zon
der ooit meer iets van zich te laten hooren.
Het collier en de ring behoorden tot de ver
dwenen sieraden van Willow's warenhuis.
DEN HAAG Geslaagd de heeren W. F. C.
Enters, W. Ouwehand, G. Vermeulen en H.
Poot.
A 11*1 op dIt hl ad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Qfh/Jj/l bi) levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor f VCfi bij een ongeval met f OCfk bi) verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een Cfk by een breuk van A f\ bij verlies van "n
/illB Gü'OTUit: o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeerlngen Ot/l/uv" verlies van beide armen, beide beenea of beide oogen doodelijken afloop# AOV»m een voet of een oog# Jl duim of wijsvinger t/ï/. "been of arm# TTt/." anderen vinger
7.
Bruce keek verwonderd op. Moest hij dan zijn
plaats aan de theetafel van mevrouw Morley
koopen met een spel kaarten?
Spelen meneer en mevrouw Morley kaart?
vroeg Rochette.
Niet wanneer het ontvangdag is. 's Avonds
spelen ze wel.
De Indiaansche vrouw kwam tusschen beiden
met een gezegde in de Ojibwataal, en de half
bloed vervolgde:
Ze zegt, dat ze maar één kaart behoeft te
hebben.
Oh! nu begrijp ik het, zei Bruce met een
glimlach. Geef mij maar papier en potlood, en
meteen deed hij een stap in de richting van den
lessenaar.
De halfbloed overhandigde hem het verlangde
en Bruce schreef voorzichtig het navolgende
op een vel papier:
Mr. Bruce Hamilton Rochette,
Washington UüA,
Nationaal Aardrijkskundig Genootschap.
Geef dit aan mevrouw Morley, zei hij tot
den halfbloed. Ik denk wel, dat ze dat bedoeld
heeft.
Heel verwonderd verdween de Indiaansche
vrouw en Bruce wachtte. Een oogenblik later
kwam ze terug en de navolgende boodschap
werd voor Bruce vertaald, ofschoon het hem
slechts een korte weergaaf toescheen van het
langdradige gesprek, dat daaraan was vooraf
gegaan.
Mevrouw Morley vindt het zeer aange
naam en ze verwacht u op de thee.
Wil je mevrouw Morley mijn dank over
brengen en haar ook zeggen dat ik het zeer
waardeer en ik het ook zeer aangenaam vind?
antwoordde Bruce, terwijl zijn oogen schitter
den.
Hjj wist wel, dat er een mevrouw Morley
bestond, doch over haar had hij weinig ge
hoord. Zou de dame in kwestie dan een rol
spelen in de comedie, die weldra zou aanvan
gen?
Er werd nog veel meer in net Ojibwaasch
gesproken en eindelijk leidde de Indiaansche
vrouw Bruce naar buiten. Toen ze Joe Snowbird
zag, sprak ze hem aan en hij leidde zijn stel
honden naar het hondenhok.
Bruee werd de weg gewezen naar de voordeur
van het woonhuis en hij werd gebracht in de
donkere, kleine hal, die een kenmerk is van
alle be ambtenhuizen der maatschappij. De
Indiaansche schoof rechts een gordijn terzijde
en Bruce stapte verder, om daarna yerbaasd
te blijven staan.
Hij had verwacht te zullen komen in het ge
wone milieu van een pelshandelaar: een comfor
tabele, eenvoudige inrichting en meubels die in
het land zelf gemaakt zijn, alsmede de groote
kachel, waarop de Initialen der maatschappij.
Doch hij bevond zich in een salon, zoo gezellig
als hjj nooit te voren gezien had.
Er was geen tijd om zich daar verder over te
verbazen, want nieuwe verrassingen wachtten
hem. Een stevig gebouwd man, in gekieede jas,
fantasievest en hooglinnen boord, trad met
uitgestoken hand op Bruce toe en heette hem
hartelijk welkom. Zijn blozende wangen en ros
sige neerhangende snor kenmerkten hem on
middellijk als een Engelschman. terwijl zijn
kleeding den indruk wekte alsof hij in Enge
land op een namiddagpartij was. In dit milieu
scheen evenwel zijn costuum niets ongewoons
te wezen; het was geheel in overeenstemming
met de omgeving.
Ik ben Herbert Morley, zei hij, terwijl hij
Bruce de hand drukte. Ik acht me gelukkig u
op Round Lake welkom te kunnen heeten.
Liefste, en hij richtte zich tot een dame, die
van haar stoel achter de tafel opstond, mag ik
u even voorstellen: Mr. Bruce Rochette, van
Washington, en tot Bruce: Mevrouw Morley.
Bruce boog voor een vrouw van middelbaren
leeftijd. Haar verschijning was wellicht een
even groote verrassing voor hem als de aanblik,
zoowel van den salon, als van den heer Morley
zelf. Bruce's grootmoeder in New England was
ook zoo'n vrouw geweest, doch zij herinnerde
hem zeer aau de Engelsche tooneclstukken,
welke hij tijdens zijn verblijf op het college
had gezien.
U komt precies op tijd voor de thee,
meneer Rochette, zei mevrouw Morley. Neemt
u plaats.
Bruoe aarzelde even. Het uiterlijk van
iemand, die zoo juist een vermoeiende winter
reis in het Noorden achter den rug heeft, is
nu niet bepaald erg aantrekkelijk. Bij hot
kampeeren, tijdens de reis, er is geen gelegen
heid zich te wasschen. Wangen, kin en neus
springen tengevolge der bijtende koude en ver
vellen bovendien; de baard is stoppelig en hard
en op gelaat, op hals, handen en kleeding
ligt een dikke laag roet, afkomstig van hef
veelvuldig verblijf bij het kampvuur.
Kom, kom! zei Morley op hartelijken toon.
We weten voldoende wat het ls een tocht
maken met de hondenslee, meneer Rochette.
Aarzel niet. Ga zitten en gebruik even een kop
thee; daarna zullen we u in de gelegenheid
stellen u wat op te frisschen.
Mevrouw Morley belde, terwijl Bruoe ging
zitten.
U komt Juist op tijd, vervolgde mevrouw
Morley, terwijl een Indiaansch meisje, geheel
in het zwart gekleed, een wit mutsje op en een
klein wit schortje voor, de kamer binnenkwam.
Thee, Lucille. lederen Donderdag houd ik
ontvangdag, begrijpt u. Het is koud, vindt u
niet? Deze winter schijnt buitengewoon streng
te zijn. Herbert en ik bespraken zoo juist
Henry Irving's interpretatie van Hamlet en
Herbert zei, dat hij het beter zou gevonden
hebben, Indien aan Sullivan toegestaan was het
stuk op muziek te zetten. Herbert is een ge
prononceerd voorstander van Gilbert en
Sullivan. Ik geloof, dat hij liever iedere af
spraak zou verbreken, dan een vertooning te
missen van The Mikado, ofschoon tusschen dit
en Shakespeare aboluut geen keus te maken
valt. Het tooneel is voor de minder ernstige
oogenblikken, houdt Herbert vol.
Natuurlijk! Dat is zoo! onderbrak Morley.
lederen avond kun je thuis zitten en Shake
speare lezen. Sullivan kun je alleen hooren op
de planken. Drommelsch handig kerel, dat zeg
ik maar, die een stelletje zwarte puntjes op vijf
lijntjes zet en heel Engeland in begeestering
brengt.
En het is een groote geest, een geweldig
genie, dat vermag de wereld gedurende eeuwen
te blijven boeien, verklaarde de gastvrouw op
beslisten toon. Doch Herbert en ik zijn het op
dit punt nooit eens geweest. Het is inderdaad
niets ongewoons, dat Herbert mi) afzet aan
het lyceum, terwijl hij verder doorgaat naai
het Savoye-hotel.
Ik slaap thuis gemakkelijker dan in die
deftige stoelen van het lyceum, zei Morley.
terwijl hij Bruce een knipoogje gaf. Ik ben
nog nooit in een ziekenhuis opgenomen gewor
den, doch als de chirurgen me 6oit zouden
moeten opereeren, dan behoeven ze geen
chloroform te gebruiken; ze zouden dan bij
voorbeeld dat kinderachtig ding, dat Hamlet
heet, kunnen voorlezen en, bij mijn ziel, dan
val ik in slaap, al zouden ze dan ook myn been
afzetten.
Hij lachte luidruchtig en sloeg Bruce op de
knie.
Herbert, zei mevrouw Morley ernstig, je
moet niet te koop loopen met Je burgerlijken
smaak, ook niet wanneer je er op blijft staan,
dat je dien hebt.... Doch, meneer Rochette,
met dat al is hij toch niet onverbeterlijk en ik
durf u de verzekering geven, dat, voor we vier
en twintig uur verder zijn, mijn ipan u over
Spencer zal hebben gesproken. Hij kent hem
door en door en zal u zeker wanhopig maken.
Het gesprek ging op denzelfden toon ver
der, zonder dat Bruce ln staat was méér er
toe bi) te dragen, dan een ernstig gezicht
wanneer Morley probeerde er enkele van zijn
stevige kwinkslagen tusschen door te gooien.
Aangezien hij alles lang had voorbereid en
zijn rol goed gerepeteerd had, verlangde hij er
naar, uitleg te geven van het doel zijner komst
alhier. Doch geen oogenblik kreeg hij de ge
legenheid daarover iets in te midden te brengen
en hij constateerde weldra, dat hij alleen door
de kwestie te forceeren, zou kunnen verteilen
wat hij hier kwam doen. Doch na een poos
zag hij er voorloopig maar vanaf dit te pro-
beeren en hij luisterde slechts.
In den verderen loop der conversatie be
merkte Bruce, dat nóch Morley nóch zijn vrouw
iets zeiden over het land waarin ze woonden.
(Wordt vervolgd.)