Indrukken
/HOEST//
Drie verzoeken tot in vrijheid
stelling afgewezen
De S.D.A.P. krijgt
haast
HARDNEKKIGE
WOENSDAG 14 FEBRUARI 1934
IN DE AFFAIRE-
NIJENRODE
t,W e hadden wel driemaal zooveel
mee kunnen pakken, maar we
zijn eerlijk.
Behandeling tot morgen
geschorst
Witbraad in de verdachten-
bank
Na de pauze de verhuizers
Een familie „onder onsje"
DE LEERZAME JSIJE1SRODE-ZAAK
Huurverlaging noodig
Niet meer wachten met verlaging
van rente der rijksvoorschotten
ZWEMMEN
Onze zwemploeg uit
Denemarken terug
Buitengewoon succesvolle tournée
WIELRENNEN
FELLE STRIJD OP DE ANT-
WERPSCHE ZESDAAGSCHE
PIJNENBURG—WALS
AAN DEN KOP
Naar de ontwarring
Zal het morgenworden omge
zet in een dwingend „nu"?
Naar socialisatie
IhaacJ htoddzel van Uw
TARIEVEN VOOR SNIJ-
BLOEMEN
Verdi geeft dan een uitvoerig overzicht van
de door hem gegeven aanwijzingen betreffende
het uitsnijden van de ruitjes etc. Over welke
zalen de kostbaarheden waren verdeeld, weet
verd. niet precies meer.
Pres.: „Dus de instructies hebt u nauwkeurig
aan Witbraad overgegeven?"
Verd.: „Ja".
Pres.: „Ging Witbraad er onmiddellijk op in?"
Verd.: „Ja, aanvankelijk stagneerde de zaak;
Witbraad schoot niet erg op. Onnes stelde als
uitersten temrijn begin Maart, daarna behoefde
het niet meer....
Ik was eigenlijk al blij, dat er niets gebeurde,
want ik had er zelf geen enkel belang by."
Uitvoerig had Koning ook de vraag met Onnes
besproken, of het voor de „inbrekers" wel
veilig was om hun slag te slaan. Onnes had
verteld, dat er van bewaking geen sprake was,
de dienstboden hadden streng opdracht op tijd
thuis te zijn, zoodat er in den nacht niemand
buiten het kasteel was.
Pres.: „Wat moest er met den buit gebeuren?"
Verd. is in dit opzicht weinig positief. Hij
meent, dat de inbrekers later den boel mochten
verkoopen, als ze maar minstens zes maanden
wilden wachten en dan zeer voorzichtig waren
bij den verkoop.
Verd. vertelt dan, hoe hij de eerste „uitkee-
ring" aan zijn medewerkers had gedaan.
Den dag van de uitbetaling was Onnes in
Amsterdam gekomen. In Parkzicht hadden de
heeren elkaar ontmoet.
Onder tafel had Onnes Koning een pakje
bankbiljetten gegeven om door te geven aan
Witbraad.
Pres.: „Hoeveel was dat?"
Verd.: „Misschien 1500, misschien 1000,
ik heb het niet geteld, maar zoo doorgegeven."
Met assuradeuren blijkt verd. niet veel op te
hebben. Hij zegt, dat als het plan gelukt was,
hy stilletjes in zijn vuist zou hebben gelachen.
Verd. had de zaak meer uit een „sportief" oog
punt bekeken
Met deze ietwat wonderlijk klinkende verkla
ring wordt het inleidend verhoor van Koning
beëindigd. Op Donderdag a.s. zullen de getuigen
in zijn zaak worden gehoord.
Koning staat zijn plaats af aan Wit
braad. Onmiddellijk verkrijgt zijn ver
dediger, mr. Loeb, het woord. Hij ver
zoekt voeging van de zaken. Onnes,
aldus pl., wordt vervolgd als dader, de
andere verdachten als medeplichtigen,
die samen terecht behooren te staan.
De Officier is van oordeel, dat de
kwestie, die wordt opgeworpen, eenigs-
zins naïef is. Voeging is hier onmogelijk.
De verschillende verdachten moeten
tegen elkaar worden gehoord, anders
is de vervolging onmogelijk.
De rechtbank gaat dan in raadka
mer en komt na enkele oogenblikken
weer terug. Het verzoek tot voeging
Wordt afgewezen.
Witbraad wordt dan gehoord. Hij geeft toe,
dat hy op de voorstellen van Koning is inge
gaan. Het doel van het weghalen van het goed
had verd. echter niet geweten. „Ik las pas in
de courant, waarom dat weghalen noodig was."
Verd. had naderhand de onderhandelingen
geopend met Biesing en Mees Gerritsen. Mees
Gerritsen had echter geen tijd voor dergelijke
zaken, hij had Witbraad verwezen naar Bie
sing.
We krijgen dan weer een uitvoerig verhaal
over de verschillende instructies, die hij van
Koning had gekregen.
Direct na het gebeurde had de eerste uit
betaling plaats gehad.
Koning heeft 500 gehad, ik heb 500 ge
kregen en Biesing 500.
Pres.: „Waarom dacht u dan, dat het goed
Bloest worden weggehaald?"
Verd.: „Ik dacht, dat die vent van Nijen-
rode bonje met zijn vrouw had." (Gelach).
Pres.: „Hoe komt u daar bij?"
Verd.: „Oh, dat komt wel 'ns meer voor,
ik heb een vriend gehad, en daar heb ik 'ns
een naaimachine voor weggehaald...."
„Hoe zouden de 12.000 worden verdeeld".
Vraagt de president dan.
Verd.: „Koning 4000, Biesing 4000 en lk
4000.
Pres.: „En wie zou de inbrekers dan beta
len?"
Verd.: Daar weet ik niets van, ik had er
niet mee te maken."
Verd. is niet erg zeker in zijn verklaringen.
Pres.: „Weet u ook iets van een „vrijge
leide", die door Biesing aan de inbrekers is
meegegeven?"
Verd. weet er niets van.
De zitting wordt hierna geschorst tot
twee uur.
Tegen twee uur wordt de geschorste terecht
zitting heropend.
Eerst worden een aantal uitspraken gedaan
en dan wordt het verhoor-Witbraad voortgezet.
De belooning en de data, waarop deze zou
worden uitgekeerd, wordt weer ter sprake ge
bracht. De president noemt eenige data, doch
verd. kan zich weinig meer herinneren. Zijn
geheugen schijnt in de pauze nogal te hebben
geleden.
Het onderzoek tegen Witbraad wordt ge
schorst tot Donderdag a.s.
De drie „verhuizers", Maag, van Binsber-
gen en Grotjohan verschijnen nu in de ver-
dachtenbank.
De „verhuizers", die na Witbraad in de mid
dagzitting worden gehoord, zijn Maag, verdedigd
door mr. Frankenhuis, Grotjohan verdedigd door
mr. dr. B. J. Stokvis en Van Binsbergen verde
digd door mr. J. W. Schreuder.
De drie verhuizers voelen zich nogal op hun
gemak in de getuigenbank, zij knikken enkele
bekenden op de publieke tribune vriendelijk toe.
De President: „Nu Maag, je weet wel onge
veer waar het hier over gaat, vertel maar eens
wat je weet."
Maag vertelt dan, dat van Binsbergen bij hem
was gekomen, met de mededeeling, dat er wel
wat te verdienen was met een aardig zaakje.
Aanvankelijk was hij niet in bijzonderheden ge
treden en hoe groot de belooning zou zijn, was
ook niet gezegd.
Later waren Biesing en Mees Gerritsen bij
hem komen praten, ze hadden toen de plannen
meer uitvoerig verteld.
Pres.: „Wat hebben ze dan gezegd?"
Verd. Maag: „Ja, zóó precies herinner ik me
dat niet meer; ik zit al negen maanden in voor
arrest, dat moet u niet vergeten."
Hij herinnert zich dan, dat Biesing over een
kasteelheer had gesproken, die wat weggehaald
wilde hebben....
Pres.: „Aanvankelijk wilde u er niet erg op
ingaan, maar later hebt u een gesprek afgeluis
terd tusschen Witbraad en Biesing?"
Verd.: „Juist, meneer de president, zóó is 't,
maar Mees was er ook bij."
„Wat zou de belooning zijn?" informeert de
President.
Maag meent, dat er tien „rooien" zouden ko
men (tien briefjes van duizend). Precies wist
verd. het niet, erg definitief is dat cijfer nooit
geweest. Het is, aldus verd., zeven, twaalf, acht
en tienduizend geweest, er is steeds over onder
handeld en eens zijn we het nooit geworden.
Oorspronkelijk was afgesproken verd. wordt
weer wat pertinenter tienduizend gulden.
Afspraak was, dat het gestolene bij Mees en
Frits (Biesing) zou worden gebracht. Later zou
dan wel besproken worden, wat er mee moest
gebeuren. Verdachte en Van Binsbergen had
den aan Mees Gerritsen en Biesing niet verteld,
dat ze op hun nachtelijk avontuur ook Grotjo
han mee wilden nemen. Ze vonden, dat deze
ook wel wat mocht verdienen....
„Verdachte, herinnert u zich ook, dat er over
gesproken is, dat de bedienden in het bijgebouw
achter het kasteel woonden en dus niet kon
den hooren, wat er 's nachts in het kasteel ge
beurde."
Verdachte herinnert zich hier niets meer van,
hij informeert bij den Officier belangstellend,
waarom de bedienden achter 't kasteel sliepen.
De Officier weet 't ook niet.
Verd. ontrolt dan voor ons de gebeurtenissen
van den bewusten nacht.
Bij de aangifte van den diefstal is o.a. opge
geven, dat de „inbrekers" een kostbare vaas
hadden gebroken.
De President vraagt of verd. daar iets van af
weet.
„Ik heb geen vaas gezien, en bovendien: ik
breek nooit iets."
In Amsterdam teruggekomen, was de buit
eerst in de woning van Maag opgeborgen.
Den volgenden avond had verd. naar de ra
dioberichten geluisterd; hij had toen ook ge
hoord, dat de Verzekeringsmaatschappij 10.000
uitloofde voor het terugbrengen van den buit.
De uitbetaling van het geld stagneerde,
„steeds kwamen ze met smoesjes", als we om
het geld vroegen, aldus verd. Verd. was naar
aanleiding van de uitgeloofde belooning naar
Biesing gegaan en hij had toen gezegd, dat hij
het gestolene niet beneden de 10.000 wilde af
geven.
Officier: „U hebt toch gezegd, het goud te
zullen gaan smelten."
Verd.: „Dat is onzin, ik heb nooit gedreigd
't te zullen smelten, het goud was van ons, we
konden er mee doen wat we wilden."
Pres.: „U hebt bij den rechter-commissaris
anders verklaard, ik zal 't u voor laten lezen..."
De griffier leest dan de uitvoerige verklarin
gen van verd. voor. Een paar dagen na den in
braak hebben de „verhuizers" ieder 100 gehad.
De belooning bleef uit en zoo had verd. in
het vooronderzoek gezegd we waren van
plan het goud „stuk te maken."
In den loop van de onderhandelingen had
Maag het goed naar Biesing gebracht, in wiens
huis het opgeborgen werd. „Ik vond dat het
beste, want Biesing zei tegen me: als ze met
het geld komen, zou ik het goed niet hebben...
't Was dus logisch dat ik 't bij Biesing bracnt."
Officier: „Logisch misschien wel, maar u was
het goed kwijt.
Pres.: „U hebt vijf schilderijen meegenomen,
maar in de recherche-lijst werd van zeven
schilderijen gesproken. Hoe zit dat nu met die
twee schilderijen?"
Verdachte haalt zijn schouders op: „Me
neer de president ik weet óók niet alles."
Officier: „Als u niet "aan oplichting heeft ge
dacht, hoe verklaart u dan, dat die „verhui
zing" 's nachts moest gebeuren."
Verd.: „Ja, dat weet ik,óók niet, we dachten
dat t' een erfeniskwestie was, zooals dat bij
die rijke lui gaatIk dacht een familie
geschiedenis.Frits (Biesing) wist ook niet
waar 't om ging. Als ;k kwaad gewild had, zou
ik 't heele kasteel wel leeg hebben kunnen ha
len, 't hing overal vol schilderijen. Als ik ge
weten had, dat 't een politiezaak zou worden,
was ik er niet aan begonnen. Ik houd niet van
misgrijpen."
Maag wijst er dan op, dat hij nooit had ge
dacht, dat de politie er in zou worden ge
mengd. Hij had het aangezien voor een familie
onder onsje.
„En", aldus verd. „in zulke dingen haal je
geen politie."
Mr. Stokvis, verdediger van Grotjohan
(de zaken tegen de verhuizers zijn gevoegd)
vraagt dan af er geen opdracht was gegeven
de schilderijen niet te beschadigen.
Verd.: Ja zeker!
Mr. Stokvis: Waarom niet?
Verd.: Omdat ze weer terug moesten.
Van Binsbergen is nu aan de beurt. Eerst
wordt zijn strafregister voorgelezen en erg fraai
is het niet: „diefstal, verduistering, wederspan -
nigheid, verzet...." in totaal tien straffen prij
ken er op.
Ook Maag's strafregister geeft vijf straffen
aan.
Ook van Binsbergen betoogt met klem, dat
hij alleen maar optrad als „verhuizer", van de
heele verzekering wist hij niets af
Bij zijn verklaring kwamen ook Biesing en
Mees Gerritsen ter sprake.
„Frits is achttien (Karaats), maar Mees is
een schurk" luidde zijn oordeel over dit twee
tal.
De laatste verdachte is aan de beurt; Grot
johan houdt zich aan de verklaringen van
zijn compagnons.
Hij heeft in de zaak nogal een tweedehands
rol gespeeld. Hij kende noch Mees Gerritsen,
noch Biesing, terwijl hij de situatie-teekening
ook niet gezien had. Met trots vertelde hij, dat
ze zich zoo precies aan de instructie hadden
gehouden; „want meneer de president, we had
den wel drie keer zooveel kunnen pakken, maar
we zijn eerlijke menschen
Verd. had bij Maag en Van Binsbergen er
herhaaldelijk op aangedrongen, dat hij de op
drachtgevers te spreken kreeg.
Verd. wilde „haring of kuit" van de zaak
hebben en hij vertrouwde de geschiedenis niet
erg. „Ik had soms wel eens het idee om de hee
le zaak naar de verzekering te brengen."
Weer gaat er veel tijd heen met het voorle
zen van Van Binsbergen's verklaringen in het
vooronderzoek. Zijn verklaringen ter zitting ko
men vrijwel overeen met die va nzijn medever
dachte Maag.
Het goud was afgegeven aan Biesing en
Mees Gerritsen, zij hadden daarvoor samen
500 gekregen.
Ook deze verdachte ontkent met klem ook
maar een oogenblik aan verzekering te hebben
gedacht, er was ook niet over gesproken.
Pres.: „Straks zult u hooren, dat er wel de
gelijk over gesproken is. Hoe wist u iets van de
verzekering af?"
Verd.: „Er werd toch in de couranten door de
verzekering een belooning uitgeloofd."
Uitvoerig bepleit verd. zijn stelling dat hij
zonder verraad te plegen uit de „zaak" had
willen treden. Geld had hij dan ook niet willen
hebben, maar.... 't tenslotte toch aangenomen.
Ook heeft hij den buit een tijd lang in zijn
huis bewaard, verborgen tusschen twee uitge
holde planken.
„Ik zit nu al negen maanden onschuldig in
voorarrest, voor iets, wat ik onbewust heb ge
daan," roept Grotjohan uit.
Als de man, die in opdracht van de verzeke
ring handelde, om de goederen op te sporen,
die Johanknegt, zijn plicht had gedaan, zou ik
hier niet gezeten hebbenDie Johanknegt
was een man, die het vertrouwen van Justitie
en politie genoot.
Pres.: „Dat is onzin, U verwart politie en
Justitie, dat is heel wat anders...."
Verd.: „Dan trek ik, wat U over de justitie
zei, weer terug. Maar een feit is, dat Johan
knegt het vertrouwen van de politie genoot, in
Utrecht b.v....
Pres.: „Dat is nu een onderdeel van de zaak,
dat we op het oogenblik zullen laten rusten."
De verdediger van Grotjohan. mr. dr. B. J.
Stokvis vraagt hierop het woord, om voor
zijn cliënt de onmiddellijke invrijheidstelling «e
vragen. Uitvoerig betoogt pl., dat verd. absoluut
niet besefte waarom de nachtelijke tocht naar
Kasteel Nijenrode werd gemaakt.
Herhaaldelijk heeft het O. M. en de raadka
mer der rechtbank bij verd. den indruk gewekt,
dat hij binnenkort in vrijheid zou worden ge
steld. Pl. kan niet aannemen, dat evrd. zal
worden veroordeeld, mocht dit echter wel het
geval zijn, dan is hij nu, met negen maanden
voorarrest toch al genoeg gestraft.
Spr. verzoekt dus de rechtbank dringend verd.
uit de voorloopige hechtenis te ontslaan.
Ook Mr. Frankenhuis bepleit een verzoek tot
invrijheidstelling van verd. Maag, terwijl Mr.
Schreuder zich eveneens tot de rechtbank richt
met het verzoek Van Binsbergen in vrijheid te
stellen.
De Officier van Justitie acht het niet in het
belang van het onderzoek deze drie verdachten
thans in vrijheid te stellen, temeer daar de
getuigenverklaringen in hun zaak nog moeten
worden afgelegd. In principe zou het O. M. niet
ongenegen zijn het verzoek te steunen en hij
betreurt het, dat deze verdachten nog langer in
voorarrest moeten blijven. Op deze gronden re-
„v.-,
Juridische studenten kregen een speciale machtiging de behandeling der Nijenrode-
zaak bij te wonen. De studenten betreden het Gerechtshof aan de Prinsengracht.
quireerde spr. afwijzing van de verzoeken.
Na in raadkamer te zijn geweest wijst de
rechtbank deze verzoeken af.
Ook deze zaak wordt geschorst tot Donderdag
15 Februari.
Het Tweede Kamerlid Kampschöer heeft aan
den Minister van Sociale Zaken gevraagd, of de
minister niet van oordeel is, dat, in verband met
de steeds lager wordende loonen, huurverlaging
van de met rijksvoorschot gebouwde woningen,
zeer noodig geacht moet worden.
Is de minister niet van meening, dat, nu de
behandeling van de wijziging van de woningwet
beduidend meer tijd eischt dan verwacht is, be
zwaarlijk langer gewacht kan worden om tot
verlaging van de rente der rijksvoorschottenover
te gaan, zoo vraagt de heer Kampschöer en
voorts, of de minister bereid is te bevorderen,
dat de hierbedoelde renteverlaging zoo spoedig
mogelijk plaats vindt
Met den trein, welke om 18.54 aan het Cen
traalstation te Amsterdam aankwam, arriveer
den gisteravond de Nederl. zwemsters, mej.
Selbach en mej. Hessel, de zwemmer Scheffer
en de heer G. Voogd, die de geheele tournée als
trainer van mej. Hessel medemaakte.
De belangstelling bij de aankomst was bui
tengewoon groot. Onze zwemsters kregen bloe
men en werden gefeliciteerd met de behaalde
successen.
Mej. Hessel en de heer Voogd begaven zich
daarna onmiddellijk naar het Sportfondsenbad.
teneinde daar getuige te kunnen zijn van de
recordpoging van vier hunner heeren-cluble-
den, die zouden trachten het op naam van
A. Z. 1870 staande record op de 4 x 200 M. vrije
slag estafette te verbeteren, een poging, welke
inmiddels mislukt is.
Hieraan ging echter een kleine huldiging
vooraf, waarbij de heer G. Blitz, voorzitter van
de zwemveereniging „Het Y" en mevr. Triebeis
Koens, presidente van de H. D. Z., het,woord
voerden.
Beiden spraken den wensch* uit, dat onze
zwemsters en zwemmer nog geruimen tijd op
hun huidige niveau zouden blijven.
Voorts hadden wij nog een kort onderhoud
met den heer G. Voogd, die zich gaarne bereid
verklaarde het een en ander over dezen trip te
vertellen.
Op onze vraag, hoe de ontvangst in Kopen
hagen was geweest, antwoordde de heer Voogd,
dat deze alle verwachtingen had overtroffen.
De Denen zijn een buitengewoon sportief volk,
wat tot uitdrukking kwam bij de wedstrijden,
welke alle geheel uitverkocht waren en waarbij
onze landgenooten steeds werden toegejuicht.
Het zwembad te Aarhuus noemde de heer
Voogd een van de mooiste van Europa, terwijl
het zeewater, waarin gezwommen werd, zeer
bevordelijk was voor het maken van goeden
tijd. Hier werden ook de records op de 100
yards en 100 M. vrije slag verbeterd, resp. door
Willy den Ouden en Stans Scheffer.
Gedurende de geheele tournée heeft de Ne-
derlandsche consul in Denemarken, de heer
Sandemann zich zeer verdienstelijk gemaakt,
hetgeen door de onzen ten zeerste werd ge
waardeerd.
De heer Voogd deelde ons verder mede, dat
Denemarken in Inge Kragh een all-rouna
zwemster bezit, die tot de beste van Europa
gerekend mag worden. Behalve dat zij kam
pioene schoonspringen van haar land is, maakt
zij ook zeer goede tijden op de school- en vrije
slag en dat in een buitengewoon fraaien stijl.
Tijdens hun verblijf in 't Noorden ontving de
geheele ploeg een invitatie om voor de Deen-
sche microfoon geïnterviewd te worden, aan
welke uitnoodiging men ook voldaan heeft.
Dat de tournée van onze zwemploeg wel bui
tengewoon geslaagd is, mag wel blijken uit het
feit, dat Willy den Ouden reeds nu een invi
tatie kreeg om na afloop der Europeesche
zwemkampioenschappen wederom in Denemar
ken te komen zwemmen, waarbij wij haar bij
voorbaat hetzelfde succes toewenschen -als
waarop zij nu kan bogen.
Op de Antwerpsche Zesdaagsche verliepen
de ochtenduren als altijd rustig. Om twee uur
des middags heeft Van Hout opgegeven. Zijn
koppelgenoot Van Hoek moet nu binnen acht
uur een nieuwen partner zien te vinden.
De sprints van drie uur hadden het volgen
de resultaat:
le sprint: Wals, Slaats, Richli, Hürtgen.
2e sprint: Debruycker, Bogaerts, Buysse,
Aerts.
3e sprint: Richli, Wals, Loncke, Slaats.
4e sprint: Pijnenburg, Deneef, Charlier, Ver-
dyck.
5e sprint: Debruycker, Wals, v. d. Horst,
Charlier.
Tijdens en na deze sprints tot ongeveer
kwart voor vier was het veld voortdurend in
beweging. Er werden zeer veel ronden geno
men. Het resultaat was, dat Buysse-Deneef
een ronde inliepen.
Even na half vijf is ook het koppel Aerts-
Hürtgen een ronde ingeloopen.
Er is meer nieuwsgierigheid dan spanning.
Het drama heeft geen bloedigen achtergrond.
Geen bijlen, messen of andere gevaarlijke voor
werpen, waarmede een moord is gepleegd liggen
als stukken van overtuiging naast de tafel der
rechters.
Het zijn hier papieren, heele dossiers, pakken
papier.
Een professor met zijn discipelen is links van
de getuigenbanken neergestreken en laat ditmaal
college geven in plaats van het zelf te doen.
Iets voor tienen stroomt de publieke tribune
vol; voor het grootste deel zijn het de abonné's,
die zich van een plaatsje in den engelenbak bij
de opvoering van deze comi-tragedie hebben
verzekerd. Zoo'n gala-voorstelling mogen zij
zich toch zeker niet laten ontgaan.
Als steeds wordt een vermoedelijk heel onbe
langrijk mensch, althans onbelangrijk in cri-
mineelen zin, voor den verkeerden aangezien,
want het hardhoorende mannetje, dat naar de
verdachtenbank wordt geleid, blijkt met de zaak
niets uit te staan te hebben en is enkel maar
in verzet gekomen van een tegen hem gewezen
vonnis.
Hij mag vlak voor de tafel komen, omdat het
hekje te ver af staat dan dat hij van daal zou
kunnen hooren wat de president hem te zeggen
heeft: n.l. dat zijn zaak voor onbepaalden tijd
wordt aangehouden.
Dan wenden zich de hoofden naar den kant
waar de verdachten hun intrede doen in de
zaal.
Een tamelijk gesoigneerd man met zorgvuldig
gekapt haar, bolhoed in de hand en winterjas
over den arm, komt in het bankje zitten.
t Blijkt Koning, de enscèneur van de heele
affaire, de man, die de onderhandelingen voerde,
partijen tot elkaar bracht, maar verder van de
zaak niets wil weten, geen profijt heeft getrok
ken ook, naar hij zelf beweert dan altijd.
Maar waarom hebt u zich dan zooveel moeite
gegeven is de logische vraag van den president,
„Omdat ik die menschen wou helpen."
Er klinkt een onderdrukt gegrinnik door de
zaal, die zonder zich in te spannen luisteren kan
naar het kalme verhaal van den rustig vertel
lenden heer met gouden bril daar in het bankje,
die er uitziet als een procuratiehouder bezig
met het geven van een exposé aan zijn patroon.
Hij vertelt dan, dat hij een oude kennis was
van den heer Onnes en dat hij, toen er eens wat
geld noodig was, meteen aan hem dacht. Daar
steekt toch niets in, vooral niet als je van
anderen weer gehoord hebt, dat het met de
financiën van je ouden vriend goed gesteld is.
Daar wil de Rechtbank wel meer van weten.
Zat Onnes er werkelijk goed bij.
Koning kan niet anders zeggen, dan dat hij
den indruk had van wel; alleen begon hy wel
wat te twijfelen toen het voorstel kwam voor
de inbraak.
Waarvoor moest er worden ingebroken?
Koning zegt ronduit, dat het was om de ver-
zekerings-penningen in de wacht te sleepen,
maar de tweede verdachte, de leverancier van
de verhuizers-inbrekers, weet daar geen raad
mee. De boel moest weg en Witbraad wist niet
beter dan dat die vent van Nijenrode bonje
had met zijn vrouw.
Witbraad is van een heel ander slag dan
Koning, al noemen zij zich beiden koopman.
Hij is ondefinieerbaar, houdt zoo'n beetje het
midden tusschen een houder van een met al
te best floreerend café en iemand, die kwitan
ties int voor zijn beroep.
't Verhoor daalt dan af in details, wordt op
verscheidene punten onverstaanbaar en het is
een opluchting, als de President tegen eenen
de eerste pauze aankondigt van dit proces.
waarmee we nog wel enkele dagen zoet kunnen
zijn.
„As d'r een luchie aan zat, hadden we d'r
vast niet aan begonnen", is de eenparige ver
klaring van de brave jongens, die als verhui
zers hebben gefungeerd.
Alle drie zijn het jongens die goed voor een
zwaar karwei zijn, al zou een voorzichtig huis
vader na een blik op der heeren facie er mis
schien nog wel eens over denken of hij zijn
huisraad aan deze handen wel veilig kan toe
vertrouwen.
Een vleugje van wantrouwen is dan ook niet
geheel misplaatst, want als wij kennis nemen
van den staat van dienst, die twee van de drie
bij de justitie hebben, dan is het een respec
tabele waschlyst, die de vraag doet rijzen hoe
veel vrije dagen deze jongelui na hun acht
tiende jaar nog hebben genoten.
Maar d'r kan gebeurd wezen wat er wil: aan
deze zaak hebben ze geen portie. Wisten ze
veel waarom die verhuizing 's nachts moest
worden gedaan? De rijkelui hebben van die
rare dingen an derlui hoofd, 'n Familie-aan
gelegenheid, een erfeniskwestie. Of misschien
wou een kennis van meneer graag een paar
van die schilderijtjes hebben en dat mevrouw
er niet van mocht weten.
Verzekering? Geen haar op hun hoofd heeft
eraan gedacht! Wat mot nou zoo'n rijke me
neer van een kasteel, een graaf of wat-ie mag
wezen, doen met een péér centen van de ver
zekering. Als-ie dat gewild had, had te toch
niet een paar van die keine dingetjes uit laten
zoeken, terwijl er nog zalen vol hingen.
Dan krijgen we 't relaas van de verhuizing,
een doodgewone karwei, alleen moest t
's nachts gebeuren. Dat had mijnheer graag.
Met het waarom hebben ze zich niet be
moeid.
Jammer was 't wel dat 't erg koud was. We
kwamen half bevoren thuis, verklaart er
eentje. Maar ja 't werd goed betaald en voor
een „rooie rug" moet je een kouwe rug over
hebben.
Ze waren eerst achterin binnengegaan, maar
toen had er een gezegd: waarom niet liever
door de hoofdpoort, die staat tóch open en
meneer weet er toch van. Ja stel je voor, dat
die er niet van had geweten dan hadden ze
toch niet doodkalm het licht opgestoken en
zware gordijnen verschoven met al de risico
van rammelende ringen.
Van éénen tot drieën zijn ze bezig geweest,
alles op d'r dooie gemak, want waarom zou
den ze zich haasten, 't Was tóch safe, omdat
't een eerlijke zaak was. Voorzichtig hebben
ze de lijsten van de schilderijtjes 'afgenomen,
heel voorzichtig om de doekjes niet te bescha
digen. Dat mocht niet van meneer, omdat alles
weer terug moest. Wéér een bewijs, hoe safe de
zaak was, want anders laat je de boel toch
verdwijnen en dan kan 't je niet bommen of er
een scheurtje in komt of een barstje.
De voorman-verhuizer besluit zijn betoog
met nogmaals te verzekeren, dat ze d'r niet
aan begonnen zouden zijn als 't niet safe was:
Ik niet, hij niet en hij zeker niet.
Dit laatste geldt den man met een in ver
houding blanco strafregister, die niet nalaat
deze voor hem gunstige onderscheiding naar
alle kanten uit te buiten.
Hij heeft de jongens toevallig getroffen
als je werkloos bent en je loopt veel op straat
kom je wel meer jongens tegen nou, en
toen ze wat voor 'm te verdienen wisten dat
safe was, nou, dan grijp je dat aan. Hij had
geen flauw idee gehad dat er wat „loos' was
en uit de kranten pas had ie gemerkt dat er
aan inbraak gedacht werd en dat er iets met
de verzekering aan de hand was.
Zoo praten ze heel den middag vol. Hij wiens
onschuld de meeste kans op geloofwaardigheid
heeft het langst, met als slot een pathetische
verzuchting over de hel, waar hij nu al ne
gen maanden onschuldig in verzucht, 't ls bij
na aandoenlijk.
Maar échter is het afscheid dat de jongens
nemen van hun kennissen in den engelenbak,
die teruggroeten met breeden zwaai van ar
men; een vrouw doet het met een innige kus
hand...*
Het partijbestuur der S.D.A.P. heeft, naar
„Het Volk" meldt, vcor het komende congres
het volgende voorstel ingediend:
Het Congres der S.D.A.P., gehouden te
Utrecht op 31 Maart en 1 en 2 April 1934;
van oordeel, dat de tijd gekomen is om het
streven der Partij 'ecbtstre'eks te richten op de
ordening van het economisch leven en tot
medewerking aan dat streven alle anti-kapita
listische krachten op te roepen, om met de
S.D.A.P., het democratisch socialisme als de uit
komst uit de maatschappelijke ellende te ver
wezenlijken;
overwegende, dat wei is waar reeds in de rap
porten der socialisatie-commissie alsmede in de
rapporten over Bedrijfsorganisatie en Medezeg
genschap en over Nieuwe Organen belangrijke
aanwijzingen voor den overgang naar het socia
lisme zjjn gegeven, maar dat aan meer con
crete uitwerking inzonderheid van de eerste der
te nemen maatregelen nu dringend behoefte
bestaat;
draagt aan het Partijbestur op een weten
schappelijk bureau in het leven te roepen, dat,
in samenwerking mei, een gemeenschappelijk
met het N.V.V. te benoemen comissie, een plan
zal ontwerpen om met dien overgang een begin
te maken;
spreekt den wensch uit, dat dit werk met de
grootste voortvarendheid zal worden ter hand
genomen en volbracht, opdat binnen den kortst
mogelijken tijd een genoegzaam uitgewerkt
plan zal kunnen worden voorgelegd aan een
buitengewoon congres, hetwelk dan niet alleen
het plan zal hebben vast te stellen, maar tevens
zal hebben te besluiten op welke wijze en met
welke middelen een forsche actie voor het plan
zal worden georganiseerd, voor welke actie dan
allen zullen worden opgeroepen, die den over
gang naar het democratisch socialisme willen
bevorderen.
j Onmiddellijk behan-,
J delen met Siroop Fa- jij
mei - het door artsen
aanbevolen genees
middel, dat het slijm
losmaakt en Uw
luchtwegen zuivert.
ORIGINEELE FLACON THANS
OOK IN. KLEINE FUfONEU fl l-ü.
Om half vijf, na 91 uur rijden, waren afge
legd 2191.900 K. M.
De stand luidde toen: Aan den kop: 1.
Charlier-Loncke 91 pnt.
Op een ronde: 2. Pynenburg-Wals 117 pnt.
3. BuysseDeneef 11- pnt. 4. Schon-Richli 96
pnt. 5. Van KempenBraspenning 61 pnt. 6.
en 7. Van Hevel-Debruycker en Aerts-Hürtgen
elk 47 pnt.
Op twee ronden: 8. BogaertSlaats 62 pnt.
Op zes ronden: 9. DebaetsLetourneur 10
punten.
Op zeven ronden: 10. RaesMortier 51 pnt.
Op twaalf ronden: 11. DipacoLinari 70
punten.
Op dertien ronden: 12. Verdijck—v. d. Horst
46 pnt.
Op zestien ronden. 13. MortelmansVer-
schueren 25 pnt.
Op vier en twintig ronden: 14. Van Hoek
reserve 24 pnt.
Na de sprints van zes uur gebeurde er op
de Zesdaagsche te Antwerpen tot half acht
niets bijzonders. Naarmate het tijdstip van de
sprints van negen uur nadert, komt er de
gang in en ontketent zich een jacht, die ook
tijdens de sprints en nog langen tijd daarna
aanhoudt.
Tusschen de tweede en derde sprint nemen
Pynenburg-Wals, Schoen-Richli en Van Kem-
pen-Braspenninx een ronde, terwijl Pijnenburg-
Wals het even later nog eens doen. evenals
Aerts-Huertgen, Schoen-Richli, Linari-Di Paco
en Loncke-Charlier. De jachten duren ook na
de sprints van negen uur nog voort en het veld
ligt geheel en al uit elkaar. Er worden vele
ronden genomen en verloren. Er hebben ook
een tweetal kleine valpartijen plaats, doch deze
waren van geringen aard. De betrokkenen wa
ren Charlier. Verschueren, Mortelmans en
Braspenninx. Het koppel Linari-Di Paco wordt
beboet met drie strafronden, daar zy een oogen
blik niet in de baan zijn geweest. Letourneur
geeft op wegens schouderblessure. Van Hoek
wordt in den loop van den avond uit den koers
genomen, daar zijn tijd, om een nieuw koppel
te vormen, verstreken was.
De stand om half elf luidt als volgt:
Aan den kop: 1. Pijnenburg-Wals 128 pun
ten; 2. Schoen-Richli 102 pnt.; 3. Charlier-
Loncke 99 pnt.; 4. Van Hevel-Debruycker 51
pnt.; 5. Aerts-Huertgen 26 pnt.
Op een ronde: 6. Buysse-Deneef 136 pnt.; 7.
Van Kempen-Braspenninx 69 pnt.
Op drie ronden: 8. Bogaert-Slaats 72 pnt.
Op zeven ronden: 9. Raes-Mortier 54 pnt.
Op 12 ronden: 10. Debaets-(alleen) 12 pnt.
Op 14 rouöen: 11. Verdyck-v. d. Horst 56 pnt.
Op 15 ronden: 12. Linari-Di Paco 76 pnt.
On 20 ronden: 13. Mortelmans-Verschuren
15 pnt.
De directie van den Landbouw deelt mede,
dat blijkens bericht van den Landbouwconsu-
lent te Berlijn, de in het Duitsch-Fransche
Handelsverdrag vastgelegde tarieven voor snij
bloemen met ingang van 17 dezer, ais gevolg
van de opzegging daarvan door de Duitsche
Regeering, vervallen.
Voor de meeste snijbloemen zijn diezelfde ta
rieven echter ook gebonden in het Duitsch-
Italiaansch Verdrag. Dit geldt echter met voor
bloemen, als tulpen, hyacinten en orchideeën,
zoodat het invoerrecht voor die bloemen van
17 dezer af bjj invoer in Duitschland 300 M.
per 100 K.G. zal bedragen.