Indrukken /HOEST// Drie verzoeken tot in vrijheid stelling afgewezen De S.D.A.P. krijgt haast HARDNEKKIGE WOENSDAG 14 FEBRUARI 1934 IN DE AFFAIRE- NIJENRODE t,W e hadden wel driemaal zooveel mee kunnen pakken, maar we zijn eerlijk. Behandeling tot morgen geschorst Witbraad in de verdachten- bank Na de pauze de verhuizers Een familie „onder onsje" DE LEERZAME JSIJE1SRODE-ZAAK Huurverlaging noodig Niet meer wachten met verlaging van rente der rijksvoorschotten ZWEMMEN Onze zwemploeg uit Denemarken terug Buitengewoon succesvolle tournée WIELRENNEN FELLE STRIJD OP DE ANT- WERPSCHE ZESDAAGSCHE PIJNENBURG—WALS AAN DEN KOP Naar de ontwarring Zal het morgenworden omge zet in een dwingend „nu"? Naar socialisatie IhaacJ htoddzel van Uw TARIEVEN VOOR SNIJ- BLOEMEN Verdi geeft dan een uitvoerig overzicht van de door hem gegeven aanwijzingen betreffende het uitsnijden van de ruitjes etc. Over welke zalen de kostbaarheden waren verdeeld, weet verd. niet precies meer. Pres.: „Dus de instructies hebt u nauwkeurig aan Witbraad overgegeven?" Verd.: „Ja". Pres.: „Ging Witbraad er onmiddellijk op in?" Verd.: „Ja, aanvankelijk stagneerde de zaak; Witbraad schoot niet erg op. Onnes stelde als uitersten temrijn begin Maart, daarna behoefde het niet meer.... Ik was eigenlijk al blij, dat er niets gebeurde, want ik had er zelf geen enkel belang by." Uitvoerig had Koning ook de vraag met Onnes besproken, of het voor de „inbrekers" wel veilig was om hun slag te slaan. Onnes had verteld, dat er van bewaking geen sprake was, de dienstboden hadden streng opdracht op tijd thuis te zijn, zoodat er in den nacht niemand buiten het kasteel was. Pres.: „Wat moest er met den buit gebeuren?" Verd. is in dit opzicht weinig positief. Hij meent, dat de inbrekers later den boel mochten verkoopen, als ze maar minstens zes maanden wilden wachten en dan zeer voorzichtig waren bij den verkoop. Verd. vertelt dan, hoe hij de eerste „uitkee- ring" aan zijn medewerkers had gedaan. Den dag van de uitbetaling was Onnes in Amsterdam gekomen. In Parkzicht hadden de heeren elkaar ontmoet. Onder tafel had Onnes Koning een pakje bankbiljetten gegeven om door te geven aan Witbraad. Pres.: „Hoeveel was dat?" Verd.: „Misschien 1500, misschien 1000, ik heb het niet geteld, maar zoo doorgegeven." Met assuradeuren blijkt verd. niet veel op te hebben. Hij zegt, dat als het plan gelukt was, hy stilletjes in zijn vuist zou hebben gelachen. Verd. had de zaak meer uit een „sportief" oog punt bekeken Met deze ietwat wonderlijk klinkende verkla ring wordt het inleidend verhoor van Koning beëindigd. Op Donderdag a.s. zullen de getuigen in zijn zaak worden gehoord. Koning staat zijn plaats af aan Wit braad. Onmiddellijk verkrijgt zijn ver dediger, mr. Loeb, het woord. Hij ver zoekt voeging van de zaken. Onnes, aldus pl., wordt vervolgd als dader, de andere verdachten als medeplichtigen, die samen terecht behooren te staan. De Officier is van oordeel, dat de kwestie, die wordt opgeworpen, eenigs- zins naïef is. Voeging is hier onmogelijk. De verschillende verdachten moeten tegen elkaar worden gehoord, anders is de vervolging onmogelijk. De rechtbank gaat dan in raadka mer en komt na enkele oogenblikken weer terug. Het verzoek tot voeging Wordt afgewezen. Witbraad wordt dan gehoord. Hij geeft toe, dat hy op de voorstellen van Koning is inge gaan. Het doel van het weghalen van het goed had verd. echter niet geweten. „Ik las pas in de courant, waarom dat weghalen noodig was." Verd. had naderhand de onderhandelingen geopend met Biesing en Mees Gerritsen. Mees Gerritsen had echter geen tijd voor dergelijke zaken, hij had Witbraad verwezen naar Bie sing. We krijgen dan weer een uitvoerig verhaal over de verschillende instructies, die hij van Koning had gekregen. Direct na het gebeurde had de eerste uit betaling plaats gehad. Koning heeft 500 gehad, ik heb 500 ge kregen en Biesing 500. Pres.: „Waarom dacht u dan, dat het goed Bloest worden weggehaald?" Verd.: „Ik dacht, dat die vent van Nijen- rode bonje met zijn vrouw had." (Gelach). Pres.: „Hoe komt u daar bij?" Verd.: „Oh, dat komt wel 'ns meer voor, ik heb een vriend gehad, en daar heb ik 'ns een naaimachine voor weggehaald...." „Hoe zouden de 12.000 worden verdeeld". Vraagt de president dan. Verd.: „Koning 4000, Biesing 4000 en lk 4000. Pres.: „En wie zou de inbrekers dan beta len?" Verd.: Daar weet ik niets van, ik had er niet mee te maken." Verd. is niet erg zeker in zijn verklaringen. Pres.: „Weet u ook iets van een „vrijge leide", die door Biesing aan de inbrekers is meegegeven?" Verd. weet er niets van. De zitting wordt hierna geschorst tot twee uur. Tegen twee uur wordt de geschorste terecht zitting heropend. Eerst worden een aantal uitspraken gedaan en dan wordt het verhoor-Witbraad voortgezet. De belooning en de data, waarop deze zou worden uitgekeerd, wordt weer ter sprake ge bracht. De president noemt eenige data, doch verd. kan zich weinig meer herinneren. Zijn geheugen schijnt in de pauze nogal te hebben geleden. Het onderzoek tegen Witbraad wordt ge schorst tot Donderdag a.s. De drie „verhuizers", Maag, van Binsber- gen en Grotjohan verschijnen nu in de ver- dachtenbank. De „verhuizers", die na Witbraad in de mid dagzitting worden gehoord, zijn Maag, verdedigd door mr. Frankenhuis, Grotjohan verdedigd door mr. dr. B. J. Stokvis en Van Binsbergen verde digd door mr. J. W. Schreuder. De drie verhuizers voelen zich nogal op hun gemak in de getuigenbank, zij knikken enkele bekenden op de publieke tribune vriendelijk toe. De President: „Nu Maag, je weet wel onge veer waar het hier over gaat, vertel maar eens wat je weet." Maag vertelt dan, dat van Binsbergen bij hem was gekomen, met de mededeeling, dat er wel wat te verdienen was met een aardig zaakje. Aanvankelijk was hij niet in bijzonderheden ge treden en hoe groot de belooning zou zijn, was ook niet gezegd. Later waren Biesing en Mees Gerritsen bij hem komen praten, ze hadden toen de plannen meer uitvoerig verteld. Pres.: „Wat hebben ze dan gezegd?" Verd. Maag: „Ja, zóó precies herinner ik me dat niet meer; ik zit al negen maanden in voor arrest, dat moet u niet vergeten." Hij herinnert zich dan, dat Biesing over een kasteelheer had gesproken, die wat weggehaald wilde hebben.... Pres.: „Aanvankelijk wilde u er niet erg op ingaan, maar later hebt u een gesprek afgeluis terd tusschen Witbraad en Biesing?" Verd.: „Juist, meneer de president, zóó is 't, maar Mees was er ook bij." „Wat zou de belooning zijn?" informeert de President. Maag meent, dat er tien „rooien" zouden ko men (tien briefjes van duizend). Precies wist verd. het niet, erg definitief is dat cijfer nooit geweest. Het is, aldus verd., zeven, twaalf, acht en tienduizend geweest, er is steeds over onder handeld en eens zijn we het nooit geworden. Oorspronkelijk was afgesproken verd. wordt weer wat pertinenter tienduizend gulden. Afspraak was, dat het gestolene bij Mees en Frits (Biesing) zou worden gebracht. Later zou dan wel besproken worden, wat er mee moest gebeuren. Verdachte en Van Binsbergen had den aan Mees Gerritsen en Biesing niet verteld, dat ze op hun nachtelijk avontuur ook Grotjo han mee wilden nemen. Ze vonden, dat deze ook wel wat mocht verdienen.... „Verdachte, herinnert u zich ook, dat er over gesproken is, dat de bedienden in het bijgebouw achter het kasteel woonden en dus niet kon den hooren, wat er 's nachts in het kasteel ge beurde." Verdachte herinnert zich hier niets meer van, hij informeert bij den Officier belangstellend, waarom de bedienden achter 't kasteel sliepen. De Officier weet 't ook niet. Verd. ontrolt dan voor ons de gebeurtenissen van den bewusten nacht. Bij de aangifte van den diefstal is o.a. opge geven, dat de „inbrekers" een kostbare vaas hadden gebroken. De President vraagt of verd. daar iets van af weet. „Ik heb geen vaas gezien, en bovendien: ik breek nooit iets." In Amsterdam teruggekomen, was de buit eerst in de woning van Maag opgeborgen. Den volgenden avond had verd. naar de ra dioberichten geluisterd; hij had toen ook ge hoord, dat de Verzekeringsmaatschappij 10.000 uitloofde voor het terugbrengen van den buit. De uitbetaling van het geld stagneerde, „steeds kwamen ze met smoesjes", als we om het geld vroegen, aldus verd. Verd. was naar aanleiding van de uitgeloofde belooning naar Biesing gegaan en hij had toen gezegd, dat hij het gestolene niet beneden de 10.000 wilde af geven. Officier: „U hebt toch gezegd, het goud te zullen gaan smelten." Verd.: „Dat is onzin, ik heb nooit gedreigd 't te zullen smelten, het goud was van ons, we konden er mee doen wat we wilden." Pres.: „U hebt bij den rechter-commissaris anders verklaard, ik zal 't u voor laten lezen..." De griffier leest dan de uitvoerige verklarin gen van verd. voor. Een paar dagen na den in braak hebben de „verhuizers" ieder 100 gehad. De belooning bleef uit en zoo had verd. in het vooronderzoek gezegd we waren van plan het goud „stuk te maken." In den loop van de onderhandelingen had Maag het goed naar Biesing gebracht, in wiens huis het opgeborgen werd. „Ik vond dat het beste, want Biesing zei tegen me: als ze met het geld komen, zou ik het goed niet hebben... 't Was dus logisch dat ik 't bij Biesing bracnt." Officier: „Logisch misschien wel, maar u was het goed kwijt. Pres.: „U hebt vijf schilderijen meegenomen, maar in de recherche-lijst werd van zeven schilderijen gesproken. Hoe zit dat nu met die twee schilderijen?" Verdachte haalt zijn schouders op: „Me neer de president ik weet óók niet alles." Officier: „Als u niet "aan oplichting heeft ge dacht, hoe verklaart u dan, dat die „verhui zing" 's nachts moest gebeuren." Verd.: „Ja, dat weet ik,óók niet, we dachten dat t' een erfeniskwestie was, zooals dat bij die rijke lui gaatIk dacht een familie geschiedenis.Frits (Biesing) wist ook niet waar 't om ging. Als ;k kwaad gewild had, zou ik 't heele kasteel wel leeg hebben kunnen ha len, 't hing overal vol schilderijen. Als ik ge weten had, dat 't een politiezaak zou worden, was ik er niet aan begonnen. Ik houd niet van misgrijpen." Maag wijst er dan op, dat hij nooit had ge dacht, dat de politie er in zou worden ge mengd. Hij had het aangezien voor een familie onder onsje. „En", aldus verd. „in zulke dingen haal je geen politie." Mr. Stokvis, verdediger van Grotjohan (de zaken tegen de verhuizers zijn gevoegd) vraagt dan af er geen opdracht was gegeven de schilderijen niet te beschadigen. Verd.: Ja zeker! Mr. Stokvis: Waarom niet? Verd.: Omdat ze weer terug moesten. Van Binsbergen is nu aan de beurt. Eerst wordt zijn strafregister voorgelezen en erg fraai is het niet: „diefstal, verduistering, wederspan - nigheid, verzet...." in totaal tien straffen prij ken er op. Ook Maag's strafregister geeft vijf straffen aan. Ook van Binsbergen betoogt met klem, dat hij alleen maar optrad als „verhuizer", van de heele verzekering wist hij niets af Bij zijn verklaring kwamen ook Biesing en Mees Gerritsen ter sprake. „Frits is achttien (Karaats), maar Mees is een schurk" luidde zijn oordeel over dit twee tal. De laatste verdachte is aan de beurt; Grot johan houdt zich aan de verklaringen van zijn compagnons. Hij heeft in de zaak nogal een tweedehands rol gespeeld. Hij kende noch Mees Gerritsen, noch Biesing, terwijl hij de situatie-teekening ook niet gezien had. Met trots vertelde hij, dat ze zich zoo precies aan de instructie hadden gehouden; „want meneer de president, we had den wel drie keer zooveel kunnen pakken, maar we zijn eerlijke menschen Verd. had bij Maag en Van Binsbergen er herhaaldelijk op aangedrongen, dat hij de op drachtgevers te spreken kreeg. Verd. wilde „haring of kuit" van de zaak hebben en hij vertrouwde de geschiedenis niet erg. „Ik had soms wel eens het idee om de hee le zaak naar de verzekering te brengen." Weer gaat er veel tijd heen met het voorle zen van Van Binsbergen's verklaringen in het vooronderzoek. Zijn verklaringen ter zitting ko men vrijwel overeen met die va nzijn medever dachte Maag. Het goud was afgegeven aan Biesing en Mees Gerritsen, zij hadden daarvoor samen 500 gekregen. Ook deze verdachte ontkent met klem ook maar een oogenblik aan verzekering te hebben gedacht, er was ook niet over gesproken. Pres.: „Straks zult u hooren, dat er wel de gelijk over gesproken is. Hoe wist u iets van de verzekering af?" Verd.: „Er werd toch in de couranten door de verzekering een belooning uitgeloofd." Uitvoerig bepleit verd. zijn stelling dat hij zonder verraad te plegen uit de „zaak" had willen treden. Geld had hij dan ook niet willen hebben, maar.... 't tenslotte toch aangenomen. Ook heeft hij den buit een tijd lang in zijn huis bewaard, verborgen tusschen twee uitge holde planken. „Ik zit nu al negen maanden onschuldig in voorarrest, voor iets, wat ik onbewust heb ge daan," roept Grotjohan uit. Als de man, die in opdracht van de verzeke ring handelde, om de goederen op te sporen, die Johanknegt, zijn plicht had gedaan, zou ik hier niet gezeten hebbenDie Johanknegt was een man, die het vertrouwen van Justitie en politie genoot. Pres.: „Dat is onzin, U verwart politie en Justitie, dat is heel wat anders...." Verd.: „Dan trek ik, wat U over de justitie zei, weer terug. Maar een feit is, dat Johan knegt het vertrouwen van de politie genoot, in Utrecht b.v.... Pres.: „Dat is nu een onderdeel van de zaak, dat we op het oogenblik zullen laten rusten." De verdediger van Grotjohan. mr. dr. B. J. Stokvis vraagt hierop het woord, om voor zijn cliënt de onmiddellijke invrijheidstelling «e vragen. Uitvoerig betoogt pl., dat verd. absoluut niet besefte waarom de nachtelijke tocht naar Kasteel Nijenrode werd gemaakt. Herhaaldelijk heeft het O. M. en de raadka mer der rechtbank bij verd. den indruk gewekt, dat hij binnenkort in vrijheid zou worden ge steld. Pl. kan niet aannemen, dat evrd. zal worden veroordeeld, mocht dit echter wel het geval zijn, dan is hij nu, met negen maanden voorarrest toch al genoeg gestraft. Spr. verzoekt dus de rechtbank dringend verd. uit de voorloopige hechtenis te ontslaan. Ook Mr. Frankenhuis bepleit een verzoek tot invrijheidstelling van verd. Maag, terwijl Mr. Schreuder zich eveneens tot de rechtbank richt met het verzoek Van Binsbergen in vrijheid te stellen. De Officier van Justitie acht het niet in het belang van het onderzoek deze drie verdachten thans in vrijheid te stellen, temeer daar de getuigenverklaringen in hun zaak nog moeten worden afgelegd. In principe zou het O. M. niet ongenegen zijn het verzoek te steunen en hij betreurt het, dat deze verdachten nog langer in voorarrest moeten blijven. Op deze gronden re- „v.-, Juridische studenten kregen een speciale machtiging de behandeling der Nijenrode- zaak bij te wonen. De studenten betreden het Gerechtshof aan de Prinsengracht. quireerde spr. afwijzing van de verzoeken. Na in raadkamer te zijn geweest wijst de rechtbank deze verzoeken af. Ook deze zaak wordt geschorst tot Donderdag 15 Februari. Het Tweede Kamerlid Kampschöer heeft aan den Minister van Sociale Zaken gevraagd, of de minister niet van oordeel is, dat, in verband met de steeds lager wordende loonen, huurverlaging van de met rijksvoorschot gebouwde woningen, zeer noodig geacht moet worden. Is de minister niet van meening, dat, nu de behandeling van de wijziging van de woningwet beduidend meer tijd eischt dan verwacht is, be zwaarlijk langer gewacht kan worden om tot verlaging van de rente der rijksvoorschottenover te gaan, zoo vraagt de heer Kampschöer en voorts, of de minister bereid is te bevorderen, dat de hierbedoelde renteverlaging zoo spoedig mogelijk plaats vindt Met den trein, welke om 18.54 aan het Cen traalstation te Amsterdam aankwam, arriveer den gisteravond de Nederl. zwemsters, mej. Selbach en mej. Hessel, de zwemmer Scheffer en de heer G. Voogd, die de geheele tournée als trainer van mej. Hessel medemaakte. De belangstelling bij de aankomst was bui tengewoon groot. Onze zwemsters kregen bloe men en werden gefeliciteerd met de behaalde successen. Mej. Hessel en de heer Voogd begaven zich daarna onmiddellijk naar het Sportfondsenbad. teneinde daar getuige te kunnen zijn van de recordpoging van vier hunner heeren-cluble- den, die zouden trachten het op naam van A. Z. 1870 staande record op de 4 x 200 M. vrije slag estafette te verbeteren, een poging, welke inmiddels mislukt is. Hieraan ging echter een kleine huldiging vooraf, waarbij de heer G. Blitz, voorzitter van de zwemveereniging „Het Y" en mevr. Triebeis Koens, presidente van de H. D. Z., het,woord voerden. Beiden spraken den wensch* uit, dat onze zwemsters en zwemmer nog geruimen tijd op hun huidige niveau zouden blijven. Voorts hadden wij nog een kort onderhoud met den heer G. Voogd, die zich gaarne bereid verklaarde het een en ander over dezen trip te vertellen. Op onze vraag, hoe de ontvangst in Kopen hagen was geweest, antwoordde de heer Voogd, dat deze alle verwachtingen had overtroffen. De Denen zijn een buitengewoon sportief volk, wat tot uitdrukking kwam bij de wedstrijden, welke alle geheel uitverkocht waren en waarbij onze landgenooten steeds werden toegejuicht. Het zwembad te Aarhuus noemde de heer Voogd een van de mooiste van Europa, terwijl het zeewater, waarin gezwommen werd, zeer bevordelijk was voor het maken van goeden tijd. Hier werden ook de records op de 100 yards en 100 M. vrije slag verbeterd, resp. door Willy den Ouden en Stans Scheffer. Gedurende de geheele tournée heeft de Ne- derlandsche consul in Denemarken, de heer Sandemann zich zeer verdienstelijk gemaakt, hetgeen door de onzen ten zeerste werd ge waardeerd. De heer Voogd deelde ons verder mede, dat Denemarken in Inge Kragh een all-rouna zwemster bezit, die tot de beste van Europa gerekend mag worden. Behalve dat zij kam pioene schoonspringen van haar land is, maakt zij ook zeer goede tijden op de school- en vrije slag en dat in een buitengewoon fraaien stijl. Tijdens hun verblijf in 't Noorden ontving de geheele ploeg een invitatie om voor de Deen- sche microfoon geïnterviewd te worden, aan welke uitnoodiging men ook voldaan heeft. Dat de tournée van onze zwemploeg wel bui tengewoon geslaagd is, mag wel blijken uit het feit, dat Willy den Ouden reeds nu een invi tatie kreeg om na afloop der Europeesche zwemkampioenschappen wederom in Denemar ken te komen zwemmen, waarbij wij haar bij voorbaat hetzelfde succes toewenschen -als waarop zij nu kan bogen. Op de Antwerpsche Zesdaagsche verliepen de ochtenduren als altijd rustig. Om twee uur des middags heeft Van Hout opgegeven. Zijn koppelgenoot Van Hoek moet nu binnen acht uur een nieuwen partner zien te vinden. De sprints van drie uur hadden het volgen de resultaat: le sprint: Wals, Slaats, Richli, Hürtgen. 2e sprint: Debruycker, Bogaerts, Buysse, Aerts. 3e sprint: Richli, Wals, Loncke, Slaats. 4e sprint: Pijnenburg, Deneef, Charlier, Ver- dyck. 5e sprint: Debruycker, Wals, v. d. Horst, Charlier. Tijdens en na deze sprints tot ongeveer kwart voor vier was het veld voortdurend in beweging. Er werden zeer veel ronden geno men. Het resultaat was, dat Buysse-Deneef een ronde inliepen. Even na half vijf is ook het koppel Aerts- Hürtgen een ronde ingeloopen. Er is meer nieuwsgierigheid dan spanning. Het drama heeft geen bloedigen achtergrond. Geen bijlen, messen of andere gevaarlijke voor werpen, waarmede een moord is gepleegd liggen als stukken van overtuiging naast de tafel der rechters. Het zijn hier papieren, heele dossiers, pakken papier. Een professor met zijn discipelen is links van de getuigenbanken neergestreken en laat ditmaal college geven in plaats van het zelf te doen. Iets voor tienen stroomt de publieke tribune vol; voor het grootste deel zijn het de abonné's, die zich van een plaatsje in den engelenbak bij de opvoering van deze comi-tragedie hebben verzekerd. Zoo'n gala-voorstelling mogen zij zich toch zeker niet laten ontgaan. Als steeds wordt een vermoedelijk heel onbe langrijk mensch, althans onbelangrijk in cri- mineelen zin, voor den verkeerden aangezien, want het hardhoorende mannetje, dat naar de verdachtenbank wordt geleid, blijkt met de zaak niets uit te staan te hebben en is enkel maar in verzet gekomen van een tegen hem gewezen vonnis. Hij mag vlak voor de tafel komen, omdat het hekje te ver af staat dan dat hij van daal zou kunnen hooren wat de president hem te zeggen heeft: n.l. dat zijn zaak voor onbepaalden tijd wordt aangehouden. Dan wenden zich de hoofden naar den kant waar de verdachten hun intrede doen in de zaal. Een tamelijk gesoigneerd man met zorgvuldig gekapt haar, bolhoed in de hand en winterjas over den arm, komt in het bankje zitten. t Blijkt Koning, de enscèneur van de heele affaire, de man, die de onderhandelingen voerde, partijen tot elkaar bracht, maar verder van de zaak niets wil weten, geen profijt heeft getrok ken ook, naar hij zelf beweert dan altijd. Maar waarom hebt u zich dan zooveel moeite gegeven is de logische vraag van den president, „Omdat ik die menschen wou helpen." Er klinkt een onderdrukt gegrinnik door de zaal, die zonder zich in te spannen luisteren kan naar het kalme verhaal van den rustig vertel lenden heer met gouden bril daar in het bankje, die er uitziet als een procuratiehouder bezig met het geven van een exposé aan zijn patroon. Hij vertelt dan, dat hij een oude kennis was van den heer Onnes en dat hij, toen er eens wat geld noodig was, meteen aan hem dacht. Daar steekt toch niets in, vooral niet als je van anderen weer gehoord hebt, dat het met de financiën van je ouden vriend goed gesteld is. Daar wil de Rechtbank wel meer van weten. Zat Onnes er werkelijk goed bij. Koning kan niet anders zeggen, dan dat hij den indruk had van wel; alleen begon hy wel wat te twijfelen toen het voorstel kwam voor de inbraak. Waarvoor moest er worden ingebroken? Koning zegt ronduit, dat het was om de ver- zekerings-penningen in de wacht te sleepen, maar de tweede verdachte, de leverancier van de verhuizers-inbrekers, weet daar geen raad mee. De boel moest weg en Witbraad wist niet beter dan dat die vent van Nijenrode bonje had met zijn vrouw. Witbraad is van een heel ander slag dan Koning, al noemen zij zich beiden koopman. Hij is ondefinieerbaar, houdt zoo'n beetje het midden tusschen een houder van een met al te best floreerend café en iemand, die kwitan ties int voor zijn beroep. 't Verhoor daalt dan af in details, wordt op verscheidene punten onverstaanbaar en het is een opluchting, als de President tegen eenen de eerste pauze aankondigt van dit proces. waarmee we nog wel enkele dagen zoet kunnen zijn. „As d'r een luchie aan zat, hadden we d'r vast niet aan begonnen", is de eenparige ver klaring van de brave jongens, die als verhui zers hebben gefungeerd. Alle drie zijn het jongens die goed voor een zwaar karwei zijn, al zou een voorzichtig huis vader na een blik op der heeren facie er mis schien nog wel eens over denken of hij zijn huisraad aan deze handen wel veilig kan toe vertrouwen. Een vleugje van wantrouwen is dan ook niet geheel misplaatst, want als wij kennis nemen van den staat van dienst, die twee van de drie bij de justitie hebben, dan is het een respec tabele waschlyst, die de vraag doet rijzen hoe veel vrije dagen deze jongelui na hun acht tiende jaar nog hebben genoten. Maar d'r kan gebeurd wezen wat er wil: aan deze zaak hebben ze geen portie. Wisten ze veel waarom die verhuizing 's nachts moest worden gedaan? De rijkelui hebben van die rare dingen an derlui hoofd, 'n Familie-aan gelegenheid, een erfeniskwestie. Of misschien wou een kennis van meneer graag een paar van die schilderijtjes hebben en dat mevrouw er niet van mocht weten. Verzekering? Geen haar op hun hoofd heeft eraan gedacht! Wat mot nou zoo'n rijke me neer van een kasteel, een graaf of wat-ie mag wezen, doen met een péér centen van de ver zekering. Als-ie dat gewild had, had te toch niet een paar van die keine dingetjes uit laten zoeken, terwijl er nog zalen vol hingen. Dan krijgen we 't relaas van de verhuizing, een doodgewone karwei, alleen moest t 's nachts gebeuren. Dat had mijnheer graag. Met het waarom hebben ze zich niet be moeid. Jammer was 't wel dat 't erg koud was. We kwamen half bevoren thuis, verklaart er eentje. Maar ja 't werd goed betaald en voor een „rooie rug" moet je een kouwe rug over hebben. Ze waren eerst achterin binnengegaan, maar toen had er een gezegd: waarom niet liever door de hoofdpoort, die staat tóch open en meneer weet er toch van. Ja stel je voor, dat die er niet van had geweten dan hadden ze toch niet doodkalm het licht opgestoken en zware gordijnen verschoven met al de risico van rammelende ringen. Van éénen tot drieën zijn ze bezig geweest, alles op d'r dooie gemak, want waarom zou den ze zich haasten, 't Was tóch safe, omdat 't een eerlijke zaak was. Voorzichtig hebben ze de lijsten van de schilderijtjes 'afgenomen, heel voorzichtig om de doekjes niet te bescha digen. Dat mocht niet van meneer, omdat alles weer terug moest. Wéér een bewijs, hoe safe de zaak was, want anders laat je de boel toch verdwijnen en dan kan 't je niet bommen of er een scheurtje in komt of een barstje. De voorman-verhuizer besluit zijn betoog met nogmaals te verzekeren, dat ze d'r niet aan begonnen zouden zijn als 't niet safe was: Ik niet, hij niet en hij zeker niet. Dit laatste geldt den man met een in ver houding blanco strafregister, die niet nalaat deze voor hem gunstige onderscheiding naar alle kanten uit te buiten. Hij heeft de jongens toevallig getroffen als je werkloos bent en je loopt veel op straat kom je wel meer jongens tegen nou, en toen ze wat voor 'm te verdienen wisten dat safe was, nou, dan grijp je dat aan. Hij had geen flauw idee gehad dat er wat „loos' was en uit de kranten pas had ie gemerkt dat er aan inbraak gedacht werd en dat er iets met de verzekering aan de hand was. Zoo praten ze heel den middag vol. Hij wiens onschuld de meeste kans op geloofwaardigheid heeft het langst, met als slot een pathetische verzuchting over de hel, waar hij nu al ne gen maanden onschuldig in verzucht, 't ls bij na aandoenlijk. Maar échter is het afscheid dat de jongens nemen van hun kennissen in den engelenbak, die teruggroeten met breeden zwaai van ar men; een vrouw doet het met een innige kus hand...* Het partijbestuur der S.D.A.P. heeft, naar „Het Volk" meldt, vcor het komende congres het volgende voorstel ingediend: Het Congres der S.D.A.P., gehouden te Utrecht op 31 Maart en 1 en 2 April 1934; van oordeel, dat de tijd gekomen is om het streven der Partij 'ecbtstre'eks te richten op de ordening van het economisch leven en tot medewerking aan dat streven alle anti-kapita listische krachten op te roepen, om met de S.D.A.P., het democratisch socialisme als de uit komst uit de maatschappelijke ellende te ver wezenlijken; overwegende, dat wei is waar reeds in de rap porten der socialisatie-commissie alsmede in de rapporten over Bedrijfsorganisatie en Medezeg genschap en over Nieuwe Organen belangrijke aanwijzingen voor den overgang naar het socia lisme zjjn gegeven, maar dat aan meer con crete uitwerking inzonderheid van de eerste der te nemen maatregelen nu dringend behoefte bestaat; draagt aan het Partijbestur op een weten schappelijk bureau in het leven te roepen, dat, in samenwerking mei, een gemeenschappelijk met het N.V.V. te benoemen comissie, een plan zal ontwerpen om met dien overgang een begin te maken; spreekt den wensch uit, dat dit werk met de grootste voortvarendheid zal worden ter hand genomen en volbracht, opdat binnen den kortst mogelijken tijd een genoegzaam uitgewerkt plan zal kunnen worden voorgelegd aan een buitengewoon congres, hetwelk dan niet alleen het plan zal hebben vast te stellen, maar tevens zal hebben te besluiten op welke wijze en met welke middelen een forsche actie voor het plan zal worden georganiseerd, voor welke actie dan allen zullen worden opgeroepen, die den over gang naar het democratisch socialisme willen bevorderen. j Onmiddellijk behan-, J delen met Siroop Fa- jij mei - het door artsen aanbevolen genees middel, dat het slijm losmaakt en Uw luchtwegen zuivert. ORIGINEELE FLACON THANS OOK IN. KLEINE FUfONEU fl l-ü. Om half vijf, na 91 uur rijden, waren afge legd 2191.900 K. M. De stand luidde toen: Aan den kop: 1. Charlier-Loncke 91 pnt. Op een ronde: 2. Pynenburg-Wals 117 pnt. 3. BuysseDeneef 11- pnt. 4. Schon-Richli 96 pnt. 5. Van KempenBraspenning 61 pnt. 6. en 7. Van Hevel-Debruycker en Aerts-Hürtgen elk 47 pnt. Op twee ronden: 8. BogaertSlaats 62 pnt. Op zes ronden: 9. DebaetsLetourneur 10 punten. Op zeven ronden: 10. RaesMortier 51 pnt. Op twaalf ronden: 11. DipacoLinari 70 punten. Op dertien ronden: 12. Verdijck—v. d. Horst 46 pnt. Op zestien ronden. 13. MortelmansVer- schueren 25 pnt. Op vier en twintig ronden: 14. Van Hoek reserve 24 pnt. Na de sprints van zes uur gebeurde er op de Zesdaagsche te Antwerpen tot half acht niets bijzonders. Naarmate het tijdstip van de sprints van negen uur nadert, komt er de gang in en ontketent zich een jacht, die ook tijdens de sprints en nog langen tijd daarna aanhoudt. Tusschen de tweede en derde sprint nemen Pynenburg-Wals, Schoen-Richli en Van Kem- pen-Braspenninx een ronde, terwijl Pijnenburg- Wals het even later nog eens doen. evenals Aerts-Huertgen, Schoen-Richli, Linari-Di Paco en Loncke-Charlier. De jachten duren ook na de sprints van negen uur nog voort en het veld ligt geheel en al uit elkaar. Er worden vele ronden genomen en verloren. Er hebben ook een tweetal kleine valpartijen plaats, doch deze waren van geringen aard. De betrokkenen wa ren Charlier. Verschueren, Mortelmans en Braspenninx. Het koppel Linari-Di Paco wordt beboet met drie strafronden, daar zy een oogen blik niet in de baan zijn geweest. Letourneur geeft op wegens schouderblessure. Van Hoek wordt in den loop van den avond uit den koers genomen, daar zijn tijd, om een nieuw koppel te vormen, verstreken was. De stand om half elf luidt als volgt: Aan den kop: 1. Pijnenburg-Wals 128 pun ten; 2. Schoen-Richli 102 pnt.; 3. Charlier- Loncke 99 pnt.; 4. Van Hevel-Debruycker 51 pnt.; 5. Aerts-Huertgen 26 pnt. Op een ronde: 6. Buysse-Deneef 136 pnt.; 7. Van Kempen-Braspenninx 69 pnt. Op drie ronden: 8. Bogaert-Slaats 72 pnt. Op zeven ronden: 9. Raes-Mortier 54 pnt. Op 12 ronden: 10. Debaets-(alleen) 12 pnt. Op 14 rouöen: 11. Verdyck-v. d. Horst 56 pnt. Op 15 ronden: 12. Linari-Di Paco 76 pnt. On 20 ronden: 13. Mortelmans-Verschuren 15 pnt. De directie van den Landbouw deelt mede, dat blijkens bericht van den Landbouwconsu- lent te Berlijn, de in het Duitsch-Fransche Handelsverdrag vastgelegde tarieven voor snij bloemen met ingang van 17 dezer, ais gevolg van de opzegging daarvan door de Duitsche Regeering, vervallen. Voor de meeste snijbloemen zijn diezelfde ta rieven echter ook gebonden in het Duitsch- Italiaansch Verdrag. Dit geldt echter met voor bloemen, als tulpen, hyacinten en orchideeën, zoodat het invoerrecht voor die bloemen van 17 dezer af bjj invoer in Duitschland 300 M. per 100 K.G. zal bedragen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9