I f 125.- keerden wij heden uit ONZE 289e UITKEERING f 77.770 <1 Md im&aal van dm dag Kleine zorgen van een groot leven j FORT-MYSTERY Beethoven en zijn huishouding DE LIJDT SCHIPBREUK Annie gevoelt zich niet wél vreugde j DONDERDAG 15 FEBRUARI 1934 Een voortdurende plaag voor den beroemden componist waren zijn zorgen van huis houd elij ken aard Een eindelooze reeks Tegen de bandieten in China Een regeeringscommissaris benoemd ingevolge de voor onze abonné's geldende gratis-ongevallen-verzekering aan den Heer A. H. W. BERGERS, Javastraat 103, Amsterdam wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd. DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS j In een koningsgraf opgesloten "MAN KIJK NIET ZOO SIP! DRINK LIEVER EEN TIP!" Smokkelkoningen In den Marokkaanschen oorlog Een land met één krant Bijzondere Raad in Polen t Werkloosheid in Spanje AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL mm door Katharina en Robert Pinkerton dat zijn gastheer dit deed om hem enkele Beethoven heeft verschillende „Notiz- kalendern" nagelaten, waaruit dikwijls zoo duidelijk en roerend blijken de kleine zorgen van 'n groot leven. Want uit al die blaadjes blijkt, hoe Beethoven geplaagd werd door allerlei huishoudelijke zorgen, door allerlei détails van het huishouden, met het inkoopen van brandhout, met het loon van ambachtslie den, met het inslaan van levensmiddelen en vooral met de afrekening der huishoudboekjes der dienstmeisjes. De groote man noteert nauw keurig, hoeveel kippen er worden gekocht voor de keuken. Zoo leest men 15 Augustus 1819 negen kippen, 28 Augustus zes en nog eens vier en 15 September weer vier, zes kuikens en vijf hanen. Uit wijze voorzorg schrijft Beethoven het aantal der kippen niet in cijfers, maar met streepjes het genie turft dus en telkens, wanneer een kip op tafel verschijnt, wordt een streepje doorgehaald tenminste, wanneer hij het niet vergeet. Van die vergeetachtigheid hebben wij een oorkonde van Schindler tot be wijs: „Zijn keukenprinses Mariandel had we gens Beethoven's vergeetachtigheid ongeloofelijk veel uit te staan. Er waren bijvoorbeeld eens drie Indiaansche kippen aangeschaft. Drie Zondagen achtereen werd er een opgegeten. Op den vierden Zondag beval Beethoven het meisje de derde kip te braden en had het heel wat voeten in de aard, hem er van te overtuigen, dat hij ze alle drie reeds had opgegeten." Maar de grootste ellende van dit groote leven zien wij pas, wanneer wij de aanteekeningen nagaan door alle jaren over de dienstboden ellende gemaakt. En dat juist in den tijd der grootste werken, die de meester voortbracht in zijn ontzenuwenden kamp tegen al die huise lijke akeligheden. En het is nauwelijks te gelooven met welk een snelheid en men zou haast zeggen met welk een niet af te wenden regelmatigheid deze naties over opzeggen en dienstaantreden elkander opvolgen, vermengd met aanteekenin gen over „böse Tage" dat waren de dagen, waarop het in verband met deze dingen in de keuken misliep. Juist daardoor werd de stem ming van den huisheer, die het ongeduld zelve was, gevoelig en in de war gebracht. Over het uitblijven van een gebraden kalfsfilet kon hij een woedende bui krijgen. En hij noteert eens: „Nur Gans Gott stehe meinem Hunger bey." Nemen we het jaar 1819. In Januari begint het al: Der Haushalterin aufgesagt; 15. Februar: Die Küchenmagd eingetreten; 8. Marz: Hat die Küchenmagd mit 15 Tagen aufgesagt; 12. Marz: 1st die Tapeziersfrau eingetreten; 22. Marz: 1st die neue Haushalterin einge treten; 12. Mai: lm Mödling eingetroffenü! Miser sum pauper; 14. Mai: 1st die Aufwarterin in Mödling ein getreten mit monatl. 6 fl. In den kalender van 1820 ontbreken de drie eerste maanden, maar de reeks breekt niet af: 17. April: Die Küchenmagd ausgetreten; 16. Mai: Der Küchenmagd aufgesagt; 29. Mai: Die Küchenmagd ausgetreten enzoovoorts in eindelooze rij. Ter afwisseling nog iets uit 1823: 22. April: Der Küchenmagd aufgesagt; 27. April: Dieselbe entflohen. Een algeheele indruk over de dienstboden ellende zou pas te verkrijgen zijn, wanneer men alle aanteekeningen hier drukte. Maar dat gaat niet. Het is voldoende te vertellen, dat er in den loop van drie jaren 65 boden kwamen en gin gen. En tegenover al die ellende, die ook den geduldigsten man de gal had doen overloopen. een roerend woord, door hem in Juli 1820 voor zichzelf opgeschreven, een woord, dat haast schokkend is: „Warst du auch heute geduldig mit allen Menschen?" Natuurlijk waren niet alleen de keukenmeiden en dienstmeisjes schuld aan al die misère. Want Beethoven kon mateloos zijn als geen ander. Zoo lezen we in een notitie van 1823: „Nach Baden kam ich mit einem verdorbenen Magen und schrecklichem Katarrh, den erstern von dem Erzschwein der Haushalterin. den zweiten von einem Vieh als Kuchelmagd, wel- che ich schon einmal fortgejagt und sie selbe doch wieder angenommen hat." Een tijdgenoot verklaarde heel terecht, dat in het huishouden van Beethoven een „admirable confusion" heerschte. Des te tragischer is, dat temidden van alle die „misselycke" kleinigheden, de grootheid van het genie opstraalt. Hij maakt bijvoorbeeld een notitie op den volkenslag van Leipzig, waarin hij bijkans profetisch zingt: Ein Völkerbund verbannt die Kriege. Nur in der Liebe sucht man Siege. En. een merkwaardig geval van samentreffen is, dat in den kalender van 1819, toen Beetho ven reeds gedeelten van de „Negende" had vastgelegd, de volgende tekst is te vinden, die den indruk maakt van een soort travestie van den tekst van Schiller: Fallet nieder, Millionen, Jubelruf dem guten Geist! Der das Rad der Zeiten kreist, Dem das AU der Weiten preist, Der auch waltet über Thronen Uebem Sternen musz er wohnen. Tragedie der wereld: Beethoven, de „Negen de" en dienstbodenmisère Terwijl in Mandsjoerije Poe-Ji tot keizer wordt verheven, heeft de vroegere gouverneur van dat gebied, dien men heeft willen troosten, een nieuw ambt aanvaard, n.l. dat van regee ringscommissaris tegen bandieten, een post, die in China zeker van groot belang kan worden. Tevens is genoemde oud-gouverneur, Sjang- Hsuh-Liang, tot commandant van het garni zoen te Hankau benoemd. De geste tegenover Liang is niet zonder politieken achtergrond. Het is immers generaal Sjang-Kai-Sjek, die het bevel over het Chineesche leger van natio nalisten in Noord-Oost-China, dat tot nu toe bij Liang berustte, te voeren zal krijgen. Of Sjang-Ssuh-Liang zich op den duur met zijn betrekking tevreden zal toonen, is zeer te betwijfelen, daar toch de maarschalk een in teressanten levensloop achter zich heeft. Zijn vader was Tsjang-Tso-Lin, die in 1929 ver moord werd. De zoon werd na het overlijden van Tsjang opperste legeraanvoerder in Mands joerije, wat hij bleef tot de komst der Japan ners. Op verzoek van de Chineesche regeering keerde hij daarop naar China terug. Toen men hem ook hier tot te groote zachtmoedigheid wilde dwingen, legde hij zijn ambt neer en maakte een zoogenaamde studiereis. Verleden jaar zomer bevond hij zich met zijn familie in Londen. Kort nadien werd hij terug geroepen en tot commissaris benoemd, hoewel hij verwacht had opnieuw maarschalk te wor den. Wanneer het hem gelukt het Chineesche banditisme te onderdrukken, zal hij zijn land een grooteren dienst bewijzen dan wanneer hij onverwinningen aan verschillende fronten be haalt. iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiM - «iimiiiiiiiiiiniiiii ii ■■■■■mimi ti mum ïiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriitiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiHWiiiiiiiiiiiiiiriiimiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiï Een Hongaarsche jongedame, die met een reisgezelschap een bezoek aan Egypte bracht, stond bij een der excursies in gedachten ver zonken voor het standbeeld van een koning, dat in zijn reusachtig graf was neergezet Het gezelschap had reeds drie verdiepingen onder den grond doorkruist, maar de jongedame kon van het standbeeld niet scheiden. Plotseling bemerkte zij dat het gezelschap reeds verder was gegaan en tot overmaat van ramp ging het electrische licht uit. Angstig zocht zij naar den uitgang, zonder hem evenwel te kunnen vinden. Twee dagen lang doolde de ongelukkige in deze waarlijk Egyptische duisternis rond, tot men haar kwam zoeken en haar waanzinnig vond. Zij is opgenomen in een ziekenhuis, waar de dokters trachten de verschrikkelijke beelden van deze gevangenschap uit haar gedachten- gang te bannen. B00TZ Vooral in den Marokkaanschen oorlog breid de de smokkeltrust van Juan March zich ge weldig uit. March voorzag de Spaansche troe pen aanvankelijk van tabak, daarnaast leverde hij echter aan de inschrijvingskantoren de re- cruten voor het vreemdelingen-legioen. Zoodra deze nieuwbakken soldaten echter den dienst onverdraaglijk achtten, dachten de agenten van Juan March weer allerlei trucs uit om hen te do"n ontvluchten. In den loop van den veldtocht werd Juan de ajgemeene oorlogsleverancier. Zijn schepen transporteerden uniformen, geweren machine geweren, vliegtuigmateriaal, alcohol en tabak naar het oorlogsgebied. Ondanks het vertrouwen, dat March genoot, hield hij het raadzaam ook met den tegenstan der van het Spaansche expeditiecorps, met Abd-el-Krim, een soort verzekeringscontract te sluiten. Hij leverde ook den Kabylen wapens, al cohol, en tabak onder voorwaarde, dat Juan March bij een eventueele gevangenneming van den aanvoerder der rebellen bij de Fransche of Spaansche militaire autoriteiten voor hem in de bres zou springen. Door tusschenkomst van Juan March kwam Abd-el-Krim dus niet voor een Fransche rechtbank, die gemakkelijk een doodvonnis tegen hem had kunnen vellen, maar alleen naar Madagascar, waar hij op 't oogen- blik nog vertoeft en een aardig pensioen geniet. Uit den Marokkaanschen oorlog is ongetwij feld het grootste gedeelte van het vermogen van March afkomstig, waarmede hij zich in zijn vaderland Cola Radjada op Mallorca een heerlijk slot met prachtig park, eigen jachten en vliegbooten bouwde. Aan dit prachtig bezit heeft Juan March vooral den bijnaam van „De Napoleon van Malta" te danken. Uit zijn vroe gere smokkelondernemingen ontstond echter 'n groote trust, waartoe tallooze zaken, transport schepen, banken en krantenbedrijven behooren. In de hoofdstad van Abessinië verschijnt dë eenige krant van het keizerrijk. „Licht en Vrede" zoo heet het blad wordt sedert tien jaar wekelijks te Addis Abeba uitgegeven; het is gedrukt in het oer-oude Ethiopische schrift en bevat naast een bescheiden chronique soandaleuse ellenlange beschrijvingen van hof- plechtigheden en vooral bevelen van den Ne gus. In naam der wet Een hand werd op Winks' schouder gelegd en op hetzelfde moment besefte hij dat zijn vrij heid geëindigd was. Het gebeurde in een vrien delijk badplaatsje, waar de zon brandde en de menschen in zalig nietsdoen hun dagen sleten. Winks had ten einde raad dit vaeantieoord op gezocht om te trachten de politie uit handen te blijven. Reeds drie maanden werd er naar hem gezocht. In geen enkele plaats was hij lang veilig, overal loerde de lange arm der wet op een kans om hem te grijpen. De twee weken die hij doorgebracht had in het badplaatsje, waren al evenmin rustig ge weest. lederen dag, ja zelfs ieder oogenblik kon de slag vallen, die hem tot een gevangene zou maken. Het is geen prettig idee om in een badplaats mee rond te loopen. Het had Wlnks schichtig gemaakt en nerveus. Zijn zenuwen hadden onder geweldige overbelasting moeten werken. En ondertusschen waren zijn afgetobde hersens druk in de weer om een of anderen uit weg te vinden. Steeds met de wetenschap dat er een rechercheur achter hem kon staan, had Winks geleefd als een opgejaagde, rusteloos, bang voor ieder geluid en voor elke schaduw. Een dergelijk leven moet den sterksten mensch tenslotte knakken. Het was dus niet te verwonderen dat Winks een zekere opluch ting voelde, toen de hand eindelijk op zijn schouder werd gelegd. Dit beteekende het einde van zijn vrijheid. Inderdaad, maar het betee kende eveneens het einde van een rusteloos en enerveerend leven, dat zijn geheele gestel diep had aangegrepen. Hij draaide zich om, lang zaam. want verwonderd was hij niet. De re chercheur glimlachte. „Je geeft me toch zeker geen moeite?" vroeg hij. Winks schudde het hoofd. „Nee, ik ga gewoon mee. Maar, om je de waarheid te zeggen ben ik blij dat je eindelijk gekomen bent. Het was geen leven op die ma nier. Een rustige cel is het eenige wat ik nog verlang." Zonder tijd te verliezen, boeide de recher cheur Winks aan zichzelf vast en begaven beide mannen zich naar het station. Toen ze in een coupé zaten van den trein, die hen met groote snelheid naar de hoofdstad voerde, vroeg Winks: „Wat denk je, ze kunnen me niet veel geven, is het wel? Het was in ieder geval geen hals misdaad. Ik denk zoo, dat ik zes of acht maan den zal krijgen. Gelukkige tijd! Wat is er? Wat heb je?!" De rechercheur was plotseling bleek gewor den en keek een oogenblik verdwaasd voor zich uit „Niets," zei hij moeilijk, ,,'t Is niets. Gaat zóó wel over." Hij poogde te glimlachen, maar het was duidelijk dat hij zich erg ellendig voelde. Winks zat er hulpeloos bij. De trein denderde over de rails met een snelheid van negentig kilometer. „Kan ik iets voor je Winks kon den zin niet afmaken. De recher cheur had opnieuw een aanval gekregen. Hij hapte naar adem en zijn gezicht werd vaal grijs. Hij poogde op te staan, maar zijn krach ten begaven hem. Als een vormlooze hoop zakte hij ineen. Met een schok besefte Winks dat de man dood was. En toen de eerste ontzetting over het plotselinge gebeuren geweken was en hij den toestand nuchter kon beschouwen, ontdekte hij dat hem hier een kans werd geboden. Een kans op de vrijheid. Op dezelfde vrijheid, die hij zoo even nog beu was. Een inconsequentie? Hij glimlachte wrang Nee, het was heel goed te begrijpen. Het was de zucht naar zelfbehoud, die een drenkeling naar een stroohalm doet grijpen. Hier was een kans. En het kwam er op aan haar te benutten. Vliegensvlug begon hij met zijn vrije linker hand de zakken van den gestorven politieman te doorzoeken. Den sleutel van de handboeien moest hij hebben. Hij zocht en zocht, maar hij kon den sleutel niet vinden. Een portefeuille, 'n portemonnaie, een politiepenning, een op schrijfboekje, naamkaartjes met den naam: „F. Ward, rechercheur van politie" er op. Maar geen sleutel. Zijn angst groeide en schroefde hem de keel dicht. Zóó dicht bij de vrijheid en nu ontbrak het eenige redmiddel. milium minimi m n mi milium nu Nogmaals doorzocht hij de zakken, met het zelfde negatieve resultaat. Hij keek op zijn horloge. Binnen tien minu ten zou het station bereikt zijn. In dien tijd moest hij vrij wezen of hij werd het voorloopig heelemaal niet. Niet? Een gedachte vloog hem eensklaps door het hoofd. Een idee! Er was wat brutaliteit voor noodig, maar daarop kon hij rekenen. |<jj zou eenvoudig de plaats van den rechercheur innemen. Hun beider papieren andere bezittin- I JA gen verwisselen JL\.Uf t-ti en net doen alsof het de arrestant Winks was, die onderweg gestor- ven was. Even vlug als het plan bij hem opgenomen was, begon hij ook aan de uitvoert»» er van. In korten tijd waren de papieren rerwisseld Juist toen de trein vaart minderde en het sta tion inreed. Zoodra de trein stilstond, gooide Winks het portier open en riep om hulp. „Hela! Kom hier een handje helpen. Er is iemand overleden!" Van alle kanten schoten hulpvaardige han den toe. die het lichaam van den rechercheur uit de coupé tilden. Spoedig was een politie-inspecteur ter plaat se aan wien Winks zijn verhaal vertelde. In de consternatie had hij den sleutel van de boeien verloren, zeide hij. De inspecteur verloste hem van den dooden rechercheur, waarna Winks hem zijn politie penning toonde. „Wilt u verder voor het vervoer van den man zorg dragen?" vroeg hij. „Ik zou graag wat rust nemen. Zoo'n reisje grijpt een mensch méér aan dan iemand denken zou." De stationschef en enkele ondergeschikten knikten ijverig. Zij konden het zich begrijpen. En .voor den arrestant zouden zij wel zorgen. Een dokter was al geroepen. „Ik ga rechtdoor naar het hoofdbureau," zei Winks, „om wat op mijn verhaal te komen." De inspecteur knikte. „Maar wacht dan even," zei hij. Winks aarzelde. Op hetzelfde moment voelde hij de boeien weer om zijn pols dichtklappen. De inspecteur grinnikte zacht. „Je hebt het niet kwaad aangelegd sprak hij. „En ik was ook bijna in de overtuiging dat jij de rechercheur was. Maar een politiebeambte moet nadenken, nietwaar? Hoe kwam een in specteur aan een roodverbrand gezicht alsof hij een paar weken aan zee was geweest? Eigen aardig! Maar erger was het, dat die zooge naamde rechercheur de boeien om zijn rechter pols had gedaan. Zichzelf in het nadeel gesteld tegenover den arrestant. Kijk, dat was een groote fout, c»e geen enkele rechercheur ooit zou maken, meneer.... Winks!" In verband met de steeds groeiende belang stelling voor de brandende sociale vraagstuk ken van onzen modernen tijd heeft de Primaat van Polen, Kardinaal Hlond besloten om een Bijzonderen Raad te stichten, die tot taak zal hebben om het Poolsche publiek in alle soci ale problemen van voorlichting te dienen waar bij de Pauselijke Encyclieken „Rerum Nova rum" en „Quadragesimo Anno" als basis en uitgangspunt zullen dienen. Dit plan heeft de volledige goedkeuring van den H. Vader, die door zijn Kardinaal Staatssecretaris een afzon derlijk schrijven heeft gericht tot het Poolsche Episcopaat, terwijl de Primaat van Polen per soonlijk de mondelinge instemming van Z. H. den Paus mocht ontvangen. Deze commissie bestaat uit de meest vooraanstaande sociolo gen en economische deskundigen, zoowel gees telijken als leeken. Overeenkomstig de verlan gens van den H. Vader heeft deze commissie zich tot taak gesteld om allerlei uitgaven op gebied van katholiek sociale actie in voorbe reiding te nemen en te verzorgen. Binnen en kele weken zal een prijsvraag worden uitge schreven, waaraan alle katholieke intellectuee- lpn uit Polen kunnen deelnemen. KIJK,DE OUDE J/M KOMT WEED WAT DP ZD VER HAAL P/J MAAKT !N Z'N FENPJE Al- EED WANDE- lTno IK OEIWE DATF/J GAL/W WEER oFóEKNAP/ ZAL Z/JN. O JEE; IK WEL REREELE- MAAL N/ET WEL, HEB ZE KER 'ETS GERETEN DAT ME wet goed bekomt; al een paar dagen gevoel JK ME N/ET LEKKER. MAAR LAAT /K WAT GAAN 5LAPEN. PAN RAL 'T WEL OVERGAAN. AU( DAAR KOMTDJE NOOFDP/JN WEER' IK PAD VROEGER A'OOR GEEN POOFP- RUN ER MOET TOOG /EEG MET l ME N/ET /N ORDE Z/JN /K WOO I MAAR, DAT IK WAT KON OAAN OLAPEN, 1 MAAR IK MOET EERST \ETEN K/AAR MAKEN. D>/\ARNA\ \OA /K A'AAR BED. DM EEN WEEK LANG AAM FE SLAPEN' Sr. Daniel Rin, de directeur-generaal van den Arbeid, heeft op een persconferentie een en ander medegedeeld omtrent de werkloosheid in Spanje. Het Rijks-arbeidsbureau werd geopend op 1 October 1932. Op 1 Juli 1933 waren er ingeschreven 285.898 werkloozen en 258.939 ar beiders die gedeeltelijk werkloos waren. Op 31 December JJ. bedroeg het totaal aantal werkloozen 618.947, waarvan 414.640 landarbei ders. In de provincie Jaen zijn 28 procent der landarbeiders werkloos; in Badajoz 39 procent en in Cordoba 36 procent. Het grootste aantal werklooze fabrieksarbeiders staat in Barce lona ingeschreven. I JJ I 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Dfkfhfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f "7 Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een f Cf) bij een breuk van f Af) hij verlies van 'n Alle CtDO/I tie S ongev&Uen verzekerd voor een der volgende uitkeerir.gen O Ui/U»verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen wt/." doodelijken afloop# een voet of een oog# lAO.~ duim of wijsvinger «/(/•"been of arm# Tri/»" anderen vinger 8. Evenmin raakten ze punten aan, die daar mede verband hielden. Het scheen eerder hun bedoeling te zijn een daarvan geheel vreemde atmosfeer te scheppen. Zij spraken over tooneel, over onbeteekenende maatschappelijke aange legenheden, -over Londensche straten, winkels en restaurants juist alsof dat alles deel uit maakte van hun dageüjksch leven. Mevrouw Morley toen ze even het gesprek terug bracht op Irving, sprak over hem alsof hij ïog in leven was en alsof zij verwachtte hem eerstdaags terug te zien. Er bestond tusschen tien be'den als het ware een overeenkomst als leefden zij nog in Londen doch in het Londen van vooi twintig jaar. Ieder oogenblik werd het Bruce duisterder Zeker, hij had gehcord, dat de familie Morley excentriek was. hij hao -en zekere vormelijk heid verwacht. Doch nier in het minst was hij voorbereid op een situatie als die waarin hij zich thans geplaatst zag. Hij wist. dat er dikwijls een heel jaar voorbij moest gaan, zon der dat de Morley's een blanke in Round Lake zagen. Voordien had hij menig in de wil dernis afgelegen woonhuis betreden en hij kende derhalve de haast onbedwingbare nieuwsgierigheid, waarmede hem de bewoners dier afgelegen posten vroegen naar het laatste nieuws uit de bewoonde wereld. De Morley's deden niets van dit alles. In de plaats daarvan aanvaardden zij zijn tegenwoordigheid, alsof hij toevallig zou zijn binnengestapt om even een theevisite te maken. Eerst dacht Bruce, dat de Morley's een pose aannamen om enkele ledige uurtjes aan te vullen. Daarna terwijl hij scherp luisterde en hun gezichten bestudeerde, voelde hij, dat alles hier ernst was, diepe, diepe ernst. Bruce kreeg ook de vaste overtuiging, dat het gesprek niet anders zou zijn geweest, wanneer hij niet was gekomen. Deze twee menschen beleefden werkelijk détgene, waarover ze spraken. De illusie werkte op Bruce zoo sterk in, dat hij er zichzelf op betrapte door het venster over de verlaten ijsvlakte te staren, zonder zich bewust te zijn van zün aanwezig heid op Fort Mystery. Plotseling stond Morley op en maakte aan de conversatie een einde. Ik heb voor het diner nog verschillends zaken af te handelen, zei hij, en ik moet meneer Rochette zijn kamer nog laten zien. Hij heeft een lange reis achter den rug en moet toch gelegenbeil hebben om even uit te rusten. Ja, zeker, beaamde mevrouw Morley, ter wijl ze op stond. We dineeren om zeven uur, meneer Rochette. Ik ben werkelijk blij, dat a vanmiddag hier geweest zijt. Het is me werkelijk bijzonder aangenaam geweest, mevrouw, antwoordde Bruce. En ik acht mezelf gelukkig, dat ik hier juist heden. Donderdag, arriveeerde, en van deze omstan digheid heb mogen profiteeren. Bruce zei dit opzettelijk zoo vormelijk en toch ook zoo vriendelijk mogelijk. Hij had een vaag vermoeden, dat iedere uiting van verwondering over dit ongewone gebruik evenzeer misplaatst zou zijn geweest als onaangenaam zou hebben gestemd. Hij was overtuigd zijn rol goed ge speeld te hebben, toen hij in mevrouw Morley's blik een goedkeuring meende te kunnen waar nemen. Uiterlijk had zij zijn gezegde aanvaard als een louter alledaagsche attentie. Doch het kon niet ontkend worden, dat het haar genoe gen deed opnieuw iemand in haar omgeving te hebben om het spel te spelen, dat haar toe scheen als het leven zelf; getuige haar op winding, die zich uitte in druk gegesticuleer en een schitteren van haar oogen. Komt u mede, meneer Rochette? zei Morley en Bruce volgde hem in de hal. Hij werd naar boven geleid, naar een laag slaapkamertje, gelegen boven de eetkamer in een afgelegen hoekje. Daar trof hij zijn bagage aan van de tobbogan-slede, terwijl een wolk van damp opsteeg uit een ketel met heet water, die op den grond naast de wachtafel stond. Morley volgde Bruce in de kamer en sloot de deur achter zich. De jonge man meende, bijzonderheden aangaande de gebruiken van het huis mede te deelen; misschien zelfs, om Bruee's steeds sterker wordende vermoedens omtrent een abnormale afwijking bij mevrouw Morley te komen bevestigen en een verklaring te geven van zijn eigen houding ten opzichte van haar. Bruce was echter geheel onvoorbe reid op de vraag van zijn gastheer. U hebt zeker geen avondtoilet meege bracht? Nee, antwoordde Bruce verbaasd. Het kwam nimmer in me op, dat ik hier in Canada, zoo ver van.... Ik dacht het wel. Ik vroeg het slechts, omdat mijn vrouw er zoo op staat, begrijpt u? Het diner is hier altijd erg vormelijk en we maken steeds toilet. Ik heb nimmer kupnen denken.... begon Bruce weer. Daar spreken we niet meer over, mijn jongen. Ik begrijp het volkomen. Alles komt in orde. Ik heb nog een costuum over. Ik rekende op zoo'n onverwachte gebeurtenis dep een of anderen keer. Het costuum is niet voor mij. Ik liet het maken voor een middel-, maat. Ik ben zeker, dat het u zal passen. Een complete uitzet wordt zoo aanstonds ge bracht en zoolang u hier vertoeft is het de uwe. Dat is buitengewoon attent van u, meneer Mor'ey! antwoordde Bruce. Doch, wat mijn verblijf hier betreft, dit is juist een kwestie, waarover ik met u wensch te spreken. Ik heb in het geheel nog niet verteld, wie ik ben en waarom ik hier ben. Wacht daarmee! Wacht daarmee! Daar voor is het morgen nog tijd genoeg; we hebben den tijd voor ons. Intusschen bent u onze gast, en een welkome gast. Wanneer u nu nog iets wenscht, meer water of iets dergelijks, trek dan aan dat koord en een meisje zal u bren gen, wat u noodig hebt. Ik heb hier geen mannelijk personeel. Onmogelijk is het die lui te trainen. Mijn vrouw kan beter met de vrouwen omgaan, doch het is een onbetrouw baar volkje. Ze denken alleen maar aan trouwen en verlaten een goed verwarmd huis voor een wigwam. Onbegrijpelijk volk. Ook een eigenaardig volk, die Indiaan. Doch ik laat u nu alleen. Doe nog even een dutje voor het diner als u dat wenscht. We eten pas over twee uur. Au revoir. Zonder verder ren woord te reppen over zijn merkwaardige huishouding, ging Morley weg en liet Bruce alleen. HOOFDSTUK III DE GAST Dengiene, die ooit onmiddellijk na een lange reis in het hooge Noorden geprobeerd heeft toilet te maken voor het diner, zal het duide lijk zijn, welke taak Bruee Rochette te wach ten stond. Het scheren ging uiterst langzaam en was een pijnlijke operatie. De rook van de kampvuren had zich als het ware in de huid ingevreten. De fijne sporen van roet en de zwarte randen onder de nagels konden niet dan met de grootste moeite en dan nog maar gedeeltelijk worden verwijderd. Ook zijn haar kon Bruce niet geheel in orde krijgen. Hij deed evenwel zijn best en ging toen naar be neden. Morley was in de kamer, waar men de thee gedronken had en de Hudson's Bay manager stond op om zijn gast te groeten. Neem bij het vuur plaats, zeide hij. Het wordt koud vannacht. Dat is nu reeds een week zoo. Ik herinner me niet, dat het ooit kouder geweest is. Bruce nam plaats. Toen hij zich voor het diner gereed maakte, waren zijn gedachten bezig geweest met de vraag, op welke wijze hu in dezen post vasten voet zou kunnen krijgen. Hij kon nog niet uit over de ongewone thee visite, waarbij hij tegenwoordig geweest was en het vreemde gedrag van deze postbewoners. Wijl hij van meening was, dat mevrouw Morley verantwoordelijk was voor de opvatting, dat zij geen deel uitmaakten van het pelsland, en dat hij het met Morley eens moest zien te worden, bracht Bruce plotseling het gesprek op den Post aan het Doodenkamp. U weet slechts uit het kaartje, dat ik u van uit de trading-shop liet overhandigen, dat ik hier kom als afgevaardigde van het Natio naal Aardrijkskundig Genootschap, aldus begon Bruce. In de Vereenigde Staten is dit hetzelfde genootschap als het Koninklijk Aardrijkskun dig Genootschap in Engeland. (Wordt vervolgdJJ

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 11