I f 125.- keerden wij heden uit
ONZE 289e UITKEERING
f 77.770
<1
Md im&aal van dm dag
Kleine zorgen van een groot leven
j FORT-MYSTERY
Beethoven en zijn
huishouding
DE
LIJDT SCHIPBREUK Annie gevoelt zich niet wél
vreugde j
DONDERDAG 15 FEBRUARI 1934
Een voortdurende plaag voor den
beroemden componist waren
zijn zorgen van huis
houd elij ken aard
Een eindelooze reeks
Tegen de bandieten in
China
Een regeeringscommissaris
benoemd
ingevolge de voor onze abonné's geldende
gratis-ongevallen-verzekering aan den Heer
A. H. W. BERGERS, Javastraat 103, Amsterdam
wegens een aan hem overkomen ongeval. Dit is
I WAARMEDE THANS EEN TOTAAL BEDRAG VAN I
aan onze verzekerde abonné's is uitgekeerd.
DIRECTIE VEREEN. KATH. PERS j
In een koningsgraf
opgesloten
"MAN KIJK NIET
ZOO SIP! DRINK
LIEVER EEN TIP!"
Smokkelkoningen
In den Marokkaanschen oorlog
Een land met één krant
Bijzondere Raad in
Polen
t
Werkloosheid in Spanje
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
mm
door
Katharina en Robert Pinkerton
dat zijn gastheer dit deed om hem enkele
Beethoven heeft verschillende „Notiz-
kalendern" nagelaten, waaruit dikwijls
zoo duidelijk en roerend blijken de
kleine zorgen van 'n groot leven. Want uit al die
blaadjes blijkt, hoe Beethoven geplaagd werd
door allerlei huishoudelijke zorgen, door allerlei
détails van het huishouden, met het inkoopen
van brandhout, met het loon van ambachtslie
den, met het inslaan van levensmiddelen en
vooral met de afrekening der huishoudboekjes
der dienstmeisjes. De groote man noteert nauw
keurig, hoeveel kippen er worden gekocht voor
de keuken. Zoo leest men 15 Augustus 1819
negen kippen, 28 Augustus zes en nog eens vier
en 15 September weer vier, zes kuikens en vijf
hanen. Uit wijze voorzorg schrijft Beethoven
het aantal der kippen niet in cijfers, maar met
streepjes het genie turft dus en telkens,
wanneer een kip op tafel verschijnt, wordt een
streepje doorgehaald tenminste, wanneer hij
het niet vergeet. Van die vergeetachtigheid
hebben wij een oorkonde van Schindler tot be
wijs: „Zijn keukenprinses Mariandel had we
gens Beethoven's vergeetachtigheid ongeloofelijk
veel uit te staan. Er waren bijvoorbeeld eens
drie Indiaansche kippen aangeschaft. Drie
Zondagen achtereen werd er een opgegeten. Op
den vierden Zondag beval Beethoven het meisje
de derde kip te braden en had het heel wat
voeten in de aard, hem er van te overtuigen,
dat hij ze alle drie reeds had opgegeten."
Maar de grootste ellende van dit groote leven
zien wij pas, wanneer wij de aanteekeningen
nagaan door alle jaren over de dienstboden
ellende gemaakt. En dat juist in den tijd der
grootste werken, die de meester voortbracht in
zijn ontzenuwenden kamp tegen al die huise
lijke akeligheden.
En het is nauwelijks te gelooven met welk
een snelheid en men zou haast zeggen
met welk een niet af te wenden regelmatigheid
deze naties over opzeggen en dienstaantreden
elkander opvolgen, vermengd met aanteekenin
gen over „böse Tage" dat waren de dagen,
waarop het in verband met deze dingen in de
keuken misliep. Juist daardoor werd de stem
ming van den huisheer, die het ongeduld zelve
was, gevoelig en in de war gebracht. Over het
uitblijven van een gebraden kalfsfilet kon hij
een woedende bui krijgen. En hij noteert eens:
„Nur Gans Gott stehe meinem Hunger bey."
Nemen we het jaar 1819.
In Januari begint het al: Der Haushalterin
aufgesagt;
15. Februar: Die Küchenmagd eingetreten;
8. Marz: Hat die Küchenmagd mit 15 Tagen
aufgesagt;
12. Marz: 1st die Tapeziersfrau eingetreten;
22. Marz: 1st die neue Haushalterin einge
treten;
12. Mai: lm Mödling eingetroffenü!
Miser sum pauper;
14. Mai: 1st die Aufwarterin in Mödling ein
getreten mit monatl. 6 fl.
In den kalender van 1820 ontbreken de drie
eerste maanden, maar de reeks breekt niet af:
17. April: Die Küchenmagd ausgetreten;
16. Mai: Der Küchenmagd aufgesagt;
29. Mai: Die Küchenmagd ausgetreten
enzoovoorts in eindelooze rij.
Ter afwisseling nog iets uit 1823:
22. April: Der Küchenmagd aufgesagt;
27. April: Dieselbe entflohen.
Een algeheele indruk over de dienstboden
ellende zou pas te verkrijgen zijn, wanneer men
alle aanteekeningen hier drukte. Maar dat gaat
niet. Het is voldoende te vertellen, dat er in den
loop van drie jaren 65 boden kwamen en gin
gen. En tegenover al die ellende, die ook den
geduldigsten man de gal had doen overloopen.
een roerend woord, door hem in Juli 1820 voor
zichzelf opgeschreven, een woord, dat haast
schokkend is: „Warst du auch heute geduldig
mit allen Menschen?"
Natuurlijk waren niet alleen de keukenmeiden
en dienstmeisjes schuld aan al die misère. Want
Beethoven kon mateloos zijn als geen ander.
Zoo lezen we in een notitie van 1823:
„Nach Baden kam ich mit einem verdorbenen
Magen und schrecklichem Katarrh, den erstern
von dem Erzschwein der Haushalterin. den
zweiten von einem Vieh als Kuchelmagd, wel-
che ich schon einmal fortgejagt und sie selbe
doch wieder angenommen hat."
Een tijdgenoot verklaarde heel terecht, dat in
het huishouden van Beethoven een „admirable
confusion" heerschte.
Des te tragischer is, dat temidden van alle
die „misselycke" kleinigheden, de grootheid van
het genie opstraalt. Hij maakt bijvoorbeeld een
notitie op den volkenslag van Leipzig, waarin
hij bijkans profetisch zingt:
Ein Völkerbund verbannt die Kriege.
Nur in der Liebe sucht man Siege.
En. een merkwaardig geval van samentreffen
is, dat in den kalender van 1819, toen Beetho
ven reeds gedeelten van de „Negende" had
vastgelegd, de volgende tekst is te vinden, die
den indruk maakt van een soort travestie van
den tekst van Schiller:
Fallet nieder, Millionen,
Jubelruf dem guten Geist!
Der das Rad der Zeiten kreist,
Dem das AU der Weiten preist,
Der auch waltet über Thronen
Uebem Sternen musz er wohnen.
Tragedie der wereld: Beethoven, de „Negen
de" en dienstbodenmisère
Terwijl in Mandsjoerije Poe-Ji tot keizer
wordt verheven, heeft de vroegere gouverneur
van dat gebied, dien men heeft willen troosten,
een nieuw ambt aanvaard, n.l. dat van regee
ringscommissaris tegen bandieten, een post, die
in China zeker van groot belang kan worden.
Tevens is genoemde oud-gouverneur, Sjang-
Hsuh-Liang, tot commandant van het garni
zoen te Hankau benoemd. De geste tegenover
Liang is niet zonder politieken achtergrond.
Het is immers generaal Sjang-Kai-Sjek, die
het bevel over het Chineesche leger van natio
nalisten in Noord-Oost-China, dat tot nu toe
bij Liang berustte, te voeren zal krijgen.
Of Sjang-Ssuh-Liang zich op den duur met
zijn betrekking tevreden zal toonen, is zeer te
betwijfelen, daar toch de maarschalk een in
teressanten levensloop achter zich heeft. Zijn
vader was Tsjang-Tso-Lin, die in 1929 ver
moord werd. De zoon werd na het overlijden
van Tsjang opperste legeraanvoerder in Mands
joerije, wat hij bleef tot de komst der Japan
ners. Op verzoek van de Chineesche regeering
keerde hij daarop naar China terug. Toen men
hem ook hier tot te groote zachtmoedigheid
wilde dwingen, legde hij zijn ambt neer en
maakte een zoogenaamde studiereis.
Verleden jaar zomer bevond hij zich met zijn
familie in Londen. Kort nadien werd hij terug
geroepen en tot commissaris benoemd, hoewel
hij verwacht had opnieuw maarschalk te wor
den. Wanneer het hem gelukt het Chineesche
banditisme te onderdrukken, zal hij zijn land
een grooteren dienst bewijzen dan wanneer hij
onverwinningen aan verschillende fronten be
haalt.
iiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiM
- «iimiiiiiiiiiiniiiii ii ■■■■■mimi ti mum
ïiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriitiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiimimiiiiHWiiiiiiiiiiiiiiriiimiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiï
Een Hongaarsche jongedame, die met een
reisgezelschap een bezoek aan Egypte bracht,
stond bij een der excursies in gedachten ver
zonken voor het standbeeld van een koning,
dat in zijn reusachtig graf was neergezet Het
gezelschap had reeds drie verdiepingen onder
den grond doorkruist, maar de jongedame kon
van het standbeeld niet scheiden. Plotseling
bemerkte zij dat het gezelschap reeds verder
was gegaan en tot overmaat van ramp ging het
electrische licht uit. Angstig zocht zij naar den
uitgang, zonder hem evenwel te kunnen vinden.
Twee dagen lang doolde de ongelukkige in deze
waarlijk Egyptische duisternis rond, tot men
haar kwam zoeken en haar waanzinnig vond.
Zij is opgenomen in een ziekenhuis, waar de
dokters trachten de verschrikkelijke beelden
van deze gevangenschap uit haar gedachten-
gang te bannen.
B00TZ
Vooral in den Marokkaanschen oorlog breid
de de smokkeltrust van Juan March zich ge
weldig uit. March voorzag de Spaansche troe
pen aanvankelijk van tabak, daarnaast leverde
hij echter aan de inschrijvingskantoren de re-
cruten voor het vreemdelingen-legioen. Zoodra
deze nieuwbakken soldaten echter den dienst
onverdraaglijk achtten, dachten de agenten van
Juan March weer allerlei trucs uit om hen te
do"n ontvluchten.
In den loop van den veldtocht werd Juan de
ajgemeene oorlogsleverancier. Zijn schepen
transporteerden uniformen, geweren machine
geweren, vliegtuigmateriaal, alcohol en tabak
naar het oorlogsgebied.
Ondanks het vertrouwen, dat March genoot,
hield hij het raadzaam ook met den tegenstan
der van het Spaansche expeditiecorps, met
Abd-el-Krim, een soort verzekeringscontract te
sluiten. Hij leverde ook den Kabylen wapens, al
cohol, en tabak onder voorwaarde, dat Juan
March bij een eventueele gevangenneming van
den aanvoerder der rebellen bij de Fransche of
Spaansche militaire autoriteiten voor hem in
de bres zou springen. Door tusschenkomst van
Juan March kwam Abd-el-Krim dus niet voor
een Fransche rechtbank, die gemakkelijk een
doodvonnis tegen hem had kunnen vellen, maar
alleen naar Madagascar, waar hij op 't oogen-
blik nog vertoeft en een aardig pensioen geniet.
Uit den Marokkaanschen oorlog is ongetwij
feld het grootste gedeelte van het vermogen
van March afkomstig, waarmede hij zich in
zijn vaderland Cola Radjada op Mallorca een
heerlijk slot met prachtig park, eigen jachten
en vliegbooten bouwde. Aan dit prachtig bezit
heeft Juan March vooral den bijnaam van „De
Napoleon van Malta" te danken. Uit zijn vroe
gere smokkelondernemingen ontstond echter 'n
groote trust, waartoe tallooze zaken, transport
schepen, banken en krantenbedrijven behooren.
In de hoofdstad van Abessinië verschijnt dë
eenige krant van het keizerrijk. „Licht en
Vrede" zoo heet het blad wordt sedert
tien jaar wekelijks te Addis Abeba uitgegeven;
het is gedrukt in het oer-oude Ethiopische
schrift en bevat naast een bescheiden chronique
soandaleuse ellenlange beschrijvingen van hof-
plechtigheden en vooral bevelen van den Ne
gus.
In naam der wet
Een hand werd op Winks' schouder gelegd en
op hetzelfde moment besefte hij dat zijn vrij
heid geëindigd was. Het gebeurde in een vrien
delijk badplaatsje, waar de zon brandde en de
menschen in zalig nietsdoen hun dagen sleten.
Winks had ten einde raad dit vaeantieoord op
gezocht om te trachten de politie uit handen
te blijven. Reeds drie maanden werd er naar
hem gezocht. In geen enkele plaats was hij
lang veilig, overal loerde de lange arm der wet
op een kans om hem te grijpen.
De twee weken die hij doorgebracht had in
het badplaatsje, waren al evenmin rustig ge
weest. lederen dag, ja zelfs ieder oogenblik kon
de slag vallen, die hem tot een gevangene zou
maken. Het is geen prettig idee om in een
badplaats mee rond te loopen. Het had Wlnks
schichtig gemaakt en nerveus. Zijn zenuwen
hadden onder geweldige overbelasting moeten
werken. En ondertusschen waren zijn afgetobde
hersens druk in de weer om een of anderen uit
weg te vinden. Steeds met de wetenschap dat
er een rechercheur achter hem kon staan, had
Winks geleefd als een opgejaagde, rusteloos,
bang voor ieder geluid en voor elke schaduw.
Een dergelijk leven moet den sterksten
mensch tenslotte knakken. Het was dus niet
te verwonderen dat Winks een zekere opluch
ting voelde, toen de hand eindelijk op zijn
schouder werd gelegd. Dit beteekende het einde
van zijn vrijheid. Inderdaad, maar het betee
kende eveneens het einde van een rusteloos en
enerveerend leven, dat zijn geheele gestel diep
had aangegrepen. Hij draaide zich om, lang
zaam. want verwonderd was hij niet. De re
chercheur glimlachte.
„Je geeft me toch zeker geen moeite?" vroeg
hij. Winks schudde het hoofd.
„Nee, ik ga gewoon mee. Maar, om je de
waarheid te zeggen ben ik blij dat je eindelijk
gekomen bent. Het was geen leven op die ma
nier. Een rustige cel is het eenige wat ik nog
verlang."
Zonder tijd te verliezen, boeide de recher
cheur Winks aan zichzelf vast en begaven beide
mannen zich naar het station.
Toen ze in een coupé zaten van den trein,
die hen met groote snelheid naar de hoofdstad
voerde, vroeg Winks:
„Wat denk je, ze kunnen me niet veel geven,
is het wel? Het was in ieder geval geen hals
misdaad. Ik denk zoo, dat ik zes of acht maan
den zal krijgen. Gelukkige tijd! Wat is er? Wat
heb je?!"
De rechercheur was plotseling bleek gewor
den en keek een oogenblik verdwaasd voor zich
uit
„Niets," zei hij moeilijk, ,,'t Is niets. Gaat zóó
wel over." Hij poogde te glimlachen, maar het
was duidelijk dat hij zich erg ellendig voelde.
Winks zat er hulpeloos bij. De trein denderde
over de rails met een snelheid van negentig
kilometer.
„Kan ik iets voor je
Winks kon den zin niet afmaken. De recher
cheur had opnieuw een aanval gekregen. Hij
hapte naar adem en zijn gezicht werd vaal
grijs. Hij poogde op te staan, maar zijn krach
ten begaven hem. Als een vormlooze hoop zakte
hij ineen.
Met een schok besefte Winks dat de man
dood was. En toen de eerste ontzetting over het
plotselinge gebeuren geweken was en hij den
toestand nuchter kon beschouwen, ontdekte hij
dat hem hier een kans werd geboden. Een kans
op de vrijheid. Op dezelfde vrijheid, die hij zoo
even nog beu was.
Een inconsequentie? Hij glimlachte wrang
Nee, het was heel goed te begrijpen. Het was de
zucht naar zelfbehoud, die een drenkeling naar
een stroohalm doet grijpen. Hier was een kans.
En het kwam er op aan haar te benutten.
Vliegensvlug begon hij met zijn vrije linker
hand de zakken van den gestorven politieman
te doorzoeken. Den sleutel van de handboeien
moest hij hebben. Hij zocht en zocht, maar hij
kon den sleutel niet vinden. Een portefeuille, 'n
portemonnaie, een politiepenning, een op
schrijfboekje, naamkaartjes met den naam:
„F. Ward, rechercheur van politie" er op. Maar
geen sleutel. Zijn angst groeide en schroefde
hem de keel dicht.
Zóó dicht bij de vrijheid en nu ontbrak het
eenige redmiddel.
milium minimi m n mi milium nu
Nogmaals doorzocht hij de zakken, met het
zelfde negatieve resultaat.
Hij keek op zijn horloge. Binnen tien minu
ten zou het station bereikt zijn. In dien tijd
moest hij vrij wezen of hij werd het voorloopig
heelemaal niet.
Niet? Een gedachte vloog hem eensklaps door
het hoofd. Een idee! Er was wat brutaliteit
voor noodig, maar daarop kon hij rekenen. |<jj
zou eenvoudig de plaats van den rechercheur
innemen. Hun
beider papieren
andere bezittin- I JA
gen verwisselen JL\.Uf t-ti
en net doen alsof
het de arrestant
Winks was, die
onderweg gestor-
ven was.
Even vlug als het plan bij hem opgenomen
was, begon hij ook aan de uitvoert»» er van.
In korten tijd waren de papieren rerwisseld
Juist toen de trein vaart minderde en het sta
tion inreed.
Zoodra de trein stilstond, gooide Winks het
portier open en riep om hulp.
„Hela! Kom hier een handje helpen. Er is
iemand overleden!"
Van alle kanten schoten hulpvaardige han
den toe. die het lichaam van den rechercheur
uit de coupé tilden.
Spoedig was een politie-inspecteur ter plaat
se aan wien Winks zijn verhaal vertelde. In de
consternatie had hij den sleutel van de boeien
verloren, zeide hij.
De inspecteur verloste hem van den dooden
rechercheur, waarna Winks hem zijn politie
penning toonde.
„Wilt u verder voor het vervoer van den man
zorg dragen?" vroeg hij. „Ik zou graag wat
rust nemen. Zoo'n reisje grijpt een mensch
méér aan dan iemand denken zou."
De stationschef en enkele ondergeschikten
knikten ijverig. Zij konden het zich begrijpen.
En .voor den arrestant zouden zij wel zorgen.
Een dokter was al geroepen.
„Ik ga rechtdoor naar het hoofdbureau," zei
Winks, „om wat op mijn verhaal te komen."
De inspecteur knikte.
„Maar wacht dan even," zei hij.
Winks aarzelde. Op hetzelfde moment voelde
hij de boeien weer om zijn pols dichtklappen. De
inspecteur grinnikte zacht.
„Je hebt het niet kwaad aangelegd sprak
hij. „En ik was ook bijna in de overtuiging dat
jij de rechercheur was. Maar een politiebeambte
moet nadenken, nietwaar? Hoe kwam een in
specteur aan een roodverbrand gezicht alsof hij
een paar weken aan zee was geweest? Eigen
aardig! Maar erger was het, dat die zooge
naamde rechercheur de boeien om zijn rechter
pols had gedaan. Zichzelf in het nadeel gesteld
tegenover den arrestant. Kijk, dat was een
groote fout, c»e geen enkele rechercheur ooit
zou maken, meneer.... Winks!"
In verband met de steeds groeiende belang
stelling voor de brandende sociale vraagstuk
ken van onzen modernen tijd heeft de Primaat
van Polen, Kardinaal Hlond besloten om een
Bijzonderen Raad te stichten, die tot taak zal
hebben om het Poolsche publiek in alle soci
ale problemen van voorlichting te dienen waar
bij de Pauselijke Encyclieken „Rerum Nova
rum" en „Quadragesimo Anno" als basis en
uitgangspunt zullen dienen. Dit plan heeft de
volledige goedkeuring van den H. Vader, die
door zijn Kardinaal Staatssecretaris een afzon
derlijk schrijven heeft gericht tot het Poolsche
Episcopaat, terwijl de Primaat van Polen per
soonlijk de mondelinge instemming van Z. H.
den Paus mocht ontvangen. Deze commissie
bestaat uit de meest vooraanstaande sociolo
gen en economische deskundigen, zoowel gees
telijken als leeken. Overeenkomstig de verlan
gens van den H. Vader heeft deze commissie
zich tot taak gesteld om allerlei uitgaven op
gebied van katholiek sociale actie in voorbe
reiding te nemen en te verzorgen. Binnen en
kele weken zal een prijsvraag worden uitge
schreven, waaraan alle katholieke intellectuee-
lpn uit Polen kunnen deelnemen.
KIJK,DE OUDE J/M KOMT
WEED WAT DP ZD VER
HAAL P/J MAAKT !N Z'N
FENPJE Al- EED WANDE-
lTno IK OEIWE DATF/J
GAL/W WEER oFóEKNAP/
ZAL Z/JN.
O JEE; IK WEL REREELE-
MAAL N/ET WEL, HEB ZE
KER 'ETS GERETEN DAT
ME wet goed bekomt; al
een paar dagen gevoel
JK ME N/ET LEKKER. MAAR
LAAT /K WAT GAAN 5LAPEN.
PAN RAL 'T WEL OVERGAAN.
AU( DAAR KOMTDJE
NOOFDP/JN WEER' IK PAD
VROEGER A'OOR GEEN POOFP-
RUN ER MOET TOOG /EEG MET l
ME N/ET /N ORDE Z/JN /K WOO I
MAAR, DAT IK WAT KON OAAN
OLAPEN, 1
MAAR IK MOET EERST
\ETEN K/AAR MAKEN. D>/\ARNA\
\OA /K A'AAR BED. DM EEN
WEEK LANG AAM
FE SLAPEN'
Sr. Daniel Rin, de directeur-generaal van den
Arbeid, heeft op een persconferentie een en
ander medegedeeld omtrent de werkloosheid in
Spanje. Het Rijks-arbeidsbureau werd geopend
op 1 October 1932. Op 1 Juli 1933 waren er
ingeschreven 285.898 werkloozen en 258.939 ar
beiders die gedeeltelijk werkloos waren.
Op 31 December JJ. bedroeg het totaal aantal
werkloozen 618.947, waarvan 414.640 landarbei
ders. In de provincie Jaen zijn 28 procent der
landarbeiders werkloos; in Badajoz 39 procent
en in Cordoba 36 procent. Het grootste aantal
werklooze fabrieksarbeiders staat in Barce
lona ingeschreven.
I JJ I 'f op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen f Dfkfhfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door f "7 Cf) bij een ongeval met f O Cf) bij verlies van een hand f 1 OC olj verlies van een f Cf) bij een breuk van f Af) hij verlies van 'n
Alle CtDO/I tie S ongev&Uen verzekerd voor een der volgende uitkeerir.gen O Ui/U»verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen wt/." doodelijken afloop# een voet of een oog# lAO.~ duim of wijsvinger «/(/•"been of arm# Tri/»" anderen vinger
8.
Evenmin raakten ze punten aan, die daar
mede verband hielden. Het scheen eerder hun
bedoeling te zijn een daarvan geheel vreemde
atmosfeer te scheppen. Zij spraken over tooneel,
over onbeteekenende maatschappelijke aange
legenheden, -over Londensche straten, winkels
en restaurants juist alsof dat alles deel uit
maakte van hun dageüjksch leven. Mevrouw
Morley toen ze even het gesprek terug bracht
op Irving, sprak over hem alsof hij ïog in leven
was en alsof zij verwachtte hem eerstdaags
terug te zien. Er bestond tusschen tien be'den
als het ware een overeenkomst als leefden zij
nog in Londen doch in het Londen van vooi
twintig jaar.
Ieder oogenblik werd het Bruce duisterder
Zeker, hij had gehcord, dat de familie Morley
excentriek was. hij hao -en zekere vormelijk
heid verwacht. Doch nier in het minst was hij
voorbereid op een situatie als die waarin hij
zich thans geplaatst zag. Hij wist. dat er
dikwijls een heel jaar voorbij moest gaan, zon
der dat de Morley's een blanke in Round
Lake zagen. Voordien had hij menig in de wil
dernis afgelegen woonhuis betreden en hij
kende derhalve de haast onbedwingbare
nieuwsgierigheid, waarmede hem de bewoners
dier afgelegen posten vroegen naar het laatste
nieuws uit de bewoonde wereld. De Morley's
deden niets van dit alles. In de plaats daarvan
aanvaardden zij zijn tegenwoordigheid, alsof
hij toevallig zou zijn binnengestapt om even
een theevisite te maken.
Eerst dacht Bruce, dat de Morley's een pose
aannamen om enkele ledige uurtjes aan te
vullen. Daarna terwijl hij scherp luisterde en
hun gezichten bestudeerde, voelde hij, dat alles
hier ernst was, diepe, diepe ernst.
Bruce kreeg ook de vaste overtuiging, dat het
gesprek niet anders zou zijn geweest, wanneer
hij niet was gekomen. Deze twee menschen
beleefden werkelijk détgene, waarover ze
spraken. De illusie werkte op Bruce zoo sterk
in, dat hij er zichzelf op betrapte door het
venster over de verlaten ijsvlakte te staren,
zonder zich bewust te zijn van zün aanwezig
heid op Fort Mystery.
Plotseling stond Morley op en maakte aan de
conversatie een einde.
Ik heb voor het diner nog verschillends
zaken af te handelen, zei hij, en ik moet meneer
Rochette zijn kamer nog laten zien. Hij heeft
een lange reis achter den rug en moet toch
gelegenbeil hebben om even uit te rusten.
Ja, zeker, beaamde mevrouw Morley, ter
wijl ze op stond. We dineeren om zeven uur,
meneer Rochette. Ik ben werkelijk blij, dat a
vanmiddag hier geweest zijt.
Het is me werkelijk bijzonder aangenaam
geweest, mevrouw, antwoordde Bruce. En ik
acht mezelf gelukkig, dat ik hier juist heden.
Donderdag, arriveeerde, en van deze omstan
digheid heb mogen profiteeren.
Bruce zei dit opzettelijk zoo vormelijk en toch
ook zoo vriendelijk mogelijk. Hij had een vaag
vermoeden, dat iedere uiting van verwondering
over dit ongewone gebruik evenzeer misplaatst
zou zijn geweest als onaangenaam zou hebben
gestemd. Hij was overtuigd zijn rol goed ge
speeld te hebben, toen hij in mevrouw Morley's
blik een goedkeuring meende te kunnen waar
nemen. Uiterlijk had zij zijn gezegde aanvaard
als een louter alledaagsche attentie. Doch het
kon niet ontkend worden, dat het haar genoe
gen deed opnieuw iemand in haar omgeving te
hebben om het spel te spelen, dat haar toe
scheen als het leven zelf; getuige haar op
winding, die zich uitte in druk gegesticuleer
en een schitteren van haar oogen.
Komt u mede, meneer Rochette? zei
Morley en Bruce volgde hem in de hal.
Hij werd naar boven geleid, naar een laag
slaapkamertje, gelegen boven de eetkamer in
een afgelegen hoekje. Daar trof hij zijn bagage
aan van de tobbogan-slede, terwijl een wolk
van damp opsteeg uit een ketel met heet water,
die op den grond naast de wachtafel stond.
Morley volgde Bruce in de kamer en sloot
de deur achter zich. De jonge man meende,
bijzonderheden aangaande de gebruiken van
het huis mede te deelen; misschien zelfs, om
Bruee's steeds sterker wordende vermoedens
omtrent een abnormale afwijking bij mevrouw
Morley te komen bevestigen en een verklaring
te geven van zijn eigen houding ten opzichte
van haar. Bruce was echter geheel onvoorbe
reid op de vraag van zijn gastheer.
U hebt zeker geen avondtoilet meege
bracht?
Nee, antwoordde Bruce verbaasd. Het
kwam nimmer in me op, dat ik hier in Canada,
zoo ver van....
Ik dacht het wel. Ik vroeg het slechts,
omdat mijn vrouw er zoo op staat, begrijpt u?
Het diner is hier altijd erg vormelijk en we
maken steeds toilet.
Ik heb nimmer kupnen denken.... begon
Bruce weer.
Daar spreken we niet meer over, mijn
jongen. Ik begrijp het volkomen. Alles komt in
orde. Ik heb nog een costuum over. Ik
rekende op zoo'n onverwachte gebeurtenis
dep een of anderen keer. Het costuum is niet
voor mij. Ik liet het maken voor een middel-,
maat. Ik ben zeker, dat het u zal passen.
Een complete uitzet wordt zoo aanstonds ge
bracht en zoolang u hier vertoeft is het de
uwe.
Dat is buitengewoon attent van u, meneer
Mor'ey! antwoordde Bruce. Doch, wat mijn
verblijf hier betreft, dit is juist een kwestie,
waarover ik met u wensch te spreken. Ik heb
in het geheel nog niet verteld, wie ik ben en
waarom ik hier ben.
Wacht daarmee! Wacht daarmee! Daar
voor is het morgen nog tijd genoeg; we hebben
den tijd voor ons. Intusschen bent u onze gast,
en een welkome gast. Wanneer u nu nog iets
wenscht, meer water of iets dergelijks, trek
dan aan dat koord en een meisje zal u bren
gen, wat u noodig hebt. Ik heb hier geen
mannelijk personeel. Onmogelijk is het die lui
te trainen. Mijn vrouw kan beter met de
vrouwen omgaan, doch het is een onbetrouw
baar volkje. Ze denken alleen maar aan
trouwen en verlaten een goed verwarmd huis
voor een wigwam. Onbegrijpelijk volk. Ook een
eigenaardig volk, die Indiaan. Doch ik laat u
nu alleen. Doe nog even een dutje voor het
diner als u dat wenscht. We eten pas over
twee uur. Au revoir.
Zonder verder ren woord te reppen over zijn
merkwaardige huishouding, ging Morley weg
en liet Bruce alleen.
HOOFDSTUK III
DE GAST
Dengiene, die ooit onmiddellijk na een lange
reis in het hooge Noorden geprobeerd heeft
toilet te maken voor het diner, zal het duide
lijk zijn, welke taak Bruee Rochette te wach
ten stond. Het scheren ging uiterst langzaam
en was een pijnlijke operatie. De rook van de
kampvuren had zich als het ware in de huid
ingevreten. De fijne sporen van roet en de
zwarte randen onder de nagels konden niet
dan met de grootste moeite en dan nog maar
gedeeltelijk worden verwijderd. Ook zijn haar
kon Bruce niet geheel in orde krijgen. Hij deed
evenwel zijn best en ging toen naar be
neden.
Morley was in de kamer, waar men de thee
gedronken had en de Hudson's Bay manager
stond op om zijn gast te groeten.
Neem bij het vuur plaats, zeide hij. Het
wordt koud vannacht. Dat is nu reeds een week
zoo. Ik herinner me niet, dat het ooit kouder
geweest is.
Bruce nam plaats. Toen hij zich voor het
diner gereed maakte, waren zijn gedachten
bezig geweest met de vraag, op welke wijze hu
in dezen post vasten voet zou kunnen krijgen.
Hij kon nog niet uit over de ongewone thee
visite, waarbij hij tegenwoordig geweest was en
het vreemde gedrag van deze postbewoners.
Wijl hij van meening was, dat mevrouw Morley
verantwoordelijk was voor de opvatting, dat zij
geen deel uitmaakten van het pelsland, en dat
hij het met Morley eens moest zien te worden,
bracht Bruce plotseling het gesprek op den
Post aan het Doodenkamp.
U weet slechts uit het kaartje, dat ik u
van uit de trading-shop liet overhandigen, dat
ik hier kom als afgevaardigde van het Natio
naal Aardrijkskundig Genootschap, aldus begon
Bruce. In de Vereenigde Staten is dit hetzelfde
genootschap als het Koninklijk Aardrijkskun
dig Genootschap in Engeland.
(Wordt vervolgdJJ