<Hd imêaal van den da§ neeft bona of/Jee/f week jen no Allee óoeptf OFEÉF /5 KQ/JOr Z/J NE TE RAKKEN. NET të WAT a De laatste koning van Hongarije FORT-MYSTERY OPTIMISME KAREL VON HABSBURG LIJDT SCHIPBREUK Jim's alleenspraak 11 Alle abonnes ongevallen* verzekerd °^'aax een der volgende uitkeerinfen f3000. - verlies van blide armen, !>eide beenen ol belde oogen f750. - doodeiyken afloop f250.- een voet of een TJ125. - duim of wijsvinger f 50."been of arm f 40.- anderen vinger EEN TIP-TOP "TIP"! ZATERDAG 17 FEBRUARI 1934 Op 30 Nov. 1916 ontving hij met groote plechtigheid de kroon van den H. Stephanus Na twee jaar in bal lingschap Karei von Habsburg Aluminium-violen O Na 128 jaar aan het doel Een reusachtig vermogen vindt zyn erfgenamen Een Methusalemsf amilie tee naken, dafooWkaSwriT \De goedige zei hy, „want f Taxichauffeur I Veertig voornamen De ansichtkaart op de das AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL min door Katharina en Robert Pinkerton £<1111111111111111111111 miiiiiiiiimimiiii! WD schreven 30 November 1916. Dit was de kroningsdag van Karei von Habs- burg tot Koning van Hongarije. Wie de kroningsact zelve heeft medegemaakt, kan zich niet vrijmaken van het gevoel, dat zelfs de uitstekendste courantenverslagen by de werkeiykheid in de schaduw bleven. Ik zelf behoorde tot de uitverkorenen, die de plechtig heid mochten bywonen en na zoovele jaren zyn my nog alle phasen der solemniteit in her innering geblevenDit zyn uitlatingen in de pas verschenen mémoires van het lid van het Hongaarsche Hoogerhuis Eugen von Szontagh. De toenmalige minister van Buitenlandsche Zaken der Donau-monarchie, graaf Czernin, was door de verhevenheid der plechtigheid bui tengewoon getroffen en zeide tot zyn omgeving: „Nu pas begrijp ik, waarom de Hongaren zoo op hun stuk stonden, dat ook tydens den we reldoorlog de kroningsplechtigheid zou plaats hebben. Wie ooit een Hongaarsche kronings plechtigheid heeft gezien, zal deze nooit ver geten. Ook hier treedt de scherpe politieke blik der Hongaren aan den dag, want van het eer ste oogenblik af al komen zü nader tot het hart van den koning, niet alleen door de pracht en praal, die by de kroning ontvouwd wordt, maar ook door het enthousiasme, het welk zy op een wyze op anderen overdragen, waartoe wellicht geen enkele natie in staat is." De heer Eugen von Szontagh somt in zijn mémoires eenige byzonderheden op, die by de plechtigheid der kroning van den tot nu laat- sten koning van Hongarye hebben plaats gehad. By het overreiken van het „Inauguraldi- plom" aan den Koning, hield de toenmalige prins-primas van Hongarye, Z. Exc. Kardinaal Dr. Johann von Czernoch, een rede. Deze moest door den koning worden beantwoord door het voorlezen van een toespraak. De Kardinaal had zijn rede ten einde gebracht. Nu was de koning aan de beurt. Radeloos keek de jonge monarch om zich heen, want het document was hem nog niet ter hand gesteld. Vragend blikte hy zyn adjudant-generaal, graaf Lobkowitz, aan. Deze verstond den blik, verbleekte en stamelde: „Om Gods wil, ik heb het document op myn kamer laten liggen, nu zal ik vast en zeker gepension- neerd worden". Minister-president, graaf Tisza die naast Lobkowitz stond, hoorde deze woor den en fluisterde hem, yzig rustig, energiek toe: „Gepensionneerd kunt U later worden, haalt U maar eerst den tekst van de antwoord-nota." Den Kardinaal fluisterde hy direct toe: „Zet uit het hoofd Uw rede voort." De Kerkvorst doorzag dadeiyk de situatie en sprak door, tot hy graaf Lobkowitz terug zag keeren en het document in de handen van den monarch was. Graaf Lobkowitz werd niet gepensionneerd. En dit is een bewijs voor het goede hart van den koning. By de kroning was natuuriyk ook aanwezig de koningin, keizerin Zita, die aan haar hand leidde den kleinen troonopvolger Otto, die met wyd geopende oogen om zich heen zag. Toen de plechtigheid voorbij was, liep de kleine naar de troonzaal, riep zijn gouverneur en eenige lakeien, en zette zich pardoes op den troon. Triomf eerend beval hy, dat men den hofmaar schalk zou roepen. Aan dit bevel werd natuur lijk niet voldaan. De kleine begon te huilen en werd pas weer stil, toen een officier der garde met getrokken degen voor den troon ging staan. Onbekend is ook, dat Kardinaal Czernoch en graaf Tisza den koning de kroon verkeerd op het hoofd hebben gezet. Deze ontdekking werd gedaan door Z. H. Exc. Bisschop Nicolaus, graaf von Szechenyi, die by de plechtigheid assisteerde en bemerkt had, dat de dunne gou den ketentjes, die achter van de kroon afhan gen, direct in het gelaat van den koning ben gelden. De bisschop maakte graaf Tisza daarop opmerkzaam, maar het was al te laat, om de kroon van het hoofd van den koning nog af te nemen. Men behielp zich, doordat by een vol gende act der plechtigheid Kardinaal Czernoch en graaf Tisza den koning met hun lichamen verdekten en de bisschop snel de ketentjes on der de randen van de kroon wegstopte. De kroning was ten einde. Na de traditio- neele zes ridderzwaardslagen reed de koning van den kroningsheuvel af, gevolgd door de Hongaarsche lyfwacht. Een veertigtal hooge adeliyke heeren, hoog te paard, doorbraken het cordon en sloten zich by den koning aan, ry- dend ter weerszoden van hem, uitbrekend in enthousiaste Eljen-kreten, Zwaaien en zwen kend met steken en mutsen. De burgerwacht trad in het geweer, de trommels roffelden, de „Generalmarsch" schetterde, het volk jubelde. Zoo bereikte de gekroonde koning den burcht. Op het oogenblik, dat de koning het stand beeld van koning Matthias,, dat staat voor het voorportaal van den burcht, had bereikt, gaf hy, klaarblijkeiyk uit vreugde, dat de kroning zonder ongelukken was afgeloopen, plotseling zyn paard de sporen. De prachtige schimmel, dien de koning bereed, begon te galoppeeren. De lyfwacht was wat verrast en gaf eveneens den paarden de sporen. In razenden galop reed de koning met zyn lyfgardisten door de weid- sche binnenplaats van den machtigen burcht. De koning, die het eerst de poort had be reikt, die leidde naar zyn appartementen, wachtte de aankomst van zün garde niet af, maar sprong zonder eenige hulp uit het zadel. Een Hongaarsche magnaat, uitziend als een middeleeuwsch ridder, als de drager der eeuwenoude Hongaarsche traditie, werd doods bleek. In zyn opwinding kneep hy den schryver der mémoires, Eugon von Szontagh zóó hevig in den arm, dat deze een schreeuw gaf van pyn. De magnaat siste: „Om Gods wil, de kroon valt den koning van 't hoofd!" Maar zy viel niet van het hoofd van den monarch. Het gelaat des konings straalde van geluk. Triomfanteiyk keek hy rond zich heen. Zyn schimmel stond roerloos naast hem, zóó bewe gingsloos, dat men meende, dat hy in een standbeeld was veranderd. Op het hoofd van den koning straalde in vollen glans de kroon van Stephanus, den Heilige Lang zou het niet duren nauwelyks een paar jaren. Het Ryk van den keizer-koning ging onder en werd verdeeld. Als een doodarme man, als balling, stierf de jonge monarch op Huweiyk. Nette weduwn., 5 59 J., wil in kennis komen - met nette vrouw. Door ach- teruitgang van zaken liefst een vrouw die bemiddeld is. (Advertentie) 't Is ook absoluut geen schande, leder een zit vrijwel vast. Daarom klinkt het ook zoo vreemd niet Emmen zit alweer in last. Waarom radio-belasting? En belasting op coupons? Waarom vraagt de Staat, bijvoorbeeld, Crisis tien procent van ons? 1 Heusch, de Staat en de Gemeenten i Zijn het werk'lijk niet alleen, Want zij hebben toch de crisis i Met een iedereen gemeen! i En precies zooals de Staat doet: 1 Zoeken waar er nog wat zit, I Daen, met kronkels en met bochten, i Ook de brave burgers dit! Dat een weduwnaar dus geld vraagt, i Op den koop de vrouw toe neemt, I Is in tijden van malaise, Ook daarbuiten, zelfs niet vreemd. Echter te veronderstellen. Dat er nog zoo'n vrouw bestaat, Dat noem ik, in deze tijden, Optimisme in 't kwadraat! MARTIN BERDEN 1 (Nadruk verboden) aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiirc Madeira. Weenen waadt in bloed, de kroon van St. Stephanus ligt zonder drager in een trésor.... Waren die hindemissen by de kroning in Boedapest in het jaar 1916 waarschuwingen geweest, voorteekens, omina? De laatste tyd past een muziekinstrumenten- fabriek in Amerika een nieuwe methode toe voor het vervaardigen van violen en cello's. De klankkast wordt vervaardigd van aluminium en er is gebleken dat de aanvraag naar deze instrumenten thans veel grooter is geworden. De instrumenten hebben veel gewonnen aan volheid van geluid, beweert men. Ofschoon de violen uit aluminium zyn ver vaardigd, worden zij later voor „het oog" toch nog met een dunne laag hout bedekt. Ook zyn er reeds geheel metalen violen in den handel gebracht. «N ALOMCH "Vorige week voor zaken In Engeland geweest. Ik naar Epsom, naar de paardenrenneh. En in het restaurant direct zoo'n tip-top kerel naar me toe. "Tip, Sir?" vroeg hij. Top, zei ik, geef mij een tip. 't Was niet duur, een halve shilling. Of ik gewonnen heb? Man, ik heb heeiemaal niet gewed! Oóöö, die tip? Dat was 'n TIP van BOOTZ! Niet te zoet, niet te straf, net goedl BOOTZ Terwyl over het algemeen, tengevolge van de depressie in Amerika, de reuzenvermogens, in de Nieuwe Wereld niet meer zoo in opspraak raken als weleer, wordt thans uit Bohemen het fortuinlijk geluk van een half dorp gemeld, dat iemand 8 millioen dollar achtergelaten heeft. De erflater was zóó woedend op zyn bloedver wanten, dat hy eerst een heele generatie liet uitsterven, voordat de nakomelingen in het genot van het geld konden komen. En toen de vastgestelde termyn verstreken was, vond men de erfgenamen niet meer. Tot men ze eindelijk, op 't laatst van 1933, in Prusanky bij Bratislava op het spoor kwam. Maar eer het zoover was, verliep er heel wat tijd Het testamênt waar het hier om gaat, werd den 7en Maart 1805 in Boston gemaakt en met den naam John Emeric onderteekend. Toen John Emeric zyn dorp in Bohemen verliet, heette hy nog Johann Imrick. Hij stond als een echten vrijbuiten bekend, wien het in het ryk van Maria Theresia niet meer beviel. Zoo kwam hy in 1760 in Amerika aan. Het ging hem in 't eerst slecht, miserabel slecht. Hij vroeg thuis om een Kleine onder steuning. Men gaf ze hem niet, maar dreef den spot met hem. Maar de jaren van strijd in de wouden van Nieuw Engeland staalden den deugniet. In den oorlog om de onafhankelyk- heid bewees hy zooveel organisatie-talent, dat men hem later een groot stuk land in eigendom gaf. Hy buitte het land uit, deed zaken met de Indianen en nam eencompagnon, Scott ge naamd, met wiens hulp hij allerlei voorspoe dige speculaties deed. Toen Johann Emeric, zooals hy zich zelf ge doopt had, het tijdelijke met het eeuwige ver wisselde, had hy Scott genoeg achtergelaten, dat deze de „Astoria" kon oprichten, die thans nog bestaat en 80 fabrieken, mynen, huizen blokken e.a. bezit. Emeric onttrok in zyn testament van 7 Maart 1805 8 millioen dollar aan de zaak, niet recht streeks, maar met de volgende bepaling. „Daar zy, die in myn tyd leefden, geen me- delyden met my hadden, toen het my slecht ging, zullen zij ook geen profyt hebben van hetgeen ik oogstte, toen het mij goed ging. Daarom zullen de millioenen pas na 90 jaren, gerekend van den dag van mijn sterven, aan de nakomelingen van de thans levenden van myn naam ten goede komen" 31 Jaar geleden nu was de termyn verstre ken. Aanstonds ging men op zoek naar de erf genamen. Maar alle moeite was tevergeefs. Om de twee jaar werden er in Tsjecho-Slowakye telkens weer oproepen gedaan. Maar pas in het jaar 1933 kwamen de Imricks op de gedachte, dat hun voorvader Johann misschien de mil- lionnair van Boston geworden was. Langzamerhand vond men toen 123 men- schen met dezen naam in Prusanby, die zich allen als erfgenamen meldden. Zy wachten nu met ongeduld op verder bericht uit Amerika. Het zyn allen arme drommels, wien het zelfs aan het meest noodzakelijke ontbreekt. Zoo wordt na 128 jaar de listige gril van John Emeric een zegen voor hen.... Dezer dagen werd in Oberplan een zekere mevrouw Walny begraven, zy bereikte den ouderdom van 92 jaren. Blijkbaar stamt zij uit een echte Methusalemsfamilie, want ook de zuster van mevrouw "Walny bereikte een By- belschen leeftyd. Eenige maanden geleden stierf zij in den ouderdom van 95 jaar. Een lid van deze familie, Matthias Schonauer, stierf enkele jaren geleden in den ouderdom van 100 jaar, zyn zoon Laurence op 91-jarigen leeftyd. Zoo als een archivaris heeft nagegaan, is deze op vallend hooge leeftyd tot in de middeleeuwen na te gaan. Als je tegenwoordig een juwelier wilt be stelen," zei Myra, „dan heb je met de zelfde moeilijkheden te kampen als vroe ger. Juweliers zyn altyd waakzame menschen. Maar met de politie heb je het in deze dagen lastiger." „En die laat zich niet in de luren leggen door een paar mooie vrouwenoogen," lachte Jean. „Juist. En daarom heb ik 'n rol aan jou toe bedacht. 'n Heel ongevaariyke rol, die je naar ik hoop met succes zult volbrengen. Veel her sens heb je nooit getoond te bezitten, maar het werkje dat ik je nu opdraag is wel geschikt voor je. Ik ben van plan mijn slag dit keer te slaan in de juwelierszaak van Baker, chiquer kan het al haast niet. Vermoedeiyk zal het dezer, keer een parelsnoer zyn, maar ik heb er ook mooie armbanden zien liggen. Enfin, dat is byzaak. Het voornaamste voor my is het voorwerp on gemerkt weg te nemen en dan vlug een ge- schikten taxi-chauffeur te vinden." „Een geschikte taxi-chauffeur? Waar heb je dien voor noodig? En wat versta je onder een geschikte „chauffeur". „Een geschikte taxi-chauffeur is er een van de oude garde. Je weet wel, zoo'n mannetje op leeftyd dat sinds jaar en dag door Londens straten rijdt. Hy draagt natuurlijk een jas met een bontkraag en heeft doorloopend een rco- den neus. Het voordeel van zoo'n man is, dat hy een goeden kyk heeft op menschen en dat hy zeer goed onthoudt wie hy in zyn wagen heeft gehad." „Als je dat een voordeel gelieft te noemen!" zei Jean schamper. „Het is ook een voordeel," vervolgde Myra. „Een dergeiyken taxi-chauffeur moet ik trach ten te vinden, want dat hoort in het schema van myn plan thuis. Luister maar verder. Als ik dus den winkel verlaat, stap ik in zyn taxi en laat me naar een lunchroom rijden. Ik zal je nog nader aanduiden wat dat is. Zoodra ik de lunchroom ben binnengestapt, pak jy de zelfde taxi. Onder het kussen van de achter bank zul je dan een klein pakketje vinden dat je oogenblikkeiyk het land uitbrengt. Met een vliegtuig kun je naar Parys gaan en daar den buit zoo spoedig mogeiyk verkoopen. Wat zeg je van dit plan?" Jean stond een oogenblik sprakeloos. „Wel," zei hy dan enthousiast. „Ik vind het buitengewoon! Een mooier plan had je niet kunnen bedenken. Terwyl ik den buit aan 't verkoopen ben, zullen ze je waarschyniy'k ar resteeren, maar omdat er niets te bewyzen valt, moeten ze je weer dadelyk los laten. Ik vind het knap bedacht. En die taxi-chauffeur moet natuuriyk dienen om de politie vlug op je spoor te brengen. Hoe eerder ze er by is. hoe beter het voor ons is. Ze mogen je fouil- leeren, maar den buit vinden ze toch niet. Al leen moet je je slag slaan wanneer er meer koopers in den winkel staan." „Daaraan heb ik ook al gedacht," zei Myra. „Als jy je kleine rol nu maar goed speelt. Daar voor ben ik nog het meest bevreesd." Eenige dagen na dit gesprek werd het plan uitgevoerd. En alles verliep precies zooals ae schrandere Myra zich het had voorgesteld. Op een moment dat er verscheidene klanten in den winkel van Baker hun keus maakten, sloeg ze onbemerkt haar slag en stapte even later den winkel uit met een parelsnoer in haar mouw verborgen. De juweliersbediende had het snoër nog niet gemist, toen Myra reeds een goedig uitzienden taxi-chauffeur had gevonden, wien ze opdracht gaf, haar naar Queen's lunchroom te ryden. De chauffeur was byna het type zooals ze dat aan Jean had beschreven. Hy reed met de routine van een langdurige ervaring en nam onopvallend zyn cliënte goed op. Het verbergen van het snoer parels onder het kussen was het werk van een oogenblik en toen Myra de lunchroom binnenging, voelde zij zich vrooiyk en opgewekt omdat alles zoo uit stekend van stapel liep. Ze behoefde niet lang te wachten, totdat er een rechercheur kwam opduiken die haar, heel onopvallend, verzocht hem te volgen. Ook dit gedeelte van haar plan was dus in orde. Tegenover den politieman moest ze een klein comediespelletje spelen, doch dat was haar wel toevertrouwd. Toen by de fouilleering bleek, dat het parel- ANNIE '5 KOORTS t>TH6T ELK OOCENBL/K, HET ZOEN /B NO JN AANTOONT. WE HUES DFOOó. Zzs ZOO N/ET Z/EK PEN Z/JN. Aló ZE MO N/Er ZOO ZOEVOLD/ó VERRLEE6P NAO. z£ N/ET OE SLAPT?* AlS ZË NET ZOO FUNK ÓEWEE5T WAO EN D/E ONPE ZE/13CWTN/ET NEBBEN. ZE MIJ HET LEVEN OEGEEJ HEEFT. TE ZEÓOEN- MAAR WE ZULLEN NAAR WEL snoer niet in haar bezit was, keek de recher cheur wel even verbaasd, maar hy nam haar toch mee naar het politiebureau. Met de gelaten uitdrukking op het gelaat van iemand die het opgeeft, nog langer tegen on recht te strijden, volgde Myra hem. Nauwelyks was ze op het bureau binnenge bracht, of de goedige taxi-chauffeur verscheen. „Mooi," zei de inspecteur, die het zaakje leidde. „Je bent gauw opgespoord. Vertel me maar eens De chauffeur kuchte. ii ii i miI"": komen, meneer," i m T rr een collega van 1116 Ziet U ■IMIIIIIIIItllMMIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllMIIIIII „Ja, maar dat kan tot later wachten. 2!eg me eerst maar eens of je deze dame vandaag hebt gereden." „Ja, vanmiddag, dat herinner ik me nog wel. Van den juwelier Baker naar de Queens lunch room." Het overtrof bijna Myra's verwachtingen. De chauffeur bleek goed uitgekozen te zyn. De inspecteur begon nu een lang gesprek met den rechercheur, dat Myra niet kon volgen, maar dat ze desondanks toch zeer goed be greep. Ze waren natuurlijk verbaasd het hals snoer niet gevonden te hebben. Het zou er op uitdraaien dat ze in vryheid gesteld zou wor den. Voomameiyk ook door het feit dat niet zy alleen van den diefstal verdacht kon wor den. De taxi-chauffeur had al eenigen tyd pogin gen gedaan om aan het woord te komen. Ten slotte trok hy den inspecteur familiair by den mouw. „Luister nou eens, meneer," zei hy. „Dat zal wel heel gewichtig byn wat u daar allemaal te vertellen hebt, maar ik ben hier niet voor niets gekomen." „Ja, die collega van je, nietwaar," zei de in spected ongeduldig. „Juist. Die collega is een beste vent, die myn kleine jongens een plezier wilde doen. En daar om heeft hij een legpuzzle voor hen gekocht. U weet wel, zoo'n spelletje." „Aardige kerel!" zei de inspecteur sarcastisch. De chauffeur vervolgde: „En om dat spelletje niet kwyt te raken, heb ik het onder het kussen van de achterbank gelegd." Myra hield haar adem in. „Nu wilde ik het zooeven te voorschyn halen en daar is het verdwenen. In de plaats ervan vond ik dit pakketje." Met een tragisch gezicht hield de chauffeur een prachtig parelsnoer omhoog. Het was alsof de bliksem was ingeslagen! Myra verloor alle zelfbeheersching. Maar de inspecteur, die in één enkel oogenblik de zaak begreep, legde haar snel de handboeien aan. Het laatste wat Myra hoorde toen ze werd weggeleid, waren de vergane woorden van den chauffeur: ,,'t Is toch niet eeriyk tegenover myn kleine jongens....!" Hertogin Alba is onlangs op 34-jarigen leef tijd in Madrid overleden, zy leed aan long- tuberculose en vertoefde daarom gedurende de laatste jaren meestal in Zwitserland. Haar echtgenoot, de hertog van Alba en Berwick, was minister van Buitenlandsche Zaken in de ka binetten van Primo de Rivèra en Berenguer. Hij stamt af van den eersten hertog van Ber wick, den zoon van Jacob II en Arabella Chur chill, zuster van den grooten hertog van Marl borough. Zyn tante was keizerin Eugenie. De hertogin is, evenals de vroegere keizerin, in t het stamslot der Albas, het Liria-paleis gestor ven; zy werd by gezet in het Dominicaner klooster te Jjoeches, 20 myien van Madrid ver wijderd, waar het familiegraf zich bevindt Het huweiyk met den hertog van Alba en Berick, vroeger Jacoba Maria Stuart Fritz Tames, werd in 1920 in de Spaansche Ambassade te Londen door Kardinaal Bourne, in aanwezigheid van het Spaansche koningspaar, voltrekken. Uit het huwelijk ontsproot een kind, Cayetana, dat bin nenkort 8 jaar wordt. Na den dood van de moeder zal dit kind volgens „El Debate" meer titels krygen dan ooit eenig mensch gehad heeft, zy zal byv. evenals haar moeder niet minder dan 13 maal Grande van Spanje zijn en 40 voornamen hebben. Een firma in heeren-modeartikelen te New- York heeft een nieuwe modedwaasheid inge voerd, waarmee zy geweldig succes te boeken heeft. De firma brengt heerendassen in den handel, die bedrukt zyn met stadsgezichten van Parijs en New-York, van het Ttfiegtuig uit ge nomen. 10. (Korte inhoud van het voorafgaande: David Patterson is de eigenaar van een bloeienden pelshandel in Noord-Canada. Zfjn expansie-zucht vindt slechts één hin derpaal, de machtige Hudson's Bay Com pany zijn grootste concurrent. Deze bezet een post ,,Fort Mysterie" genaamd en door Herbert Morley beheerd, waar Patterson ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce Rochette, die een diepen haat koestert te gen de Hudson's, zal dan voor Patterson trachten een handelspost te vestigen in het veelomstreden gebied). Boven dat alles uit, gegrondvest op dat, wat men beschouwde als het goddelyk recht van een koning en zich vasthoudend als een dweper aan alles, wat men had bemachtigd, had de Hudson's Bay Company zich een ongeëvenaarde handelspositie veroverd En toch is de Hudson's Bay Company niet alleen ver- antwoordelyk voor de moraal van het pels- land. Ruim een eeuw geleden verschilden de gebruiken in Wisconsin, Minnesota, Michigan en Illinois niet zoo heel veel van die, welke heden ten dage in het Noorden nog van kracht zyn. Toen, evenals nü, bestond er slechts één gedragsiyn: zorg er voor, dat je de pelsen bemachtigt. Êruce Rochette begreep dit land. Hij was er geboren. Zyn vader had er deel van uitge maakt. Van zijn prille jeugd af had hy het standpunt van dat land in zich opgenomen. Hy had ontelbare verhalen gehoord over de prak- tyken van het land der pelsjagers en de helden dier verhalen waren steeds menschen geweest, die door Hst en bedrog de pelsen had den weten te bemachtigen. Zelf was hy er getuige van geweest, dat zyn vader, die vol gens zyn overtuiging eerlijk en rechtvaardig was, goedkeurend gelachen hqd om een ver haal van een overwinning door bedriegery verkregen. Hy had mannen hooren vertellen, hoe ze zelf het onderspit hadden moeten del ven, terwyl ze lachten om de handigheid van hun tegenstanders; vyandige gezindheid ken den ze niet. Altyd had deze eigenaardige op vatting gegolden, dat iedere strijd, hóé hy ook gevoerd werd, fair was. Hier gold, zij het dan ook ten onrechte, eenvoudig de primitieve wet, dat, alles geoorloofd was. Bruce had nooit de moraal van het pelsland onderzocht. Hy had ze gewoon aanvaard. Had hy die moraal ontleed, dan zou hy zeer zeker in zyn eigen houding ten opzicht der Hudson's Bay Company ook inconsequenties hebben kun nen ontdekken. Hij was die maatschappy vijan dig gezind, ofschoon hij deze gezindheid onge twijfeld verklaarbaar had kunnen maken door het standpunt in te nemen, dat een stryd tegen een vrouw iets heel anders was, dat de dood van zijn moeder het gevolg was van een schen ding der meest elementaire wetten, zyn haat was groot, doch hü beheerschte zich en speelde zyn'rol van gast voortreffelyk. Thans, voor de eerste maal echter, nu Bruce zwygend stond tegenover een vrouw, die het aangedurfd had haar vroegere millieu vér in de wildernis over te plaatsen en er slechts in geslaagd was een armzalige paskwil te schep pen, werd 't hem duideiyk, dat hy in zyn haat tegen de Hudson's Bay Company slechts een zaak, een instituut had gehaat, iets wat geen ziel heeft. Hier stond hy tegenover de men- scheiyke onderdeelen van dat instituut, met de wetenschap, dat, wét hy ooit zou doen, hy deze menschen zou benadeelen. Deze gedachte bleef hem zelf by, toen het Indiaansche meisje met het witte mutsje schoorvoetend in de kamer kwam en met een lawaaierig geluid aankondigde: Mevrouw, de tafel is gedekt. Ook bleef die gedachte hem by tijdens de onbewuste parodie, die daarop volgde, tot op het oogenblik dat Morley den Jongeman op nieuw aan zijn taak herinnerde. Bruce had geen avondtoilet meer gedragen, sinds hy het college had verlaten en plotseling drong het tot hem door, vooral wanneer zyn blikken vie len op den heer en mevrouw Morley, dat hy aan een officieel diner zou aanzitten. De tafelversiering op zichzelf was niet onsmaakvol. Er was keurig zilverwerk en goed porcelein. De conversatie was even voornaam en even vormelijk, als zy in den loop van den namiddag geweest was. Doch nu de maaltyd! Eerst werd soep opge diend. Het Indiaansche meisje serveerde fat soenlijk, ofschoon Bruce een verwonderde uit drukking van niet-begrypen in haar oogen meende waar te nemen, terwyi haar mond onnatuurlyk strak stond en haar voorhoofd rimpelde by het zich willen aanpassen van wat men pleegt te noemen: het zich schikken naar een vormelykeid, die haar even vreemd was als de godsdienst van den blankei Na de soep werd een flink stuk gebraden inlandsch wild opgediend op -■en grooten schotel. Toen Morley het vleesch sou gaan aansnyden kwam de meid terug met een schaal tje gerstebrood. Dat was alles. Er waren geen groenten, er was geen sla, geen boter en geen room voor de koffie. By wyze van dessert kreeg ieder tafelgenoot een kleine portie mar melade, waarmede het geweekte gerstebrood werd belegd. Nóch Morley, nóch zyn vrouw gaven dooi woord of houding te kennen, dat het diner zoo geheel faalde, gezien de vormelykheid, die in acht genomen werd. Men had er zelfs geen behoefte aan om iets te verbergen. Het feit, dat er verschillende dingen ontbraken, werd doodgezwegen. Mevrouw Morley praatte onop- houdelyk. Haar spreken kon gekwalificeerd worden als het type van het bestudeerde, het afgepaste gesprek, dat gevoerd wordt aan de diners in de meeste steden. Morley sneed voor en bediende de aanzittenden, even gracieus en, even attent, alsof de tafel zou gekraakt heb ben onder het gewicht van een groote ver scheidenheid gerechten. Het was Bruce volkomen duideiyk. waarom het menu zoo beperkt was. Hy wist, dat tal rijke diners aan die tafel reeds moesten heb ben bestaan uitsluitend uit gekookte wyting zonder saus of smaak, terwyl weken aan een stuk, ontbyt en lunch ook niet anders geweest waren. Hieraan ontkomen is onmogelijk in ver band met de groote afstanden en de ongebaande wegen in het pelsland Doch een volledig diner te willen voorwen den en een inlandsch gebraad te verfraaien door het decorum, gebruikeiyk by een diner uit de beschaafde wereld, scheen Bruce op het eerste gezicht nog al bespottelijk toe. Dit laatste maakte echter onmiddellyk plaats voor een gevoel van medelyden met de tragedie, die daaraan ten grondslag lag. Voor Bruce kon er geen humor gelegen zyn in de omstandig heid, dat 'n vrouw een erbarmeiyke poging deed om een eigen milieu midden in de wilder nis te scheppen. Bruce was tè goed op de hoogte van de ellendige toestanden in de afgelegen pels- posten, hij had te veel vrouwen gezien, die snakten naar het gezelschap van andere vrou wen, naar een liefdevoller omgeving waarop zy recht hadden, om niet den moed en het uit houdingsvermogen te respecteeren, die noodig zyn om aan dergelijke sociale principes te blijven vasthouden, gedurende vele en triestige jaren. Hoe ver deze gedachten hem hadden ge voerd en of zy hem er toe gebracht hadden het leven van deze vrouw te vergelyken met het leven van zyn overleden moeder is niet te zeggen, omdat hy niet alleen medeiydend doch ook nieuwsgierig was en deze nieuwsgierigheid zyn gemoed, dat leed, verhardde. By de eerste gelegenheid, die hem geboden werd, bracht Bruce het gesprek op de pelslan- den. Natuuriyk wendde hy een algeheele onbe kendheid met het land voor en deed het pok voorkomen, alsof dit land hem buitengewoon interesseerde; hy vroeg ook hoe lang de familie Morley reeds In Round Lake woonde. Toen men hem dan ook vertelde, dat Money reeds vyftien jaar in dienst was en zyn vrouw al dien tyd ook op dezen post gewoond had, deed hy de eerste poging, om het geheim van dezen post te ontdekken. Ik had aityd gedacht, althans op grond van datgene, wat ik van de maatschappy hoordde in den tyd, dat ik voor ons genootschap in British Columbia doorbracht, ging Bruce verder, dat overal, waar een post van de Hud son Bay Cy was, ook een missionaris was ge vestigd, alsmede een vryhandelaar, zooals men ze pleegt te noemen. Het volk hier schynt ge heel alleen te staan. Voelt u zich hier niet erg eenzaam? Hy kon zyn zin niet uitspreken, zyn eerste vraag had zyn gastheer, van een joviaal en gastvry Engelschman. zooals hy hem tot nu toe had gekend, veranderd in een arrogant be ambte van de Hudson's Bay Company. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 15