<Hd imêaal van den da§
neeft bona of/Jee/f week
jen no Allee óoeptf
OFEÉF /5 KQ/JOr Z/J NE
TE RAKKEN. NET të WAT
a
De laatste koning van Hongarije
FORT-MYSTERY
OPTIMISME
KAREL VON HABSBURG
LIJDT SCHIPBREUK
Jim's alleenspraak
11
Alle abonnes ongevallen* verzekerd °^'aax een der volgende uitkeerinfen f3000. - verlies van blide armen, !>eide beenen ol belde oogen f750. - doodeiyken afloop f250.- een voet of een TJ125. - duim of wijsvinger f 50."been of arm f 40.- anderen vinger
EEN TIP-TOP "TIP"!
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1934
Op 30 Nov. 1916 ontving hij met
groote plechtigheid de kroon
van den H. Stephanus
Na twee jaar in bal
lingschap
Karei von Habsburg
Aluminium-violen
O
Na 128 jaar aan het
doel
Een reusachtig vermogen vindt
zyn erfgenamen
Een Methusalemsf amilie
tee naken,
dafooWkaSwriT \De goedige
zei hy, „want f Taxichauffeur I
Veertig voornamen
De ansichtkaart op de
das
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
min
door
Katharina en Robert Pinkerton
£<1111111111111111111111
miiiiiiiiimimiiii!
WD schreven 30 November 1916. Dit was
de kroningsdag van Karei von Habs-
burg tot Koning van Hongarije. Wie
de kroningsact zelve heeft medegemaakt,
kan zich niet vrijmaken van het gevoel, dat
zelfs de uitstekendste courantenverslagen by
de werkeiykheid in de schaduw bleven. Ik zelf
behoorde tot de uitverkorenen, die de plechtig
heid mochten bywonen en na zoovele jaren
zyn my nog alle phasen der solemniteit in her
innering geblevenDit zyn uitlatingen in
de pas verschenen mémoires van het lid van
het Hongaarsche Hoogerhuis Eugen von
Szontagh.
De toenmalige minister van Buitenlandsche
Zaken der Donau-monarchie, graaf Czernin,
was door de verhevenheid der plechtigheid bui
tengewoon getroffen en zeide tot zyn omgeving:
„Nu pas begrijp ik, waarom de Hongaren zoo
op hun stuk stonden, dat ook tydens den we
reldoorlog de kroningsplechtigheid zou plaats
hebben. Wie ooit een Hongaarsche kronings
plechtigheid heeft gezien, zal deze nooit ver
geten. Ook hier treedt de scherpe politieke blik
der Hongaren aan den dag, want van het eer
ste oogenblik af al komen zü nader tot het
hart van den koning, niet alleen door de
pracht en praal, die by de kroning ontvouwd
wordt, maar ook door het enthousiasme, het
welk zy op een wyze op anderen overdragen,
waartoe wellicht geen enkele natie in staat is."
De heer Eugen von Szontagh somt in zijn
mémoires eenige byzonderheden op, die by de
plechtigheid der kroning van den tot nu laat-
sten koning van Hongarye hebben plaats gehad.
By het overreiken van het „Inauguraldi-
plom" aan den Koning, hield de toenmalige
prins-primas van Hongarye, Z. Exc. Kardinaal
Dr. Johann von Czernoch, een rede. Deze moest
door den koning worden beantwoord door het
voorlezen van een toespraak. De Kardinaal had
zijn rede ten einde gebracht. Nu was de koning
aan de beurt. Radeloos keek de jonge monarch
om zich heen, want het document was hem nog
niet ter hand gesteld. Vragend blikte hy zyn
adjudant-generaal, graaf Lobkowitz, aan. Deze
verstond den blik, verbleekte en stamelde: „Om
Gods wil, ik heb het document op myn kamer
laten liggen, nu zal ik vast en zeker gepension-
neerd worden". Minister-president, graaf Tisza
die naast Lobkowitz stond, hoorde deze woor
den en fluisterde hem, yzig rustig, energiek toe:
„Gepensionneerd kunt U later worden, haalt
U maar eerst den tekst van de antwoord-nota."
Den Kardinaal fluisterde hy direct toe: „Zet
uit het hoofd Uw rede voort." De Kerkvorst
doorzag dadeiyk de situatie en sprak door, tot
hy graaf Lobkowitz terug zag keeren en het
document in de handen van den monarch was.
Graaf Lobkowitz werd niet gepensionneerd. En
dit is een bewijs voor het goede hart van den
koning.
By de kroning was natuuriyk ook aanwezig
de koningin, keizerin Zita, die aan haar hand
leidde den kleinen troonopvolger Otto, die met
wyd geopende oogen om zich heen zag. Toen
de plechtigheid voorbij was, liep de kleine naar
de troonzaal, riep zijn gouverneur en eenige
lakeien, en zette zich pardoes op den troon.
Triomf eerend beval hy, dat men den hofmaar
schalk zou roepen. Aan dit bevel werd natuur
lijk niet voldaan. De kleine begon te huilen en
werd pas weer stil, toen een officier der garde
met getrokken degen voor den troon ging
staan.
Onbekend is ook, dat Kardinaal Czernoch
en graaf Tisza den koning de kroon verkeerd
op het hoofd hebben gezet. Deze ontdekking
werd gedaan door Z. H. Exc. Bisschop Nicolaus,
graaf von Szechenyi, die by de plechtigheid
assisteerde en bemerkt had, dat de dunne gou
den ketentjes, die achter van de kroon afhan
gen, direct in het gelaat van den koning ben
gelden. De bisschop maakte graaf Tisza daarop
opmerkzaam, maar het was al te laat, om de
kroon van het hoofd van den koning nog af te
nemen. Men behielp zich, doordat by een vol
gende act der plechtigheid Kardinaal Czernoch
en graaf Tisza den koning met hun lichamen
verdekten en de bisschop snel de ketentjes on
der de randen van de kroon wegstopte.
De kroning was ten einde. Na de traditio-
neele zes ridderzwaardslagen reed de koning
van den kroningsheuvel af, gevolgd door de
Hongaarsche lyfwacht. Een veertigtal hooge
adeliyke heeren, hoog te paard, doorbraken het
cordon en sloten zich by den koning aan, ry-
dend ter weerszoden van hem, uitbrekend in
enthousiaste Eljen-kreten, Zwaaien en zwen
kend met steken en mutsen. De burgerwacht
trad in het geweer, de trommels roffelden, de
„Generalmarsch" schetterde, het volk jubelde.
Zoo bereikte de gekroonde koning den burcht.
Op het oogenblik, dat de koning het stand
beeld van koning Matthias,, dat staat voor het
voorportaal van den burcht, had bereikt, gaf
hy, klaarblijkeiyk uit vreugde, dat de kroning
zonder ongelukken was afgeloopen, plotseling
zyn paard de sporen. De prachtige schimmel,
dien de koning bereed, begon te galoppeeren.
De lyfwacht was wat verrast en gaf eveneens
den paarden de sporen. In razenden galop reed
de koning met zyn lyfgardisten door de weid-
sche binnenplaats van den machtigen burcht.
De koning, die het eerst de poort had be
reikt, die leidde naar zyn appartementen,
wachtte de aankomst van zün garde niet af,
maar sprong zonder eenige hulp uit het zadel.
Een Hongaarsche magnaat, uitziend als een
middeleeuwsch ridder, als de drager der
eeuwenoude Hongaarsche traditie, werd doods
bleek. In zyn opwinding kneep hy den
schryver der mémoires, Eugon von Szontagh
zóó hevig in den arm, dat deze een schreeuw
gaf van pyn. De magnaat siste: „Om Gods wil,
de kroon valt den koning van 't hoofd!" Maar
zy viel niet van het hoofd van den monarch.
Het gelaat des konings straalde van geluk.
Triomfanteiyk keek hy rond zich heen. Zyn
schimmel stond roerloos naast hem, zóó bewe
gingsloos, dat men meende, dat hy in een
standbeeld was veranderd. Op het hoofd van
den koning straalde in vollen glans de kroon
van Stephanus, den Heilige
Lang zou het niet duren nauwelyks een
paar jaren. Het Ryk van den keizer-koning
ging onder en werd verdeeld. Als een doodarme
man, als balling, stierf de jonge monarch op
Huweiyk. Nette weduwn., 5
59 J., wil in kennis komen -
met nette vrouw. Door ach-
teruitgang van zaken liefst
een vrouw die bemiddeld
is.
(Advertentie)
't Is ook absoluut geen schande,
leder een zit vrijwel vast.
Daarom klinkt het ook zoo vreemd
niet
Emmen zit alweer in last.
Waarom radio-belasting?
En belasting op coupons?
Waarom vraagt de Staat, bijvoorbeeld,
Crisis tien procent van ons?
1 Heusch, de Staat en de Gemeenten
i Zijn het werk'lijk niet alleen,
Want zij hebben toch de crisis
i Met een iedereen gemeen!
i En precies zooals de Staat doet:
1 Zoeken waar er nog wat zit,
I Daen, met kronkels en met bochten, i
Ook de brave burgers dit!
Dat een weduwnaar dus geld vraagt, i
Op den koop de vrouw toe neemt, I
Is in tijden van malaise,
Ook daarbuiten, zelfs niet vreemd.
Echter te veronderstellen.
Dat er nog zoo'n vrouw bestaat,
Dat noem ik, in deze tijden,
Optimisme in 't kwadraat!
MARTIN BERDEN 1
(Nadruk verboden)
aiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiirc
Madeira. Weenen waadt in bloed, de kroon van
St. Stephanus ligt zonder drager in een
trésor....
Waren die hindemissen by de kroning in
Boedapest in het jaar 1916 waarschuwingen
geweest, voorteekens, omina?
De laatste tyd past een muziekinstrumenten-
fabriek in Amerika een nieuwe methode toe
voor het vervaardigen van violen en cello's. De
klankkast wordt vervaardigd van aluminium
en er is gebleken dat de aanvraag naar deze
instrumenten thans veel grooter is geworden.
De instrumenten hebben veel gewonnen aan
volheid van geluid, beweert men.
Ofschoon de violen uit aluminium zyn ver
vaardigd, worden zij later voor „het oog" toch
nog met een dunne laag hout bedekt.
Ook zyn er reeds geheel metalen violen in
den handel gebracht.
«N ALOMCH
"Vorige week voor zaken In
Engeland geweest. Ik naar
Epsom, naar de paardenrenneh.
En in het restaurant direct zoo'n
tip-top kerel naar me toe. "Tip,
Sir?" vroeg hij. Top, zei ik,
geef mij een tip.
't Was niet duur, een halve
shilling. Of ik gewonnen heb?
Man, ik heb heeiemaal niet
gewed! Oóöö, die tip? Dat
was 'n TIP van BOOTZ!
Niet te zoet, niet te straf,
net goedl
BOOTZ
Terwyl over het algemeen, tengevolge van
de depressie in Amerika, de reuzenvermogens,
in de Nieuwe Wereld niet meer zoo in opspraak
raken als weleer, wordt thans uit Bohemen het
fortuinlijk geluk van een half dorp gemeld, dat
iemand 8 millioen dollar achtergelaten heeft.
De erflater was zóó woedend op zyn bloedver
wanten, dat hy eerst een heele generatie liet
uitsterven, voordat de nakomelingen in het
genot van het geld konden komen. En toen de
vastgestelde termyn verstreken was, vond men
de erfgenamen niet meer. Tot men ze eindelijk,
op 't laatst van 1933, in Prusanky bij Bratislava
op het spoor kwam. Maar eer het zoover was,
verliep er heel wat tijd
Het testamênt waar het hier om gaat, werd
den 7en Maart 1805 in Boston gemaakt en met
den naam John Emeric onderteekend. Toen
John Emeric zyn dorp in Bohemen verliet,
heette hy nog Johann Imrick. Hij stond als
een echten vrijbuiten bekend, wien het in het
ryk van Maria Theresia niet meer beviel. Zoo
kwam hy in 1760 in Amerika aan.
Het ging hem in 't eerst slecht, miserabel
slecht. Hij vroeg thuis om een Kleine onder
steuning. Men gaf ze hem niet, maar dreef den
spot met hem. Maar de jaren van strijd in de
wouden van Nieuw Engeland staalden den
deugniet. In den oorlog om de onafhankelyk-
heid bewees hy zooveel organisatie-talent, dat
men hem later een groot stuk land in eigendom
gaf. Hy buitte het land uit, deed zaken met de
Indianen en nam eencompagnon, Scott ge
naamd, met wiens hulp hij allerlei voorspoe
dige speculaties deed.
Toen Johann Emeric, zooals hy zich zelf ge
doopt had, het tijdelijke met het eeuwige ver
wisselde, had hy Scott genoeg achtergelaten,
dat deze de „Astoria" kon oprichten, die thans
nog bestaat en 80 fabrieken, mynen, huizen
blokken e.a. bezit.
Emeric onttrok in zyn testament van 7 Maart
1805 8 millioen dollar aan de zaak, niet recht
streeks, maar met de volgende bepaling.
„Daar zy, die in myn tyd leefden, geen me-
delyden met my hadden, toen het my slecht
ging, zullen zij ook geen profyt hebben van
hetgeen ik oogstte, toen het mij goed ging.
Daarom zullen de millioenen pas na 90 jaren,
gerekend van den dag van mijn sterven, aan de
nakomelingen van de thans levenden van myn
naam ten goede komen"
31 Jaar geleden nu was de termyn verstre
ken. Aanstonds ging men op zoek naar de erf
genamen. Maar alle moeite was tevergeefs. Om
de twee jaar werden er in Tsjecho-Slowakye
telkens weer oproepen gedaan. Maar pas in het
jaar 1933 kwamen de Imricks op de gedachte,
dat hun voorvader Johann misschien de mil-
lionnair van Boston geworden was.
Langzamerhand vond men toen 123 men-
schen met dezen naam in Prusanby, die zich
allen als erfgenamen meldden. Zy wachten nu
met ongeduld op verder bericht uit Amerika.
Het zyn allen arme drommels, wien het zelfs
aan het meest noodzakelijke ontbreekt. Zoo
wordt na 128 jaar de listige gril van John
Emeric een zegen voor hen....
Dezer dagen werd in Oberplan een zekere
mevrouw Walny begraven, zy bereikte den
ouderdom van 92 jaren. Blijkbaar stamt zij uit
een echte Methusalemsfamilie, want ook de
zuster van mevrouw "Walny bereikte een By-
belschen leeftyd. Eenige maanden geleden stierf
zij in den ouderdom van 95 jaar. Een lid van
deze familie, Matthias Schonauer, stierf enkele
jaren geleden in den ouderdom van 100 jaar,
zyn zoon Laurence op 91-jarigen leeftyd. Zoo
als een archivaris heeft nagegaan, is deze op
vallend hooge leeftyd tot in de middeleeuwen
na te gaan.
Als je tegenwoordig een juwelier wilt be
stelen," zei Myra, „dan heb je met de
zelfde moeilijkheden te kampen als vroe
ger. Juweliers zyn altyd waakzame menschen.
Maar met de politie heb je het in deze dagen
lastiger."
„En die laat zich niet in de luren leggen door
een paar mooie vrouwenoogen," lachte Jean.
„Juist. En daarom heb ik 'n rol aan jou toe
bedacht. 'n Heel ongevaariyke rol, die je naar
ik hoop met succes zult volbrengen. Veel her
sens heb je nooit getoond te bezitten, maar het
werkje dat ik je nu opdraag is wel geschikt
voor je.
Ik ben van plan mijn slag dit keer te slaan
in de juwelierszaak van Baker, chiquer kan het
al haast niet. Vermoedeiyk zal het dezer, keer
een parelsnoer zyn, maar ik heb er ook mooie
armbanden zien liggen. Enfin, dat is byzaak.
Het voornaamste voor my is het voorwerp on
gemerkt weg te nemen en dan vlug een ge-
schikten taxi-chauffeur te vinden."
„Een geschikte taxi-chauffeur? Waar heb je
dien voor noodig? En wat versta je onder een
geschikte „chauffeur".
„Een geschikte taxi-chauffeur is er een van
de oude garde. Je weet wel, zoo'n mannetje op
leeftyd dat sinds jaar en dag door Londens
straten rijdt. Hy draagt natuurlijk een jas met
een bontkraag en heeft doorloopend een rco-
den neus. Het voordeel van zoo'n man is, dat
hy een goeden kyk heeft op menschen en dat
hy zeer goed onthoudt wie hy in zyn wagen
heeft gehad."
„Als je dat een voordeel gelieft te noemen!"
zei Jean schamper.
„Het is ook een voordeel," vervolgde Myra.
„Een dergeiyken taxi-chauffeur moet ik trach
ten te vinden, want dat hoort in het schema
van myn plan thuis. Luister maar verder. Als
ik dus den winkel verlaat, stap ik in zyn taxi
en laat me naar een lunchroom rijden. Ik zal
je nog nader aanduiden wat dat is. Zoodra ik
de lunchroom ben binnengestapt, pak jy de
zelfde taxi. Onder het kussen van de achter
bank zul je dan een klein pakketje vinden dat
je oogenblikkeiyk het land uitbrengt. Met een
vliegtuig kun je naar Parys gaan en daar den
buit zoo spoedig mogeiyk verkoopen. Wat zeg
je van dit plan?"
Jean stond een oogenblik sprakeloos.
„Wel," zei hy dan enthousiast. „Ik vind het
buitengewoon! Een mooier plan had je niet
kunnen bedenken. Terwyl ik den buit aan 't
verkoopen ben, zullen ze je waarschyniy'k ar
resteeren, maar omdat er niets te bewyzen
valt, moeten ze je weer dadelyk los laten. Ik
vind het knap bedacht. En die taxi-chauffeur
moet natuuriyk dienen om de politie vlug op
je spoor te brengen. Hoe eerder ze er by is.
hoe beter het voor ons is. Ze mogen je fouil-
leeren, maar den buit vinden ze toch niet. Al
leen moet je je slag slaan wanneer er meer
koopers in den winkel staan."
„Daaraan heb ik ook al gedacht," zei Myra.
„Als jy je kleine rol nu maar goed speelt. Daar
voor ben ik nog het meest bevreesd."
Eenige dagen na dit gesprek werd het plan
uitgevoerd. En alles verliep precies zooals ae
schrandere Myra zich het had voorgesteld. Op
een moment dat er verscheidene klanten in den
winkel van Baker hun keus maakten, sloeg ze
onbemerkt haar slag en stapte even later den
winkel uit met een parelsnoer in haar mouw
verborgen. De juweliersbediende had het snoër
nog niet gemist, toen Myra reeds een goedig
uitzienden taxi-chauffeur had gevonden, wien
ze opdracht gaf, haar naar Queen's lunchroom
te ryden.
De chauffeur was byna het type zooals ze
dat aan Jean had beschreven. Hy reed met de
routine van een langdurige ervaring en nam
onopvallend zyn cliënte goed op.
Het verbergen van het snoer parels onder het
kussen was het werk van een oogenblik en
toen Myra de lunchroom binnenging, voelde zij
zich vrooiyk en opgewekt omdat alles zoo uit
stekend van stapel liep.
Ze behoefde niet lang te wachten, totdat er
een rechercheur kwam opduiken die haar, heel
onopvallend, verzocht hem te volgen. Ook dit
gedeelte van haar plan was dus in orde.
Tegenover den politieman moest ze een klein
comediespelletje spelen, doch dat was haar wel
toevertrouwd.
Toen by de fouilleering bleek, dat het parel-
ANNIE '5 KOORTS t>TH6T ELK
OOCENBL/K, HET
ZOEN /B NO JN AANTOONT. WE
HUES DFOOó.
Zzs ZOO N/ET Z/EK
PEN Z/JN. Aló ZE MO N/Er ZOO
ZOEVOLD/ó VERRLEE6P NAO. z£
N/ET OE SLAPT?*
AlS ZË NET ZOO FUNK ÓEWEE5T
WAO EN D/E ONPE ZE/13CWTN/ET
NEBBEN.
ZE MIJ HET LEVEN OEGEEJ
HEEFT.
TE ZEÓOEN- MAAR WE
ZULLEN NAAR WEL
snoer niet in haar bezit was, keek de recher
cheur wel even verbaasd, maar hy nam haar
toch mee naar het politiebureau.
Met de gelaten uitdrukking op het gelaat van
iemand die het opgeeft, nog langer tegen on
recht te strijden, volgde Myra hem.
Nauwelyks was ze op het bureau binnenge
bracht, of de goedige taxi-chauffeur verscheen.
„Mooi," zei de inspecteur, die het zaakje
leidde. „Je bent gauw opgespoord. Vertel me
maar eens
De chauffeur
kuchte. ii ii i miI"":
komen, meneer," i m T rr
een collega van
1116 Ziet U ■IMIIIIIIIItllMMIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllMIIIIII
„Ja, maar dat kan tot later wachten. 2!eg
me eerst maar eens of je deze dame vandaag
hebt gereden."
„Ja, vanmiddag, dat herinner ik me nog wel.
Van den juwelier Baker naar de Queens lunch
room."
Het overtrof bijna Myra's verwachtingen. De
chauffeur bleek goed uitgekozen te zyn.
De inspecteur begon nu een lang gesprek met
den rechercheur, dat Myra niet kon volgen,
maar dat ze desondanks toch zeer goed be
greep. Ze waren natuurlijk verbaasd het hals
snoer niet gevonden te hebben. Het zou er op
uitdraaien dat ze in vryheid gesteld zou wor
den. Voomameiyk ook door het feit dat niet
zy alleen van den diefstal verdacht kon wor
den.
De taxi-chauffeur had al eenigen tyd pogin
gen gedaan om aan het woord te komen. Ten
slotte trok hy den inspecteur familiair by den
mouw.
„Luister nou eens, meneer," zei hy. „Dat zal
wel heel gewichtig byn wat u daar allemaal
te vertellen hebt, maar ik ben hier niet voor
niets gekomen."
„Ja, die collega van je, nietwaar," zei de in
spected ongeduldig.
„Juist. Die collega is een beste vent, die myn
kleine jongens een plezier wilde doen. En daar
om heeft hij een legpuzzle voor hen gekocht.
U weet wel, zoo'n spelletje."
„Aardige kerel!" zei de inspecteur sarcastisch.
De chauffeur vervolgde:
„En om dat spelletje niet kwyt te raken, heb
ik het onder het kussen van de achterbank
gelegd."
Myra hield haar adem in.
„Nu wilde ik het zooeven te voorschyn halen
en daar is het verdwenen. In de plaats ervan
vond ik dit pakketje."
Met een tragisch gezicht hield de chauffeur
een prachtig parelsnoer omhoog.
Het was alsof de bliksem was ingeslagen!
Myra verloor alle zelfbeheersching. Maar de
inspecteur, die in één enkel oogenblik de zaak
begreep, legde haar snel de handboeien aan.
Het laatste wat Myra hoorde toen ze werd
weggeleid, waren de vergane woorden van den
chauffeur:
,,'t Is toch niet eeriyk tegenover myn kleine
jongens....!"
Hertogin Alba is onlangs op 34-jarigen leef
tijd in Madrid overleden, zy leed aan long-
tuberculose en vertoefde daarom gedurende de
laatste jaren meestal in Zwitserland. Haar
echtgenoot, de hertog van Alba en Berwick, was
minister van Buitenlandsche Zaken in de ka
binetten van Primo de Rivèra en Berenguer.
Hij stamt af van den eersten hertog van Ber
wick, den zoon van Jacob II en Arabella Chur
chill, zuster van den grooten hertog van Marl
borough. Zyn tante was keizerin Eugenie. De
hertogin is, evenals de vroegere keizerin, in t
het stamslot der Albas, het Liria-paleis gestor
ven; zy werd by gezet in het Dominicaner
klooster te Jjoeches, 20 myien van Madrid ver
wijderd, waar het familiegraf zich bevindt Het
huweiyk met den hertog van Alba en Berick,
vroeger Jacoba Maria Stuart Fritz Tames, werd
in 1920 in de Spaansche Ambassade te Londen
door Kardinaal Bourne, in aanwezigheid van
het Spaansche koningspaar, voltrekken. Uit het
huwelijk ontsproot een kind, Cayetana, dat bin
nenkort 8 jaar wordt. Na den dood van de
moeder zal dit kind volgens „El Debate" meer
titels krygen dan ooit eenig mensch gehad heeft,
zy zal byv. evenals haar moeder niet minder
dan 13 maal Grande van Spanje zijn en 40
voornamen hebben.
Een firma in heeren-modeartikelen te New-
York heeft een nieuwe modedwaasheid inge
voerd, waarmee zy geweldig succes te boeken
heeft. De firma brengt heerendassen in den
handel, die bedrukt zyn met stadsgezichten van
Parijs en New-York, van het Ttfiegtuig uit ge
nomen.
10.
(Korte inhoud van het voorafgaande:
David Patterson is de eigenaar van een
bloeienden pelshandel in Noord-Canada.
Zfjn expansie-zucht vindt slechts één hin
derpaal, de machtige Hudson's Bay Com
pany zijn grootste concurrent. Deze bezet
een post ,,Fort Mysterie" genaamd en door
Herbert Morley beheerd, waar Patterson
ondanks herhaalde pogingen, nooit in ge
slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce
Rochette, die een diepen haat koestert te
gen de Hudson's, zal dan voor Patterson
trachten een handelspost te vestigen in
het veelomstreden gebied).
Boven dat alles uit, gegrondvest op dat, wat
men beschouwde als het goddelyk recht van
een koning en zich vasthoudend als een
dweper aan alles, wat men had bemachtigd,
had de Hudson's Bay Company zich een
ongeëvenaarde handelspositie veroverd En toch
is de Hudson's Bay Company niet alleen ver-
antwoordelyk voor de moraal van het pels-
land. Ruim een eeuw geleden verschilden de
gebruiken in Wisconsin, Minnesota, Michigan
en Illinois niet zoo heel veel van die, welke
heden ten dage in het Noorden nog van
kracht zyn. Toen, evenals nü, bestond er
slechts één gedragsiyn: zorg er voor, dat je
de pelsen bemachtigt.
Êruce Rochette begreep dit land. Hij was er
geboren. Zyn vader had er deel van uitge
maakt. Van zijn prille jeugd af had hy het
standpunt van dat land in zich opgenomen. Hy
had ontelbare verhalen gehoord over de prak-
tyken van het land der pelsjagers en de
helden dier verhalen waren steeds menschen
geweest, die door Hst en bedrog de pelsen had
den weten te bemachtigen. Zelf was hy er
getuige van geweest, dat zyn vader, die vol
gens zyn overtuiging eerlijk en rechtvaardig
was, goedkeurend gelachen hqd om een ver
haal van een overwinning door bedriegery
verkregen. Hy had mannen hooren vertellen,
hoe ze zelf het onderspit hadden moeten del
ven, terwyl ze lachten om de handigheid van
hun tegenstanders; vyandige gezindheid ken
den ze niet. Altyd had deze eigenaardige op
vatting gegolden, dat iedere strijd, hóé hy ook
gevoerd werd, fair was. Hier gold, zij het dan
ook ten onrechte, eenvoudig de primitieve wet,
dat, alles geoorloofd was.
Bruce had nooit de moraal van het pelsland
onderzocht. Hy had ze gewoon aanvaard. Had
hy die moraal ontleed, dan zou hy zeer zeker
in zyn eigen houding ten opzicht der Hudson's
Bay Company ook inconsequenties hebben kun
nen ontdekken. Hij was die maatschappy vijan
dig gezind, ofschoon hij deze gezindheid onge
twijfeld verklaarbaar had kunnen maken door
het standpunt in te nemen, dat een stryd tegen
een vrouw iets heel anders was, dat de dood
van zijn moeder het gevolg was van een schen
ding der meest elementaire wetten, zyn haat
was groot, doch hü beheerschte zich en
speelde zyn'rol van gast voortreffelyk.
Thans, voor de eerste maal echter, nu Bruce
zwygend stond tegenover een vrouw, die het
aangedurfd had haar vroegere millieu vér in
de wildernis over te plaatsen en er slechts in
geslaagd was een armzalige paskwil te schep
pen, werd 't hem duideiyk, dat hy in zyn haat
tegen de Hudson's Bay Company slechts een
zaak, een instituut had gehaat, iets wat geen
ziel heeft. Hier stond hy tegenover de men-
scheiyke onderdeelen van dat instituut, met de
wetenschap, dat, wét hy ooit zou doen, hy
deze menschen zou benadeelen.
Deze gedachte bleef hem zelf by, toen het
Indiaansche meisje met het witte mutsje
schoorvoetend in de kamer kwam en met een
lawaaierig geluid aankondigde:
Mevrouw, de tafel is gedekt.
Ook bleef die gedachte hem by tijdens de
onbewuste parodie, die daarop volgde, tot op
het oogenblik dat Morley den Jongeman op
nieuw aan zijn taak herinnerde. Bruce had
geen avondtoilet meer gedragen, sinds hy het
college had verlaten en plotseling drong het
tot hem door, vooral wanneer zyn blikken vie
len op den heer en mevrouw Morley, dat hy
aan een officieel diner zou aanzitten.
De tafelversiering op zichzelf was niet
onsmaakvol. Er was keurig zilverwerk en goed
porcelein. De conversatie was even voornaam
en even vormelijk, als zy in den loop van den
namiddag geweest was.
Doch nu de maaltyd! Eerst werd soep opge
diend. Het Indiaansche meisje serveerde fat
soenlijk, ofschoon Bruce een verwonderde uit
drukking van niet-begrypen in haar oogen
meende waar te nemen, terwyi haar mond
onnatuurlyk strak stond en haar voorhoofd
rimpelde by het zich willen aanpassen van
wat men pleegt te noemen: het zich schikken
naar een vormelykeid, die haar even vreemd
was als de godsdienst van den blankei
Na de soep werd een flink stuk gebraden
inlandsch wild opgediend op -■en grooten
schotel. Toen Morley het vleesch sou gaan
aansnyden kwam de meid terug met een schaal
tje gerstebrood. Dat was alles. Er waren geen
groenten, er was geen sla, geen boter en geen
room voor de koffie. By wyze van dessert
kreeg ieder tafelgenoot een kleine portie mar
melade, waarmede het geweekte gerstebrood
werd belegd.
Nóch Morley, nóch zyn vrouw gaven dooi
woord of houding te kennen, dat het diner zoo
geheel faalde, gezien de vormelykheid, die
in acht genomen werd. Men had er zelfs geen
behoefte aan om iets te verbergen. Het feit,
dat er verschillende dingen ontbraken, werd
doodgezwegen. Mevrouw Morley praatte onop-
houdelyk. Haar spreken kon gekwalificeerd
worden als het type van het bestudeerde, het
afgepaste gesprek, dat gevoerd wordt aan de
diners in de meeste steden. Morley sneed voor
en bediende de aanzittenden, even gracieus en,
even attent, alsof de tafel zou gekraakt heb
ben onder het gewicht van een groote ver
scheidenheid gerechten.
Het was Bruce volkomen duideiyk. waarom
het menu zoo beperkt was. Hy wist, dat tal
rijke diners aan die tafel reeds moesten heb
ben bestaan uitsluitend uit gekookte wyting
zonder saus of smaak, terwyl weken aan een
stuk, ontbyt en lunch ook niet anders geweest
waren. Hieraan ontkomen is onmogelijk in ver
band met de groote afstanden en de ongebaande
wegen in het pelsland
Doch een volledig diner te willen voorwen
den en een inlandsch gebraad te verfraaien
door het decorum, gebruikeiyk by een diner
uit de beschaafde wereld, scheen Bruce op het
eerste gezicht nog al bespottelijk toe. Dit
laatste maakte echter onmiddellyk plaats voor
een gevoel van medelyden met de tragedie, die
daaraan ten grondslag lag. Voor Bruce kon
er geen humor gelegen zyn in de omstandig
heid, dat 'n vrouw een erbarmeiyke poging
deed om een eigen milieu midden in de wilder
nis te scheppen.
Bruce was tè goed op de hoogte van de
ellendige toestanden in de afgelegen pels-
posten, hij had te veel vrouwen gezien, die
snakten naar het gezelschap van andere vrou
wen, naar een liefdevoller omgeving waarop
zy recht hadden, om niet den moed en het uit
houdingsvermogen te respecteeren, die noodig
zyn om aan dergelijke sociale principes te
blijven vasthouden, gedurende vele en triestige
jaren. Hoe ver deze gedachten hem hadden ge
voerd en of zy hem er toe gebracht hadden het
leven van deze vrouw te vergelyken met het
leven van zyn overleden moeder is niet te
zeggen, omdat hy niet alleen medeiydend doch
ook nieuwsgierig was en deze nieuwsgierigheid
zyn gemoed, dat leed, verhardde.
By de eerste gelegenheid, die hem geboden
werd, bracht Bruce het gesprek op de pelslan-
den. Natuuriyk wendde hy een algeheele onbe
kendheid met het land voor en deed het pok
voorkomen, alsof dit land hem buitengewoon
interesseerde; hy vroeg ook hoe lang de familie
Morley reeds In Round Lake woonde. Toen men
hem dan ook vertelde, dat Money reeds vyftien
jaar in dienst was en zyn vrouw al dien tyd
ook op dezen post gewoond had, deed hy de
eerste poging, om het geheim van dezen post
te ontdekken.
Ik had aityd gedacht, althans op grond
van datgene, wat ik van de maatschappy
hoordde in den tyd, dat ik voor ons genootschap
in British Columbia doorbracht, ging Bruce
verder, dat overal, waar een post van de Hud
son Bay Cy was, ook een missionaris was ge
vestigd, alsmede een vryhandelaar, zooals men
ze pleegt te noemen. Het volk hier schynt ge
heel alleen te staan. Voelt u zich hier niet erg
eenzaam?
Hy kon zyn zin niet uitspreken, zyn eerste
vraag had zyn gastheer, van een joviaal en
gastvry Engelschman. zooals hy hem tot nu
toe had gekend, veranderd in een arrogant be
ambte van de Hudson's Bay Company.
(Wordt vervolgd.)