De tragi-comedie Nijenrode Tot steun aan onze havens k HONIG S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor fOct Weert in rep en roer Mislukt overleg LAGERE LOODSGELDEN MAANDAG 19 FEBRUARI 1934 EEN VERRASSENDE ZITTING Vier verdachten-getuigen zijn Zaterdagmiddag een er van slechts onder voor waarden in vrij heid gesteld Dinsdag voortzetting Een gedropen advocaat Waarom K. bekende In een vergulde kruiwagen Mevrouw slaapt vast Een incident In vrijheid VIT VOORBIJE JAREN fCl s Bedrijvigheid in de Merwede-haven te Rotterdamzooals deze thans nog slechts zelden te zien is De verhuizers vrij Inkomens verminderen In twee jaar tijds met f 710 millioen INDISCHE SALARISSEN Vreemdsoortig gedrag van werk nemers, die protesteeren tegen de uitvoering der Arbeidswet Uit patroons vrees? De werkgevers in de kleeding- industrie wilden een oplos sing zonder derden" In het algemeen kan een schip goedkooper in buitenland- sche havens terecht dan bij ons Nieuw wetsontwerp De havengelden De loodsgelden Uitsluiting een feit Een onpartijdige derde Staking ten einde Bij de Kalkfabriek te Dordrecht VOOR ORDE EN GEZAG MINISTER KALFF TE IJMUIDEN De arrond. rechtbank te Amsterdam zette Zaterdag de behandeling voort van het Onnes- proces. De belangstelling op de publieke tribune was op dezen Zaterdagochtend bijzonder groot. De rechtbank komt te kwart over tien bin nen. In het verdachtenbankje neemt de bloe- menkoopman Witbraad plaats. Zijn verdediger, Mr. Loeb, begint met te ver zoeken eenige vragen aan inspecteur Posthuma te mogen stellen. Mr. Loeb vraagt, of niet ge bleken is, dat er een antipathie Witbraad-Onnes bestond. Inspecteur Posthuma antwoordt hier op, dat verdachte inderdaad bij een verhoor heeft gezegd: „Ik heb destijds al gezegd: Ik wil Onnes hebben." Witbraad zelf vraagt dan belangstellend waarom hij eigenlijk gearresteerd is. Inspecteur Posthuma zegt, dat zijn arrestatie gebeurde naar aanleiding van het materiaal dat bij Johan- knegt is gevonden. Voorts vertelt inspecteur Posthuma nog, dat Witbraad steeds heeft meegewerkt bij het on derzoek. Hij heeft o.a. de aanwijzingen tegen Koning gegeven. De Officier merkt naar aanleiding van deze verklaring op, dat Witbraad ook heeft gezegd: „We krijgen allemaal kleine straffen, maar Onnes drie of zes jaar." Witbraad komt dan nog eens op zijn ver klaring van Donderdag j.l. terug, nogmaals zegt hij, dat hij in de meening verkeerde dat Koning Onnes nooit zou verraden. Daarom legde hij er tegenover Onnes steeds een schepje op. Hoe meer Koning (aanvankelijk) ontkende, hoe meer Witbraad de zaak aandikte. Mr. Loeb vraagt dan, of Johanknegt en Mees Gerritsen in deze zaak ook door de rechtbank mogen worden gehoord. De president Mr. De Vries zegt dit toe. Mr. Loeb: Wilt U ze dan alvast laten halen, dan zijn ze beschikbaar. Als eerste getuige komt dan Koning voor het getuigenhekje, hij wordt thans dus onder eede gehoord. Getuige vertelt hetzelfde, wat hij ook als verdachte heeft verklaard. Het verhaal van Koning brengt weinig nieuws. Pres. tot get. Koning: „Beloofde Onnes U een belsoning?" Getuige: „Neen, hij zei: „we zullen het wel goed maken Officier: „Is U geen percentage beloofd?" Getuige: „Neen Het ging, aldus Koning, om een verzekerd bedrag van 58.000. „Hoe kwam U in kennis met Witbraad?" „Ik kende hem al, en kort na het .gesprek met Onnes zag ik hem te Amsterdam op straat. Ik sprak hem aan en vertelde wat er gebeuren moest. Ik had aanvankelijk géén naam ge noemd, dat is m'n groote fout geweest. Ik had moeten zeggen: Onnes wil dat en dat laten gebeuren, ga er eens heen en bespreek de zaak. Dan was ik van alles af geweest." Getuige Koning herinnert zich niet ooit Wit- braad's naam tegenover Onnes te hebben ge noemd. Witbraad (voorzichtig) tegen Koning: „Her innert U zich niet U hebt het me zelf ver teld dat U tegen Onnes gezegd hebt: ,,'t zaakje zal worden opgeknapt door een kennis van me, een gedropen advocaat." Pres.: „Welke belooning is nu tenslotte afge sproken Getuige: „Onnes zei, dat hij niet meer dan 5000 kon geven, dat was 10 pCt. van de netto opbrengst. Ik geloof, aldus K., dat ik dat ook zoo aan Witbraad heb gezegd, die was er niet mee te vreden, hij zei: „de jongens moeten het met z'n drieën deelen, en dan wordt 't te weinig." IV Toen Koning met die boodschap bij Onnes was gekomen, had deze gezegd: „je kunt toch van ƒ58.000 niet méér geven!" Witbraad had de belooning berekend op 12.000, en daar moest ik Koning ook ƒ4000 van nemen. Ik kon dus afsluiten voor ƒ8000.Ik zelf wilde na tuurlijk geen belooning hebben". Pres.: „Dus U hebt ƒ8000 gevraagd aan Onnes?" Get. Koning: „Juist, zóó is 't"i Verdachte Witbraad: „Ja, de afspraak was, yier.. viervier Pres.: „Dus ƒ12.000 plus ƒ1500, of min ƒ1500." Verdachte: „Twaalfduizend is twaalfduizend en daar gaat geen streep van af". Aanvankelijk had getuige Koning gedacht dat Witbraad de boel verraden had. Later had hij in schrifturen gezien, dat „Mees" de loenenaar was. Hij had niet geweten, wat „loenenaar" be- teekende, later had hij gehoord, dat loenenaar en verrader hetzelfde is. Koning had Onnes aanvankelijk beloofd zijn mond te houden. Het spijt hem, dat hij' zijn belofte heeft moeten breken. „Drie weken heb ik gelogen, meneer de Pre sident en ook nu zou ik nog ontkennen en lie gen, als Onnes me niet van chantage had be schuldigd. Toen die verklaring me werd voorgelezen in de Instructie, in het bijzijn van Onnes, heb ik ge vraagd, of hij die verklarin ginderdaad had on derteekend. Onnes had daar toestemmend op geantwocïA Ik heb hem toen gevraagd, of hij die ver klaring wilde intrekken, Onnes weigerde dat. Daarna heb ik uitstel van het verdere verhoor gevraagd en een onderzoek met m'n verdediger mr. Levenbach gehad. Ik begrijp, zoo gaat Koning voort, de houding van Onnes niet, hij heeft nooit anders den voordeel van me gehad." Uitvoerig gaat Koning dan in op de finan- cieele verhouding tusschen hem en Onnes. Op zekeren dag had Koning Onnes geholpen met een borgstelling van twee ton, hü had er nog geen bedankje voor gehad.... Ik hielp hem, omdat Onnes in een prachtige vergulde kduiwagen zat...., ik had groote plan nen in m'n hoofd in dien tijd en ik had Onnes noodig. Daarom had ik niets aan een voddige paar duizend gulden voor een tooneelinbraak, dèt begrijpt u toch zeker wel Koning windt zich op, op hartstochtelijke wijze bepleit hij zijn onbaatzuchtigheid in deze zaak. Tenslotte weet de President de draad van het verhoor weer op te vatten. Rustig gaat het verhoor verder, en vertelt getuige, welke maatregelen voor de inbraak. waren genomen Bij de „voorbesprekingen" had Onnes o.m. nog gezegd, dat hij niet bang hoefde te zijn, dat zijn vrouw iets zou merken, daar die zeer vast slaapt. Op 2 of 3 Maart had getuige Koning het geld, dat hij van Onnes had gekregen, aan Witbraad gegeven. Koning zegt met nadruk, dat zijn verklarin gen er niet op gericht zijn, om Onnes te be zwaren. Al zou ik misschi enwl reden hebben aluds getuige, om Onnes een kwaad hart toe te dragen. Ik wensch alleen, dat die infame beschuldiging van chantage van me wordt weg genomen. En dat nog wel geuit door iemand, die ik uit de mest heb gehaald en die z'n jas dan aan mij afveegt, 't Is eenvoudig infaam. Mr. de Gaay Fortman: „Hoe kwam u oor spronkelijk in kennis met Witbraad?" Het blijkt, dan dat Koning in den oorlogstijd met Witbraad; had kennis gemaakt en zakelijke relaties met hem had. Witbraad had hem in het begin van de kennismaking eens geld ge vraagd voor een tabakstransactie, de winst zou samen worden gedeeld. Getuige was er echter niet op ingegaan, wat hem thans nog speet, want hij zou er 80.000 mee hebben verdiend Mr. van Dullemen stelt den getuige nog eenige vragen over de uitbetalingsregeling van den tweeden termijn. Hebt u, zoo informeert de officier, ook tegen Witbraad gesproken over het gebroken beeldje of vaasje, dat door de verzekering zou worden betaald? Hebt u tegen Witbraad dien termijn niet verklaard, door over de verzekering te praten? Hebt u niet gezegd, jullie moeten eenige weken op 't geld wachten tot de verze keringssom is uitbetaald? Getuige Koning aarzelt, hij zegt zich te houden aan datgene, wat hij bij den rechter commissaris heeft verklaard. Mr. Loeb: „Als verdachte heeft Koning ver klaard: „Ik kan niet met zekerheid zeggen, dat ik met Witbraad over verzekering heb ge sproken". Koning verklaart thans op de vragen van den officier, dat hij precies aan Witbraad heeft oververteld, wat Onnes hem heeft gezegd. Mr. Loeb: „Meende u dat Witbraad begreep, dat het om een verzekering ging." Koning: „U zou het wél hebben begrepen, maar hij waarschijnlijk niet". Off.: „Hebt u gesproken over onttrekken van goederen aan een boedel?" Get.: „Neen". Off.: „Over een erfeniskwestie dan?" Get.: „Neen, daar heb ik óók niet over ge sproken." Off.: „Dan blijven er niet veel andere aan nemelijke redenen over, waarom het goed moest worden weggehaald." Verdediger: „Is er over assurantiepenningen gesproken, eerst zei u „neen" en nu „ja"? Getuige draait er om heen, maar verschanst zich achter zijn slecht geheugen. De president besluit nu Johanknegt en Mees Gerritsen te hooren. De verdediger van Johanknegt, mr. Kokosky, springt in de bank op en roept uit: „Meneer de President, dat is toch meer dan erg, dat is toch geen recht meer, die menschen zijn nog niet als verdachte gehoord. Ze kunnen zich op art. 219 beroepen...." President: „Ja, dat kunnen ze Mr. Kokosky: „Maar dat wéten ze niet, me neer de president, mag ik het ze zeggen?" De president besluit dan het verhoor van Johanknegt en Mees Gerritsen tot Dinsdag uit te stellen. Nu wordt Biesing als getuige voorgeroepen; hij vertelt weinig nieuws en legt dezelfde ver klaringen af als in de zaak tegen Koning. De officier informeert weer over de verzeke ringskwestie, en of daarover vóór de inbraak is gesproken. „Daarover wilt u zich zeker niet uitlaten". Get.: „Neen, daar laat ik me voorloopig niet over uit." Mr. Loeb stelt een dergelijke vraag aan ge tuige. Mr. Kokosky springt weer op en interrum peert: „Neen, met geen woord, géén wóórd! De zitting wordt geschorst tot twee uur. Na de pauze wordt het getuigenverhoor in de zaak Witbraad voortgezet. De belangstelling op de publieke tribune is aanmerkelijk minder, waarschijnlijk vindt dit zijn oorzaak in den Za terdagmiddag, ook is het niet onmogelijk, dat van het getuigenverhoor op de tribune slechts weinig doordringt. Maag, een der drie verhuizers, verschijnt voor het getuigenhekje, om zijn verklaringen onder eede af te leggen. De griffier leest duidelijk en kalm de verklaringen voor van Maag, afgelegd voor den rechter-commissaris. Uitvoerig wordt weer nagegaan, hoe de on derhandelingen tusschen Mees Gerritsen en Biesing en tusschen de drie verhuizers zijn ver- loopen. Bij het voorlezen van de verklaringen verzoekt Maag duidelijker in de acte te vermel den, dat het goed aan Mees Gerritsen is gege ven en niet aan Biesing. Officier: „Wist Biesing er dan niets van?" Maag: „Hij was er niet bij en hij had er niets mee te maken." Op een vraag van den verdediger Mr. Loeb, verklaart getuige, dat het goed met de meeste voorzichtigheid moest worden behandeld, om dat het weer terug moest. Mr. Loeb: „Is er tegenover jullie of door Jul lie nooit over verzekeringspremie gesproken." Getuige (met klem): „Nooit!" Officier: „Daar is dan wel over gedacht of gesproken?" Getuige Maag (aarzelend)„Dat heb ik im mers als verteld Officier: „U staat onder eede." Mr. Loeb: (met nadruk): „Ja meneer de Of ficier, hij staat hier als getuige en niet als ver dachte." Van Binsbergen neemt de plaats van zijn confrère in, ook zijn verhoor wordt geopend met het voorlezen van zijn in het vooronderzoek af gelegde verklaringen. Zijn verhoor levert geen enkel nieuw gezichts punt op. Ook hij weet niets van verzekerin gen Het verhoor van Grotjohan verloopt al even weinig opwindend als dat van zijn beide com pagnons. Alleen toont hij aanvankelijk weinig lust om den eed af te leggen. Hij voelt het ge vaar dat hem dreigt. Thans staat hij onder eede en zoo direct zal hij zichzelf terugvinden in het verdachtenbankje. Veel keus blijft hem niet en Grotjohan steekt ook zijn twee vingers op. Grotjohan is in het minst niet verbaasd ge weest, dat er 's nachts verhuisd moest worden. De officier maakt de bekende beweging met vinger en duim.... Grotjohan knikt hem vriendelijk toe en roept: „juist meneer de officier, zoo is het pre cies, de tijden zijn tóch al slecht genoeg". Mr. Wilhelm Loeb vraagt het woord om nog maals de invrijheidstelling van verd. te be pleiten. Ik ben de man van de naïeve verzoeken, maar ik wensch in weerwil hiervan toch nog een verzoek tot invrijheidstelling van mijn cliënt te richten. Hij zit al tien maanden in het Huis van Bewaring; overleg met de andere getuigen is slechts mogelijk als hijin het Huis van Bewaring blijft, want daar zitten alle belang rijke getuigen. Bovendien is de waarschijnlijk heid groot, dat hij aan den greep van den officier van justitie zal ontsnappen. Zij het dan ook met sidderend hart, doe ik een drin gend beroep op uw rechtbank en verzoek ik u Witbraad in vrijheid te stellen. Ik zal daar niet de conclusie uit trekken, dat hij wordt vrijgesproken, doch de kans zal zeer groot zijn. Verd. breekt in tranen uit en roept geroerd tegen zijn verdediger: „Ik dank u". De officier refereert zich aan het oordeel der rechtbank. De rechtbank gaat in raadkamer. De span ning in de zaal stijgt.... Na twintig minuten komt de rechtbank te rug en de president deelt onder ademlooze stilte mede, dat de rechtbank een schorsing van de voorloopige hechtenis met bepaalde voorwaar den wil inwilligen. Mr. Loeb verklaart zich hiermede gaarne accoord en deelt uit naam van zijn cliënt mede, dat deze bij voorbaat alle voorwaarden zal aan vaarden. Wederom trekt de rechtbank zich terug om de voorwaarden op te stellen. Na heropening deelt de president mede, onder opsomming van de voorwaarden, dat de voor loopige hechtenis van Witbraad wordt ge schorst, zoodat hij dus onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld. Witbraad zal niet dan met zijn verdediger over de zaak mogen spreken. Hij zal Amsterdam niet mogen verlaten, terwijl hij steeds op eer ste vordering ter terechtzitting moet ver schijnen. Witbraad bedankt bewogen de rechtbank en zijn verdediger, terwijl hij de voorwaarden on derteekent. Vervolgens wordt de zaak tegen de verhui zers Maag, Van Binsbergen en Grotjohan uit geroepen. De verdediger van Grotjohan, mr. dr. B. J- Stokvis, bepleit de invrijheidstelling van zijn cliënt. Hij voert aan, dat contact tusschen de verdachten in het Huis van Bewaring zeer wel mogelijk is. De president, mr. de Vries, qualificeerde de woorden van mr. Stokvis als een aantijging, die hij niet toe kan laten. Een fel debat tusschen den verdediger en president de Vries ontspint zich. Fl. verzoekt ten slotte de invrijheidstelling van verd., subs. •Jgi 3: verzocht hij de rechtbank de schorsing van de voorloopige hechtenis te bevelen. De verdediger van Van Binsbergen, mr. Schreuder, verzoekt eveneens het ontslag uit de voorloopige hechtenis van zijn cliënt; mr. J. L. Frankenhuis sluit zich hierbij aan ten aanzien van verd. Maag. De officier van justitie, mr. Van Dullemen, verzette zich tegen het verzoek, daar de zaak tegen deze drie verdachten nog niet is afge handeld. Na raadkamer werden de drie verzoeken In gewilligd, de rechtbank gelastte de opheffing van de voorloopige hechtenis, zoodat de drie „verhuizers" onmiddellijk zonder voorwaar den in vrijheid worden gesteld. De zitting wordt vervolgens geschorst. Dinsdag wordt de behandeling voortgezet. Uit de in het Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek opgenomen cijfers der Rijksinkomstenbelasting blijkt, dat als ge volg van de in 1920 ingetreden malaise het ge zamenlijk inkomen der belastingplichtigen van 1921—1922 tot 1924—1925 is gedaald met f 530 millioen en van laatstgenoemd jaar tot 1930/1931, wegens verbetering van den algemeenen toe stand, weer is gestegen met f 606 millioen. Van 1930/1931 tot 1932/1933 is weer een vermindering van f 710 millioen ingetreden. BATAVIA, 17 Febr. (ANETA). Bij de behan deling van het Herziene Bezoldigingsbesluit voor Burgerlijke Landsdienaren heeft de Volksraad nog een motieDe Hoog aangenomen (met 36 tegen 17 stemmen) om de korting ad maximaal 25 procent, die in de eerste motie—De Hoog was aanbevolen, eerst met ingang van 1 Januari 1935 in te voeren. Te Weert is het tot oneenigheid gekomen tusschen de directie van de Tricotagefabriek vh. Frans Beeren en Zonen en de Arbeids inspectie. De firma bleek zich niet te willen storen aan verschillende bepalingen van de Arbeidswet, zoodat de ambtenaren genood zaakt waren reeds verschillende malen een in val te doen en met succes. Zoo werd ook Vrijdagmorgen weer overtre ding geconstateerd. De directie, die nogal invloed schijnt te heb ben op haar personeel, heeft toen bekend ge maakt, dat de arbeidsinspectie door haar op treden een bedrijfsstagnatie veroorzaakt had, zoodat binnenkort het bedrijf zou moeten wor den stopgezet. De honderden arbeiders geraakten hierdoor zoo overstuur, dat ze, aangemoedigd door de directie, in optocht door de stad trokken, op doeken en vlaggen de leuze meevoerend: „Weg met de Arbeidsinspectie". Op last van den burgemeester en de politie werd weldra de stoet ontbonden en werd den betoogers een roode lap met de vermelde leuze ontnomen. Even later kwamen de demonstranten weer bijeen. Toen heeft de politie er met den gummistok een einde aan gemaakt. Deze vertooning heeft ongeveer twee uur geduurd. Patroonsvrees blijkt oorzaak te zijn, dat het tot nu toe niet is gelukt het enkele honderden tellend personeel te organiseeren. De directie der fabriek heeft zich bij de bevolking te Weert Het wetsontwerp tot verlaging van de loods gelden voor zeeschepen, dat bij Koninklijke boodschap van 6 Februari j.l. !s ingediend, be oogt de positie van onze zeehavens in den con currentiestrijd tegen haar buitenlandsche mede dingsters te versterken. De Amsterdamsche en de Rotterdamsche havens behooren tot de best- geoutilleerde havens van Europa, daarbij zijn zij vanuit zee veel gemakkelijker te bereiken dan de andere- West-Europeesche: Amsterdam ligt 25, Rotterdam 30 K.M. van zee, terwijl deze afstanden voor Antwerpen 88 en voor Hamburg 128 K.M. bedragen. Echter hebben onze prach tige havens den roep van zeer duur te zijn, en vooral in dezen tijd, waar de concurrentie groot, de vrachtprijzen laag en de winsten van de scheepvaart zoo zij er zijn gering zijn, is dat een ernstig bezwaar. Als een reederij nog iets van haar ontvangsten wil overhouden, is zij wel genoodzaakt een goedkoope haven uit te zoeken voor lossen en laden. Nu worden de kosten, die een schip bij het aandoen van een haven te maken heeft, lang niet alleen bepaald door de loodsgelden, die worden geheven. Daar zijn ook nog de haven gelden en de kosten van laden en lossen, waar bij het peil der arbeidsloonen natuurlijk een voorname rol speelt. Wat dit laatste betreft, is het bekend, dat de loonen in België belangrijk lager zijn dan hier te lande, een omstandig heid waarvan Antwerpen dankbaar de vruchten plukt. Te Hamburg is het peil der loonen niet zoo veel lager dan in ons land, maar in Duitsch- land hebben de officieele instanties veel meer de neiging om de eigen havens te bevoordee- len, wat o.m. tot uiting komt in voordeelige spoorweg-vrachttarieven voor het verkeer met Hamburg en Bremen, een bevoordeeling, die in- tusschen in het eigen land het verzet uitlokt van hen, die bij de Duitsche Rijnvaart betrok ken zijn. De havengelden in de verschillende plaatsen zijn zeer moeilijk te vergelijken, daar de tarie ven veelal op geheel verschillende grondslagen zijn opgesteld, een bezwaar, dat ook geldt voor de verschillende tarieven van loodsgelden. Om een vergelijkenden indruk van de verschillende tarieven te krijgen, doet men het beste, met voor een paar gevallen de kosten te berekenen, die een schip van 'n bepaalden ton-inhoud met een bepaalde lading in de verschillendè havens heeft te maken. Van bevoegde zijde is men zoo welwillend geweest, ons hieromtrent eenige inlichtingen te verstrekken, waaraan wij hier een enkel voor beeld ontleenen. Hij noemde ons het geval van een schip van 3200 ton dead-weight: dit zou aan gezamenlijke kosten te Rotterdam 172, te Amsterdam ƒ176 en te Antwerpen.... 70 te betalen krijgen. Voor een schip van 8500 ton, dat deze havens aandoet, zouden deze cijfers bedragen voor Rotterdam 785, te Amsterdam ƒ791, te Hamburg ƒ402 en voor Antwerpen ƒ143! Niet altijd echter zijn onze havens in de ongunstigste posities. Als het laatste schip in ballast in een der havens zou binnenkomen en daar zou laden, dan zouden de kosten bedragen te Rotterdam 93, te Amsterdam 100, te Hamburg 300 en te Antwerpen 22. Men ziet, dat de tarieven nogal in alle richtingen uit- eenloopen. De gemeentelijke tarieven van onze twee grootste havens zijn in de laatste jaren reeds meer aan de tijdsomstandigheden aangepast. Amsterdam is in Juli 1931 voorgegaan. Be droeg het tarief daar sedert 1923 5 4/10 cent per M3. inhoud van het schip, het toen ingevoerde tarief verlaagde dit tot 17/10 cent, plus 35 cent per ton geloste of geladen goederen. Dit tarief is in Juli 1933 in verbeterden vorm overgenomen door Rotterdam, waar de ver laging der havengelden reeds langen tijd een veel-omstreden punt der gemeentelijke partij politiek uitgemaakt had. Thans zijn onze haventarieven in het alge meen genomen vrijwel gelijk aan die van de buitenlandsche havens. Antwerpen is goed kooper voor vaste scheepvaartlijnen, Rotter dam en Amsterdam zijn meer ingesteld op de „wilde vaart". De loodsgelden waren door een verdrag tus schen Nederland en België, dat reeds uit de eerste helft der vorige eeuw dateerde, inter nationaal vastgesteld. Daarbij was men uitge gaan van de grondgedachte, dat de te heffen gelden de kosten van den loodsdienst en van de betonning, bebakening en verlichting moesten dekken. De Nederlandsche tarieven zijn naar aanleiding van dit verdrag vastgesteld bij een wet van 1859 en na 1875 niet meer gewijzigd. De Belgische tarieven daarentegen hebben door de depreciatie van den franc automatisch een verlaging ondergaan tot één zevende van hun oorspronkelijke hoogte. Natuurlijk dekken zij nu heelemaal niet meer de bovengenoemde kosten, maar de Belgische havens kunnen er scherp mee concurrèeren tegen de Nederlandsche. De Nederlandsche loodsdienst op de Schelde evenals de Belgische te Vlissingen gevestigd was wel gedwongen om zijn tarieven ook in francs om te rekenen om met den Belgischen te kunnen blijven concurreeren. De Nederlandsche havens, waar de loodsdienst natuurlijk in guldens moest blijven noteeren, bleven echter ten achter. Het nieuwe wetsontwerp komt aan dit be zwaar een heel eind tegemoet: ook wij laten thans het beginsel van dekking der kosten va ren: de memorie van toelichting voorziet een vermindering der inkomsten van 850.000 's jaars. Allereerst werden de bestaande tarieven algemeen met 20 pet. verlaagd, doch daar naast wordt het mogelijk gemaakt loods- brevetten ook uit te reiken aan gezagvoer ders en eerste-stuurlieden aan boord van zeeschepen in geregeld lijnbedryf in de korte vaart, voor het zeegat, de haven of het vaarwater, waar deze schepen geregeld in- en uitgaan. Op deze wijze kunnen zulke lijnbooten zich een heel bedrag aan loodskosten besparen. Tot nog toe waren deze schepen ook niet verplicht een loods aan boord te nemen, doch ze moes ten in elk geval de loodskosten betalen. Als het thans aanhangige ontwerp tot wet worat ver heven, kunnen ze volstaan met betaling van 3/8 van het dan geldende, verlaagde tarief. Dit be drag kan dan worden aangemerkt al3 een ver goeding voor het genot van bebakening en ver lichting, waarvan deze schepen ook profiteeren. Voorts bevat het wetsontwerp nog eenige be palingen die ten doel hebben te bevorderen dat buitenlandsche schepen zoowel op hun uit- als op hun thuisreis, een Nederlandsche haven aandoen. Bij het tweede bezoek op eenzelfde reis zal n.l. slechts het halve losgeld geheven worden. Het nieuwe tarief beteekent een groote ver betering voor onze havens, die een onredelijke handicap voor het op-peil-houden van hun klandizie zien weggenomen. En dat onze scheepvaart bij den algemeenen teruggang van het handelsverkeer in de laatste jaren niet in het bijzonder getroffen wordt, is een voornaam nationaal belang. Onder den titel „Waarom prof. Aalberse weg liep" deelt „Het Volk" „enkele nadere bijzon derheden mede over het verloop der besprekin gen tusschen werkgevers en werknemers in de kleedingindustrie onder leiding van den Rijks bemiddelaar, prof. Aalberse. De werknemersbonden hebben zich van het begin af op het standpunt gesteld, dat de uurloonen der kleermakers vastgesteld moesten worden in samenhang met de uurloonen van andere vakarbeiders. Toen de conferenties over dit punt mislukten, heeft de werkgevers- bond zich tot den rijksbemiddelaar gewend met een schrijven, waarin men zich bereid ver klaarde om bij loonsverlaging door tariefsver schuiving tot een kleine concessie over te gaan. Hoewel de werknemers dit geen vergemakke lijking van de oplossing vonden, hebben zij zich op dringend verzoek van den rijksbemid delaar Vrijdagmiddag aan de conferentietafel gezet. Na ampele discussies stelde de rijksbemid delaar voor, om aan een onpartijdige de vol gende vraag voor te leggen: „Welke uurloonen voor de kleermakers moe ten er worden vastgesteld bij een vergelijking met de loonen de thans betaald worden in die vakken, die in 1920 als vergelijking hebben ge diend; daarbij in aanmerking nemende het verschil in den toestand van 1920 en 1934; inzonderheid de ontwikkeling van den economischen toe stand in het heerenkleedingbedrijf en de bo venbedoelde bedrijven." De werknemers achtten dit voorstel in prin cipe niet verwerpelijk, doch wilden eerst hun instanties raadplegen. De werkgevers echter verwierpen het voorstel en verklaarden zich bereid, om de loonsverlaging van 12% pet. op 10 pet. te brengen, wat de werknemers direct afwezen. Nu was de voorzitter van de werk gevers plotseling bereid, om het volgende voorstel ter tafel te brengen: „Bespreking over de daling, die moet plaats vinden in de loonen in het maatkleedingbedrijf, alleen op grondslag van de daling, die heeft plaats gevonden sinds 1920 in de vakken, die bij de toenmalige arbitrage als maatstaf heb ben gediend, daarbij uitsluitende alle verdere bijzondere omstandigheden, zoowel economische als loon-technische." Dit aannemelijk voorstel kwam evenwel in een zonderling licht te staan, toen de werk gevers mededeelden, dat zij in ieder geval tien procent loonsverlaging eischten. Het incident met prof. Aalberse vloeide voort, aldus „Het Volk", uit de zeer vreemde en hoogst onwelwillende houding, die de werk gevers aannamen tegenover de ernstige pogin gen van den rijksbemiddelaar om op het laatste oogenblik een conflict te voorkomen. De voorzitter van den werkgeversbond voeg de n.l. aan zijn voorstel toe, dat de werkgevers „zonder derden" wilden trachten een oplos sing te vinden. Dit bracht prof. Aalberse er toe om ver stoord te verklaren: „Dan heb ik hier niets meer te doen! Is dat een voorrstel? Ik laat me door de werkgevers niet beleedigen." Hierna verliet prof. Aalberse de conferentie kamer, de werkgevers lichtelijk onthutst ach terlatende. De toestand is nu, dat de uitsluiting Zater dag is ingegaan in de groote en middelgroote steden, o.a. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen, Haarlem e.a. In verschil lende plaatsen gaan ook de ongeorganiseerden de straat op. De werkgevers hebben inmiddels telefonisch meegedeeld, dat zij in het begin van de vol gende week gaarne een conferentie wenschen. Met de maatconfectie-patroons zal Maandag worden geconfereerd. een kwaden naam bezorgd om een funest wer kend boetestelsel. Beide partijen, zoowel de directie der fabriek als de ambtenaren der Arbeidsinspectie heb ben thans een klacht ingediend bij de justitie te Roermond. Inzake de staking op de kalkfabriek van Van Dijk Co. te Dordrecht verneemt „Het Han delsblad" dat, in de Zaterdagmorgen gehouden vergadering der gezellenorganisaties besloten is, het bemiddelingsvoorstel door den Rijksbemidde laar. gedaan, te aanvaarden. Dit komt zooals bekend neer op een loonsverlaging voor een bepaalde groep arbeiders van 2 lA pCt., een va- cantie-inkorting van drie dagen voor alle werk lieden. Er zullen geen rancunemaatregelen worden ge troffen. Maandag wordt het werk hervat. Naar aanleiding van een door den Minister van Binnenlandsche Zaken gedaan verzoek stel len Ged. Staten van Zuid-Holland voor, de bij Statenbesluit van 14 December 1933 aan het Ambtenarenreglement toegevoegde artikelen 18a (insigneverbod) en 87, tweede lid, onder h (ont slag wegens het lidmaatschap van zekere veree- nigingen) in overeenstemming te brengen met de formuleering, welke de minister bij circulaire van 20 December jl. aan de colleges van Ged. Staten heeft kenbaar gemaakt. De Minister van Waterstaat, Z. Exc. ir. J. A. Kalff, heeft Zaterdagmiddag een bezoek ge bracht aan IJmuiden, hetwelk naar wij ver namen hoofdzakelijk ten doel had een be zichtiging van de werken tot verruiming van het Noordzeekanaal. De Minister was vergezeld van den directeur-generaal van Rijkswaterstaat ir. Ringers, den hoofdingenieur-direceur van Rijkswaterstaat in de provincie Noord-Holland ir. Geelinck, en den hoofdingenieur van Rijks waterstaat in het Departement Noordzeekanaal, ir. van Voorst Vader. Later op den middag heeft de Minister zich naar Amsterdam begeven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 7