De tragi-comedie Nijenrode
Tot steun aan onze havens
k
HONIG S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor fOct
Weert in rep en
roer
Mislukt overleg
LAGERE LOODSGELDEN
MAANDAG 19 FEBRUARI 1934
EEN VERRASSENDE
ZITTING
Vier verdachten-getuigen zijn
Zaterdagmiddag een er
van slechts onder voor
waarden in vrij
heid gesteld
Dinsdag voortzetting
Een gedropen advocaat
Waarom K. bekende
In een vergulde kruiwagen
Mevrouw slaapt vast
Een incident
In vrijheid
VIT VOORBIJE JAREN
fCl s
Bedrijvigheid in de Merwede-haven te Rotterdamzooals deze
thans nog slechts zelden te zien is
De verhuizers vrij
Inkomens verminderen
In twee jaar tijds met f 710
millioen
INDISCHE SALARISSEN
Vreemdsoortig gedrag van werk
nemers, die protesteeren tegen
de uitvoering der
Arbeidswet
Uit patroons vrees?
De werkgevers in de kleeding-
industrie wilden een oplos
sing zonder derden"
In het algemeen kan een schip
goedkooper in buitenland-
sche havens terecht
dan bij ons
Nieuw wetsontwerp
De havengelden
De loodsgelden
Uitsluiting een feit
Een onpartijdige derde
Staking ten einde
Bij de Kalkfabriek te Dordrecht
VOOR ORDE EN GEZAG
MINISTER KALFF TE
IJMUIDEN
De arrond. rechtbank te Amsterdam zette
Zaterdag de behandeling voort van het Onnes-
proces. De belangstelling op de publieke tribune
was op dezen Zaterdagochtend bijzonder groot.
De rechtbank komt te kwart over tien bin
nen. In het verdachtenbankje neemt de bloe-
menkoopman Witbraad plaats.
Zijn verdediger, Mr. Loeb, begint met te ver
zoeken eenige vragen aan inspecteur Posthuma
te mogen stellen. Mr. Loeb vraagt, of niet ge
bleken is, dat er een antipathie Witbraad-Onnes
bestond. Inspecteur Posthuma antwoordt hier
op, dat verdachte inderdaad bij een verhoor
heeft gezegd: „Ik heb destijds al gezegd: Ik
wil Onnes hebben."
Witbraad zelf vraagt dan belangstellend
waarom hij eigenlijk gearresteerd is. Inspecteur
Posthuma zegt, dat zijn arrestatie gebeurde naar
aanleiding van het materiaal dat bij Johan-
knegt is gevonden.
Voorts vertelt inspecteur Posthuma nog, dat
Witbraad steeds heeft meegewerkt bij het on
derzoek. Hij heeft o.a. de aanwijzingen tegen
Koning gegeven.
De Officier merkt naar aanleiding van deze
verklaring op, dat Witbraad ook heeft gezegd:
„We krijgen allemaal kleine straffen, maar
Onnes drie of zes jaar."
Witbraad komt dan nog eens op zijn ver
klaring van Donderdag j.l. terug, nogmaals zegt
hij, dat hij in de meening verkeerde dat Koning
Onnes nooit zou verraden. Daarom legde hij
er tegenover Onnes steeds een schepje op. Hoe
meer Koning (aanvankelijk) ontkende, hoe meer
Witbraad de zaak aandikte.
Mr. Loeb vraagt dan, of Johanknegt en Mees
Gerritsen in deze zaak ook door de rechtbank
mogen worden gehoord.
De president Mr. De Vries zegt dit toe.
Mr. Loeb: Wilt U ze dan alvast laten halen,
dan zijn ze beschikbaar.
Als eerste getuige komt dan Koning voor het
getuigenhekje, hij wordt thans dus onder eede
gehoord. Getuige vertelt hetzelfde, wat hij ook
als verdachte heeft verklaard.
Het verhaal van Koning brengt weinig nieuws.
Pres. tot get. Koning: „Beloofde Onnes U een
belsoning?"
Getuige: „Neen, hij zei: „we zullen het wel
goed maken
Officier: „Is U geen percentage beloofd?"
Getuige: „Neen
Het ging, aldus Koning, om een verzekerd
bedrag van 58.000.
„Hoe kwam U in kennis met Witbraad?"
„Ik kende hem al, en kort na het .gesprek
met Onnes zag ik hem te Amsterdam op straat.
Ik sprak hem aan en vertelde wat er gebeuren
moest. Ik had aanvankelijk géén naam ge
noemd, dat is m'n groote fout geweest. Ik had
moeten zeggen: Onnes wil dat en dat laten
gebeuren, ga er eens heen en bespreek de zaak.
Dan was ik van alles af geweest."
Getuige Koning herinnert zich niet ooit Wit-
braad's naam tegenover Onnes te hebben ge
noemd.
Witbraad (voorzichtig) tegen Koning: „Her
innert U zich niet U hebt het me zelf ver
teld dat U tegen Onnes gezegd hebt: ,,'t
zaakje zal worden opgeknapt door een kennis
van me, een gedropen advocaat."
Pres.: „Welke belooning is nu tenslotte afge
sproken
Getuige: „Onnes zei, dat hij niet meer dan
5000 kon geven, dat was 10 pCt. van de netto
opbrengst.
Ik geloof, aldus K., dat ik dat ook zoo aan
Witbraad heb gezegd, die was er niet mee te
vreden, hij zei: „de jongens moeten het met
z'n drieën deelen, en dan wordt 't te weinig."
IV
Toen Koning met die boodschap bij Onnes
was gekomen, had deze gezegd: „je kunt toch
van ƒ58.000 niet méér geven!" Witbraad had
de belooning berekend op 12.000, en daar moest
ik Koning ook ƒ4000 van nemen. Ik kon
dus afsluiten voor ƒ8000.Ik zelf wilde na
tuurlijk geen belooning hebben".
Pres.: „Dus U hebt ƒ8000 gevraagd aan
Onnes?"
Get. Koning: „Juist, zóó is 't"i
Verdachte Witbraad: „Ja, de afspraak was,
yier.. viervier
Pres.: „Dus ƒ12.000 plus ƒ1500, of min
ƒ1500."
Verdachte: „Twaalfduizend is twaalfduizend
en daar gaat geen streep van af".
Aanvankelijk had getuige Koning gedacht dat
Witbraad de boel verraden had. Later had hij
in schrifturen gezien, dat „Mees" de loenenaar
was. Hij had niet geweten, wat „loenenaar" be-
teekende, later had hij gehoord, dat loenenaar
en verrader hetzelfde is.
Koning had Onnes aanvankelijk beloofd zijn
mond te houden. Het spijt hem, dat hij' zijn
belofte heeft moeten breken.
„Drie weken heb ik gelogen, meneer de Pre
sident en ook nu zou ik nog ontkennen en lie
gen, als Onnes me niet van chantage had be
schuldigd.
Toen die verklaring me werd voorgelezen in de
Instructie, in het bijzijn van Onnes, heb ik ge
vraagd, of hij die verklarin ginderdaad had on
derteekend.
Onnes had daar toestemmend op geantwocïA
Ik heb hem toen gevraagd, of hij die ver
klaring wilde intrekken, Onnes weigerde dat.
Daarna heb ik uitstel van het verdere verhoor
gevraagd en een onderzoek met m'n verdediger
mr. Levenbach gehad.
Ik begrijp, zoo gaat Koning voort, de houding
van Onnes niet, hij heeft nooit anders den
voordeel van me gehad."
Uitvoerig gaat Koning dan in op de finan-
cieele verhouding tusschen hem en Onnes. Op
zekeren dag had Koning Onnes geholpen met
een borgstelling van twee ton, hü had er nog
geen bedankje voor gehad....
Ik hielp hem, omdat Onnes in een prachtige
vergulde kduiwagen zat...., ik had groote plan
nen in m'n hoofd in dien tijd en ik had Onnes
noodig. Daarom had ik niets aan een voddige
paar duizend gulden voor een tooneelinbraak,
dèt begrijpt u toch zeker wel
Koning windt zich op, op hartstochtelijke
wijze bepleit hij zijn onbaatzuchtigheid in deze
zaak. Tenslotte weet de President de draad van
het verhoor weer op te vatten.
Rustig gaat het verhoor verder, en vertelt
getuige, welke maatregelen
voor de inbraak.
waren genomen
Bij de „voorbesprekingen" had Onnes o.m.
nog gezegd, dat hij niet bang hoefde te zijn,
dat zijn vrouw iets zou merken, daar die zeer
vast slaapt.
Op 2 of 3 Maart had getuige Koning het
geld, dat hij van Onnes had gekregen, aan
Witbraad gegeven.
Koning zegt met nadruk, dat zijn verklarin
gen er niet op gericht zijn, om Onnes te be
zwaren. Al zou ik misschi enwl reden hebben
aluds getuige, om Onnes een kwaad hart toe
te dragen. Ik wensch alleen, dat die infame
beschuldiging van chantage van me wordt weg
genomen. En dat nog wel geuit door iemand,
die ik uit de mest heb gehaald en die z'n jas
dan aan mij afveegt, 't Is eenvoudig infaam.
Mr. de Gaay Fortman: „Hoe kwam u oor
spronkelijk in kennis met Witbraad?"
Het blijkt, dan dat Koning in den oorlogstijd
met Witbraad; had kennis gemaakt en zakelijke
relaties met hem had. Witbraad had hem in
het begin van de kennismaking eens geld ge
vraagd voor een tabakstransactie, de winst zou
samen worden gedeeld.
Getuige was er echter niet op ingegaan, wat
hem thans nog speet, want hij zou er 80.000
mee hebben verdiend
Mr. van Dullemen stelt den getuige nog
eenige vragen over de uitbetalingsregeling van
den tweeden termijn.
Hebt u, zoo informeert de officier, ook tegen
Witbraad gesproken over het gebroken beeldje
of vaasje, dat door de verzekering zou worden
betaald? Hebt u tegen Witbraad dien termijn
niet verklaard, door over de verzekering te
praten? Hebt u niet gezegd, jullie moeten
eenige weken op 't geld wachten tot de verze
keringssom is uitbetaald?
Getuige Koning aarzelt, hij zegt zich te
houden aan datgene, wat hij bij den rechter
commissaris heeft verklaard.
Mr. Loeb: „Als verdachte heeft Koning ver
klaard: „Ik kan niet met zekerheid zeggen,
dat ik met Witbraad over verzekering heb ge
sproken".
Koning verklaart thans op de vragen van
den officier, dat hij precies aan Witbraad heeft
oververteld, wat Onnes hem heeft gezegd.
Mr. Loeb: „Meende u dat Witbraad begreep,
dat het om een verzekering ging."
Koning: „U zou het wél hebben begrepen,
maar hij waarschijnlijk niet".
Off.: „Hebt u gesproken over onttrekken van
goederen aan een boedel?"
Get.: „Neen".
Off.: „Over een erfeniskwestie dan?"
Get.: „Neen, daar heb ik óók niet over ge
sproken."
Off.: „Dan blijven er niet veel andere aan
nemelijke redenen over, waarom het goed moest
worden weggehaald."
Verdediger: „Is er over assurantiepenningen
gesproken, eerst zei u „neen" en nu „ja"?
Getuige draait er om heen, maar verschanst
zich achter zijn slecht geheugen.
De president besluit nu Johanknegt en Mees
Gerritsen te hooren.
De verdediger van Johanknegt, mr. Kokosky,
springt in de bank op en roept uit: „Meneer
de President, dat is toch meer dan erg, dat
is toch geen recht meer, die menschen zijn
nog niet als verdachte gehoord. Ze kunnen zich
op art. 219 beroepen...."
President: „Ja, dat kunnen ze
Mr. Kokosky: „Maar dat wéten ze niet, me
neer de president, mag ik het ze zeggen?"
De president besluit dan het verhoor van
Johanknegt en Mees Gerritsen tot Dinsdag uit
te stellen.
Nu wordt Biesing als getuige voorgeroepen;
hij vertelt weinig nieuws en legt dezelfde ver
klaringen af als in de zaak tegen Koning.
De officier informeert weer over de verzeke
ringskwestie, en of daarover vóór de inbraak is
gesproken. „Daarover wilt u zich zeker niet
uitlaten".
Get.: „Neen, daar laat ik me voorloopig niet
over uit."
Mr. Loeb stelt een dergelijke vraag aan ge
tuige.
Mr. Kokosky springt weer op en interrum
peert: „Neen, met geen woord, géén wóórd!
De zitting wordt geschorst tot twee uur.
Na de pauze wordt het getuigenverhoor in
de zaak Witbraad voortgezet. De belangstelling
op de publieke tribune is aanmerkelijk minder,
waarschijnlijk vindt dit zijn oorzaak in den Za
terdagmiddag, ook is het niet onmogelijk, dat
van het getuigenverhoor op de tribune slechts
weinig doordringt.
Maag, een der drie verhuizers, verschijnt voor
het getuigenhekje, om zijn verklaringen onder
eede af te leggen. De griffier leest duidelijk en
kalm de verklaringen voor van Maag, afgelegd
voor den rechter-commissaris.
Uitvoerig wordt weer nagegaan, hoe de on
derhandelingen tusschen Mees Gerritsen en
Biesing en tusschen de drie verhuizers zijn ver-
loopen. Bij het voorlezen van de verklaringen
verzoekt Maag duidelijker in de acte te vermel
den, dat het goed aan Mees Gerritsen is gege
ven en niet aan Biesing.
Officier: „Wist Biesing er dan niets van?"
Maag: „Hij was er niet bij en hij had er niets
mee te maken."
Op een vraag van den verdediger Mr. Loeb,
verklaart getuige, dat het goed met de meeste
voorzichtigheid moest worden behandeld, om
dat het weer terug moest.
Mr. Loeb: „Is er tegenover jullie of door Jul
lie nooit over verzekeringspremie gesproken."
Getuige (met klem): „Nooit!"
Officier: „Daar is dan wel over gedacht of
gesproken?"
Getuige Maag (aarzelend)„Dat heb ik im
mers als verteld
Officier: „U staat onder eede."
Mr. Loeb: (met nadruk): „Ja meneer de Of
ficier, hij staat hier als getuige en niet als ver
dachte."
Van Binsbergen neemt de plaats van zijn
confrère in, ook zijn verhoor wordt geopend met
het voorlezen van zijn in het vooronderzoek af
gelegde verklaringen.
Zijn verhoor levert geen enkel nieuw gezichts
punt op. Ook hij weet niets van verzekerin
gen
Het verhoor van Grotjohan verloopt al even
weinig opwindend als dat van zijn beide com
pagnons. Alleen toont hij aanvankelijk weinig
lust om den eed af te leggen. Hij voelt het ge
vaar dat hem dreigt. Thans staat hij onder eede
en zoo direct zal hij zichzelf terugvinden in het
verdachtenbankje. Veel keus blijft hem niet
en Grotjohan steekt ook zijn twee vingers op.
Grotjohan is in het minst niet verbaasd ge
weest, dat er 's nachts verhuisd moest worden.
De officier maakt de bekende beweging met
vinger en duim....
Grotjohan knikt hem vriendelijk toe en
roept: „juist meneer de officier, zoo is het pre
cies, de tijden zijn tóch al slecht genoeg".
Mr. Wilhelm Loeb vraagt het woord om nog
maals de invrijheidstelling van verd. te be
pleiten.
Ik ben de man van de naïeve verzoeken, maar
ik wensch in weerwil hiervan toch nog een
verzoek tot invrijheidstelling van mijn cliënt
te richten. Hij zit al tien maanden in het Huis
van Bewaring; overleg met de andere getuigen
is slechts mogelijk als hijin het Huis van
Bewaring blijft, want daar zitten alle belang
rijke getuigen. Bovendien is de waarschijnlijk
heid groot, dat hij aan den greep van den
officier van justitie zal ontsnappen. Zij het
dan ook met sidderend hart, doe ik een drin
gend beroep op uw rechtbank en verzoek ik u
Witbraad in vrijheid te stellen. Ik zal daar
niet de conclusie uit trekken, dat hij wordt
vrijgesproken, doch de kans zal zeer groot zijn.
Verd. breekt in tranen uit en roept geroerd
tegen zijn verdediger: „Ik dank u".
De officier refereert zich aan het oordeel der
rechtbank.
De rechtbank gaat in raadkamer. De span
ning in de zaal stijgt....
Na twintig minuten komt de rechtbank te
rug en de president deelt onder ademlooze stilte
mede, dat de rechtbank een schorsing van de
voorloopige hechtenis met bepaalde voorwaar
den wil inwilligen.
Mr. Loeb verklaart zich hiermede gaarne
accoord en deelt uit naam van zijn cliënt mede,
dat deze bij voorbaat alle voorwaarden zal aan
vaarden.
Wederom trekt de rechtbank zich terug om
de voorwaarden op te stellen.
Na heropening deelt de president mede, onder
opsomming van de voorwaarden, dat de voor
loopige hechtenis van Witbraad wordt ge
schorst, zoodat hij dus onmiddellijk in vrijheid
wordt gesteld.
Witbraad zal niet dan met zijn verdediger
over de zaak mogen spreken. Hij zal Amsterdam
niet mogen verlaten, terwijl hij steeds op eer
ste vordering ter terechtzitting moet ver
schijnen.
Witbraad bedankt bewogen de rechtbank en
zijn verdediger, terwijl hij de voorwaarden on
derteekent.
Vervolgens wordt de zaak tegen de verhui
zers Maag, Van Binsbergen en Grotjohan uit
geroepen.
De verdediger van Grotjohan, mr. dr. B. J-
Stokvis, bepleit de invrijheidstelling van zijn
cliënt. Hij voert aan, dat contact tusschen de
verdachten in het Huis van Bewaring zeer wel
mogelijk is.
De president, mr. de Vries, qualificeerde de
woorden van mr. Stokvis als een aantijging,
die hij niet toe kan laten.
Een fel debat tusschen den verdediger en
president de Vries ontspint zich. Fl. verzoekt
ten slotte de invrijheidstelling van verd., subs.
•Jgi
3:
verzocht hij de rechtbank de schorsing van de
voorloopige hechtenis te bevelen.
De verdediger van Van Binsbergen, mr.
Schreuder, verzoekt eveneens het ontslag uit
de voorloopige hechtenis van zijn cliënt; mr.
J. L. Frankenhuis sluit zich hierbij aan ten
aanzien van verd. Maag.
De officier van justitie, mr. Van Dullemen,
verzette zich tegen het verzoek, daar de zaak
tegen deze drie verdachten nog niet is afge
handeld.
Na raadkamer werden de drie verzoeken In
gewilligd, de rechtbank gelastte de opheffing
van de voorloopige hechtenis, zoodat de drie
„verhuizers" onmiddellijk zonder voorwaar
den in vrijheid worden gesteld.
De zitting wordt vervolgens geschorst.
Dinsdag wordt de behandeling voortgezet.
Uit de in het Maandschrift van het Centraal
Bureau voor de Statistiek opgenomen cijfers
der Rijksinkomstenbelasting blijkt, dat als ge
volg van de in 1920 ingetreden malaise het ge
zamenlijk inkomen der belastingplichtigen van
1921—1922 tot 1924—1925 is gedaald met f 530
millioen en van laatstgenoemd jaar tot 1930/1931,
wegens verbetering van den algemeenen toe
stand, weer is gestegen met f 606 millioen. Van
1930/1931 tot 1932/1933 is weer een vermindering
van f 710 millioen ingetreden.
BATAVIA, 17 Febr. (ANETA). Bij de behan
deling van het Herziene Bezoldigingsbesluit voor
Burgerlijke Landsdienaren heeft de Volksraad
nog een motieDe Hoog aangenomen (met 36
tegen 17 stemmen) om de korting ad maximaal
25 procent, die in de eerste motie—De Hoog was
aanbevolen, eerst met ingang van 1 Januari 1935
in te voeren.
Te Weert is het tot oneenigheid gekomen
tusschen de directie van de Tricotagefabriek
vh. Frans Beeren en Zonen en de Arbeids
inspectie. De firma bleek zich niet te willen
storen aan verschillende bepalingen van de
Arbeidswet, zoodat de ambtenaren genood
zaakt waren reeds verschillende malen een in
val te doen en met succes.
Zoo werd ook Vrijdagmorgen weer overtre
ding geconstateerd.
De directie, die nogal invloed schijnt te heb
ben op haar personeel, heeft toen bekend ge
maakt, dat de arbeidsinspectie door haar op
treden een bedrijfsstagnatie veroorzaakt had,
zoodat binnenkort het bedrijf zou moeten wor
den stopgezet.
De honderden arbeiders geraakten hierdoor
zoo overstuur, dat ze, aangemoedigd door de
directie, in optocht door de stad trokken, op
doeken en vlaggen de leuze meevoerend: „Weg
met de Arbeidsinspectie".
Op last van den burgemeester en de politie
werd weldra de stoet ontbonden en werd den
betoogers een roode lap met de vermelde leuze
ontnomen.
Even later kwamen de demonstranten weer
bijeen. Toen heeft de politie er met den
gummistok een einde aan gemaakt.
Deze vertooning heeft ongeveer twee uur
geduurd.
Patroonsvrees blijkt oorzaak te zijn, dat het
tot nu toe niet is gelukt het enkele honderden
tellend personeel te organiseeren. De directie
der fabriek heeft zich bij de bevolking te Weert
Het wetsontwerp tot verlaging van de loods
gelden voor zeeschepen, dat bij Koninklijke
boodschap van 6 Februari j.l. !s ingediend, be
oogt de positie van onze zeehavens in den con
currentiestrijd tegen haar buitenlandsche mede
dingsters te versterken. De Amsterdamsche en
de Rotterdamsche havens behooren tot de best-
geoutilleerde havens van Europa, daarbij zijn
zij vanuit zee veel gemakkelijker te bereiken
dan de andere- West-Europeesche: Amsterdam
ligt 25, Rotterdam 30 K.M. van zee, terwijl deze
afstanden voor Antwerpen 88 en voor Hamburg
128 K.M. bedragen. Echter hebben onze prach
tige havens den roep van zeer duur te zijn, en
vooral in dezen tijd, waar de concurrentie
groot, de vrachtprijzen laag en de winsten van
de scheepvaart zoo zij er zijn gering zijn,
is dat een ernstig bezwaar. Als een reederij nog
iets van haar ontvangsten wil overhouden, is
zij wel genoodzaakt een goedkoope haven uit
te zoeken voor lossen en laden.
Nu worden de kosten, die een schip bij het
aandoen van een haven te maken heeft, lang
niet alleen bepaald door de loodsgelden, die
worden geheven. Daar zijn ook nog de haven
gelden en de kosten van laden en lossen, waar
bij het peil der arbeidsloonen natuurlijk een
voorname rol speelt. Wat dit laatste betreft, is
het bekend, dat de loonen in België belangrijk
lager zijn dan hier te lande, een omstandig
heid waarvan Antwerpen dankbaar de vruchten
plukt. Te Hamburg is het peil der loonen niet
zoo veel lager dan in ons land, maar in Duitsch-
land hebben de officieele instanties veel meer
de neiging om de eigen havens te bevoordee-
len, wat o.m. tot uiting komt in voordeelige
spoorweg-vrachttarieven voor het verkeer met
Hamburg en Bremen, een bevoordeeling, die in-
tusschen in het eigen land het verzet uitlokt
van hen, die bij de Duitsche Rijnvaart betrok
ken zijn.
De havengelden in de verschillende plaatsen
zijn zeer moeilijk te vergelijken, daar de tarie
ven veelal op geheel verschillende grondslagen
zijn opgesteld, een bezwaar, dat ook geldt voor
de verschillende tarieven van loodsgelden. Om
een vergelijkenden indruk van de verschillende
tarieven te krijgen, doet men het beste, met
voor een paar gevallen de kosten te berekenen,
die een schip van 'n bepaalden ton-inhoud met
een bepaalde lading in de verschillendè havens
heeft te maken.
Van bevoegde zijde is men zoo welwillend
geweest, ons hieromtrent eenige inlichtingen te
verstrekken, waaraan wij hier een enkel voor
beeld ontleenen. Hij noemde ons het geval van
een schip van 3200 ton dead-weight: dit zou
aan gezamenlijke kosten te Rotterdam 172, te
Amsterdam ƒ176 en te Antwerpen.... 70 te
betalen krijgen. Voor een schip van 8500 ton,
dat deze havens aandoet, zouden deze cijfers
bedragen voor Rotterdam 785, te Amsterdam
ƒ791, te Hamburg ƒ402 en voor Antwerpen
ƒ143! Niet altijd echter zijn onze havens in de
ongunstigste posities. Als het laatste schip in
ballast in een der havens zou binnenkomen en
daar zou laden, dan zouden de kosten bedragen
te Rotterdam 93, te Amsterdam 100, te
Hamburg 300 en te Antwerpen 22. Men ziet,
dat de tarieven nogal in alle richtingen uit-
eenloopen.
De gemeentelijke tarieven van onze twee
grootste havens zijn in de laatste jaren
reeds meer aan de tijdsomstandigheden
aangepast.
Amsterdam is in Juli 1931 voorgegaan. Be
droeg het tarief daar sedert 1923 5 4/10 cent per
M3. inhoud van het schip, het toen ingevoerde
tarief verlaagde dit tot 17/10 cent, plus 35
cent per ton geloste of geladen goederen.
Dit tarief is in Juli 1933 in verbeterden vorm
overgenomen door Rotterdam, waar de ver
laging der havengelden reeds langen tijd een
veel-omstreden punt der gemeentelijke partij
politiek uitgemaakt had.
Thans zijn onze haventarieven in het alge
meen genomen vrijwel gelijk aan die van de
buitenlandsche havens. Antwerpen is goed
kooper voor vaste scheepvaartlijnen, Rotter
dam en Amsterdam zijn meer ingesteld op de
„wilde vaart".
De loodsgelden waren door een verdrag tus
schen Nederland en België, dat reeds uit de
eerste helft der vorige eeuw dateerde, inter
nationaal vastgesteld. Daarbij was men uitge
gaan van de grondgedachte, dat de te heffen
gelden de kosten van den loodsdienst en van de
betonning, bebakening en verlichting moesten
dekken. De Nederlandsche tarieven zijn naar
aanleiding van dit verdrag vastgesteld bij een
wet van 1859 en na 1875 niet meer gewijzigd.
De Belgische tarieven daarentegen hebben door
de depreciatie van den franc automatisch een
verlaging ondergaan tot één zevende van hun
oorspronkelijke hoogte. Natuurlijk dekken zij nu
heelemaal niet meer de bovengenoemde kosten,
maar de Belgische havens kunnen er scherp
mee concurrèeren tegen de Nederlandsche. De
Nederlandsche loodsdienst op de Schelde
evenals de Belgische te Vlissingen gevestigd
was wel gedwongen om zijn tarieven ook in
francs om te rekenen om met den Belgischen te
kunnen blijven concurreeren. De Nederlandsche
havens, waar de loodsdienst natuurlijk in
guldens moest blijven noteeren, bleven echter
ten achter.
Het nieuwe wetsontwerp komt aan dit be
zwaar een heel eind tegemoet: ook wij laten
thans het beginsel van dekking der kosten va
ren: de memorie van toelichting voorziet een
vermindering der inkomsten van 850.000
's jaars.
Allereerst werden de bestaande tarieven
algemeen met 20 pet. verlaagd, doch daar
naast wordt het mogelijk gemaakt loods-
brevetten ook uit te reiken aan gezagvoer
ders en eerste-stuurlieden aan boord van
zeeschepen in geregeld lijnbedryf in de
korte vaart, voor het zeegat, de haven of
het vaarwater, waar deze schepen geregeld
in- en uitgaan.
Op deze wijze kunnen zulke lijnbooten zich
een heel bedrag aan loodskosten besparen. Tot
nog toe waren deze schepen ook niet verplicht
een loods aan boord te nemen, doch ze moes
ten in elk geval de loodskosten betalen. Als het
thans aanhangige ontwerp tot wet worat ver
heven, kunnen ze volstaan met betaling van 3/8
van het dan geldende, verlaagde tarief. Dit be
drag kan dan worden aangemerkt al3 een ver
goeding voor het genot van bebakening en ver
lichting, waarvan deze schepen ook profiteeren.
Voorts bevat het wetsontwerp nog eenige be
palingen die ten doel hebben te bevorderen dat
buitenlandsche schepen zoowel op hun uit- als
op hun thuisreis, een Nederlandsche haven
aandoen. Bij het tweede bezoek op eenzelfde
reis zal n.l. slechts het halve losgeld geheven
worden.
Het nieuwe tarief beteekent een groote ver
betering voor onze havens, die een onredelijke
handicap voor het op-peil-houden van hun
klandizie zien weggenomen. En dat onze
scheepvaart bij den algemeenen teruggang van
het handelsverkeer in de laatste jaren niet in
het bijzonder getroffen wordt, is een voornaam
nationaal belang.
Onder den titel „Waarom prof. Aalberse weg
liep" deelt „Het Volk" „enkele nadere bijzon
derheden mede over het verloop der besprekin
gen tusschen werkgevers en werknemers in de
kleedingindustrie onder leiding van den Rijks
bemiddelaar, prof. Aalberse.
De werknemersbonden hebben zich van het
begin af op het standpunt gesteld, dat de
uurloonen der kleermakers vastgesteld moesten
worden in samenhang met de uurloonen van
andere vakarbeiders. Toen de conferenties
over dit punt mislukten, heeft de werkgevers-
bond zich tot den rijksbemiddelaar gewend met
een schrijven, waarin men zich bereid ver
klaarde om bij loonsverlaging door tariefsver
schuiving tot een kleine concessie over te gaan.
Hoewel de werknemers dit geen vergemakke
lijking van de oplossing vonden, hebben zij
zich op dringend verzoek van den rijksbemid
delaar Vrijdagmiddag aan de conferentietafel
gezet.
Na ampele discussies stelde de rijksbemid
delaar voor, om aan een onpartijdige de vol
gende vraag voor te leggen:
„Welke uurloonen voor de kleermakers moe
ten er worden vastgesteld bij een vergelijking
met de loonen de thans betaald worden in die
vakken, die in 1920 als vergelijking hebben ge
diend;
daarbij in aanmerking nemende het verschil
in den toestand van 1920 en 1934; inzonderheid
de ontwikkeling van den economischen toe
stand in het heerenkleedingbedrijf en de bo
venbedoelde bedrijven."
De werknemers achtten dit voorstel in prin
cipe niet verwerpelijk, doch wilden eerst hun
instanties raadplegen. De werkgevers echter
verwierpen het voorstel en verklaarden zich
bereid, om de loonsverlaging van 12% pet. op
10 pet. te brengen, wat de werknemers direct
afwezen. Nu was de voorzitter van de werk
gevers plotseling bereid, om het volgende
voorstel ter tafel te brengen:
„Bespreking over de daling, die moet plaats
vinden in de loonen in het maatkleedingbedrijf,
alleen op grondslag van de daling, die heeft
plaats gevonden sinds 1920 in de vakken, die
bij de toenmalige arbitrage als maatstaf heb
ben gediend, daarbij uitsluitende alle verdere
bijzondere omstandigheden, zoowel economische
als loon-technische."
Dit aannemelijk voorstel kwam evenwel in
een zonderling licht te staan, toen de werk
gevers mededeelden, dat zij in ieder geval tien
procent loonsverlaging eischten.
Het incident met prof. Aalberse vloeide
voort, aldus „Het Volk", uit de zeer vreemde
en hoogst onwelwillende houding, die de werk
gevers aannamen tegenover de ernstige pogin
gen van den rijksbemiddelaar om op het laatste
oogenblik een conflict te voorkomen.
De voorzitter van den werkgeversbond voeg
de n.l. aan zijn voorstel toe, dat de werkgevers
„zonder derden" wilden trachten een oplos
sing te vinden.
Dit bracht prof. Aalberse er toe om ver
stoord te verklaren: „Dan heb ik hier niets
meer te doen! Is dat een voorrstel? Ik laat me
door de werkgevers niet beleedigen."
Hierna verliet prof. Aalberse de conferentie
kamer, de werkgevers lichtelijk onthutst ach
terlatende.
De toestand is nu, dat de uitsluiting Zater
dag is ingegaan in de groote en middelgroote
steden, o.a. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag,
Utrecht, Groningen, Haarlem e.a. In verschil
lende plaatsen gaan ook de ongeorganiseerden
de straat op.
De werkgevers hebben inmiddels telefonisch
meegedeeld, dat zij in het begin van de vol
gende week gaarne een conferentie wenschen.
Met de maatconfectie-patroons zal Maandag
worden geconfereerd.
een kwaden naam bezorgd om een funest wer
kend boetestelsel.
Beide partijen, zoowel de directie der fabriek
als de ambtenaren der Arbeidsinspectie heb
ben thans een klacht ingediend bij de justitie
te Roermond.
Inzake de staking op de kalkfabriek van Van
Dijk Co. te Dordrecht verneemt „Het Han
delsblad" dat, in de Zaterdagmorgen gehouden
vergadering der gezellenorganisaties besloten is,
het bemiddelingsvoorstel door den Rijksbemidde
laar. gedaan, te aanvaarden. Dit komt zooals
bekend neer op een loonsverlaging voor een
bepaalde groep arbeiders van 2 lA pCt., een va-
cantie-inkorting van drie dagen voor alle werk
lieden.
Er zullen geen rancunemaatregelen worden ge
troffen. Maandag wordt het werk hervat.
Naar aanleiding van een door den Minister
van Binnenlandsche Zaken gedaan verzoek stel
len Ged. Staten van Zuid-Holland voor, de bij
Statenbesluit van 14 December 1933 aan het
Ambtenarenreglement toegevoegde artikelen 18a
(insigneverbod) en 87, tweede lid, onder h (ont
slag wegens het lidmaatschap van zekere veree-
nigingen) in overeenstemming te brengen met
de formuleering, welke de minister bij circulaire
van 20 December jl. aan de colleges van Ged.
Staten heeft kenbaar gemaakt.
De Minister van Waterstaat, Z. Exc. ir. J. A.
Kalff, heeft Zaterdagmiddag een bezoek ge
bracht aan IJmuiden, hetwelk naar wij ver
namen hoofdzakelijk ten doel had een be
zichtiging van de werken tot verruiming van
het Noordzeekanaal. De Minister was vergezeld
van den directeur-generaal van Rijkswaterstaat
ir. Ringers, den hoofdingenieur-direceur van
Rijkswaterstaat in de provincie Noord-Holland
ir. Geelinck, en den hoofdingenieur van Rijks
waterstaat in het Departement Noordzeekanaal,
ir. van Voorst Vader.
Later op den middag heeft de Minister zich
naar Amsterdam begeven.