Nakaarten Een grootsche missiereis Prikkeldraad Bloedige handen INTERVIEW MET PATER CAMINADA WOENSDAG 21 FEBRUARI 1934 99 99 De sociaal-democratie Moord te Woensel Duitscher schiet zijn vroegere verloofde neer WATERONTTREKKING AAN DEN BODEM Commissie moet de Regeering adviseeren NEDERLAND—BELGIË De Belgische neutrcditeit Rapport Senator Segers J. TH. VERHEGGEN Een naklank van zijn zilveren jubileum DE K.E.M.A. BIJ DEN DOOD VAN KONING ALBERT Opnieuw gearresteerd Schipper en machinist van de Spaarnestroom Ook de reeder? OPTREDEN VERBODEN Belg mag hier niet spreken ZIJ MOGEN BLIJVEN AARTSBISSCHOPPELIJK MUSEUM Schilderij van Albert Verschuuren DE NIEUWE VLOOT- AALMOEZENIER Pensioenfonds voor het Boekbindersbedrijf Besprekingen over nieuwe arbeidsovereenkomst PERSONEELRAAD BIJ DE SPOORWEGEN Van China naar Java, wat de ontwikkeling betreft een sprong van minstens duizend jaar" Het Franciscaansche retraitehuis Over arbeidsloon N.S.B. en weerbaarheid Van militaire organisatie is vol gens ir. Mussert geen sprake ACTIE STUCADOORSBEDRIJE Overeenstemming met den R. K. Stucadoorspatroonsbond verkregen Terwijl „Volk" en „Tribune" elkaar als domooren uitschelden op de ruïnen van den verloren opstand in Wee- nen, publiceert het hoofdorgaan der S.D.A.P. een manifest van de Socialistische Arbeiders Internationale, wier geweten niet tot rust kan komen onder haar bloedschuld. In het tooneelachtig manifest spelen de gevluchte aanvoerders, die de arbeiders in den strijd hadden gehitst, de tweede akte van hun stuk. Nadat ze de democratie lieten slachten houden ze thans een lijk rede tot hun eigen verheerlijking. Ziehier een passus uit het nieuwe volksbedrog van deze rethorische effect-jagers: „Wij groeten de helden van het roode Weenen, wij groeten de onverschrokken strijders in geheel Oostenrijk. Eerbiedig buigen wij voor de mannen en vrouwen, die hun leven voor de vrijheid offerden. „De beulen van het Oostenrijksche pro letariaat, Dollfuss en Fey, die in de ar beiderswijken erger hebben huisgehouden dan de vijand in den oorlog, die met kanonnen op vrouwen en kinderen hebben geschoten, wier van bloed druipende han den getuigen van hun ontzettende mis daad tegen het Oostenrijksche proleta riaat, dat niet anders verlangde dan vrij heid en vrede zij kunnen verzekerd zijn van den haat en de verachting van alle beschaafde menschen. De dooden van he den zullen de wrekers van morgen zijn!" De beulen van het Oostenrijksche prole tariaat, die de verachting van alle be schaafde menschen verdienen, hebben er gens anders gezeten eer zij thans tusschen de hecatomben, die zij hebben aangericht, hun misdaad op Dollfuss afkloppen. In het ochtendblad van „De Telegraaf" verhaalt Zijn correspondent te Weenen: „Men brengt ons in den Goethe-hof: een mitrailleur-nest onder het dak, nuttelooze vensters, maar machinegeweren spoten van hieruit dood en verderf naar de troe pen op de Kaiserbrücke. Men toont ons kogels uit geschut, die bleven steken in hechte betonnen muren. Men brengt ons in den Karl Marx-hof. Ziet ge, zegt mijn geleider, de sporen van den strijd, die hier gewoed heeft. „Hier heeft een bouwplan onze menschen als beesten geslacht. De opstandelingen schoten met mitrailleurs uit de vensters. Wij schoten terug. Een kwartier later, vijftig meter verder weer geweervuur uit een ander vensterpunt en nog een ander vensterpunt. Wij stonden voor een raadsel. Nu weten wij het: een geheime gang, die rond gansch het gebouw loopt en een verplaatsing der mitrailleurs mogelijk maakte. In het eerste bouwplan was de gang er niet, maar hij is toch aan gebracht. Die onbekende gang heeft ons offers gekost." Men brengt ons naar den Reumann-hof, in verborgen kelders, bij geheime wapen bergplaatsen, bij fundamenten waar ge weren en munitie rusten sedert den bouw van deze fundamenten, in nuttelooze ruimten naast danszalen. Uit het nutte looze venster bestreek een mitrailleur het gansche voorplein. „Wij zullen jaren noo- dig hebben", zegt een politie-officier, „voor wij alles gezuiverd hebben, alles ont dekt. Wij vonden duizenden wapens, maar er liggen er nog duizenden verborgen." In deze jarenlang voorbereide loop graven in woning-bouwcomplexen van de heeren Seitz, Bauer en Deutsch dwongen de leiders niet-socialistische vrouwen met de revolver op de borst munitie aan te dragen. Hier hielden ze kinderen voor de vensters, om hun eigen lijf te beveiligen. De redenaars, die thans declameeren voor het volk, dat ze in het roode carnaval van Weenen dreven, kunnen de geschiedenis niet beliegen of het bloed afwasschen, dat op hun „druipende handen" getuigt van hun ontzettende misdaad tegen het Oostenrijksche proletariaat." Er wordt in ons land wel nergens zoo veel aan kaarten gedaan zelfs niet aan de bridge-tafel als in de politiek. Speciaal over kabinets-formaties raakt men niet gemakkelijk uitgepraat. Daar zijn soms jaren mee gemoeid! Dat bü het begrootings-debat in de Eerste Kamer het optreden en de samenstelling van het tegenwoordig ministerie nog eens te berde werden gebracht, zal dan ook niemand hebben Verwonderd. Het sprak eigenlijk vanzelf. Maar de leider onzer sociaal-democraten in de Tweede Kamer achtte zulks nog niet vol doende en meende aan dit Eerste Kamer-debat nog het een en ander te moeten toevoegen. Hij deed dit in „Het Volk", daarbij den minis ter-president verwijtende, dat deze de plank had misgeslagen en de S. D. A. P. onrecht had aangedaan. Indien hierop kwam in hoofdzaak 's heeren Albarda's napleiten neer de sociaal-democra ten in ons land geen regeerings-verantwoorde- lijkheid te dragen hebben gekregen, dan was dit voornamelijk te wijten aan den onwil van de andere partijen. Zoo tracht men het eigen stoepje schoon te Vegen. Heeft de SD.A.P. echter wel reden tot be klag? Bij het debat in de Eerste Kamer diende haar woordvoerder, mr. Mendels, aan de: Vrijzinnig Democratische Partij een aantal speldeprikken toe, omdat zij bereid was gevonden in het ten Vorigen jare gevormde Kabinet zitting te nemen. De houding zijner eigen partij teekende hij daarna o.m. als volgt: „Wij willen het „nationaal", dat wij uiteraard als eigen aard van ons volk niet kunnen en wil len ontkennen, vullen met ons socialistisch ideaal en met den inhoud van onze socialisti sche maatregelen Daarom hebben wij aller minst noodig, allerlei strijkages te maken uit vrees van antinationaal of anationaal genoemd te worden.'' Voor de tweede maal het woord voerende zeide deze spreker nog: „De Minister-President heeft in zijn bekenden suggestieven trant betoogd, dat de sociaal democratie door niet mee te werken, althans zich niet bereid te verklaren aan het bewind deel te nemen, een groote verantwoordelijkheid op zich heeft geladen. Ik ontken dat niet. De S.D.A.P. zou, wanneer zij wel aan het bewind zou hebben deelgenomen, evenzeer een groote verantwoordelijkheid op zich hebben geladen en beide verantwoordelijkheden tegenover elkaar afwegend, hebben de leidende personen, als ern stige mannen, gemeend, de eene verantwoorde lijkheid veel zwaarder te moeten laten wegen dan de andere." En ten slotte: „Zou het politieke leven trouwens niet wat heel monotoon geworden zijn, als het ondenk bare ware geschied en wij daar ook zaten ach ter de groene tafel? Dan zou er in ons land in het geheel geen parlementaire oppositie zijn van eenige beteekenis. Het zou zijn: le combat fini, faute de combattants. Dat is op politiek ge bied nu niet de meest opwekkende situatie." Dit alles is typeerend voor de gezindheid en de houding der S.D.A.P. vóór en tijdens de ka- binets-formatie. Het is ook te duidelijk, dan dat men er lang over behoeft na te kaarten. Men kan volstaan met er, zoo noodig, aan te herinneren. P. S. Dinsdagavond is te Woensel (N.B.) te onge veer 10 uur in de Keldermanstraat 104 <fe 23- jarige mejuffrouw Trachten, die voor eenige jaren omgang had met den Duitscher T. H. P., woonachtig te Eindhoven, doch deze kennis making had verbroken, in haar woning door haar vroegeren minnaar met een revolverschot gedood. Zij kreeg een kogel in het hoofd en een in den voet. Het lijk is naar het politiebureau overge bracht. De dader is voortvluchtig. Nader wordt gemeld: Dr. van Alphen heeft de eerste hulp verleend. Hij achtte onmiddellijke overbrenging naar het ziekenhuis noodzakelijk. Bij aankomst aldaar bleek het slachtoffer reeds te zijn overleden. De dader, die uit Kevelaer afkomstig is en timmerman van beroep, heeft na zijn laffe daad de vlucht genomen en niettegenstaande de uitgebreide maatregelen, die aanstonds wer den genomen, is het de politie niet mogen ge lukken hem te arresteeren. Het signalement van den dader luidt: Lengte 1.70 M., vol aangezicht, gezet postuur, donker uiterlijk, grijze gabardine regenjas, grijze hoed en lichte handschoenen. Bij Koninklijk besluit is ingesteld een „Com missie inzake wateronttrekking aan den bo dem", welke de regeering zal hebben te advi seeren omtrent aangelegenheden, dit onderwerp betreffende. In die commissie zijn benoemd: tot lid en voorzitter de heer E. D. van Dissel, directeur van het Staatsboschbeheer te Utrecht; tot leden de heeren: ir. W. F. J. M. Krull, directeur van het Rijksbureau voor drinkwatervoorziening te Den Haag; jhr. ir. C. E. W. van Panhuys, di recteur van het Rijksbureau voor ontwatering te Den Haag en dr. D. J. Hissink, directeur van het Bodemkundig Instituut te Groningen. In verband met de instelling dezer Commissie heeft de Minister van Economische Zaken, on der dankbetuiging voor de door haar bewezen diensten, ontbonden en bij beschikking van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Land bouw ingestelde Commissie inzake wateront trekking aan de Veluwe ten behoeve van de drinkwatervoorziening der gemeente Amster dam. Het ministerie van Buitenlandsche Zaken maakt thans officieel bekend dat op 17 Fe bruari jj. te 's-Gravenhage een overeenkomst tusschen Nederland en de Belgisch-Luxemburg- sche Economische Unie inzake regeling van den wederzij dschen invoer is onderteekend. De katholieke senator Segers schrijft in zijn rapport dat de Belgische neutraliteit, zooals ze in de Nederlandsch-Belgische verdragen van 1839 werd vastgesteld, definitief een einde heeft genomen. Hij dringt aan op herziening van deze verdragen en verwijt het departement van Buitenlandsche Zaken zijn passiviteit ten aan zien van het Nederlandsch-Belgische probleem. Segers herinnert er aan, dat de onderhande lingen met Nederland omstreeks Pasphen 1932 werden stopgezet en sedert dien niet hervat. Hij spreekt den wensch uit, dat zij spoedig zullen worden hervat in een geest van verzoening en goede verstandhouding. Het Nederlandsch-Bel gische probleem, schrijft hij, omvat het statuut van de Schelde, de kwestie van de wateren der Maas, den waterweg tusschen Antwerpen en den Rijn en de verbetering van de sluis te Ter- neuzen. Toen eenige weken geleden de voorzitter van den Limb. Land- en Tuinbouwbond, de heer J. Th. Verheggen, zijn zilveren feest als voor zitter van dezen Bond vierde, is deze viering vrijwel tot Limburg beperkt gebleven. Waar echter de heer Verheggen ook voorzitter is van den Katholieken Nederlandschen Boeren- en Tuindersbond, daar spreekt het vanzelf, dat het hoofdbestuur van dezen laatsten Bond de eerste de beste gelegenheid, om ook zijnerzijds den heer Verheggen te huldigen, heeft aangegrepen. De dezer dagen te Utrecht gehouden verga dering bood hiertoe de gelegenheid. Zoowel de geestelijk adviseur, Rector J. P. J. Kok; als de onder-vcorzitter L. Baron van Voorst tot Voorst, hebben woorden van hooge waardeering en war me hulde tot den jubileerenden voorzitter ge sproken. In het bijzonder werd gememoreerd, dat H. M. de Koningin en met Haar de Regee ring de buitengewone verdiensten van den heer Verheggen op ongewone wijze hebben willen er kennen door hem te begiftigen met het Com mandeurskruis van de Orde van Oranje-Nassau. Deze onderscheiding was naar de Secre taris-Generaal van het Departement van Eco nomische Zaken, Mr. Dr. A. A. van Rhijn, on langs op de vergadering van het Hoofdbestuur van den L. L. T. B. mededeelde verleend om den geweldigen door den heer Verheggen gepres- teerden arbeid ten behoeve zoowel van de Lim- burgsche boeren en tuinders als van den ge- heelen boeren- en tuindersstand in Nederland en vooral wegens den Christelijken geest, die de heer Verheggen steeds had bevorderd en be vestigd in het organisatieleven. In de Dinsdag gehouden aandeelhoudersver gadering der K. E. M. A. te Arnhem zijn de eischen door de Regeering gesteld voor verlee ning van Rijkssubsidie aan de N. V. en het toe treden der Regeering als aandeelhoudster be sproken. Tot een definitieve beslissing inzake het al of niet voortzetten der werken op de Brink te Arn hem is het niet gekomen. Er zal getracht wor den een commissie te formeeren die over een en ander zal adresseeren. Aan verschillende Commissarissen der Konin gin zal verzocht worden deel van deze commis sie uit te maken. De Brusselsche bevolking teekent algemeen in het rouwboek, dat in het Koninklijk Paleis ter teekening is neder gelegd De schipper H. D. en de machinist K., ver dachten in de Spaamestroom-zaak, die door de Haarlemsche rechtbank op vrije voete waren gesteld, zijn opnieuw gearresteerd en naar Am sterdam gebracht, beschuldigd van meineed. Zij worden verdacht een valsche schippersverkla ring voor den raad van scheepvaart te hebben afgelegd. Naar wij nog vernemen, zou ook de reeder van de „Spaarnestroom", de heer P., die Dins dag in vrijheid werd gesteld, weer gearresteerd zijn. Bevestiging van dit bericht konden wij in- tusschen nog niet verkrijgen. De redacteur van „De Belg. Vakbeweging" Jef Rens, die hedenavond in den Dierentuin te Den Haag zou spreken, zal daar het woord niet voeren daar de regeering het optreden van Rens verboden heeft. Zijn rede mag ook niet door een ander worden voorgelezen, bericht het Volk. De afdeeling der S. D. A. P. heeft, naar het Volk meldt met zeer groote meerderheid van stemmen besloten tot handhaving van de soci aal-democratische wethouders te Zaandam. Albert Verschuuren te Oosterhout heeft voor de afdeeling hedendaagsche kunst van het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht, die binnenkort wordt geopend, een schilderij ten geschenke gegeven, dat we hierbij afbeelden. Het doek stelt voor: Job met Eliphar, Baldad en Sophar. Job heeft zijn kleederen gescheurd en het hoofd geschoren; hij zit klagend en bid dend tusschen zijn vrienden. Hoofdstuk VI 4 is hier vooral toepasselijk: „Want de pijlen des Heeren steken in mij, en hunne bitterheid zingt mijnen geest uit, en de verschrikkingen des Heeren vallen mij vijandig aan". Op 'n andere plaats zegt Job (VII - 5) „mijn lichaam is bekleed met etter en slordig stof, mijn huid is opgedroogd en ingekrom pen", enz. Bü Koninklü'k besluit is thans en wel met ingang van 1 Maart 1934, benoemd tot vloot- aalmoezenier in vasten dienst de weleerw. heer H. J. Bangert, kapelaan te Amsterdam. De Nederlandsche Bond van Boekbinders- Patroons kwam Dinsdag in buitengewone alge- meene vergadering bijeen, ter bespreking van voorstelling tot wijziging der C. A. O., die op 31 Maart a.s. afloopt. Besloten werd bespreking te voeren, om op nieuw tot een nieuwe arbeids-overeenkomst te komen en voorstellen tot wijziging werden ge formuleerd. Na een inleiding van den voorzitter, den heer F. L. van der Bom, besloot de vergadering tot oprichting van een pensioenfonds voor het Boekbindearsbedrijf, ten doel hebbende de ar beiders in het georlganiseerde boekbindersbe drijf, en hunne gezinnen, alsmede, bü wijze van vrijwillige verzekering, de werkgevers in dat bedrijf en hunne gezinnen, te beschermen tegen financieele gevolgen van ouderdom en overhjden. Voorloopige Statuten werden behandeld en goedgekeurd. Het bestuur werd gewachtigd ver dere stappen, in samenwerking met de vier werknemersorganisaties, betrokken bü de C. A. O., te doen. De Personeelraad bü de Nederlandsche Spoor wegen heeft op 27 Februari een büeenkomst met de Directie, waarbü o.m. aan de orde zal ko men de voorbereiding van de algemeene her ziening op 1 Januari 1935 van de loonregeling en zoo noodig van het R. D. V. zelf. (Van onzen Romeinschen correspondent) In een kille cel van het Franciscaansche college aan de Via Merulana, zonder een tintje van de huiselükheid, die de Hol- landsche aard zelfs aan esn cel meedeelt, maar waar de zonnige zuidelüke landen blikbaar niets voor voelen, zit de provinciaal der Ne derlandsche Franciscanen, tzooeven van zün reis terug, aan prof. van der Velden van zün reis te vertellen. Hoog tegen den grüsgekalkten muur gestapeld stonden de koffers, beplakt met verlangenwekkende tickets: Colombo, Shanghai. Batavia, Singapore, Karachi. De secretaris ruimde ons zün plaats in deze cel is drie stoelen rijk en pater Ca minada gaf ons te kiezen uit een handvol sigaren, die op het tafeltje verspreid lagen en een snel vervliegende reisherinnering vormden, een kleine staalkaart van wat er op het zul- delük halfrond gerookt wordt. Een indrukwek kende sgaar uit Birma trekt mü aan; maar daar ik minstens één hand noodig heb om notities te maken, kies ik toch maar een si garet uit Haiderabad. In zeven maanden heeft pater Caminada een inspectie-, of zooals de juiste term luidt een visitatiereis gemaakt langs de missieposten der Nederlandsche Franciscanen in China. Ne- derlandsch en Britsch-Indië. Op 12 Juli van Venetië vertrokken met een boot van den Lloyd Triestino de sneltreinen van den Oceaan, noemt hü ze bezocht hü via Shanghai eerst de missies van het vicariaat Shan-si, daarna die op Java en tenslotte de nieuwe, eerst sinds kort van de Spaansche Jezuieten overgenomen missie in Britsch-Indië. Pater Caminada begon met zich büna te verontschuldigen over de snelheid en het ge mak van zoo'n moderne missiereis. Hü verge leek zün reis met die van de groote missiona rissen onder Franciscus' eerste volgelingen, en vooral van Johannes van Montecorvino, die al zes honderd jaar geleden in Peking een aarts bisdom met zes suffragaan-bisdommen had gesticht. De broeders van den onstuimigen Po- verello, die in het toen werkelük vérre China gingen prediken, trokken te paard door Tar- tarüe heen naar hun onbekende bestemming. En als er van twintig, die vertrokken, zes aan kwamen, was dat geen slecht percentage. Uit die vergelijking springt een gedachte op: als het vuur hetzelfde is, wat moet dan de missie, die over moderne hulpmiddelen (be schikt, kunnen bereiken? Maar overigens geldt het verschil vooral voor de reizen langs de groote routes. Het eigenhjke missiewerk in het binnenland staat vaak nog voor dezelfde primitieve moeihjkheden als altijd. De sneltrein van den Oceaan bracht den pro vinciaal tot Shanghai en de spoorweg nog wat verder. Maar van Taien-Foe naar Loena-Foe, dat de hoofdstad van het vicariaat is, was er nog slechts een autobus, waar zes dagen op gewacht moest worden en die twee dagen over de reis deed. En daarna was het eenige ver keersmiddel voor de twee maanden lange toch ten door het bergland het gebied Zuid Shansi is ongeveer zoo groot als Nederland de muilezel. De kennismaking met dit voortref felijk rijdier is minder aangenaam, als men er mee gewacht heeft tot men over de vüftig is. En pater Caminada vertelde van het stuk China, dat hü op den rug van zijn muildier had bezocht. Het is een hoog bergland; de stad Loean-Foe, die een van de laagst gelegen pun ten is, ligt nog een duizend meter boven de zee. Een arm land. De kleine rijst, mi-tang, die wü als vogelzaad kennen, is vrijwel de voornaamste teelt en het voornaamste voedsel. Een werkman verdient hoogstens drie mao, dat is 15 cent per dag. Het klimaat is erg heet in den zomer en erg koud in den winter, met sterke verschillen tusschen dag- en.nachttem- peratuur. Armoede en watergebrek werken te zamen tot een sterke vervuiling. Ook de mis sionarissen, die tusschen de bevolking moeten leven, ontkomen niet lang aan de plaag van het ongedierte, die voor een aan zindelijkheid gewende Europeaan, en meer nog voor een Europeesche missiezuster, een ware kwelling beteekent. Er zün veel ziekten, vooral typhus; hun voortdurende bedreiging maakt, dat men ook in den heeten zomer nooit anders dan warm water te drinken krijgt. Erger is de moreele ellende van het heiden dom. De Chineezen hebben sommige natuurlijke deugden, die hen van vele andere heidensche volken gunstig onderscheiden, met name het sterke familieleven en de gezinstrouw, die de zedelükheid op een zeker peil houden. Maar de wreedheid van het heidendom toont zich hier op verschrikkelüke wüze. Men ver geet niet gemakkelük de schildering yan die zonderlinge doodenhuizen, die de reiziger langs den weg of dichtbü de steden en dorpen zag liggen: een soort van lage koepels, grof ge vormd en met één enkele opening ter halver hoogte van den grond. Zü dienen voor het weg ruimen van ongewenschte nakomelingen. Pas geborenen van het vrouwelijk geslacht, wan neer het gezin al meerdere dochters telt, wor den vaak naar dien sterfkuil gebracht. Ook groo- tere kinderen, die misvormd of verongelukt zün, deelen dat lot. De opening is zoo hoog boven den grond, dat er geen kans tot ontkomen is, maar laag genoeg, om voor de zwervende hon den den toegang mogelük te maken. Min of meer heimelük en in den nacht, uit een rest van natuurlijke schaamte, brengen de ouders hun ongewenschte kroost daarheen; maar iedereen weet, waarvoor deze grijze bouwsels dienen. Een bergplaats voor levend afval. Er werken in het vicariaat van Zuid Shansi, waar Mgr. Spruyt vicaris is, 43 Nederlandsche en 7 Chineesche paters. De zusters van Heerlen hebben er op vier of vyf plaatsen een neder zetting met een klein ziekenhuis. Onder den Bokseropstand heeft de missie sterk geleden; duizenden geloovigen vonden toen den dood. Sedertdien groeit zij weer regelmatig aan en tegenwoordig mag men op een jaarlijkschen groei van ongeveer duizend zielen rekenen. De missionarissen wonen meestal elk voor zich op een post. Gedurende vier of vüf maan den van het jaar, als de oogst van het land is, trekken zü rond door hun gebied en bezoe ken de geloovigen, die verspreid op hun kleine landerijen wonen. Op het feest van Sint Franciscus zag de provinciaal in het klooster van Kao Kia Tsjoan zeven en dertig van de missionarissen büeen. Zü houden daar n.l. elk jaar in den herfst een retraite, en wel in twee groepen, die elkan der zóó opvolgen, dat beide op het feest van den stichter vereenigd zijn. Tegelük werd dien dag het 50-jarig missionarisschap van den vroe geren apostolischen vicaris Mgr. Timmer ge vierd, een veteraan van de Chineesche missie, die ook na de beëindiging van zün langen werkdag China niet heeft willen verlaten, maar in de missie sterven wil. De tachtigjarige, die Chinees met de Chineezen geworden is, is een levend symbool van het Paulijnsche apostolaat. „Een van de mooiste dagen, die ik ooit be leefd heb", noemde pater Caminada dat pa troonsfeest. „Zelden heb ik zooveel waarach tige vroolükheid gezien en ben ik zoo gesticht door den moedigen en blijmoedigen arbeid van priesters. Het nut van mijn reis ligt overigens vooral daarin, dat ik de missiegebieden en den aard van het missiewerk op de verschillende posten, en daardoor de eischen, die aan de missionarissen gesteld worden, heb leeren ken nen, beter dan dat uit schriftelüke rapporten, hoe uitvoerig ook, ooit mogelijk is. En die kennis is van groot belang voor de keuze van de missionarissen, die naar de ver schillende missies worden uitgezonden. Van China ging het naar Java. Een sprong, meende pater Caminada, van minstens duizend jaar, wat de cultureele en technische ontwik keling van het land betreft. Langs het prachtige vvegennet kon hü in korten tijd heel Java doorreizen en de ver schillende missieposten op Java's westpunt, te Batavia en in het Bantamsche bezoeken. Het voornaamste doel was echter het groote retrai tehuis, dat de Franciscanen op ongeveer 30 K.M. van Buitenzorg in Tji Toeroeg, in een omgeving van verrukkelüke schoonheid hebben gebouwd. In de nabüheid van dit retraitehuis heeft de Nederlandsche provinciaal den eersten steen gelegd voor een klooster der Clarissen, die de eerste contemplatieve kloosterlingen zullen zün, welke zich in Indië vestigen. Reeds in den nazomer van dit jaar zullen de eerste Clarissen, een tiental zusters uit de kloosters van Megen en Ammerzoden, naar Tji Toeroeg vertrekken. Pater Caminada zag voor deze stichting een groote toekomst weg gelegd. De mystiek aangelegde Javaansche ziel moet büzonder ontvankelük zijn voor het ideaal van het contemplateve leven, zooals de Claris sen dat beoefenen". In Britsch-Indië weer een sprong ont moette pater Caminada allereerst in Bangalore den Nederlandschen Passion ist Mgr. Kierker, die sedert twee Jaren apostolisch delegaat van dat onmetelük gebied is. De missie van Karachi, die eerst onlangs door de Propaganda aan de Nederlandsche pro vincie der Franciscanen is overgedragen, ligt in de provincies Sind en Belouchistan. De hoofdstad Karachi telt onder haar 250.000 in woners tienduizend katholieken, die onder meer eenige prachtige scholen hebben, stichtingen der Jezuieten, welke ook door vele niet-katho- lieken worden bezocht. Over het wüde gebied verstrooid liggen tal rijke kleinere gemeenten, die ten deele reeds een oude traditie bezitten. Met büzondere sym pathie vertelde pater Caminada van een ouden Hindoe in de slechts honderd zielen groote ge meente van Haiderabad, een eerbiedwaardige wü'ze, die een „apologeet van den eersten rang" is en o.a. een prachtige vertaling van de Na volging van Christus in het Hindoestani heeft geschreven. De kloosterbei had intusschen reeds eenige malen waarschuwend geklonken en pater Olav Timmers, dien tallooze Nederlandsche pelgrims in de Eeuwige Stad zich als hun onvermoeiden gids herinneren, was al lang geleden komen zeggen, dat de avondmaaltüdverzuimd was. Bladerend in de dichtbeschreven bladzüden van zün reisnotities vertelde de missie-reiziger over de geweldige waterwerken van den Indus, die een vruchtbare provincie zullen scheppen, waar een zandwoestün was; over Quetta aan den pasweg van Belouchistan naar Afghanis tan, waar 20.000 man troepen liggen en ook 1500 katholieken wonen; over de oeroude stad van Mohen Jo Daro dicht bü Sukhur, die juist door de opgravingen aan het licht komt en van een hooge beschaving ten tüde van aarts vader Abraham getuigt. Toen werd het kostbare dagboek dichtgesla gen en de provinciaal hielp ons, met zün on feilbare deskundigheid, door den wirwar van duistere gangen den weg te vinden naar de poort, waar ik dankbaar afscheid nam. Was het nog de moeite waard zulk een reiziger „goede reis" te wenschen voor dit laatste kleine eindje? Maar in elk geval „behouden thuiskomst", Wanneer het bericht van „Het Volk" dat wü overnamen omtrent het achter stallige salaris, dat de Communistische „Tribune" aan haar werklieden schuldig is, slechts de halve waarheid zou bevatten, wat men toch wel recht heeft te mogen gelooven, dan bewüst „De Tribune" daarmede slechts de „generale linie der Communistische Moeder- partü in Rood-Rusland" blindelings te vol gen. Immers waren, volgens de „Prawda" van 20 December j.l. door „de nieuwe ziekte van het niet op tüd betalen der werklieden, steeds meer Sovjet-ondernemingen aangetast". Wü ontleenen aan het officieele orgaan der Russ. Commun. Partij verder nog, dat „in het Midder.-Wolgadistrict de achterstand in loon een zeer gewoon verschijnsel is. Op 1 October j.l. waren daar alleen 11 millioen roebel (1 Rbl f 1.30 a pari) nog niet uit betaald, op 1 December reeds meer dan 14 mil lioen Rbl. In vele gevallen weten de onder nemingen zelfs niet hoeveel zij eigenhjk schul dig zyn, omdat zij geen juiste boekhouding voeren. In vele sowchozen is het geld, dat spe ciaal tot het dekken der achterstallige arbeids- loonen werd aangewezen, zelfs voor andere doeleinden gebruikt. In Noord-Caucosië heerscht dezelfde ziekte. Alléén op de metallurgische fabriek in Ta- gansoq, is men reeds een half millioen roebel voor achterstallig arbeidsloon schuldig. Het Volkscommissariaat voor Landbouw heeft 3.315 duizend Roebel en het volkscommissariaat der sowchozen 5.944 Roebel loonschuld". Op de onderneming Lesobiet (houthandel) in Nisnji-Novgarod, waren op 21 Dec. j.l. nog niet de arbeidsloonen over September en Oc tober aan de werklieden betaald („Prawda" van 21 Dec. j.l.) en op de machinefabriek „Lenin" in Odessa, waren 70 duizend Roebel arbeidsloon ever November op einde December nog niet voldaan („Prawda" 21 Dec. j.l.). In de „Prawda" van 7 Februari j.l. wij houden ons slechts aan o fficieele commu nistische cüfers, de lezer kan zich dan gemak kelijk de waarachtige grootte der cijfers voorstellen lezen zij„De onderwüzers wachten op hun salarissen geregeld twee a drie maanden. Alleen in 56 rayons was op 1 Januari 1934 het cüfer van nog niet betaalde onderwijzerssalarissen tot 2 millioen 400.000 Roe bel gestegen. Met de verlate salarisbetaling der agronomen en medici is het eveneens zoo ge steld." Is het dan te verwonderen, dat de Mos- kousche correspondent der Engelsche „News Chronicle", 23 Dec. j.l. aan zijn blad seinde: Alleen van de nieuwe „reusachtige" Magnito- gorsk-fabrieken, deze geheel door de Sovjets opgebouwde „socialistische" industriestad, zün in twee jaren tüds twee honderd duizend werk lieden weggeloopen. De nieuwe „socialistische" stad telt thans 230 duizend inwoners met.... één enkele bioscoop en één circus, géén schouw burg en géén bibliotheek, terwül de 70 gramo- phonen, die de Sovjetregeering voor Magnito gorsk had besteld nog steeds niet zün aange komen. Waarom „De Tribune" dus zoo boos op !(Het Volk" is geworden, over de mededeeling, dat zü met hare betalingen aan hare werklieden voor eenige maanden achterstallig was, en zij thans „Het Volk" bij de „verrotte bourgeois-klassejustitie" aanklaagt, blijft ons een raadsel. Alles is immers volgens „de com munistische gedragslün" geheel in orde, alleen feliciteeren wü persoonhjk onze Nederlandsche arbeiders, dat zü voorshands nog onder „het kapitalistische uitzuigerssysteem" zuchten en b niet in „het arbeidersparadüs der bolsjewie ken" verzeild zün geraakt. v Naar aanleiding van de vragen, die het Eer ste Kamerlid, de heer Polak, aan den Minister van Justitie heeft gesteld inzake de weerbaar heid van de N. S. B., waarin hij spreekt van een particuliere militaire organisatie, hebben wü ons tot den leider der S. B., ir. A. A. Mussert o minlichtingen gewend. Met een verwü'zing naar Oostenrijk, waar de socialisten over wapenen bleken te beschikken, ontkende deze, dat de weerbaarheid van de N. S. B. een particuliere militaire organisatie zou zün. „Onze weerbaarheid," aldus ir. Mussert, „maakt jongelui recrutief en betrouwbaar, om behoorlijk ons land te dienen niet als militair, maar in tucht, ter handhaving van de maat- schappelüke orde. Ik weet wel, dat het in ons land zeer moeilijk is, om aan de jeugd tucht en discipline te leeren." De heer Mussert ontkende verder, dat de weerbaarheid der N. S. B. over wapenen zou beschikken. Zooals reeds i;i den loop der vorige week werd medegedeeld, waren de onderhandelingen over de vernieuwing van het landelük con tract voor het Stucadoorsbedrüf mislukt. Er waren drie verschilpunten overgebleven, waar over overeenstemming niet mogelük bleek. Door den R.K. Stucadoorspatroons was nu het initiatief voor een nieuwe bespreking met de besturen edr arbeidersorganisaties genomen, en in een op 20 Februari te Utrecht gehouden conferentie is volledige overeenstemming tus schen deze organisaties verkregen. Overeengekomen is, het compromis van 18 Januari 1934 te aanvaarden, met dien verstan de. dat in Haarlem terzake van artikel 20 over leg gepleegd wordt. Voor Rotterdam zal over de arbeidsvoorwaar den met de plaatselijke patroonsvereeniging „Rotterdam en Omstreken" overleg gepleegd worden. Wordt geen overeenstemming in deze plaats enverkregen, dan zullen de geschillen in deze plaatsen aan arbitrage worden onderwor pen De leden van St. Antonius zullen in Rot terdam tüdens dit overleg geen andere arbeids voorwaarden invoeren dan die, welke vóór het compromis van 18 Januari golden. Het overleg, in de beide eerste alinea's be doeld, zal vóór of op 15 Maart 1934 geëindigd moeten zün. De overeenkomt gaat in op 19 Februari 1934 en eindigt 1 April 1935. Opzegging kan geschie den voor 31 December 1934. Hieruit blükt derhalve, dat de Ned. Stuca doorspatroonsbond geen partü bü de overeen komst geworden is, terwül de arbeidersorga nisaties nu den plicht hebben, de overkomst bij de leden van den genoemden bond en andere stucadoorspatroons door te voeren, 7

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 5