Nakaarten
Een grootsche missiereis
Prikkeldraad
Bloedige handen
INTERVIEW MET PATER
CAMINADA
WOENSDAG 21 FEBRUARI 1934
99
99
De sociaal-democratie
Moord te Woensel
Duitscher schiet zijn vroegere
verloofde neer
WATERONTTREKKING AAN
DEN BODEM
Commissie moet de Regeering
adviseeren
NEDERLAND—BELGIË
De Belgische neutrcditeit
Rapport Senator Segers
J. TH. VERHEGGEN
Een naklank van zijn zilveren
jubileum
DE K.E.M.A.
BIJ DEN DOOD VAN KONING ALBERT
Opnieuw gearresteerd
Schipper en machinist van de
Spaarnestroom
Ook de reeder?
OPTREDEN VERBODEN
Belg mag hier niet spreken
ZIJ MOGEN BLIJVEN
AARTSBISSCHOPPELIJK
MUSEUM
Schilderij van Albert Verschuuren
DE NIEUWE VLOOT-
AALMOEZENIER
Pensioenfonds voor het
Boekbindersbedrijf
Besprekingen over nieuwe
arbeidsovereenkomst
PERSONEELRAAD BIJ DE
SPOORWEGEN
Van China naar Java, wat de
ontwikkeling betreft een
sprong van minstens
duizend jaar"
Het Franciscaansche
retraitehuis
Over arbeidsloon
N.S.B. en weerbaarheid
Van militaire organisatie is vol
gens ir. Mussert geen sprake
ACTIE STUCADOORSBEDRIJE
Overeenstemming met den R. K.
Stucadoorspatroonsbond
verkregen
Terwijl „Volk" en „Tribune" elkaar als
domooren uitschelden op de ruïnen
van den verloren opstand in Wee-
nen, publiceert het hoofdorgaan der
S.D.A.P. een manifest van de Socialistische
Arbeiders Internationale, wier geweten
niet tot rust kan komen onder haar
bloedschuld.
In het tooneelachtig manifest spelen de
gevluchte aanvoerders, die de arbeiders in
den strijd hadden gehitst, de tweede akte
van hun stuk. Nadat ze de democratie
lieten slachten houden ze thans een lijk
rede tot hun eigen verheerlijking. Ziehier
een passus uit het nieuwe volksbedrog van
deze rethorische effect-jagers:
„Wij groeten de helden van het roode
Weenen, wij groeten de onverschrokken
strijders in geheel Oostenrijk. Eerbiedig
buigen wij voor de mannen en vrouwen,
die hun leven voor de vrijheid offerden.
„De beulen van het Oostenrijksche pro
letariaat, Dollfuss en Fey, die in de ar
beiderswijken erger hebben huisgehouden
dan de vijand in den oorlog, die met
kanonnen op vrouwen en kinderen hebben
geschoten, wier van bloed druipende han
den getuigen van hun ontzettende mis
daad tegen het Oostenrijksche proleta
riaat, dat niet anders verlangde dan vrij
heid en vrede zij kunnen verzekerd zijn
van den haat en de verachting van alle
beschaafde menschen. De dooden van he
den zullen de wrekers van morgen zijn!"
De beulen van het Oostenrijksche prole
tariaat, die de verachting van alle be
schaafde menschen verdienen, hebben er
gens anders gezeten eer zij thans tusschen
de hecatomben, die zij hebben aangericht,
hun misdaad op Dollfuss afkloppen. In het
ochtendblad van „De Telegraaf" verhaalt
Zijn correspondent te Weenen:
„Men brengt ons in den Goethe-hof: een
mitrailleur-nest onder het dak, nuttelooze
vensters, maar machinegeweren spoten
van hieruit dood en verderf naar de troe
pen op de Kaiserbrücke. Men toont ons
kogels uit geschut, die bleven steken in
hechte betonnen muren. Men brengt ons
in den Karl Marx-hof. Ziet ge, zegt mijn
geleider, de sporen van den strijd, die hier
gewoed heeft. „Hier heeft een bouwplan
onze menschen als beesten geslacht. De
opstandelingen schoten met mitrailleurs
uit de vensters. Wij schoten terug. Een
kwartier later, vijftig meter verder weer
geweervuur uit een ander vensterpunt en
nog een ander vensterpunt. Wij stonden
voor een raadsel. Nu weten wij het: een
geheime gang, die rond gansch het gebouw
loopt en een verplaatsing der mitrailleurs
mogelijk maakte. In het eerste bouwplan
was de gang er niet, maar hij is toch aan
gebracht. Die onbekende gang heeft ons
offers gekost."
Men brengt ons naar den Reumann-hof,
in verborgen kelders, bij geheime wapen
bergplaatsen, bij fundamenten waar ge
weren en munitie rusten sedert den bouw
van deze fundamenten, in nuttelooze
ruimten naast danszalen. Uit het nutte
looze venster bestreek een mitrailleur het
gansche voorplein. „Wij zullen jaren noo-
dig hebben", zegt een politie-officier,
„voor wij alles gezuiverd hebben, alles ont
dekt. Wij vonden duizenden wapens, maar
er liggen er nog duizenden verborgen."
In deze jarenlang voorbereide loop
graven in woning-bouwcomplexen van de
heeren Seitz, Bauer en Deutsch dwongen
de leiders niet-socialistische vrouwen met
de revolver op de borst munitie aan te
dragen. Hier hielden ze kinderen voor de
vensters, om hun eigen lijf te beveiligen.
De redenaars, die thans declameeren voor
het volk, dat ze in het roode carnaval van
Weenen dreven, kunnen de geschiedenis
niet beliegen of het bloed afwasschen, dat
op hun „druipende handen" getuigt van
hun ontzettende misdaad tegen het
Oostenrijksche proletariaat."
Er wordt in ons land wel nergens zoo
veel aan kaarten gedaan zelfs niet aan de
bridge-tafel als in de politiek.
Speciaal over kabinets-formaties raakt men
niet gemakkelijk uitgepraat.
Daar zijn soms jaren mee gemoeid!
Dat bü het begrootings-debat in de Eerste
Kamer het optreden en de samenstelling van
het tegenwoordig ministerie nog eens te berde
werden gebracht, zal dan ook niemand hebben
Verwonderd.
Het sprak eigenlijk vanzelf.
Maar de leider onzer sociaal-democraten in
de Tweede Kamer achtte zulks nog niet vol
doende en meende aan dit Eerste Kamer-debat
nog het een en ander te moeten toevoegen.
Hij deed dit in „Het Volk", daarbij den minis
ter-president verwijtende, dat deze de plank
had misgeslagen en de S. D. A. P. onrecht had
aangedaan.
Indien hierop kwam in hoofdzaak 's heeren
Albarda's napleiten neer de sociaal-democra
ten in ons land geen regeerings-verantwoorde-
lijkheid te dragen hebben gekregen, dan was dit
voornamelijk te wijten aan den onwil van de
andere partijen.
Zoo tracht men het eigen stoepje schoon te
Vegen.
Heeft de SD.A.P. echter wel reden tot be
klag?
Bij het debat in de Eerste Kamer diende haar
woordvoerder, mr. Mendels, aan de: Vrijzinnig
Democratische Partij een aantal speldeprikken
toe, omdat zij bereid was gevonden in het ten
Vorigen jare gevormde Kabinet zitting te nemen.
De houding zijner eigen partij teekende hij
daarna o.m. als volgt:
„Wij willen het „nationaal", dat wij uiteraard
als eigen aard van ons volk niet kunnen en wil
len ontkennen, vullen met ons socialistisch
ideaal en met den inhoud van onze socialisti
sche maatregelen Daarom hebben wij aller
minst noodig, allerlei strijkages te maken uit
vrees van antinationaal of anationaal genoemd
te worden.''
Voor de tweede maal het woord voerende
zeide deze spreker nog:
„De Minister-President heeft in zijn bekenden
suggestieven trant betoogd, dat de sociaal
democratie door niet mee te werken, althans
zich niet bereid te verklaren aan het bewind
deel te nemen, een groote verantwoordelijkheid
op zich heeft geladen. Ik ontken dat niet. De
S.D.A.P. zou, wanneer zij wel aan het bewind
zou hebben deelgenomen, evenzeer een groote
verantwoordelijkheid op zich hebben geladen en
beide verantwoordelijkheden tegenover elkaar
afwegend, hebben de leidende personen, als ern
stige mannen, gemeend, de eene verantwoorde
lijkheid veel zwaarder te moeten laten wegen
dan de andere."
En ten slotte:
„Zou het politieke leven trouwens niet wat
heel monotoon geworden zijn, als het ondenk
bare ware geschied en wij daar ook zaten ach
ter de groene tafel? Dan zou er in ons land
in het geheel geen parlementaire oppositie zijn
van eenige beteekenis. Het zou zijn: le combat
fini, faute de combattants. Dat is op politiek ge
bied nu niet de meest opwekkende situatie."
Dit alles is typeerend voor de gezindheid en
de houding der S.D.A.P. vóór en tijdens de ka-
binets-formatie.
Het is ook te duidelijk, dan dat men er lang
over behoeft na te kaarten.
Men kan volstaan met er, zoo noodig, aan te
herinneren.
P. S.
Dinsdagavond is te Woensel (N.B.) te onge
veer 10 uur in de Keldermanstraat 104 <fe 23-
jarige mejuffrouw Trachten, die voor eenige
jaren omgang had met den Duitscher T. H. P.,
woonachtig te Eindhoven, doch deze kennis
making had verbroken, in haar woning door
haar vroegeren minnaar met een revolverschot
gedood. Zij kreeg een kogel in het hoofd en een
in den voet.
Het lijk is naar het politiebureau overge
bracht. De dader is voortvluchtig.
Nader wordt gemeld:
Dr. van Alphen heeft de eerste hulp verleend.
Hij achtte onmiddellijke overbrenging naar
het ziekenhuis noodzakelijk. Bij aankomst
aldaar bleek het slachtoffer reeds te zijn
overleden.
De dader, die uit Kevelaer afkomstig is en
timmerman van beroep, heeft na zijn laffe daad
de vlucht genomen en niettegenstaande de
uitgebreide maatregelen, die aanstonds wer
den genomen, is het de politie niet mogen ge
lukken hem te arresteeren.
Het signalement van den dader luidt:
Lengte 1.70 M., vol aangezicht, gezet postuur,
donker uiterlijk, grijze gabardine regenjas,
grijze hoed en lichte handschoenen.
Bij Koninklijk besluit is ingesteld een „Com
missie inzake wateronttrekking aan den bo
dem", welke de regeering zal hebben te advi
seeren omtrent aangelegenheden, dit onderwerp
betreffende.
In die commissie zijn benoemd: tot lid en
voorzitter de heer E. D. van Dissel, directeur
van het Staatsboschbeheer te Utrecht; tot leden
de heeren: ir. W. F. J. M. Krull, directeur van
het Rijksbureau voor drinkwatervoorziening te
Den Haag; jhr. ir. C. E. W. van Panhuys, di
recteur van het Rijksbureau voor ontwatering
te Den Haag en dr. D. J. Hissink, directeur van
het Bodemkundig Instituut te Groningen.
In verband met de instelling dezer Commissie
heeft de Minister van Economische Zaken, on
der dankbetuiging voor de door haar bewezen
diensten, ontbonden en bij beschikking van den
Minister van Binnenlandsche Zaken en Land
bouw ingestelde Commissie inzake wateront
trekking aan de Veluwe ten behoeve van de
drinkwatervoorziening der gemeente Amster
dam.
Het ministerie van Buitenlandsche Zaken
maakt thans officieel bekend dat op 17 Fe
bruari jj. te 's-Gravenhage een overeenkomst
tusschen Nederland en de Belgisch-Luxemburg-
sche Economische Unie inzake regeling van den
wederzij dschen invoer is onderteekend.
De katholieke senator Segers schrijft in zijn
rapport dat de Belgische neutraliteit, zooals ze
in de Nederlandsch-Belgische verdragen van
1839 werd vastgesteld, definitief een einde heeft
genomen. Hij dringt aan op herziening van
deze verdragen en verwijt het departement van
Buitenlandsche Zaken zijn passiviteit ten aan
zien van het Nederlandsch-Belgische probleem.
Segers herinnert er aan, dat de onderhande
lingen met Nederland omstreeks Pasphen 1932
werden stopgezet en sedert dien niet hervat. Hij
spreekt den wensch uit, dat zij spoedig zullen
worden hervat in een geest van verzoening en
goede verstandhouding. Het Nederlandsch-Bel
gische probleem, schrijft hij, omvat het statuut
van de Schelde, de kwestie van de wateren der
Maas, den waterweg tusschen Antwerpen en
den Rijn en de verbetering van de sluis te Ter-
neuzen.
Toen eenige weken geleden de voorzitter van
den Limb. Land- en Tuinbouwbond, de heer
J. Th. Verheggen, zijn zilveren feest als voor
zitter van dezen Bond vierde, is deze viering
vrijwel tot Limburg beperkt gebleven. Waar
echter de heer Verheggen ook voorzitter is van
den Katholieken Nederlandschen Boeren- en
Tuindersbond, daar spreekt het vanzelf, dat het
hoofdbestuur van dezen laatsten Bond de eerste
de beste gelegenheid, om ook zijnerzijds den
heer Verheggen te huldigen, heeft aangegrepen.
De dezer dagen te Utrecht gehouden verga
dering bood hiertoe de gelegenheid. Zoowel de
geestelijk adviseur, Rector J. P. J. Kok; als de
onder-vcorzitter L. Baron van Voorst tot Voorst,
hebben woorden van hooge waardeering en war
me hulde tot den jubileerenden voorzitter ge
sproken. In het bijzonder werd gememoreerd,
dat H. M. de Koningin en met Haar de Regee
ring de buitengewone verdiensten van den heer
Verheggen op ongewone wijze hebben willen er
kennen door hem te begiftigen met het Com
mandeurskruis van de Orde van Oranje-Nassau.
Deze onderscheiding was naar de Secre
taris-Generaal van het Departement van Eco
nomische Zaken, Mr. Dr. A. A. van Rhijn, on
langs op de vergadering van het Hoofdbestuur
van den L. L. T. B. mededeelde verleend om
den geweldigen door den heer Verheggen gepres-
teerden arbeid ten behoeve zoowel van de Lim-
burgsche boeren en tuinders als van den ge-
heelen boeren- en tuindersstand in Nederland
en vooral wegens den Christelijken geest, die
de heer Verheggen steeds had bevorderd en be
vestigd in het organisatieleven.
In de Dinsdag gehouden aandeelhoudersver
gadering der K. E. M. A. te Arnhem zijn de
eischen door de Regeering gesteld voor verlee
ning van Rijkssubsidie aan de N. V. en het toe
treden der Regeering als aandeelhoudster be
sproken.
Tot een definitieve beslissing inzake het al of
niet voortzetten der werken op de Brink te Arn
hem is het niet gekomen. Er zal getracht wor
den een commissie te formeeren die over een en
ander zal adresseeren.
Aan verschillende Commissarissen der Konin
gin zal verzocht worden deel van deze commis
sie uit te maken.
De Brusselsche bevolking teekent algemeen in het rouwboek, dat in het
Koninklijk Paleis ter teekening is neder gelegd
De schipper H. D. en de machinist K., ver
dachten in de Spaamestroom-zaak, die door
de Haarlemsche rechtbank op vrije voete waren
gesteld, zijn opnieuw gearresteerd en naar Am
sterdam gebracht, beschuldigd van meineed. Zij
worden verdacht een valsche schippersverkla
ring voor den raad van scheepvaart te hebben
afgelegd.
Naar wij nog vernemen, zou ook de reeder
van de „Spaarnestroom", de heer P., die Dins
dag in vrijheid werd gesteld, weer gearresteerd
zijn. Bevestiging van dit bericht konden wij in-
tusschen nog niet verkrijgen.
De redacteur van „De Belg. Vakbeweging"
Jef Rens, die hedenavond in den Dierentuin te
Den Haag zou spreken, zal daar het woord niet
voeren daar de regeering het optreden van
Rens verboden heeft. Zijn rede mag ook niet
door een ander worden voorgelezen, bericht het
Volk.
De afdeeling der S. D. A. P. heeft, naar het
Volk meldt met zeer groote meerderheid van
stemmen besloten tot handhaving van de soci
aal-democratische wethouders te Zaandam.
Albert Verschuuren te Oosterhout heeft voor
de afdeeling hedendaagsche kunst van het
Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht, die
binnenkort wordt geopend, een schilderij ten
geschenke gegeven, dat we hierbij afbeelden.
Het doek stelt voor: Job met Eliphar, Baldad
en Sophar. Job heeft zijn kleederen gescheurd
en het hoofd geschoren; hij zit klagend en bid
dend tusschen zijn vrienden.
Hoofdstuk VI 4 is hier vooral toepasselijk:
„Want de pijlen des Heeren steken in mij, en
hunne bitterheid zingt mijnen geest uit, en de
verschrikkingen des Heeren vallen mij vijandig
aan". Op 'n andere plaats zegt Job (VII - 5)
„mijn lichaam is bekleed met etter en slordig
stof, mijn huid is opgedroogd en ingekrom
pen", enz.
Bü Koninklü'k besluit is thans en wel met
ingang van 1 Maart 1934, benoemd tot vloot-
aalmoezenier in vasten dienst de weleerw. heer
H. J. Bangert, kapelaan te Amsterdam.
De Nederlandsche Bond van Boekbinders-
Patroons kwam Dinsdag in buitengewone alge-
meene vergadering bijeen, ter bespreking van
voorstelling tot wijziging der C. A. O., die op
31 Maart a.s. afloopt.
Besloten werd bespreking te voeren, om op
nieuw tot een nieuwe arbeids-overeenkomst te
komen en voorstellen tot wijziging werden ge
formuleerd.
Na een inleiding van den voorzitter, den heer
F. L. van der Bom, besloot de vergadering tot
oprichting van een pensioenfonds voor het
Boekbindearsbedrijf, ten doel hebbende de ar
beiders in het georlganiseerde boekbindersbe
drijf, en hunne gezinnen, alsmede, bü wijze
van vrijwillige verzekering, de werkgevers in
dat bedrijf en hunne gezinnen, te beschermen
tegen financieele gevolgen van ouderdom en
overhjden.
Voorloopige Statuten werden behandeld en
goedgekeurd. Het bestuur werd gewachtigd ver
dere stappen, in samenwerking met de vier
werknemersorganisaties, betrokken bü de C. A.
O., te doen.
De Personeelraad bü de Nederlandsche Spoor
wegen heeft op 27 Februari een büeenkomst met
de Directie, waarbü o.m. aan de orde zal ko
men de voorbereiding van de algemeene her
ziening op 1 Januari 1935 van de loonregeling
en zoo noodig van het R. D. V. zelf.
(Van onzen Romeinschen correspondent)
In een kille cel van het Franciscaansche
college aan de Via Merulana, zonder een
tintje van de huiselükheid, die de Hol-
landsche aard zelfs aan esn cel meedeelt, maar
waar de zonnige zuidelüke landen blikbaar
niets voor voelen, zit de provinciaal der Ne
derlandsche Franciscanen, tzooeven van zün
reis terug, aan prof. van der Velden van zün
reis te vertellen. Hoog tegen den grüsgekalkten
muur gestapeld stonden de koffers, beplakt met
verlangenwekkende tickets: Colombo, Shanghai.
Batavia, Singapore, Karachi.
De secretaris ruimde ons zün plaats in
deze cel is drie stoelen rijk en pater Ca
minada gaf ons te kiezen uit een handvol
sigaren, die op het tafeltje verspreid lagen en
een snel vervliegende reisherinnering vormden,
een kleine staalkaart van wat er op het zul-
delük halfrond gerookt wordt. Een indrukwek
kende sgaar uit Birma trekt mü aan; maar
daar ik minstens één hand noodig heb om
notities te maken, kies ik toch maar een si
garet uit Haiderabad.
In zeven maanden heeft pater Caminada een
inspectie-, of zooals de juiste term luidt een
visitatiereis gemaakt langs de missieposten der
Nederlandsche Franciscanen in China. Ne-
derlandsch en Britsch-Indië. Op 12 Juli van
Venetië vertrokken met een boot van den Lloyd
Triestino de sneltreinen van den Oceaan,
noemt hü ze bezocht hü via Shanghai eerst
de missies van het vicariaat Shan-si, daarna
die op Java en tenslotte de nieuwe, eerst sinds
kort van de Spaansche Jezuieten overgenomen
missie in Britsch-Indië.
Pater Caminada begon met zich büna te
verontschuldigen over de snelheid en het ge
mak van zoo'n moderne missiereis. Hü verge
leek zün reis met die van de groote missiona
rissen onder Franciscus' eerste volgelingen, en
vooral van Johannes van Montecorvino, die al
zes honderd jaar geleden in Peking een aarts
bisdom met zes suffragaan-bisdommen had
gesticht. De broeders van den onstuimigen Po-
verello, die in het toen werkelük vérre China
gingen prediken, trokken te paard door Tar-
tarüe heen naar hun onbekende bestemming.
En als er van twintig, die vertrokken, zes aan
kwamen, was dat geen slecht percentage.
Uit die vergelijking springt een gedachte op:
als het vuur hetzelfde is, wat moet dan de
missie, die over moderne hulpmiddelen (be
schikt, kunnen bereiken?
Maar overigens geldt het verschil vooral voor
de reizen langs de groote routes. Het eigenhjke
missiewerk in het binnenland staat vaak nog
voor dezelfde primitieve moeihjkheden als altijd.
De sneltrein van den Oceaan bracht den pro
vinciaal tot Shanghai en de spoorweg nog wat
verder. Maar van Taien-Foe naar Loena-Foe,
dat de hoofdstad van het vicariaat is, was er
nog slechts een autobus, waar zes dagen op
gewacht moest worden en die twee dagen over
de reis deed. En daarna was het eenige ver
keersmiddel voor de twee maanden lange toch
ten door het bergland het gebied Zuid
Shansi is ongeveer zoo groot als Nederland
de muilezel. De kennismaking met dit voortref
felijk rijdier is minder aangenaam, als men er
mee gewacht heeft tot men over de vüftig is.
En pater Caminada vertelde van het stuk
China, dat hü op den rug van zijn muildier
had bezocht. Het is een hoog bergland; de stad
Loean-Foe, die een van de laagst gelegen pun
ten is, ligt nog een duizend meter boven de zee.
Een arm land. De kleine rijst, mi-tang, die wü
als vogelzaad kennen, is vrijwel de voornaamste
teelt en het voornaamste voedsel.
Een werkman verdient hoogstens drie mao,
dat is 15 cent per dag. Het klimaat is erg heet
in den zomer en erg koud in den winter, met
sterke verschillen tusschen dag- en.nachttem-
peratuur. Armoede en watergebrek werken te
zamen tot een sterke vervuiling. Ook de mis
sionarissen, die tusschen de bevolking moeten
leven, ontkomen niet lang aan de plaag van
het ongedierte, die voor een aan zindelijkheid
gewende Europeaan, en meer nog voor een
Europeesche missiezuster, een ware kwelling
beteekent. Er zün veel ziekten, vooral typhus;
hun voortdurende bedreiging maakt, dat men
ook in den heeten zomer nooit anders dan
warm water te drinken krijgt.
Erger is de moreele ellende van het heiden
dom. De Chineezen hebben sommige natuurlijke
deugden, die hen van vele andere heidensche
volken gunstig onderscheiden, met name het
sterke familieleven en de gezinstrouw, die de
zedelükheid op een zeker peil houden.
Maar de wreedheid van het heidendom toont
zich hier op verschrikkelüke wüze. Men ver
geet niet gemakkelük de schildering yan die
zonderlinge doodenhuizen, die de reiziger langs
den weg of dichtbü de steden en dorpen zag
liggen: een soort van lage koepels, grof ge
vormd en met één enkele opening ter halver
hoogte van den grond. Zü dienen voor het weg
ruimen van ongewenschte nakomelingen. Pas
geborenen van het vrouwelijk geslacht, wan
neer het gezin al meerdere dochters telt, wor
den vaak naar dien sterfkuil gebracht. Ook groo-
tere kinderen, die misvormd of verongelukt zün,
deelen dat lot. De opening is zoo hoog boven
den grond, dat er geen kans tot ontkomen is,
maar laag genoeg, om voor de zwervende hon
den den toegang mogelük te maken. Min of
meer heimelük en in den nacht, uit een rest
van natuurlijke schaamte, brengen de ouders
hun ongewenschte kroost daarheen; maar
iedereen weet, waarvoor deze grijze bouwsels
dienen. Een bergplaats voor levend afval.
Er werken in het vicariaat van Zuid Shansi,
waar Mgr. Spruyt vicaris is, 43 Nederlandsche
en 7 Chineesche paters. De zusters van Heerlen
hebben er op vier of vyf plaatsen een neder
zetting met een klein ziekenhuis. Onder den
Bokseropstand heeft de missie sterk geleden;
duizenden geloovigen vonden toen den dood.
Sedertdien groeit zij weer regelmatig aan en
tegenwoordig mag men op een jaarlijkschen
groei van ongeveer duizend zielen rekenen.
De missionarissen wonen meestal elk voor
zich op een post. Gedurende vier of vüf maan
den van het jaar, als de oogst van het land
is, trekken zü rond door hun gebied en bezoe
ken de geloovigen, die verspreid op hun kleine
landerijen wonen.
Op het feest van Sint Franciscus zag de
provinciaal in het klooster van Kao Kia Tsjoan
zeven en dertig van de missionarissen büeen.
Zü houden daar n.l. elk jaar in den herfst
een retraite, en wel in twee groepen, die elkan
der zóó opvolgen, dat beide op het feest van
den stichter vereenigd zijn. Tegelük werd dien
dag het 50-jarig missionarisschap van den vroe
geren apostolischen vicaris Mgr. Timmer ge
vierd, een veteraan van de Chineesche missie,
die ook na de beëindiging van zün langen
werkdag China niet heeft willen verlaten, maar
in de missie sterven wil. De tachtigjarige, die
Chinees met de Chineezen geworden is, is een
levend symbool van het Paulijnsche apostolaat.
„Een van de mooiste dagen, die ik ooit be
leefd heb", noemde pater Caminada dat pa
troonsfeest. „Zelden heb ik zooveel waarach
tige vroolükheid gezien en ben ik zoo gesticht
door den moedigen en blijmoedigen arbeid van
priesters. Het nut van mijn reis ligt overigens
vooral daarin, dat ik de missiegebieden en den
aard van het missiewerk op de verschillende
posten, en daardoor de eischen, die aan de
missionarissen gesteld worden, heb leeren ken
nen, beter dan dat uit schriftelüke rapporten,
hoe uitvoerig ook, ooit mogelijk is.
En die kennis is van groot belang voor de
keuze van de missionarissen, die naar de ver
schillende missies worden uitgezonden.
Van China ging het naar Java. Een sprong,
meende pater Caminada, van minstens duizend
jaar, wat de cultureele en technische ontwik
keling van het land betreft.
Langs het prachtige vvegennet kon hü in
korten tijd heel Java doorreizen en de ver
schillende missieposten op Java's westpunt, te
Batavia en in het Bantamsche bezoeken. Het
voornaamste doel was echter het groote retrai
tehuis, dat de Franciscanen op ongeveer
30 K.M. van Buitenzorg in Tji Toeroeg, in een
omgeving van verrukkelüke schoonheid hebben
gebouwd. In de nabüheid van dit retraitehuis
heeft de Nederlandsche provinciaal den eersten
steen gelegd voor een klooster der Clarissen,
die de eerste contemplatieve kloosterlingen
zullen zün, welke zich in Indië vestigen.
Reeds in den nazomer van dit jaar zullen
de eerste Clarissen, een tiental zusters uit de
kloosters van Megen en Ammerzoden, naar Tji
Toeroeg vertrekken. Pater Caminada zag
voor deze stichting een groote toekomst weg
gelegd. De mystiek aangelegde Javaansche ziel
moet büzonder ontvankelük zijn voor het ideaal
van het contemplateve leven, zooals de Claris
sen dat beoefenen".
In Britsch-Indië weer een sprong ont
moette pater Caminada allereerst in Bangalore
den Nederlandschen Passion ist Mgr. Kierker,
die sedert twee Jaren apostolisch delegaat van
dat onmetelük gebied is.
De missie van Karachi, die eerst onlangs
door de Propaganda aan de Nederlandsche pro
vincie der Franciscanen is overgedragen, ligt
in de provincies Sind en Belouchistan. De
hoofdstad Karachi telt onder haar 250.000 in
woners tienduizend katholieken, die onder meer
eenige prachtige scholen hebben, stichtingen
der Jezuieten, welke ook door vele niet-katho-
lieken worden bezocht.
Over het wüde gebied verstrooid liggen tal
rijke kleinere gemeenten, die ten deele reeds
een oude traditie bezitten. Met büzondere sym
pathie vertelde pater Caminada van een ouden
Hindoe in de slechts honderd zielen groote ge
meente van Haiderabad, een eerbiedwaardige
wü'ze, die een „apologeet van den eersten rang"
is en o.a. een prachtige vertaling van de Na
volging van Christus in het Hindoestani heeft
geschreven.
De kloosterbei had intusschen reeds eenige
malen waarschuwend geklonken en pater Olav
Timmers, dien tallooze Nederlandsche pelgrims
in de Eeuwige Stad zich als hun onvermoeiden
gids herinneren, was al lang geleden komen
zeggen, dat de avondmaaltüdverzuimd was.
Bladerend in de dichtbeschreven bladzüden
van zün reisnotities vertelde de missie-reiziger
over de geweldige waterwerken van den Indus,
die een vruchtbare provincie zullen scheppen,
waar een zandwoestün was; over Quetta aan
den pasweg van Belouchistan naar Afghanis
tan, waar 20.000 man troepen liggen en ook 1500
katholieken wonen; over de oeroude stad van
Mohen Jo Daro dicht bü Sukhur, die juist
door de opgravingen aan het licht komt en
van een hooge beschaving ten tüde van aarts
vader Abraham getuigt.
Toen werd het kostbare dagboek dichtgesla
gen en de provinciaal hielp ons, met zün on
feilbare deskundigheid, door den wirwar van
duistere gangen den weg te vinden naar de
poort, waar ik dankbaar afscheid nam. Was het
nog de moeite waard zulk een reiziger „goede
reis" te wenschen voor dit laatste kleine eindje?
Maar in elk geval „behouden thuiskomst",
Wanneer het bericht van „Het Volk" dat
wü overnamen omtrent het achter
stallige salaris, dat de Communistische
„Tribune" aan haar werklieden schuldig is,
slechts de halve waarheid zou bevatten, wat
men toch wel recht heeft te mogen gelooven,
dan bewüst „De Tribune" daarmede slechts de
„generale linie der Communistische Moeder-
partü in Rood-Rusland" blindelings te vol
gen. Immers waren, volgens de „Prawda" van
20 December j.l. door „de nieuwe ziekte van
het niet op tüd betalen der werklieden, steeds
meer Sovjet-ondernemingen aangetast".
Wü ontleenen aan het officieele orgaan
der Russ. Commun. Partij verder nog, dat
„in het Midder.-Wolgadistrict de achterstand
in loon een zeer gewoon verschijnsel is. Op
1 October j.l. waren daar alleen 11 millioen
roebel (1 Rbl f 1.30 a pari) nog niet uit
betaald, op 1 December reeds meer dan 14 mil
lioen Rbl. In vele gevallen weten de onder
nemingen zelfs niet hoeveel zij eigenhjk schul
dig zyn, omdat zij geen juiste boekhouding
voeren. In vele sowchozen is het geld, dat spe
ciaal tot het dekken der achterstallige arbeids-
loonen werd aangewezen, zelfs voor andere
doeleinden gebruikt.
In Noord-Caucosië heerscht dezelfde ziekte.
Alléén op de metallurgische fabriek in Ta-
gansoq, is men reeds een half millioen roebel
voor achterstallig arbeidsloon schuldig. Het
Volkscommissariaat voor Landbouw heeft 3.315
duizend Roebel en het volkscommissariaat der
sowchozen 5.944 Roebel loonschuld".
Op de onderneming Lesobiet (houthandel)
in Nisnji-Novgarod, waren op 21 Dec. j.l. nog
niet de arbeidsloonen over September en Oc
tober aan de werklieden betaald („Prawda"
van 21 Dec. j.l.) en op de machinefabriek
„Lenin" in Odessa, waren 70 duizend Roebel
arbeidsloon ever November op einde December
nog niet voldaan („Prawda" 21 Dec. j.l.).
In de „Prawda" van 7 Februari j.l. wij
houden ons slechts aan o fficieele commu
nistische cüfers, de lezer kan zich dan gemak
kelijk de waarachtige grootte der cijfers
voorstellen lezen zij„De onderwüzers
wachten op hun salarissen geregeld twee a
drie maanden. Alleen in 56 rayons was op
1 Januari 1934 het cüfer van nog niet betaalde
onderwijzerssalarissen tot 2 millioen 400.000 Roe
bel gestegen. Met de verlate salarisbetaling der
agronomen en medici is het eveneens zoo ge
steld." Is het dan te verwonderen, dat de Mos-
kousche correspondent der Engelsche „News
Chronicle", 23 Dec. j.l. aan zijn blad seinde:
Alleen van de nieuwe „reusachtige" Magnito-
gorsk-fabrieken, deze geheel door de Sovjets
opgebouwde „socialistische" industriestad, zün
in twee jaren tüds twee honderd duizend werk
lieden weggeloopen. De nieuwe „socialistische"
stad telt thans 230 duizend inwoners met....
één enkele bioscoop en één circus, géén schouw
burg en géén bibliotheek, terwül de 70 gramo-
phonen, die de Sovjetregeering voor Magnito
gorsk had besteld nog steeds niet zün aange
komen.
Waarom „De Tribune" dus zoo boos op !(Het
Volk" is geworden, over de mededeeling, dat
zü met hare betalingen aan hare werklieden
voor eenige maanden achterstallig was,
en zij thans „Het Volk" bij de „verrotte
bourgeois-klassejustitie" aanklaagt, blijft ons
een raadsel. Alles is immers volgens „de com
munistische gedragslün" geheel in orde, alleen
feliciteeren wü persoonhjk onze Nederlandsche
arbeiders, dat zü voorshands nog onder „het
kapitalistische uitzuigerssysteem" zuchten en b
niet in „het arbeidersparadüs der bolsjewie
ken" verzeild zün geraakt. v
Naar aanleiding van de vragen, die het Eer
ste Kamerlid, de heer Polak, aan den Minister
van Justitie heeft gesteld inzake de weerbaar
heid van de N. S. B., waarin hij spreekt van
een particuliere militaire organisatie, hebben
wü ons tot den leider der S. B., ir. A. A.
Mussert o minlichtingen gewend.
Met een verwü'zing naar Oostenrijk, waar de
socialisten over wapenen bleken te beschikken,
ontkende deze, dat de weerbaarheid van de N.
S. B. een particuliere militaire organisatie zou
zün.
„Onze weerbaarheid," aldus ir. Mussert,
„maakt jongelui recrutief en betrouwbaar, om
behoorlijk ons land te dienen niet als militair,
maar in tucht, ter handhaving van de maat-
schappelüke orde. Ik weet wel, dat het in ons
land zeer moeilijk is, om aan de jeugd tucht
en discipline te leeren."
De heer Mussert ontkende verder, dat de
weerbaarheid der N. S. B. over wapenen zou
beschikken.
Zooals reeds i;i den loop der vorige week
werd medegedeeld, waren de onderhandelingen
over de vernieuwing van het landelük con
tract voor het Stucadoorsbedrüf mislukt. Er
waren drie verschilpunten overgebleven, waar
over overeenstemming niet mogelük bleek.
Door den R.K. Stucadoorspatroons was nu
het initiatief voor een nieuwe bespreking met
de besturen edr arbeidersorganisaties genomen,
en in een op 20 Februari te Utrecht gehouden
conferentie is volledige overeenstemming tus
schen deze organisaties verkregen.
Overeengekomen is, het compromis van 18
Januari 1934 te aanvaarden, met dien verstan
de. dat in Haarlem terzake van artikel 20 over
leg gepleegd wordt.
Voor Rotterdam zal over de arbeidsvoorwaar
den met de plaatselijke patroonsvereeniging
„Rotterdam en Omstreken" overleg gepleegd
worden. Wordt geen overeenstemming in deze
plaats enverkregen, dan zullen de geschillen in
deze plaatsen aan arbitrage worden onderwor
pen De leden van St. Antonius zullen in Rot
terdam tüdens dit overleg geen andere arbeids
voorwaarden invoeren dan die, welke vóór het
compromis van 18 Januari golden.
Het overleg, in de beide eerste alinea's be
doeld, zal vóór of op 15 Maart 1934 geëindigd
moeten zün.
De overeenkomt gaat in op 19 Februari 1934
en eindigt 1 April 1935. Opzegging kan geschie
den voor 31 December 1934.
Hieruit blükt derhalve, dat de Ned. Stuca
doorspatroonsbond geen partü bü de overeen
komst geworden is, terwül de arbeidersorga
nisaties nu den plicht hebben, de overkomst bij
de leden van den genoemden bond en andere
stucadoorspatroons door te voeren, 7