HET DROOGREK
K'
DE SCHOOL VAN
JUFFROUW BRIL
TA
f
jL
Een W aschcommode
Over knoppen en
boomen
Een lijsterpraatje
VAN ALLES WAT
Meisjes1
rrm
DOOR G. MOERDIJK
Op de kleine bleek achter haar arm
tierige woning hing juffrouw Pe
ters, de moeder van Theo en An
neke en Piet en Liesbetje, iederen mor
gen als de zon zich maar even vertoonde,
de wasch uit van haar jongste kindje. Kn
iederen keer keek ze dan naar het mooie,
groote droogrek in den tuin van buur
vrouw en zei: „Hè, zoo'n droogrek is toch
maar gemakkelijk. Daar kom je tenminste
nooit ruimte op tekort en het hangt ook
nooit slap zooals die lijn van mij. Ik
wenschte dat ik er ook zoo een had."
Op een goeden dag zei de negenjarige
Theo, een flinke, heldere knaap: „Maar
moeder, waarom koopt U er dan geen?"
„Waarom ik er geen koop?" antwoordde
moeder, terwijl ze een peuterig klein hemd
je uit de waschmand haalde en uitsloeg,
„och jongen, omdat het alweer geld kost
en er nog zooveel dingen zijn die 'k har
der noodig heb. Drie kwartjes maken in
dezen slechten tijd een uitgave die telt.
Maar daar kom ik er nog niet eens
mee. Zoo'n rek als dat van buurvrouw kost
minstens tweemaal drie kwartjes en mis
schien zelfs nog duurder."
Nadenkend stapte Theo met de handen
in zijn broekzakken tot tegen de heg, van
waar hij het rek goed kon zien. Ja, 't was
inderdaad een prachtig ding, stevig, hoog,
breed en met aan iederen kant vijf droog-
latten. Echt een rek voor een moeder om
veel zin in te hebben.
Hij zuchtte. Zat er nu maar genoeg in
z'n spaarpot, dan kreeg het die lieve Moes
van hem. Maar, dat was nu juist zoo erg:
z'n spaarpot was op het oogenblik leeg. De
vijf gulden die er al eens ingezeten had
den, waren er stilletjes aan een voor een
uitgenomen sinds Vader werkloos werd en
ze met zessen enkel van den steun moes
ten leven. Nu eens voor een paar schoenen,
dan weer voor 'n jas of 'n broek, maar ook
soms voor den apotheker.
Maar zou hij niets anders kunnen verzin
nen? Bijvoorbeeld er een timmeren. Doch
daar had je weer hout voor noodig en va
der had tot den laatsten splinter alles op-
gerepareerd. Hij fronste de wenkbrauwen
Neen, 't was zoo gemakkelijk nog niet voor
een kleinen jongen zonder geld of goed om
een moeder aan een mooi droogrek te hel
pen.
In het geitenhok, waar hij zijn moest om
de geit te voeren, keek Theo het ongedul
dig blerende dier een oogenblik strak aan,
.alsof het hem raad geven kon.
Op school was hij dien morgen zóó ver
strooid, dat de onderwijzer, die niet wist
welke zorgen zijn leerling door het hoofd
speelden, genoodzaakt was hem voor het
bord te laten komen. „Jij zit ongetwijfeld
over dat circus te prakkezeeren dat vol
gende week naar het dorp komt, hè jon
gen," zei hij boos. „Probeer het dan maar
eens met opgestoken armen. Allicht dat
het je helpt."
Natuurlijk hielp het niet. Theo was te
Vol van het droogrek. Maar toen meester
wist waarover het ging, want Theo zei t
hem, werd hij heel anders en liet hij den
jongen naar zijn plaats teruggaan. Wel
met 'n kleine vermaning dat hij in ae
klas met zijn gedachten bij de lessen
moest blijven, maar toch ver van boos
meer.
Intusschen was het gemakkelijker gezegd
dan gedaan, met je gedachten bij de ies
blijven. Theo tenminste dwaalde telkens
weer af naar droogrekken.
Na school, toen hij vrij was, werd dat
nog erger. Ja kijk eens, hij hield zooveel
van z'n moeder en hij had gezien hoe
graag zij zoo'n droogrek wou hebben.
's Namiddags men was in Juni en het
waren zonnige dagen kwamen twee
vrienden Theo afhalen om in het bosch te
gaan. De arbeiderswoningen, in een van
welke Theo's ouders woonden, lagen na
melijk op een kwartier afstand van het
dorp en vlak bij een uitgestrekt naar den
nenlucht geurend bosch, waar je reuze
fijn wandelde en je allerlei soorten vogels
kon hooren en zien en lekker-lui in net
zachte mos liggen.
Theo, anders een gezellige kameraad.
Was echter zoo afwezig en teruggetrokken,
dat de twee jongens van vervelendheid
over de weinige instemming die hij be
toonde voor al hun plannetjes, hem spoe
dig in den steek lieten.
„We hebben vandaag toch niets aan je,"
zeiden ze een beetje beleedigd, terwijl ze
alleen dieper het bosch introkken. „Adie,
hoor, tot een volgenden keer."
Theo zag hen met onverschilligheid
heengaan. Ja, dacht hij schouder-opha
lend, zij hebben ook niets om over te tob
ben. Hun moeder verlangt niet zoo erg
naar een droogrek als die van mij.
Hij sloeg den weg in naar huis. O, dat
droogrek, dat droogrek! Eensklaps verhel
derde zijn gezicht en riep hij juichend:
„Ik weet het, ik weet het! Buurvrouws man
is vroeger timmerman geweest. Ze heeft 'n
stal vol hout. Ik ga haar mijn diensten
aanbieden en ik vraag haar mij met
hout te betalen. En aan Jan van den tim
merman geef ik mijn jong konijntje Jat
ik krijg uit het nieuwe nest. Die zal me dan
wel wijzen en helpen."
Zegevierend stapte fcy op de keien dat 1
klonk. Maar bij het huis van buurvrouw
gekomen, bleef hij aarzelend aan het hek
staan. Zie je, buurvrouw was zoo maar
niet een gewone vrouw, doch een door he.
leven verbitterde reuzin met groote han
den en groote voeten en een groot gezicht
dat altijd onvriendelijk stond. Moeder had
van haar nooit een goed woord gehad en
kinderen verafschuwde ze. Als ze hem nu
eens wegjoeg of den hond op hem losliet?
Ze hó,d een hond, 'n verschrikkelijken dog.
Het droogrek overwon en Theo ging
spoedig verder. Werd hij weggejaagd, wel
dat deed geen pijn, zoo redeneerde hij en
kreeg hijden hond achter zich aan dan
sprong hij maar pardoes dwars door de
heg heen, zoodat hij ineens thuis was.
Buurvrouw had juist de aardappelen
voor het avondmaal, die een uur moesten
stoven, op het oliestel gezet, toen ze hem
zag aankomen. Ze liep naar de deur, stel
de zich breed-uit met heel haar grootte
en zwaarte in het deurgat en keek een
oogenblik verpletterend op den fikschen
jongen met zijn heldere kijkers en kort
geknipte haren, neer.
„Wat moet je?" vroeg ze dan barsch.
Thlo, na gauw inwendig een schietge
bedje te hebben opgezegd, antwoordde
dapper: „U mijn diensten aanbieden, buur
vrouw."
Ze deed een stap terug. „Zoo, hoe weet
je of ik die diensten noodig heb. Wat dacht
je zooal voor mij te kunnen doen?"
Haar gezicht stond donker als een on
weerswolk, maar blij dat ze hem niet weg
joeg legde Theo ijverig uit: „O, een heels
boel, buurvrouw. Iederen avond uw poes.
die U altijd overal moet zoeken binnen
brengen, uw konijnen voeren, uw kippen
hok schoonmaken, 's Woensdagsmiddags
uw tuintje wieden, in het dorp uw bood
schappen doen en Vrijdagsmorgens als
zoo vroeg aan het schrobben bent water
voor U pompen en aandragen. En verder
nog houtjes hakken, kolen kloppen, den
vloer dweilen."
Even plooide iets als een glimlach den
mond van de groote, ongenaakbare vrouw
in het deurgat. Ja zie je, 't trok haar wel
aan, want veel van de bezigheden, die Theo
daar noemde, vielen haar door haar om
vang en gewicht zwaar. Hulp had ze eigen
lijk noodig, al nam ze die niet, omdat ze
vreemden in huis vervelend vond. Op geld
behoefde ze niet te zien. Ze kon betalen.
De groote maatschappij, in dienst van wel
ke haar man zaliger verongelukt was, gat
haar zoolang ze leefde een ruime schade
loosstelling
ieder jaar. En
zoo'n jongen
kon ze per uur
nemen, 't Was
mooi.
„Inderdaad,
'n heele boel,"
zei ze na een
poos wat min
der onvrien
delijk. „En
wat moet ik
je voor je
werk beta
len?"
„O, wat U
zelf wilt," zei^
Theo zakelijk
en door de
toenadering
die hij voelde
ineens niet
meer bevreesd
nam moeder toen het droogrek tot in de kleinste
bijzonderheden op
„Maar het liefst krijg ik het in hout. Ik
zou zoo'n mooi groot droogrek als U in uw
tuin hebt staan, willen maken voor mijn
moedertje."
Nu glimlachte buurvrouw echt, want ze
vond het pleizierig dat men het droogrek,
dat nog een gedachtenis was yan haar
overleden man, mooi vond.
„Je lijkt mij een flinke jongen en ik wil
het wel eens met je probeeren," gewaar-
digde ze zich te zeggen. „Kom morgen na
schooltijd maar hier."
Theo bedankte, doch bleef staan dralen.
„Nu," vroeg ze, dadelijk ongeduldig.
„Waar wacht je nog op?"
„Ik zou het hout nu aanstonds wel even
willen zien," stamelde Theo.
Daar buurvrouw trotsch was op het hout,
knikte ze goedkeurend. „Goed," zei ze,
„kom maar mee."
Ze deed de muilen van haar groote
plompe voeten en stapte over den drem
pel.
Theo haastte zich haar het paar klom
pen aan te doen, dat altijd op de stoep
klaar stond voor het geval ze naar buiten
wilde.
Zonder dat hij het wist verteederde deze
kleine dienst het hart van de eenzame, ver
bitterde vrouw, die van de menschen niets
meer weten wilde.
In den stal zei ze op bijna zachten toon:
„En kijk nu maar eens goed rond en kies
uit wat je noodig hebt. Je mag het dade
lijk nemen.
De rest komt
wel in orde.
En timmeren
kun je ook
hier. Zooals je
ziet is de
schaafbank
puik in orde
en zijn er ge
reedschappen
in overvloed
Theo stona
een oogenblik
jeduusd. Was
dat ouur-
vrouw die
daar gespro
ken had,
buurvrouw
Maar dan
brak zijn
vreugde zich
baan in ruide
voor de weelde
kreten van bewondering
van het hout rondom in den stal, voor de
prachtige schaafbank en voor de plank
met gereedschap. Geen twijfel meer aan
Moeder kreeg haar droogrek!
Reeds den anderen dag na schooltijd
was Theo in den stal aan het werk. Hij
zuchtte en zwoegde en sloeg zich bloeden
de vingers, maarhet rek vorderde.
lederen middag kwam buurvrouw kijken en
Jan van den timmerman kwam een hand
je helpen. Dat duurde vier dagen. Den vijf
den dag was het werk kant en klaar. In
het donker droeg toen Theo tezamen met
Jan van den timmerman het dierbare
droogrek in hun tuintje. En daar vond
moeder het den volgenden morgen, toen
ze, zooals gewoonlijk, met haar mand
waschgoed op de bleek kwam.
„Wel, wel, wat is dat," riep ze opgetogen,
„een droogrek? En zoo waar een nog
mooier dan dat van buurvrouw! Ben ik
wel goed wakker? Droom ik niet?"
Theo, die tegen den geitenstal leunde,
kwam naar voren. „Neen, droomen doet U
niet, moeder," zei hij, duizelig van geluk
„Het is echt. En dat heb ik nu voor ge
maakt, Moesje, met hout van buurvrouw.
En Jan van den timmerman heeft me ge
holpen."
Met de waschmand naast zich op den
grond en over elkaar geslagen armen nam
Moeder toen het droogrek tot in de klein
ste bijzonderheden op. En daarna riep ze
Vader en al de kinderen, behalve het al-
ONS KNUTSELHOEKJE
r
Een waschcommode voor jullie poppen-
kinderen.
Een nuttig meubelstuk in de poppenhuis
houding.
O, dat is zoo gemakkelijk, beste meisjes,
zoo'n waschcommode, waar je je poppen-
kinderen op kunt wasschen en meteen de
kleertjes bij de hand hebt. We gaan dit
practische waschmeubel geheel uit carton
maken. Let maar eens goed op.
Je kunt dit werkje net zoo groot mauen
als je zelf wilt. Je hebt dan niets anders te
doen, dan ieder vierkantje te rekenen voor
I of voor 2 c.M.2. Maak je het op de eerste
grootte, dan wordt de waschcommode dus
10 c.M. breed en volgens de tweede grootte
20 cM. Om het goed te doen, neem je ren
stuk carton, b.v. wit, dan lijkt het voorwerp
precies wit gelakt, en je teekent heel dun
met potlood al die ruitjes er op uit. En dar,
ga je met dikkere lijnen precies de onder-
deelen uitteekenen. Zooals jullie ziet be
staat bijna ons geheele werkje uit één stuK'
Jullie weet natuurlijk, dat je langs de stip
pellijnen moet vouwen. Die gestreepte ran
den zijn plakranden, dus die moeten ook
omgevouwen worden.
Losse stukken zijn alleen maar: het tus-
schenschot, twee ligplanken en twee deur
tjes. Op ieder stuk heb ik maar even den
naam gezet, dan weet je precies hoe onze
waschcommode in elkaar zit.
Heb je nu alles uitgeteekend, dan knip
je precies langs de buitenste lijnen je teeke-
ning uit. De bodem blijft plat liggen, den
achterwand buig je dan rechtop en de zij
wanden naar voren. De zijwanden plak je
op den bodem vast. Dan plak je het tus-
schenschot aan den bodem en den achter
wand vast, precies op de plaats, waar je
die dikke zwarte streep ziet. De ligplanken
plak je dan op gelijke hoogte, volgens de
dwarsstreep, naast elkaar tusschen zijwand
en tusschenschot in. Nu buig je den voor
kant rechtop. Je hebt natuurlijk de deur
openingen uitgesneden! Den voorkant plak
je nu aan de zijwanden vast, buigt nu ook
den bovenkant naar beneden en plakt dien
ook aan den voorkant vast. Den bovenkant
van het tusschenschot plak je ook nog aan
den bovenkant vast. Zoo krijg je een ste
vig geheel!
De deurtjes plak je met een strookje
sterk papier aan de voorzijde vast en wei
zoo, dat ze even over de opening heenslui
ten. Je kunt nu de deurtjes open en dicht
doen. Je krijgt daardoor een opstaanden
rand en hierbinnen moet dan een bedje ko
men te liggen, waarop je je baby kunt be
handelen. Dat bedje maak je natuurlijk
van een lapje gekleurde stof. Dat kunnen
jullie wel, hè?
Nu nog langs de deurtjes, zooals ik heb
aangegeven een breede roode bies kleuren
en je waschcommode is klaar. Nu, is dat
geen prachtig stukje meubel? Daar zal me
nige poppenmoeder verliefd op worden. En
nu maar fijn spelen. Dag hoor!
JOS.
lerkleinste dat nog in de wieg lag en ook
de buurvrouw, om te komen kijken. Buur
vrouw, moet je weten, was de laatste da-
'gen zoo erg vriendelijk geworden.
En terwijl vader besliste, dat het droog
rek een kunstwerk was en dat niemand et
iets aan zou kunnen verbeteren, trok ze
Theo naar zich toe en noemde hem een
jongen, waar moeder trotsch op kon zijn.
Het was een groot oogenblik voor Theo.
Nooit was hij zoo tevreden geweest. Maar
het mooiste van de zaak was nog, dat de
zen keer zijn tevredenheid zoo lang duur
de, want iederen morgen opnieuw hoorde
hij nu Moeder zeggen: „Hè, wat fijn toch.
zoo'n groot droogrek. 'k Zou heusch niet
weten wat te doen als ik het moest
missen."
De V. P. D.
oos zat er mee in, dat zij dezen tijd
van het jaar heelemaal niet kon ge
bruiken om iets aan plantkunde te
doen voor haar eindexamen. De dierkunde
zou wel gaan, maar de plantkunde, brrr.
Zij praatte er over met Kees en die wist
dadelijk een goed voorstel te doen.
„Weet je wat, we gaan op onzen eerst-
volgenden vrijen middag wandelen en
knoppen bekijken. Je zult dan merken
dat het heelemaal niet moeilijk is verschil
lende boomen volgens hun knoppen te
onderscheiden."
Toevallig was het twee dagen na dit ge
sprek Woensdag. Na
s' eenige beraadsla
ging werd besloten
voor dezen middag
het andere werk te
laten liggen en ge
zamenlijk een wan
deling te onderne
men. Het was lek
ker weer, het zon
netje scheen. Spoedig waren ze bij 't bosch.
Kees, die zich op de kennis van knoppen
had toegelegd, begon met iepen aan te
wijzen, waarvan de takken niet te hoog
hingen, om een paar af te plukken. Een
lange en korte tak waren spoedig be
machtigd met behulp van het scherpe zak
mes van Bram.
„Kijk," begon Kees, „deze groote tak
(fig. 1) heeft alleen maar bladknoppen, die
regelmatig aan weerszijden geplaatst zijn.
Dit kleine takje (fig. 1) heeft ook bloem
knoppen, namelijk onderaan, terwijl de
bladknoppen aan den bovenkant zitten
't Zal me eens benieuwen of de iepen d't
jaar weer zoo vroeg
bloeien. In de boeken
vind je altijd, dat de
maand Maart voor den
bloeitijd opgegeven is,
maar meestal heb ik
ze in Februari al zien
bloeien. Ik wil deze
takjes meenemen om
ze op water' te zetten.
Een eind verder stond een geheel andere
boom. Bram wees op de knoppen, die pre
cies aan het uiteinde der takken waren ge
plaatst en een zwarte kleur hadden. Kees
wist te vertellen, dat het de knoppen van
een esch waren (fig. 2). Toevallig stond er
dichtbij een eschdoorn (fig. 2) en het was
aardig het verschil te zien van twee boo
men, die een naam hebben, die zooveel op
den anderen lijkt. Ook van deze beide wer
den een paar takjes meegenomen. Een eina
verder stond een kastanje. De dikke eind
je j knoppen (fig. 3) beloofden
een mooien bloei. Alle
knoppen waren met een
dikke, kleverige harslaag
bedekt. Bij den takken-
bouquet mochten deze in
teressante takken niet
ontbreken. Al kwam de
eindknop niet tot bloeien,
de ontwikkeling van de
't Girafje onze beste vrind,
Door jullie allen zoo bemind,
Was juist vandaag een beetje ziek,
't Had lendenpijn en rheumatiek.
En ma Giraf zei tot haar kind:
„Ik denk niet dat je 't aarlig vindt,
Maar gist'ren zei je vader nog;
Wat scheelt ons klein Girafje tocht
Het kind moet werkelijk naar bed,
Dat heb ik zeer goed opgelet."
En 's daags daarop zei juffrouw Bril
,JMijn lieve kind'ren weest eens stil,
Ik heb een boodschap voor mijn klas,
En hoorde 't juist van Frits de Das.
't Girafje heeft zich ziek gemeld
Een vriend waar elk op is gesteld.
En daarom stel ik jullie voor,
Wij schrijven hem een briefje hoor.
Die Langhals is een leuke vent,
Zooals je er maar weinig kent."
En nauwlijks hoorde 't brave stel,
Het kling'len van de groote bel.
Of elkeen pende met plezier,
Een versje aan het zieke dier.
Ze ploeterden met krommen nek
De tongen hingen uit den bek,
En toen het briefje was gedicht.
Veegde elk 't zweet van 't aangezicht,
Maar het was waarlijk reuze fijn,
Voor dieren uit een zandwoestijn.
En juffrouw Bril het goede mensch,
Zond het Girafje nog een wensch,
Met o, zoo'n groote taart erbij,
Van slagroom en van wildpastei.
De brieven gingen per expres,
Nog voor het einde van de les,
Terwijl 'een kruier uit de buurt,
Voor 't zoete vrachtje werd gehuurd.
En 's avonds voor het slapen gaan,
Kwam alles bij 't Girafje aan.
R. VAN DAM
><uwwuww>l
Dag Merel, da's prettig, dat ik je hier zie.
Want 'k ben zoo alleen moet je weten.
De kind'ren zijn spelen en Tsjirre mijn
vrouw,
Die zorgt nu voor 't namiddageten.
Ik heb heel den dag aan mijn huisje
gewerkt,
Want zie je, ik ben aan 't verbouwen,
Het dak was kapot en de bodem van 't nest.
Was ook niet zoo best te vertrouwen.
Nu ben ik weer klaar en 'k verzeker je
vriend,
Het was een geweldig karweitje.
Maar pluisjes, en takjes en touwtjes en
Die houden nu weer voor een tijdje.
Dag buurman, nu ga 'k maar, mijn rust
is voorbij.
En Tsjirre is klaar met het eten,
Ik zie haar reeds kijken en geen pikt zijn
maal.
Voor vader er is moet je weten."
„Adieu, beste Lijster, eet smaaldlijk
vandaag.
En groet ook je vrouw en je spruiten,
'k Kom strakjes wel kijken in 't nieuwe
gebouw-
Nu moet ik nog even naar buiten."
RO VAN DAM
TV"
blaadjes is op zichzelf al aardig om te vol
gen.
Een beuketak met zijn lange, zijdelings
geplaatste knoppen moest ook deel uitma
ken van het gezelschap (fig. 4), dat ten
slotte met een paar populierentakken van
den Canadeeschen populier (fig. 4) zoo
volledig mogelijk werd gemaakt. Een paar
eikenknoppen zouden ze misschien op den
terugweg wel zien.
„Nu bedenk ik me nog iets aardigs!" riep
Mientje uit. „We gaan zoo gauw mogelijk
naar ons huis en daar gaan we de knoppen
nateekenen. Bij eiken tak maken we een
teekening van de bloem."
De anderen konden zich best met dit
voorstel vereenigen en na flink doorgestapt
te hebben, waren ze in een kwartier thuis.
Daar werden
de stoelen
aangeschoven
en de takjes
in een paar
vazen op tafel
gezet. Ieder
toog aan het
werk. Mientje
zocht 'n paai
boeken om de
bloemen uit
na te teeke
nen. De kastanjebloem was een beetje te
bewerkelijk, maar de bloemen van iep
(fig. 1) en beuk waren heel wat eenvoudi
ger (fig. 4). Juist wilde Toos de bloem van
den eschdoorn (fig. 2) gaan nateekenen,
toen Bram plotseling uitriep: „Al vijf uur,
dan moet ik dadelijk naar huis om te wer
ken."
De anderen vonden nu ook, dat het hoog
tijd was om te gaan en zoo eindigde deze
xeerzame middag. A. L.
Oplossing van de vorige week
Ideaal
Eenmaal
Meerkat
Afwaartsch
Nagalmen.
Doelpunt
Opnemen
Pilatus
Domkop
Elleboog
Heenkomen
Afdoen
Navraag
Dokken
Evenaren
Neerslag
Rebel
Atlas
Gieter
Erkennen
Makomen
HET UURTJE
I
I
JEUGD
L/6
"PLANK,
OMEN
KANT
ACHTEK
-WANM
TUSSCt/fN
scNor
s'
j 0.
|WWAWWA/WWVWbWAVUVWWVlWuWy%VA%VAWMWIMWiVVVVWWWAVyVyVWVk VWWV%WVWbVVSWVWWkWyV»WW,yWbWb
tttUlrUlSVrit/ftmAN' 11*
I VWWVVWWVVWWWWyWtfVWVWVWMVVWV^WVWWVWWWyVWWWWVWWWWMVWVWVWtfWWVWkVWWVVMVWtfVWW
stroo
Dikwijls