Jiet wdiaal van den daa Bij het aftreden van Lord Tyrrell D^BBELM^N FORT-MYSTERY BRITSCH AMBASSADEUR TE PARIJS Tusschen leven en dood Castella is het nieuwe schoon heidsmiddel! MAANDAG 5 MAART 1934 Een der weinige katholieke toon aangevende Britsche diplomaten Tweemaal werd zijn zending verlengd Een leeuw in huis Java's vulkanen Gemzen en steenbokken door lawine gedood Elanden in Zweden sterven uit Oudheden gevonden te Capena 15 ct. Eigen visch geen eigen dom WE 'koe/vee/ Ti heel wat rang jahpv en naar\ gone Dawson zyn j kwestie ne« Feiis! wit van vertrouwen Stedenbouw in Italië Schatten in de Tafelbaai waf" Zomerfeesten te Triëst AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL illlU door Katharina en Robert Pinkerton Lord Tyrrell, die sind 1928 Britsch am bassadeur te Parijs geweest is, zal aftre den en opgevolgd worden door Sir George Russell Clerk, den tegenwoordigen ambassadeur te Brussel. Politieke beteekenis heeft Lord Tyrrell's af treden niet. Reeds twee jaren geleden had hij den leeftijdsgrens (65) bereikt, maar tot twee maal toe heeft hij op aandringen der regee ring er in toegestemd nog een jaar aan de am bassade te blijven. Zijn gezondheid, geschokt door een aanval van pleuris, stond hem niet toe den belangrijksten diplomatieken post in het buitenland (Parijs neemt, wat Engeland aan gaat, op grond der traditie de eerste plaats in) langer te vervullen. Men zegt dat er vroeger meer groote am bassadeurs waren dan in de jaren na den oor log. Sinds Britsche ministers er een gewoonte van gemaakt hebben de diplomatieke centra zelf af te reizen, en den ambassadeurs op kri tieke oogenblikken zooal niet het werk, dan tcch de eer en de verdienste afhandig te maken, zou aan de groote ambassades de „stemming" er niet op vooruitgegaan zijn. Mannen van den allereersten rang, die vroeger voor Parijs, Ber lijn of Rome in aanmerking gekomen zouden zijn, zouden thans meer voelen voor de iets minder belangrijke posten, waar zij niet be hoeven te vreezen voor een voortdurend ingrij pen door leden der regeering. Toch heeft het feit dat geen stad zwaarder door bezoeken van Britsche ministers geteisterd is geworden dan Parijs. Lord Tyrrell niet belet een groot ambassadeur te zijn. Velen beweren dat hij zelfs zijn beroemden voorganger, den Markies van Crewe, nog overtroffen heeft. Hij is een der weinige toonaangevende Brit sche diplomaten, die tot de Katholieke Kerk behooren; zijn naam duidt trouwens op zijn lersche afkomst. Te Parijs stond hij, van het eerste oogenblik af, in hoog aanzien. Aan den heer Doumergue, die ten tijde van Lord (toenmaals Sir William) Tyrrell's benoeming president der Republiek was, schrijft men de woorden toe: „Is de nieuwe gezant Katholiek? Katholieke Engelschen zijn steeds bijzondere menschen!" Of hieruit moest afgeleid worden dat ook Protestantsche Franschen bijzondere menschen zijn? M. Doumergue immers is Protestant. Eten van de grootste verdiensten van Lord Tyrrell als ambassadeur is geweest dat hij steeds er voor gezorgd heeft niet te populair te wor den. Kolonel House, de vriend van president Wilson, heeft gezegd dat de fout van de mees te ambassadeurs is dat zij zich niet populair genoeg of dat zij zich te populair maken. Lord Tyrrell had den naam, een bijzondere voorlief de voor Frankrijk te koesteren, en zijn benoe ming werd in 1928 te Parijs dan ook met bui tengewone voldoening begroet. Maar terwijl hij bijna zes jaar lang hard gewerkt heeft voor de Verbetering en bevestiging der Engelsch-Fran- sche betrekkingen, heeft hij, strenger wellicht dan één zijner voorgangers, in het oog gehouden dat hij te Parijs alleen zat om de Britsche be langen te behartigen. Hij was geen beroepsambassadeur. Van 1907 PARIJS, 3 Maart. Te Poitiers is heden een circuswagen met leeuwen en tijgers tegen een boom gereden. Door den schok sprong de kooi open en een tijger en twee leeuwen ontsnap ten. De tijger was spoedig weer gevangen, maar de leeuwen veroorzaakten meer last. Een dezer dieren was in een huis gevlucht, waar men het slechts met groote moeite kon meester worden. De tweede leeuw, die zich in den tuin van hetzelfde huis verdekt had opgesteld, kon door den directeur van het circus met een lasso gevangen worden. tot 1915 was hij particulier secretaris van Sir Edward Grey, die hem in»zijn mémoires warme hulde gebracht heeft. Vorst Lichnowsky, Duitschlands laatste ambassadeur te Londen vóór den oorlog, roemde zijn ongewoon intel lect en beschouwde hem als een der machtig ste invloeden aan het Foreign Office. Later werd Lord Tyrrell, nadat hij de be langrijkste rol gespeeld had bij de technische voorbereiding van de werkzaamheden der Brit sche gedelegeerden ter vredesconferentie, per manent ondersecretaris voor Buitenlandsche zaken. Deze functie plaatste hem aan het hoofd van het Foreign Office, en maakte hem eenige jaren lang tot den oppersten leider der Brit sche diplomatie. Uit het feit dat tot tweemaal toe zijn missie met een jaar verlengd geworden is, blijkt welk een haast onontbeerlijke factor hij was gewor den in Engelands diplomatiek systeem. Vier ministers van Buitenlandsche Zaken Sir Austen Chamberlain, Mr. Henderson, Lord Reading en Sir John Simon hebben gedu rende zijn ambassade het Foreign Office be stuurd. Van niet één hunner werd het als een ramp beschouwd, dat zijn ambtsperiode niet met een jaar verlengd kon worden. Als een ambassadeur groot is, is hij veel groo- ter dan de ministers, onder wie hij dient. Dezer dagen heeft voor de Neden. Mi), van Letterkunde te Leiden dr. W. van Bemmelen gesproken over, „In de ban van Java's vul kanen". In de litteratuur staan twee elementen op den voorgrond, dat zijn handeling en om geving. Terwijl de handeling bijna immer die van levende wezens is (menschen, bover - natuurlijke wezens of dieren) verschilt de om geving sterk, naarmate zij kunstmatig is, of die der vrije natuur. Zal de schrijver iets werkelijk waars en goeds leveren, zoo zal hij zoodanig vertrouwd met de gekozen handeling en omgeving dienen te zijn, dat hij ze in zijn verbeelding kan door leven. Deze eenvoudige waarheden verklaren mis schien, waarom in ons land, dat arm is aan verscheidenheid van gebeurtenissen en vrije natuur, ook de litteratuur aan verscheidenheid in onderwerpen niet rijk is. Uitgesproken is de armoede van ons land aan verscheidenheid in vrije natuur; temeer moet daarom toege juicht worden de opleving in het bezoek aan de schoone resten, die wij nog bezitten. Wii ontberen echter het gebergte en de zee kan dat gemis niet vergoeden. Maar de Nederlander is een reiziger! Edoch vertoeft hy meestal niet lang genoeg in ae bergen om hun natuur voldoende doorleefd te hebben. Maar in de tropische gewesten leeft hij vaas lang genoeg om die eigenaardige vertrouwd heid te krijgen! Inderdaad zien we hier in de litteraire productie handeling en omgeving in nieuwe vormen' optreden. Zelden zijn het de vakschrijvers, die naar de Koloniën verhui zen en uit de blijvende Nederlandsche bevol king kwamen maar zeer weinig schrijvers naa» voren. Meestal waren het menschen met ganscb andere bezigheden, die allengs tot schrijven kwamen en doorgaans ook bepaalde zich da nandeling tot het eigen bezoek aan de vrye natuur. Daardoor trad juist op den voorgrond de inwerking der omgeving op den schrijver en belangwekkend is het na te gaan welse vormen die inwerking vermag aan te nemen Zoo rijk echter is de tropische natuur, dat tei beperking uit haar een keus moet gedaan wor den. Spreker vestigde die op het vulkaanland schap, opdat hij uit eigen ondervinding zou kunnen spreken, en met beelden zijn woorden zou kunnen toelichten. Machtig is de indruk, dien de hooge vulkaan maakt, solitair, als hij oprijst uit het lage land gelijk een Tjerimai, een Larvee. Beheerscher is hij van het wel en wee van dit land, dat nu het aanzijn schonk. Merkwaardig is de reeks van tegenstellinger in omgeving, die zij den bestijger aanbiedt. Be neden de vruchtbare velden, met hun vredige watervlakten, die glimlachend vreeselijke ge heimen bewaren, daarna het oerwoud dat allengs uitdunt tot den laatsten voor post in de regionen, waar de stille strijd woedt met de giftige dampen der kratervelden, die zelf in de hoogste gordels de naaktheid van grimmig gesteente blootleggen. Tenslotte als de verbijsterendste der tegenstellingen, de kraterput. Tot ontraadseling prikkelend zijn de geome trische vormen die de vulkaan vertoont. Zeer sterk in zijn boeiing is hij, omdat hij een levende berg is en in zijn flanken en wanden laat aflezen het bewogen leven, dat het zijne was gedurende aeonenduur. Jeugd, mannelijken leeftijd, ouderdom zien we verpersoonlijkt in de vele vulkanen van Java en haar eiland- buren en alles, wat wij kennen van een men- schelyken levensgang, vinden wij terug in deze levende bergen. Ook den dood en de uiteindelijke vernietiging. Allermachtigst van indruk zijnde uitbarstende vulkaan, en de schrikbarende tafereelen der vernieling. Heel de gamma van schoonheid tot verschrikkelijkheid boden de lahars van den Kloet, onmiddellijk na zijn laatste uitbarsting. Tenslotte; hoe is te over treffen de geheimzinnige schoonheid van kra- termeren als die van Kloet, Idjen of Rindjani? Eindeloos van verscheidenheid zijn hier de in drukken op hem, die dit alles aanschouwt. Uit Aosta wordt gemeld, dat in de omgeving van het naburige plaatsje Cogne, een groot aantal gemzen en steenbokken door een lawine om het leven zijn gekomen. Verschillende berg bewoners waren getuige van het tragische schouwspel, doch zij konden, uit vrees voor een volgende lawine, geen enkele reddingspoging wagen. Zweden was tot nu toe het eenige land in Europa, waar de eland nog in vrij grooten ge tale voorkwam. Door de aanwezigheid van tal rijke moerassen en wouden wordt aan de levensvoorwaarden dezer dieren voldaan. Naar schatting bedraagt het aantal Zweedsche elan den nog altijd ongeveer 40.000. Daar nu het ver langen van iederen Scandinavischen jager er op gerfcht is tenminste eenmaal in zijn leven een eland te vellen, en daar velen er in slagen dezen droom te verwezenlijken, worden er ieder jaar meer exemplaren geschoten. Terwijl in 1923 driehonderdtachtig elanden het lever, lieten, waren het er vorig jaar al meer dan zesduizend, waaraan men nog moet toevoegen de door stroopers neergelegde exemplaren. Dit zijn er jaarlijks zes- a zevenhonderd. Men heeft dan ook kortgeleden de wet, welke de elanden beschermt, uitgebreid, zoodat het tegenwoordig zeer moeilijk is aan een eigen ge schoten dier te komen. De jacht is maar een paar dagen per jaar vrij. De licentie is zeer hoog, en zelfs de koning moet, wanneer hij een eland wil schieten, deze licentie betalen. In het Italiaansche stadje Capena zijn den laatsten tijd interessante oudheden aan het licht gekomen, aa. de resten van een vroeg christelijke kerk, Romeinsche sarcophagen en verscheidene fraaie beeldhouwwerken, voorna melijk vrouwenfiguren. Voorts een kist, welke een aantal goed geconserveerde gouden siera den bevat, waarvan de meeste met edelsteenen gemonteerd zijn. Deze sieraden zijn vermoedelijk van Byzantijnschen oorsprong. Voor iedere vrouw, die Castella voor het eerst gebruikt, is het een heerlijke verrassing. Castella is een schoonheids- zeep! Nederlandsche palm-en olijfoliezeep - zuiver en kost baar- diede huid soepel maakt en zacht als perzikdons, die de teint frischheid geeft en be koorlijkheid Castella heeft zoo'n verfijnden geur, die - zacht en zuiver - de huid héél even parfumeert. Een wonder lijk fijne zeep - „Castella" van Dobbelman uit Nijmegen I Probeert ze morgen! Overmor gen wilt U niet anders meer! Lord Exeter, die een meer bezit in de buurt van Stamford, inviteerde verschillende henge laars, om zijn'visch te komen vangen. Het ge zelschap trok welgemoed naar het visclirijke water en het succes was bijzonder groot, zoodat er alom vroolijkheid heerschte. Op een gegeven oogenblik echter kwam een opzichter in dienst van den plaatselijken vis- schersbond een spaak in het wiel steken. Hij begon namelijk met een der hengelaars te ver baliseeren, omdat deze meer dan zes brasems boven een bepaald gewicht had gevangen, wat volgens de bepalingen van den bond verboden was. De rechter veroordeelde den hengelaar tot een boete van 5 shilling. En het verweer van Lord Exeter, dat hij alleen toch iets over zijn eigen visch uit zyn eigen meer te zeggen had, werd door den rechter beantwoord met het gezegde, dat het bedoelde water onder de juris dictie van den plaatselijken bond stond en de eigenaar zich dus aan diens voorschriften te onderwerpen had. Arthur Fells stond In zijn winkel met 'n humeur dat den vroolijksten man tot wanhoop gebracht zou hebben. Dat was niet slechts vandaag het geval, maar dit duur de nu al meer dan een week. Fells was name lijk tot de ontdekking gekomen, dat hij erin ge- loopen was. Een tijd geleden had een handelsreiziger hem bepraat om een voorraad dassen te koopen, wat hij in een zwak oogenblik gedaan had. Op zich zelf zou dit niet erg geweest zijn, maar.... de dassen waren helgeel, kanarietjesgeel! „Het zal de groote mode worden van dit voor jaar, meneer," had de welsprekende reiziger ge zegd. „Gele dassen! Het zal er storm om loo- pen en ik zeg U by voorbaat: sla er een flinken voorraad van in, dan loopt U niet de kans bij een nabestelling nul op het request te krij gen!" Fells had zich laten bepraten en kocht een grooten voorraad, maar van verkoopen was geen sprake. Niemand wilde er aan, behalve 'n jongeman, die er erg intelligent uitzag. Na hem raakte Fells geen enkele gele das meer kwijt. Hy begon in te zien dat hy er in was ge vlogen en dat hielp niet mee om zijn humeur te verbeteren. En juist dien dag dat hy met een gezicht van storm en onweer achter zijn toonbank stond, stapte John Dawson den win kel binnen. „Goeden morgen, meneer Fells," zei hij vroo- lyk. „Hoe gaat het er mee? En hoe loopen de zaken?" „Miserabel!" bromde Fells, „je hadt net zoo goed kunnen wegblijven." „Toch niet," antwoordde Dawson, ,,want U herinnert zich natuurlijk nog wel dat U me beloofd hebt een contract af te sluiten." „Daar herinner ik me niets meer van en bo vendien, ik heb met dat advertentiebureau van jou al genoeg geld weggesmeten." „Inderdaad heeft U al eens uw omzet ver groot door middel van myn advertentiebureau," verbeterde John Dawson, „en dat zelfde bu reau is in staat om dat nogmaals te presteeren. Reclame, meneer, is de ziel van den handel en wie adverteert verkoopt alles wat los en vast is." „Behalve dan toch kanariegele dassen!" schamperde Fells. John Dawson floot tusschen zijn tanden. „Kanarie-gele dassen?" herhaalde hij. „Daar noemt U even een gek artikel op. Wie koopt er nu gele dassen? Die zyn hoogstens goed voor carnaval." „Maar ondertusschen zit ik er mee in mijn maag. Zoo erg zelfs, dat ik wel een contract zou willen afsluiten met dat advertentiebureau van jou als je me van den voorraad kon af helpen." Dawson dacht na. „fin U geeft me bovendien vijf procent van de opbrengst," zei hij. „Je bent gek," zei Fells nijdig, „voor mijn part zou je tien procent kunnen krijgen, maar je kunt toch geen gele dassen verkoopen." „In orde. Tien procent," antwoordde John Dawson zakelijk. „Maak vandaag een etalage met die monsterachtige dingen. Over drie da gen, dus Donderdag, zult U geen handen ge noeg hebben om gele dassen te verkoopen. De eenige voorwaarde die ik stel is, dat U nooit meer dergelijke rommel koopt, want ik kan niet eeuwig blijven helpen." ,,Je bent gek," herhaalde Fells nog eens, maar Dawson was den winkel al uit. Toch stalde Fells dien dag de leelyke dassen uit en wachtte benieuwd naar den afloop. Hij wist met geen mogelijkheid hoe John Dawson het zou aanleggen, maar het was een feit, dat de jongeman fantasie en zakenlust had. Twee dagen verliepen en de Donderdag brak aan. 's Morgens om een uur of tien kwam er een klant binnen die om een gele das vroeg! Fells meende te droomen, maar geen tien mi. nuten later had hij er al weer twee verkocht. En de klanten bleven komen, zoodat Fells be sloot tusschen den middag niet te sluiten. Heel den middag en avond bleef de stroom aanhou den en om zeven uur 's avonds, toen John Daw son den winkel binnenkwam was de voorraad schoon op. Hallo, meneer Fells, hebt U een gele aas voor me?" „Niet één," antwoordde Fells, in de wolken, „maar ik snap er geen steek van. Hoe heb je hem dat gelapt?" h/OE /S A/ET VAH MORóEN, POSTER? VERBE TER///O toestand v ZO/V /V/ETO A/EVER W/LLEH ZE6ÓEH,PA/V PAT ZE WAT BE TER /A, R/JHH, WARBt/OVi5, MAAR\ IE /VOET TOT M'n pp/jt CON S' r-4 TE£f?£N Pat PE TOESTA/VD 1/Z/ERANDERO, /VAAR EPÓER 'S EET/VET DAAR OOE /V/ET. ZE ^TAUKTOP PE ZE/EDE HOOGTE, AL5 WAAR OP /ERAAR 1/O/ZO- HET ZAó ER ZEER P/ECHT /VETEAAP O/T. WE KWAMEN HOOJO/ST OR T/JD. //V /-/OOR EET teR R//J- 5TE WE Zt/LLER PO EE WAT WAR EER A ARP/OS /VAR '5 D/E DORTER E/J ZR or PREC/ES ZÖOAL.S EET /f> ER TRA/ET EE /V/ET OR PEE TO/R TE AE/PER. R/J 5 PE BESTE PO/C TER, D/EE //V /VEE, SPET/AA/ TEOER VOORTS. WAAROM HELAAS, /TOE DEE WE A/VR/e R/EZ VEEl EER- PER V/RPEE y r> RU DARPy JE HEET GEHOORD WAT OE PO/RTEP ZE/, RET Z/ET ER TREoR/G U/TRAAR ZE REACH T/OE haToorZAL ZERE? MEEWERKEN, het /s, toch eer VREEMDE WERELD/ WAT ZEO U/J SARPy .Reclame meneer, is de ziel van den hanc.l", declameerde Dawson met pathos, „en U herin nert U zeker wel wat we hebben afgesproken, U sluit een contract bij me af en betaalt me bo vendien tien procent van de opbrengst der gele dassen." „Graag," antwoordde Fells, „met dat adver tentiebureau van jou wil ik wel zaken doen. Maar je vertelt me toch zeker, hoe je dat kunststuk van die dassen hebt volbracht. „Ik zal het U laten zien," zei Dawson. „Trek uw jas aan en ga met me mee." Ze liepen de straat op en telkens wees Daw son naar een hoek, een plein, een vluchtheuvel en op elke plaats die hij aanwees bevonden zich enkele mannen, die voorzien waren van een hel gele das. „Verbazend!" zei Fells verrukt, „maar hoe heb je. ,,Kom mee naar mijn bureau," antwoordde Dawson. „Daar zult U het zien." Op het bureau aangekomen be- een adresboek is. Daarin kun je adressen vinden van allerlei menschen die je zelfs nooit gezien hebt. En verder weet U, dat ik twee typistes in dienst heb. Combineer dat! „Ik zie nog niets," antwoordde Fells. „Lees dan dezen brief." Fells las: „M'n beste meneer Smith, Het is wel heel erg brutaal van me dat ik U een brief schrijf, maar als U weet waarvoor het is, dan zult U niet boos zijn, doch het begrij pen. Ik heb U al meerdere malen gezien en heb door kennissen van U al zooveel van U ge hoord, dat ik het waag een beroep op U te doen Ik ben een meisje, dat zich zonder vrienden in een vreemde stad bevindt en dat hunkert naar een beetje vriendschap en hartelijkheid. En U bent de meest geschikte man om me die te ge ven. Ik hoop, dat ik niet teveel verlang, wan neer ik U vraag om Donderdagavond zeven uur mij op het Parkplein te willen ontmoeten. U zult mij gemakkelijk herkennen, want ik ben middelmatig groot, lichtblond met blauwe oogen en draag een taschje van sehildpadleer. Laten wij afspreken, dat U een gele das zult dragen, dan is misloopen uitgesloten. Uw eenzame vriendin." „Lieve hemel!" riep Fells uit, „en dien brief heeft U naar al die menschen gestuurd?!" „Inderdaad," antwoordde Dawson, „en ik was van te voren zeker van het succes, want ik weet dat een man voor een vrouw alles over heeft, zelfs het dragen van een kanarie-gele das." ,,'t Is fenomenaal!" „Zeker, maar laten we thans spreken over dat contract." Na Rome, Brescia, Milaan, Triest cn een tiental andere steden, wordt thans ook te Mon- za, ten noorden van Milaan, een weloverwogen reguleeringsplan, hetwelk de geheele stad be treft, uitgevoerd. Een dergelijk plan omvat niet alleen uitbrei ding en moderniseering. doch men is er bo vendien op bedacht, oude architectuur, mor zoover zij artistieke of historische beteekenis heeft, te restaureeren, bouwvallen te sloopen en de verkeerswegen verbeteren. ÓR*M»I Ongeveer vierhonderd schepen hebben in den loop der tijden hun ondergang in de „Tafel baai" onder Kaapstad gevonden. Binnenkort zullen door 'n Zuid-Afrikaansche bergingsmaatschappij pogingen worden onder nomen om resten van de ladingen op te die pen. Men gelooft namelijk dat er een schat van over de twintig milloen pond onder de zandmassa's, welke de WTakken bedekken, be graven ligt. Het zand zal door een nieuw type bagger machine, welke zesduizend ton zand in acht uren verwerken kan, verwijderd worden. Tot dusver heeft de maatschappij de plaats van een twaalftal wrakken kunnen bepalen In de eerste plaats zal de maatschappij een onderzoek gaan instellen naar 'n Nederlandsch schip de „Haarlem II", dat in 1648 met een kostbare lading goud en porcelein, op de thuis reis van Oost-Indië, is gezonken. Uit Triëst wordt gemeld, dat daar binnen het kader van de zomerfeesten, in de maand Juni een tentoonstelling zal worden gehouden, welke betrekking heeft op het zeewezen in den meest uitgebreiden zin. Deze expositie bestaat 'lit vijf af deelingen: de moderne scheepvaart; het schip in den loop der tijden; de zee en de schil derkunst; visch vangst; scheepsbouwkunae en watersport. A 11 Lop dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Qfiflfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door JCfi bij een ongeval met 9C/1 bij verlies van een hand 1 O C Dij verlies van een Cfi bij Alle CL DO Title S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OU»- doodelyken afloop# étJU» een voet of een oog# duim of wysvmger %J U» be een breuk van been of arm Afï bij verlies van 'n I tfl/»" anderen vinger 23 (Korte inhoud van het voorafgaande: David Patterson is de eigenaar van een bloelenden pelshandel ln Noord-Canada Zijn expansie-zucht vindt slechts één hin derpaal. de machtige -Hudson's Bay Com pany ziin grootste concurrent. Deze Dezet een post „Fort Mystery" genaamd en door Herbert Morley beheerd, waar Patterson ondanks herhaalde pogingen, nooit tn ge. slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce Rochette die een diepen haat koestert te gen de Hudson's, zal dan voor Patterson trachten een handelspost te vestigen ln het veelomstreden gebied. Hy vertrekt mPt Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor ley en ziin echtgenoote ontvangen. Bruce geeft voor belast te ziin met het doen van waarnemingen voor een aardrllkskundig genootschap. Bruce krijgt de gelegenheid om een tocht te maken naar een afgelegen kamp en ontdekt hier het geheim van Fort Mystery. Daarna zou hij slechts te kennen geven, dat hij in westelijke richting een tocht zou maken ter verkrijging van nieuwe gegevens over de temperaturen. De Morley's zouden hem dan voor het laatst ge zien hebben tot het midden van den volgen den zomer; dén zou hy terugkomen met een flinke uitrusting om een post te bouwen en, met Nee-da-boy als stroopop, zou hii de Indianen van de Hudson's Bay weghalen. Morley vatte Bruce's aarzeling oc als een weigering. Ik zou werkelijk graag hebben, dat u me hielp, zei hij, steeds op pleitenden toon. Ik kan kop noch staart vmuen m den treurigen toestand van mijn boeken. De een of andere dwaas op het hoofdkantoor der maatschappij kreeg het in zijn kop om dubbelboekhouden in te voeren voor iederen post en de commis sarissen gaven hem daartoe opdracht. Dat ts een beleediging, meneer, een be-lee-di-ging! en Morley sloeg met zijn vuist op tafel. Ik ben geen suffe pennelikker, geen boekhoudertje. Ik ben niet hierheen gekomen om van 's morgens vroeg tot 's avonds een. pen te hanteeren. Ik ben de manager van dezen post. In dit district ben ik belast met de behartiging der belangen van de Hudson's Bay Company. Ik heb tot taak te zorgen, dat de maatschappij de pelsen krijgt, dat de Indianen tevreden en ijverig zijn, dat de tegenstanders uit dit district gehouden wor den, dat de zaken van den post vlot van stapel loopen. Ik kan mijn tijd niet gaan verknoeien met heele rijtjes getallen te zitten schrijven en overschrijven. Meneer, de goeie ouwe tijd is voorbij. Vroeger waren we pelshandelaren; mannen, die voor de Hudson's Bay door het vuur vlogen, alles voor haar over hadden, ja zelfs voor haar wilden sterven, als het moest. En nu! Het is werkelijk ongehoord! Wat vraagt de maatschappij thans van ons!? Dat we kan toorklerken en boekhouders worden. Dit schijnt het nieuwste principe te zijn; het is beter dat de boeken kloppen, dan dat de pelsvooriaad stampvol zit. Hij hield op met spreken. De punten van zijn snor stonden overeind, zijn wangen waren rood. En Bruce, die het pelsland, zijn romantiek en zijn geheimen door en door begreep en er innerlijk om jubelde, die ook de methoden kende van hen die Schotland en Engeland hadden verlaten om den avontuurlijken strijd te wagen, voelde in zich een zekere sympathie. Deze mannen waren toch dappere strijders voor het geluk geweest. In hun districten waren ze de wetgevers. En al voelden ze zich wel wat vlug in hun eer getast bij de minste inmenging in hun zaken door de hoofdkan toren, nóg vlugger waren ze in den strijd voor het behoud hunner maatschappij. En deze waardeerde hen. ze begreep hen en meesten tijds hadden de heeren ook hun zin gekregen. Doch Bruce werd niet misleid door Morley's uitval. Hij wist uit ervaring, dat de mannen van de oude garde tierden en scholden op de nieuwe methoden van zaken doen. dat ze maling hadden aan de thans hun opgedragen administratieve werkzaamheden en openlijk verklaarden te verlangen naar den terugkeer van de dagen van vroeger. Doch hij wist ook. dat ieder hunner onmiddellijk den strijd zou opnemen tegen den buitenstaander, die het denkbeeld zou uiten, dat de Hudson's Bay geen in alle opzichten volmaakte maatschappij was. Ik dacht, dat alle posten een bediende hadden, zei Bruce. Wel was het Bruce opgevallen, en het had hem eenigszins verbaasd, dat hier geen be dienden waren; van den anderen kant twij felde hij er nauwelijks aan, dat de omstan digheid, dat Morley hier alles op zijn schouders nam, tot op zekere hoogte verband hield met zijn macht in dit district. Hy was echter in het geheel niet voorbereid op den plotselingen ommekeer in Morley's optreden; zijn arrogan tie was ineens verdwenen en in zijn gezegde lag thans een soort excuus. Ik zou wel een bediende willen hebben, doch het is terwille van myn vrouw, zei hij. Ik heb hier twee jongelui gehad, doch om u de waarheid te zeggen, mijn vrouw vond hen niet beschaafd genoeg. Het waren echte duivels, die leerjongens. Ze hadden niet het minste respect voor de ouderen. Nummer een wei gerde toilet te maken voor het diner en ik zag me wel verplicht hem de laan uit te sturen De laatste, een onbeschofte jonge Schot, ging waarachtig miin vrouw achter haar rug nadoen. Ik betrapte hem hierop en gaf hem een flink pak slaag, waarop ik hem onmiddel lijk naar het hoofdkwartier terugzond. Is het bijhouden der boeken dan zoo in gewikkeld? vroeg Bruce, die hoopte door de een of andere temperamentvolle uitbarsting van den manager wel enkele bijzonderheden te ver nemen. Het zyn niet zoozeer de boeken. De pos ten, enz kan ik wel maken, doch ik ben nu eenmaal geen boekhouder. Het is me een fyn karweitje! En het ergste van alles is nog wel, dat ik iedere maand een rapport moet maken, dat alles moet stemmen, dat ik zelfs de voor raden moet opgeven, ook ae peisvoorrau, ,u, uen toestand van de gebouwen en verdere bijzon derheden. Kunt u zich iets meer absurds voorstellen? Iedere maand wordt een groote staat ingevuld nadat de boeken stemmen, die staat wordt dan in een map opge borgen en een half jaar lang kijkt memand er meer naar om. Drommels nog toe, ze zullen het in het hoofdkantoor nog zoover weten te brengen, tot ik een soort aap word, ik, de manager van den eenigen post der maat schappij die in mijn district geen concurrenten heb, een post, waar in één seizoen meer pelsen worden verzameld, dan in twee andere posten tezamen. Morley's woede en beleedigde trots waren gemeend en onmiskenbaar. De man werd ge kweld en zijn houding was eerlijk. Wanneer hij zoo doorging zou hij wellicht nog wel iets be langrijks loslaten. Doch waarom uzelf kwellen met die rap porten, daar u ze slechts in mappen opbergt? vroeg Bruce. Dat is het 'm juist. Er wordt veronder steld, dat ik die rapporten opberg tot de win- terkoerier naar het hoofdkantoor gaat en dan moeten ze alle worden meegegeven. Ik heb nog twee weken voor me en de rapporten sedert October moet ik nog maken. Wórden de rap porten niet verzonden, dan eischt de districts manager ze op. Ik zou denken, wierp Bruce boud op, dat de omstandigheid, dat u met zooveel succes de tegenstanders buiten dit district houdt, zooals u dat noemt, toch wel als een verontschuldi ging zou kunnen gelden. Dat zou ook kunnen, en ik weet, dat dit zou worden gedaan, wanneer pelshandelaren aan het hoofd der zaak stonden. Doch de lei ding is in handen van accountants, pennelik- kers en de eenige resultaten, die ze wenschen. zijn maandelyksche overzichten die op een cent na stemmen. Bah! Bruce waagde meer. Hij constateerde, dat Morley in den gewenschten gemoedstoestand verkeerde. Hij voelde zich absoluut veilig. Het is een schande, dat uw werk niet gewaardeerd wordt, zei nij. Het is toch werke lijk een feit van groote beteekenis, dat u ln dit uitgestrekte district zoo'n rijken post alleen be zet. Dit is trouwens toch een bewijs, dat u voor de maatschappij een waardevolle kracht bent. Hoe legt u het toch aan? Door het stellen van deze vraag versterkte Bruce zijn positie. Hij nam de kans, die ge boden werd, waar. Een laatste maal nam hij een steekproef om te weten of Morley hem al dan niet vertrouwde. Wanneer er geen aan wijzingen voor eenig wantrouwen waren, zou hij een aanvang kunnen maken met het bijwerken der boeken, de gewenschte gegevens verder ver zamelen en dan vertrekken. Werd hy gewan trouwd. dan kon hy zich toch nog altijd be veiligen zoo noodig nog verschillende maanden hier blijven en zich stevig vestigen. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 9