Jiet wdiaal van den daa
Bij het aftreden van Lord Tyrrell
D^BBELM^N
FORT-MYSTERY
BRITSCH AMBASSADEUR
TE PARIJS
Tusschen leven en dood
Castella is het
nieuwe schoon
heidsmiddel!
MAANDAG 5 MAART 1934
Een der weinige katholieke toon
aangevende Britsche
diplomaten
Tweemaal werd zijn
zending verlengd
Een leeuw in huis
Java's vulkanen
Gemzen en steenbokken
door lawine gedood
Elanden in Zweden
sterven uit
Oudheden gevonden te
Capena
15 ct.
Eigen visch geen eigen
dom
WE 'koe/vee/
Ti
heel wat rang jahpv en naar\
gone Dawson zyn j kwestie
ne« Feiis! wit van vertrouwen
Stedenbouw in Italië
Schatten in de Tafelbaai
waf"
Zomerfeesten te Triëst
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
illlU
door
Katharina en Robert Pinkerton
Lord Tyrrell, die sind 1928 Britsch am
bassadeur te Parijs geweest is, zal aftre
den en opgevolgd worden door Sir George
Russell Clerk, den tegenwoordigen ambassadeur
te Brussel.
Politieke beteekenis heeft Lord Tyrrell's af
treden niet. Reeds twee jaren geleden had hij
den leeftijdsgrens (65) bereikt, maar tot twee
maal toe heeft hij op aandringen der regee
ring er in toegestemd nog een jaar aan de am
bassade te blijven. Zijn gezondheid, geschokt
door een aanval van pleuris, stond hem niet
toe den belangrijksten diplomatieken post in het
buitenland (Parijs neemt, wat Engeland aan
gaat, op grond der traditie de eerste plaats in)
langer te vervullen.
Men zegt dat er vroeger meer groote am
bassadeurs waren dan in de jaren na den oor
log. Sinds Britsche ministers er een gewoonte
van gemaakt hebben de diplomatieke centra
zelf af te reizen, en den ambassadeurs op kri
tieke oogenblikken zooal niet het werk, dan tcch
de eer en de verdienste afhandig te maken,
zou aan de groote ambassades de „stemming"
er niet op vooruitgegaan zijn. Mannen van den
allereersten rang, die vroeger voor Parijs, Ber
lijn of Rome in aanmerking gekomen zouden
zijn, zouden thans meer voelen voor de iets
minder belangrijke posten, waar zij niet be
hoeven te vreezen voor een voortdurend ingrij
pen door leden der regeering.
Toch heeft het feit dat geen stad zwaarder
door bezoeken van Britsche ministers geteisterd
is geworden dan Parijs. Lord Tyrrell niet belet
een groot ambassadeur te zijn. Velen beweren
dat hij zelfs zijn beroemden voorganger, den
Markies van Crewe, nog overtroffen heeft.
Hij is een der weinige toonaangevende Brit
sche diplomaten, die tot de Katholieke Kerk
behooren; zijn naam duidt trouwens op zijn
lersche afkomst.
Te Parijs stond hij, van het eerste oogenblik
af, in hoog aanzien. Aan den heer Doumergue,
die ten tijde van Lord (toenmaals Sir William)
Tyrrell's benoeming president der Republiek
was, schrijft men de woorden toe:
„Is de nieuwe gezant Katholiek? Katholieke
Engelschen zijn steeds bijzondere menschen!"
Of hieruit moest afgeleid worden dat ook
Protestantsche Franschen bijzondere menschen
zijn? M. Doumergue immers is Protestant.
Eten van de grootste verdiensten van Lord
Tyrrell als ambassadeur is geweest dat hij steeds
er voor gezorgd heeft niet te populair te wor
den. Kolonel House, de vriend van president
Wilson, heeft gezegd dat de fout van de mees
te ambassadeurs is dat zij zich niet populair
genoeg of dat zij zich te populair maken. Lord
Tyrrell had den naam, een bijzondere voorlief
de voor Frankrijk te koesteren, en zijn benoe
ming werd in 1928 te Parijs dan ook met bui
tengewone voldoening begroet. Maar terwijl hij
bijna zes jaar lang hard gewerkt heeft voor de
Verbetering en bevestiging der Engelsch-Fran-
sche betrekkingen, heeft hij, strenger wellicht
dan één zijner voorgangers, in het oog gehouden
dat hij te Parijs alleen zat om de Britsche be
langen te behartigen.
Hij was geen beroepsambassadeur. Van 1907
PARIJS, 3 Maart. Te Poitiers is heden een
circuswagen met leeuwen en tijgers tegen een
boom gereden. Door den schok sprong de kooi
open en een tijger en twee leeuwen ontsnap
ten. De tijger was spoedig weer gevangen, maar
de leeuwen veroorzaakten meer last. Een dezer
dieren was in een huis gevlucht, waar men
het slechts met groote moeite kon meester
worden. De tweede leeuw, die zich in den tuin
van hetzelfde huis verdekt had opgesteld, kon
door den directeur van het circus met een
lasso gevangen worden.
tot 1915 was hij particulier secretaris van Sir
Edward Grey, die hem in»zijn mémoires warme
hulde gebracht heeft. Vorst Lichnowsky,
Duitschlands laatste ambassadeur te Londen
vóór den oorlog, roemde zijn ongewoon intel
lect en beschouwde hem als een der machtig
ste invloeden aan het Foreign Office.
Later werd Lord Tyrrell, nadat hij de be
langrijkste rol gespeeld had bij de technische
voorbereiding van de werkzaamheden der Brit
sche gedelegeerden ter vredesconferentie, per
manent ondersecretaris voor Buitenlandsche
zaken. Deze functie plaatste hem aan het hoofd
van het Foreign Office, en maakte hem eenige
jaren lang tot den oppersten leider der Brit
sche diplomatie.
Uit het feit dat tot tweemaal toe zijn missie
met een jaar verlengd geworden is, blijkt welk
een haast onontbeerlijke factor hij was gewor
den in Engelands diplomatiek systeem.
Vier ministers van Buitenlandsche Zaken
Sir Austen Chamberlain, Mr. Henderson, Lord
Reading en Sir John Simon hebben gedu
rende zijn ambassade het Foreign Office be
stuurd. Van niet één hunner werd het als een
ramp beschouwd, dat zijn ambtsperiode niet
met een jaar verlengd kon worden.
Als een ambassadeur groot is, is hij veel groo-
ter dan de ministers, onder wie hij dient.
Dezer dagen heeft voor de Neden. Mi), van
Letterkunde te Leiden dr. W. van Bemmelen
gesproken over, „In de ban van Java's vul
kanen".
In de litteratuur staan twee elementen op
den voorgrond, dat zijn handeling en om
geving. Terwijl de handeling bijna immer die
van levende wezens is (menschen, bover -
natuurlijke wezens of dieren) verschilt de om
geving sterk, naarmate zij kunstmatig is, of
die der vrije natuur.
Zal de schrijver iets werkelijk waars en
goeds leveren, zoo zal hij zoodanig vertrouwd
met de gekozen handeling en omgeving dienen
te zijn, dat hij ze in zijn verbeelding kan door
leven.
Deze eenvoudige waarheden verklaren mis
schien, waarom in ons land, dat arm is aan
verscheidenheid van gebeurtenissen en vrije
natuur, ook de litteratuur aan verscheidenheid
in onderwerpen niet rijk is. Uitgesproken is
de armoede van ons land aan verscheidenheid
in vrije natuur; temeer moet daarom toege
juicht worden de opleving in het bezoek aan
de schoone resten, die wij nog bezitten. Wii
ontberen echter het gebergte en de zee kan dat
gemis niet vergoeden.
Maar de Nederlander is een reiziger! Edoch
vertoeft hy meestal niet lang genoeg in ae
bergen om hun natuur voldoende doorleefd te
hebben.
Maar in de tropische gewesten leeft hij vaas
lang genoeg om die eigenaardige vertrouwd
heid te krijgen! Inderdaad zien we hier in de
litteraire productie handeling en omgeving in
nieuwe vormen' optreden. Zelden zijn het de
vakschrijvers, die naar de Koloniën verhui
zen en uit de blijvende Nederlandsche bevol
king kwamen maar zeer weinig schrijvers naa»
voren. Meestal waren het menschen met ganscb
andere bezigheden, die allengs tot schrijven
kwamen en doorgaans ook bepaalde zich da
nandeling tot het eigen bezoek aan de vrye
natuur. Daardoor trad juist op den voorgrond
de inwerking der omgeving op den schrijver
en belangwekkend is het na te gaan welse
vormen die inwerking vermag aan te nemen
Zoo rijk echter is de tropische natuur, dat tei
beperking uit haar een keus moet gedaan wor
den. Spreker vestigde die op het vulkaanland
schap, opdat hij uit eigen ondervinding zou
kunnen spreken, en met beelden zijn woorden
zou kunnen toelichten.
Machtig is de indruk, dien de hooge vulkaan
maakt, solitair, als hij oprijst uit het lage land
gelijk een Tjerimai, een Larvee. Beheerscher is
hij van het wel en wee van dit land, dat nu
het aanzijn schonk.
Merkwaardig is de reeks van tegenstellinger
in omgeving, die zij den bestijger aanbiedt. Be
neden de vruchtbare velden, met hun vredige
watervlakten, die glimlachend vreeselijke ge
heimen bewaren, daarna het oerwoud
dat allengs uitdunt tot den laatsten voor
post in de regionen, waar de stille strijd
woedt met de giftige dampen der kratervelden,
die zelf in de hoogste gordels de naaktheid
van grimmig gesteente blootleggen. Tenslotte
als de verbijsterendste der tegenstellingen, de
kraterput.
Tot ontraadseling prikkelend zijn de geome
trische vormen die de vulkaan vertoont. Zeer
sterk in zijn boeiing is hij, omdat hij een
levende berg is en in zijn flanken en wanden
laat aflezen het bewogen leven, dat het zijne
was gedurende aeonenduur. Jeugd, mannelijken
leeftijd, ouderdom zien we verpersoonlijkt in
de vele vulkanen van Java en haar eiland-
buren en alles, wat wij kennen van een men-
schelyken levensgang, vinden wij terug in deze
levende bergen. Ook den dood en de uiteindelijke
vernietiging. Allermachtigst van indruk zijnde
uitbarstende vulkaan, en de schrikbarende
tafereelen der vernieling. Heel de gamma van
schoonheid tot verschrikkelijkheid boden de
lahars van den Kloet, onmiddellijk na zijn
laatste uitbarsting. Tenslotte; hoe is te over
treffen de geheimzinnige schoonheid van kra-
termeren als die van Kloet, Idjen of Rindjani?
Eindeloos van verscheidenheid zijn hier de in
drukken op hem, die dit alles aanschouwt.
Uit Aosta wordt gemeld, dat in de omgeving
van het naburige plaatsje Cogne, een groot
aantal gemzen en steenbokken door een lawine
om het leven zijn gekomen. Verschillende berg
bewoners waren getuige van het tragische
schouwspel, doch zij konden, uit vrees voor een
volgende lawine, geen enkele reddingspoging
wagen.
Zweden was tot nu toe het eenige land in
Europa, waar de eland nog in vrij grooten ge
tale voorkwam. Door de aanwezigheid van tal
rijke moerassen en wouden wordt aan de
levensvoorwaarden dezer dieren voldaan. Naar
schatting bedraagt het aantal Zweedsche elan
den nog altijd ongeveer 40.000. Daar nu het ver
langen van iederen Scandinavischen jager er
op gerfcht is tenminste eenmaal in zijn leven
een eland te vellen, en daar velen er in slagen
dezen droom te verwezenlijken, worden er ieder
jaar meer exemplaren geschoten. Terwijl in
1923 driehonderdtachtig elanden het lever,
lieten, waren het er vorig jaar al meer dan
zesduizend, waaraan men nog moet toevoegen
de door stroopers neergelegde exemplaren. Dit
zijn er jaarlijks zes- a zevenhonderd.
Men heeft dan ook kortgeleden de wet, welke
de elanden beschermt, uitgebreid, zoodat het
tegenwoordig zeer moeilijk is aan een eigen ge
schoten dier te komen. De jacht is maar een
paar dagen per jaar vrij. De licentie is zeer
hoog, en zelfs de koning moet, wanneer hij een
eland wil schieten, deze licentie betalen.
In het Italiaansche stadje Capena zijn den
laatsten tijd interessante oudheden aan het
licht gekomen, aa. de resten van een vroeg
christelijke kerk, Romeinsche sarcophagen en
verscheidene fraaie beeldhouwwerken, voorna
melijk vrouwenfiguren. Voorts een kist, welke
een aantal goed geconserveerde gouden siera
den bevat, waarvan de meeste met edelsteenen
gemonteerd zijn. Deze sieraden zijn vermoedelijk
van Byzantijnschen oorsprong.
Voor iedere vrouw, die Castella
voor het eerst gebruikt, is het
een heerlijke verrassing.
Castella is een schoonheids-
zeep! Nederlandsche palm-en
olijfoliezeep - zuiver en kost
baar- diede huid soepel maakt
en zacht als perzikdons, die de
teint frischheid geeft en be
koorlijkheid Castella heeft
zoo'n verfijnden geur, die -
zacht en zuiver - de huid héél
even parfumeert. Een wonder
lijk fijne zeep - „Castella" van
Dobbelman uit Nijmegen I
Probeert ze morgen! Overmor
gen wilt U niet anders meer!
Lord Exeter, die een meer bezit in de buurt
van Stamford, inviteerde verschillende henge
laars, om zijn'visch te komen vangen. Het ge
zelschap trok welgemoed naar het visclirijke
water en het succes was bijzonder groot, zoodat
er alom vroolijkheid heerschte.
Op een gegeven oogenblik echter kwam een
opzichter in dienst van den plaatselijken vis-
schersbond een spaak in het wiel steken. Hij
begon namelijk met een der hengelaars te ver
baliseeren, omdat deze meer dan zes brasems
boven een bepaald gewicht had gevangen, wat
volgens de bepalingen van den bond verboden
was.
De rechter veroordeelde den hengelaar tot
een boete van 5 shilling. En het verweer van
Lord Exeter, dat hij alleen toch iets over zijn
eigen visch uit zyn eigen meer te zeggen had,
werd door den rechter beantwoord met het
gezegde, dat het bedoelde water onder de juris
dictie van den plaatselijken bond stond en de
eigenaar zich dus aan diens voorschriften te
onderwerpen had.
Arthur Fells stond In zijn winkel met 'n
humeur dat den vroolijksten man tot
wanhoop gebracht zou hebben. Dat was
niet slechts vandaag het geval, maar dit duur
de nu al meer dan een week. Fells was name
lijk tot de ontdekking gekomen, dat hij erin ge-
loopen was.
Een tijd geleden had een handelsreiziger hem
bepraat om een voorraad dassen te koopen, wat
hij in een zwak oogenblik gedaan had. Op zich
zelf zou dit niet erg geweest zijn, maar.... de
dassen waren helgeel, kanarietjesgeel!
„Het zal de groote mode worden van dit voor
jaar, meneer," had de welsprekende reiziger ge
zegd. „Gele dassen! Het zal er storm om loo-
pen en ik zeg U by voorbaat: sla er een flinken
voorraad van in, dan loopt U niet de kans bij
een nabestelling nul op het request te krij
gen!"
Fells had zich laten bepraten en kocht een
grooten voorraad, maar van verkoopen was
geen sprake. Niemand wilde er aan, behalve 'n
jongeman, die er erg intelligent uitzag. Na hem
raakte Fells geen enkele gele das meer kwijt.
Hy begon in te zien dat hy er in was ge
vlogen en dat hielp niet mee om zijn humeur
te verbeteren. En juist dien dag dat hy met
een gezicht van storm en onweer achter zijn
toonbank stond, stapte John Dawson den win
kel binnen.
„Goeden morgen, meneer Fells," zei hij vroo-
lyk. „Hoe gaat het er mee? En hoe loopen de
zaken?"
„Miserabel!" bromde Fells, „je hadt net zoo
goed kunnen wegblijven."
„Toch niet," antwoordde Dawson, ,,want U
herinnert zich natuurlijk nog wel dat U me
beloofd hebt een contract af te sluiten."
„Daar herinner ik me niets meer van en bo
vendien, ik heb met dat advertentiebureau van
jou al genoeg geld weggesmeten."
„Inderdaad heeft U al eens uw omzet ver
groot door middel van myn advertentiebureau,"
verbeterde John Dawson, „en dat zelfde bu
reau is in staat om dat nogmaals te presteeren.
Reclame, meneer, is de ziel van den handel en
wie adverteert verkoopt alles wat los en vast
is."
„Behalve dan toch kanariegele dassen!"
schamperde Fells.
John Dawson floot tusschen zijn tanden.
„Kanarie-gele dassen?" herhaalde hij. „Daar
noemt U even een gek artikel op. Wie koopt er
nu gele dassen? Die zyn hoogstens goed voor
carnaval."
„Maar ondertusschen zit ik er mee in mijn
maag. Zoo erg zelfs, dat ik wel een contract
zou willen afsluiten met dat advertentiebureau
van jou als je me van den voorraad kon af
helpen."
Dawson dacht na.
„fin U geeft me bovendien vijf procent van
de opbrengst," zei hij.
„Je bent gek," zei Fells nijdig, „voor mijn part
zou je tien procent kunnen krijgen, maar je
kunt toch geen gele dassen verkoopen."
„In orde. Tien procent," antwoordde John
Dawson zakelijk. „Maak vandaag een etalage
met die monsterachtige dingen. Over drie da
gen, dus Donderdag, zult U geen handen ge
noeg hebben om gele dassen te verkoopen. De
eenige voorwaarde die ik stel is, dat U nooit
meer dergelijke rommel koopt, want ik kan
niet eeuwig blijven helpen."
,,Je bent gek," herhaalde Fells nog eens, maar
Dawson was den winkel al uit.
Toch stalde Fells dien dag de leelyke dassen
uit en wachtte benieuwd naar den afloop. Hij
wist met geen mogelijkheid hoe John Dawson
het zou aanleggen, maar het was een feit, dat
de jongeman fantasie en zakenlust had.
Twee dagen verliepen en de Donderdag brak
aan. 's Morgens om een uur of tien kwam er
een klant binnen die om een gele das vroeg!
Fells meende te droomen, maar geen tien mi.
nuten later had hij er al weer twee verkocht.
En de klanten bleven komen, zoodat Fells be
sloot tusschen den middag niet te sluiten. Heel
den middag en avond bleef de stroom aanhou
den en om zeven uur 's avonds, toen John Daw
son den winkel binnenkwam was de voorraad
schoon op.
Hallo, meneer Fells, hebt U een gele aas
voor me?"
„Niet één," antwoordde Fells, in de wolken,
„maar ik snap er geen steek van. Hoe heb je
hem dat gelapt?"
h/OE /S A/ET
VAH MORóEN,
POSTER?
VERBE
TER///O
toestand v
ZO/V /V/ETO
A/EVER W/LLEH
ZE6ÓEH,PA/V
PAT ZE WAT BE
TER /A, R/JHH,
WARBt/OVi5, MAAR\
IE /VOET TOT
M'n pp/jt CON
S' r-4 TE£f?£N Pat
PE TOESTA/VD
1/Z/ERANDERO,
/VAAR EPÓER 'S EET/VET
DAAR OOE /V/ET. ZE ^TAUKTOP
PE ZE/EDE HOOGTE, AL5 WAAR
OP /ERAAR 1/O/ZO- HET ZAó
ER ZEER P/ECHT /VETEAAP
O/T. WE KWAMEN HOOJO/ST
OR T/JD. //V /-/OOR EET teR R//J-
5TE WE Zt/LLER PO EE WAT
WAR EER A ARP/OS /VAR '5 D/E
DORTER E/J ZR or PREC/ES
ZÖOAL.S EET /f> ER TRA/ET EE
/V/ET OR PEE TO/R TE AE/PER.
R/J 5 PE BESTE PO/C TER,
D/EE //V /VEE, SPET/AA/ TEOER
VOORTS. WAAROM HELAAS, /TOE
DEE WE A/VR/e R/EZ VEEl EER-
PER V/RPEE y
r>
RU DARPy JE HEET GEHOORD
WAT OE PO/RTEP ZE/, RET Z/ET
ER TREoR/G U/TRAAR ZE
REACH T/OE haToorZAL ZERE?
MEEWERKEN, het /s, toch eer
VREEMDE WERELD/ WAT ZEO
U/J SARPy
.Reclame meneer, is de ziel van den hanc.l",
declameerde Dawson met pathos, „en U herin
nert U zeker wel wat we hebben afgesproken, U
sluit een contract bij me af en betaalt me bo
vendien tien procent van de opbrengst der gele
dassen."
„Graag," antwoordde Fells, „met dat adver
tentiebureau van jou wil ik wel zaken doen.
Maar je vertelt me toch zeker, hoe je dat
kunststuk van die dassen hebt volbracht.
„Ik zal het U laten zien," zei Dawson. „Trek
uw jas aan en ga met me mee."
Ze liepen de straat op en telkens wees Daw
son naar een hoek, een plein, een vluchtheuvel
en op elke plaats die hij aanwees bevonden zich
enkele mannen, die voorzien waren van een hel
gele das.
„Verbazend!" zei Fells verrukt, „maar hoe
heb je.
,,Kom mee naar mijn bureau," antwoordde
Dawson. „Daar zult U het zien."
Op het bureau
aangekomen be-
een adresboek
is. Daarin kun je
adressen vinden van allerlei menschen die je
zelfs nooit gezien hebt. En verder weet U, dat
ik twee typistes in dienst heb. Combineer dat!
„Ik zie nog niets," antwoordde Fells.
„Lees dan dezen brief."
Fells las:
„M'n beste meneer Smith,
Het is wel heel erg brutaal van me dat ik U
een brief schrijf, maar als U weet waarvoor het
is, dan zult U niet boos zijn, doch het begrij
pen. Ik heb U al meerdere malen gezien en
heb door kennissen van U al zooveel van U ge
hoord, dat ik het waag een beroep op U te doen
Ik ben een meisje, dat zich zonder vrienden in
een vreemde stad bevindt en dat hunkert naar
een beetje vriendschap en hartelijkheid. En U
bent de meest geschikte man om me die te ge
ven. Ik hoop, dat ik niet teveel verlang, wan
neer ik U vraag om Donderdagavond zeven uur
mij op het Parkplein te willen ontmoeten. U
zult mij gemakkelijk herkennen, want ik ben
middelmatig groot, lichtblond met blauwe oogen
en draag een taschje van sehildpadleer. Laten
wij afspreken, dat U een gele das zult dragen,
dan is misloopen uitgesloten.
Uw eenzame vriendin."
„Lieve hemel!" riep Fells uit, „en dien brief
heeft U naar al die menschen gestuurd?!"
„Inderdaad," antwoordde Dawson, „en ik was
van te voren zeker van het succes, want ik weet
dat een man voor een vrouw alles over heeft,
zelfs het dragen van een kanarie-gele das."
,,'t Is fenomenaal!"
„Zeker, maar laten we thans spreken over dat
contract."
Na Rome, Brescia, Milaan, Triest cn een
tiental andere steden, wordt thans ook te Mon-
za, ten noorden van Milaan, een weloverwogen
reguleeringsplan, hetwelk de geheele stad be
treft, uitgevoerd.
Een dergelijk plan omvat niet alleen uitbrei
ding en moderniseering. doch men is er bo
vendien op bedacht, oude architectuur, mor
zoover zij artistieke of historische beteekenis
heeft, te restaureeren, bouwvallen te sloopen
en de verkeerswegen verbeteren.
ÓR*M»I
Ongeveer vierhonderd schepen hebben in den
loop der tijden hun ondergang in de „Tafel
baai" onder Kaapstad gevonden.
Binnenkort zullen door 'n Zuid-Afrikaansche
bergingsmaatschappij pogingen worden onder
nomen om resten van de ladingen op te die
pen. Men gelooft namelijk dat er een schat
van over de twintig milloen pond onder de
zandmassa's, welke de WTakken bedekken, be
graven ligt.
Het zand zal door een nieuw type bagger
machine, welke zesduizend ton zand in acht
uren verwerken kan, verwijderd worden. Tot
dusver heeft de maatschappij de plaats van
een twaalftal wrakken kunnen bepalen
In de eerste plaats zal de maatschappij een
onderzoek gaan instellen naar 'n Nederlandsch
schip de „Haarlem II", dat in 1648 met een
kostbare lading goud en porcelein, op de thuis
reis van Oost-Indië, is gezonken.
Uit Triëst wordt gemeld, dat daar binnen het
kader van de zomerfeesten, in de maand Juni
een tentoonstelling zal worden gehouden, welke
betrekking heeft op het zeewezen in den meest
uitgebreiden zin. Deze expositie bestaat 'lit vijf
af deelingen: de moderne scheepvaart; het
schip in den loop der tijden; de zee en de schil
derkunst; visch vangst; scheepsbouwkunae en
watersport.
A 11 Lop dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Qfiflfi bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door JCfi bij een ongeval met 9C/1 bij verlies van een hand 1 O C Dij verlies van een Cfi bij
Alle CL DO Title S ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen T OUUU»m verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen f OU»- doodelyken afloop# étJU» een voet of een oog# duim of wysvmger %J U» be
een breuk van
been of arm
Afï bij verlies van 'n
I tfl/»" anderen vinger
23
(Korte inhoud van het voorafgaande:
David Patterson is de eigenaar van een
bloelenden pelshandel ln Noord-Canada
Zijn expansie-zucht vindt slechts één hin
derpaal. de machtige -Hudson's Bay Com
pany ziin grootste concurrent. Deze Dezet
een post „Fort Mystery" genaamd en door
Herbert Morley beheerd, waar Patterson
ondanks herhaalde pogingen, nooit tn ge.
slaagd is vasten voet te verkrijgen. Bruce
Rochette die een diepen haat koestert te
gen de Hudson's, zal dan voor Patterson
trachten een handelspost te vestigen ln
het veelomstreden gebied. Hy vertrekt mPt
Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor
ley en ziin echtgenoote ontvangen. Bruce
geeft voor belast te ziin met het doen van
waarnemingen voor een aardrllkskundig
genootschap. Bruce krijgt de gelegenheid
om een tocht te maken naar een afgelegen
kamp en ontdekt hier het geheim van Fort
Mystery.
Daarna zou hij slechts te kennen
geven, dat hij in westelijke richting
een tocht zou maken ter verkrijging van
nieuwe gegevens over de temperaturen. De
Morley's zouden hem dan voor het laatst ge
zien hebben tot het midden van den volgen
den zomer; dén zou hy terugkomen met een
flinke uitrusting om een post te bouwen en,
met Nee-da-boy als stroopop, zou hii de
Indianen van de Hudson's Bay weghalen.
Morley vatte Bruce's aarzeling oc als een
weigering.
Ik zou werkelijk graag hebben, dat u
me hielp, zei hij, steeds op pleitenden toon. Ik
kan kop noch staart vmuen m den treurigen
toestand van mijn boeken. De een of andere
dwaas op het hoofdkantoor der maatschappij
kreeg het in zijn kop om dubbelboekhouden
in te voeren voor iederen post en de commis
sarissen gaven hem daartoe opdracht. Dat ts
een beleediging, meneer, een be-lee-di-ging!
en Morley sloeg met zijn vuist op tafel. Ik ben
geen suffe pennelikker, geen boekhoudertje. Ik
ben niet hierheen gekomen om van 's morgens
vroeg tot 's avonds een. pen te hanteeren. Ik
ben de manager van dezen post. In dit district
ben ik belast met de behartiging der belangen
van de Hudson's Bay Company. Ik heb tot taak
te zorgen, dat de maatschappij de pelsen krijgt,
dat de Indianen tevreden en ijverig zijn, dat
de tegenstanders uit dit district gehouden wor
den, dat de zaken van den post vlot van stapel
loopen. Ik kan mijn tijd niet gaan verknoeien
met heele rijtjes getallen te zitten schrijven
en overschrijven. Meneer, de goeie ouwe tijd is
voorbij. Vroeger waren we pelshandelaren;
mannen, die voor de Hudson's Bay door het
vuur vlogen, alles voor haar over hadden, ja
zelfs voor haar wilden sterven, als het moest.
En nu! Het is werkelijk ongehoord! Wat vraagt
de maatschappij thans van ons!? Dat we kan
toorklerken en boekhouders worden. Dit schijnt
het nieuwste principe te zijn; het is beter dat
de boeken kloppen, dan dat de pelsvooriaad
stampvol zit.
Hij hield op met spreken. De punten van zijn
snor stonden overeind, zijn wangen waren rood.
En Bruce, die het pelsland, zijn romantiek en
zijn geheimen door en door begreep en er
innerlijk om jubelde, die ook de methoden kende
van hen die Schotland en Engeland hadden
verlaten om den avontuurlijken strijd te
wagen, voelde in zich een zekere sympathie.
Deze mannen waren toch dappere strijders
voor het geluk geweest. In hun districten waren
ze de wetgevers. En al voelden ze zich wel
wat vlug in hun eer getast bij de minste
inmenging in hun zaken door de hoofdkan
toren, nóg vlugger waren ze in den strijd voor
het behoud hunner maatschappij. En deze
waardeerde hen. ze begreep hen en meesten
tijds hadden de heeren ook hun zin gekregen.
Doch Bruce werd niet misleid door Morley's
uitval. Hij wist uit ervaring, dat de mannen van
de oude garde tierden en scholden op de
nieuwe methoden van zaken doen. dat ze
maling hadden aan de thans hun opgedragen
administratieve werkzaamheden en openlijk
verklaarden te verlangen naar den terugkeer
van de dagen van vroeger. Doch hij wist ook.
dat ieder hunner onmiddellijk den strijd zou
opnemen tegen den buitenstaander, die het
denkbeeld zou uiten, dat de Hudson's Bay geen
in alle opzichten volmaakte maatschappij was.
Ik dacht, dat alle posten een bediende
hadden, zei Bruce.
Wel was het Bruce opgevallen, en het had
hem eenigszins verbaasd, dat hier geen be
dienden waren; van den anderen kant twij
felde hij er nauwelijks aan, dat de omstan
digheid, dat Morley hier alles op zijn schouders
nam, tot op zekere hoogte verband hield met
zijn macht in dit district. Hy was echter in
het geheel niet voorbereid op den plotselingen
ommekeer in Morley's optreden; zijn arrogan
tie was ineens verdwenen en in zijn gezegde lag
thans een soort excuus.
Ik zou wel een bediende willen hebben,
doch het is terwille van myn vrouw, zei hij.
Ik heb hier twee jongelui gehad, doch om u
de waarheid te zeggen, mijn vrouw vond hen
niet beschaafd genoeg. Het waren echte duivels,
die leerjongens. Ze hadden niet het minste
respect voor de ouderen. Nummer een wei
gerde toilet te maken voor het diner en ik zag
me wel verplicht hem de laan uit te sturen
De laatste, een onbeschofte jonge Schot, ging
waarachtig miin vrouw achter haar rug
nadoen. Ik betrapte hem hierop en gaf hem
een flink pak slaag, waarop ik hem onmiddel
lijk naar het hoofdkwartier terugzond.
Is het bijhouden der boeken dan zoo in
gewikkeld? vroeg Bruce, die hoopte door de
een of andere temperamentvolle uitbarsting van
den manager wel enkele bijzonderheden te ver
nemen.
Het zyn niet zoozeer de boeken. De pos
ten, enz kan ik wel maken, doch ik ben nu
eenmaal geen boekhouder. Het is me een fyn
karweitje! En het ergste van alles is nog wel,
dat ik iedere maand een rapport moet maken,
dat alles moet stemmen, dat ik zelfs de voor
raden moet opgeven, ook ae peisvoorrau, ,u, uen
toestand van de gebouwen en verdere bijzon
derheden. Kunt u zich iets meer absurds
voorstellen? Iedere maand wordt een groote
staat ingevuld nadat de boeken stemmen,
die staat wordt dan in een map opge
borgen en een half jaar lang kijkt memand er
meer naar om. Drommels nog toe, ze zullen
het in het hoofdkantoor nog zoover weten te
brengen, tot ik een soort aap word, ik, de
manager van den eenigen post der maat
schappij die in mijn district geen concurrenten
heb, een post, waar in één seizoen meer pelsen
worden verzameld, dan in twee andere posten
tezamen.
Morley's woede en beleedigde trots waren
gemeend en onmiskenbaar. De man werd ge
kweld en zijn houding was eerlijk. Wanneer hij
zoo doorging zou hij wellicht nog wel iets be
langrijks loslaten.
Doch waarom uzelf kwellen met die rap
porten, daar u ze slechts in mappen opbergt?
vroeg Bruce.
Dat is het 'm juist. Er wordt veronder
steld, dat ik die rapporten opberg tot de win-
terkoerier naar het hoofdkantoor gaat en dan
moeten ze alle worden meegegeven. Ik heb nog
twee weken voor me en de rapporten sedert
October moet ik nog maken. Wórden de rap
porten niet verzonden, dan eischt de districts
manager ze op.
Ik zou denken, wierp Bruce boud op, dat
de omstandigheid, dat u met zooveel succes de
tegenstanders buiten dit district houdt, zooals
u dat noemt, toch wel als een verontschuldi
ging zou kunnen gelden.
Dat zou ook kunnen, en ik weet, dat dit
zou worden gedaan, wanneer pelshandelaren
aan het hoofd der zaak stonden. Doch de lei
ding is in handen van accountants, pennelik-
kers en de eenige resultaten, die ze wenschen.
zijn maandelyksche overzichten die op een cent
na stemmen. Bah!
Bruce waagde meer. Hij constateerde, dat
Morley in den gewenschten gemoedstoestand
verkeerde. Hij voelde zich absoluut veilig.
Het is een schande, dat uw werk niet
gewaardeerd wordt, zei nij. Het is toch werke
lijk een feit van groote beteekenis, dat u ln dit
uitgestrekte district zoo'n rijken post alleen be
zet. Dit is trouwens toch een bewijs, dat u voor
de maatschappij een waardevolle kracht bent.
Hoe legt u het toch aan?
Door het stellen van deze vraag versterkte
Bruce zijn positie. Hij nam de kans, die ge
boden werd, waar. Een laatste maal nam hij
een steekproef om te weten of Morley hem al
dan niet vertrouwde. Wanneer er geen aan
wijzingen voor eenig wantrouwen waren, zou hij
een aanvang kunnen maken met het bijwerken
der boeken, de gewenschte gegevens verder ver
zamelen en dan vertrekken. Werd hy gewan
trouwd. dan kon hy zich toch nog altijd be
veiligen zoo noodig nog verschillende maanden
hier blijven en zich stevig vestigen.
(Wordt vervolgd)