Het huwelijk van prins Sigvard
3ïet mfiaal rnn den dag
KLEINZOON VAN DEN
ZWEEDSCHEN KONING
DE AUTOMAAT*
DE KLEINE
LIJDT SCHIPBREUK - De voorstelling
FORT-MYSTERY
DINSDAG 6 MAART 1934
De prins is bij de Ufa werkzaam
als filmregisseur en leerde
kier mej. Patzek
kennen
Het huis Bernadotte
Godsdienst en cultuur
bij de Pygmeeën
Ervaringen van missionarissen
Midden-Afrika
De naam Astrid
Niet zoo uitheemsch, als men denkt
Int. radioconferentie
gesloten
Moderne Aardrijkskunde
Contract van Leonardo
da Vinei
de oude baas ne&ft me
verteld dat je een el/n -
/5 vergeet da t n/et
Vijf gouden armbanden
gevonden
Brand in Worcester
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
min
door
Kafharina en Robert Pinkerton
M
HOOFDSTUK IX
DEN STRIJD AANVAARD
Het Huls Bernadotte is van burgerlijke
afkomst. Pas in het jaar 1810 werd de
Fransche generaal Jean Baptiste Bema-
dctte tot kroonprins van Zweden benoemd. De
vroegere generaal uit het leger van Napoleon,
een verre verwant van den keizer, werd later
een van zijn felste politieke en militaire tegen
standers. Als Karei XIV Johan besteeg hij den
Zweedschen koningstroon. Zijn echtgenoote Dé-
sirée was de dochter van den zijdehandelaar
Clary uit Marseille en haar zuster was met een
broer van Napoleon, Joseph, koning van Span
je, gehuwd.
Sedertdien, dus ruim een eeuw lang, hebben
de Bemadottes veel waarde gehecht aan de tra
ditie hunner familie en hun echtelijke verbin
dingen waren meestal met familieleden van
koningshuizen. Zoo is dan ook de jeugdige ko
ningin van België, Astrid. een Zweedsche prin
ses.
Huwelijken beneden den eigenlijken stand
zijn niet geheel nieuw. Er zijn al vroeger
Zweedsche prinsen geweest, van wie gezegd
werd, dat zij „aus der Reihe tanzen". Prins
Oscar trad vijftig jaar geleden in het
huwelijk met de schoone Ebba Munk af Ful-
kila en deed afstand van al zijn rechten voor
de kroon. Zijn neef, de groothertog van Luxem
burg, verleende hem den titel van graaf von
Wisburg.
Prins Willem van Zweden, een natuurvor-
scher en geleerde, huwde Maria Palowna,
grootvorstin van Rusland, maar reeds na en
kele jaren liet deze haar man aan zijn lot
over, om na de echtscheiding een nieuw huwe
lijk aan te gaan met den Fürst Putjatin. Ook
dit huwelijk was niet gelukkig en werd later
ontbonden. De Russische grootvorstin en vroe
gere Zweedsche prinses was nog altijd zeer on
dernemend; toen als gevolg van de vele revo
luties het aanzien der vorstenhuizen sterk had
afgenomen, ging zij naar Amerika en opende in
New-York een modesalon, waarmee zij de klan
dizie der millionnairsvrouwen won.
De zoon van genoemden prins Willem, voort
gekomen uit diens huwelijk met de grootvorstin
Maria Pawlona, prins Lennart, heeft het dich
terlijk talent van zijn vader geërfd. Hij trad in
het huwelijk met een burgerlijke, Karin Nisz-
wandt, trouwde haar in Londen en deed ter
zelfder tijd afstand van alle rechten op den
troon. Zijn eerste zelfverdiende geld won hij
door het schrijven van een roman, die in meer
dere Engelsche kranten werd opgenomen als
feuilleton en een beschrijving vormde van zijn
eigen leven. Hij woonde met zijn jonge vrouw
op het slot Mainou, een geschenk van zijn
grootmoeder, koningin Victoria, een geboren
prinses van Baden, kleindochter van keizer Wil
helm I. Met zijn koninklijken grootvader wist
hij de verzoening door te zetten, toen zijn
vrouw den koning van Zweden een oerklein-
kind, een dochtertje, ter wereld bracht.
Prins Eugen van Nerike, een der meest be
kende Zweedsche kunstschilders, heeft zich uit
het hofleven vrijwel teruggetrokken en leeft
voornamelijk in de kunstenaarswereld te Parijs.
Zelfs de tegenwoordige koning van Zweden
heeft burgerlijke eigenaardigheden: hij is een
gepassioneerde en hoog aangeschreven tennis
speler, neemt onder den schuilnaam Mister G.
•an alle internationale wedstrijden persoonlijk
deel en juist te Berlijn krijgt men hem vaak
in den bekenden Rot-Weiss-Klub in zijn col
bertje als trainer te zien.
Wanneer men dit alles weet. dan kijkt men
niet al te verbaasd over het burgerlijk huwe-
HJk van prins Sigvard van Zweden met de
beeldsehoone Erika Patzek uit BerlijnWilmers-
dorf. Deze charmante Zweedsche prins studeer
de aanvankelijk te München literatuur, is, wat
men tegenwoordig hier een „arische" verschij
ning zou noemen en heeft zich te Berlijn door
zijn eenvoud veel vrienden verworven. Hij is een
kleinzoon van den tegenwoordigen koning van
Zweden, werkte twee jaar te Berlijn als film
regisseur en heeft bij die gelegenheid hier zijn
hart verloren. Erika Patzek leerde hij een jaar
geleden kennen en weldra was zij op de Ber-
lijnsche filmateliers bekend als een kameraad
van prins Sigvard. Haar vader is zakenman,
hem behooren de marktpleinen in Wilmersdorf
en hij verhuurt vrachtwagens en auto's. In
Neuglobsow heeft hij een landhuisje en daar
woont tegenwoordig zijn gezin.
Het huwelijk zal den 8en Maart te Londen
worden voltrokken en als trcuwgetuigen zullen
dr. Gordon, 's prinsen advocaat, en een broer
van mejuffrouw Patzek optreden. Prins Sigvard
hoopt zijn werkzaamheid bij de Ufa na afloop
van een huwelijksreisje te Berlijn voort te zet
ten.
in
Het katholieke blad „Awenize d'Italia" be
vat een groot artikel over de primitieve ge
loofsuitingen der Afrikaansche dwergen volken.
Prof. P. Wilhelm Schmidt S.V.D. van de Ween-
sche universiteit, die tegelijk wetenschappelijk
directeur is van het ethnologisch Missie-mu
seum in Lateranen, kreeg in het jaar 1925
van Paus Pius XI de opdracht materiaal te
verzamelen over de geestelijke gesteltenis en
gezindheid der primitieve volkeren. Een leer
ling van dezen geleerde, P. Michel Schulien
S.V.D., heeft kort geleden een groot artikel ge
publiceerd over dit onderwerp. Dit artikel
steunt op materiaal, dat door missionarissen in
vaak jaren lang missiewerk onder de primitieve
volkeren verzameld werd.
Eindelijk heeft P. Prilles eenigen tijd geleden
een uitvoerig werk in het licht gegeven; „Les
Pygmées de la Forêt Equatoriale", waarin hij
zijn ervaringen van acht jaren langen arbeid
wedergeeft. Tijdens een olifantenjacht redde
P. Prilles een hoofdman der Pygmeeën het le
ven. Uit dankbaarheid hiervoor sloot deze
vriendschap met den Europeeschen missionaris
en leerde hem de taal der Pygmeeën.
Zoo leerde P. Prilles 14 groepen van dwerg
volken in 150 dorpen nauwkeurig kennen en
kon waarnemingen doen omtrent hun gods
dienst en cultuur. Deze waarnemingen laten
zich in 't kort aldus samenvatten: dat de
dwergvolken die verstrooid leven in Mid
den- en Zuid-Afrika aan een opperwezen
gelooven, maar daarnaast ook aan natuurgees
ten, aan de geesten der overledenen. Verder
hebben zij vage voorstellingen van totemisme en
kennen zwakke vormen van toovenarij. Wat het
geloof aan een opperwezen betreft, is het in
teressant dat dit door de Pygmeeën met den
naam „Heer", „Heer aller dingen" en ook
„Onze Vader" aangeroepen wordt. De Pyg
meeën van Gabun noemen den hoogsten God
ook den uitvinder of ontdekker en gelooven
dat hij Jn de hoogte" woont, maar steeds en
overal op aarde tegenwoordig is. Zij gelooven
dat dit de eenige God is, die noch vrouw noch
kinderen heeft en onsterfelijk is. God hoort en
ziet alles en straft den boosdoener. Hij is
machtig en kan door niemand overwonnen
worden. Hij is de Heer over leven en dood.
Hij heeft alle dingen geschapen. Hij is goed.
Eens leefde hij onder de menschen, maar hij
ging van hen weg door hunne schuld. Toch
bemint hij hen ook nu nog.
Het hoogste wezen dezer primitieve volkeren
bezit dus alle eigenschappen van den waren
God: hij is eenig, almachtig, alomtegenwoor
dig, alwetend, eeuwig, de Schepper van het
Heelal. Hij is goed en heeft den menschen een
zedenwet voorgeschreven. Om Hem te verzoe
nen, moet de schuldige een zoenoffer brengen.
Sommige stammen kennen ook het geloof aan
een straf in de andere wereld, aan een voort
bestaan ver van God. De moraal dezer inboor
lingen schrijft het gebed en verschillende offer
handelingen voor. Zij geeft ook door God voor
geschreven verboden, die echter verschillend
zijn voor de verschillende stammen. Bijzonder
merkwaardig is, dat de Pygmeeën in tegenstel
ling tot de naburige negerstammen slechts één
vrouw bezitten. De eerstgeboren zcon wordt
aan God gewijd door een ceremonie, welke aan
ons Doopsel herinnert.
De Brusselsche „Standaard" wijst er op, dat
de naam „Astrid" niet zoo uitheemsch is als
misschien wel in 't eerst gedacht zou worden.
Guido Gezelle spreekt van „Vrouwe Astride'
in zijn mooi verhaal „Van den kleenen Her
tog" en reeds vóór jaren werd de naam Astrid
aan meisjes gegeven in ettelijke dorpen van
West-Vlaanderen.
In 't begin der Middeleeuwen schreef men
nog „Asridr" uit het vroeger „Asfridr", w'aar
de toonlooze f wegviel. De hedendaagsche be-
teekenis van dezen naam (waar men den stam
„As" wel terugvindt, naam die in de oude Ger-
maansche Mythologie de aanduiding was der
godheid) is niet minder dan: Gode-lieve, lie
veling Gods.
Men zal zich nog de blijde tijding gedenken,
welke in '30 de gemoederen onzer vrome katho
lieken in vervoering bracht, het heuglijke nieuws
dat Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid
tot het Katholieke geloof was overgegaan.
Evenmin zal men vergeten het blijk van
waardeering welke aan het talrijkste deel der
Belgische Natie gegeven werd, toen Prinses
Astrid aannam de Vlaamsche taal aan te lee-
ren onder leiding van den heer Herman Teir-
linck.
GENèVE, 5 Maart. (V. D De te Geneve ge
houden conferentie van de Union Internatio
nale de Radiodiffusion, die zich voornamelijk
heeft bezig gehouden met den in den Europee
schen omroep ontstanen toestand door de ver-
deeling der lange golflengten volgens het plan
van Luzem, is gesloten. De door de technische
deskundigen der verschillende Europeescne om
roepen gedane experimenten hebben getoond,
dat de resultaten van het plan van Luzern, voor
zoover het de middelmatige golflengten tus-
schen de 200 en 545 Meter betreft, bevredigend
miiiiiiiiiiiiiii
1111111M1111111
„Ais je met een auto in 3 kwar
tier van den Haag naar Amster
dam wilt rijden en je gaat om
twee uur weg, waar ben je dan
om half drie
„In Leiden, meester, in het acade
misch ziekenhuis."
I Wel een wonderbare vinding,
Voor den kooplust op de straat,
i Is de ijzeren bediende,
De bekende automaat.
Stil en rustig en geduldig,
Maar toch immer energiek,
Is en staat hij ter beschikking
Van het wandelend publiek
Draag je mooie zijden kousen
i Of een -parel op je das,
Zijt u lichtelijku weet wel,
Maar toch eenigszins bij kas,
Of er komt een smerig joggie,
1 Of de juffrouw met een schort,
Of een dame, doch als dame
Met een kennelijk tekort,
Onbewogen, zonder oordeel
Staat de koude automaat,
Hij werkt zwijgend, stelt geen vragen,
Geeft en helpt ons accuraat.
Slechts een geldstuk in het gleufje
1 Is datgeen, iaat hij verlangt,
Waarna ieder, even spoedig,
Wat hij hebben wil, ontvangt!
I Alles gaat hier automatisch,
Zorgzaam, zindelijk en kwiek
i Door de wet der winkelsluiting
i En een handige techniek!
Maar wat niemand kon vermoeden,
I Waar geen mensch aan heeft gedacht,
Waarvoor nergens vak of gleufje,
1 Links noch rechts is aangebracht,
1 Wat alleen maar de minister
Schijnbaar bijgesloten heeft,
Is, dat hij nu automatisch.
1 't Automaten-wetje geeft!
MARTIN BERDEN
(Nadruk verboden)
5iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiuiiiiiiuiimiimiiiimiiiiiiiiiiuiiiiiimiiim£
zijn. Eenige stations hebben gevallen van we-
derzijdsche storing gemeld, waarop voorstellen
zijn gedaan tot opheffing dezer storing.
Op de lange golf waren de resultaten minder
bevredigend.
De conferentie heeft tenslotte de punten
voorbereid, die door de internationale consul
tatieve commissie voor het radio-verkeer in
September 1934 te Lissabon behandeld zullen
worden.
De volgende bijeenkomst der Union Interna
tionale de Radiodiffusion zal van 12 tot 20 Juni
as. te Londen worden gehouden.
In een vergadering van de Vereeniging voor
Lombardijsche geschiedenis, welke dezer dagen
te Milaan werd gehouden, heeft, Dr. Girolamo
Calvi mededeelingen gedaan omtrent een on
langs aan het licht gekomen document, Leo
nardo da Vinei betreffende, een contract n.l.
volgens hetwelk een zekere Matteo Colombo te
Como zich verplicht den kunstenaar 50 karre-
vrachten grof steen te leveren en wel „ter plaat
se van den arbeid" tot het vervaardigen van
een paviljoen dat „de schilder en architect
Maestro Lionardo" te Milaan zou bouwen. Deze
overeenkomst werd den 28sten Maart 1490 aan
gegaan, het begin van den arbeid was vastge
steld op 7 April van hetzelfde jaar. De prijs
voor het materiaal bedroeg 20 gouden dukaten,
bij de aanvaarding van het contract te voldoen,
en nogmaals 20 gouden dukaten, na voltooiing
van den arbeid, met dien verstande, dat indien
de opdrachtgevers van Maestro Lionardo, de
uitvoering van het bouwwerk wegens oorlog of
een andere oorzaak mochten stopzetten, de
kunstenaar niet verplicht zou zijn, het mate
riaal te gaan aanvaarden.
Men vraagt zich thans in Milaan af, van
welk bouwwerk hier sprake kan zijn geweest.
De opdrachtgevers waren ongetwijfeld de
Sforza's. Intusschen heeft men de schetsboeken
van da Vinei geraadpleegd en er inderdaad
ontwerpen voor een paviljoen in den tuin van
de burcht der Sforza's gevonden. Naar alle
waarschijnlijkheid is dit werk echter niet uitge
voerd. Verschillende kunsthistorici zetten het
onderzoek in dezen voort.
In den Paaschtijd van 1910 was ik op reis langs
de Fransche Zuidkust, toen :k in Marseille
een telegram ontving, dat me voor een be
langrijke zaak naar Londen terugriep. Ik pakte
een valies, liet m'n zwaardere bagage in 't hotel
achter en nam den nachttrein naar Parijs, waar
ik vroeg in den morgen meende aan te komen.
Zóó haastig was mijn vertrek, dat ik geen tijd
had gehad een slaapcoupé te reserveeren, het
geen per slot van rekening ook beter was, daar
deze trein toch te laat vertrok. Ik installeerde
mij in een ledigen eerste klasse-coupé van een
voortrein en viel spoedig door de schommeling
van den wagen in slaap.
Ik moet enkele uren geslapen hebben, want
toen ik door een plotseling stoppen van den trein
wakker schrok en uit het raam keek, oemerkte
ik, dat ik Dijon had bereikt. Een blik op mijn
horloge zeide mij, dat het twee uur in den mor
gen was en eensklaps voelde ik dat ik honger en
dorst had.
„Hoe lang heb ik tijd in Dijon?" vroeg ik aan
den conducteur, toen de trein stopte.
„Tien minuten, mijnheer."
Ik liet m'n overjas en valies in den coupé en
haastte mij naar het buffet. Direct werd ik be
diend en begon haastig aan een sandwich met
een kop koffie. Nauwelijks had ik een paar hap
pen gedaan, of de locomotief floot en de trein
zette zich langzaam in beweging. Ik greep wat
klein geld uit m'n zak, wierp het zonder te tel
len op het buffet en rende over het nerron om
m'n wegriidenden trein nog te pakken. De loco'
motief tufte echter met steeds grooter snelheid
en aan 't einde van 't perron moest ik m'n po
ging opgeven.
Dat was me een fraaie geschiedenis. Midden
in den nacht in een vreemde. Fransche stad en
geen enkele trein meer voor 7 uur in den morgen.
Het eenige wat me te doen stond, was, een hötel
te zoeken, waar ik de rest van den nacht kon
doorbrengen. Geen taxi was te zien; ik begon
dus, danig uit m'n humeur, naar een hotel te
zoeken. Dijon is geen groote stad, maar ieder
hotel waar ik aanbelde, was vol met toeristen en
reizigers. Geen inrichting waar ik ook zocht, was
er te vinden, die me een kamer voor den nacht
kon aanbieden.
Mistroostig zocht ik mijn weg terug naar 't
station, toen ik eensklaps voor den ingang van
een nauwe straat stond in een gedeelte der stad,
dat ik me niet kon herinneren eerder gezien te
hebben. In m'n neerslachtige stemming, m'n
kleeren doorweekt van den fijnen motregen, was
ik maar al te blij een rood licht ergens 50 meter
voor me uit te zien.
„Goddank," dacht ik, „dat zal een gelegenheid
zijn waar ik ten minste kan gaan zitten en wat
gebruiken."
Voor de deur gekomen, zkg ik dat het een vrij
armoedige inrichting was. Het moest een gewone
kroeg wezen, maar in mijn toestand kon ik niet
kieskeurig zijn, zoodat ik de deur opende en
binnen trad. Achter het kleine buffet stond een
roodharige vrouw en naast haar een man. Ik
merkte direct op, dat hij slechts twee vingers
aan de linkerhand had: den duim en den wijs
vinger. Twee mannen zaten aan een tafeltje en
dronken: voor de rest was de inrichting leeg.
De aanblik was niet erg opwekkend en de at
mosfeer was dik met tabaksrook en een viezen
wijngeur bezwangerd. Het was te laat om op m'n
schreden terug te keeren, bovendien was ik te
zelfbewust, om te vreezen, dat me in zoo'n in
richting iets tegen m'n wil zou overkomen.
Ik stapte dus naar het buffet en bestelde een
kop koffie. Ongelukkig had ik al m'n kleingeld
op 't stationsbuffet achtergelaten en moest ik
m'n portefeuille aanspreken, waarin zich o.m.
10 biljetten van 1000 francs bevondeh. Op dit
oogenblik zag ik echter het gevaarlijke daarvan
nog niet in. Maar toen ik me neerzette om m'n
consumptie te gebruiken, voelde ik, dat ik scherp
werd gadegeslagen. Waarschijnlijk waren deze
menschen niet gewoon aan een heer als klant. Ik
schrok uit m'n overdenking op door een vraag
van den „vingerloozen man,":
„Wenscht mijnheer een kamer? We hebben
er nog juist een vacant."
Ik voelde dat ik best een paar uur slaap kon
gebruiken. Ik accepteerde dus het aanbod. Nadat
ik de kamer betaald had, ging de vrouw me voor
met een kandelaar naar een op de eerste verdie
ping gelegen slaapvertrek. Zij onende de deur,
zette den kandelaar op een kastje en met de be
lofte, dat ze mij om zes uu» zou wekken, om bij-
C WEL 5ANDV WAT MOET
1 JE YAn ME HEBBEN
I \MOETJE ME GOMP
LATEN Z/EN?
WEL ALLEMACHTIG fH/J W/L ME
I MET WILLY IM KEN/V/G BEEN -
i GEN. JA W/LL Y. DE OODE J/M HEEFT\
me O VEE JE GESP/ZOMEN. BLIJ
JE TE Z/EN HOOF
EE KEÉEL BENT HM ZEGT,
PAT JE LANO B/J ANA//E
BENT DE WEEGT Hp ZEO JE,
VRIENDLIEF DATEEH VP/ENp
VAN A.MN/E DOM THJTJ VH/EHL
fcy TV Chiaie Trlbm.
HSROLV etwn m
tijds den trein van 7 uur naar Parijs te kunnen
nemen, verliet zij de kamer en sloot de deur. Ik
begon het vertrek nauwkeurig te inspecteeren.
Het bed was van een ouderwetsch type met
een solieden houten hemel, die op 4 pilaren
rustte. Aan den muur, waartegen het bed stond,
hing een schilderij van Marie Antoinette. Bui
ten het kastje was er geen meubilair in de ka
mer. Het venster was smal, met ijzeren tralies
voorzien en zag uit op platte daken van aan
grenzende huizen. Ook zag ik, dat de deur niet
met een sleutel kon worden gesloten.
De menschen hier konden natuurlijk eerlijk
zijn, maar het type om vertrouwen te wekken,
wqren ze niet. Ik
nam zoo geluid-
vry zTarfkasïe Mijfl UVOfltUUr
op en zette het p,
zóó voor de deur, Ifl JLilJOtl 5
dat de eene zij-
kant tegen de
deur stond en de andere het bed raakte. Daar
na blies ik de kaars uit en legde me gekleed
te bed.
Twee uur later werd ik wakker, met een
vreemd gevoel dat er iets niet in den haak was.
Ik ging overeind zitten, stak de kaars aan en
keek in 't rond. Tot m'n ontzetting zag ik twee
dingen gebeuren. De houten hemel van het bed
gleed geruischloos omlaag; het hoofd van Marie
Antoinette was al gedeeltelijk verdwenen; boven
dien probeerde iemand om door de gebarricadeer
de deur te komen. Direct sprong ik uit bed, deed
een stap naar de deur en zag dat de „vinger-
looze" man door een kier met alle macht de
kast trachtte weg te duwen. Z'n hoofd was half
verscholen en op zachten toon hoorde ik hem
zeggen: „Schiet op met het bed, Justine."
„De hemel is al naar beneden," klonk het
fluisterend, waarop de kerel weer z'n aandacht
aan de deur wijdde. Met één sprong stond ik
voor het raam en probeerde de ijzeren tralies te
forceeren, maar zonder het minste succes. Daar
herinnerde ik me eensklaps, dat ik in m'n col-
bertzak 'n zwaren Engelschen sleutel had, dien ik
dien morgen had gebruikt, maar vergeten in
m'n valies te bergen. Onverwijld zette ik me aan
't werk, daar de deur al onheilspellend begon
te kraken. Ik draaide de opening van den sleutel
vast om een ijzeren tralie en boog met de kracht
der wanhoop een der tralies op zij. De opening
was juist groot genoeg om me door te laten, en
met één sprong bereikte ik het platte dak van
een der aangrenzende huizen. Het was geen
oogenblik te vroeg. Op het moment dat ik het
dak onder m'n voeten voelde, hoorde ik een af
schuwelijke verwensching achter me.
„Pierre! Dezen kant! Hier is hij!" hoorde ik
de vrouw roepen, die ook al op het platte dak
was gesprongen en moeite deed mijn enkel te
grijpen. Zonder me te bedenken, sprong ik van
een acht meter hoog dak op de straat, naar
beneden. M'n handen en m'n gezicht bloedden;
m'n kleeren waren gehaverd, m'n boord hing los
en gescheurd bij m'n hals neer, maar ik rende
door de verlaten straten, tot ik eindelijk een
politie-agent ontmoette. Met enkele woorden
stelde ik hem op de hoogte, waarop hij me voor
sloeg hem direct te vergezellen en hem het roof-
hol aan te wijzen. Ik stemde daarin toe. Maar
nu kwam de moeilijkheid, dat ik geen straat
naam had gezien en ik in mijn vlucht er natuur
lijk niet op gelet had, welke straten ik was in
geslagen. De stad was me geheel onbekend en
voor mij een doolhof. We doorkruisten tien,
twaalf verschillende nauwe straten, doch von
den het roofhol met de roode lamp niet. De
agent bracht me op het hoofdbureau van politie,
waar ik den commissaris opnieuw de heele ge
schiedenis vertelde. Ik legitimeerde me als direc
teur eener groote bankinstelling in Londen; hij
beloofde me direct een streng onderzoek te zul
len instellen en me te laten weten wat hiervan
het resultaat was. Ook leende hij me een over
jas, die ik beloofde van uit Parijs te zullen terug
zenden, daar ik me van een heele nieuwe uit
rusting moest voorzien. M'n reis naar de Fran
sche hoofdstad kon ik nu met den trein van 7
uur vervolgen.
Ofschoon ik, daar gekomen, de overjas terug
zond hoorde ik nooit iets van het resultaat van
het ingestelde onderzoek, waaruit ik de conclusil
trok, dat het de politie niet gelukt was het ge®
vaarlijke moord- en roofhol op te sporen.
Zoo eindigde mijn avontuur in Dijon: de»
nacht, in deze stad doorgebracht, zal ik nooit
vergeten.
Tijdens graafwerk voor de poort der stad
Kottbus vond een werkman vijf armbanden uit
massief goud, met een totaal gewicht van 858
gram. Men vermoedt dat de armbanden 1600
jaar oud zijn en uit het zuidelijk deel van
Zweden afkomstig zijn. De autoriteiten der
provincie Brandenburg hebben den goudschat
in bewaring genomen. De armbanden zullen
worden geschonken aan het geschiedkundig
museum te Berlijn.
In de stad Worcester in Massachusetts is
door onbekende oorzaak in een hotel een
brand uitgebroken, die met razende snelheid
om zich neen greep. Vijf personen vonden den
dood in de vlammen, terwijl twaalf zware
verwondingen opliepen.
yf _I 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Ofifïfi levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/i bij een ongeval met 9 C/l bij verlies van een hand 1 Of oij verlies van een C/l bij een breuk van Afï bij verlies van 'n
ZXllS Q O OTITIC o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OUUU»" verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen doodelijken afloop AOU»m een voet of een oog# duim of wijsvinger t#l/«~been of arm Tl/»" anderen vinger
(Korte inhoud van het voorafgaande
David Patterson is de eigenaar van een
bloetenden Delshandel tn Noord-Canada
Zl1n exoansie-zucht vindt slechts één htn-
demaal de machtige Hudson's Bav Com
pany ziln grootste concurrent Deze oezet
een oost .For, Mvsterv" genaamd en door
Herbert Morley beheerd waar Patterson
ondanks herhaalde Doglngen. nooit m ge
slaagd is yasten yoet te yerkrllgen Bruce
Rochette die een dienen haat koestert te
gen de Hudson's zal dan yoor Patterson
trachten een handelspost te vestigen tn
het veelomstreden gebied HU vertrekt met
Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor
ley en zijn echtgenoote ontvangen Bruce
geeft voor belast te z!1n met het doen van
waarnemingen voor een aardrijkskundig
genootschap. Bruce krijgt de gelegenheid
om een tocht te maken naar een afgelegen
kamp en ontdekt hier het geheim van Fort
Mystery.
Iedereen kan, mits hy dat maar wil den
tegenstander er uit houden! bekende Morley op
eeriyken toon. wy hebben het altyd gedaan.
Wij mannen van de oude traditie, gingen niet
uit den weg voor vreemde binnenvallende vry-
handelaren. Thans, met al die bedienden en
boekhouders, die onze posten afreizen, gaat de
maatschappij ten gronde. Alle mogelijke indivi
duen zullen komen en binnen enkele jaren zal
er geen sprake meer zijn van pelshandel. Wer
kelijk en hy keek Bruce recht in de oogen ter
wijl hij met zijn vuist op de tafel sloeg, net is
gemakkelijk om den tegenstander er uit te
houden, wanneer je maar recht door zee gaat.
Reeds twee honderd jaren is deze post hier
gevestigd. De maatschappij heeft de Indianen
altijd goed behandeld, zy heeft hen yverig ge
maakt, geheel overeenkomstig hun natuur ze
heeft hen geholpen in slechte jaren en hen ge
leid door vette jaren. De maatschappy heeft
haar rechten hier verdiend; zy heeft ovet de
Indianen 'n soort overwicht gekregen hetgeen
den armen drommels werkeiyk ten goede komt.
Een ding is echter noodig: de luitjes er onder
te houden, de duimschroeven even aan te
draaien wanneer ze een beetje weerbarstig
blijken; daarby moet je hun altyd laten -oeien.
dat je de baas bent. Dat is alles. Dót is het
ook. wat ik gedaan heb. Wanneer de een of
andere vryhandelaar ten tooneele verscheen,
gaf ik gewoon een eenvoudig bevel, dat de
lagers uit zijn omaeving moesten worden ge
houden. En ze hebben me altijd gehoorzaamd.
Doch wie zyn deze vrijhandelaren? Onderkrui
pers! Lui die absoluut geen rechten hier hebben;
kleine armzalige handelaartjes, kleine winke
liertjesBah! Eén man jaagt ze allemaal op
de vlucht, wanneer hij maar van zich af durft
byten. Trucs en opschepperij, zooals ze dat in
de Vereenigde Staten noemen, dat is hun heele
prestatie. Ik ben hier alleen en bied al ge
durende vijftien jaren het hoofd aan de oppo
sitie, en ik bemachtig nog steeds de pelsen.
Dót alléén telt: de pelsen bemachtigen. Hoe
kun je nu toch pelsen bemachtigen met die
onzinnige boeken? Hoe moet nu een maande-
ïyksch overzicht de concurrentie uit een district
houden?
Terwyi hij zoo sprak geleek hy werkeiyk de
sterke, krachtige manager van den welvaren
den post, die geen enkelen tegenstander zou
dulden, Bruce ontdekte, dat hyzelf haast ge
loof hechtte aan de hoedanigheden, die hy nim.
mer in Morley's persoonlykheid verscholen had
gewaand. Doch de toorn van den manager
scheen verdwenen te zyn en hy wachtte thans
Brace's antwoord op zijn vraag.
Ik had er niet het minst vermoeden van,
dat u in zoo groote moeiiykheden zat, zei
Brace op een toon van vriendeiyke belangstel
ling. Ik ben geen boekhouder en geloof dus niet,
dat u aan myn hulp veel zult hebben. Ik heb
echter wel eenige ervaring als zoodanig en Ik
zal het wéér maar laten schieten. Met ons
beiden moeten we toch in staat zyn de rap
porten op tijd de deur uit te doen gaan.
Morley's gezicht straalde. Hij sprong over
eind.
Sakkeloot jongen! riep hy opgewonden
uit. Doe dat voor mii, en ik wil alles voor u
doen. Alles in dezen post staat tot uw beschik
king. Alles! Alles!
Morley's vreugde was allerminst geveinsd.
Bruce voelde zich gerustgesteld. De vraag van
Morley berustte niet op list of bedrog, evenmin
als zijn waardeering over de in het uitzicht ge
stelde hulp. Hy was eeriyk. Wat hy ook kon
vermoeden, wót ook het geheim was van zijn
macht op Fort-Mystery, Bruce kon er niet aan
twijfelen, dat Morley zijn hulp verlangde en
blij was dat hulp opdaagde.
Plotseling stond Morley op en ging naar de
trading-shop.
Ik zal u maar al dadeiyk aan het werk
zetten, vóór u wellicht van gedachte zoudt ver
anderen, zei hy lachend, terwijl zy belden de
voordeur uitgingen.
Toen zij in de trading-shop kwamen, zagen
zy een ouden Indiaan, die, geleund tegen de
toonbank, sprak met den halfbloed. Morley
stond op het punt in zyn kantoortje te gaan,
dat achter In de shop was gelegen, toen de
halfbloed hem aansprak.
Nee-da-boy zegt. dat hy meer suiker moet
hebben en thee en een wollen deken.
Morley keerde zich vlug om en keek naai
den ouden Indiaan. Ook Bruce nam hem
nieuwsgierig op. Voor de eerste maal lag de
sleutel van het geheim onder zyn bereik, en zag
hy den man, wiens diensten hy zou moeten
benutten om zyn eersten stap te zetten op den
weg der revanche.
Zeg aan Nee-da-boy, dat hij het niet krygt,
antwoordde de manager.
Nee-da-boy keerde zich langzaam om en
keek naar Morley. Zyn blik bleef rustig, zelfs
toen hij den woedenden blik van den manager
ontmoette. Brutaal keek hy Morley aan. Toen
zei hy op een toon, alsof Morley hem verstond,
in Ojibwaasch:
Ik heb het altyd gekregen, vóór ik er om
vroeg. Ik zou er niet om vragen, wanneer ik
niets noodig had.
Die ouwe bedelaar zegt dat altyd, barstte
Morley uit, toen de halfbloed Nee-da-boy's ant
woord had vertaald. Zeg hem, dat hy het niet
kan krijgen en mii niet opnieuw lastig moet
vallen. Ik heb hem al te eten gegeven zoolang
ik hier ben.
Morley keerde zich om en ging zyn Kan
toortje binnen. Bruce volgde, zóó langzaam
echter, dat hy de vertaling van Morley's ge
zegde door den halfbloed nog hoorde.
De halfbloed was een goed tolk. Hij vertaalde
letterlijk, zonder commentaar, nóch goed-, nóch
afkeurend. Hij was als het wase een soort
machine, die, voor zoover Bruce kon waarne
men, letterlyk uiterlyk onbewogen bleef by de
verschillende stadia van het drama, dat zich
aan de andere zyde van de toonbank verder
afspeelde. Toen Bruce het kantoor binnenging,
verliet Nee-da-boy de trading-shop.
Morley nam zyn boeken van een rek en begon
Brace een en ander uit te leggen. Hy toonde hem
de blanco formulieren voor de maandelyksche
overzichten, alsmede hoe ze ingevuld moesten
worden. Hy gaf een verklaring van de ver
schillende rekeningen en toonde ook aan hoe
ver hy achter stond. Hij was hiermede nog niet
gereed toen de halfbloed Bruce kwam zeggen:
Uw bediende Joe wenscht u te spreken.
Met een ongeduldig gebaar ging Bruce naar
buiten en trof Joe Snowbird bij den ingang van
de trading-shop. Toen Joe Bruce zag, ging eerst
genoemde naar buiten, waarmede hy te kennen
gaf, dat zijn mededeelingen niet voor andere
ooren bestemd waren.
Wel, drommels nog toe, wat is er aan de
hand? vroeg Bruce, de deur achter zich slui
tend.
Ik vandaag vertrekken, luidde t ant
woord.
Ga je weg? Naar Winnipeg?
Winnipeg, antwoordde Joe op flegmatie-
ken toon. Ik vandaag vertrekken. Medicynman
hier al heelen tyd boos.
Brace keek zyn hondendryver een oogenblik
verbaasd aan. Dit was de eerste tegenslag, dien
hy ondervond en zeker de meest onaangename,
wijl hy de mogelykheid hiervan niet onder de
oogen had gezien. Alleen gelaten te worden op
Fórt-Mystery. zonder eenig middel om te ver
trekken wanneer de tyd daarvoor gekomen zou
zyn, was Iets ondenkbaars. En Joe's mededee-
ling opende juist dit vooruitzicht voor Brace.
Onzin! zei Bruce op scherpen toon. je hebt
aangenomen, dat je hier bij my zoudt blilven,
tenzij ik je opdracht zou geven eerder te ver
trekken. Je mag niet gaan.
Ik vertrek vandaag nog, klonk het laco
nieke antwoord.
.(Wordt vervolgd)