Het huwelijk van prins Sigvard 3ïet mfiaal rnn den dag KLEINZOON VAN DEN ZWEEDSCHEN KONING DE AUTOMAAT* DE KLEINE LIJDT SCHIPBREUK - De voorstelling FORT-MYSTERY DINSDAG 6 MAART 1934 De prins is bij de Ufa werkzaam als filmregisseur en leerde kier mej. Patzek kennen Het huis Bernadotte Godsdienst en cultuur bij de Pygmeeën Ervaringen van missionarissen Midden-Afrika De naam Astrid Niet zoo uitheemsch, als men denkt Int. radioconferentie gesloten Moderne Aardrijkskunde Contract van Leonardo da Vinei de oude baas ne&ft me verteld dat je een el/n - /5 vergeet da t n/et Vijf gouden armbanden gevonden Brand in Worcester AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL min door Kafharina en Robert Pinkerton M HOOFDSTUK IX DEN STRIJD AANVAARD Het Huls Bernadotte is van burgerlijke afkomst. Pas in het jaar 1810 werd de Fransche generaal Jean Baptiste Bema- dctte tot kroonprins van Zweden benoemd. De vroegere generaal uit het leger van Napoleon, een verre verwant van den keizer, werd later een van zijn felste politieke en militaire tegen standers. Als Karei XIV Johan besteeg hij den Zweedschen koningstroon. Zijn echtgenoote Dé- sirée was de dochter van den zijdehandelaar Clary uit Marseille en haar zuster was met een broer van Napoleon, Joseph, koning van Span je, gehuwd. Sedertdien, dus ruim een eeuw lang, hebben de Bemadottes veel waarde gehecht aan de tra ditie hunner familie en hun echtelijke verbin dingen waren meestal met familieleden van koningshuizen. Zoo is dan ook de jeugdige ko ningin van België, Astrid. een Zweedsche prin ses. Huwelijken beneden den eigenlijken stand zijn niet geheel nieuw. Er zijn al vroeger Zweedsche prinsen geweest, van wie gezegd werd, dat zij „aus der Reihe tanzen". Prins Oscar trad vijftig jaar geleden in het huwelijk met de schoone Ebba Munk af Ful- kila en deed afstand van al zijn rechten voor de kroon. Zijn neef, de groothertog van Luxem burg, verleende hem den titel van graaf von Wisburg. Prins Willem van Zweden, een natuurvor- scher en geleerde, huwde Maria Palowna, grootvorstin van Rusland, maar reeds na en kele jaren liet deze haar man aan zijn lot over, om na de echtscheiding een nieuw huwe lijk aan te gaan met den Fürst Putjatin. Ook dit huwelijk was niet gelukkig en werd later ontbonden. De Russische grootvorstin en vroe gere Zweedsche prinses was nog altijd zeer on dernemend; toen als gevolg van de vele revo luties het aanzien der vorstenhuizen sterk had afgenomen, ging zij naar Amerika en opende in New-York een modesalon, waarmee zij de klan dizie der millionnairsvrouwen won. De zoon van genoemden prins Willem, voort gekomen uit diens huwelijk met de grootvorstin Maria Pawlona, prins Lennart, heeft het dich terlijk talent van zijn vader geërfd. Hij trad in het huwelijk met een burgerlijke, Karin Nisz- wandt, trouwde haar in Londen en deed ter zelfder tijd afstand van alle rechten op den troon. Zijn eerste zelfverdiende geld won hij door het schrijven van een roman, die in meer dere Engelsche kranten werd opgenomen als feuilleton en een beschrijving vormde van zijn eigen leven. Hij woonde met zijn jonge vrouw op het slot Mainou, een geschenk van zijn grootmoeder, koningin Victoria, een geboren prinses van Baden, kleindochter van keizer Wil helm I. Met zijn koninklijken grootvader wist hij de verzoening door te zetten, toen zijn vrouw den koning van Zweden een oerklein- kind, een dochtertje, ter wereld bracht. Prins Eugen van Nerike, een der meest be kende Zweedsche kunstschilders, heeft zich uit het hofleven vrijwel teruggetrokken en leeft voornamelijk in de kunstenaarswereld te Parijs. Zelfs de tegenwoordige koning van Zweden heeft burgerlijke eigenaardigheden: hij is een gepassioneerde en hoog aangeschreven tennis speler, neemt onder den schuilnaam Mister G. •an alle internationale wedstrijden persoonlijk deel en juist te Berlijn krijgt men hem vaak in den bekenden Rot-Weiss-Klub in zijn col bertje als trainer te zien. Wanneer men dit alles weet. dan kijkt men niet al te verbaasd over het burgerlijk huwe- HJk van prins Sigvard van Zweden met de beeldsehoone Erika Patzek uit BerlijnWilmers- dorf. Deze charmante Zweedsche prins studeer de aanvankelijk te München literatuur, is, wat men tegenwoordig hier een „arische" verschij ning zou noemen en heeft zich te Berlijn door zijn eenvoud veel vrienden verworven. Hij is een kleinzoon van den tegenwoordigen koning van Zweden, werkte twee jaar te Berlijn als film regisseur en heeft bij die gelegenheid hier zijn hart verloren. Erika Patzek leerde hij een jaar geleden kennen en weldra was zij op de Ber- lijnsche filmateliers bekend als een kameraad van prins Sigvard. Haar vader is zakenman, hem behooren de marktpleinen in Wilmersdorf en hij verhuurt vrachtwagens en auto's. In Neuglobsow heeft hij een landhuisje en daar woont tegenwoordig zijn gezin. Het huwelijk zal den 8en Maart te Londen worden voltrokken en als trcuwgetuigen zullen dr. Gordon, 's prinsen advocaat, en een broer van mejuffrouw Patzek optreden. Prins Sigvard hoopt zijn werkzaamheid bij de Ufa na afloop van een huwelijksreisje te Berlijn voort te zet ten. in Het katholieke blad „Awenize d'Italia" be vat een groot artikel over de primitieve ge loofsuitingen der Afrikaansche dwergen volken. Prof. P. Wilhelm Schmidt S.V.D. van de Ween- sche universiteit, die tegelijk wetenschappelijk directeur is van het ethnologisch Missie-mu seum in Lateranen, kreeg in het jaar 1925 van Paus Pius XI de opdracht materiaal te verzamelen over de geestelijke gesteltenis en gezindheid der primitieve volkeren. Een leer ling van dezen geleerde, P. Michel Schulien S.V.D., heeft kort geleden een groot artikel ge publiceerd over dit onderwerp. Dit artikel steunt op materiaal, dat door missionarissen in vaak jaren lang missiewerk onder de primitieve volkeren verzameld werd. Eindelijk heeft P. Prilles eenigen tijd geleden een uitvoerig werk in het licht gegeven; „Les Pygmées de la Forêt Equatoriale", waarin hij zijn ervaringen van acht jaren langen arbeid wedergeeft. Tijdens een olifantenjacht redde P. Prilles een hoofdman der Pygmeeën het le ven. Uit dankbaarheid hiervoor sloot deze vriendschap met den Europeeschen missionaris en leerde hem de taal der Pygmeeën. Zoo leerde P. Prilles 14 groepen van dwerg volken in 150 dorpen nauwkeurig kennen en kon waarnemingen doen omtrent hun gods dienst en cultuur. Deze waarnemingen laten zich in 't kort aldus samenvatten: dat de dwergvolken die verstrooid leven in Mid den- en Zuid-Afrika aan een opperwezen gelooven, maar daarnaast ook aan natuurgees ten, aan de geesten der overledenen. Verder hebben zij vage voorstellingen van totemisme en kennen zwakke vormen van toovenarij. Wat het geloof aan een opperwezen betreft, is het in teressant dat dit door de Pygmeeën met den naam „Heer", „Heer aller dingen" en ook „Onze Vader" aangeroepen wordt. De Pyg meeën van Gabun noemen den hoogsten God ook den uitvinder of ontdekker en gelooven dat hij Jn de hoogte" woont, maar steeds en overal op aarde tegenwoordig is. Zij gelooven dat dit de eenige God is, die noch vrouw noch kinderen heeft en onsterfelijk is. God hoort en ziet alles en straft den boosdoener. Hij is machtig en kan door niemand overwonnen worden. Hij is de Heer over leven en dood. Hij heeft alle dingen geschapen. Hij is goed. Eens leefde hij onder de menschen, maar hij ging van hen weg door hunne schuld. Toch bemint hij hen ook nu nog. Het hoogste wezen dezer primitieve volkeren bezit dus alle eigenschappen van den waren God: hij is eenig, almachtig, alomtegenwoor dig, alwetend, eeuwig, de Schepper van het Heelal. Hij is goed en heeft den menschen een zedenwet voorgeschreven. Om Hem te verzoe nen, moet de schuldige een zoenoffer brengen. Sommige stammen kennen ook het geloof aan een straf in de andere wereld, aan een voort bestaan ver van God. De moraal dezer inboor lingen schrijft het gebed en verschillende offer handelingen voor. Zij geeft ook door God voor geschreven verboden, die echter verschillend zijn voor de verschillende stammen. Bijzonder merkwaardig is, dat de Pygmeeën in tegenstel ling tot de naburige negerstammen slechts één vrouw bezitten. De eerstgeboren zcon wordt aan God gewijd door een ceremonie, welke aan ons Doopsel herinnert. De Brusselsche „Standaard" wijst er op, dat de naam „Astrid" niet zoo uitheemsch is als misschien wel in 't eerst gedacht zou worden. Guido Gezelle spreekt van „Vrouwe Astride' in zijn mooi verhaal „Van den kleenen Her tog" en reeds vóór jaren werd de naam Astrid aan meisjes gegeven in ettelijke dorpen van West-Vlaanderen. In 't begin der Middeleeuwen schreef men nog „Asridr" uit het vroeger „Asfridr", w'aar de toonlooze f wegviel. De hedendaagsche be- teekenis van dezen naam (waar men den stam „As" wel terugvindt, naam die in de oude Ger- maansche Mythologie de aanduiding was der godheid) is niet minder dan: Gode-lieve, lie veling Gods. Men zal zich nog de blijde tijding gedenken, welke in '30 de gemoederen onzer vrome katho lieken in vervoering bracht, het heuglijke nieuws dat Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Astrid tot het Katholieke geloof was overgegaan. Evenmin zal men vergeten het blijk van waardeering welke aan het talrijkste deel der Belgische Natie gegeven werd, toen Prinses Astrid aannam de Vlaamsche taal aan te lee- ren onder leiding van den heer Herman Teir- linck. GENèVE, 5 Maart. (V. D De te Geneve ge houden conferentie van de Union Internatio nale de Radiodiffusion, die zich voornamelijk heeft bezig gehouden met den in den Europee schen omroep ontstanen toestand door de ver- deeling der lange golflengten volgens het plan van Luzem, is gesloten. De door de technische deskundigen der verschillende Europeescne om roepen gedane experimenten hebben getoond, dat de resultaten van het plan van Luzern, voor zoover het de middelmatige golflengten tus- schen de 200 en 545 Meter betreft, bevredigend miiiiiiiiiiiiiii 1111111M1111111 „Ais je met een auto in 3 kwar tier van den Haag naar Amster dam wilt rijden en je gaat om twee uur weg, waar ben je dan om half drie „In Leiden, meester, in het acade misch ziekenhuis." I Wel een wonderbare vinding, Voor den kooplust op de straat, i Is de ijzeren bediende, De bekende automaat. Stil en rustig en geduldig, Maar toch immer energiek, Is en staat hij ter beschikking Van het wandelend publiek Draag je mooie zijden kousen i Of een -parel op je das, Zijt u lichtelijku weet wel, Maar toch eenigszins bij kas, Of er komt een smerig joggie, 1 Of de juffrouw met een schort, Of een dame, doch als dame Met een kennelijk tekort, Onbewogen, zonder oordeel Staat de koude automaat, Hij werkt zwijgend, stelt geen vragen, Geeft en helpt ons accuraat. Slechts een geldstuk in het gleufje 1 Is datgeen, iaat hij verlangt, Waarna ieder, even spoedig, Wat hij hebben wil, ontvangt! I Alles gaat hier automatisch, Zorgzaam, zindelijk en kwiek i Door de wet der winkelsluiting i En een handige techniek! Maar wat niemand kon vermoeden, I Waar geen mensch aan heeft gedacht, Waarvoor nergens vak of gleufje, 1 Links noch rechts is aangebracht, 1 Wat alleen maar de minister Schijnbaar bijgesloten heeft, Is, dat hij nu automatisch. 1 't Automaten-wetje geeft! MARTIN BERDEN (Nadruk verboden) 5iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiuiiiiiiuiimiimiiiimiiiiiiiiiiuiiiiiimiiim£ zijn. Eenige stations hebben gevallen van we- derzijdsche storing gemeld, waarop voorstellen zijn gedaan tot opheffing dezer storing. Op de lange golf waren de resultaten minder bevredigend. De conferentie heeft tenslotte de punten voorbereid, die door de internationale consul tatieve commissie voor het radio-verkeer in September 1934 te Lissabon behandeld zullen worden. De volgende bijeenkomst der Union Interna tionale de Radiodiffusion zal van 12 tot 20 Juni as. te Londen worden gehouden. In een vergadering van de Vereeniging voor Lombardijsche geschiedenis, welke dezer dagen te Milaan werd gehouden, heeft, Dr. Girolamo Calvi mededeelingen gedaan omtrent een on langs aan het licht gekomen document, Leo nardo da Vinei betreffende, een contract n.l. volgens hetwelk een zekere Matteo Colombo te Como zich verplicht den kunstenaar 50 karre- vrachten grof steen te leveren en wel „ter plaat se van den arbeid" tot het vervaardigen van een paviljoen dat „de schilder en architect Maestro Lionardo" te Milaan zou bouwen. Deze overeenkomst werd den 28sten Maart 1490 aan gegaan, het begin van den arbeid was vastge steld op 7 April van hetzelfde jaar. De prijs voor het materiaal bedroeg 20 gouden dukaten, bij de aanvaarding van het contract te voldoen, en nogmaals 20 gouden dukaten, na voltooiing van den arbeid, met dien verstande, dat indien de opdrachtgevers van Maestro Lionardo, de uitvoering van het bouwwerk wegens oorlog of een andere oorzaak mochten stopzetten, de kunstenaar niet verplicht zou zijn, het mate riaal te gaan aanvaarden. Men vraagt zich thans in Milaan af, van welk bouwwerk hier sprake kan zijn geweest. De opdrachtgevers waren ongetwijfeld de Sforza's. Intusschen heeft men de schetsboeken van da Vinei geraadpleegd en er inderdaad ontwerpen voor een paviljoen in den tuin van de burcht der Sforza's gevonden. Naar alle waarschijnlijkheid is dit werk echter niet uitge voerd. Verschillende kunsthistorici zetten het onderzoek in dezen voort. In den Paaschtijd van 1910 was ik op reis langs de Fransche Zuidkust, toen :k in Marseille een telegram ontving, dat me voor een be langrijke zaak naar Londen terugriep. Ik pakte een valies, liet m'n zwaardere bagage in 't hotel achter en nam den nachttrein naar Parijs, waar ik vroeg in den morgen meende aan te komen. Zóó haastig was mijn vertrek, dat ik geen tijd had gehad een slaapcoupé te reserveeren, het geen per slot van rekening ook beter was, daar deze trein toch te laat vertrok. Ik installeerde mij in een ledigen eerste klasse-coupé van een voortrein en viel spoedig door de schommeling van den wagen in slaap. Ik moet enkele uren geslapen hebben, want toen ik door een plotseling stoppen van den trein wakker schrok en uit het raam keek, oemerkte ik, dat ik Dijon had bereikt. Een blik op mijn horloge zeide mij, dat het twee uur in den mor gen was en eensklaps voelde ik dat ik honger en dorst had. „Hoe lang heb ik tijd in Dijon?" vroeg ik aan den conducteur, toen de trein stopte. „Tien minuten, mijnheer." Ik liet m'n overjas en valies in den coupé en haastte mij naar het buffet. Direct werd ik be diend en begon haastig aan een sandwich met een kop koffie. Nauwelijks had ik een paar hap pen gedaan, of de locomotief floot en de trein zette zich langzaam in beweging. Ik greep wat klein geld uit m'n zak, wierp het zonder te tel len op het buffet en rende over het nerron om m'n wegriidenden trein nog te pakken. De loco' motief tufte echter met steeds grooter snelheid en aan 't einde van 't perron moest ik m'n po ging opgeven. Dat was me een fraaie geschiedenis. Midden in den nacht in een vreemde. Fransche stad en geen enkele trein meer voor 7 uur in den morgen. Het eenige wat me te doen stond, was, een hötel te zoeken, waar ik de rest van den nacht kon doorbrengen. Geen taxi was te zien; ik begon dus, danig uit m'n humeur, naar een hotel te zoeken. Dijon is geen groote stad, maar ieder hotel waar ik aanbelde, was vol met toeristen en reizigers. Geen inrichting waar ik ook zocht, was er te vinden, die me een kamer voor den nacht kon aanbieden. Mistroostig zocht ik mijn weg terug naar 't station, toen ik eensklaps voor den ingang van een nauwe straat stond in een gedeelte der stad, dat ik me niet kon herinneren eerder gezien te hebben. In m'n neerslachtige stemming, m'n kleeren doorweekt van den fijnen motregen, was ik maar al te blij een rood licht ergens 50 meter voor me uit te zien. „Goddank," dacht ik, „dat zal een gelegenheid zijn waar ik ten minste kan gaan zitten en wat gebruiken." Voor de deur gekomen, zkg ik dat het een vrij armoedige inrichting was. Het moest een gewone kroeg wezen, maar in mijn toestand kon ik niet kieskeurig zijn, zoodat ik de deur opende en binnen trad. Achter het kleine buffet stond een roodharige vrouw en naast haar een man. Ik merkte direct op, dat hij slechts twee vingers aan de linkerhand had: den duim en den wijs vinger. Twee mannen zaten aan een tafeltje en dronken: voor de rest was de inrichting leeg. De aanblik was niet erg opwekkend en de at mosfeer was dik met tabaksrook en een viezen wijngeur bezwangerd. Het was te laat om op m'n schreden terug te keeren, bovendien was ik te zelfbewust, om te vreezen, dat me in zoo'n in richting iets tegen m'n wil zou overkomen. Ik stapte dus naar het buffet en bestelde een kop koffie. Ongelukkig had ik al m'n kleingeld op 't stationsbuffet achtergelaten en moest ik m'n portefeuille aanspreken, waarin zich o.m. 10 biljetten van 1000 francs bevondeh. Op dit oogenblik zag ik echter het gevaarlijke daarvan nog niet in. Maar toen ik me neerzette om m'n consumptie te gebruiken, voelde ik, dat ik scherp werd gadegeslagen. Waarschijnlijk waren deze menschen niet gewoon aan een heer als klant. Ik schrok uit m'n overdenking op door een vraag van den „vingerloozen man,": „Wenscht mijnheer een kamer? We hebben er nog juist een vacant." Ik voelde dat ik best een paar uur slaap kon gebruiken. Ik accepteerde dus het aanbod. Nadat ik de kamer betaald had, ging de vrouw me voor met een kandelaar naar een op de eerste verdie ping gelegen slaapvertrek. Zij onende de deur, zette den kandelaar op een kastje en met de be lofte, dat ze mij om zes uu» zou wekken, om bij- C WEL 5ANDV WAT MOET 1 JE YAn ME HEBBEN I \MOETJE ME GOMP LATEN Z/EN? WEL ALLEMACHTIG fH/J W/L ME I MET WILLY IM KEN/V/G BEEN - i GEN. JA W/LL Y. DE OODE J/M HEEFT\ me O VEE JE GESP/ZOMEN. BLIJ JE TE Z/EN HOOF EE KEÉEL BENT HM ZEGT, PAT JE LANO B/J ANA//E BENT DE WEEGT Hp ZEO JE, VRIENDLIEF DATEEH VP/ENp VAN A.MN/E DOM THJTJ VH/EHL fcy TV Chiaie Trlbm. HSROLV etwn m tijds den trein van 7 uur naar Parijs te kunnen nemen, verliet zij de kamer en sloot de deur. Ik begon het vertrek nauwkeurig te inspecteeren. Het bed was van een ouderwetsch type met een solieden houten hemel, die op 4 pilaren rustte. Aan den muur, waartegen het bed stond, hing een schilderij van Marie Antoinette. Bui ten het kastje was er geen meubilair in de ka mer. Het venster was smal, met ijzeren tralies voorzien en zag uit op platte daken van aan grenzende huizen. Ook zag ik, dat de deur niet met een sleutel kon worden gesloten. De menschen hier konden natuurlijk eerlijk zijn, maar het type om vertrouwen te wekken, wqren ze niet. Ik nam zoo geluid- vry zTarfkasïe Mijfl UVOfltUUr op en zette het p, zóó voor de deur, Ifl JLilJOtl 5 dat de eene zij- kant tegen de deur stond en de andere het bed raakte. Daar na blies ik de kaars uit en legde me gekleed te bed. Twee uur later werd ik wakker, met een vreemd gevoel dat er iets niet in den haak was. Ik ging overeind zitten, stak de kaars aan en keek in 't rond. Tot m'n ontzetting zag ik twee dingen gebeuren. De houten hemel van het bed gleed geruischloos omlaag; het hoofd van Marie Antoinette was al gedeeltelijk verdwenen; boven dien probeerde iemand om door de gebarricadeer de deur te komen. Direct sprong ik uit bed, deed een stap naar de deur en zag dat de „vinger- looze" man door een kier met alle macht de kast trachtte weg te duwen. Z'n hoofd was half verscholen en op zachten toon hoorde ik hem zeggen: „Schiet op met het bed, Justine." „De hemel is al naar beneden," klonk het fluisterend, waarop de kerel weer z'n aandacht aan de deur wijdde. Met één sprong stond ik voor het raam en probeerde de ijzeren tralies te forceeren, maar zonder het minste succes. Daar herinnerde ik me eensklaps, dat ik in m'n col- bertzak 'n zwaren Engelschen sleutel had, dien ik dien morgen had gebruikt, maar vergeten in m'n valies te bergen. Onverwijld zette ik me aan 't werk, daar de deur al onheilspellend begon te kraken. Ik draaide de opening van den sleutel vast om een ijzeren tralie en boog met de kracht der wanhoop een der tralies op zij. De opening was juist groot genoeg om me door te laten, en met één sprong bereikte ik het platte dak van een der aangrenzende huizen. Het was geen oogenblik te vroeg. Op het moment dat ik het dak onder m'n voeten voelde, hoorde ik een af schuwelijke verwensching achter me. „Pierre! Dezen kant! Hier is hij!" hoorde ik de vrouw roepen, die ook al op het platte dak was gesprongen en moeite deed mijn enkel te grijpen. Zonder me te bedenken, sprong ik van een acht meter hoog dak op de straat, naar beneden. M'n handen en m'n gezicht bloedden; m'n kleeren waren gehaverd, m'n boord hing los en gescheurd bij m'n hals neer, maar ik rende door de verlaten straten, tot ik eindelijk een politie-agent ontmoette. Met enkele woorden stelde ik hem op de hoogte, waarop hij me voor sloeg hem direct te vergezellen en hem het roof- hol aan te wijzen. Ik stemde daarin toe. Maar nu kwam de moeilijkheid, dat ik geen straat naam had gezien en ik in mijn vlucht er natuur lijk niet op gelet had, welke straten ik was in geslagen. De stad was me geheel onbekend en voor mij een doolhof. We doorkruisten tien, twaalf verschillende nauwe straten, doch von den het roofhol met de roode lamp niet. De agent bracht me op het hoofdbureau van politie, waar ik den commissaris opnieuw de heele ge schiedenis vertelde. Ik legitimeerde me als direc teur eener groote bankinstelling in Londen; hij beloofde me direct een streng onderzoek te zul len instellen en me te laten weten wat hiervan het resultaat was. Ook leende hij me een over jas, die ik beloofde van uit Parijs te zullen terug zenden, daar ik me van een heele nieuwe uit rusting moest voorzien. M'n reis naar de Fran sche hoofdstad kon ik nu met den trein van 7 uur vervolgen. Ofschoon ik, daar gekomen, de overjas terug zond hoorde ik nooit iets van het resultaat van het ingestelde onderzoek, waaruit ik de conclusil trok, dat het de politie niet gelukt was het ge® vaarlijke moord- en roofhol op te sporen. Zoo eindigde mijn avontuur in Dijon: de» nacht, in deze stad doorgebracht, zal ik nooit vergeten. Tijdens graafwerk voor de poort der stad Kottbus vond een werkman vijf armbanden uit massief goud, met een totaal gewicht van 858 gram. Men vermoedt dat de armbanden 1600 jaar oud zijn en uit het zuidelijk deel van Zweden afkomstig zijn. De autoriteiten der provincie Brandenburg hebben den goudschat in bewaring genomen. De armbanden zullen worden geschonken aan het geschiedkundig museum te Berlijn. In de stad Worcester in Massachusetts is door onbekende oorzaak in een hotel een brand uitgebroken, die met razende snelheid om zich neen greep. Vijf personen vonden den dood in de vlammen, terwijl twaalf zware verwondingen opliepen. yf _I 'f op dit blad zijn ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen Ofifïfi levenslange geheele ongeschiktheid tot werkendoor 7C/i bij een ongeval met 9 C/l bij verlies van een hand 1 Of oij verlies van een C/l bij een breuk van Afï bij verlies van 'n ZXllS Q O OTITIC o ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen OUUU»" verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen doodelijken afloop AOU»m een voet of een oog# duim of wijsvinger t#l/«~been of arm Tl/»" anderen vinger (Korte inhoud van het voorafgaande David Patterson is de eigenaar van een bloetenden Delshandel tn Noord-Canada Zl1n exoansie-zucht vindt slechts één htn- demaal de machtige Hudson's Bav Com pany ziln grootste concurrent Deze oezet een oost .For, Mvsterv" genaamd en door Herbert Morley beheerd waar Patterson ondanks herhaalde Doglngen. nooit m ge slaagd is yasten yoet te yerkrllgen Bruce Rochette die een dienen haat koestert te gen de Hudson's zal dan yoor Patterson trachten een handelspost te vestigen tn het veelomstreden gebied HU vertrekt met Joe Snowbird en wordt hartelijk door Mor ley en zijn echtgenoote ontvangen Bruce geeft voor belast te z!1n met het doen van waarnemingen voor een aardrijkskundig genootschap. Bruce krijgt de gelegenheid om een tocht te maken naar een afgelegen kamp en ontdekt hier het geheim van Fort Mystery. Iedereen kan, mits hy dat maar wil den tegenstander er uit houden! bekende Morley op eeriyken toon. wy hebben het altyd gedaan. Wij mannen van de oude traditie, gingen niet uit den weg voor vreemde binnenvallende vry- handelaren. Thans, met al die bedienden en boekhouders, die onze posten afreizen, gaat de maatschappij ten gronde. Alle mogelijke indivi duen zullen komen en binnen enkele jaren zal er geen sprake meer zijn van pelshandel. Wer kelijk en hy keek Bruce recht in de oogen ter wijl hij met zijn vuist op de tafel sloeg, net is gemakkelijk om den tegenstander er uit te houden, wanneer je maar recht door zee gaat. Reeds twee honderd jaren is deze post hier gevestigd. De maatschappij heeft de Indianen altijd goed behandeld, zy heeft hen yverig ge maakt, geheel overeenkomstig hun natuur ze heeft hen geholpen in slechte jaren en hen ge leid door vette jaren. De maatschappy heeft haar rechten hier verdiend; zy heeft ovet de Indianen 'n soort overwicht gekregen hetgeen den armen drommels werkeiyk ten goede komt. Een ding is echter noodig: de luitjes er onder te houden, de duimschroeven even aan te draaien wanneer ze een beetje weerbarstig blijken; daarby moet je hun altyd laten -oeien. dat je de baas bent. Dat is alles. Dót is het ook. wat ik gedaan heb. Wanneer de een of andere vryhandelaar ten tooneele verscheen, gaf ik gewoon een eenvoudig bevel, dat de lagers uit zijn omaeving moesten worden ge houden. En ze hebben me altijd gehoorzaamd. Doch wie zyn deze vrijhandelaren? Onderkrui pers! Lui die absoluut geen rechten hier hebben; kleine armzalige handelaartjes, kleine winke liertjesBah! Eén man jaagt ze allemaal op de vlucht, wanneer hij maar van zich af durft byten. Trucs en opschepperij, zooals ze dat in de Vereenigde Staten noemen, dat is hun heele prestatie. Ik ben hier alleen en bied al ge durende vijftien jaren het hoofd aan de oppo sitie, en ik bemachtig nog steeds de pelsen. Dót alléén telt: de pelsen bemachtigen. Hoe kun je nu toch pelsen bemachtigen met die onzinnige boeken? Hoe moet nu een maande- ïyksch overzicht de concurrentie uit een district houden? Terwyi hij zoo sprak geleek hy werkeiyk de sterke, krachtige manager van den welvaren den post, die geen enkelen tegenstander zou dulden, Bruce ontdekte, dat hyzelf haast ge loof hechtte aan de hoedanigheden, die hy nim. mer in Morley's persoonlykheid verscholen had gewaand. Doch de toorn van den manager scheen verdwenen te zyn en hy wachtte thans Brace's antwoord op zijn vraag. Ik had er niet het minst vermoeden van, dat u in zoo groote moeiiykheden zat, zei Brace op een toon van vriendeiyke belangstel ling. Ik ben geen boekhouder en geloof dus niet, dat u aan myn hulp veel zult hebben. Ik heb echter wel eenige ervaring als zoodanig en Ik zal het wéér maar laten schieten. Met ons beiden moeten we toch in staat zyn de rap porten op tijd de deur uit te doen gaan. Morley's gezicht straalde. Hij sprong over eind. Sakkeloot jongen! riep hy opgewonden uit. Doe dat voor mii, en ik wil alles voor u doen. Alles in dezen post staat tot uw beschik king. Alles! Alles! Morley's vreugde was allerminst geveinsd. Bruce voelde zich gerustgesteld. De vraag van Morley berustte niet op list of bedrog, evenmin als zijn waardeering over de in het uitzicht ge stelde hulp. Hy was eeriyk. Wat hy ook kon vermoeden, wót ook het geheim was van zijn macht op Fort-Mystery, Bruce kon er niet aan twijfelen, dat Morley zijn hulp verlangde en blij was dat hulp opdaagde. Plotseling stond Morley op en ging naar de trading-shop. Ik zal u maar al dadeiyk aan het werk zetten, vóór u wellicht van gedachte zoudt ver anderen, zei hy lachend, terwijl zy belden de voordeur uitgingen. Toen zij in de trading-shop kwamen, zagen zy een ouden Indiaan, die, geleund tegen de toonbank, sprak met den halfbloed. Morley stond op het punt in zyn kantoortje te gaan, dat achter In de shop was gelegen, toen de halfbloed hem aansprak. Nee-da-boy zegt. dat hy meer suiker moet hebben en thee en een wollen deken. Morley keerde zich vlug om en keek naai den ouden Indiaan. Ook Bruce nam hem nieuwsgierig op. Voor de eerste maal lag de sleutel van het geheim onder zyn bereik, en zag hy den man, wiens diensten hy zou moeten benutten om zyn eersten stap te zetten op den weg der revanche. Zeg aan Nee-da-boy, dat hij het niet krygt, antwoordde de manager. Nee-da-boy keerde zich langzaam om en keek naar Morley. Zyn blik bleef rustig, zelfs toen hij den woedenden blik van den manager ontmoette. Brutaal keek hy Morley aan. Toen zei hy op een toon, alsof Morley hem verstond, in Ojibwaasch: Ik heb het altyd gekregen, vóór ik er om vroeg. Ik zou er niet om vragen, wanneer ik niets noodig had. Die ouwe bedelaar zegt dat altyd, barstte Morley uit, toen de halfbloed Nee-da-boy's ant woord had vertaald. Zeg hem, dat hy het niet kan krijgen en mii niet opnieuw lastig moet vallen. Ik heb hem al te eten gegeven zoolang ik hier ben. Morley keerde zich om en ging zyn Kan toortje binnen. Bruce volgde, zóó langzaam echter, dat hy de vertaling van Morley's ge zegde door den halfbloed nog hoorde. De halfbloed was een goed tolk. Hij vertaalde letterlijk, zonder commentaar, nóch goed-, nóch afkeurend. Hij was als het wase een soort machine, die, voor zoover Bruce kon waarne men, letterlyk uiterlyk onbewogen bleef by de verschillende stadia van het drama, dat zich aan de andere zyde van de toonbank verder afspeelde. Toen Bruce het kantoor binnenging, verliet Nee-da-boy de trading-shop. Morley nam zyn boeken van een rek en begon Brace een en ander uit te leggen. Hy toonde hem de blanco formulieren voor de maandelyksche overzichten, alsmede hoe ze ingevuld moesten worden. Hy gaf een verklaring van de ver schillende rekeningen en toonde ook aan hoe ver hy achter stond. Hij was hiermede nog niet gereed toen de halfbloed Bruce kwam zeggen: Uw bediende Joe wenscht u te spreken. Met een ongeduldig gebaar ging Bruce naar buiten en trof Joe Snowbird bij den ingang van de trading-shop. Toen Joe Bruce zag, ging eerst genoemde naar buiten, waarmede hy te kennen gaf, dat zijn mededeelingen niet voor andere ooren bestemd waren. Wel, drommels nog toe, wat is er aan de hand? vroeg Bruce, de deur achter zich slui tend. Ik vandaag vertrekken, luidde t ant woord. Ga je weg? Naar Winnipeg? Winnipeg, antwoordde Joe op flegmatie- ken toon. Ik vandaag vertrekken. Medicynman hier al heelen tyd boos. Brace keek zyn hondendryver een oogenblik verbaasd aan. Dit was de eerste tegenslag, dien hy ondervond en zeker de meest onaangename, wijl hy de mogelykheid hiervan niet onder de oogen had gezien. Alleen gelaten te worden op Fórt-Mystery. zonder eenig middel om te ver trekken wanneer de tyd daarvoor gekomen zou zyn, was Iets ondenkbaars. En Joe's mededee- ling opende juist dit vooruitzicht voor Brace. Onzin! zei Bruce op scherpen toon. je hebt aangenomen, dat je hier bij my zoudt blilven, tenzij ik je opdracht zou geven eerder te ver trekken. Je mag niet gaan. Ik vertrek vandaag nog, klonk het laco nieke antwoord. .(Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1934 | | pagina 10